1 Colofon Hoofdredactie Gerrya Tonkes Redactie Alexandra Matz Ananda Klopstra Charissa Caron-Feiken Franka Riesmeijer Henk van Putten Kyra-Tiana Kers Melle Wedholm Willemijn Piksen Gastredactie Addy van der Woerd Anouk Helmich Eelco Glas Robbert van Veen SAM Sanne van Neijenhof Tancredi Marrone Tina Visscher Eindredactie Melle Wedholm Vormgeving Ananda Klopstra Kyra-Tiana Kers Gerrya Tonkes Jaargang 6, editie 2 Zomer 2014 Oplage: 170 Oude Boteringestraat 38 9712 GK Groningen [email protected] Dei Facto is het faculteitsblad van de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen 2 Redactioneel Het einde van dit collegejaar is alweer in zicht. Steeds meer verbaast het me, hoe snel die tijd gaat en hoeveel bezigheden ik me steeds weer op de hals haal. Gelukkig kunnen we straks genieten van de zomervakantie en we kunnen deze ingaan met weer een reeks erg interessante artikelen! De zomer begint al gauw weer en in de zomer schijnt de zon vaak ten overvloede. Al twee maanden is het voornamelijk stralend weer. Dit bracht ons tot ons nieuwe thema: Licht! De redactie heeft weer haar best gedaan om leuke artikelen te schrijven en in deze editie hebben we ook een grote gastredactie, die de verscheidenheid in artikelen ten goede komt. Deze editie heb ik naast de artikelen opgevuld met foto’s van activiteiten die we met z’n allen dit jaar hebben georganiseerd. Had je deze al gezien? Waarschijnlijk zijn jullie hier allemaal reuze benieuwd naar, maar voordat jullie verder lezen wil ik jullie eerst, namens de hele Dei Facto redactie, een hele fijne zomervakantie toewensen! Voor de zomervakantie bedenken we nog een nieuw thema, dus mocht je in de vakantie inspiratie hebben: stuur je artikel vooral naar ons op! Geniet van de zomer met deze zonnige Dei Facto! Ik zie jullie en jullie artikelen graag in september tegemoet! Inhoudsopgave Anouk Helmich Tina Visscher Eelco Glas Addy van der Woerd Sanne van Neijenhof Melle Wedholm Kyra-Tiana Kers Tancredi Marrone Franka Riesmeijer Ananda Klopstra Melle Wedholm Kyra-Tiana, Ananda, Franka en Melle SAM Robbert van Veen Henk van Putten Afscheid De economische crisis: een licht in de duisternis? De pre-existentie van de zoon van God in een ander licht Uit het weinige Een etisch dilemma Instabiele identiteit De teugels van het leven Taste of heaven Vrede zij met u De dood van de Nederlandse democratie 3-in-1 recensies Nieuw is altijd beter SAM Jaarverslag Faculteitsraad 2013-2014 Mijmeringen van een onopvallend verlichte geest 3 4 5 7 9 10 12 13 14 15 17 19 10 22 23 25 Afscheid Anouk Helmich Marieke en ik zitten voor de één-na-laatste keer naast elkaar aan tafel. Over twee weken zal mijn collega geestelijk verzorger, na vier maanden verlof, de gesprekken weer overnemen. Ik vraag Marieke hoe zij graag de volgende keer afscheid wil nemen. De anders wat stille Marieke overvalt me met haar duidelijke antwoord: ‘Dan neem jij taart mee en krijg ik een cadeautje van jou.’ Nadat ik Marieke terugbreng naar haar huis steekt ze nog één keer haar hoofd buiten haar kamerdeur en zegt: ‘Je weet nog niet welk gebak ik het lekkerst vind?’ Terwijl ik Marieke aankijk zegt ze: ‘Ik houd van appelkruimeltaart.’ Zomaar een voorbeeld van één van de gesprekken die mij steeds weer raken als beginnend geestelijk verzorger in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Marieke’s verhaal is evenals vele andere verhalen die ik dagelijks tegenkom een aaneenschakeling van gebeurtenissen die je niemand zou gunnen. Als 13 jarig meisje met een licht verstandelijke beperking werd Marieke uit huis geplaatst. Haar broer en zus wonen op dat moment al niet meer thuis. In haar jeugd is ze verschillende malen misbruikt door onbekende mannen. De uithuisplaatsing blijkt een zoektocht naar een goede plek voor Marieke en ze moet drie keer verhuizen naar een andere woonvorm. Marieke’s gedrag blijkt echter in geen enkele groep te hanteren, omdat ze zowel verbaal als fysiek zeer agressief is. Ze krijgt een tijdlang zoveel medicatie dat ze geheel onder zeil is. Langzaam wordt de medicatie afgebouwd en lukt het om Marieke weer mee te laten draaien in een dagprogramma. Het gedrag van Marieke blijft voor de groepsleiding echter moeilijk te hanteren en op 21 jarige leeftijd verhuist ze nogmaals, nu naar een woonvorm op een beschermd terrein. Twee jaar na de verhuizing overlijdt haar moeder en een jaar geleden is ook haar vader overleden. Naar aanleiding van het overlijden van haar moeder en later haar vader wordt de geestelijk verzorger ingeschakeld. Tijdens de gesprekken met Marieke krijgen haar ouders een plek bij ons in de ruimte. Het erkennen van haar verdriet om wie haar ouders waren, ondanks alle teleurstellingen en moeilijkheden die er zijn geweest, lijken Marieke te bevestigen in wie zij is. Samen ‘praten’ we op een voor Marieke fijne manier, via het beeldscherm van de computer. Zo kan Marieke even nadenken over het antwoord dat ze typt en is het gesprek wat minder direct. Op deze manier kan Marieke bijzonder goed dat wat er bij haar van binnen leeft onder woorden brengen en blijkt ze mooie gedichten te kunnen schrijven. Naast de gesprekken die Marieke en ik samen hebben is het leven van de inmiddels 26 jarige Marieke ingedeeld rondom voorspelbaarheid en het bieden van nabijheid. Elk uur van haar leven is ingedeeld in vaste activiteiten met vaste begeleiders. Haar grenzen worden non-verbaal (op papier) en fysiek (keukenkastjes op slot) aangegeven. Dit lijkt haar rust te geven. Toch zie ik haar ook genieten als ze even wat vrijheid krijgt en bijvoorbeeld bij mij één keer in de week zelf haar kopje chocolademelk uit de automaat mag halen. Waarbij ze altijd met een grote mok twee keer op de knop van het apparaat drukt. Sinds de gesprekken tussen de geestelijk verzorger en Marieke zijn gestart is er ook regelmatig contact met haar persoonlijk begeleider. Tijdens één van de gesprekken laat haar persoonlijk begeleider zich ontvallen dat Marieke over twee weken zal verhuizen. Dit omdat ze nu in een behandelwoning woont en Marieke het etiket uitbehandeld heeft gekregen. Marieke zal een week voordat ze gaat verhuizen te horen krijgen dat ze weg gaat, dit omdat het anders te onrustig voor haar is. Terwijl ik terugloop naar mijn kantoor denk ik na over wat ik net gehoord heb. Na 7 jaar ergens gewoond te hebben heeft Marieke straks maar een week de tijd om te wennen aan het idee van verhuizen en om afscheid te nemen. Over twee weken zit Marieke in een voor haar nu nog onbekende kamer op een andere plek van het terrein met andere medebewoners en allemaal andere begeleiders. Marieke heeft al zo vaak afscheid moeten nemen. Van haar ouderlijk huis, de andere groepen waar ze heeft gewoond, het contact met haar broer, haar dromen en verlangens en haar beide ouders. Ik vraag me af hoe ik me zou voelen als ik te horen zou krijgen dat ik over een week ga verhuizen. Mijn haren zouden in ieder geval van stress recht overeind gaan staan. Ik denk ook aan de uitspraak van Marieke toen we samen spraken over goed afscheid nemen: ‘Dan neem jij taart mee en krijg ik een cadeautje van jou.’ Tijdens ons laatste gesprek eten Marieke en ik appelkruimeltaart. Marieke geniet zichtbaar van dit kleine feestje. Ik geef Marieke een boekje met mooie prenten maar zonder tekst. Zo kan Marieke zelf het verhaal bedenken en kan het verhaal elke keer anders zijn. Haar talent om zichzelf uit te drukken via geschreven taal maakt dit een cadeau voor Marieke. Van Marieke krijg ik een prachtige kaars met de boodschap: ‘Nu kun je aan mij denken elke keer als je de kaars aansteekt.’ Het is mij volkomen duidelijk: Als er iemand is die weet hoe je goed afscheid moet nemen dan is het Marieke en juist om deze reden had ik haar wat meer tijd gegund om afscheid te nemen van het huis waarin ze 7 jaar gewoond heeft. 4 De economische crisis: een licht in de duisternis? Tina Visscher De economische crisis. We worden inmiddels al een aantal jaar via de media doodgegooid met allerlei negatief nieuws over onze economie. Wat zeker niet wordt overgeslagen is dat de crisis niet alleen een enorm impact op onze economie heeft, maar ook op onze levens. Dit klinkt als een cliché en deze vlieger zal niet voor iedereen opgaan, maar toch is het een belangrijk punt om bij stil te staan. Allereerst de werkloosheid. Naast dat iemand zijn of haar inkomen verliest, heeft het ook psychische gevolgen. Mensen zonder baan voelen zich nutteloos, hebben het gevoel er niet meer bij te horen en missen de sociale contacten met hun collega’s. Ook vervelen ze zich vaak, aangezien de meesten overdag aan het werk zijn. Ze reageren zich af op hun familieleden en vrienden, wat (v)echtscheidingen en vele ruzies tot gevolg kan hebben. Naast deze persoonlijke nadelen, zijn er ook maatschappelijke nadelen. Bij toenemende werkloosheid en de daling van de welvaart die het ten gevolge heeft kan er in een land maatschappelijke onrust ontstaan. Door onder andere politicoloog Marc Hooghe wordt er beweerd dat er zelfs een verband bestaat tussen een stijging van de werkloosheid en een toename van de criminaliteit in een samenleving.1 Werklozen hebben minder geld te besteden, waardoor bedrijven minder producten kunnen afzetten en dus hun productie moeten inkrimpen. Dit resulteert uiteindelijk in nog meer werkloosheid. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel van dalende bestedingen. Hierdoor kunnen mensen ook in een recessie-depressie terecht komen, aangezien ze minder geld hebben om uit te geven. Voor de economische crisis konden veel mensen geld uitgeven alsof het niks was. Men had een goede baan, maar al had je geen baan kon je alsnog makkelijk rondkomen van de sociale voorzieningen die voortkwamen uit onze verzorgingsstaat. Dit is in het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw ‘veranderd’ naar een participatiestaat, waarin de overheid probeert de organisatie van verantwoordelijkheden op sociaal gebied die veel geld kosten elders in de samenleving te leggen. Zo zijn onder andere zorg en sociale zekerheid bij de gemeenten neergelegd. Ook krijgt de overheid minder inkomsten binnen, aangezien zij minder belastingen en premies ontvangen. Dit is stagnerend, aangezien juist meer mensen gebruik moeten maken van de sociale uitkeringen en voorzieningen. Hierdoor neemt het overheidstekort toe. Ook krijgen werknemers die nog wel werk hebben geen loonsverhoging of hun loon daalt zelfs. Bij grote werkloosheid zijn hoge looneisen onmogelijk, aangezien werkgevers makkelijk aan arbeidskrachten kunnen komen. De bereidheid om de lonen te verhogen en andere arbeidsvoorwaarden te verbeteren is dan niet aanwezig. Uiteindelijk komen we in een vicieuze cirkel terecht. Daarnaast hebben we ook te maken met de stagnerende huizenmarkt. In de tijd voor de economische crisis was het vrij gemakkelijk om aan een hypotheek te komen. Ook waren de huizenprijzen rond 2008 nog fors; de gemeenten lieten de WOZ-waarde van huizen groeien, zodat zij ook meer inkomsten binnen kregen. Hierdoor stegen ook de huizenprijzen zelf. De huizenverkoop zakte eind 2008 en begin 2009 tijdens de recessie helemaal in. Eind 2009 en begin 2010 leek de huizenmarkt zich te herstellen, maar door de oplopende rente en aanscherping van de regels voor een hypotheek zakte het eind 2010 weer in. Ook begon toen de discussie over de hypotheekrenteaftrek. Toen bleek dat de aftrek gewoon bleef bestaan, trok de woning markt weer aan. Helaas was dit slechts ook van korte duur. In 2011 werd de hypotheekverstrekking weer aangescherpt door hogere inkomensnormen. De hypotheeklasten wegen zwaarder mee in het inkomen, zodat je met hetzelfde inkomen en bij gelijkblijvende rente toch minder geld kon lenen bij de bank. De strenge hypotheekeisen en de hoge rente schrikt kopers af en beperkt daarnaast nog eens hun financiële mogelijkheden. Hierdoor staan steeds meer en langer huizen te koop. Verlaging van de verkoopprijs zou een optie zijn, maar wat nou als je je huis in ‘de goede tijd’ hebt gekocht, toen de huisprijzen nog torenhoog waren of met een zware hypotheek? Dan blijf je met een restschuld zitten als de prijs teveel zakt, en dat is natuurlijk ook geen pretje. Gelukkig is er nog lichtpuntje: spaargeld. Afgelopen zomer hadden Nederlanders nog voor een recordbedrag van 330,5 miljard euro op spaarrekeningen staan. Vergelijk dit maar eens met 1993, mijn geboortejaar. Toen stond er omgerekend 96,5 miljard euro op de Nederlandse spaarboekjes. Wel is het spaargeld ongelijk verdeeld: slechts 20% van de Nederlanders bezit 80% van al het spaargeld. Veel huishoudens hebben dus weinig buffers om financiële tegenslagen op te vangen, zoals een kapotte wasmachine. Meestal worden voor het gebrek aan buffers oorzaken aangewezen als kinderen, kosten aan het huis (om het wel te kunnen verkopen) en de kosten van het levensonderhoud. Dit is ook een van de redenen waarom we minder sparen. Eind januari dit jaar meldde de NOS dat er voor het eerst in ruim 20 jaar minder wordt gespaard. Toen namen Nederlandse huishoudens al zes maanden op ruim ongeveer een miljard euro per maand op van hun spaarboekjes. Dit komt niet alleen doordat men krap bij kas zit, maar ook doordat mensen het spaargeld gebruiken om schulden af te lossen en extra aflossingen te doen bij de hypotheek. Ook durven mensen weer te beleggen, aangezien de beurzen een beter rendement geven dan de 1 Marc Hooghe, Bram Vanhoutte, Wim Hardyns en Tuba Bircan, ‘Unemployment, Inequality, Poverty and Crime: Spatial Distribution Patterns of Criminal Acts in Belgium, 2001-06’, The British Journal of Criminology 51 (2011) 1-20. 5 lage rente van rond de 1% die banken geven op spaargeld. En last, but not least: de werkloosheid. Er wordt ingeteerd op het spaargeld door mensen die kampen met een inkomensverlies omdat ze werkloos zijn geworden of in de bijstand terecht zijn gekomen. Achterblijvende consumentenbestedingen zijn niet alleen het probleem van het geld niet durven uitgeven, maar ook niet kunnen uitgeven. Het afnemen van het spaargeld kan goed en slecht nieuws betekenen. Goed, omdat het een teken is dat mensen meer vertrouwen krijgen in de economie. Tijdens de crisis durfden mensen niet veel meer uit te geven en nam het spaargeld flink toe. Echter, zoals hierboven al besproken is, is het ook een slecht teken, aangezien werklozen hun spaargeld moeten aanspreken om rond te kunnen komen. Prinsjesdag 2013 had een goed bericht voor de huizenmarkt. Normaal gesproken mag een ouder een kind zo’n 50.000 euro belastingvrij schenken voor financiering van een studie of woning. Vanaf oktober 2013 is de vrijstelling van de schenkbelasting voor een eigen woning tijdelijk verruimd. De eenmalig verhoogde vrijstelling is verhoogd naar 100.000 euro om zo de huizenmarkt op gang te krijgen. Ook hoeft het niet langer te gaan om een schenking van een ouder aan een kind. Deze verhoogde schenkingsvrijstelling was begin dit jaar al een groot succes. In april hadden zo’n 34.000 Nederlanders van deze tijdelijke maatregel gebruik gemaakt, terwijl de Belastingdienst had gerekend op zo’n 20.000 mensen tot eind dit jaar. Hoeveel er precies belastingvrij is geschonken, is nog niet bekend. Ik ben in ieder geval blij dat mijn ouders hun huis binnen afzienbare tijd (7 maanden) hebben kunnen verkopen. De nodige stress-momenten zijn nu gelukkig weg en mijn moeder en ik kunnen nu weer met een schone lei beginnen. Nu alleen nog een nieuw huisje zoeken! 6 De pre-existentie van de zoon van God in een ander licht Eelco Glas Introductie De betekenis van de term “zoon van God” staat sinds jaar en dag vast in de christelijke theologie. Allen denken wij, en met “wij” wordt in dit geval christenen in de breedste zin van het woord bedoeld, te weten wat deze term betekent: de zoon van God is “de eniggeboren zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God.” Met dit credo werd op het concilie van Nicea (325 n.C.) een lang christologisch debat afgesloten, de goddelijke status van Jezus Christus stond vanaf dit moment niet langer ter discussie. God is als mens op deze aarde gekomen. De zoon van God bestond al voor zijn menswording. Met name het Evangelie van Johannes is doorslaggevend geweest in het vaststellen van dit leerstuk: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat (Joh 1:1-3; NBV).” Met deze woorden is de pre-existentie van Jezus Christus, de zoon van God uitgesproken. Zijn bestaan gaat aan alle tijden vooraf, en vindt zijn grond in de diepten van Gods wezen. Hoewel de precieze nadruk en betekenis van dit leerstuk in verschillende kerken op verschillende manieren wordt uitgelegd, zijn christenen het min of meer eens over dat Jezus inderdaad goddelijk is, en door die goddelijke aard begint en eindigt zijn existentie niet in het menselijke bestaan van Jezus. Waar we in dit artikel naar zullen kijken is de pre-existentie van de zoon van God, niet in de transcendente zin waar christenen over spreken, maar op immanente wijze, zoals de term voor het menselijke bestaan van Jezus is gebruikt. Welk licht werpen teksten waarvan we zeker weten dat deze ouder zijn dan het Nieuwe Testament en de vroege kerkvaders op de term “zoon van God”? Wat zeggen voorchristelijke teksten over de zoon van God? Hierbij zal slechts één van de vele mogelijke invalshoeken worden uitgelicht, die van de koning als zoon van God. Ik zal kijken hoe deze traditie uiteindelijk is toegeëigend door het Evangelie van Lukas. De koning als zoon van God in de het Oude Israël en omliggende culturen We zullen beginnen in de Umwelt van het Oude Israël. In het Oude Nabije Oosten, de culturele context waarin het Oude Israël ontstond, zien we het idee van “goddelijke” mensen onder andere terugkeren in de ideeën die men had over koningschap. Met name in het Oude Egypte (rond 2000-1500 v.C.) zien we sterke affirmaties aangaande de goddelijkheid van de koning. Onder de vele titels die de farao droeg, waren “zoon van Re” en “Horus” niet ongebruikelijk. De claim dat de farao de zoon van god was, werd zonder twijfel serieus genomen in het Oude Egypte. Dat betekent overigens niet per se dat de farao een goddelijke incarnatie, en daarmee zelf één van de goden was. Uit verschillende teksten kunnen we opmaken dat de farao afhankelijk was van zijn goddelijke vader: zonder de macht van de Egyptische godheid was de farao machteloos. De farao was in die zin “maar” de zoon van God. Zijn macht en majesteit was niet iets dat van hemzelf afkomstig was, maar van zijn vader. De farao in Egypte was in die zin superieur ten opzichte van normale stervelingen, maar inferieur ten opzichte van de goden. We vinden soortgelijke tradities in mindere mate in het Oude Mesopotamië. In Sumer (rond 3000 v.C.) zien we dat de koning Naram-Sin werd vereerd als een godheid van Akkad. Hoewel het koningschap in Sumer een uitzondering was in het Oude Mesopotamië, zien we dat dit ideaal herleefde in de Midden- (rond 1200 v.C.) en Neo-Assyrische periode (rond 900-609 v.C.). Zo wordt de laatste grote koning van Assyrië, Assurbanipal, omschreven als door Ishtar (equivalent van de Bijbelse Astarte) gebaard, en opgevoed door andere goden zoals een baby. Ook deze claim wordt door de meeste wetenschappers als retorisch en mythologisch opgevat, en wijst bijgevolg eerder op de status van de Assyrische koning onder de mensen dan op een directe goddelijke oorsprong. In tijden van voorspoed, waarbij in het geval van de Neo-Assyriërs militair succes een belangrijke graadmeter was, waren het de goden die verantwoordelijk waren voor het succes van de koning, en zo kon de Neo-Assyrische koning als kind van de goden worden opgevat. We kunnen in ieder geval niet spreken van een directe deïficatie van de koningsfiguur. Ook in de Hebreeuwse Bijbel vinden we een aantal verwijzingen waarin duidelijk wordt dat de koning in zekere zin als “zoon van God” werd beschouwd. Met name in Psalm 2, een Psalm die door verschillende commentatoren in de hoogtijdagen van de Davidische monarchie wordt geplaatst, worden (al dan niet directe) Egyptische en Assyrische invloeden in de Hebreeuwse Bijbel zichtbaar. In deze Psalm wordt koning David (?) aangesproken door JHWH als “mijn zoon” (Ps 2:7), al de koningen en leiders van de aarde behoren hun eer te bewijzen aan de zoon van JHWH. Zoals ook in de Egyptische literatuur, maar minder nadrukkelijk, zien we dat de Davidische koning in mythologische, metaforische en symbolische termen zoon van God wordt genoemd, “Ik heb je vandaag verwekt” (Ps 2:7). Wel wordt de koning op een voetstuk gezet zoals we dat vandaag de dag niet vaak meer zien. Vanaf de 7e eeuw v.C. zien we dat deze traditie met name door de inbreng van de zogenoemde deuteronomistische literatuur veranderde. In 2 Samuël 7 zien we bijvoorbeeld dat de koning nog steeds als zoon van God werd beschouwd: “Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon” (2 Sam 7:14). Tegelijkertijd werd de koning tot subject van de wet gemaakt, de koning kon worden gestraft voor begane misdaden: “als hij zondigt, zal ik hem kastijden met stok- en 7 zweepslagen, zoals een vader doet” (2 Sam 7:14). Een dergelijke visie op het koningschap zien we terugkeren ten tijde van de Babylonische ballingschap (586-538 v.C.), zelfs tot in de Perzische tijd (538-late 4e eeuw v.C.). Pas in de Hellenistische periode (vanaf late 4e eeuw v.C.) zien we dat dit patroon wordt doorbroken. De zoon van God in het “hellenistische” Jodendom De Hellenistische tijd bracht een nieuwe cultuur in het Oude Nabije Oosten, en ook in het Vroege Jodendom was deze nieuwe cultuur nadrukkelijk aanwezig. In de hellenistische wereld was zowel onder Alexander de Grote als onder zijn opvolgers het idee van een “goddelijke” koning onmiskenbaar aanwezig. Alexander werd “zoon van Zeus” genoemd, en het eerbetoon dat hij van zijn onderdanen eiste, was zelfs voor de Grieken stuitend, hoewel die niet onbekend waren met het idee van een “goddelijke” koning. De Ptolemeïsche koningen claimden in navolging van Alexander de Grote dat zij “zonen van de zon” en/of “zonen van Amon-Re” waren. Sommige koningen namen het Griekse woord voor God, theos, op in hun titulatuur. Zo probeerden de Ptolemeeërs de oude Egyptische gebruiken te synthetiseren met de eigen Griekse gebruiken. De Seleuciden gingen misschien nog wel verder in hun claims. Belangrijk bewijsmateriaal hiervoor vinden we in de munten die door Antiochus IV Epiphanes (bijnaam Epimanes, de gek) werden geslagen. Antiochus IV voegde aan het volgens het gebruik op de munten staande “Antiochou Basileos” (koning Antiochus) “Theou Epiphanous” (verschenen god) toe. Evenzo vinden we in de daaropvolgende Romeinse periode dat keizer Augustus al vroeg in zijn heerschappij divi filius, “zoon van God”, werd genoemd. Het lijdt geen twijfel dat de Joden uit die tijd bekend waren met deze cultus rondom koningsfiguren, en met name onder het bewind van Antiochus IV werden de Joden direct met deze cultus geconfronteerd, toen Antiochus IV de tempel in Jeruzalem ontwijdde. Het is niet verrassend dat deze cultus problematisch was voor sommige Joodse groepen, en een reactie kon dan ook moeilijk uitblijven. Deze reactie volgde in de vorm van de Makkabeese opstand (167-164 v.C.) die indirect leidde tot een opleving van verschillende concurrerende messiaanse ideeën in het Vroege Jodendom. Oorspronkelijk verwees de Hebreeuwse term “mashiach” naar een gezalfde figuur, in de meeste gevallen een priester of een koning. Ondanks de nauwe betekenis van dit woord, hebben onderzoekers zich deze term toegeëigend om een breder verschijnsel te kunnen definiëren. Het Joodse messianisme dat in de hellenistische tijd ontstond, bouwde ten dele voort op oudere tradities in de Hebreeuwse Bijbel, waarvan we een aantal hebben besproken in de vorige paragraaf, maar gaf een nieuwe invulling aan deze oudere tradities. In één zin zouden we deze ideeën kunnen omschrijven als de verwachting van een heldenfiguur die in de al dan niet nabije toekomst een glorieus rijk zal stichten. In de teksten wordt dit uiteindelijke reddende handelen van de messiasfiguur meestal voorafgegaan door een tijd van grote verdrukking voor de volgelingen van God. Een tekst die ons in dit kader kan verlichten, is de Aramese Apocalyps uit Qumran (4Q246), één van de vele fragmenten van de Dode Zeerollen, een tekst die zijn oorsprong kent in de 1e eeuw voor Christus. Wat deze tekst zo intrigerend maakt, is het feit dat de titels die in de Aramese Apocalyps aan de messiasfiguur worden toegeschreven identiek zijn aan een aantal van de titels die aan Jezus worden toegekend in Luk 1:32-35. In deze tekst wordt gesproken van een figuur die “ als zoon van God zal worden begroet”, ja zelfs “zoon van de Allerhoogste” zal worden genoemd (verg. Luk 1:32, 35). Hij zal bovendien als koning regeren over de hele aarde, koning zijn voor eeuwig (verg. Luk 1:33). Volgens sommigen gaat het hier om een hemelse figuur, een middelaar die direct door God is gestuurd, en anderen argumenteren dat de omschreven figuur een slechte historische koning was. Het woordgebruik lijkt zich desalniettemin te willen funderen in de traditie van het Davidische koningschap, een opvolger van koning David. De messias wordt dan de zoon van God zoals we die zagen in Psalm 2 en 2 Samuël 7, die in een eschatologische context als een messiasfiguur optreedt. Vanuit het licht van deze teksten wordt duidelijk dat wanneer deze koning “zoon van God” werd genoemd, dit vooral betrekking had op het feit dat hij geen normale sterveling--- was in de zin dat de koning op een speciale manier in relatie stond met het God of het goddelijke. De conclusie dat het Evangelie van Lukas, direct of indirect, afhankelijk was van deze pas ontdekte tekst uit Qumran is moeilijk te vermijden. Het is bijgevolg waarschijnlijk dat het publiek van de evangelist een bepaalde koninklijke messiaanse figuur in gedachten had wanneer de evangelist sprak over Jezus als de zoon van God. Wanneer we de term “zoon van God” bestuderen vanuit zijn culturele context, kunnen we niet zonder meer stellen dat de evangelist wanneer hij Jezus “zoon van God” noemde, onbeschroomd de goddelijke ontologische status van Jezus claimde. Dat dit de onderliggende agenda was van de evangelist is absoluut niet uit te uit te sluiten. Toch moeten we oppassen dat we onze ideeën over wie en wat de zoon van God is niet projecteren op de 1e eeuw na Christus. Dat Jezus in de eeuwen daarna in de christelijke theologie tot zoon van God is geworden, staat niet ter discussie, maar de verschillende en heftige debatten rondom de ontologische status van Jezus laten zien dat niet iedereen het eens was over deze goddelijke status van Jezus. Conclusie In het licht van bovenstaande teksten kunnen we met vele onderzoekers concluderen dat het toeschrijven van de titel “zoon van God” aan Jezus niet uitsluitend in het Nieuwe Testament en in de latere christelijke traditie voorkomt, en bovendien niet noodzakelijk op de goddelijke oorsprong van Jezus hoeft te wijzen. De zoon van God bestond al voor de geboorte van Jezus, en daarmee is deze term in ieder geval pre-existent aan het menselijk bestaan van Jezus. In de ideologie rondom het koningschap in het Oude Nabije Oosten zien we dat deze frase al in de vroegste beschavingen actief werd gebruikt. Dat een koning of een wijze “zoon van God” werd genoemd, wees in de meeste gevallen veel meer op enerzijds een innige relatie met God of de goden, en diende anderzijds ter onderscheid van de “normale” stervelingen. Het is evident dat de evangelist de bestaande tradities niet één op één overnam, maar dat deze een oudere traditie in een nieuw daglicht stelde door deze toe te passen op Jezus’ 8 persoon. Toch moeten we de historische pre-existentie van de term “zoon van God” niet uit het oog verliezen. Want hoewel de geschiedenis an sich niet meer te achterhalen is voor de lezer van vandaag, is het de taak van de historicus om de historische context waarin een bepaald fenomeen plaatsvond, zo goed en zo kwaad als dat kan te reconstrueren. Leessuggesties Collins, John J., The Scepter and the Star: Messianism in Light of the Dead Sea Scrolls (Grand Rapids, Mich.: Eerdmans, 22010). Dunn, James D. G., Christology in the Making: An Inquiry into the Origins of the Doctrine of the Incarnation (London: SCM, 1980), 12‒64. Hengel, Martin, Der Sohn Gottes: Die Entstehung der Christologie und die jüdisch-hellenistische Religionsgeschichte (Tübingen: Mohr Siebeck, 21977). (ook in Engelse vertaling beschikbaar) Vermes, Geza, Jesus the Jew: A Historian’s Reading of the Gospels (London: Collins, 1973). Yarbro Collins, Adela, en Collins, John J., King and Messiah as Son of God: Divine, Human, and Angelic Messianic Figures in Biblical and Related Literature (Grand Rapids, Mich.: Eerdmans, 2008). Uit het weinige Addy van der Woerd De oude vrouw keek vanachter haar krant met een vermoeid gezicht mijn kant op. Hoewel ze, over haar bril heenkijkend, haar onwetendheid uitte door haar schouders op te halen, moest ze er toch meer vanaf weten dan haar reactie deed vermoeden. Haar krant kraakte namelijk niet gewoonlijk, toen ze haar gezicht aan mij blootstelde door de krant die ze in haar handen had in één beweging naar beneden te trekken. Toch kon ik daar niet direct iets concreets uit afleiden. Met haar bril was wat vreemds aan de hand. Het was een wat ouder uitziend, goudkleurig, rond model. Pas later merkte ik op dat het om een glazenloos montuur ging. Ik fronste mijn wenkbrauwen en vroeg haar wat ze aan het lezen was. Toen ze de krant open op de tafel voor zich had gelegd, wees ze met haar pink een artikeltje aan. Vanaf mijn positie kon ik nauwelijks de titel lezen, iets met een K en een r. Ik vroeg haar waarom ze een glazenloos montuur op haar neus had. Er verscheen een glimlach op haar gezicht, en ze antwoordde: ‘Dat houdt me scherp.’ Ze tilde vervolgens haar dampende kopje thee van het schoteltje, en terwijl ze gulzig een slok nam, bleef ze mij indringend aankijken. Omdat ik mij er ongemakkelijk bij voelde, richtte ik mijn ogen op, en begon door het venster naar buiten te staren. Wat moest ik daar nu mee? ‘Dat houdt me scherp.’ De theorie die mij te binnen schoot gaf voldoende vertrouwen om mijn aandacht weer op haar te richten. Ik bedacht dat ze decennialang elke dag een bril had gedragen, maar dat ze bij het beschadigd raken van een van de glazen, besloten had om een opticien te raadplegen. Deze had haar aangeraden om op lenzen over te stappen. Maar omdat ze al die jaren alleen bij het slapengaan haar bril had afgezet, heeft ze de ervaring van brilloosheid ontwikkeld tot een associatie met de nachtelijke uurtjes rust. Vandaar dat ze naar een oplossing moest zoeken toen ze brilloosheid ook op de actieve dagdelen ging ervaren. De associatie met de nachtrust had ze namelijk niet achter zich gelaten. Daarop bedacht ze haar man te vragen om de beschadigde glazen uit haar bril te verwijderen. Zo kon ze, terwijl ze lenzen inhad, haar bril opzetten zonder dat ze hinder ondervond van krassen of barsten. Ik herpakte mijn aandacht en ik wendde mijn blik naar de vrouw. Ze leek ervan te schrikken en vervolgde haar leesgrage houding. Ze pakte de krant op en had met twee keer schudden haar krant weer in de gewenste houding. Ik besloot aan haar tafel te blijven staan. Met een ondefinieerbare expressie nam ik waar hoe de vrouw opzoek ging naar het artikel dat ze me enkele momenten geleden had aangewezen. Ze leek het artikel duidelijk niet terug te kunnen vinden. Ik boog mij ongegeneerd over de rand van de krant om mee te kunnen helpen met zoeken. De weinige informatie die ik van het artikel had, was voldoende om het op te sporen. Toen ik mij echter gereed had gemaakt om het artikel aan te wijzen, richtte de vrouw haar hoofd op en ging actief opzoek naar een ober. Ze keek ongeduldig langs mij heen terwijl ze haar nek lang maakte en haar kin optrok. Hoewel het redelijk druk was, wist ze binnen afzienbare tijd de aandacht van een kelner te trekken. Nadat ze blijkbaar gerust was gesteld, trok ze zich wederom achter haar krant terug. Haar oog viel meteen op een interessant artikel. Ze begon rustig te lezen. Nog geen anderhalve minuut later hoorde ik een ober aan komen lopen, zo klinken obers nu eenmaal. ‘Wat mag het wezen, mevrouw?’ vroeg de in zwart en wit geklede jongeman. Terwijl ze de stoel tegenover zich met haar voeten naar achter duwde, antwoordde de vrouw: ‘Twee maal Irish Coffee alstublieft.’ 9 Een ethisch dilemma Over weldoen en het opblazen van dikke mensen Sanne van Neijenhof Dilemma Tijdens de colleges Professionele Ethiek van het pre-masterprogramma Geestelijke Verzorging komen allerlei ethische vraagstukken voorbij. Zo discussieerden we over de professionele verantwoordelijkheden van ex-neuroloog Ernst Jansen Steur en het handelen van huisarts Tromp uit Tuitjenhorn omtrent zijn omstreden euthanasietoediening bij een terminale patiënt. Ook spraken we over het gebruiken van vormen van dwang in de zorg en kwam de vraag aan de orde of reanimeren altijd gelijk staat aan weldoen, omdat er regelmatig blijvende schade wordt aangericht. Stuk voor stuk boeiende en maatschappelijk relevante onderwerpen, waarover het laatste woord nog lang niet gesproken zal zijn. In dit artikel wil ik jullie echter een totaal ander ethisch dilemma voorschotelen, maar niet voordat we kort hebben stilgestaan bij het principe weldoen en de Doctrine of Double Effect. Weldoen en niet-schaden lijken op het eerste gezicht twee kanten van dezelfde medaille. Enerzijds gaat het om het vermeerderen van welzijn en anderzijds om het niet verminderen van datzelfde welzijn. Toch heeft niet-schaden meestal meer gewicht; het is het belangrijkst dat je zelf geen schade aan een ander toebrengt en hen niet in een risicovolle situatie brengt door roekeloosheid of nalatigheid. Als je daarnaast dan ook nog een weldoener bent, is dat mooi meegenomen en goed voor je karma – mocht je daarin geloven. Kortom, je zou weldoen en niet-schaden kunnen zien als de boven- en ondergrens van moreel juist menselijk gedrag. Toch blijkt bovenstaande in de praktijk niet altijd voldoende handvatten te bieden. Het kan immers gebeuren dat weldoen tegelijkertijd ook ongewenste of zelfs schadelijke effecten met zich meebrengt. Mocht je in zo’n situatie terechtkomen dan kan de Doctrine of Double Effect wellicht uitkomst bieden. Dit principe is namelijk bedacht om in dergelijke gevallen een ethische afweging te maken. De handeling moet aan vier voorwaarden voldoen, wil deze ethisch verdedigbaar zijn: 1. Het beoogde effect mag niet moreel onjuist zijn. 2. Je beoogt alleen het goede effect. 3. De goede gevolgen moeten gelijk of groter zijn dan de slechte gevolgen. 4. Het slechte gevolg mag geen middel zijn om het goede gevolg te bereiken, maar alleen een neveneffect. (anders zou de persoon toch het slechte beogen) Met name door de laatste voorwaarde geeft deze doctrine niet altijd een bevredigend antwoord – als je de doctrine loslaat op grotendeels geaccepteerde handelingen als euthanasie of abortus kom je al snel in de knoei - en er klinken daarom ook kritische tegengeluiden. Maar laten we wel wezen, als het ethisch juiste altijd bevredigend zou zijn, is er ook geen sprake van een echt dilemma. In de situatie die hieronder beschreven wordt, is dat overduidelijk wel het geval. Zes vrienden zijn afgedaald in een grot. Op het moment om naar huis te gaan, gaat een dikke gast als eerste door het gat naar buiten, maar ongelukkigerwijs blijft hij vast zitten. Er wordt geprobeerd hem te bevrijden, maar dat lukt niet. Ondertussen begint de waterspiegel in de grot te stijgen, en duurt het nog maar even voordat de grot onder water staat. Een van de vrienden heeft een staaf dynamiet bij zich. “We kunnen enkel met zijn vijven overleven, als we deze dikzak opblazen en voor onszelf een weg naar buiten creëren. Doen we niets, dan sterven we en zal onze dikke vriend straks worden bevrijd door de reddingsbrigade.” De grote vraag hierbij is natuurlijk of het opblazen van de dikke man ethisch te verdedigen valt. Velen zijn in eerste instantie geneigd te zeggen dat het overleven van de overige vijf opweegt tegen het sterven van de dikke man. Als je er iets langer over nadenkt, blijkt de kwestie toch een stuk ingewikkelder. Hoe zit het eigenlijk met weldoen versus niet-schaden en de Doctrine of Double Effect? De dikke man sterft immers niet uit zichzelf, daarvoor zal een van de anderen een moord moeten plegen en hem dus schaden. Degene die het dynamiet bovendien aansteekt, beoogt daarmee de dikke man te doden en het is dus een middel om de rest te redden. De Doctrine of Double Effect vindt het opblazen van de dikke man dus niet ethisch verdedigbaar. In de meest gunstige situatie ziet de dikke man zelf in dat het de beste optie is als hij sterft en afhankelijk van hoe hij precies vastzit is hij dan misschien zelfs in staat om zichzelf op te blazen, zodat er van moord geen sprake meer is. Maar stel nu, dat besloten wordt zo lang mogelijk te wachten met het opblazen van de dikke man en dat dan blijkt dat de reddingsbrigade op tijd is om de hele groep te redden of dat de grot slechts voor de helft onder water komt te staan en van verdrinking geen sprake is. 10 Ben jij van mening dat de groep het risico moet nemen zo lang mogelijk te wachten? Mag de dikke vriend, al dan niet met zijn toestemming, überhaupt worden opgeblazen? En ten slotte, zou jij zelf in staat zijn de staaf dynamiet aan te steken? 11 Instabiele identiteit Voor Noortje Melle Wedholm Hoewel postmoderne filosofieën de afgelopen jaren een niet te onderschatten stempel op de westerse cultuur hebben gedrukt, zijn ze van het begin af aan omstreden geweest. Tegenstanders verwijten postmodernisten een gebrek aan betekenis, moraal en overtuiging verweten. Het postmoderne relativisme in het bijzonder wordt als misplaatste holle nieuwlichterij beschouwd. Deze karakterisering lijkt me problematisch. Ten eerste betoog ik dat postmoderne concepten juist veel betekenis kunnen hebben binnen individuele levens. Ten tweede denk ik dat het mogelijk is om veel van die concepten in een langere traditie te plaatsen. Om deze punten te illustreren, wil ik in dit artikel het concept van ‘instabiele identiteit’ verkennen. Hoewel de instabiliteit van identiteit geen standaardterm is in de postmodern menswetenschappen, wordt het concept daar wel veelvuldig gebruikt en mag als gemeenplaats gelden. Zoals passend is voor een dergelijk concept, wordt het afhankelijk van de academisch gebruiker anders begrepen en toegepast. Antropologen hebben bijvoorbeeld laten zien hoe verschillende identiteiten op de voorgrond kunnen worden geplaatst om verschillende sociale situaties beheersbaar te maken. Geestelijk verzorgers werken met verschillende subjectposities, die het individu helpen betekenis aan haar of zijn situatie te geven. Binnen genderstudies ten slotte betogen verschillende onderzoekers dat gender wordt uitgevoerd, in plaats van een vastliggend concept te zijn. Deze korte opsomming van voorbeelden laat zien dat het concept van instabiele identiteit op vele manieren kan worden vorm gegeven. Toch zijn er ook veel overeenkomsten. In alle gevallen gaat het om een destabilisering of problematisering van identiteit, die juist voor mogelijkheden zorgt en individuen steun biedt. De instabiliteit van identiteit als bron van positieve kracht is geen (post)moderne uitvinding. Veel religieuze tradities dichten een bijzondere status toe aan datgene wat ambigu of onbepaald is. Zelfs de identiteit van het Goddelijke wordt vaak in mysteriën gehuld. In de synoptische evangeliën vraagt Christus zijn leerlingen wie ze denken dat Hij is (Marcus 8:27-30, Lucas 9:18-21, Mattheüs 18:13-20). Bij Marcus en Lucas blijft een definitief antwoord daarop uit. Daarna verbiedt Christus Zijn leerlingen om niet te vertellen wie Hij is. Deze waarschuwing wordt vaak herhaald nadat Christus wonderen verricht. Ook in de Hebreeuwse Bijbel wordt God herhaaldelijk onkenbaar gehouden. Na herhaaldelijk verzoeken mag Mozes de achterkant van JHWH zien, maar Zijn gezicht blijft een geheim (Exodus 33:18-23). Elia krijgt een vergelijkbare gunst. JHWH toont hem wonderen van de natuur, maar verschijnt uiteindelijk in een zachte bries aan hem (1 Koningen 19:9-12). De implicatie is duidelijk: God is niet te vinden door grote gebaren of verkondiging, maar juist in het kleine of onvoltooide. Ook nu nog wordt in het Jodendom de Godsnaam traditioneel niet uitgesproken uit ontzag voor het mysterie. De kracht die uitgaat van een instabiele identiteit beperkt zich echter niet tot God alleen, maar strekt zich ook uit tot Zijn volgelingen. In een beroemde citaat uit de Galatenbrief leert Paulus ons dat er onder de gedoopte gelovigen geen mannen, geen vrouwen, geen slaven, geen vrijen, geen Grieken en geen Joden meer bestaan (Gal3:25-28). Het thema van instabiele identiteit is bovendien niet beperkt tot de Abrahamitische religies. Het Boeddhisme kent de term Anatta, die afwijkt van een eenvoudig concept van identiteit. Anatta betekent niet dat individuen een identiteit hebben, maar tegelijkertijd ook niet dat individuen geen identiteit hebben. Belangrijker is om in te zien dat de zoektocht naar en het vasthouden van een identiteit een nutteloze taak is. Die is in elk geval niet te vinden in een essentie van een persoon of de dingen die degene doet of waarneemt. Religies hebben dus een lange traditie van instabiele identiteiten, en achten die hoog. Als we terug keren naar onze tijd, zien we dat we instabiele identiteiten ook nu nog hoog achten. Popsterren met onbepaalde identiteiten worden geprezen als culturele kameleons en behoren tot de top in de wereld van de 12 popmuziek. David Bowie, Michael Jackson, Lady Gaga en Madonna spelen allemaal met verschillende identiteiten en hanteren die als deel van hun performance. Opvallend genoeg gebruiken die laatste twee ook veel religieuze symboliek, en boren zo een aloude bron van beeldtaal aan. Het meest recente voorbeeld is waarschijnlijk Conchita Wurst, die dit jaar het Eurovisie Songfestival won. Ze(?) heeft zich steeds verzet tegen het vastleggen van haar genderidentiteit. Talloze Europeanen werden geïnspireerd door ‘de vrouw met de baard’. Een instabiele identiteit is dus niet alleen iets wat veel betekenis kan hebben, maar ook deel uit maakt van een lange traditie. De teugels van het leven Kyra-Tiana Kers Kleine zonnestralen verlichten mijn leven En elke komt voor iets unieks te staan Allen zijn uit de zon verschenen Lijken door mij heen te gaan Daarom staat de laatste straal voor het heden Voor alles wat vandaag de dag speelt Elk moment is aan te kleden Met de stralen van de zon die je zelf verdeelt Een ervan staat voor het verleden Voor alle momenten die komen en gaan Voor alle tijden tot het heden Voor elke lach en elke traan Een andere straal staat voor de morgen De dag die nooit echt komen zal Een lichtstraal met dromen en zorgen Maar waaraan men heel veel twisten zal Een derde straal staat voor het einde Hetgene waar ieder een idee over heeft Maar deze gedachtes lijken we te mijden Een angstmoment heb ik al eens beleefd Tijden brengen zoveel met zich mee Liefde, hoop, angst en verlangen Dromen, krachten en een nieuw idee Wellicht pas als we de stralen opvangen Er is zoveel warmte die de zon laat stralen Van veel duisternis maakt zij licht Maar van welke stralen je iets gaat maken Die keuze is helemaal op jou gericht Het is moeilijk om de juiste vast te houden Om de beste opties in te zien Om genoeg op jezelf te vertrouwen Je keuzes af en toe eens te herzien Af en toe is het licht te verwarren Voor iets wat donkerder en zwaarder is Enkel en alleen de knoop ontwarren Is op zichzelf al een gebeurtenis 13 Taste of heaven Tancredi Marrone “And when the dew that lay was gone up, behold, upon the face of the wilderness there lay a small round thing, as small as the hoar frost on the ground. And when the children of Israel saw it, they said one to another, It is manna: for they wist not what it was. And Moses said unto them, This is the bread which the Lord hath given you to eat. This is the thing which the Lord hath commanded, Gather of it every man according to his eating.” Exodus 16:14-16 and so they did. But unlike what one would expect, this also happens in Sicily. But before I get taken away and stoned outside the city by you theologians, let me make things a bit clearer. In Italian there is an expression that goes like this: “aspettare la manna dal cielo” which means being passive towards a negative situation. Luckily for us Manna grows on trees, unlike money. The product comes from the Fraxinus plant and as one would expect it tastes sweet, like honey or maple syrup. Of the 70 species of Fraxinus catalogued today, only 3 are present in Italy and are potential manna producers. Supposedly it was imported into Sicily (which since the second half of the eighteenth century has been the major producer) by the Arabs during the Islamic invasions of the ninth-eleventh centuries A.D. and has now become an exclusively local product. What is called “manna” is the sap of the plant extracted from the bark of the tree. An incision is made on the bark with a sickle knife called a manaruolo. The small incisions shed a juice of a waxy coloured and bitter flavoured liquid known as lagrima (tear). When it comes into contact with the air it whitens and takes on its typical sweet flavour. Further on in the process, these tears turn into long stalactites otherwise called cannoli. The collection of the sap is done every week with traditional tools called l’archetto, la rasula and la scatola. Dry weather and heat are essential for the formation of manna. If the temperature is high with low humidity and the plant curves over, the best manna comes out, forming the prized stalactites. The process is very delicate as rain and fog can ruin an entire year’s work in just a few hours. The production of the sap is dependent on the level of hydraulic stress that the plant undergoes. For this reason one of the first procedures is the removal of earth around the biggest roots of the plant. This is called scalzatura (it roughly means taking footwear off). The frassiniscoltore, will initially make sure that the land is sufficiently dry around the roots and that it can break away with ease. To see if the plant is cunchiutu (compiuto or “it is ready”) he will check if the colour of the leaves is a green that borders on yellow. When this occurs, the first incision, (ntacche) is made at the base of the plant around 5 to 10 cm from the ground and a new one is made 2-3 cm above the first every morning. To cover the whole plant it takes from June to September if the conditions allow it. This process continues until the leaves aggiarnianu (turn completely yellow). The quality of manna is classified depending on the way it is collected. Cannolo is the most prestigious and as I mentioned before it takes the shape of a stalactite formed by the dripping of the sap from the bark. It is collected with the archettu. This is a tense metal wire held by a wooden arch, a rudimentary form of the saw. Because of its quality, a technique was developed to increase its production. This involves the use of a small steel plate fixed underneath the incision with a nylon thread tied and hanging from it. The lagrima dripping down the thread allows for the formation of long stalactites which can be collected every two days rather that every week. Secondly, comes the rottame (wreck) and is collected using the rasula, a spatula-looking tool, by scraping the sap off the bark. The final one is the manna in sorte collected in the cladodes of the prickly pears at the base of the tree when the air is too damp and the sap doesn’t dry on the tree. If lots of liquid comes out it is said that the plant is ‘n currenza (runny), which occurs when there is humidity in the air. After being collected, manna is laid out to dry in a process that is called stinnitura. (stenditura or if you prefer “hanging out”, just like your washing). During the first 24 to 36 hours manna is left in the shade, allowing for the removal of impurities. After this process, the stalactites are left in the sun for a week on special planks called stinnituri. In the final stage, after careful selection, the product is placed in wooden boxes and left in a dry place. Manna is said to have many positive properties; some more folkloric than others. It works as a laxative which supposedly has no side effects. Children, seniors and the convalescent take it with milk. It also purifies the intestines from toxins caused by bad nutrition. It is a natural sweetener with a very low percentage of fructose or glucose which is useful for diabetics so long as one’s consumption does not exceed 10g. It also has beneficial effects for the breathing system and helps with coughs. In the more legendary perspective it is said to cure all allergies. As such, Manna continues to fascinate even the modern imagination. 14 Vrede zij met u Franka Riesmeijer Ik ga even een poging doen om de missverkiezing te winnen. Wat wil ik liever dan wat dan ook in de wereld? Vrede, natuurlijk. Vrede voor de arme ontvoerde meisjes in Nigeria, de mensen die wonen in Palastina en Israël en hun buren niet vertrouwen, de mensen in Oekraïne die allemaal heus een betere wereld willen, de mensen in Colombia die te maken hebben met drugssmokkel en een regering die daar weinig interesse in heeft, nouja, alle mensen op deze hele wereld. Mooi ideaal natuurlijk. Maar wat is vrede en hoe is dat te bereiken? Daarvoor wil ik even met jullie kijken naar het werk van Fernando Enns, hoogleraar met de leerstoel Doopsgezinde Vredestheologie en Ethiek van de VU. Hij wil dat we de stap maken van “just peace” naar “Just Peace” (gewoon vrede naar rechtvaardige vrede). Vrede is niet iets wat los moet staan van onze dagelijkse taken, stelt Enns in het begin van zijn artikel Just Peace: a new framework for an ecumenical social ethics. We moeten vrede en vredesstichting zien als een vast onderdeel van het geloof, en van het alledaags leven. Vrede is onlosmakelijk verbonden met de liefde, de rechtvaardigheid en de vrijheid die God heeft geschonken aan alle mensen, door Christus en de werking van de Heilige Geest. Het is ons geschenk en onze roeping. Natuurlijk gaat vrede niet werken als enkel religieuze mensen er mee bezig zijn, dus ik voeg hier aan toe dat een niet-religieuze visie op de mens ook vrede als kernbegrip zou moeten hebben: hoe kan een mens zich ontplooien tot wat hij/zij wil of kan zijn, zonder een veilige omgeving om zijn of haar talenten te ontwikkelen. Samen moeten we werken aan de preventie van geweld, niet-gewelddadige oplossingen van conflicten, manieren waarop mensen zelf om kunnen gaan met conflicten, training van vredesstichters en natuurlijk werken aan een actieve manier om verzoening te zoeken na geweld. Er zijn, volgens Enns, vier aspecten van vrede; vrede in de gemeenschap, vrede in economische relaties, vrede met de natuur en vrede tussen mensen. De eerste vorm van vrede, in onze gemeenschap, gaat om allerlei vormen van worstelingen in de directe omgeving. Mensen worden vermoord, overvallen, bedreigd of verkracht. Als we vrede willen krijgen in onze gemeenschap moeten we werken aan een veilige plek op straat, maar ook een plek voor mensen om uiting te geven aan hun wroeging en pijn. Door onderwijs op scholen, universiteiten en buurtcentra kan er gewerkt worden aan een gevoel van veiligheid in families, kerken en de maatschappij. Door het promoten van actieve geweldloosheid kan er rust en vrede komen in je eigen buurt. Vrede in economisch opzicht betekent een einde maken van mensonterende armoede, zoals bijvoorbeeld in Zimbabwe. De globale economie zorgt voor een structuur van geweld die niet voor slachtoffers zorgt met actief gebruik van wapens of fysieke kracht, maar door een passieve acDe vredesduif van Banksy zoals die te vinden is in Bethlehem ceptatie van wijdverbreide armoede en ongelijkheid. Dit gaat niet enkel om werken aan het voldoen van de basisbehoeftes van mensen (wat natuurlijk een doel op zich is), maar ook om het respecteren van de waardigheid van de medemens en een ruimte creëren waar iedereen een rol kan spelen. Het alternatief van armoede is niet rijkdom, maar op gemeenschappelijke en eerlijkere manier omgaan met geld, producten en grondstoffen, door solidariteit en wederzijdse hulp. Ernstige klimaatveranderingen, zoals die voorkomen in de Stille Oceaan-regio, zorgt voor problemen op grote schaal schaal. Mensen moeten hun huizen verlaten omdat eilanden overstromen, de droogte maakt het leven onmogelijk, door ontbossing komen er modderstromen die hele dorpen wegvagen. Mensen in de buurt van Fukushima leven in angst en woede. We kunnen niet streven naar een eerlijke wereld van vrede zolang we niet ook werken aan een wereld waar mensen op kunnen leven zonder bang te zijn. Natuurlijk is er altijd nog een kans op een overstroming of orkaan. Toch hebben we veel invloed op hoe vaak er en hoeveel natuurgeweld er in onze wereld is, hoeveel natuurgeweld we onze medemens aandoen. We zien over de hele wereld de worsteling voor vrede, rechtvaardigheid en mensenrechten. Geweld komt veel voor, terwijl de meeste mensen dit niet wensen. Enns zegt hier nadrukkelijk dat dit tegen de wil van God in is, en hier voeg ik aan toe dat het tegen de wil van humanistische filosofen is, tegen de wil van Marx, tegen de wil van bijna iedereen. Het is tijd dat we stoppen met het rechtvaardigen van geweld en oorlog en gaan werken aan het rechtvaardigen en uitvoeren van vrede. Er moet een stap gemaakt worden van nationale veiligheid op nummer één hebben naar een gevoel van veiligheid voor iedereen. Het 15 moet onze verantwoordelijkheid worden, ja ONZE verantwoordelijkheid, om de ander te beschermen. Sociale gerechtigheid, mensenrechten, menselijke veiligheid en rechtvaardige wetten moeten dit omarmen. Omdat het niet zo simpel is als het nu wordt geformuleerd, koppelt Enns het aan het Hebreeuwse begrip Shalom. We moeten niet naar rechtvaardigheid zoeken ten koste van vrede, of vrede ten koste van rechtvaardigheid. Werkelijke vrede is enkel te bereiken als die twee elkaar omarmen, of zoals de Duitse Luther-vertaling van 1984 ook leest: “... das Güte und True einander begegnen, Gerechtigkeit und Frieden sich küssen...” (psalm 85:10) Vrede en rechtvaardigheid zijn niet te scheiden. Beide werken samen aan een duurzame relatie in de menselijke samenleving. Shalom omvat dit allemaal, het is meer dan enkel het negatieve concept van vrede dat het ontbreken van oorlog is. Het gaat om compleet-zijn, gegrond-zijn, welzijn en vrede. Dit is enkel te bereiken als onderdrukking wordt verworpen, als er rechtvaardigheid komt voor hen die onrechtvaardig zijn behandeld en voor hen die arm of anders zijn. Shalom is daarmee een omarmend begrip, niet iets wat los staat, maar wat een integraal onderdeel moet zijn van onze levens. Het is het koninkrijk Gods op aarde. Het gaat niet om het simpelweg vergeven van geweld, in welke vorm dan ook, maar een aanmoediging om verschrikkelijke omstandigheden het hoofd te bieden, te zien voor wat ze zijn en er aan te werken. Vrede moet een realiteit worden. Slachtoffers moeten niet achtergelaten worden met behoefte aan wraak, want zo blijf geweld enkel bestaan. Daarom stelt Enns een “transformative justice” voor, die slachtoffers en overtreders een plek geven en hun moet bevrijden van de last. Enkel op deze manier kan een vicieuze cirkel van geweld stopgezet worden. Het is niet langer genoeg om te zeggen dat je vrede wil, je moet er aan werken. En hoe doe je dat dan? Behandel je medemens goed, als je hem of haar tegen komt op straat, maar ook in je dagelijkse keuze voor producten. Zorgt dit product voor ontbossing? Dan kwets je een ander mens, hoe ver deze ook van je weg is. Is dit product gemaakt onder onmenselijke omstandigheden? Dan kwets je een mens. Uit je je hatelijk, racistisch of seksistisch? Dan kwets je een mens, zelfs als diegene niet in de buurt is, want je houdt een beeld in stand dat de ander geweld aan doet. Natuurlijk is dit een hele grote, zware taak, maar we moeten bewuster gaan kijken naar wat we doen en hoe dit effect heeft op onze wereld. Graag wil ik afsluiten met een verhaal zoals verteld is door Alix Lozano, in haar lezing „Spiritualities of Peace in Contexts of Violence”. Colombia is een land met veel strijd. Door de grote armoede en ongelijkheid is er een structureel probleem in dit land. Daarnaast houdt de overheid zich niet bezig met gebieden die in de periferie zitten én is er een heel groot probleem met drugssmokkel. Daardoor zijn grote delen van Colombia erg gevoelig voor geweld. De gebieden, zoals waar San José de Apartado zich bevindt, die wel een rijke bodem hebben, zijn veelal alsnog arm door alle oorlogen. De groep San José de Apartado verzet zich tegen dit geweld. Om zich heen zien zij veel slachtoffers van drugsgerelateerd geweld, veelal zijn zij ook de slachtoffers zelf. In deze gevaarlijke gebieden staan zij op tegen de machthebbers en drugsbaronnen en zeggen zij dit land niet te gaan verlaten. Zij zijn een gemeenschap van vrede en zij die geweld gebruiken hebben geen macht over dit terrein of over hen. Daardoor zijn ze in groot gevaar, maar ze blijven. In deze groep zie je een anders Godsbeeld dan in de rest van Colombia. God is er voor de slachtoffers en tegen het geweld, waar Hij vaak wordt gezien als een strijder in de rest van het land. God heeft het gezicht van een man, maar ook een vrouw, dat op zoek blijft naar vrede, overdenking én op zoek blijft naar de waarheid. De leden van San José de Apartado zijn actief bezig met de zoektocht naar de waarheid, omdat ze willen zien wat diegene die geweld gebruiken motiveert, hoe ze deze cyclus kunnen doorbreken en hoe een Colombia kan bestaan dat recht doet aan iedereen. De waarheid is hier een belangrijk kernwoord, want zij onttrekken zich niet van de realiteit, maar kijken het geweld aan en zoeken actief naar een oplossing hiervoor zonder terug te vallen in kleine leugens die de wonden verzachten. Ze accepteren de slachtoffers als een realiteit, die ze willen veranderen, maar niet willen negeren. Vrede is niet te bereiken met mooie wensen, maar met hart voor de waarheid, een wil om te werken aan een betere toekomst en een gemeenschap die elkaar steunt tijdens gewelddadige momenten. 16 De dood van de Nederlandse democratie Ananda Klopstra Op 22 mei 2014 is de Nederlandse democratie overleden en met pijn in het hart moeten wij afscheid nemen van haar. Zij werd verwekt in het jaar 1566 toen de Nederlanden in opstand kwamen tegen de Spaanse onderdrukking, en zag het levenslicht in 1579 dankzij de Unie van Utrecht. In de daarop volgende eeuwen heeft zij drastische ontwikkelingen doorgemaakt zoals elke levende entiteit dat doet, tot zij in 1798 de puberteit bereikte en met haar eerste grondwet te maken kreeg. In 1919 werd zij pas echt volwassen toen zowel mannen als vrouwen kiesrecht hadden vergreken. Helaas hebben we niet lang van haar mogen genieten, en na jarenlange aftakeling was het dan eindelijk zover, het moment dat zij van de kunstmatige beademing afgehaald werd en haar laatste adem uitblies. Het is de moeite waard te vermelden dat ze niet zonder vijanden was, en zoals het vijanden betaamd wordt ze postuum nog steeds belachelijk gemaakt. Het grootste voorbeeld daarvan is Alexander Pechtold, leider van de politieke partij D66, die de fatale donderdag zei dat Nederland ‘overtuigend voor Europa gekozen’ heeft. Om het levenloze lichaam van de democratie nog een trap na te geven zei Sophie in ’t Veld: “Het lijkt erop dat we met onze heldere pro-Europese boodschap meer steun hebben verkregen en dat de anti-boodschap steun heeft verloren”. Blijkbaar zegt de uitdrukking ‘over de doden niets dan goeds’ deze mensen helemaal niets, en dat doet me pijn. Ik was zeer gehecht aan Democratie en dergelijke woorden raken me best. Maar ik moet er tegelijkertijd om lachen, omdat zo’n opmerking, hoewel schadelijk voor de nagedachtenis van de overledene ook heel veel zegt over de intelligentie, of het gebrek daaraan, van Pechtold en diens schoothond in ’t Veld. Ik bedoel, serieus? Se-ri-eus? Een duidelijke pro-Europese boodschap? Good gracious. Slechts vijfendertig procent van de Nederlandse bevolking is op komen dagen voor de verkiezingen! Vijfendertig procent! Dat betekend dat bijna twee derde van de bevolking thuis is gebleven. Van zowel de PVV- als de SP-stemmers is plusminus 65% thuisgebleven. Dit geeft niet aandat Nederland zich duidelijk pro-Europees uitgelaten heeft, maar dat het de Nederlanders niet meer interesseert, en dat is niet gek. De Europese unie is een ver-van-m’n-bed-show geworden, autoritair en volstrekt onpersoonlijk. Het is een totaal niet-democratisch geheel, het wekt door middel van verkiezingen slechts de indruk democratisch te zijn. Maar wat kiezen we nou helemaal? Het Europese parlement, maar dat is niet de Europese Unie. De mensen die er echt de macht hebben kennen we niet, hebben we niks mee te maken, zijn volstrekte vreemden en vaak weten we niet eens wat die mensen de hele dag uitvreten. Wat we wel weten, met name dankzij onderzoek dat GeenStijl (the Brussels Business, 2013) deed, is dat het mensen zijn die geheel schijt hebben aan de Europese burger. Mensen die om vijf minuten voor vijf nog even snel Brussel in hollen, inchecken om hun salaris te innen en dan weer weggaan. Eigenlijk is de EU goed te vergelijken met de katholieke kerk zoals zij in de middeleeuwen lange tijd was (voor u die Woodhead heeft gelezen voor cultuurgeschiedenis, u weet al waar het over gaat). Een semi-absolute macht die de arm-rijk segmentatie in 17 stand hield door te stellen dat het zo bedoeld was door God. Mensen met een afwijkende mening of houding moesten worden geïncorporeerd of uitgeroeid. Zij werden ‘verketterd’, zoals dat zo mooi genoemd wordt. De EU is in feite niet anders. De Europese bevolking wordt vooral geacht in te stemmen en verder te zwijgen. Ik herinner u even aan aan het Europese referendum van 2005, in de tijd dat de democratie nog min of meer leefde in Nederland en een ruime meerderheid tegen een Europese grondwet stemde, een mening die vervolgens zonder omhaal aan de kant geschoven werd met de melding dat de bevolking het toch niet begreep, zodat die grondwet er alsnog kon komen. Eurosceptici zijn demonen, populistische of nationalistische extreemrechtse, nare mensen (Martin Schultz, voorzitter EU parlement, 2014; Motivaction onderzoek 2014 [waarbij even vermeld moet worden dat Motivaction het onderzoeksbureau is die functioneert als magische kauwgomballen automaat: je gooit er een muntje in en er rolt zowaar een gewenst resultaat uit]). En had de katholieke kerk niet een zwarte lijst van verboden boeken? Iain Mansfield, een Brit die de Brexit Prijs heeft gewonnen voor een paper waarin hij beargumenteerde dat Britse uittrede uit de EU zeer positief voor de Britse economie zou zijn, heeft een verbod hebben gekregen om in de media te verschijnen omdat hij eurosceptisch is. Herman van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, weet het nog mooier te maken: euroscepsis moet verboden worden. Nu, wat gebeurde er ook alweer met de middeleeuwse bevolking onder de katholieke macht? Die werd lijdzaam, een beetje zoals de hond in Seligman’s onderzoek naar aangeleerde hulpeloosheid. Dat is namelijk wat machteloosheid met een dier, en ook met een mens, doet. Als je maar vaak genoeg merkt dat je een situatie niet kan veranderen, dan pas je je cognitie aan zodat het lijkt alsof het allemaal niet zo slecht is. Dat is wat de pauperes deden in de middeleeuwen, en het is wat de Nederlandse burger nu doet. We sluiten de ogen en doen alsof er niks aan de hand is. We weten spontaan het stemlokaal niet meer te vinden (om de hoek, nog geen vijf minuten lopen) of schuiven Euromania (eurosceptische docu die iedereen zou moeten zien) aan de kant om weer lekker te stemmen wat we voorheen ook stemden, al hebben we vijf jaar lang geroepen dat dat we daar echt nooit meer op zouden stemmen. Ik peilde een paar dagen voor de verkiezingen de sfeer op straat en ik kreeg voornamelijk antwoorden in de trant van ‘nee, ik heb geen zin/tijd om te stemmen’, ‘ik ga niet stemmen want het interesseert me niet’ en ‘ik heb niet het idee dat het iets uitmaakt’. Ik denk niet eens dat ik nog meer hoef te zeggen. De democratie is dood, die kunnen we met kist en al de openhaard in flikkeren. Meneer Pechtold, Nederland is niet duidelijk pro-Europa. Nederland is eurolaks, en door onze eurolakse houding hebben we de democratie grof van het leven beroofd. Veel plezier met feestvieren, geniet ervan, en vergeet ons alstublieft niet de komende vijf jaar. 18 3-in-1 recensies Melle Wedholm Deus Ex - Computerspel - 2000 - Warren Spector (Productie) Laat ik om te beginnen alle twijfel over de insteek van deze recensie wegnemen: Deus Ex is waarschijnlijk het meest interessante computerspel dat ooit is gemaakt. Hoewel weinig zo snel oud wordt als de van nieuwe technologie afhankelijke computerspellen, weet het spel nog steeds te boeien. Dat heeft verschillende redenen. In de eerste plaats kan het spel op talloze manieren gespeeld worden. Tegen de achtergrond van een door terrorisme en pandemieën verscheurde wereld moet geheim agent JC Denton missies volbrengen. Dit kan met grof geweld, maar ook door geruisloos te infiltreren of een diplomatische oplossing te zoeken. Ten tweede zit het spel vol verwijzingen naar religie en esoterie. De naam van de hoofdpersoon en zijn broer Paul zijn daar slechts twee voorbeelden van. Hij stuit bijvoorbeeld op de Illuminati, tempeliers en andere occulte samenzweringen. Daarnaast wordt er veelvuldig verwezen naar Griekse mythologie en christelijke filosofie. Deze veelzijdigheid zorgt ervoor dat het spel tot op heden nog nooit is gaan vervelen. The Bible – Televisieserie - 2013 - Roma Downey and Mark Burnett (Productie) De Tv-serie The Bible vangt de verhalen van het Oude én Nieuwe testament in tien afleveringen van veertig minuten. De makers werden dan ook geadviseerd door een grote groep religieuze specialisten van interconfessionele pluimage. Het doel is, volgens de makers, om dit grote verhaal als eenheid te vertellen en mensen opnieuw kennis laten te maken met de Bijbel. Het is dan ook niet verassend dat de serie in Nederland door de EO wordt uitgezonden. Wel is er bewust voor gekozen om de serie zondags, rond middernacht uit te zenden. In deze ‘best-of ’ van de Bijbel worden in elke aflevering een aantal Bijbelverhalen met elkaar vervlochten, waarbij de gewelddadige delen niet worden geschuwd. Het resultaat is niettemin teleurstellend. De enorme menselijke en religieuze thema’s uit de Bijbel worden met zevenmijlslaarzen genomen, waardoor noch de emotionele lading noch de theologische boodschap tot zijn recht komt. Op deze manier blijkt de Bijbel beter geschikt als object voor nauwkeurige studie dan als gepopulariseerd verhaal. The politics of accommodation. Pluralism and democracy in the Netherlands Boek - 1968 - Arend Lijphart Het is een gemeenplaats om het Nederlandse politieke landschap in de twintigste eeuw te karakteriseren als ‘verzuild’. Hoewel dit idee in naoorlogs Nederlands inderdaad breed gedragen werd, wordt Lijpharts boek (ook vertaald) als standaardwerk over deze periode uit de Nederlandse geschiedenis aangedragen. Door een combinatie van historisch onderzoek en kwantitatief onderzoek schetst Lijphart de zogenaamde pacificatiepolitiek. De politieke elites van de verschillende zuilen zorgden ervoor dat hun eigen kring op orde was en onderhandelden op het niveau van de nationale politiek over hun groepsbelangen. Hoewel deze kenschets invloedrijk is geweest, valt er toch een hoop op af te dingen. Lijpharts liberale achtergrond zorgt er voor dat hij wel de politieke invloed van de elites van verschillende zuilen erkent, maar niet hun interne verschillen. Zo omschrijft hij de liberale zuil soms als een ‘neutrale’, en heeft hij weinig oog voor gender- en klassenverschillen binnen de zuilen. Dit recente verleden kan waarschijnlijk nog steeds met recht verzuild worden genoemd, maar gelukkig heeft men sindsdien meer oog voor de invloeden daarvan buiten de politiek. 19 Nieuw is Kyra-Tiana Kers, Ananda Klopstra, Kyra-Tiana en Ananda: Jullie zullen wel denken, wie zijn dit nou weer? De nieuwe gezichten van de duocolumn: Ananda Klopstra en Kyra-Tiana Kers. Normaal barsten er tussen ons de heftigste discussies los, maar deze keer werken we samen. Iets leukers kun je toch niet bedenken? Omdat wij onze baanbrekende discussies niet langer voor onszelf willen houden, zijn wij hier. Over één ding zijn wij het uiteraard eens: de creatieve vlam is op een gegeven moment gewoon opgebrand bij de oude redactieleden. Maar wat maakt ons nou zo speciaal en zoveel beter dan onze geliefde oude redactieleden Melle en Franka die voorheen invulling aan deze duocolumn gaven? Waarom is het de beste keuze om het nieuwe bruisende duo te verkiezen boven het oude? Ik denk dat dat voornamelijk komt omdat je iets ouds nooit voor je kiezen wilt krijgen, net als een opgewarmde pastasalade uit de vriezer. Het kan er nog mee door, maar een verse is toch eigenlijk veel beter. Dus in principe is wat bovenstaande probeert te zeggen dat wij nieuw zijn, en nieuw is altijd beter. Dat is niet vervelend bedoeld naar de oude garde toe natuurlijk, wij hebben het vak ook maar van hen geleerd, maar er is een bepaald punt waarop je de eer aan jezelf moet houden en op moet stappen. We stonden al op het punt hen bruut van de troon te stoten, eventueel een huurmoordenaar op ze af te sturen, maar dat blijkt niet nodig. Om toch gepast afscheid te nemen van het dappere koppel, willen we hen confronteren met de volgende vraagstelling: hoe plannen jullie om te gaan met deze nieuwe leegte, dit zwarte gat van het niets zijn, deze ongetwijfeld alles verslindende fase van diepe depressie die jullie in het gezicht staart? Franka en Melle: Charmant, charmant. Ten eerste een persoonlijk puntje, maar ik prefereer mijn pastasalade toch altijd wel koud. Misschien niet bevroren, maar toch zeker niet opgewarmd. Alsnog wel vers, maar koud. Maar dat is natuurlijk flauw, de kleintjes pesten op hun foutjes. We vinden jullie heus heel schattig en jullie herinneren ons ook wel hoe leuk het is om jong en onbezonnen te zijn, lekker puberaal schoppen tegen het establishment. Wij gaan niet weg omdat we opgeven, we gaan weg omdat we afgestudeerd zijn (nog niet, maar bijna wel), omdat we de grotemensenwereld in stappen. Daarmee hopen wij jullie vraag makkelijk af te kappen: er komt geen leegte. Geen zwart gat van niets (ook al incorrect, er ontsnapt niks aan zwarte gaten, maar het zwarte gat zelf is niet niks), we zullen zeer waarschijnlijk niet verslonden worden door diepe depressie. We gaan verantwoordelijke leden worden van de maatschappij. Want, aan alles komt een einde. Dat geldt voor onze heerschappij binnen onze geliefde duocolumn, onze studietijd en jullie arrogantie. Die eerste twee zullen zeer binnenkort zijn, maar die laatste... Ach, jullie zijn ook nog zo jong. Onze wedervraag is dan ook simpel: denken jullie werkelijk in onze voetsporen te kunnen treden? Kyra-Tiana en Ananda: De vraag lijkt me eerder of wij wel in jullie voetsporen willen treden. Deze zijn ondertussen al zo diep ingesleten in het zandpad richting de leegte, dat wij er eerder voor kiezen een nieuw, wellicht stenen pad te bewandelen. Of misschien wel het gele pad richting het Land van Oz, wie weet. Het zal tenminste een verlichtende weg zijn die de wereld doet inzien dat de nieuwkomers toch echt beter zijn dan jullie ‘verantwoordelijke leden van de maatschappij’. Zeg nou zelf, wie zit daar nou op de wachten? Hebben we niet al genoeg mensen op de wereld die zeggen verantwoordelijk te zijn? En daarnaast komt nog dat 20 altijd beter Franka Riesmeijer en Melle Wedholm jullie zonder die creatieve vlam toch niet erg veel zullen komen in die grotenmensenwereld. Vroeg of laat zullen jullie erachter komen dat die vroegere tijden, dat jullie ook nog jong en onbezonnen waren, zoveel beter was dan de leegte waar jullie nu in gaan belanden. Dan zullen jullie beseffen dan onze arrogantie niet misplaatst is, maar geheel op zijn plek. Wij als jonge, onbezonnen, spontane, originele en super leuke nieuwkomers hebben alles in huis om jullie uit de herinneringen van onze lezers te doen verdwijnen. Jullie zullen verlangen naar deze periode, de tijd dat jullie nog daadwerkelijk iets te betekenen hadden, de tijd dat jullie nog in het licht werden gezet. We kaatsen de bal weer naar jullie terug: wat gaan jullie doen wanneer jullie als oud papier aan de kant gesmeten worden en erachter komen dat jullie hoogtepunt in het leven bij Dei Facto was en dus nooit meer terugkomt? Franka en Melle: Onze tijd bij Dei Facto hoort inderdaad tot de mooiste van onze levens. Daarover gaan we dan ook beslist niet met jullie in discussie. Maar dat die tijd niet meer terugkomt, lijkt me een te sterke stelling. We hebben in onze tijd bij dit blad namelijk veel meegemaakt en bovendien hebben we er veel van opgestoken. Die herinneringen en lessen nemen wij mee het volwassen leven in. Voor jullie geldt natuurlijk hetzelfde: jullie zullen ervan versteld staan hoe vaak ervaringen uit je studietijd toepasbaar zijn in het dagelijks leven. Betekent dat nou dat wij ons door onze levenservaring in een bevoorrechte positie bevinden? In zekere zin. Wij hebben meer mee gemaakt en op basis daarvan onze plek gevonden. Maar jullie zijn zeker ook bevoorrecht: door nog geen vaste plaats te hebben is alles nog mogelijk. We hopen dat jullie deze mogelijkheden zullen benutten in jullie studie, bij Dei Facto en overal. Wij hebben dat ook gedaan. In feite is er dus niet veel verschil tussen jullie en ons. Het oude is ook het nieuwe, en we houden ons met veel van dezelfde dingen bezig. Onze toekomst en die van jullie ziet er dus rooskleurig uit. Belhamels! 21 SAM Op 7 mei heeft SAM weer een Algemeen Studenten Overleg (ASO) georganiseerd, waar verschillende studentenzaken zijn besproken die voor jou relevant kunnen zijn. Hoewel we een mooie opkomst hadden op het ASO, wil Sam je graag op de hoogte houden, dus hierbij een kort verslag van de besproken zaken! Algemene klachten Studenten melden dat het tentamen voor New Age buiten de tentamenperiode is gegeven, wat niet de bedoeling is. Studenten wordt aangeraden om dit voortaan meteen te melden bij de studenten van de opleidingscommissie (OC) of bij de FB’er. Binnen de minor Religie, Tekst en Cultuur blijkt dat er enige onduidelijkheid bestaat over de eisen van de scriptie. Deze wordt geschreven bij het vak Geschiedenis van Islam in het Midden-Oosten en de eisen zouden op Nestor te vinden moeten zijn, maar dit is niet het geval. Het wordt doorgegeven aan de OC. Informatievoorziening De studenten van de Faculteitsraad en het studentlid van het FB zijn nieuwsgierig hoe de studenten de continue stroom van e-mails ervaren, en hoe zij naar informatie zoeken op de verschillende websites van de RUG (Nestor, MyUniversity en normale website). Nestor en MyUniversity zouden meer gebruikt kunnen worden, en eventueel geïntegreerd kunnen worden. Zo is veel informatie over voorzieningen, begeleiding, regelingen, klachten & medezeggenschap te vinden op MyUniversity, onder de tab ‘Infonet’, maar veel studenten blijken hier niet bekend mee te zijn. Net zoals de My Career tab op Nestor (helemaal rechts – ja, kijk maar) waar je steeds meer informatie over voorlichtingen, loopbaanoriëntatie en workshops kan terugvinden. Voor de studenten blijkt de urgentie van mails niet altijd duidelijk te zijn, zoals bijvoorbeeld over de minorenvoorlichting of over tentameninschrijvingen. Het hielp niet dat er ‘urgent’ voor werd gezet. Mails van NEXT worden vaak weggeklikt, omdat studenten denken dat het algemene mails vanuit de universiteit i.p.v. de faculteit zijn, net zoals mails over lezingen. Ook wordt er geklaagd over het aantal enquêtes en daaropvolgende herinneringsmails. Medezeggenschap Het is voor studenten en vooral eerstejaars niet altijd duidelijk waar ze moeten zijn voor klachten. Ondanks de voorlichting aan het begin van het jaar, zijn eerstejaars studenten niet bekend met de afkortingen zoals FR (Faculteitsraad) en OC (Opleidingscommissie), en weten ze niet bij wie ze moeten zijn voor welke klacht. Mentoren proberen studenten door te verwijzen, maar er wordt voorgesteld om studenten van de OC’s en FR te introduceren tijdens een mentoraatsbijeenkomst in het begin van het jaar, zodat er meteen een gezicht bij de naam past. Studenten zouden daarnaast meer op de hoogte kunnen worden gehouden van faculteitszaken, omdat de teksten in Dei Facto niet toereikend genoeg zijn. Besluiten en lopende zaken kunnen bijvoorbeeld in een nieuwsbrief worden opgenomen, zodat studenten actief kunnen meedenken en reageren. Ook zou de frequentie van de ASO’s omhoog kunnen gaan, zodat studenten een vinger aan de pols kunnen houden bij de studenten van de medezeggenschapsorganen. Dit was het laatste ASO van dit collegejaar, maar de Faculteitsraad & FB’er willen de studenten graag meer betrekken bij zaken die van belang zijn voor de studenten, dus houd Sam in de gaten! De punten die besproken zijn tijdens het ASO worden doorgegeven aan de verantwoordelijke commissie of raad. Ten slotte, ben je nog nieuwsgierig naar wie de studenten zijn van de Faculteitsraad van komend collegejaar? De uitslag werd op 20 mei feestelijk bekend gemaakt in het Van Swinderen Huys! Met een opkomstpercentage van 37,8% binnen de faculteit GGW, zijn de studenten Robbert van Veen, Yentl Betjes, Eelco Glas, Carien van der Velde en Janneke Lautenbach gekozen tot de nieuwe studentengeleding van de Faculteitsraad! Van harte gefeliciteerd! 22 Jaarverslag Faculteitsraad 2013-2014 Robbert van Veen In september 2014 kwam de studentengeleding van de faculteitsraad (FR) 2013-2014 voor het eerst bijeen. Ietwat onwennig zaten we om de tafel bij onze eerste zogeheten voor-voor-vergadering. We waren in spanning over wat ons te wachten zou staan en wat er van ons verwacht werd. De geleiding was een compleet nieuwe, bestaande uit Arianne, Eelco, Kristel, Robbert en Nienke. Nu ik dit schrijf is het alweer mei 2014, de nieuwe studentengeleding van de Faculteitsraad is verkozen, en ons jaar als faculteitsraad loopt ten einde. Terugkijkend durf ik te stellen dat we een ontzettend leerzame en bewogen periode achter de rug hebben. Graag willen we jullie een kijkje geven in onze werkzaamheden afgelopen jaar. Wie zijn wij en wat willen we? De FR vergadert ongeveer zes tot acht keer per jaar met het faculteitsbestuur (FB), waarin de FR een adviserende en controlerende rol heeft. De FR bestaat uit bovengenoemde studentgeleiding en een stafgeleding bestaande uit Kim Knibbe, Ria de Hei, Tom-Eric de Krijger en Peter Berger. Deze vergaderingen met het FB vonden meestal plaatsop woensdag van 3 tot 5. De gehele FR kwam vooraf bijeen voor een voor-vergadering van 1 tot 3. En de studentgeleding daaraan nog voorafgaand voor een voor-voor-vergadering van 11 tot 1. De eerste maanden in de FR verliepen voor ons als studentengeleding, en eigenlijk voor de gehele raad, wat stroef. Als studenten voelden we ons nog wat onwennig en wisten we niet zo goed wat er van ons verwacht werd. De vergaderingen met het FB waren in deze periode hoofdzakelijk ‘controlerend’, naar aanleiding van poststukken en lopende zaken. Van uit het FB werd geopperd om een training te doen met de gehele FR, om een visie te creëren en verwachtingen ten opzichte van elkaar en het faculteitsbestuur uit te spreken. Met negen volle agenda’s in de aanslag wisten we er begin januari een moment voor te vinden. Deze training was duidelijk het keerpunt in het jaar. In de training hebben we als FR constructief nagedacht en gereflecteerd op onze functie, en wat wij willen bijdragen aan de faculteit en het faculteitsbestuur. Wat betreft de rol van de FR hebben we de volgende speerpunten geformuleerd: - Pro-actieve houding. Als faculteitsraad willen we minder reactief zijn op het faculteitsbestuur. We willen een pro-actieve houding aannemen aangaande lopende en aankomende zaken en eigen initiatief nemen om gevraagd en ongevraagd onze raad te geven. Door op de hoogte te zijn van wat er speelt onder studenten en in de andere interne organen van de faculteit kunnen we zelf onderwerpen aandragen die volgens ons aandacht verdienen. - Zichtbaarheid. Het was voor veel studenten, inclusief ons, onduidelijk wat er precies van de FR word verwacht. Nu wij tot een beter zelfbegrip zijn gekomen, willen we deze inzichten delen en zichtbaarder aanwezig zijn op de faculteit. We hopen door middel van inhoudelijke updates in Dei Facto en nieuwsbrieven inzicht verschaffen. En we zetten in op een intensievere samenwerking met andere medezeggenschapsorganen, zoals de opleidingscommissies maar studentenorganisaties zoals het mentoraat, om meer transparantie en zichtbaarheid te bewerkstelligen. Naast een herstructurering van onze houding heeft de FR tijdens de training tevens aan haar thematische profilering gewerkt. Hieruit volgden een aantal belangrijk onderwerpen waar we ons op zijn gaan richten: de nieuwe bestemming van de bibliotheek, de hervorming van de bachelor, en het behoud van een stimulerende leeromgeving in onze faculteit. In tijden waarin onderzoekers, docenten en de faculteit grotere financiële druk staan is het belangrijk om kwaliteit van alle aspecten van de faculteit te bewaren. Welke onderwerpen zijn behandeld? Er is afgelopen jaar veel gebeurd in de faculteit waar we ons licht over hebben doen schijnen. In het najaar van 2013 was de herinrichting van de bibliotheek een belangrijk punt op de agenda. We hebben de haalbaarheid van de plannen bestudeerd en het gecontroleerd of het belang van de studenten voldoende werd meegenomen. Spannende tijden braken aan ten tijde van de onderwijsvisitatie. De afkeuring van de bachelor Godsdienstwetenschappen noodzaakte het FB om met een herstelplan te komen. Het FB heeft snel gehandeld en dit in korte termijn opgesteld. Dit herstelplan had uiteraard grote gevolgen voor de huidige tweede- en derdejaarsstudenten. Hoewel we vertrouwen hebben in het plan had de berichtgeving hierover naar de studenten beter gekund. Dit brengt ons op één van de belangrijkste discussiepunten van de faculteitsraad dit jaar: communicatie. De studentgeleding van de FR heeft opgemerkt dat er hier zich problemen voordoen. De informatievoorziening tussen FB en studenten vertoont knelpunten. Maar ook de bereikbaarheid van interne organen in de faculteit valt in gebreken, zoals bij de medezeggenschapsorganen. Afgelopen vergadering heeft de raad dit in de vergadering als agendapunt genoteerd, en deze problemen aan het bestuur voorgelegd. De studentengeleding heeft middels verschillende kanalen, zoals de ASO en de mentoraat, gepeild wat de studenten hier zelf van vinden. Op basis hiervan zijn we nu een communicatieplan aan het ontwikkelen, met adviezen 23 voor het FB om de communicatie naar de studenten en de bereikbaarheid van interne organen in de faculteit te verbeteren. We zetten in op een nieuw efficiënt communicatiemodel dat gebruikt maakt van technologie, verscheidene kanalen en de kleinschaligheid van de faculteit. Gedurende het jaar is er een stuurgroep actief geweest die zich heeft gericht op de ontwikkeling van een nieuw onderwijsprogramma, in het kader van ‘herziening’ en ‘verbetering’. Het FB heeft de ambitie om beide bachelors efficiënter en aantrekkelijker te maken, en thema’s en vaardigheden constructiever in het programma verwerken. De FR is vanaf de instelling ervan nauw betrokken geweest bij de stuurgroep middels de aanstelling van Arianne en Eelco erin als studentleden. Helaas voelde het FB zich vanwege allerlei factoren genoodzaakt de stuurgroepin mei te moeten ontbinden en een nieuwe adviesgroep in te stellen. Deze nieuwe groep is inmiddels voortvarend van start gegaan, voortbouwend op het bestaande werk. De FR heeft dit proces nauwlettend gadegeslagen en kritisch onderzocht. De studentgeleding heeft het belang van de inbreng en visie van studenten op dit ontwikkelingsproces kenbaar gemaakt aan het FB. Tot slot hebben we werk gemaakt van een goede toekomstige overdracht met de nieuwe studentgelding van de FR. Momenteel leggen we de laatste hand aan draaiboeken, overdrachtsdocumenten en dossiers van lopende zaken. We hebben goede hoop dat een goede overdracht, effectieve inwerkperiode en tijdige training voor een vlotte start van de nieuwe FR zal zorgen. Ik durf te stellen dat de FR ons dit jaar veel heeft gebracht. Het was erg leerzaam om deze medezeggenschapspositie te vervullen. We hebben veel geleerd over pro-actief raad geven, het combineren van wisselende functies en het ontwikkelen van visie en speerpunten. We hopen dat de studentgeleding daarbij heeft bijgedragen aan de kwaliteit van de faculteit. Hoewel onze verantwoordelijkheid op het moment van lezen nog niet ten einde is, willen we bij deze alvast alle betrokken personen en organen hartelijk danken voor hun openheid en samenwerking. En we wensen iedereen een kritische en constructieve houding toe! Namens de studentgeleding van de faculteitsraad. 24 Mijmeringen van een onopvallend verlichte geest Henks Hoekje Roem, dat is waar de doorsnee-deelnemer aan een schrijfwedstrijd het in eerste instantie om is te doen. Zit dat er niet in, dan komt op enige afstand daarvan: gelezen worden. Een mooiere motivatie om te schrijven is ‘iets toevoegen aan de wereld’. Of liever nog: de wereld beter maken. Herinnerd worden. De mensheid iets leren. Als verlicht geest de geschiedenisboeken in, het is denk ik te verkiezen boven het eeuwen na je dood in honderden talen talloze malen herdrukt zijn, al acht ik mijzelf ook wel in staat mij met dat laatste te verzoenen. Enige tijd terug stuurde ik een oud, ooit in Dei Facto verschenen, Hoekje in een afgeslankte vorm in voor een grote landelijke schrijfwedstrijd. Toen ik het opstuurde dacht ik wel een kans te maken, want het verhaal sloot naadloos aan op het thema van de wedstrijd en ik was er heel tevreden over. Het werd een leerzame ervaring. Allereerst ontdekte ik dat meedoen met deze wedstrijd meer met mij deed dan ik verwacht had: de avond voor de bekendmaking van de uitslag kon ik bijna niet slapen, en dat is hoogst zeldzaam. Toen ik niet tot de prijswinnaars bleek te behoren kon ik daar opmerkelijk genoeg wel weer gelaten op reageren. Ik vond het jammer, maar het was niet zo’n deceptie dat ik er last van had; boos was ik, noch verdrietig. De verloren WK-finale in 2010 deed me heel wat meer. (Mag die herinnering deze maand voor eeuwig uitgewist worden!) Dat de teleurstelling meeviel, had te maken met iets anders dat mij intussen duidelijk was geworden. Er waren zo’n vierhonderd inzendingen en die kon ik voordat de uitslag bekend werd gemaakt alle lezen op een website. Ik heb ze niet alle vierhonderd doorgenomen, maar wel een deel. Daarvan vond ik 95% niet zo goed, mijn eigen verhaal was beter was geschreven of boeiender om te lezen. Maar dan nog was er vijf procent over die ik wel zeer lezenswaardig vond. Niet per se betere verhalen dan mijn eigen inzending, maar zeker ook niet slechter. Vijf procent van 400 is nog altijd twintig verhalen en dat geconstateerd hebbende realiseerde ik mij mijn eigen winstkans als klein moest te moeten beschouwen. Ook voor de drie inzendingen die ten slotte wonnen gold dat weer: goede verhalen, maar niet noodzakelijkerwijs sterker, dan zo’n vijftien andere bijdragen, waaronder mijn eigen. Alle waardeoordelen uiteraard naar mijn eigen bescheiden mening. Over een uitslag kan maar heel zelden gecorrespondeerd worden en ik weet niet of mijn verhaal helemaal niet of misschien toch dichtbij een prijs is geweest. Maar ik verbeeld mij dat het een fotofinish was. De jury was zacht gezegd verdeeld. Harde woorden zijn er gevallen. Deuren trilden in hun sponningen. Enkele leden van het beraad hebben nachten wakker gelegen van de aan hen opgedrongen uitslag. Eén wil sowieso nooit meer, in zijn hele verdere leven, een seconde zitting hebben in een jury, waar of met wie dan ook. Jarenlange vriendschappen leden schipbreuk. Het contact tussen sommige van hen verloopt momenteel nog slechts via peperdure advocaten. Kees-de-Jongen-achtig gedagdroom natuurlijk. Niets meer horen, het hoort bij de meeste van dit soort wedstrijden. Aan eervolle vermeldingen wordt weinig gedaan. Toen er eens een prijsvraag wordt uitgeschreven voor de naam van een nieuw bejaardentehuis in Drachten luidden de voorwaarden: 1. Passend in de (vogel)buurt; het tehuis is omgeven door vogelstraatnamen en 2. Op de een of andere manier uitdrukking gevend aan de functie van het gebouw. Ik doe mee en verzin “De kraaienpoot”. Dat wint niet en opnieuw zit een eervolle vermelding er niet in; nooit meer iets van 25 gehoord. Goed dan, nog één poging, heel onlangs: een six-word-story-contest van Uitgeverij Passage in Groningen. Vertel een verhaal in zes woorden. Oervoorbeeld: For sale: baby shoes, never worn. Deze ‘very short short story’ wordt toegeschreven aan Ernest Hemmingway. Zes woorden, dat valt niet mee. Je plot gedoseerd ontvouwen zit er niet in. Ik stuur in: ‘Kogelviskok zoekt restaurant, voor tweede kans.’ U raadt het intussen: weer niets, helaas. Over de uitslag wordt een keer wel gecorrespondeerd (namelijk gefacebookt) en winnaar wordt: ‘De man besloot te blijven schilderen’. Ook best mooi. Genoeg. Ik wil de mensen ook niet tot last zijn! Ik hoor het wel zo gauw de wereld op mijn schrijfsels zit te wachten. Al die aandacht, wat levert het op. Veel wordt er geschreven, veel minder uitgegeven en weinig maar echt gelezen. En blijkbaar is het zo dat als ik ga staan wuiven, ik toch genegeerd word. Met sollicitaties was dat nooit anders. Altijd afgewezen. (Maar gelukkig wel altijd werkzaam geweest: voor alle drie betrekkingen – min of meer toevallig - gevraagd). Meld ik mij in een oranjegroene pyjama bij een willekeurige portier, hij zal zonder sjoege te geven aannemen dat ik de winterschilder ben, in werkkledij. Op het Sint-Pietersplein kan ik de moonwalk van wijlen Michael Jackson oefenen op de pij van de paus, de Zwitserse Garde kijkt de andere kant op. Misschien moest ik eens bij wijze van experiment jodelend een lasso werpen om de haan bovenop de Martinitoren en deze vanaf het gloednieuwe Vindicatgebouw via het touw in opvallend ondergoed beklimmen, kijken of iemand opkijkt van zijn dagelijkse gang of bezigheden. Het is kennelijk mijn levenslot niet op te vallen en daar heb ik vrede mee; meedwarrelen op de wind van alledag is niet per se vervelend. Schrijven is een leuke hobby, maar veel geldingsdrang heb ik niet. En talent, dat weet ik eigenlijk niet eens. Leest u dit? Dan hebt u het einde van weer een epistel van mij in de Dei Facto gehaald, ik hoop dat het de moeite waard was. En zo niet, voelt u zich niet schuldig; maatgevend is slechts het eigen oordeel. Velen zijn immers geroepen, doch weinig uitverkoren. En hooguit een enkeling is het die erin slaagt om als een verlicht geest de geschiedenis in te gaan. Wel besloot ik te blijven schrijven. Ook volgend jaar hoop ik af en toe een hoekje te vullen. 26 27 28
© Copyright 2024 ExpyDoc