Capaciteitsplanning intensivisten 2014

Intensivisten in Nederland (2014)
Contouren capaciteitsplanning
Op verzoek van de Gemeenschappelijke Intensivisten Commissie (GIC) worden in deze notitie de
contouren geschetst van het huidige aanbod aan intensivisten. Het achterliggende motief voor deze
vraagstelling heeft alles te maken met het toekomstperspectief van deze beroepsgroep in het
bijzonder ten aanzien van de arbeidsmarkt. Inhakend hierop probeert deze notitie daaraan een
eerste richting en aanzet te geven, niet meer en niet minder. Vooraleer nu echter eerst even kort
aandacht voor de status van dit vakgebied.
Profilering
Intensive care geneeskunde is formeel geen zelfstandig erkend medisch specialisme, doch wordt bij
een aantal specialismen als zodanig wel als apart aandachtsgebied, sub specialisme of differentiatie
onderscheiden. De eerder genoemde GIC overkoepelt deze ‘moederspecialismen’ met
vertegenwoordigers vanuit de anesthesiologie, cardiologie, heelkunde, interne geneeskunde,
longziekten en tuberculose, neurochirurgie en neurologie. In die zin is dus formeel eigenlijk altijd
sprake van een anesthesioloog-intensivist, internist-intensivist enz. Details daaromtrent komen
straks hierna nog aan de orde, doch verder lijkt dit onderscheid van weinig tot geen belang. Niet voor
niets bestaat er immers ook één gemeenschappelijke Nederlandse (wetenschappelijke) Vereniging
voor Intensive Care (NVIC). Genoeg reden dus om in de meeste gevallen kortweg van intensivisten te
(kunnen) spreken.
Primaire doelgroep
Afgaande op de door de GIC na de eerste herregistratie ‘geschoonde’ lijst zijn er ultimo 2013 in totaal
688 geregistreerde intensivisten. Een beperkt aantal is niet als zodanig werkzaam, althans niet in ons
land. Dit geldt totaliter voor 24 intensivisten (3,5%), waarvan er zestien in het buitenland vertoeven.
Uiteindelijk resteert er dus een primaire doelgroep van 664 in Nederland werkzame geregistreerde
intensivisten. Omgerekend naar zgn. fulltime equivalenten betreft dit bijna 626 fte, hetgeen een
gemiddelde deeltijdfactor van 0,94 per intensivist betekent. Dit is overeenkomstig de situatie bij,
zoals later zal blijken, de meest belangrijke moederspecialismen anesthesiologie en interne
geneeskunde (Deelrapport 1 Capaciteitsplan 2013).
Tabel 1: Werkzame intensivisten, ultimo 2013
intensivisten
deeltijdfactor
absoluut
664
fte
625,9
0,94
fte IC
495,0
0,75
Samengesteld en berekend op basis van informatie uit het specialistenregister GIC. Voor zover bekend is het
aantal fte afgeleid uit de herregistratieformulieren, waarin gevraagd wordt naar de aanstelling in fte gemeten
over voorgaande registratieperiode (max. vijf jaar). Ditzelfde geldt voor de fte, dat besteed wordt aan het
aandachtsgebied IC. Voor zover (nog) onbekend is de informatie met betrekking tot het aantal fte zo goed en
zuiver mogelijk aangevuld.
1
Bij beoordeling van dit aantal fte en de daarbij behorende deeltijdfactor dient nog wel rekening te
worden gehouden met het feit, dat niet alle intensivisten voor alle uren in dit aandachtsgebied
werkzaam zijn. Daarnaast besteden zij in het moeder vak soms ook nog tijd aan andere activiteiten
op bijvoorbeeld het terrein van de operatiekamer of polikliniek. Hiervoor ‘geschoond’ daalt het
aantal fte van de op de IC aanwezige intensivisten dan uiteindelijk naar iets onder de 500 en in het
kielzog daarvan de deeltijdfactor naar 0,75 per intensivist. Uit dit laatste komt in ieder geval duidelijk
de primaire werkplek van de intensivisten naar voren, namelijk de IC. Daarbuiten beperkt de inzet
zich dan gemiddeld tot één dag per week.
Moederspecialismen
Met meer dan 90% zijn intensivisten van origine vooral anesthesioloog of internist. Dit betekent dus
dat minder dan 10% afkomstig is uit een ander specialisme. Grafiek 1 geeft aan om welke vier
specialismen dit gaat.
Grafiek 1:
Intensivisten naar omvang werkkring en
moederspecialisme, ultimo 2013
absoluut
fte zhs
fte IC
350
300
250
200
150
100
50
0
Zie voor bron en toelichting: tabel 1.
De focus verder richtend op de twee grootste moederspecialismen laat grafiek 1 een opvallende
verschuiving zien in de uitkomsten. Niet ten aanzien van de absolute en fte aantallen, waarbij
anesthesiologie als moeder vak duidelijk wat hoger scoort dan interne geneeskunde. Dit beeld slaat
echter om indien meer zuiver de inzet op de IC zelf in ogenschouw wordt genomen. Immers dan zijn
er meer internist-intensivisten dan anesthesioloog-intensivisten in dit aandachtsgebied op de IC
werkzaam. Voor zover internisten als intensivist werkzaam zijn, doen zij dit dus gemiddeld voor een
groter deel van de tijd dan anesthesiologen.
2
Een nadere analyse van de desbetreffende uitkomsten bevestigt dit beeld met een aandeel voor
internisten van bijna 90% versus voor anesthesiologen ongeveer twee derde. Weliswaar in
secundaire zin is laatstgenoemde groep hoogstwaarschijnlijk daarnaast ook nog op de OK werkzaam.
Geslacht en leeftijd
Van alle werkzame intensivisten is op dit moment ruim twee derde man en een derde vrouw.
Daarmede is deze verhouding goed vergelijkbaar met die bij de anesthesiologie, maar minder bij de
interne geneeskunde, waar het aandeel mannen inmiddels onder de 60% uitkomt (RGS).
Tabel 2: Werkzame intensivisten naar geslacht, ultimo 2013
geslacht
man
vrouw
totaal
absoluut
449
215
664
%
67,6
32,4
100%
fte
432,8
193,1
625,9
deeltijdfactor
0,96
0,90
0,94
Zie voor bron en toelichting: tabel 1
Deze laatste tendens naar een steeds groter wordend aandeel vrouwen zal zich de komende jaren
ongetwijfeld ook in de beroepsgroep van de intensivisten verder gaan manifesteren. Deze
verschuiving kan worden afgeleid uit de verdeling van de huidige groep fellows, die met 55% man
en 45% vrouw (GIC; ultimo april 2014) hiervoor mede bepalend zal zijn.
Met een deeltijdsfactor van 0,96 ligt deze bij de mannelijke intensivisten iets hoger dan de 0,90 bij
hun vrouwelijke collegae. Daarmede verschillen deze uitkomsten niet tot nauwelijks van die bij alle
anesthesiologen en internisten (zie bijlage 8 Deelrapport 1 Capaciteitsplan 2013). Dit onderscheid is
van belang aangezien de toekomstige uitstroom van intensivisten beduidend meer mannen dan
vrouwen zal betreffen, terwijl dit voor de instroom naar verwachting juist andersom zal zijn.
Belangrijke graadmeter voor de uitstroom is daarbij dan natuurlijk de leeftijd van de huidige groep en
dan in het bijzonder alle intensivisten boven de 50 jaar. Zij stoppen immers over tien tot vijftien jaar,
al dan niet vroegtijdig, met werken en/of gaan met pensioen.
Tabel 3: Leeftijdsopbouw werkzame intensivisten naar geslacht, ultimo 2013
leeftijd
30 t/m 34 jaar
35 t/m 39 jaar
40 t/m 44 jaar
45 t/m 49 jaar
50 t/m 54 jaar
55 t/m 59 jaar
60 t/m 64 jaar
65 jaar en ouder
Totaal
man
9
77
99
82
70
60
36
16
449
vrouw
15
71
63
39
16
5
6
215
Zie voor bron en toelichting: tabel 1
3
totaal
24
148
162
121
86
65
42
16
664
%
3,6
22,3
24,4
18,2
13,0
9,8
6,3
2,4
100%
Afgaande op de huidige leeftijdsopbouw bestaat deze groep 50plussers op dit moment uit ruim 200
intensivisten, waarvan het overgrote deel mannen betreft (87%).
Daarentegen is de groep van de vrouwelijke intensivisten met bijna 90% onder de 50 jaar dus
beduidend jonger. Tabel 3 en grafiek 2 spreekt in die zin verder voor zich.
Grafiek 2:
Leeftijdsopbouw werkzame intensivisten naar
geslacht, ultimo 2013
33,0
35,0
29,3
30,0
25,0
22,0
17,1
20,0
18,318,1
15,6
%
13,4
15,0
10,0
5,0
8,0
7,4
7,0
2,3
2,0
2,8
3,6
0,0
0,0
30 t/m 34 35 t/m 39 40 t/m 44 45 t/m 49 50 t/m 54 55 t/m 59 60 t/m 64 65 jaar en
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
ouder
man
vrouw
Zie voor bron en toelichting: tabel 1
Invulling van de toekomstige vervangingsvraag door meer vrouwen noopt om extra rekenschap te
nemen van de hiervoor aangegeven iets lagere deeltijdfactor van vrouwen dan van mannen.
Opleiding
Op dit moment , d.w.z. ultimo april 2014, zijn er in totaal ruim 100 fellows IC in de negen
opleidingsklinieken aanwezig (GIC). Met een totaalscore van meer dan 90% bestaat de top-3 van de
moederspecialismen uit anesthesiologie (45%), interne geneeskunde (33%) en cardiologie (15%). Per
opleidingskliniek varieert het totaal aantal fellows van minimaal zeven (VUmc) tot maximaal achttien
(UMC St. Radboud) met een gemiddelde bezetting per kliniek van elf.
4
Tabel 4: Einde opleiding fellows IC ultimo april 2014
voor 2014
4
4,0
absoluut
in %
2014
51
50,5
2015
32
31,7
2016
14
13,9
totaal
101
100%
Samengesteld op basis van het desbetreffende register GIC
Afgaande op de opleidingsschema’s zal de helft van de huidige groep fellows dit jaar (2014) de
opleiding tot intensivist afronden en als zodanig voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn/komen.
Voor grofweg de andere helft zal dit de volgende twee jaren het geval zijn. Deze toestroom zal in
ieder geval meer dan genoeg zijn om aan de verwachte vervangingsvraag (zie tabel 3) te kunnen
voldoen. In die zin noopt dit dus tot extra alertheid met betrekking tot de huidige en toekomstige
instroom. Dit laatste zeker in het licht van de feitelijke ontwikkeling tot nu toe, zoals deze in tabel 5
voor de afgelopen tien jaren is weergegeven.
Tabel 5: In-uitstroom fellows IC 2004 t/m 2013
in
uit
saldo:
plus
min
2004
39
29
2005
44
21
2006
44
42
2007
53
42
2008
60
43
10
23
2
9
17
2009
44
60
16
2010
56
64
8
2011
43
45
2012
61
38
2013
56
50
gem.
50
43
23
6
7
2
Bron: GIC. ‘In’ zijn alle aanmeldingen met een opleidingsschema intensivist. ‘Uit’ zijn alle geregistreerden met
een positief advies aan het moederspecialisme voor de aantekening ‘intensivist’. Dit is inclusief de zgn.
Procedure Erkenning in het Buitenland Opgeleide Intensivisten (PERBOI). Onder ‘saldo’ wordt onderscheid
gemaakt in plus, d.w.z. meer in- dan uitstroom en min, d.w.z. meer uit- dan instroom.
Naast vrij grote schommelingen zijn daarin per saldo een drietal episodes te onderkennen, waarvan
een begin- en eindperiode met een ‘plus’ en een tussenperiode met een ‘min’. Deze laatste periode
begint in 2009 en kenmerkt zich in dit jaar door zowel een flink lagere in- als hogere uitstroom. Voor
wat betreft de instroom is daarbij toentertijd in belangrijke mate aangesloten bij het instroomadvies
van 40 fellows/aios van het Capaciteitsorgaan. Zie voor meer achtergrond en beweegredenen
daartoe het desbetreffende Capaciteitsplan 2008 (Bijlage 1; Hoofdstuk 10). Met uitzondering van
2011 is alle jaren daarna echter sprake van een hogere instroom met ook nog eens 2012 met meer
dan 60 als absoluut hoogtepunt in de laatste tien jaren.
Ziekenhuizen/IC’s
In afwachting van de definitieve afronding van de nieuwe conceptrichtlijn intensive care wordt
vooralsnog van de vigerende indeling in een drietal IC-niveaus uitgegaan. In de volgorde van basis (1)
naar complex (3) wordt deze gemakshalve als bekend verondersteld. Ditzelfde geldt voor de in tabel
6 gebruikte type aanduiding van ziekenhuizen, waarbij het IC niveau per ziekenhuis is afgeleid uit de
DHD-databank Kwaliteit. Zo nodig heeft daarbij verificatie plaatsgevonden.
5
Tabel 6: Ziekenhuizen en intensivisten naar niveau IC, 2013
type
ziekenhuizen:
UMC
STZ
ALG
totaal
intensivisten:
absoluut
fte ziekenhuis
fte IC
1
2
3
totaal
36
36
12
13
25
8
16
1
25
8
28
50
86
3,3
3,1
2,2
6,6
6,1
4,9
15,2
14,6
11,7
7,7
7,3
5,8
De uitkomsten uit deze tabel zijn weinig tot niet verrassend met aan de ene kant een duidelijke
concentratie van zgn. basis-IC’s in de over het algemeen wat kleinere algemene ziekenhuizen versus
aan de andere kant IC’s voor de opvang en behandeling van de meest complexe patiënten in de qua
aard en omvang grootste ziekenhuizen, waaronder alle acht UMC’s. Dit wordt ook zichtbaar in een
steeds groter wordende gemiddelde stafbezetting, die met bijna twaalf fte intensivisten op de niveau
3 IC’s ruim twee keer zo hoog gelegen is dan op de niveau 2 IC’s. Ten opzichte van de niveau 1 IC’s
geldt dit laatste overigens idem voor de niveau 2 IC’s.
Grafiek 3:
Spreidingsdiagram intensivisten en
beademingsuren per IC, 2012
25,0
20,0
15,0
f
t
e 10,0
5,0
0,0
0
20000
40000
60000
80000 100000 120000 140000 160000 180000 200000
beademingsuren (volwassenen)
Bron voor de beademingsuren is de DHD-databank Kwaliteit.
6
Deze sterke relatie beperkt zich niet alleen tot het aangeboden niveau van de IC, doch ook tot de
productie/vraag, zoals uit grafiek 3 en een daaruit te destilleren hoge correlatiecoëfficiënt van 0,94
kan worden afgeleid. Naarmate een IC meer beademingsuren heeft, zijn er dus meer intensivisten
aanwezig/werkzaam. In die zin lijkt het aanbod zich dus prima aan de behoefte/vraag aan te passen.
Nieuwe Richtlijn IC 2014
Belangrijk verschilpunt met de vigerende richtlijn is de voorgenomen indeling in twee niveau, t.w.
een zgn. kern- en basis IC. Daarbij ligt het in de lijn der verwachtingen, dat de meeste niveau 1 IC’s in
het vervolg als basis IC getypeerd (kunnen) gaan worden en de meeste niveau 2 en 3 IC’s als kern IC.
Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met de mogelijke impact van fusie, samenwerking,
concentratie, netwerkvorming e.d. in ziekenhuisland. Het streven naar een steeds betere kwaliteit én
doelmatigheid zal nu en de komende jaren namelijk ongetwijfeld ook voor de IC hoog op de agenda
(blijven) staan, waarbij een verdere (regionale) concentratie van deze afdelingen bij voorbaat zeker
niet dient te worden uitgesloten.
Dit zou dus uiteindelijk tot zowel een verschuiving als vermindering van het aantal IC’s en de daarbij
behorende capaciteit kunnen leiden.
Deze notitie is op verzoek van de GIC door het bureau van het Capaciteitsorgaan opgesteld. Daarbij is
voor de informatie primair geput uit bestaande bronnen, in het bijzonder die van de GIC en de Dutch
Hospital Data (DHD), alsmede van het Capaciteitsorgaan zelf.
Ing. J.G. Meegdes CMC
Utrecht, 13 mei 2014
7