Dei Facto 2013-2014 #4 - Gerardus van der Leeuw

1
Colofon
Hoofdredactie
Gerrya Tonkes
Redactie
Alexandra Matz
Ananda Klopstra
Charissa Caron-Feiken
Franka Riesmeijer
Henk van Putten
Kyra-Tiana Kers
Melle Wedholm
Willemijn Piksen
Gastredactie
Addy van der Woerd
Anouk Helmich
Eelco Glas
Robbert van Veen
SAM
Sanne van Neijenhof
Tancredi Marrone
Tina Visscher
Eindredactie
Melle Wedholm
Vormgeving
Ananda Klopstra
Kyra-Tiana Kers
Gerrya Tonkes
Jaargang 6, editie 2
Zomer 2014
Oplage: 170
Oude Boteringestraat 38
9712 GK Groningen
[email protected]
Dei Facto is het faculteitsblad van de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen
2
Redactioneel
Het einde van dit collegejaar is alweer in zicht. Steeds
meer verbaast het me, hoe snel die tijd gaat en hoeveel
bezigheden ik me steeds weer op de hals haal. Gelukkig
kunnen we straks genieten van de zomervakantie en we
kunnen deze ingaan met weer een reeks erg interessante artikelen!
De zomer begint al gauw weer en in de zomer schijnt de
zon vaak ten overvloede. Al twee maanden is het voornamelijk stralend weer. Dit bracht ons tot ons nieuwe
thema: Licht! De redactie heeft weer haar best gedaan
om leuke artikelen te schrijven en in deze editie hebben
we ook een grote gastredactie, die de verscheidenheid
in artikelen ten goede komt.
Deze editie heb ik naast de artikelen opgevuld met foto’s van activiteiten die we met z’n allen dit jaar hebben
georganiseerd. Had je deze al gezien?
Waarschijnlijk zijn jullie hier allemaal reuze benieuwd
naar, maar voordat jullie verder lezen wil ik jullie eerst,
namens de hele Dei Facto redactie, een hele fijne zomervakantie toewensen! Voor de zomervakantie bedenken we nog een nieuw thema, dus mocht je in de
vakantie inspiratie hebben: stuur je artikel vooral naar
ons op! Geniet van de zomer met deze zonnige Dei
Facto! Ik zie jullie en jullie artikelen graag in september
tegemoet!
Inhoudsopgave
Anouk Helmich
Tina Visscher
Eelco Glas
Addy van der Woerd
Sanne van Neijenhof
Melle Wedholm
Kyra-Tiana Kers
Tancredi Marrone
Franka Riesmeijer
Ananda Klopstra
Melle Wedholm
Kyra-Tiana, Ananda, Franka en Melle
SAM
Robbert van Veen
Henk van Putten
Afscheid
De economische crisis: een licht in de
duisternis?
De pre-existentie van de zoon van God
in een ander licht
Uit het weinige
Een etisch dilemma
Instabiele identiteit De teugels van het leven
Taste of heaven
Vrede zij met u
De dood van de Nederlandse democratie
3-in-1 recensies
Nieuw is altijd beter
SAM
Jaarverslag Faculteitsraad 2013-2014
Mijmeringen van een onopvallend
verlichte geest
3
4
5
7
9
10
12
13
14
15
17
19
10
22
23
25
Afscheid
Anouk Helmich
Marieke en ik zitten voor de één-na-laatste keer naast elkaar aan tafel. Over twee weken zal mijn collega geestelijk verzorger, na
vier maanden verlof, de gesprekken weer overnemen. Ik vraag Marieke hoe zij graag de volgende keer afscheid wil nemen. De
anders wat stille Marieke overvalt me met haar duidelijke antwoord: ‘Dan neem jij taart mee en krijg ik een cadeautje van jou.’
Nadat ik Marieke terugbreng naar haar huis steekt ze nog één keer haar hoofd buiten haar kamerdeur en zegt: ‘Je weet nog niet
welk gebak ik het lekkerst vind?’ Terwijl ik Marieke aankijk zegt ze: ‘Ik houd van appelkruimeltaart.’
Zomaar een voorbeeld van één van de gesprekken die mij steeds weer raken als beginnend geestelijk verzorger in de zorg voor
mensen met een verstandelijke beperking. Marieke’s verhaal is evenals vele andere verhalen die ik dagelijks tegenkom een aaneenschakeling van gebeurtenissen die je niemand zou gunnen.
Als 13 jarig meisje met een licht verstandelijke beperking werd Marieke uit huis geplaatst. Haar broer en zus wonen op dat
moment al niet meer thuis. In haar jeugd is ze verschillende malen misbruikt door onbekende mannen. De uithuisplaatsing
blijkt een zoektocht naar een goede plek voor Marieke en ze moet drie keer verhuizen naar een andere woonvorm. Marieke’s
gedrag blijkt echter in geen enkele groep te hanteren, omdat ze zowel verbaal als fysiek zeer agressief is. Ze krijgt een tijdlang
zoveel medicatie dat ze geheel onder zeil is. Langzaam wordt de medicatie afgebouwd en lukt het om Marieke weer mee te
laten draaien in een dagprogramma. Het gedrag van Marieke blijft voor de groepsleiding echter moeilijk te hanteren en op 21
jarige leeftijd verhuist ze nogmaals, nu naar een woonvorm op een beschermd terrein. Twee jaar na de verhuizing overlijdt haar
moeder en een jaar geleden is ook haar vader overleden.
Naar aanleiding van het overlijden van haar moeder en later haar vader wordt de geestelijk verzorger ingeschakeld. Tijdens
de gesprekken met Marieke krijgen haar ouders een plek bij ons in de ruimte. Het erkennen van haar verdriet om wie haar ouders waren, ondanks alle teleurstellingen en moeilijkheden die er zijn geweest, lijken Marieke te bevestigen in wie zij is. Samen
‘praten’ we op een voor Marieke fijne manier, via het beeldscherm van de computer. Zo kan Marieke even nadenken over het
antwoord dat ze typt en is het gesprek wat minder direct. Op deze manier kan Marieke bijzonder goed dat wat er bij haar van
binnen leeft onder woorden brengen en blijkt ze mooie gedichten te kunnen schrijven.
Naast de gesprekken die Marieke en ik samen hebben is het leven van de inmiddels 26 jarige Marieke ingedeeld rondom
voorspelbaarheid en het bieden van nabijheid. Elk uur van haar leven is ingedeeld in vaste activiteiten met vaste begeleiders.
Haar grenzen worden non-verbaal (op papier) en fysiek (keukenkastjes op slot) aangegeven. Dit lijkt haar rust te geven. Toch
zie ik haar ook genieten als ze even wat vrijheid krijgt en bijvoorbeeld bij mij één keer in de week zelf haar kopje chocolademelk
uit de automaat mag halen. Waarbij ze altijd met een grote mok twee keer op de knop van het apparaat drukt.
Sinds de gesprekken tussen de geestelijk verzorger en Marieke zijn gestart is er ook regelmatig contact met haar persoonlijk
begeleider. Tijdens één van de gesprekken laat haar persoonlijk begeleider zich ontvallen dat Marieke over twee weken zal
verhuizen. Dit omdat ze nu in een behandelwoning woont en Marieke het etiket uitbehandeld heeft gekregen. Marieke zal een
week voordat ze gaat verhuizen te horen krijgen dat ze weg gaat, dit omdat het anders te onrustig voor haar is.
Terwijl ik terugloop naar mijn kantoor denk ik na over wat ik net gehoord heb. Na 7 jaar ergens gewoond te hebben heeft
Marieke straks maar een week de tijd om te wennen aan het idee van verhuizen en om afscheid te nemen. Over twee weken zit
Marieke in een voor haar nu nog onbekende kamer op een andere plek van het terrein met andere medebewoners en allemaal
andere begeleiders. Marieke heeft al zo vaak afscheid moeten nemen. Van haar ouderlijk huis, de andere groepen waar ze heeft
gewoond, het contact met haar broer, haar dromen en verlangens en haar beide ouders.
Ik vraag me af hoe ik me zou voelen als ik te horen zou krijgen dat ik over een week ga verhuizen. Mijn haren zouden in
ieder geval van stress recht overeind gaan staan. Ik denk ook aan de uitspraak van Marieke toen we samen spraken over goed
afscheid nemen: ‘Dan neem jij taart mee en krijg ik een cadeautje van jou.’
Tijdens ons laatste gesprek eten Marieke en ik appelkruimeltaart. Marieke geniet zichtbaar van dit kleine feestje. Ik geef Marieke een boekje met mooie prenten maar zonder tekst. Zo kan Marieke zelf het verhaal bedenken en kan het verhaal elke keer
anders zijn. Haar talent om zichzelf uit te drukken via geschreven taal maakt dit een cadeau voor Marieke. Van Marieke krijg ik
een prachtige kaars met de boodschap: ‘Nu kun je aan mij denken elke keer als je de kaars aansteekt.’
Het is mij volkomen duidelijk: Als er iemand is die weet hoe je goed afscheid moet nemen dan is het Marieke en juist om
deze reden had ik haar wat meer tijd gegund om afscheid te nemen van het huis waarin ze 7 jaar gewoond heeft.
4
De economische crisis: een licht in de duisternis?
Tina Visscher
De economische crisis. We worden inmiddels al een aantal jaar via de media doodgegooid met allerlei negatief nieuws over
onze economie. Wat zeker niet wordt overgeslagen is dat de crisis niet alleen een enorm impact op onze economie heeft, maar
ook op onze levens. Dit klinkt als een cliché en deze vlieger zal niet voor iedereen opgaan, maar toch is het een belangrijk punt
om bij stil te staan.
Allereerst de werkloosheid. Naast dat iemand zijn of haar inkomen verliest, heeft het ook psychische gevolgen. Mensen
zonder baan voelen zich nutteloos, hebben het gevoel er niet meer bij te horen en missen de sociale contacten met hun collega’s. Ook vervelen ze zich vaak, aangezien de meesten overdag aan het werk zijn. Ze reageren zich af op hun familieleden
en vrienden, wat (v)echtscheidingen en vele ruzies tot gevolg kan hebben. Naast deze persoonlijke nadelen, zijn er ook maatschappelijke nadelen. Bij toenemende werkloosheid en de daling van de welvaart die het ten gevolge heeft kan er in een land
maatschappelijke onrust ontstaan. Door onder andere politicoloog Marc Hooghe wordt er beweerd dat er zelfs een verband
bestaat tussen een stijging van de werkloosheid en een toename van de criminaliteit in een samenleving.1
Werklozen hebben minder geld te besteden, waardoor bedrijven minder producten kunnen afzetten en dus hun productie
moeten inkrimpen. Dit resulteert uiteindelijk in nog meer werkloosheid. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel van dalende bestedingen. Hierdoor kunnen mensen ook in een recessie-depressie terecht komen, aangezien ze minder geld hebben om uit te
geven. Voor de economische crisis konden veel mensen geld uitgeven alsof het niks was. Men had een goede baan, maar al had
je geen baan kon je alsnog makkelijk rondkomen van de sociale voorzieningen die voortkwamen uit onze verzorgingsstaat. Dit
is in het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw ‘veranderd’ naar een participatiestaat, waarin de overheid probeert de
organisatie van verantwoordelijkheden op sociaal gebied die veel geld kosten elders in de samenleving te leggen. Zo zijn onder
andere zorg en sociale zekerheid bij de gemeenten neergelegd. Ook krijgt de overheid minder inkomsten binnen, aangezien
zij minder belastingen en premies ontvangen. Dit is stagnerend, aangezien juist meer mensen gebruik moeten maken van de
sociale uitkeringen en voorzieningen. Hierdoor neemt het overheidstekort toe. Ook krijgen werknemers die nog wel werk
hebben geen loonsverhoging of hun loon daalt zelfs. Bij grote werkloosheid zijn hoge looneisen onmogelijk, aangezien werkgevers makkelijk aan arbeidskrachten kunnen komen. De bereidheid om de lonen te verhogen en andere arbeidsvoorwaarden
te verbeteren is dan niet aanwezig. Uiteindelijk komen we in een vicieuze cirkel terecht.
Daarnaast hebben we ook te maken met de stagnerende huizenmarkt. In de tijd voor de economische crisis was het
vrij gemakkelijk om aan een hypotheek te komen. Ook waren de huizenprijzen rond 2008 nog fors; de gemeenten lieten de
WOZ-waarde van huizen groeien, zodat zij ook meer inkomsten binnen kregen. Hierdoor stegen ook de huizenprijzen zelf.
De huizenverkoop zakte eind 2008 en begin 2009 tijdens de recessie helemaal in. Eind 2009 en begin 2010 leek de huizenmarkt
zich te herstellen, maar door de oplopende rente en aanscherping van de regels voor een hypotheek zakte het eind 2010 weer
in. Ook begon toen de discussie over de hypotheekrenteaftrek. Toen bleek dat de aftrek gewoon bleef bestaan, trok de woning
markt weer aan. Helaas was dit slechts ook van korte duur. In 2011 werd de hypotheekverstrekking weer aangescherpt door
hogere inkomensnormen. De hypotheeklasten wegen zwaarder mee in het inkomen, zodat je met hetzelfde inkomen en bij
gelijkblijvende rente toch minder geld kon lenen bij de bank. De strenge hypotheekeisen en de hoge rente schrikt kopers af en
beperkt daarnaast nog eens hun financiële mogelijkheden. Hierdoor staan steeds meer en langer huizen te koop. Verlaging van
de verkoopprijs zou een optie zijn, maar wat nou als je je huis in ‘de goede tijd’ hebt gekocht, toen de huisprijzen nog torenhoog
waren of met een zware hypotheek? Dan blijf je met een restschuld zitten als de prijs teveel zakt, en dat is natuurlijk ook geen
pretje.
Gelukkig is er nog lichtpuntje: spaargeld. Afgelopen zomer hadden Nederlanders nog voor een recordbedrag van 330,5
miljard euro op spaarrekeningen staan. Vergelijk dit maar eens met 1993, mijn geboortejaar. Toen stond er omgerekend 96,5
miljard euro op de Nederlandse spaarboekjes. Wel is het spaargeld ongelijk verdeeld: slechts 20% van de Nederlanders bezit
80% van al het spaargeld. Veel huishoudens hebben dus weinig buffers om financiële tegenslagen op te vangen, zoals een kapotte wasmachine. Meestal worden voor het gebrek aan buffers oorzaken aangewezen als kinderen, kosten aan het huis (om
het wel te kunnen verkopen) en de kosten van het levensonderhoud. Dit is ook een van de redenen waarom we minder sparen.
Eind januari dit jaar meldde de NOS dat er voor het eerst in ruim 20 jaar minder wordt gespaard. Toen namen Nederlandse
huishoudens al zes maanden op ruim ongeveer een miljard euro per maand op van hun spaarboekjes. Dit komt niet alleen
doordat men krap bij kas zit, maar ook doordat mensen het spaargeld gebruiken om schulden af te lossen en extra aflossingen
te doen bij de hypotheek. Ook durven mensen weer te beleggen, aangezien de beurzen een beter rendement geven dan de
1
Marc Hooghe, Bram Vanhoutte, Wim Hardyns en Tuba Bircan, ‘Unemployment, Inequality, Poverty and Crime: Spatial
Distribution Patterns of Criminal Acts in Belgium, 2001-06’, The British Journal of Criminology 51 (2011) 1-20.
5
lage rente van rond de 1% die banken geven op spaargeld. En last, but not least: de werkloosheid. Er wordt ingeteerd op het
spaargeld door mensen die kampen met een inkomensverlies omdat ze werkloos zijn geworden of in de bijstand terecht zijn
gekomen. Achterblijvende consumentenbestedingen zijn niet alleen het probleem van het geld niet durven uitgeven, maar ook
niet kunnen uitgeven.
Het afnemen van het spaargeld kan goed en slecht nieuws betekenen. Goed, omdat het een teken is dat mensen meer vertrouwen krijgen in de economie. Tijdens de crisis durfden mensen niet veel meer uit te geven en nam het spaargeld flink toe.
Echter, zoals hierboven al besproken is, is het ook een slecht teken, aangezien werklozen hun spaargeld moeten aanspreken om
rond te kunnen komen.
Prinsjesdag 2013 had een goed bericht voor de huizenmarkt. Normaal gesproken mag een ouder een kind zo’n 50.000 euro
belastingvrij schenken voor financiering van een studie of woning. Vanaf oktober 2013 is de vrijstelling van de schenkbelasting
voor een eigen woning tijdelijk verruimd. De eenmalig verhoogde vrijstelling is verhoogd naar 100.000 euro om zo de huizenmarkt op gang te krijgen. Ook hoeft het niet langer te gaan om een schenking van een ouder aan een kind. Deze verhoogde
schenkingsvrijstelling was begin dit jaar al een groot succes. In april hadden zo’n 34.000 Nederlanders van deze tijdelijke
maatregel gebruik gemaakt, terwijl de Belastingdienst had gerekend op zo’n 20.000 mensen tot eind dit jaar. Hoeveel er precies
belastingvrij is geschonken, is nog niet bekend.
Ik ben in ieder geval blij dat mijn ouders hun huis binnen afzienbare tijd (7 maanden) hebben kunnen verkopen. De nodige
stress-momenten zijn nu gelukkig weg en mijn moeder en ik kunnen nu weer met een schone lei beginnen. Nu alleen nog een
nieuw huisje zoeken!
6
De pre-existentie van de zoon van God in
een ander licht
Eelco Glas
Introductie
De betekenis van de term “zoon van God” staat sinds jaar en dag vast in de christelijke theologie. Allen denken wij, en met “wij”
wordt in dit geval christenen in de breedste zin van het woord bedoeld, te weten wat deze term betekent: de zoon van God is
“de eniggeboren zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God.” Met dit credo werd op het concilie van Nicea (325 n.C.) een lang christologisch debat afgesloten, de goddelijke
status van Jezus Christus stond vanaf dit moment niet langer ter discussie. God is als mens op deze aarde gekomen. De zoon
van God bestond al voor zijn menswording. Met name het Evangelie van Johannes is doorslaggevend geweest in het vaststellen
van dit leerstuk: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God.
Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat (Joh 1:1-3; NBV).” Met deze woorden is de pre-existentie
van Jezus Christus, de zoon van God uitgesproken. Zijn bestaan gaat aan alle tijden vooraf, en vindt zijn grond in de diepten
van Gods wezen. Hoewel de precieze nadruk en betekenis van dit leerstuk in verschillende kerken op verschillende manieren
wordt uitgelegd, zijn christenen het min of meer eens over dat Jezus inderdaad goddelijk is, en door die goddelijke aard begint
en eindigt zijn existentie niet in het menselijke bestaan van Jezus. Waar we in dit artikel naar zullen kijken is de pre-existentie
van de zoon van God, niet in de transcendente zin waar christenen over spreken, maar op immanente wijze, zoals de term voor
het menselijke bestaan van Jezus is gebruikt. Welk licht werpen teksten waarvan we zeker weten dat deze ouder zijn dan het
Nieuwe Testament en de vroege kerkvaders op de term “zoon van God”? Wat zeggen voorchristelijke teksten over de zoon van
God? Hierbij zal slechts één van de vele mogelijke invalshoeken worden uitgelicht, die van de koning als zoon van God. Ik zal
kijken hoe deze traditie uiteindelijk is toegeëigend door het Evangelie van Lukas.
De koning als zoon van God in de het Oude Israël en omliggende culturen
We zullen beginnen in de Umwelt van het Oude Israël. In het Oude Nabije Oosten, de culturele context waarin het Oude Israël
ontstond, zien we het idee van “goddelijke” mensen onder andere terugkeren in de ideeën die men had over koningschap. Met
name in het Oude Egypte (rond 2000-1500 v.C.) zien we sterke affirmaties aangaande de goddelijkheid van de koning. Onder
de vele titels die de farao droeg, waren “zoon van Re” en “Horus” niet ongebruikelijk. De claim dat de farao de zoon van god
was, werd zonder twijfel serieus genomen in het Oude Egypte. Dat betekent overigens niet per se dat de farao een goddelijke
incarnatie, en daarmee zelf één van de goden was. Uit verschillende teksten kunnen we opmaken dat de farao afhankelijk
was van zijn goddelijke vader: zonder de macht van de Egyptische godheid was de farao machteloos. De farao was in die zin
“maar” de zoon van God. Zijn macht en majesteit was niet iets dat van hemzelf afkomstig was, maar van zijn vader. De farao in
Egypte was in die zin superieur ten opzichte van normale stervelingen, maar inferieur ten opzichte van de goden. We vinden
soortgelijke tradities in mindere mate in het Oude Mesopotamië. In Sumer (rond 3000 v.C.) zien we dat de koning Naram-Sin
werd vereerd als een godheid van Akkad. Hoewel het koningschap in Sumer een uitzondering was in het Oude Mesopotamië,
zien we dat dit ideaal herleefde in de Midden- (rond 1200 v.C.) en Neo-Assyrische periode (rond 900-609 v.C.). Zo wordt de
laatste grote koning van Assyrië, Assurbanipal, omschreven als door Ishtar (equivalent van de Bijbelse Astarte) gebaard, en
opgevoed door andere goden zoals een baby. Ook deze claim wordt door de meeste wetenschappers als retorisch en mythologisch opgevat, en wijst bijgevolg eerder op de status van de Assyrische koning onder de mensen dan op een directe goddelijke
oorsprong. In tijden van voorspoed, waarbij in het geval van de Neo-Assyriërs militair succes een belangrijke graadmeter was,
waren het de goden die verantwoordelijk waren voor het succes van de koning, en zo kon de Neo-Assyrische koning als kind
van de goden worden opgevat. We kunnen in ieder geval niet spreken van een directe deïficatie van de koningsfiguur.
Ook in de Hebreeuwse Bijbel vinden we een aantal verwijzingen waarin duidelijk wordt dat de koning in zekere zin als
“zoon van God” werd beschouwd. Met name in Psalm 2, een Psalm die door verschillende commentatoren in de hoogtijdagen van de Davidische monarchie wordt geplaatst, worden (al dan niet directe) Egyptische en Assyrische invloeden in de
Hebreeuwse Bijbel zichtbaar. In deze Psalm wordt koning David (?) aangesproken door JHWH als “mijn zoon” (Ps 2:7), al de
koningen en leiders van de aarde behoren hun eer te bewijzen aan de zoon van JHWH. Zoals ook in de Egyptische literatuur,
maar minder nadrukkelijk, zien we dat de Davidische koning in mythologische, metaforische en symbolische termen zoon van
God wordt genoemd, “Ik heb je vandaag verwekt” (Ps 2:7). Wel wordt de koning op een voetstuk gezet zoals we dat vandaag
de dag niet vaak meer zien. Vanaf de 7e eeuw v.C. zien we dat deze traditie met name door de inbreng van de zogenoemde
deuteronomistische literatuur veranderde. In 2 Samuël 7 zien we bijvoorbeeld dat de koning nog steeds als zoon van God werd
beschouwd: “Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon” (2 Sam 7:14). Tegelijkertijd werd de koning tot subject
van de wet gemaakt, de koning kon worden gestraft voor begane misdaden: “als hij zondigt, zal ik hem kastijden met stok- en
7
zweepslagen, zoals een vader doet” (2 Sam 7:14). Een dergelijke visie op het koningschap zien we terugkeren ten tijde van de
Babylonische ballingschap (586-538 v.C.), zelfs tot in de Perzische tijd (538-late 4e eeuw v.C.). Pas in de Hellenistische periode
(vanaf late 4e eeuw v.C.) zien we dat dit patroon wordt doorbroken.
De zoon van God in het “hellenistische” Jodendom
De Hellenistische tijd bracht een nieuwe cultuur in het Oude Nabije Oosten, en ook in het Vroege Jodendom was deze nieuwe
cultuur nadrukkelijk aanwezig. In de hellenistische wereld was zowel onder Alexander de Grote als onder zijn opvolgers het
idee van een “goddelijke” koning onmiskenbaar aanwezig. Alexander werd “zoon van Zeus” genoemd, en het eerbetoon dat hij
van zijn onderdanen eiste, was zelfs voor de Grieken stuitend, hoewel die niet onbekend waren met het idee van een “goddelijke” koning. De Ptolemeïsche koningen claimden in navolging van Alexander de Grote dat zij “zonen van de zon” en/of “zonen
van Amon-Re” waren. Sommige koningen namen het Griekse woord voor God, theos, op in hun titulatuur. Zo probeerden de
Ptolemeeërs de oude Egyptische gebruiken te synthetiseren met de eigen Griekse gebruiken. De Seleuciden gingen misschien
nog wel verder in hun claims. Belangrijk bewijsmateriaal hiervoor vinden we in de munten die door Antiochus IV Epiphanes
(bijnaam Epimanes, de gek) werden geslagen. Antiochus IV voegde aan het volgens het gebruik op de munten staande “Antiochou Basileos” (koning Antiochus) “Theou Epiphanous” (verschenen god) toe. Evenzo vinden we in de daaropvolgende
Romeinse periode dat keizer Augustus al vroeg in zijn heerschappij divi filius, “zoon van God”, werd genoemd. Het lijdt geen
twijfel dat de Joden uit die tijd bekend waren met deze cultus rondom koningsfiguren, en met name onder het bewind van
Antiochus IV werden de Joden direct met deze cultus geconfronteerd, toen Antiochus IV de tempel in Jeruzalem ontwijdde.
Het is niet verrassend dat deze cultus problematisch was voor sommige Joodse groepen, en een reactie kon dan ook moeilijk
uitblijven. Deze reactie volgde in de vorm van de Makkabeese opstand (167-164 v.C.) die indirect leidde tot een opleving van
verschillende concurrerende messiaanse ideeën in het Vroege Jodendom.
Oorspronkelijk verwees de Hebreeuwse term “mashiach” naar een gezalfde figuur, in de meeste gevallen een priester of een
koning. Ondanks de nauwe betekenis van dit woord, hebben onderzoekers zich deze term toegeëigend om een breder verschijnsel te kunnen definiëren. Het Joodse messianisme dat in de hellenistische tijd ontstond, bouwde ten dele voort op oudere
tradities in de Hebreeuwse Bijbel, waarvan we een aantal hebben besproken in de vorige paragraaf, maar gaf een nieuwe invulling aan deze oudere tradities. In één zin zouden we deze ideeën kunnen omschrijven als de verwachting van een heldenfiguur
die in de al dan niet nabije toekomst een glorieus rijk zal stichten. In de teksten wordt dit uiteindelijke reddende handelen van
de messiasfiguur meestal voorafgegaan door een tijd van grote verdrukking voor de volgelingen van God. Een tekst die ons in
dit kader kan verlichten, is de Aramese Apocalyps uit Qumran (4Q246), één van de vele fragmenten van de Dode Zeerollen,
een tekst die zijn oorsprong kent in de 1e eeuw voor Christus. Wat deze tekst zo intrigerend maakt, is het feit dat de titels die
in de Aramese Apocalyps aan de messiasfiguur worden toegeschreven identiek zijn aan een aantal van de titels die aan Jezus
worden toegekend in Luk 1:32-35. In deze tekst wordt gesproken van een figuur die “ als zoon van God zal worden begroet”,
ja zelfs “zoon van de Allerhoogste” zal worden genoemd (verg. Luk 1:32, 35). Hij zal bovendien als koning regeren over de
hele aarde, koning zijn voor eeuwig (verg. Luk 1:33). Volgens sommigen gaat het hier om een hemelse figuur, een middelaar
die direct door God is gestuurd, en anderen argumenteren dat de omschreven figuur een slechte historische koning was. Het
woordgebruik lijkt zich desalniettemin te willen funderen in de traditie van het Davidische koningschap, een opvolger van
koning David. De messias wordt dan de zoon van God zoals we die zagen in Psalm 2 en 2 Samuël 7, die in een eschatologische
context als een messiasfiguur optreedt. Vanuit het licht van deze teksten wordt duidelijk dat wanneer deze koning “zoon van
God” werd genoemd, dit vooral betrekking had op het feit dat hij geen normale sterveling--- was in de zin dat de koning op
een speciale manier in relatie stond met het God of het goddelijke. De conclusie dat het Evangelie van Lukas, direct of indirect,
afhankelijk was van deze pas ontdekte tekst uit Qumran is moeilijk te vermijden. Het is bijgevolg waarschijnlijk dat het publiek
van de evangelist een bepaalde koninklijke messiaanse figuur in gedachten had wanneer de evangelist sprak over Jezus als de
zoon van God. Wanneer we de term “zoon van God” bestuderen vanuit zijn culturele context, kunnen we niet zonder meer
stellen dat de evangelist wanneer hij Jezus “zoon van God” noemde, onbeschroomd de goddelijke ontologische status van Jezus
claimde. Dat dit de onderliggende agenda was van de evangelist is absoluut niet uit te uit te sluiten. Toch moeten we oppassen
dat we onze ideeën over wie en wat de zoon van God is niet projecteren op de 1e eeuw na Christus. Dat Jezus in de eeuwen
daarna in de christelijke theologie tot zoon van God is geworden, staat niet ter discussie, maar de verschillende en heftige debatten rondom de ontologische status van Jezus laten zien dat niet iedereen het eens was over deze goddelijke status van Jezus.
Conclusie
In het licht van bovenstaande teksten kunnen we met vele onderzoekers concluderen dat het toeschrijven van de titel “zoon
van God” aan Jezus niet uitsluitend in het Nieuwe Testament en in de latere christelijke traditie voorkomt, en bovendien niet
noodzakelijk op de goddelijke oorsprong van Jezus hoeft te wijzen. De zoon van God bestond al voor de geboorte van Jezus,
en daarmee is deze term in ieder geval pre-existent aan het menselijk bestaan van Jezus. In de ideologie rondom het koningschap in het Oude Nabije Oosten zien we dat deze frase al in de vroegste beschavingen actief werd gebruikt. Dat een koning of
een wijze “zoon van God” werd genoemd, wees in de meeste gevallen veel meer op enerzijds een innige relatie met God of de
goden, en diende anderzijds ter onderscheid van de “normale” stervelingen. Het is evident dat de evangelist de bestaande tradities niet één op één overnam, maar dat deze een oudere traditie in een nieuw daglicht stelde door deze toe te passen op Jezus’
8
persoon. Toch moeten we de historische pre-existentie van de term “zoon van God” niet uit het oog verliezen. Want hoewel de
geschiedenis an sich niet meer te achterhalen is voor de lezer van vandaag, is het de taak van de historicus om de historische
context waarin een bepaald fenomeen plaatsvond, zo goed en zo kwaad als dat kan te reconstrueren.
Leessuggesties
Collins, John J., The Scepter and the Star: Messianism in Light of the Dead Sea Scrolls (Grand Rapids,
Mich.: Eerdmans, 22010).
Dunn, James D. G., Christology in the Making: An Inquiry into the Origins of the Doctrine of the
Incarnation (London: SCM, 1980), 12‒64.
Hengel, Martin, Der Sohn Gottes: Die Entstehung der Christologie und die jüdisch-hellenistische
Religionsgeschichte (Tübingen: Mohr Siebeck, 21977). (ook in Engelse vertaling beschikbaar)
Vermes, Geza, Jesus the Jew: A Historian’s Reading of the Gospels (London: Collins, 1973).
Yarbro Collins, Adela, en Collins, John J., King and Messiah as Son of God: Divine, Human, and Angelic
Messianic Figures in Biblical and Related Literature (Grand Rapids, Mich.: Eerdmans, 2008).
Uit het weinige
Addy van der Woerd
De oude vrouw keek vanachter haar krant met een vermoeid gezicht mijn kant op. Hoewel ze, over haar bril heenkijkend, haar
onwetendheid uitte door haar schouders op te halen, moest ze er toch meer vanaf weten dan haar reactie deed vermoeden.
Haar krant kraakte namelijk niet gewoonlijk, toen ze haar gezicht aan mij blootstelde door de krant die ze in haar handen
had in één beweging naar beneden te trekken. Toch kon ik daar niet direct iets concreets uit afleiden. Met haar bril was wat
vreemds aan de hand. Het was een wat ouder uitziend, goudkleurig, rond model. Pas later merkte ik op dat het om een glazenloos montuur ging. Ik fronste mijn wenkbrauwen en vroeg haar wat ze aan het lezen was. Toen ze de krant open op de tafel
voor zich had gelegd, wees ze met haar pink een artikeltje aan. Vanaf mijn positie kon ik nauwelijks de titel lezen, iets met een
K en een r. Ik vroeg haar waarom ze een glazenloos montuur op haar neus had. Er verscheen een glimlach op haar gezicht, en
ze antwoordde: ‘Dat houdt me scherp.’ Ze tilde vervolgens haar dampende kopje thee van het schoteltje, en terwijl ze gulzig
een slok nam, bleef ze mij indringend aankijken. Omdat ik mij er ongemakkelijk bij voelde, richtte ik mijn ogen op, en begon
door het venster naar buiten te staren. Wat moest ik daar nu mee? ‘Dat houdt me scherp.’ De theorie die mij te binnen schoot
gaf voldoende vertrouwen om mijn aandacht weer op haar te richten. Ik bedacht dat ze decennialang elke dag een bril had
gedragen, maar dat ze bij het beschadigd raken van een van de glazen, besloten had om een opticien te raadplegen. Deze had
haar aangeraden om op lenzen over te stappen. Maar omdat ze al die jaren alleen bij het slapengaan haar bril had afgezet, heeft
ze de ervaring van brilloosheid ontwikkeld tot een associatie met de nachtelijke uurtjes rust. Vandaar dat ze naar een oplossing
moest zoeken toen ze brilloosheid ook op de actieve dagdelen ging ervaren. De associatie met de nachtrust had ze namelijk
niet achter zich gelaten. Daarop bedacht ze haar man te vragen om de beschadigde glazen uit haar bril te verwijderen. Zo kon
ze, terwijl ze lenzen inhad, haar bril opzetten zonder dat ze hinder ondervond van krassen of barsten. Ik herpakte mijn aandacht en ik wendde mijn blik naar de vrouw. Ze leek ervan te schrikken en vervolgde haar leesgrage houding. Ze pakte de krant op en had met twee keer schudden haar krant weer in de gewenste houding. Ik besloot aan
haar tafel te blijven staan. Met een ondefinieerbare expressie nam ik waar hoe de vrouw opzoek ging naar het artikel dat ze me
enkele momenten geleden had aangewezen. Ze leek het artikel duidelijk niet terug te kunnen vinden. Ik boog mij ongegeneerd
over de rand van de krant om mee te kunnen helpen met zoeken. De weinige informatie die ik van het artikel had, was voldoende om het op te sporen. Toen ik mij echter gereed had gemaakt om het artikel aan te wijzen, richtte de vrouw haar hoofd
op en ging actief opzoek naar een ober. Ze keek ongeduldig langs mij heen terwijl ze haar nek lang maakte en haar kin optrok.
Hoewel het redelijk druk was, wist ze binnen afzienbare tijd de aandacht van een kelner te trekken. Nadat ze blijkbaar gerust
was gesteld, trok ze zich wederom achter haar krant terug. Haar oog viel meteen op een interessant artikel. Ze begon rustig
te lezen. Nog geen anderhalve minuut later hoorde ik een ober aan komen lopen, zo klinken obers nu eenmaal. ‘Wat mag het
wezen, mevrouw?’ vroeg de in zwart en wit geklede jongeman. Terwijl ze de stoel tegenover zich met haar voeten naar achter
duwde, antwoordde de vrouw: ‘Twee maal Irish Coffee alstublieft.’
9
Een ethisch dilemma
Over weldoen en het opblazen van dikke mensen
Sanne van Neijenhof
Dilemma
Tijdens de colleges Professionele Ethiek van het pre-masterprogramma Geestelijke Verzorging komen allerlei ethische vraagstukken voorbij. Zo discussieerden we over de professionele verantwoordelijkheden van ex-neuroloog Ernst Jansen Steur en
het handelen van huisarts Tromp uit Tuitjenhorn omtrent zijn omstreden euthanasietoediening bij een terminale patiënt. Ook
spraken we over het gebruiken van vormen van dwang in de zorg en kwam de vraag aan de orde of reanimeren altijd gelijk
staat aan weldoen, omdat er regelmatig blijvende schade wordt aangericht. Stuk voor stuk boeiende en maatschappelijk relevante onderwerpen, waarover het laatste woord nog lang niet gesproken zal zijn. In dit artikel wil ik jullie echter een totaal
ander ethisch dilemma voorschotelen, maar niet voordat we kort hebben stilgestaan bij het principe weldoen en de Doctrine
of Double Effect.
Weldoen en niet-schaden lijken op het eerste gezicht twee kanten van dezelfde medaille. Enerzijds gaat het om het vermeerderen van welzijn en anderzijds om het niet verminderen van datzelfde welzijn. Toch heeft niet-schaden meestal meer
gewicht; het is het belangrijkst dat je zelf geen schade aan een ander toebrengt en hen niet in een risicovolle situatie brengt
door roekeloosheid of nalatigheid. Als je daarnaast dan ook nog een weldoener bent, is dat mooi meegenomen en goed voor
je karma – mocht je daarin geloven. Kortom, je zou weldoen en niet-schaden kunnen zien als de boven- en ondergrens van
moreel juist menselijk gedrag.
Toch blijkt bovenstaande in de praktijk niet altijd voldoende handvatten te bieden. Het kan immers gebeuren dat weldoen
tegelijkertijd ook ongewenste of zelfs schadelijke effecten met zich meebrengt. Mocht je in zo’n situatie terechtkomen dan kan
de Doctrine of Double Effect wellicht uitkomst bieden. Dit principe is namelijk bedacht om in dergelijke gevallen een ethische
afweging te maken. De handeling moet aan vier voorwaarden voldoen, wil deze ethisch verdedigbaar zijn:
1.
Het beoogde effect mag niet moreel onjuist zijn.
2.
Je beoogt alleen het goede effect.
3.
De goede gevolgen moeten gelijk of groter zijn dan de slechte gevolgen.
4.
Het slechte gevolg mag geen middel zijn om het goede gevolg te bereiken, maar alleen een neveneffect. (anders zou
de persoon toch het slechte beogen)
Met name door de laatste voorwaarde geeft deze doctrine niet altijd een bevredigend antwoord – als je de doctrine loslaat
op grotendeels geaccepteerde handelingen als euthanasie of abortus kom je al snel in de knoei - en er klinken daarom ook
kritische tegengeluiden. Maar laten we wel wezen, als het ethisch juiste altijd bevredigend zou zijn, is er ook geen sprake van
een echt dilemma. In de situatie die hieronder beschreven wordt, is dat overduidelijk wel het geval.
Zes vrienden zijn afgedaald in een grot. Op het moment om naar huis te gaan, gaat een dikke gast als
eerste door het gat naar buiten, maar ongelukkigerwijs blijft hij vast zitten. Er wordt geprobeerd hem
te bevrijden, maar dat lukt niet. Ondertussen begint de waterspiegel in de grot te stijgen, en duurt
het nog maar even voordat de grot onder water staat. Een van de vrienden heeft een staaf dynamiet
bij zich. “We kunnen enkel met zijn vijven overleven, als we deze dikzak opblazen en voor onszelf
een weg naar buiten creëren. Doen we niets, dan sterven we en zal onze dikke vriend straks worden
bevrijd door de reddingsbrigade.”
De grote vraag hierbij is natuurlijk of het opblazen van de dikke man ethisch te verdedigen valt. Velen zijn in eerste instantie
geneigd te zeggen dat het overleven van de overige vijf opweegt tegen het sterven van de dikke man. Als je er iets langer over
nadenkt, blijkt de kwestie toch een stuk ingewikkelder. Hoe zit het eigenlijk met weldoen versus niet-schaden en de Doctrine
of Double Effect? De dikke man sterft immers niet uit zichzelf, daarvoor zal een van de anderen een moord moeten plegen en
hem dus schaden. Degene die het dynamiet bovendien aansteekt, beoogt daarmee de dikke man te doden en het is dus een
middel om de rest te redden. De Doctrine of Double Effect vindt het opblazen van de dikke man dus niet ethisch verdedigbaar.
In de meest gunstige situatie ziet de dikke man zelf in dat het de beste optie is als hij sterft en afhankelijk van hoe hij precies
vastzit is hij dan misschien zelfs in staat om zichzelf op te blazen, zodat er van moord geen sprake meer is. Maar stel nu, dat
besloten wordt zo lang mogelijk te wachten met het opblazen van de dikke man en dat dan blijkt dat de reddingsbrigade op tijd
is om de hele groep te redden of dat de grot slechts voor de helft onder water komt te staan en van verdrinking geen sprake is.
10
Ben jij van mening dat de groep het risico moet nemen zo lang mogelijk te wachten? Mag de dikke vriend, al dan niet met zijn
toestemming, überhaupt worden opgeblazen? En ten slotte, zou jij zelf in staat zijn de staaf dynamiet aan te steken?
11
Instabiele identiteit
Voor Noortje
Melle Wedholm
Hoewel postmoderne filosofieën de afgelopen jaren een niet te onderschatten stempel op de westerse cultuur hebben gedrukt,
zijn ze van het begin af aan omstreden geweest. Tegenstanders verwijten postmodernisten een gebrek aan betekenis, moraal
en overtuiging verweten. Het postmoderne relativisme in het bijzonder wordt als misplaatste holle nieuwlichterij beschouwd.
Deze karakterisering lijkt me problematisch. Ten eerste betoog ik dat postmoderne concepten juist veel betekenis kunnen
hebben binnen individuele levens. Ten tweede denk ik dat het mogelijk is om veel van die concepten in een langere traditie te
plaatsen. Om deze punten te illustreren, wil ik in dit artikel het concept van ‘instabiele identiteit’ verkennen.
Hoewel de instabiliteit van identiteit geen standaardterm is in de postmodern menswetenschappen, wordt het concept daar
wel veelvuldig gebruikt en mag als gemeenplaats gelden. Zoals passend is voor een dergelijk concept, wordt het afhankelijk
van de academisch gebruiker anders begrepen en toegepast. Antropologen hebben bijvoorbeeld laten zien hoe verschillende
identiteiten op de voorgrond kunnen worden geplaatst om verschillende sociale situaties beheersbaar te maken. Geestelijk verzorgers werken met verschillende subjectposities, die het individu helpen betekenis aan haar of zijn situatie te geven. Binnen
genderstudies ten slotte betogen verschillende onderzoekers
dat gender wordt uitgevoerd, in plaats van een vastliggend concept te zijn. Deze korte opsomming van voorbeelden laat zien
dat het concept van instabiele identiteit op vele manieren kan
worden vorm gegeven. Toch zijn er ook veel overeenkomsten.
In alle gevallen gaat het om een destabilisering of problematisering van identiteit, die juist voor mogelijkheden zorgt en
individuen steun biedt.
De instabiliteit van identiteit als bron van positieve kracht is
geen (post)moderne uitvinding. Veel religieuze tradities dichten een bijzondere status toe aan datgene wat ambigu of onbepaald is. Zelfs de identiteit van het Goddelijke wordt vaak in
mysteriën gehuld. In de synoptische evangeliën vraagt Christus
zijn leerlingen wie ze denken dat Hij is (Marcus 8:27-30, Lucas
9:18-21, Mattheüs 18:13-20). Bij Marcus en Lucas blijft een definitief antwoord daarop uit. Daarna verbiedt Christus Zijn
leerlingen om niet te vertellen wie Hij is. Deze waarschuwing wordt vaak herhaald nadat Christus wonderen verricht. Ook in
de Hebreeuwse Bijbel wordt God herhaaldelijk onkenbaar gehouden. Na herhaaldelijk verzoeken mag Mozes de achterkant
van JHWH zien, maar Zijn gezicht blijft een geheim (Exodus 33:18-23). Elia krijgt een vergelijkbare gunst. JHWH toont hem
wonderen van de natuur, maar verschijnt uiteindelijk in een zachte bries aan hem (1 Koningen 19:9-12). De implicatie is duidelijk: God is niet te vinden door grote gebaren of verkondiging, maar juist in het kleine of onvoltooide. Ook nu nog wordt in
het Jodendom de Godsnaam traditioneel niet uitgesproken uit ontzag voor het mysterie.
De kracht die uitgaat van een instabiele identiteit beperkt zich echter niet tot God alleen, maar strekt zich ook uit tot Zijn
volgelingen. In een beroemde citaat uit de Galatenbrief leert Paulus ons dat er onder de gedoopte gelovigen geen mannen, geen
vrouwen, geen slaven, geen vrijen, geen Grieken en geen Joden meer bestaan (Gal3:25-28). Het thema van instabiele identiteit
is bovendien niet beperkt tot de Abrahamitische religies. Het
Boeddhisme kent de term Anatta, die afwijkt van een eenvoudig concept van identiteit. Anatta betekent niet dat individuen
een identiteit hebben, maar tegelijkertijd ook niet dat individuen geen identiteit hebben. Belangrijker is om in te zien dat de
zoektocht naar en het vasthouden van een identiteit een nutteloze taak is. Die is in elk geval niet te vinden in een essentie van
een persoon of de dingen die degene doet of waarneemt.
Religies hebben dus een lange traditie van instabiele identiteiten, en achten die hoog. Als we terug keren naar onze tijd,
zien we dat we instabiele identiteiten ook nu nog hoog achten.
Popsterren met onbepaalde identiteiten worden geprezen als
culturele kameleons en behoren tot de top in de wereld van de
12
popmuziek. David Bowie, Michael Jackson, Lady Gaga en Madonna spelen allemaal met verschillende identiteiten en hanteren die als deel van hun performance. Opvallend genoeg gebruiken die laatste twee ook veel religieuze symboliek, en boren
zo een aloude bron van beeldtaal aan. Het meest recente voorbeeld is waarschijnlijk Conchita Wurst, die dit jaar het Eurovisie
Songfestival won. Ze(?) heeft zich steeds verzet tegen het vastleggen van haar genderidentiteit. Talloze Europeanen werden
geïnspireerd door ‘de vrouw met de baard’. Een instabiele identiteit is dus niet alleen iets wat veel betekenis kan hebben, maar
ook deel uit maakt van een lange traditie.
De teugels van het leven
Kyra-Tiana Kers
Kleine zonnestralen verlichten mijn leven
En elke komt voor iets unieks te staan
Allen zijn uit de zon verschenen
Lijken door mij heen te gaan
Daarom staat de laatste straal voor het heden
Voor alles wat vandaag de dag speelt
Elk moment is aan te kleden
Met de stralen van de zon die je zelf verdeelt
Een ervan staat voor het verleden
Voor alle momenten die komen en gaan
Voor alle tijden tot het heden
Voor elke lach en elke traan
Een andere straal staat voor de morgen
De dag die nooit echt komen zal
Een lichtstraal met dromen en zorgen
Maar waaraan men heel veel twisten zal
Een derde straal staat voor het einde
Hetgene waar ieder een idee over heeft
Maar deze gedachtes lijken we te mijden
Een angstmoment heb ik al eens beleefd
Tijden brengen zoveel met zich mee
Liefde, hoop, angst en verlangen
Dromen, krachten en een nieuw idee
Wellicht pas als we de stralen opvangen
Er is zoveel warmte die de zon laat stralen
Van veel duisternis maakt zij licht
Maar van welke stralen je iets gaat maken
Die keuze is helemaal op jou gericht
Het is moeilijk om de juiste vast te houden
Om de beste opties in te zien
Om genoeg op jezelf te vertrouwen
Je keuzes af en toe eens te herzien
Af en toe is het licht te verwarren
Voor iets wat donkerder en zwaarder is
Enkel en alleen de knoop ontwarren
Is op zichzelf al een gebeurtenis
13
Taste of heaven
Tancredi Marrone
“And when the dew that lay was gone up, behold, upon the face of the wilderness there
lay a small round thing, as small as the hoar frost on the ground. And when the children
of Israel saw it, they said one to another, It is manna: for they wist not what it was. And
Moses said unto them, This is the bread which the Lord hath given you to eat. This is the
thing which the Lord hath commanded, Gather of it every man according to his eating.”
Exodus 16:14-16
and so they did. But unlike what one would expect, this also happens in Sicily. But
before I get taken away and stoned outside the city by you theologians, let me make
things a bit clearer. In Italian there is an expression that goes like this: “aspettare la
manna dal cielo” which means being passive towards a negative situation. Luckily for
us Manna grows on trees, unlike money. The product comes from the Fraxinus plant
and as one would expect it tastes sweet, like honey or maple syrup. Of the 70 species
of Fraxinus catalogued today, only 3 are present in Italy and are potential manna producers. Supposedly it was imported into
Sicily (which since the second half of the eighteenth century has been the major producer) by the Arabs during the Islamic
invasions of the ninth-eleventh centuries A.D. and has now become an exclusively local product.
What is called “manna” is the sap of the plant extracted from the bark of the tree. An incision is made on the bark with a
sickle knife called a manaruolo. The small incisions shed a juice of a waxy coloured and bitter flavoured liquid known as lagrima (tear). When it comes into contact with the air it whitens and takes on its typical sweet flavour. Further on in the process,
these tears turn into long stalactites otherwise called cannoli. The collection of the sap is done every week with traditional tools
called l’archetto, la rasula and la scatola.
Dry weather and heat are essential for the formation of manna. If the temperature is high with low humidity and the plant
curves over, the best manna comes out, forming the prized stalactites. The process is very delicate as rain and fog can ruin an
entire year’s work in just a few hours. The production of the sap is dependent on the level of hydraulic stress that the plant undergoes. For this reason one of the first procedures is the removal of earth around the biggest roots of the plant. This is called
scalzatura (it roughly means taking footwear off). The frassiniscoltore, will initially make sure that the land is sufficiently dry
around the roots and that it can break away with ease. To see if the plant is cunchiutu (compiuto or “it is ready”) he will check
if the colour of the leaves is a green that borders on yellow. When this occurs, the first incision, (ntacche) is made at the base
of the plant around 5 to 10 cm from the ground and a new one is made 2-3 cm above the first every morning. To cover the
whole plant it takes from June to September if the conditions allow it. This process continues until the leaves aggiarnianu (turn
completely yellow).
The quality of manna is classified depending on the way it is collected. Cannolo is the most prestigious and as I mentioned
before it takes the shape of a stalactite formed by the dripping of the sap from the bark. It is collected with the archettu. This
is a tense metal wire held by a wooden arch, a rudimentary form of the saw. Because of its quality, a technique was developed
to increase its production. This involves the use of a small steel plate fixed underneath the incision with a nylon thread tied
and hanging from it. The lagrima dripping down the thread allows for the formation of long stalactites which can be collected
every two days rather that every week. Secondly, comes the rottame (wreck) and is collected using the rasula, a spatula-looking
tool, by scraping the sap off the bark. The final one is the manna in sorte collected in the cladodes of the prickly pears at the
base of the tree when the air is too damp and the sap doesn’t dry on the tree. If lots of liquid comes out it is said that the plant
is ‘n currenza (runny), which occurs when there is humidity in the air.
After being collected, manna is laid out to dry in a process that is called stinnitura. (stenditura or if you prefer “hanging
out”, just like your washing). During the first 24 to 36 hours manna is left in the shade, allowing for the removal of impurities.
After this process, the stalactites are left in the sun for a week on special planks called stinnituri. In the final stage, after careful
selection, the product is placed in wooden boxes and left in a dry place.
Manna is said to have many positive properties; some more folkloric than others. It works as a laxative which supposedly
has no side effects. Children, seniors and the convalescent take it with milk. It also purifies the intestines from toxins caused by
bad nutrition. It is a natural sweetener with a very low percentage of fructose or glucose which is useful for diabetics so long
as one’s consumption does not exceed 10g. It also has beneficial effects for the breathing system and helps with coughs. In the
more legendary perspective it is said to cure all allergies. As such, Manna continues to fascinate even the modern imagination.
14
Vrede zij met u
Franka Riesmeijer
Ik ga even een poging doen om de missverkiezing te winnen. Wat wil ik liever dan wat dan ook in de wereld? Vrede, natuurlijk.
Vrede voor de arme ontvoerde meisjes in Nigeria, de mensen die wonen in Palastina en Israël en hun buren niet vertrouwen, de
mensen in Oekraïne die allemaal heus een betere wereld willen, de mensen in Colombia die te maken hebben met drugssmokkel en een regering die daar weinig interesse in heeft, nouja, alle mensen op deze hele wereld. Mooi ideaal natuurlijk. Maar wat
is vrede en hoe is dat te bereiken? Daarvoor wil ik even met jullie kijken naar het werk van Fernando Enns, hoogleraar met de
leerstoel Doopsgezinde Vredestheologie en Ethiek van de VU. Hij wil dat we de stap maken van “just peace” naar “Just Peace”
(gewoon vrede naar rechtvaardige vrede).
Vrede is niet iets wat los moet staan van onze dagelijkse taken, stelt Enns in het begin van zijn artikel Just Peace: a new
framework for an ecumenical social ethics. We moeten vrede en vredesstichting zien als een vast onderdeel van het geloof, en
van het alledaags leven. Vrede is onlosmakelijk verbonden met de liefde, de rechtvaardigheid en de vrijheid die God heeft geschonken aan alle mensen, door Christus en de werking van de Heilige Geest. Het is ons geschenk en onze roeping. Natuurlijk
gaat vrede niet werken als enkel religieuze mensen er mee bezig zijn, dus ik voeg hier aan toe dat een niet-religieuze visie op de
mens ook vrede als kernbegrip zou moeten hebben: hoe kan een mens zich ontplooien tot wat hij/zij wil of kan zijn, zonder een
veilige omgeving om zijn of haar talenten te ontwikkelen. Samen moeten we werken aan de preventie van geweld, niet-gewelddadige oplossingen van conflicten, manieren waarop mensen zelf om kunnen gaan met conflicten, training van vredesstichters
en natuurlijk werken aan een actieve manier om verzoening te zoeken na geweld.
Er zijn, volgens Enns, vier aspecten van vrede; vrede in de gemeenschap, vrede in economische relaties, vrede met de natuur
en vrede tussen mensen. De eerste vorm van vrede, in onze
gemeenschap, gaat om allerlei vormen van worstelingen in
de directe omgeving. Mensen worden vermoord, overvallen, bedreigd of verkracht. Als we vrede willen krijgen in
onze gemeenschap moeten we werken aan een veilige plek
op straat, maar ook een plek voor mensen om uiting te geven aan hun wroeging en pijn. Door onderwijs op scholen,
universiteiten en buurtcentra kan er gewerkt worden aan
een gevoel van veiligheid in families, kerken en de maatschappij. Door het promoten van actieve geweldloosheid
kan er rust en vrede komen in je eigen buurt.
Vrede in economisch opzicht betekent een einde maken
van mensonterende armoede, zoals bijvoorbeeld in Zimbabwe. De globale economie zorgt voor een structuur van
geweld die niet voor slachtoffers zorgt met actief gebruik
van wapens of fysieke kracht, maar door een passieve acDe vredesduif van Banksy zoals die te vinden is in Bethlehem
ceptatie van wijdverbreide armoede en ongelijkheid. Dit
gaat niet enkel om werken aan het voldoen van de basisbehoeftes van mensen (wat natuurlijk een doel op zich is), maar ook om
het respecteren van de waardigheid van de medemens en een ruimte creëren waar iedereen een rol kan spelen. Het alternatief
van armoede is niet rijkdom, maar op gemeenschappelijke en eerlijkere manier omgaan met geld, producten en grondstoffen,
door solidariteit en wederzijdse hulp.
Ernstige klimaatveranderingen, zoals die voorkomen in de Stille Oceaan-regio, zorgt voor problemen op grote schaal
schaal. Mensen moeten hun huizen verlaten omdat eilanden overstromen, de droogte maakt het leven onmogelijk, door ontbossing komen er modderstromen die hele dorpen wegvagen. Mensen in de buurt van Fukushima leven in angst en woede.
We kunnen niet streven naar een eerlijke wereld van vrede zolang we niet ook werken aan een wereld waar mensen op kunnen
leven zonder bang te zijn. Natuurlijk is er altijd nog een kans op een overstroming of orkaan. Toch hebben we veel invloed op
hoe vaak er en hoeveel natuurgeweld er in onze wereld is, hoeveel natuurgeweld we onze medemens aandoen.
We zien over de hele wereld de worsteling voor vrede, rechtvaardigheid en mensenrechten. Geweld komt veel voor, terwijl de meeste mensen dit niet wensen. Enns zegt hier nadrukkelijk dat dit tegen de wil van God in is, en hier voeg ik aan toe
dat het tegen de wil van humanistische filosofen is, tegen de wil van Marx, tegen de wil van bijna iedereen. Het is tijd dat we
stoppen met het rechtvaardigen van geweld en oorlog en gaan werken aan het rechtvaardigen en uitvoeren van vrede. Er moet
een stap gemaakt worden van nationale veiligheid op nummer één hebben naar een gevoel van veiligheid voor iedereen. Het
15
moet onze verantwoordelijkheid worden, ja ONZE verantwoordelijkheid, om de ander te beschermen. Sociale gerechtigheid,
mensenrechten, menselijke veiligheid en rechtvaardige wetten moeten dit omarmen.
Omdat het niet zo simpel is als het nu wordt geformuleerd, koppelt Enns het aan het Hebreeuwse begrip Shalom. We moeten niet naar rechtvaardigheid zoeken ten koste van vrede, of vrede ten koste van rechtvaardigheid. Werkelijke vrede is enkel te
bereiken als die twee elkaar omarmen, of zoals de Duitse Luther-vertaling van 1984 ook leest: “... das Güte und True einander
begegnen, Gerechtigkeit und Frieden sich küssen...” (psalm 85:10) Vrede en rechtvaardigheid zijn niet te scheiden. Beide werken samen aan een duurzame relatie in de menselijke samenleving. Shalom omvat dit allemaal, het is meer dan enkel het negatieve concept van vrede dat het ontbreken van oorlog is. Het gaat om compleet-zijn, gegrond-zijn, welzijn en vrede. Dit is enkel
te bereiken als onderdrukking wordt verworpen, als er rechtvaardigheid komt voor hen die onrechtvaardig zijn behandeld en
voor hen die arm of anders zijn. Shalom is daarmee een omarmend begrip, niet iets wat los staat, maar wat een integraal onderdeel moet zijn van onze levens. Het is het koninkrijk Gods op aarde. Het gaat niet om het simpelweg vergeven van geweld,
in welke vorm dan ook, maar een aanmoediging om verschrikkelijke omstandigheden het hoofd te bieden, te zien voor wat
ze zijn en er aan te werken. Vrede moet een realiteit worden. Slachtoffers moeten niet achtergelaten worden met behoefte aan
wraak, want zo blijf geweld enkel bestaan. Daarom stelt Enns een “transformative justice” voor, die slachtoffers en overtreders
een plek geven en hun moet bevrijden van de last. Enkel op deze manier kan een vicieuze cirkel van geweld stopgezet worden.
Het is niet langer genoeg om te zeggen dat je vrede wil, je moet er aan werken. En hoe doe je dat dan? Behandel je medemens
goed, als je hem of haar tegen komt op straat, maar ook in je dagelijkse keuze voor producten. Zorgt dit product voor ontbossing? Dan kwets je een ander mens, hoe ver deze ook van je weg is. Is dit product gemaakt onder onmenselijke omstandigheden? Dan kwets je een mens. Uit je je hatelijk, racistisch of seksistisch? Dan kwets je een mens, zelfs als diegene niet in de buurt
is, want je houdt een beeld in stand dat de ander geweld aan doet. Natuurlijk is dit een hele grote, zware taak, maar we moeten
bewuster gaan kijken naar wat we doen en hoe dit effect heeft op onze wereld.
Graag wil ik afsluiten met een verhaal zoals verteld is door Alix Lozano, in haar lezing „Spiritualities of Peace in Contexts
of Violence”. Colombia is een land met veel strijd. Door de grote armoede en ongelijkheid is er een structureel probleem in
dit land. Daarnaast houdt de overheid zich niet bezig met gebieden die in de periferie zitten én is er een heel groot probleem
met drugssmokkel. Daardoor zijn grote delen van Colombia erg gevoelig voor geweld. De gebieden, zoals waar San José de
Apartado zich bevindt, die wel een rijke bodem hebben, zijn veelal alsnog arm door alle oorlogen. De groep San José de
Apartado verzet zich tegen dit geweld. Om zich heen zien zij veel slachtoffers van drugsgerelateerd geweld, veelal zijn zij ook
de slachtoffers zelf. In deze gevaarlijke gebieden staan zij op tegen de machthebbers en drugsbaronnen en zeggen zij dit land
niet te gaan verlaten. Zij zijn een gemeenschap van vrede en zij die geweld gebruiken hebben geen macht over dit terrein of
over hen. Daardoor zijn ze in groot gevaar, maar ze blijven. In deze groep zie je een anders Godsbeeld dan in de rest van Colombia. God is er voor de slachtoffers en tegen het geweld, waar Hij vaak wordt gezien als een strijder in de rest van het land.
God heeft het gezicht van een man, maar ook een vrouw, dat op zoek blijft naar vrede, overdenking én op zoek blijft naar de
waarheid. De leden van San José de Apartado zijn actief bezig met de zoektocht naar de waarheid, omdat ze willen zien wat
diegene die geweld gebruiken motiveert, hoe ze deze cyclus kunnen doorbreken en hoe een Colombia kan bestaan dat recht
doet aan iedereen. De waarheid is hier een belangrijk kernwoord, want zij onttrekken zich niet van de realiteit, maar kijken het
geweld aan en zoeken actief naar een oplossing hiervoor zonder terug te vallen in kleine leugens die de wonden verzachten.
Ze accepteren de slachtoffers als een realiteit, die ze willen veranderen, maar niet willen negeren. Vrede is niet te bereiken met
mooie wensen, maar met hart voor de waarheid, een wil om te werken aan een betere toekomst en een gemeenschap die elkaar
steunt tijdens gewelddadige momenten.
16
De dood van de Nederlandse democratie
Ananda Klopstra
Op 22 mei 2014 is de Nederlandse democratie overleden en met pijn in het hart moeten wij afscheid nemen van haar. Zij werd
verwekt in het jaar 1566 toen de Nederlanden in opstand kwamen tegen de Spaanse onderdrukking, en zag het levenslicht in
1579 dankzij de Unie van Utrecht. In de daarop volgende eeuwen heeft zij drastische ontwikkelingen doorgemaakt zoals elke
levende entiteit dat doet, tot zij in 1798 de puberteit bereikte en met haar eerste grondwet te maken kreeg. In 1919 werd zij
pas echt volwassen toen zowel mannen als vrouwen kiesrecht hadden vergreken. Helaas hebben we niet lang van haar mogen
genieten, en na jarenlange aftakeling was het dan eindelijk zover, het moment dat zij van de kunstmatige beademing afgehaald
werd en haar laatste adem uitblies.
Het is de moeite waard te vermelden dat ze niet zonder vijanden was, en zoals het vijanden betaamd wordt ze postuum
nog steeds belachelijk gemaakt. Het grootste voorbeeld daarvan is Alexander Pechtold, leider van de politieke partij D66, die
de fatale donderdag zei dat Nederland ‘overtuigend voor Europa gekozen’ heeft. Om het levenloze lichaam van de democratie
nog een trap na te geven zei Sophie in ’t Veld: “Het lijkt erop dat we met onze heldere pro-Europese boodschap meer steun
hebben verkregen en dat de anti-boodschap steun heeft verloren”. Blijkbaar zegt de uitdrukking ‘over de doden niets dan goeds’
deze mensen helemaal niets, en dat doet me pijn. Ik was zeer gehecht aan Democratie en dergelijke woorden raken me best.
Maar ik moet er tegelijkertijd om lachen, omdat zo’n opmerking, hoewel schadelijk voor de nagedachtenis van de overledene
ook heel veel zegt over de intelligentie, of het gebrek daaraan, van Pechtold en diens schoothond in ’t Veld. Ik bedoel, serieus?
Se-ri-eus? Een duidelijke pro-Europese boodschap? Good gracious. Slechts vijfendertig procent van de Nederlandse bevolking
is op komen dagen voor de verkiezingen! Vijfendertig procent! Dat betekend dat bijna twee derde van de bevolking thuis is
gebleven. Van zowel de PVV- als de SP-stemmers is plusminus 65% thuisgebleven. Dit geeft niet aandat Nederland zich duidelijk pro-Europees uitgelaten heeft, maar dat het de Nederlanders niet meer interesseert, en dat is niet gek. De Europese unie
is een ver-van-m’n-bed-show geworden, autoritair en volstrekt onpersoonlijk. Het is een totaal niet-democratisch geheel, het
wekt door middel van verkiezingen slechts de indruk democratisch te zijn. Maar wat kiezen we nou helemaal? Het Europese
parlement, maar dat is niet de Europese Unie. De mensen die er echt de macht hebben kennen we niet, hebben we niks mee
te maken, zijn volstrekte vreemden en vaak weten we niet eens wat die mensen de hele dag uitvreten. Wat we wel weten, met
name dankzij onderzoek dat GeenStijl (the Brussels Business, 2013) deed, is dat het mensen zijn die geheel schijt hebben aan
de Europese burger. Mensen die om vijf minuten voor vijf nog even snel Brussel in hollen, inchecken om hun salaris te innen
en dan weer weggaan.
Eigenlijk is de EU goed te vergelijken met de katholieke kerk zoals zij in de middeleeuwen lange tijd was (voor u die Woodhead
heeft gelezen voor cultuurgeschiedenis, u weet al waar het over gaat). Een semi-absolute macht die de arm-rijk segmentatie in
17
stand hield door te stellen dat het zo bedoeld was door God. Mensen met een afwijkende mening of houding moesten worden
geïncorporeerd of uitgeroeid. Zij werden ‘verketterd’, zoals dat zo mooi genoemd wordt. De EU is in feite niet anders. De Europese bevolking wordt vooral geacht in te stemmen en verder te zwijgen. Ik herinner u even aan aan het Europese referendum
van 2005, in de tijd dat de democratie nog min of meer leefde in Nederland en een ruime meerderheid tegen een Europese
grondwet stemde, een mening die vervolgens zonder omhaal aan de kant geschoven werd met de melding dat de bevolking
het toch niet begreep, zodat die grondwet er alsnog kon komen. Eurosceptici zijn demonen, populistische of nationalistische
extreemrechtse, nare mensen (Martin Schultz, voorzitter EU parlement, 2014; Motivaction onderzoek 2014 [waarbij even
vermeld moet worden dat Motivaction het onderzoeksbureau is die functioneert als magische kauwgomballen automaat: je
gooit er een muntje in en er rolt zowaar een gewenst resultaat uit]). En had de katholieke kerk niet een zwarte lijst van verboden boeken? Iain Mansfield, een Brit die de Brexit Prijs heeft gewonnen voor een paper waarin hij beargumenteerde dat
Britse uittrede uit de EU zeer positief voor de Britse economie zou zijn, heeft een verbod hebben gekregen om in de media te
verschijnen omdat hij eurosceptisch is. Herman van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, weet het nog mooier te maken:
euroscepsis moet verboden worden.
Nu, wat gebeurde er ook alweer met de middeleeuwse bevolking onder de katholieke macht? Die werd lijdzaam, een
beetje zoals de hond in Seligman’s onderzoek naar aangeleerde hulpeloosheid. Dat is namelijk wat machteloosheid met een
dier, en ook met een mens, doet. Als je maar vaak genoeg merkt dat je een situatie niet kan veranderen, dan pas je je cognitie
aan zodat het lijkt alsof het allemaal niet zo slecht is. Dat is wat de pauperes deden in de middeleeuwen, en het is wat de Nederlandse burger nu doet. We sluiten de ogen en doen alsof er niks aan de hand is. We weten spontaan het stemlokaal niet meer te
vinden (om de hoek, nog geen vijf minuten lopen) of schuiven Euromania (eurosceptische docu die iedereen zou moeten zien)
aan de kant om weer lekker te stemmen wat we voorheen ook stemden, al hebben we vijf jaar lang geroepen dat dat we daar
echt nooit meer op zouden stemmen. Ik peilde een paar dagen voor de verkiezingen de sfeer op straat en ik kreeg voornamelijk
antwoorden in de trant van ‘nee, ik heb geen zin/tijd om te stemmen’, ‘ik ga niet stemmen want het interesseert me niet’ en ‘ik
heb niet het idee dat het iets uitmaakt’. Ik denk niet eens dat ik nog meer hoef te zeggen. De democratie is dood, die kunnen we
met kist en al de openhaard in flikkeren. Meneer Pechtold, Nederland is niet duidelijk pro-Europa. Nederland is eurolaks, en
door onze eurolakse houding hebben we de democratie grof van het leven beroofd. Veel plezier met feestvieren, geniet ervan,
en vergeet ons alstublieft niet de komende vijf jaar.
18
3-in-1 recensies
Melle Wedholm
Deus Ex - Computerspel - 2000 - Warren Spector (Productie)
Laat ik om te beginnen alle twijfel over de insteek van deze recensie wegnemen:
Deus Ex is waarschijnlijk het meest interessante computerspel dat ooit is gemaakt.
Hoewel weinig zo snel oud wordt als de van nieuwe technologie afhankelijke computerspellen, weet het spel nog steeds te boeien. Dat heeft verschillende redenen.
In de eerste plaats kan het spel op talloze manieren gespeeld worden. Tegen de
achtergrond van een door terrorisme en pandemieën verscheurde wereld moet geheim agent JC Denton missies volbrengen. Dit kan met grof geweld, maar ook door
geruisloos te infiltreren of een diplomatische oplossing te zoeken. Ten tweede zit
het spel vol verwijzingen naar religie en esoterie. De naam van de hoofdpersoon
en zijn broer Paul zijn daar slechts twee voorbeelden van. Hij stuit bijvoorbeeld op
de Illuminati, tempeliers en andere occulte samenzweringen. Daarnaast wordt er
veelvuldig verwezen naar Griekse mythologie en christelijke filosofie. Deze veelzijdigheid zorgt ervoor dat het spel tot op heden nog nooit is gaan vervelen.
The Bible – Televisieserie - 2013 - Roma Downey and Mark Burnett
(Productie)
De Tv-serie The Bible vangt de verhalen van het Oude én Nieuwe testament in tien
afleveringen van veertig minuten. De makers werden dan ook geadviseerd door
een grote groep religieuze specialisten van interconfessionele pluimage. Het doel
is, volgens de makers, om dit grote verhaal als eenheid te vertellen en mensen opnieuw kennis laten te maken met de Bijbel. Het is dan ook niet verassend dat de
serie in Nederland door de EO wordt uitgezonden. Wel is er bewust voor gekozen
om de serie zondags, rond middernacht uit te zenden. In deze ‘best-of ’ van de
Bijbel worden in elke aflevering een aantal Bijbelverhalen met elkaar vervlochten,
waarbij de gewelddadige delen niet worden geschuwd. Het resultaat is niettemin teleurstellend. De enorme menselijke en religieuze thema’s uit de Bijbel worden met
zevenmijlslaarzen genomen, waardoor noch de emotionele lading noch de theologische boodschap tot zijn recht komt. Op deze manier blijkt de Bijbel beter geschikt
als object voor nauwkeurige studie dan als gepopulariseerd verhaal.
The politics of accommodation. Pluralism and democracy in the Netherlands Boek - 1968 - Arend Lijphart
Het is een gemeenplaats om het Nederlandse politieke landschap in de twintigste
eeuw te karakteriseren als ‘verzuild’. Hoewel dit idee in naoorlogs Nederlands inderdaad breed gedragen werd, wordt Lijpharts boek (ook vertaald) als standaardwerk over deze periode uit de Nederlandse geschiedenis aangedragen. Door een
combinatie van historisch onderzoek en kwantitatief onderzoek schetst Lijphart de
zogenaamde pacificatiepolitiek. De politieke elites van de verschillende zuilen zorgden ervoor dat hun eigen kring op orde was en onderhandelden op het niveau van
de nationale politiek over hun groepsbelangen. Hoewel deze kenschets invloedrijk
is geweest, valt er toch een hoop op af te dingen. Lijpharts liberale achtergrond
zorgt er voor dat hij wel de politieke invloed van de elites van verschillende zuilen
erkent, maar niet hun interne verschillen. Zo omschrijft hij de liberale zuil soms
als een ‘neutrale’, en heeft hij weinig oog voor gender- en klassenverschillen binnen
de zuilen. Dit recente verleden kan waarschijnlijk nog steeds met recht verzuild
worden genoemd, maar gelukkig heeft men sindsdien meer oog voor de invloeden
daarvan buiten de politiek.
19
Nieuw is
Kyra-Tiana Kers, Ananda Klopstra,
Kyra-Tiana en Ananda: Jullie zullen wel denken, wie zijn dit nou weer? De nieuwe gezichten van de duocolumn: Ananda
Klopstra en Kyra-Tiana Kers. Normaal barsten er tussen ons de heftigste discussies los, maar deze keer werken we samen. Iets
leukers kun je toch niet bedenken? Omdat wij onze baanbrekende discussies niet langer voor onszelf willen houden, zijn wij
hier. Over één ding zijn wij het uiteraard eens: de creatieve vlam is op een gegeven moment gewoon opgebrand bij de oude
redactieleden. Maar wat maakt ons nou zo speciaal en zoveel beter dan
onze geliefde oude redactieleden Melle en Franka die voorheen invulling
aan deze duocolumn gaven? Waarom is het de beste keuze om het nieuwe
bruisende duo te verkiezen boven het oude? Ik denk dat dat voornamelijk
komt omdat je iets ouds nooit voor je kiezen wilt krijgen, net als een opgewarmde pastasalade uit de vriezer. Het kan er nog mee door, maar een
verse is toch eigenlijk veel beter.
Dus in principe is wat bovenstaande probeert te zeggen dat wij nieuw zijn,
en nieuw is altijd beter. Dat is niet vervelend bedoeld naar de oude garde
toe natuurlijk, wij hebben het vak ook maar van hen geleerd, maar er is
een bepaald punt waarop je de eer aan jezelf moet houden en op moet
stappen. We stonden al op het punt hen bruut van de troon te stoten, eventueel een huurmoordenaar op ze af te sturen, maar dat blijkt niet nodig.
Om toch gepast afscheid te nemen van het dappere koppel, willen we hen
confronteren met de volgende vraagstelling: hoe plannen jullie om te gaan
met deze nieuwe leegte, dit zwarte gat van het niets zijn, deze ongetwijfeld
alles verslindende fase van diepe depressie die jullie in het gezicht staart?
Franka en Melle: Charmant, charmant. Ten eerste een persoonlijk puntje,
maar ik prefereer mijn pastasalade toch altijd wel koud. Misschien niet
bevroren, maar toch zeker niet opgewarmd. Alsnog wel vers, maar koud.
Maar dat is natuurlijk flauw, de kleintjes pesten op hun foutjes. We vinden
jullie heus heel schattig en jullie herinneren ons ook wel hoe leuk het is
om jong en onbezonnen te zijn, lekker puberaal schoppen tegen het establishment. Wij gaan niet weg omdat we opgeven, we gaan weg omdat we
afgestudeerd zijn (nog niet, maar bijna wel), omdat we de grotemensenwereld in stappen.
Daarmee hopen wij jullie vraag makkelijk af te kappen: er komt geen leegte. Geen zwart gat van niets (ook al incorrect, er ontsnapt niks aan zwarte
gaten, maar het zwarte gat zelf is niet niks), we zullen zeer waarschijnlijk
niet verslonden worden door diepe depressie. We gaan verantwoordelijke
leden worden van de maatschappij. Want, aan alles komt een einde. Dat
geldt voor onze heerschappij binnen onze geliefde duocolumn, onze studietijd en jullie arrogantie. Die eerste twee zullen zeer binnenkort zijn,
maar die laatste... Ach, jullie zijn ook nog zo jong. Onze wedervraag is dan
ook simpel: denken jullie werkelijk in onze voetsporen te kunnen treden?
Kyra-Tiana en Ananda: De vraag lijkt me eerder of wij wel in jullie voetsporen willen treden. Deze zijn ondertussen al zo diep ingesleten in het
zandpad richting de leegte, dat wij er eerder voor kiezen een nieuw, wellicht stenen pad te bewandelen. Of misschien wel het
gele pad richting het Land van Oz, wie weet. Het zal tenminste een verlichtende weg zijn die de wereld doet inzien dat de
nieuwkomers toch echt beter zijn dan jullie ‘verantwoordelijke leden van de maatschappij’. Zeg nou zelf, wie zit daar nou op
de wachten? Hebben we niet al genoeg mensen op de wereld die zeggen verantwoordelijk te zijn? En daarnaast komt nog dat
20
altijd beter
Franka Riesmeijer en Melle Wedholm
jullie zonder die creatieve vlam toch niet erg veel zullen komen in die grotenmensenwereld. Vroeg of laat zullen jullie erachter
komen dat die vroegere tijden, dat jullie ook nog jong en onbezonnen waren, zoveel beter was dan de leegte waar jullie nu in
gaan belanden. Dan zullen jullie beseffen dan onze arrogantie niet misplaatst is, maar geheel op zijn plek. Wij als jonge, onbezonnen, spontane, originele en super leuke nieuwkomers hebben alles in huis om jullie uit de herinneringen van onze lezers
te doen verdwijnen. Jullie zullen verlangen naar deze periode, de tijd dat
jullie nog daadwerkelijk iets te betekenen hadden, de tijd dat jullie nog in
het licht werden gezet. We kaatsen de bal weer naar jullie terug: wat gaan
jullie doen wanneer jullie als oud papier aan de kant gesmeten worden
en erachter komen dat jullie hoogtepunt in het leven bij Dei Facto was en
dus nooit meer terugkomt?
Franka en Melle: Onze tijd bij Dei Facto hoort inderdaad tot de mooiste van onze levens. Daarover gaan we dan ook beslist niet met jullie in
discussie. Maar dat die tijd niet meer terugkomt, lijkt me een te sterke
stelling. We hebben in onze tijd bij dit blad namelijk veel meegemaakt
en bovendien hebben we er veel van opgestoken. Die herinneringen en
lessen nemen wij mee het volwassen leven in. Voor jullie geldt natuurlijk hetzelfde: jullie zullen ervan versteld staan hoe vaak ervaringen uit
je studietijd toepasbaar zijn in het dagelijks leven. Betekent dat nou dat
wij ons door onze levenservaring in een bevoorrechte positie bevinden?
In zekere zin. Wij hebben meer mee gemaakt en op basis daarvan onze
plek gevonden. Maar jullie zijn zeker ook bevoorrecht: door nog geen
vaste plaats te hebben is alles nog mogelijk. We hopen dat jullie deze mogelijkheden zullen benutten in jullie studie, bij Dei Facto en overal. Wij
hebben dat ook gedaan. In feite is er dus niet veel verschil tussen jullie en
ons. Het oude is ook het nieuwe, en we houden ons met veel van dezelfde
dingen bezig. Onze toekomst en die van jullie ziet er dus rooskleurig uit.
Belhamels!
21
SAM
Op 7 mei heeft SAM weer een Algemeen Studenten Overleg (ASO) georganiseerd, waar verschillende studentenzaken zijn besproken die voor jou relevant kunnen zijn. Hoewel we een mooie opkomst hadden op het ASO, wil Sam je graag op de hoogte
houden, dus hierbij een kort verslag van de besproken zaken!
Algemene klachten
Studenten melden dat het tentamen voor New Age buiten de tentamenperiode is gegeven, wat niet de bedoeling is. Studenten
wordt aangeraden om dit voortaan meteen te melden bij de studenten van de opleidingscommissie (OC) of bij de FB’er.
Binnen de minor Religie, Tekst en Cultuur blijkt dat er enige onduidelijkheid bestaat over de eisen van de scriptie. Deze
wordt geschreven bij het vak Geschiedenis van Islam in het Midden-Oosten en de eisen zouden op Nestor te vinden moeten
zijn, maar dit is niet het geval. Het wordt doorgegeven aan de OC.
Informatievoorziening
De studenten van de Faculteitsraad en het studentlid van het FB zijn nieuwsgierig hoe de studenten de continue stroom van
e-mails ervaren, en hoe zij naar informatie zoeken op de verschillende websites van de RUG (Nestor, MyUniversity en normale
website). Nestor en MyUniversity zouden meer gebruikt kunnen worden, en eventueel geïntegreerd kunnen worden. Zo is veel
informatie over voorzieningen, begeleiding, regelingen, klachten & medezeggenschap te vinden op MyUniversity, onder de tab
‘Infonet’, maar veel studenten blijken hier niet bekend mee te zijn. Net zoals de My Career tab op Nestor (helemaal rechts – ja,
kijk maar) waar je steeds meer informatie over voorlichtingen, loopbaanoriëntatie en workshops kan terugvinden.
Voor de studenten blijkt de urgentie van mails niet altijd duidelijk te zijn, zoals bijvoorbeeld over de minorenvoorlichting of
over tentameninschrijvingen. Het hielp niet dat er ‘urgent’ voor werd gezet. Mails van NEXT worden vaak weggeklikt, omdat
studenten denken dat het algemene mails vanuit de universiteit i.p.v. de faculteit zijn, net zoals mails over lezingen. Ook wordt
er geklaagd over het aantal enquêtes en daaropvolgende herinneringsmails.
Medezeggenschap
Het is voor studenten en vooral eerstejaars niet altijd duidelijk waar ze moeten zijn voor klachten. Ondanks de voorlichting aan
het begin van het jaar, zijn eerstejaars studenten niet bekend met de afkortingen zoals FR (Faculteitsraad) en OC (Opleidingscommissie), en weten ze niet bij wie ze moeten zijn voor welke klacht. Mentoren proberen studenten door te verwijzen, maar
er wordt voorgesteld om studenten van de OC’s en FR te introduceren tijdens een mentoraatsbijeenkomst in het begin van het
jaar, zodat er meteen een gezicht bij de naam past.
Studenten zouden daarnaast meer op de hoogte kunnen worden gehouden van faculteitszaken, omdat de teksten in Dei
Facto niet toereikend genoeg zijn. Besluiten en lopende zaken kunnen bijvoorbeeld in een nieuwsbrief worden opgenomen,
zodat studenten actief kunnen meedenken en reageren. Ook zou de frequentie van de ASO’s omhoog kunnen gaan, zodat studenten een vinger aan de pols kunnen houden bij de studenten van de medezeggenschapsorganen.
Dit was het laatste ASO van dit collegejaar, maar de Faculteitsraad & FB’er willen de studenten graag meer betrekken bij zaken
die van belang zijn voor de studenten, dus houd Sam in de gaten! De punten die besproken zijn tijdens het ASO worden doorgegeven aan de verantwoordelijke commissie of raad.
Ten slotte, ben je nog nieuwsgierig naar wie de studenten zijn van de Faculteitsraad van komend collegejaar? De uitslag
werd op 20 mei feestelijk bekend gemaakt in het Van Swinderen Huys! Met een opkomstpercentage van 37,8% binnen de faculteit GGW, zijn de studenten Robbert van Veen, Yentl Betjes, Eelco Glas, Carien van der Velde en Janneke Lautenbach gekozen
tot de nieuwe studentengeleding van de Faculteitsraad! Van harte gefeliciteerd!
22
Jaarverslag Faculteitsraad 2013-2014
Robbert van Veen
In september 2014 kwam de studentengeleding van de faculteitsraad (FR) 2013-2014 voor het eerst bijeen. Ietwat onwennig
zaten we om de tafel bij onze eerste zogeheten voor-voor-vergadering. We waren in spanning over wat ons te wachten zou
staan en wat er van ons verwacht werd. De geleiding was een compleet nieuwe, bestaande uit Arianne, Eelco, Kristel, Robbert
en Nienke. Nu ik dit schrijf is het alweer mei 2014, de nieuwe studentengeleding van de Faculteitsraad is verkozen, en ons jaar
als faculteitsraad loopt ten einde. Terugkijkend durf ik te stellen dat we een ontzettend leerzame en bewogen periode achter de
rug hebben. Graag willen we jullie een kijkje geven in onze werkzaamheden afgelopen jaar.
Wie zijn wij en wat willen we?
De FR vergadert ongeveer zes tot acht keer per jaar met het faculteitsbestuur (FB), waarin de FR een adviserende en controlerende rol heeft. De FR bestaat uit bovengenoemde studentgeleiding en een stafgeleding bestaande uit Kim Knibbe, Ria de
Hei, Tom-Eric de Krijger en Peter Berger. Deze vergaderingen met het FB vonden meestal plaatsop woensdag van 3 tot 5. De
gehele FR kwam vooraf bijeen voor een voor-vergadering van 1 tot 3. En de studentgeleding daaraan nog voorafgaand voor
een voor-voor-vergadering van 11 tot 1.
De eerste maanden in de FR verliepen voor ons als studentengeleding, en eigenlijk voor de gehele raad, wat stroef. Als studenten voelden we ons nog wat onwennig en wisten we niet zo goed wat er van ons verwacht werd. De vergaderingen met het
FB waren in deze periode hoofdzakelijk ‘controlerend’, naar aanleiding van poststukken en lopende zaken. Van uit het FB werd
geopperd om een training te doen met de gehele FR, om een visie te creëren en verwachtingen ten opzichte van elkaar en het
faculteitsbestuur uit te spreken. Met negen volle agenda’s in de aanslag wisten we er begin januari een moment voor te vinden.
Deze training was duidelijk het keerpunt in het jaar. In de training hebben we als FR constructief nagedacht en gereflecteerd
op onze functie, en wat wij willen bijdragen aan de faculteit en het faculteitsbestuur. Wat betreft de rol van de FR hebben we de
volgende speerpunten geformuleerd:
-
Pro-actieve houding. Als faculteitsraad willen we minder reactief zijn op het faculteitsbestuur. We willen een pro-actieve houding aannemen aangaande lopende en aankomende zaken en eigen initiatief nemen om gevraagd en ongevraagd
onze raad te geven. Door op de hoogte te zijn van wat er speelt onder studenten en in de andere interne organen van de faculteit
kunnen we zelf onderwerpen aandragen die volgens ons aandacht verdienen.
-
Zichtbaarheid. Het was voor veel studenten, inclusief ons, onduidelijk wat er precies van de FR word verwacht. Nu wij
tot een beter zelfbegrip zijn gekomen, willen we deze inzichten delen en zichtbaarder aanwezig zijn op de faculteit. We hopen
door middel van inhoudelijke updates in Dei Facto en nieuwsbrieven inzicht verschaffen. En we zetten in op een intensievere
samenwerking met andere medezeggenschapsorganen, zoals de opleidingscommissies maar studentenorganisaties zoals het
mentoraat, om meer transparantie en zichtbaarheid te bewerkstelligen.
Naast een herstructurering van onze houding heeft de FR tijdens de training tevens aan haar thematische profilering gewerkt. Hieruit volgden een aantal belangrijk onderwerpen waar we ons op zijn gaan richten: de nieuwe bestemming van de
bibliotheek, de hervorming van de bachelor, en het behoud van een stimulerende leeromgeving in onze faculteit. In tijden
waarin onderzoekers, docenten en de faculteit grotere financiële druk staan is het belangrijk om kwaliteit van alle aspecten van
de faculteit te bewaren.
Welke onderwerpen zijn behandeld?
Er is afgelopen jaar veel gebeurd in de faculteit waar we ons licht over hebben doen schijnen. In het najaar van 2013 was de
herinrichting van de bibliotheek een belangrijk punt op de agenda. We hebben de haalbaarheid van de plannen bestudeerd en
het gecontroleerd of het belang van de studenten voldoende werd meegenomen.
Spannende tijden braken aan ten tijde van de onderwijsvisitatie. De afkeuring van de bachelor Godsdienstwetenschappen
noodzaakte het FB om met een herstelplan te komen. Het FB heeft snel gehandeld en dit in korte termijn opgesteld. Dit herstelplan had uiteraard grote gevolgen voor de huidige tweede- en derdejaarsstudenten. Hoewel we vertrouwen hebben in het
plan had de berichtgeving hierover naar de studenten beter gekund.
Dit brengt ons op één van de belangrijkste discussiepunten van de faculteitsraad dit jaar: communicatie. De studentgeleding van de FR heeft opgemerkt dat er hier zich problemen voordoen. De informatievoorziening tussen FB en studenten
vertoont knelpunten. Maar ook de bereikbaarheid van interne organen in de faculteit valt in gebreken, zoals bij de medezeggenschapsorganen. Afgelopen vergadering heeft de raad dit in de vergadering als agendapunt genoteerd, en deze problemen
aan het bestuur voorgelegd. De studentengeleding heeft middels verschillende kanalen, zoals de ASO en de mentoraat, gepeild
wat de studenten hier zelf van vinden. Op basis hiervan zijn we nu een communicatieplan aan het ontwikkelen, met adviezen
23
voor het FB om de communicatie naar de studenten en de bereikbaarheid van interne organen in de faculteit te verbeteren. We
zetten in op een nieuw efficiënt communicatiemodel dat gebruikt maakt van technologie, verscheidene kanalen en de kleinschaligheid van de faculteit.
Gedurende het jaar is er een stuurgroep actief geweest die zich heeft gericht op de ontwikkeling van een nieuw onderwijsprogramma, in het kader van ‘herziening’ en ‘verbetering’. Het FB heeft de ambitie om beide bachelors efficiënter en aantrekkelijker te maken, en thema’s en vaardigheden constructiever in het programma verwerken. De FR is vanaf de instelling ervan
nauw betrokken geweest bij de stuurgroep middels de aanstelling van Arianne en Eelco erin als studentleden. Helaas voelde
het FB zich vanwege allerlei factoren genoodzaakt de stuurgroepin mei te moeten ontbinden en een nieuwe adviesgroep in
te stellen. Deze nieuwe groep is inmiddels voortvarend van start gegaan, voortbouwend op het bestaande werk. De FR heeft
dit proces nauwlettend gadegeslagen en kritisch onderzocht. De studentgeleding heeft het belang van de inbreng en visie van
studenten op dit ontwikkelingsproces kenbaar gemaakt aan het FB.
Tot slot hebben we werk gemaakt van een goede toekomstige overdracht met de nieuwe studentgelding van de FR. Momenteel leggen we de laatste hand aan draaiboeken, overdrachtsdocumenten en dossiers van lopende zaken. We hebben goede
hoop dat een goede overdracht, effectieve inwerkperiode en tijdige training voor een vlotte start van de nieuwe FR zal zorgen.
Ik durf te stellen dat de FR ons dit jaar veel heeft gebracht. Het was erg leerzaam om deze medezeggenschapspositie te vervullen. We hebben veel geleerd over pro-actief raad geven, het combineren van wisselende functies en het ontwikkelen van visie
en speerpunten. We hopen dat de studentgeleding daarbij heeft bijgedragen aan de kwaliteit van de faculteit. Hoewel onze verantwoordelijkheid op het moment van lezen nog niet ten einde is, willen we bij deze alvast alle betrokken personen en organen
hartelijk danken voor hun openheid en samenwerking. En we wensen iedereen een kritische en constructieve houding toe!
Namens de studentgeleding van de faculteitsraad.
24
Mijmeringen van een onopvallend verlichte
geest
Henks Hoekje
Roem, dat is waar de doorsnee-deelnemer aan een schrijfwedstrijd het in eerste instantie om is te doen. Zit dat er niet in, dan
komt op enige afstand daarvan: gelezen worden. Een mooiere motivatie om te schrijven is ‘iets toevoegen aan de wereld’. Of
liever nog: de wereld beter maken. Herinnerd worden. De mensheid iets leren. Als verlicht geest de geschiedenisboeken in, het
is denk ik te verkiezen boven het eeuwen na je dood in honderden talen talloze malen herdrukt zijn, al acht ik mijzelf ook wel
in staat mij met dat laatste te verzoenen.
Enige tijd terug stuurde ik een oud, ooit in Dei Facto verschenen, Hoekje in een afgeslankte vorm in voor een grote landelijke
schrijfwedstrijd. Toen ik het opstuurde dacht ik wel een kans te maken, want het verhaal sloot naadloos aan op het thema van
de wedstrijd en ik was er heel tevreden over.
Het werd een leerzame ervaring. Allereerst ontdekte ik dat meedoen met deze wedstrijd meer met mij deed dan ik verwacht
had: de avond voor de bekendmaking van de uitslag kon ik bijna niet slapen, en dat is hoogst zeldzaam. Toen ik niet tot de
prijswinnaars bleek te behoren kon ik daar opmerkelijk genoeg wel weer gelaten op reageren. Ik vond het jammer, maar het
was niet zo’n deceptie dat ik er last van had; boos was ik, noch verdrietig. De verloren WK-finale in 2010 deed me heel wat
meer. (Mag die herinnering deze maand voor eeuwig uitgewist worden!)
Dat de teleurstelling meeviel, had te maken met iets
anders dat mij intussen duidelijk was geworden.
Er waren zo’n vierhonderd inzendingen en die kon
ik voordat de uitslag bekend werd gemaakt alle lezen op een website. Ik heb ze niet alle vierhonderd
doorgenomen, maar wel een deel. Daarvan vond
ik 95% niet zo goed, mijn eigen verhaal was beter
was geschreven of boeiender om te lezen. Maar dan
nog was er vijf procent over die ik wel zeer lezenswaardig vond. Niet per se betere verhalen dan mijn
eigen inzending, maar zeker ook niet slechter. Vijf
procent van 400 is nog altijd twintig verhalen en dat
geconstateerd hebbende realiseerde ik mij mijn eigen winstkans als klein moest te moeten beschouwen. Ook voor de drie inzendingen die ten slotte wonnen gold dat weer: goede verhalen, maar niet noodzakelijkerwijs sterker,
dan zo’n vijftien andere bijdragen, waaronder mijn eigen. Alle waardeoordelen uiteraard naar mijn eigen bescheiden mening.
Over een uitslag kan maar heel zelden gecorrespondeerd worden en ik weet niet of mijn verhaal helemaal niet of misschien
toch dichtbij een prijs is geweest. Maar ik verbeeld mij dat het een fotofinish was. De jury was zacht gezegd verdeeld. Harde
woorden zijn er gevallen. Deuren trilden in hun sponningen. Enkele leden van het beraad hebben nachten wakker gelegen
van de aan hen opgedrongen uitslag. Eén wil sowieso nooit meer, in zijn hele verdere leven, een seconde zitting hebben in een
jury, waar of met wie dan ook. Jarenlange vriendschappen leden schipbreuk. Het contact tussen sommige van hen verloopt
momenteel nog slechts via peperdure advocaten.
Kees-de-Jongen-achtig gedagdroom natuurlijk. Niets meer horen, het hoort bij de meeste van dit soort wedstrijden. Aan
eervolle vermeldingen wordt weinig gedaan. Toen er eens een prijsvraag wordt uitgeschreven voor de naam van een nieuw
bejaardentehuis in Drachten luidden de voorwaarden:
1. Passend in de (vogel)buurt; het tehuis is omgeven door vogelstraatnamen
en
2. Op de een of andere manier uitdrukking gevend aan de functie van het gebouw.
Ik doe mee en verzin “De kraaienpoot”. Dat wint niet en opnieuw zit een eervolle vermelding er niet in; nooit meer iets van
25
gehoord.
Goed dan, nog één poging, heel onlangs: een six-word-story-contest van Uitgeverij Passage in Groningen. Vertel een verhaal
in zes woorden. Oervoorbeeld: For sale: baby shoes, never worn. Deze ‘very short short story’ wordt toegeschreven aan Ernest Hemmingway. Zes woorden, dat valt niet mee. Je plot gedoseerd ontvouwen zit er niet in. Ik stuur in: ‘Kogelviskok zoekt
restaurant, voor tweede kans.’ U raadt het intussen: weer niets, helaas. Over de uitslag wordt een keer wel gecorrespondeerd
(namelijk gefacebookt) en winnaar wordt: ‘De man besloot te blijven schilderen’. Ook best mooi.
Genoeg. Ik wil de mensen ook niet tot last zijn! Ik hoor het wel zo gauw de wereld op mijn schrijfsels zit te wachten. Al die
aandacht, wat levert het op. Veel wordt er geschreven, veel minder uitgegeven en weinig maar echt gelezen. En blijkbaar is het
zo dat als ik ga staan wuiven, ik toch genegeerd word. Met sollicitaties was dat nooit anders. Altijd afgewezen. (Maar gelukkig
wel altijd werkzaam geweest: voor alle drie betrekkingen – min of meer toevallig - gevraagd). Meld ik mij in een oranjegroene pyjama bij een willekeurige portier, hij zal zonder sjoege te geven aannemen dat ik de winterschilder ben, in werkkledij.
Op het Sint-Pietersplein kan ik de moonwalk van wijlen Michael Jackson oefenen op de pij van de paus, de Zwitserse Garde
kijkt de andere kant op. Misschien moest ik eens bij wijze van experiment jodelend een lasso werpen om de haan bovenop
de Martinitoren en deze vanaf het gloednieuwe Vindicatgebouw via het touw in opvallend ondergoed beklimmen, kijken of
iemand opkijkt van zijn dagelijkse gang of bezigheden. Het is kennelijk mijn levenslot niet op te vallen en daar heb ik vrede
mee; meedwarrelen op de wind van alledag is niet per se vervelend. Schrijven is een leuke hobby, maar veel geldingsdrang heb
ik niet. En talent, dat weet ik eigenlijk niet eens.
Leest u dit? Dan hebt u het einde van weer een epistel van mij in de Dei Facto gehaald, ik hoop dat het de moeite waard was.
En zo niet, voelt u zich niet schuldig; maatgevend is slechts het eigen oordeel. Velen zijn immers geroepen, doch weinig uitverkoren. En hooguit een enkeling is het die erin slaagt om als een verlicht geest de geschiedenis in te gaan. Wel besloot ik te
blijven schrijven. Ook volgend jaar hoop ik af en toe een hoekje te vullen.
26
27
28