Inzichten in tekorten van gemeenten voor maatschappelijke begeleiding van voormalige asielzoekers 27 november 2014 2 Vereniging van Nederlandse Gemeenten Inhoudsopgave Aanleiding5 Samenvatting6 1 Huidige situatie 7 1.1. Overzicht financiering maatschappelijke begeleiding 7 1.2 Huidige doelgroep maatschappelijke begeleiding 8 2 Resultaten Enquete 9 2.1 Hoofdpunten uit de enquête 9 2.2 Specificering berekening tekorten 9 2.2.1. Tekorten 2013 2.2.2 Tekorten eerste helft 2014 9 10 3Voorbeelden 12 Voorbeeld 1: Laarbeek (tekort loopt op in 2014) 12 Voorbeeld 2 en 3: Utrecht en Arnhem (doelgroep te klein) 12 4 Specificiering kosten 13 4.1 Beschrijving activiteiten bij maatschappelijke begeleiding bij VluchtelingenWerk en Onis 13 4.2 Berekening kosten maatschappelijke begeleiding 14 4.2.1 Kosten bij VluchtelingenWerk 14 4.2.2 Kosten bij andere welzijnsorganisaties 14 5 Doel van maatschappelijke begeleiding 15 6 Systematiek van verdeling 17 7 Conclusies 18 18 7.1 Tekorten 7.2 Noodzaak maatschappelijke begeleiding 18 7.3 Aanbevelingen 19 Vereniging van Nederlandse Gemeenten 3 4 Vereniging van Nederlandse Gemeenten Aanleiding Tijdens het Bestuurlijk Overleg van 14 juli jl. heeft de VNG om een verhoging van het bedrag voor maatschappelijke begeleiding en om een uitbreiding van de doelgroep gevraagd. Dit is gedaan naar aanleiding van signalen vanuit gemeenten en vanuit Vluchtelingenwerk dat het bedrag van € 1.000 per vergunninghouder te laag is en een deel van de doelgroep niet in aanmerking komt voor de vergoeding. De staatssecretaris heeft toegezegd dit aan te kaarten bij de minister van SZW, maar heeft de VNG gevraagd eerst een overzicht van de kosten en de tekorten van gemeenten aan te leveren. De VNG heeft daarop een enquête uitgezet onder alle gemeenten om meer inzicht te krijgen in de inkomsten en uitgaven van gemeenten voor maatschappelijke begeleiding. Daarnaast heeft VNG aan enkele gemeenten en Vluchtelingenwerk gevraagd om meer inzicht te verlenen in het ontstaan van de tekorten. Dit rapport zet de bevindingen uiteen. Vereniging van Nederlandse Gemeenten 5 Samenvatting Uit de enquête blijkt dat het bedrag per vergunninghouder dat gemeenten ontvangen ter vergoeding van maatschappelijke begeleiding te laag is. Ook is de doelgroep waarvoor de vergoeding kan worden aangevraagd te klein. Er ontstaan daarom tekorten in de gelden voor maatschappelijke begeleiding. Gemeenten kunnen deze tekorten steeds moeilijker bijleggen. Dit probleem wordt door vrijwel alle gemeenten ervaren. De systematiek van aanvragen waarbij per vergunninghouder een vergoeding aangevraagd dient te worden via COA leidt bovendien tot onzekerheid van inkomsten bij gemeenten die hierdoor niet consequent maatschappelijke begeleiding kunnen inkopen. Maatschappelijke begeleiding is noodzakelijk voor de huisvesting, zelfredzaamheid en de integratie (die uiteindelijk tot werk moet leiden) van nieuwe vergunninghouders. Om minimale begeleiding te kunnen bieden raden wij aan om: 1. De doelgroep uit te breiden zodat er een vergoeding is voor iedereen die onder de huisvestingstaakstelling valt. 2. De systematiek van vergoeding aan te passen naar een vast bedrag dat aan de taakstelling gekoppeld wordt. 6 Vereniging van Nederlandse Gemeenten 1 Huidige situatie Sinds 2009 is het budget bij gemeenten voor de maatschappelijke begeleiding van nieuwe vergunninghouders aanzienlijk gekrompen. Tot 2013 maakten de middelen deel uit van het Participatiebudget. Vanaf 2013 kunnen gemeenten achteraf een vergoeding aanvragen bij COA. In 2014 is deze vergoeding gehalveerd, naar € 1.000 per inburgeringsplichtige vergunninghouder. Gemeenten geven aan dat deze vergoeding niet voldoende is om maatschappelijke begeleiding voor nieuwe vergunninghouders in te kopen. Daarnaast is de groep waarvoor maatschappelijke begeleiding vergoed wordt te smal. Sommige groepen vergunninghouders hebben wel maatschappelijke begeleiding nodig terwijl er geen vergoeding van het Rijk tegenover staat. 1.1. Overzicht financiering maatschappelijke begeleiding Voor 2009 hanteerde het Rijk twee vergoedingen voor inburgeringsvoorzieningen: € 4.235 en € 6.180 (inclusief de te innen eigen bijdrage van gemiddeld € 230). Gemeenten mochten voor asielgerechtigden de hogere vergoeding kiezen; dit met het oog op de maatschappelijke begeleiding. Vanaf 2009 werd het budget voor de maatschappelijke begeleiding onderdeel van de middelen voor inburgeringsvoorzieningen. Deze middelen werden weer toegevoegd aan het Participatiebudget. Het budget was hierbij gebaseerd op de gemiddelde kosten van een inburgeringsvoorziening. Uit een uitvoeringstoets bleek dat de gemiddelde bijdrage voldoende was voor de uitvoering van alle gemeentelijke inburgeringstaken. Met de invoering van het Participatiebudget werd onduidelijk welk deel van de inburgeringsmiddelen bestemd was voor de maatschappelijke begeleiding (naar verluid was dat € 1.000 p.p.). De middelen waren niet langer terug te voeren tot een (vast) bedrag per persoon en gemeenten konden binnen het Participatiebudget schuiven met de diverse middelen. De afgelopen jaren hebben veel gemeenten dus ongemerkt het budget voor de begeleiding aangevuld; bv. uit de middelen voor de WMO, door te schuiven met middelen in het Participatiebudget en/of met inburgeringsmiddelen voor voorzieningen van andere inburgeraars. En daarnaast bekostigden sommige gemeenten de maatschappelijke begeleiding helemaal uit andere middelen (voornamelijk de WMO). Onder de (gewijzigde) Wet inburgering vanaf 1 januari 2013 maakt het recht op maatschappelijke begeleiding geen deel meer uit van de Wet inburgering. Voor de maatschappelijke begeleiding van inburgeringsplichtige houders van een asielvergunning en hun nareizende inburgeringsplichtige gezinsleden (die hun vergunning na 31 december 2012 hebben ontvangen) kunnen gemeenten voortaan een vergoeding aanvragen. Deze vergoeding is dus niet langer gekoppeld aan de inburgering. 1 Overzicht financiering maatschappelijke begeleiding Budget Structureel budget (5 miljoen per jaar)1: € 2.000,- per volwassene in 2013 € 1.000,- per volwassene vanaf 2014 Wie? • Inburgeringsplichtig met een vergunning bepaalde tijd-asiel en hun inburgeringsplichtige nareizigers. • Leeftijd inburgeringsplicht: 16 jaar tot pensioengerechtigde leeftijd Ingangsdatum Vanaf 1-1-2013 Controle Zonder inhoudelijke voorwaarden of actieve controles achteraf; wel steekproefsgewijs Verdeling Geoormerkt Besteding: maatschappelijke begeleiding Aanvraag Ondertekend retourneren van de brief van COA volstaat 1 In 2015 zal SZW dit budget ophogen i.v.m. de verhoogde toestroom van vergunninghouders Vereniging van Nederlandse Gemeenten 7 Er geldt wel een overgangsregeling. Asielgerechtigden die voor 1 januari 2013 hun vergunning hebben ontvangen houden de rechten en plichten op grond van de oude Wet inburgering. Dat betekent dat deze asielgerechtigden recht houden op een gemeentelijk aanbod van een inburgeringsvoorziening met maatschappelijke begeleiding. Gemeenten hebben voor deze taak in 2013 nog geld ontvangen: voor het gemeentelijk aanbod van inburgeringsvoorzieningen is € 73,7 miljoen aan het Participatiebudget toegevoegd en voor de uitvoering door gemeenten is € 24,6 miljoen aan het Gemeentefonds toegevoegd. Daarnaast was in 2013 als overgangsmaatregel nog een bedrag van € 2.000 per persoon beschikbaar, per 1 januari 2014 is dit € 1.000 per persoon geworden. 1.2 Huidige doelgroep maatschappelijke begeleiding Gemeenten krijgen niet voor alle vergunninghouders een vergoeding voor maatschappelijke begeleiding maar alleen voor inburgeringsplichtige personen en hun inburgeringsplichtige nareizigers met een asielvergunning. Niet alle geplaatste vluchtelingen vallen dus onder de regeling voor vergoeding maatschappelijke begeleiding. Volgens COA vallen de volgende groepen niet onder de regeling: de asielgerechtigden buiten de genoemde leeftijdscategorie (16-pensioengerechtigd) • voor hervestigde (uitgenodigde) vluchtelingen geldt een aparte regeling (budget V&J) • vergunningen van B9-zaken (reguliere verblijfsvergunning mensenhandel) • vergunningen op basis van medische gronden • vergunningen op basis van het buitenschuldcriterium • vergunningen op basis van het gebruik van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris (schrijnendheid) • vergunning op basis van de regeling langdurig verblijvende kinderen (kinderpardon) Voor een deel van de nieuwe vergunninghouders die wel binnen de taakstelling vallen, kunnen gemeenten geen vergoeding aanvragen bij het Rijk. Deze mensen hebben vaak juist wel maatschappelijke begeleiding nodig. Kinderen in het bijzonder vormen een grote groep waar extra begeleiding voor nodig is, terwijl er geen budget voor beschikbaar is (zie voorbeeld). Voorbeeld: Voor een oudergezin met 5 kinderen is de bijdrage 1.000 euro. Voor een eenoudergezin met 9 kinderen waarvan 1 kind 17 jaar is de bijdrage 2.000 euro. Er is hier juist extra begeleiding nodig. Dit gaat om ouderbegeleiding bij opvoedingsvragen, organisatie van het dagelijks leven van de kinderen, de plaatsing van kinderen op diverse passende scholen terwijl er analfabetisme speelt en er sprake is van trauma’s. 8 Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2 Resultaten Enquete 2.1 Hoofdpunten uit de enquête 134 gemeenten hebben de enquête ingevuld. Hieruit blijkt dat de vergoeding van € 1.000,- per vergunninghouder inderdaad niet toereikend is. Hoofdpunten die uit de enquête naar voren komen zijn: 2013 Percentage van gemeenten waar uitgaven hoger zijn dan de vergoeding die ontvangen is van COA Eerste helft 2014 80,6% Gemiddeld tekort per gemeente 83,3% € 168.748,6 € 14.199,1 € 1.537 - € 3.152 € 1.183 - € 3. 324 Percentage van gemeenten die aangeven dat het ontvangen bedrag per persoon niet toereikend is 56,4% 74,2% Percentage waarvoor geen vergoeding is tov gehele taakstelling 44,4% 41,6% Gemiddelde percentage van vergunninghouders waar wel begeleiding aan is gegeven zonder vergoeding van COA (tov totale taakstelling) 37,5% 39,7% Percentage van gemeenten die wel begeleiding hebben bekostigd aan vergunninghouders waar geen vergoeding van COA tegenover staat 79,5% 68,3% Gemiddeld tekort per vergunninghouder 2.2 Specificering berekening tekorten 2.2.1.Tekorten 2013 Absolute tekorten In de enquête is niet direct gevraagd naar de tekorten omdat een dergelijke vraag te suggestief is. In plaats daarvan is gekeken naar de uitgaven die gemeenten deden voor maatschappelijke begeleiding en de inkomsten vanuit het Rijk/COA voor maatschappelijke begeleiding. Wat hier dus ‘tekort’ wordt genoemd gaat om extra uitgaven die gemeenten hebben gedaan. Van de 137 gemeenten die de enquête hadden ingevuld, kon voor 63 het tekort2 over 2013 worden berekend. 80,6% van gemeenten gaf aan dat er een tekort was in 2013. 4,8% (3 gemeenten; Rotterdam, Groningen en Sittard-Geleen) hielden iets over in 2013. 14,2% speelde gelijk. Dit betekent overigens niet dat deze gemeenten niet een hogere vergoeding voor maatschappelijke begeleiding nodig hebben. Van de 9 gemeenten die quitte spelen in 2013, geven twee aan dat de maatschappelijke begeleiding onderdeel is van reguliere dienstverlening/ welzijnsloket. Zij bieden dus niet de individuele begeleiding die eigenlijk nodig is (zie paragraaf 4). Daarnaast geven drie gemeenten aan dat er niet meer is uitgegeven omdat het college geen extra geld beschikbaar stelde. Deze drie hebben bij de opmerkingen gezet dat het beschikbare bedrag niet toereikend was. In volgende tabel staan de totale tekorten gespecificeerd. Dit tekort is sterk afhankelijk van de grootte van een gemeente en het aantal vergunninghouders dat er geplaatst is. Om beter inzicht te krijgen in de tekorten zijn deze daarom ook per vergunninghouder gespecificeerd. 2 ‘missing data en representativiteit: Van de 137 gemeenten die de enquête hadden ingevuld, kon voor 63 het tekort worden berekend voor 2013. Voor 2014 geldt dat voor 54 gemeenten het tekort berekend kon worden. Data miste omdat sommige cijfers nog niet bekend waren voor gemeenten. Zo werden soms de inkomsten wel opgegeven, maar niet de uitgaven. Vereniging van Nederlandse Gemeenten 9 Totale tekorten 2013 Tekort in euro’s Percentage van gemeenten >50.000 9,5% 40.000-50.000 4,8% 30.000-40.000 7,9% 20.000-30.000 9,5% 10.000-20.000 22,2% 175-10.000 26,9% Tekorten per vergunninghouder Over 2013 gaf 56,4% van gemeenten aan dat het toegekende bedrag per persoon van € 2.000 niet toereikend was. Daarnaast kwam ook naar voren dat de doelgroep waarvoor een bedrag voor maatschappelijke begeleiding wordt vergoed door COA te klein is. In 2013 heeft 79,5% van gemeenten wel begeleiding gegeven/betaald voor vergunninghouders waar geen vergoeding van COA tegenover stond. In 2013 konden gemeenten gemiddeld voor 44,4% van de taakstelling geen vergoeding ontvangen. Aan 37,5% van de gehele taakstelling is maatschappelijke begeleiding gegeven zonder dat hier een vergoeding tegenover stond. Zoals ook in de voorbeelden (zie paragraaf 3) te zien is, spelen beide oorzaken een rol in de tekorten die ontstaan. Het verschilt per gemeente waar het probleem precies zit, vaak spelen beide oorzaken een rol. Tekorten per vergunninghouder 2013 Gemiddelde tekort per vergunninghouder als we alleen diegenen meetellen waar wél een vergoeding van COA tegenover stond in euro’s € 3.152,87 Gemiddelde tekort per vergunninghouder als we iedereen meetellen die maatschappelijke begeleiding heeft ontvangen, ongeacht of er een vergoeding van COA tegenover stond € 1.657,00 Gemiddelde tekort als we de gehele taakstelling meetellen € 1.537,00 2.2.2 Tekorten eerste helft 2014 Absolute tekorten Van de 137 gemeenten die de enquête hadden ingevuld, kon voor 54 het tekort over de eerste helft van 2014 worden berekend. Over de eerste helft van 2014 gaf 83,3% van gemeenten meer uit dan werd ontvangen door COA; 14,8% speelde gelijk; 1,9% van gemeenten hield geld over, dit gaat om 1 gemeente die €958 over heeft. Het gemiddelde tekort was € 14.199,1. In onderstaande tabel staan de totale tekorten gespecificeerd. Totale tekorten 2014 Tekort in euro’s Percentage van gemeenten >50.000 (max 145000) 7,4% 40.000-50.000 1,85% 30.000-40.000 1,85% 20.000-30.000 5,55% 10.000-20.000 25,9% 848-10.000 40,7% Ook hier geldt dat neutraal uitkomen niet betekent dat er geen tekort is. Van de acht gemeenten die zeggen quitte te spelen, geven drie nog wel extra geld uit aan subsidie aan VluchtelingenWerk, blijkt uit de opmerkingen. Één van deze gemeenten houdt de uitgaven van maatschappelijke begeleiding daarom niet apart bij. De overige drie gemeenten die quitte spelen geven bovendien aan dat het bedrag niet toereikend is. Het gemiddelde tekort per gemeente voor 2014 is aanzienlijk lager dan het gemiddelde tekort in 2013. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste gaat het hier om de tekorten van een half jaar i.p.v. een heel jaar. En, ten tweede konden de cijfers van sommige grote steden (Rotterdam, Amsterdam) voor 2014 niet worden meegenomen omdat hun uitgaven nog onbekend waren. Om een juiste vergelijking te maken 10 Vereniging van Nederlandse Gemeenten is het daarom belangrijk om naar de uitgaven per vergunninghouder te kijken. Tekorten per vergunninghouder Over de eerste helft van 2014 gaf 74,2% van gemeenten aan dat het toegekende bedrag per persoon niet toereikend was. In 2014 konden gemeenten gemiddeld voor 41,6% van de taakstelling geen vergoeding ontvangen. Aan 39,7% van alle personen die onder taakstelling vallen is maatschappelijke begeleiding gegeven zonder dat hier een vergoeding tegenover stond. Tekorten per vergunninghouder 2014 Gemiddelde tekort per vergunninghouder als we alleen diegenen meetellen waar wél een vergoeding van COA tegenover stond in euro’s € 3.324,50 Gemiddelde tekort per vergunninghouder als we iedereen meetellen die maatschappelijke begeleiding heeft ontvangen, ongeacht of er een vergoeding van COA tegenover stond € 1.216,00 Gemiddelde tekort als we de gehele taakstelling meetellen € 1.183,00 Vereniging van Nederlandse Gemeenten 11 3Voorbeelden Specifieke voorbeelden laten de verschillende aspecten van de tekorten zien. Wat met name duidelijk terug komt is dat de doelgroep waarvoor maatschappelijke begeleiding wordt gegeven te klein is. Bovendien lopen de tekorten op met het teruggedrongen budget van 2014. Voorbeeld 1: Laarbeek (tekort loopt op in 2014) Voorbeeld 1 (gemeente Laarbeek) laat zien dat € 2.000 die in 2013 werd ontvangen al te weinig was. Met het wegvallen van het extra budget lopen de tekorten op. Voorbeeld 1 gemeente Laarbeek: 2013 Eerste helft 2014 Vergunninghouders gehuisvest 21 Aantal waarvoor maatschappelijke begeleiding werd vergoed 11 4 52% 40% 6 6 Bedrag ontvangen van COA t.b.v. maatschappelijke begeleiding € 22.000 € 4.000 Bedrag uitgegeven aan maatschappelijke begeleiding € 30.000 € 20.000 Tekort gemeente € 8.000 € 16.000 Percentage vergunninghouders waarvoor maatschappelijke begeleiding niet werd vergoed door COA Aantal vergunninghouders waar wel begeleiding aan is gegeven zonder vergoeding van COA 10 Voorbeeld 2 en 3: Utrecht en Arnhem (doelgroep te klein) De voorbeelden van gemeente Utrecht en gemeente Arnhem laten goed zien dat de groep waar vergoeding bij COA voor gevraagd kan worden te krap gedefinieerd is. Dit patroon komt ook naar voren uit de enquête. Over de eerste helft van 2014 gaf 68,3% van de ondervraagden aan dat ze wel begeleiding hebben bekostigd voor vergunninghouders waar geen vergoeding voor maatschappelijke begeleiding voor was ontvangen. In 2013 heeft 79,5% wel begeleiding bekostigd voor vergunninghouders zonder dat daar een vergoeding van COA tegenover stond. Voorbeeld 2: gemeente Utrecht: Vergunninghouders gehuisvest Percentage vergunninghouders waarvoor maatschappelijke begeleiding niet werd vergoed door COA (tov gehele taakstelling) 2013 Eerste helft 2014 125 65 60% 67% € 21.000 Bedrag ontvangen van COA t.b.v. maatschappelijke begeleiding € 100.000 Bedrag uitgegeven aan maatschappelijke begeleiding € 282.000 € 101.000 Tekort maatschappelijke begeleiding € 182.000 € 80.000 Voorbeeld 3 gemeente Arnhem: Vergunninghouders gehuisvest Aantal waarvoor maatschappelijke begeleiding werd vergoed 2013 Eerste helft 2014 35 15 6 7 82,8% 53,3% 29 8 Bedrag ontvangen van COA t.b.v. maatschappelijke begeleiding € 12.000 € 7.000 Bedrag uitgegeven aan maatschappelijke begeleiding € 34.880 € 17.500 Tekort gemeente € 22.880 € 10.500 Percentage vergunninghouders waarvoor maatschappelijke begeleiding niet werd vergoed door COA Aantal vergunninghouders waar wel begeleiding aan is gegeven zonder vergoeding van COA 12 Vereniging van Nederlandse Gemeenten 4 Specificiering kosten In deze paragraaf worden voorbeelden van het ontstaan van de kosten neergezet. De grootste aanbieder van maatschappelijke begeleiding is Vluchtelingenwerk, maar niet alle gemeenten laten de maatschappelijke begeleiding uitvoeren door Vluchtelingenwerk. In Someren en Asten bijvoorbeeld wordt de maatschappelijke begeleiding uitgevoerd door Onis. De beschrijving van de activiteiten die bij maatschappelijke begeleiding horen is gebaseerd op de gang van zaken bij beide welzijnsorganisaties. 4.1 Beschrijving activiteiten bij maatschappelijke begeleiding bij VluchtelingenWerk en Onis De situatie van elke vluchteling is anders. Toch is over het algemeen een begeleidings-traject van anderhalf à twee jaar nodig om vluchtelingen een goede startpositie te geven en hen minstens een trede op de participatieladder te laten stijgen. De maatschappelijke begeleiding van VluchtelingenWerk en Onis bestaat uit drie fasen: 1. pre-vestiging 2. coaching vestiging 3. coaching integratie en participatie Fase 1: pre-vestiging In fase 1 wordt de statushouder bij de overgang van de centrale opvang naar woonruimte in de gemeente ondersteund. Hierdoor kunnen de door de gemeente in het kader van de taakstelling huisvesting beschikbaar gestelde woningen vlot worden ingevuld. De fase van pre-vestiging duurt tot de ondertekening van het huurcontract. Er wordt voor gezorgd dat de dossiers op orde zijn. Al het papierwerk dat nodig is voor de huisvesting en het krijgen van een uitkering wordt geregeld. Eventuele mismatches worden voorkomen. Aanmeldingen voor onderwijs vinden ook in deze fase plaats. Het doel van de begeleiding in deze fase is om samen met de betrokken instanties en de statushouder/ vluchteling zo goed mogelijk de huisvesting en inschrijving in een gemeente voor te bereiden zodat er een goede uitgangspositie ontstaat voor verdere integratie. Fase 2: Coaching vestiging In de tweede fase (na ongeveer vier tot zes weken) begint de begeleiding bij de opzet van een persoonlijke administratie. De coaching vestiging fase is gericht op het op orde brengen van praktische zaken na aankomst van vluchtelingen in de gemeente. De vergunninghouder wordt gecoacht bij het regelwerk rond wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen, onderwijs, inburgering (en overige basisvoorzieningen) en de kennismaking met de lokale samenleving. Onis geeft aan in deze fase ook enig zicht te krijgen op mogelijke psycho sociale problemen binnen het gezin en wordt hieraan aandacht besteedt. Fase 3: Coaching integratie en participatie In fase 3 vindt verdere begeleiding plaats op weg naar actieve participatie aan de samenleving. Nadat alle praktische zaken in het traject geregeld zijn, leren zij nu vaardigheden om zaken zelf te regelen. De nadruk in deze fase ligt op coaching en planmatig werken aan een actieve en positieve inzet van de vluchteling om in de Nederlandse samenleving te kunnen participeren en een volgende stap op de participatieladder te zetten. Vereniging van Nederlandse Gemeenten 13 4.2 Berekening kosten maatschappelijke begeleiding 4.2.1 Kosten bij VluchtelingenWerk Uit intern onderzoek blijkt dat de vrijwilligers van VluchtelingenWerk gemiddeld 9 uur per week beschikbaar zijn. In fase 1 is de inzet gemiddeld 2,5 uur per week, in fase 2 gemiddeld 2 uur en in fase 3 gemiddeld 1 uur (totaal 5,5 uur p.w.). Dit aantal benodigde begeleidingsuren zou met betaalde krachten onbetaalbaar zijn. Op zeven begeleidingsuren van een vrijwilliger is gemiddeld één uur betaalde werkbegeleiding nodig. In fase 1 (pre-vestiging) vervult de betaalde kracht aanvullend directe werkzaamheden voor vluchtelingen van voornamelijk administratieve en coördinerende aard (hiervoor zijn dus ook directe uren berekend). Een (voltijds) werkbegeleider op HBO-niveau kan maximaal 27 vrijwilligers begeleiden die ieder gemiddeld 9 uur per week werken. Dit is gelijk aan 234 uren vrijwilligers. Voor een heel traject maatschappelijke begeleiding is de inzet minimaal 158 uur: 135 uren van een vrijwilliger en 23 uur van een betaalde kracht. De minimale kostprijs per traject van twee jaar komt hiermee op € 2.024,-. 4.2.2 Kosten bij andere welzijnsorganisaties Voorbeeld 4 en 5 Houten en Someren In Houten wordt de maatschappelijke begeleiding uitgevoerd door de welzijnsorganisatie vanHoutenen&co. Ook hier worden via een coördinator vrijwilligers begeleid en aangestuurd. In 2013 waren er 25 vrijwilligers actief. Deze hebben allemaal intensieve begeleiding nodig. Toch staat er maar 0,5fte voor. 0,5fte kost € 50.000. Het gaat hier dus echt om een minimale inzet. In 2013 zijn in Houten 23 vergunninghouders gehuisvest, waaronder 10 kinderen. Dit betekent dat er in 2013 een vergoeding binnen kwam van 13 x € 2.000 = € 26.000. Zo ontstaat het tekort van € 28.000. Voorbeeld 4 gemeente Houten: 2013 Vergunninghouders gehuisvest 23 Aantal waarvoor maatschappelijke begeleiding werd vergoed 13 Percentage vergunninghouders waarvoor maatschappelijke begeleiding niet werd vergoed door COA Aantal vergunninghouders waar wel begeleiding aan is gegeven zonder vergoeding van COA 43,4% 10 Bedrag ontvangen van COA t.b.v. maatschappelijke begeleiding € 26.000 Bedrag uitgegeven aan maatschappelijke begeleiding € 50.000 Tekort gemeente € 28.000 Someren koopt de maatschappelijke begeleiding in bij Onis. Ook hier zijn de gelden voor maatschappelijke begeleiding ontoereikend. Voorbeeld 5 gemeente Someren: Vergunninghouders gehuisvest Aantal waarvoor maatschappelijke begeleiding werd vergoed Percentage vergunninghouders waarvoor maatschappelijke begeleiding niet werd vergoed door COA Aantal vergunninghouders waar wel begeleiding aan is gegeven zonder vergoeding van COA 2013 Eerste helft 2014 14 4 9 4 35,7% 0% 5 0 Bedrag ontvangen van COA t.b.v. maatschappelijke begeleiding € 18.000 € 4.000 Bedrag uitgegeven aan maatschappelijke begeleiding € 32.500 € 16.600 Tekort gemeente € 14.500 € 12.600 14 Vereniging van Nederlandse Gemeenten 5 Doel van maatschappelijke begeleiding Nieuwe vergunninghouders hebben maatschappelijke begeleiding echt nodig. De drempel naar algemene instellingen is voor nieuwe vergunninghouders hoog, hun problematiek is complex en de regelgeving rond hun situatie is vaak ook ingewikkeld. Nieuwe vergunninghouders hebben individuele en specialistische begeleiding nodig omdat algemene instellingen vaak ontoegankelijk zijn voor nieuwe vergunninghouders. In de eerste periode na aankomst in Nederland hebben vluchtelingen vaak weinig vertrouwen in de Nederlandse instellingen en overheid. Dat is onder meer te verklaren door slechte ervaringen met de (onbetrouwbare) overheid in hun eigen land. De rol van de Nederlandse overheid en instanties in de asielprocedure neemt dat wantrouwen niet weg. Daarnaast zijn vluchtelingnieuwkomers onbekend met de Nederlandse instanties en hun werkwijze en bestaat er schroom om met vreemden over persoonlijke problemen te spreken. Als men deze drempel desondanks toch heeft overwonnen, moet men het probleem eerst nog ‘voorsorteren’: “Bij welk loket past mijn probleem?” In de beleving van vluchtelingen vormen hun problemen een samenhangend geheel. Heeft men toch het juiste loket gevonden dan moet men het probleem ook nog goed kunnen verwoorden. Want Nederlanders houden over het algemeen van een logisch verhaal dat bij voorkeur in chronologische volgorde wordt verteld. Pas dan kan men een afspraak maken om het probleem te bespreken. Naast de ‘gebruikelijke’ bureaucratie hebben vluchtelingen te maken met zeer complexe wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld: “Kan iemand met een vergunning conform beschikking minister studiefinanciering aanvragen?” Deze regels zijn bovendien aan veel veranderingen onderhevig. Voor algemene instellingen is het onmogelijk om van alle beleidswijzigingen voor vluchtelingen op de hoogte te zijn en te blijven. Hun deskundigheid schiet hierin tekort: zij zijn niet of onvoldoende op de hoogte van de rechtspositie van vluchtelingen (zie kader). Het komt regelmatig voor dat instanties naar elkaar of verwijzen. Daar komt bij dat vluchtelingen in het hele land worden gehuisvest; in elk dorp en in elke stad wonen vluchtelingen. Daar vormen zij echter een relatief kleine groep, waarvoor de expertise ontbreekt en waar ook gemeenten niet altijd raad mee weten. Behalve dat de regels complex zijn voor nieuwe vergunninghouders, zijn hun problemen vaak ook erg complex. Veel problemen/vragen van vluchtelingen spelen zich af op het snijvlak van verschillende beleidsterreinen. De oplossingen kosten daardoor relatief veel tijd en vergen een integrale aanpak. Professionals zijn vaak gespecialiseerd, waardoor zij soms de samenhang niet zien en een integrale aanpak niet in hun werkwijze past. Veel professionals hebben bovendien te weinig tijd om zich in de achtergrond en positie van vluchtelingen te verdiepen. Daarnaast bestaat er soms angst om te worden geconfronteerd met trauma’s. Een gesprek met een vluchteling moet bovendien vaak door iemand worden vertaald. Het gesprek neemt hierdoor tweemaal zoveel tijd in beslag. Vanwege bezuinigingen hebben deze algemene instellingen of instanties hun dienstverlening vaak juist moeten beperken. Vluchtelingen zullen zonder adequate begeleiding dus: • eerder in de (financiële) problemen komen. Deze problemen zullen verergeren als ze zonder begeleiding naar oplossingen zoeken. Vaak gaan ze ‘shoppen’ naar antwoorden en ontvangen ze (goedbedoelde) verkeerde adviezen. • De overheid verwacht steeds meer zelfredzaamheid van burgers. Voor nieuwe vluchtelingen zonder netwerk en zonder beheersing van de taal is dat (nog) een probleem. De eigen verantwoordelijkheid bij inburgering zou zonder begeleiding grote problemen geven. Vereniging van Nederlandse Gemeenten 15 • Op allerlei voorzieningen wordt bovendien bezuinigd, de dienstverlening wordt gedigitaliseerd en de vergoeding voor het inschakelen van tolken is beperkt. • Vluchtelingen worden (zonder opzet) steeds vaker de dupe van de aanscherping van regels i.v.m. de bestrijding van fraude. Door problemen met de Belastingtoeslagen en/of uitkeringen kampen vluchtelingen heel snel met betalingsachterstanden. • Dit alles heeft een negatieve invloed op de participatie (-kansen) van vluchtelingen. • Vluchtelingen die de weg nog niet kennen en een groter beroep doen op voorzieningen, zijn daarnaast niet bevorderlijk voor het draagvlak in de (lokale) samenleving. • Met een relatief geringe investering in de maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen bespaart de overheid op de langere termijn kosten (preventie) en vergroot het de kans op succesvolle integratie. 16 Vereniging van Nederlandse Gemeenten 6 Systematiek van verdeling De systematiek van het uitkeren brengt voor gemeenten extra belemmeringen mee. Om voor een vergoeding van het Rijk in aanmerking te komen ontvangen gemeenten van het COA lijsten met daarop de namen van personen waarvoor de betreffende gemeente een vergoeding kan ontvangen. De vergoeding kan pas door het COA worden toegekend op verzoek van de gemeente. Daarvoor moet per persoon waarvoor de gemeente een vergoeding kan ontvangen een brief door de gemeente worden ondertekend en naar het COA worden opgestuurd. Dit systeem heeft twee nadelen: • Gemeenten moeten per geval controleren of het COA de juiste namen op de lijst heeft gezet. Het komt vaak voor dat meer mensen daadwerkelijk voor vergoeding in aanmerking komen dan op deze lijst staan. De controle van de lijsten en de overige administratie die bij deze systematiek hoort kost veel tijd, vooral in grotere gemeenten met een hoge taakstelling. • Bovendien brengt het voor gemeenten veel onzekerheid met zich mee. Gemeenten kunnen niet van tevoren weten voor welk bedrag zij maatschappelijke begeleiding kunnen inkopen. Het te ontvangen bedrag is immers afhankelijk van de individuen die dat jaar worden toegewezen aan een specifieke gemeente. Voor gemeenten is het praktischer om bij de vaststelling van de taakstelling tegelijk een bedrag toe te kennen waarop gemeenten dat jaar kunnen rekenen. Op die manier kunnen zij beter inspelen op de te verwachten werkzaamheden en goede subsidieafspraken maken met aanbieders van maatschappelijke begeleiding. Het biedt voor hen ook meer mogelijkheid om op zoek te gaan naar alternatieve aanbieders of om de maatschappelijke begeleiding zelf te organiseren. Vereniging van Nederlandse Gemeenten 17 7Conclusies 7.1 Tekorten Uit de enquête blijkt dat er tekorten ontstaan bij gemeenten in de uitgaven voor maatschappelijke begeleiding van vergunninghouders. Meer dan 80% van gemeenten geeft aan meer uit te geven aan maatschappelijke begeleiding dan dat er door COA vergoed wordt. Deze verhoogde uitgaven hebben twee oorzaken. Ten eerste is het toegekende bedrag per persoon te laag. In 2013 geeft 56,4% aan dat het bedrag per persoon te laag is, over 2014 geeft 74,2% aan dat dit te laag is. De daadwerkelijke uitgaven per persoon liggen ook fors hoger dan de vergoeding van COA die er tegenover staat. Als alleen de doelgroep van COA wordt meegeteld liggen de tekorten per persoon tussen de € 3.152 (2013) en € 3.324 (2014). Ten tweede is ook de doelgroep te klein waar een vergoeding voor maatschappelijke begeleiding aangevraagd kan worden bij COA te klein. Dit is ook de reden dat het uitgegeven bedrag per persoon waar wèl vergoeding voor wordt ontvangen zo hoog is. In de resultaten van de enquête is te zien dat als iedereen waaraan ook daadwerkelijk maatschappelijke begeleiding is gegeven meegeteld wordt voor de vergoeding maatschappelijke begeleiding in 2013 het tekort per persoon € 1.657 was. In 2014 is het tekort per persoon waar wel begeleiding aan was gegeven € 1.216. Zowel in 2013 als 2014 wordt voor meer dan 40% van de taakstelling geen vergoeding voor maatschappelijke begeleiding ontvangen. Voor het grootste gedeelte van deze groep is wel maatschappelijke begeleiding nodig. In het bijzonder voor kinderen is er maatschappelijke begeleiding nodig, terwijl deze niet wordt vergoed. 7.2 Noodzaak maatschappelijke begeleiding De noodzaak van maatschappelijke begeleiding blijft en is zelfs toegenomen (vanwege een snellere asielprocedure) omdat de drempel naar algemene instellingen voor nieuwe vergunninghouders hoog is, hun problematiek complex en de regelgeving rond hun situatie ook. Via maatschappelijke begeleiding kan voorkomen worden dat vergunninghouders in de (financiële) problemen komen en dat ze extra druk leggen op maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zorgt het ervoor dat ze kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. Het gaat hier om de minimale begeleiding die vergunninghouders nodig hebben om te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. Juist nu is het nodig dat maatschappelijke begeleiding bekostigd blijft via het Rijk. Er is op dit moment sprake van een verhoogde toestroom van asielzoekers naar Nederland die naar verwachting zal aanhouden in 2015. Het inwilligingspercentage voor vergunningen van deze vluchtelingen is hoog, zelfs 92%. Dit heeft in 2014 al geleid tot een verhoogde taakstelling van 6.500 personen naar 9.250 personen. Voor de eerste helft van 2015 wordt gevraagd om de taakstelling op te hogen naar 14.000 personen. Om de uitstroom vanuit COA-locaties te bevorderen is het noodzakelijk dat er voldoende begeleiding voor vergunninghouders beschikbaar is. In de ‘vestigingsfase’ van de vergunninghouders helpt maatschappelijke begeleiding bij het aanvragen van toeslagen, WWB en andere regelingen. De inzet van maatschappelijke begeleiding kan het huisvestingsproces versoepelen. Bovendien worden er door een goede maatschappelijke begeleiding uiteindelijk kosten bespaard: het zorgt voor een snellere inburgering en minder bijstandskosten. Van de vluchtelingen die 3 jaar in Nederland zijn, heeft ongeveer 25% een baan. Dat loopt daarna verder op tot een kleine 50%. Vluch18 Vereniging van Nederlandse Gemeenten telingen vinden moeilijker werk vinden en kwetsbaarder zijn voor de conjunctuur. Maatschappelijke begeleiding helpt hierbij. Als laatste kunnen gemeenten extra kosten vaak niet zelf meer dekken. Voorheen was het mogelijk voor gemeenten om te schuiven binnen het participatiebudget of het budget voor WMO om zo eventuele extra kosten voor maatschappelijke begeleiding te dekken. Door de verzwaring van de taken van gemeenten die gepaard gaan met bezuinigingen kunnen gemeenten extra kosten niet langer uit eigen reserves betalen. 7.3 Aanbevelingen 1. De doelgroep waar vergoeding voor kan worden aangevraagd uitbreiden. Dit kan zowel met het soort verblijfsvergunning als ook met niet-inburgeringsplichtigen (leeftijd): er zou een vergoeding moeten komen voor iedereen die onder de huisvestingstaakstelling valt. Elke persoon, die gehuisvest wordt in de gemeente en meetelt voor de taakstelling, dient meegenomen te worden in de maatschappelijke begeleiding: participatie, werk, scholing, inburgering. Dus dan komen er zowel ex-asielzoekers met een reguliere vergunning bij als ook niet-inburgeringsplichtigen; te weten: kinderen (>16) en ouderen (>pensioenleeftijd). Idealiter zou ook het bedrag per persoon omhoog gaan: van € 1.000 euro per persoon naar € 2.000 euro per persoon. Gemeenten begrijpen dat een dergelijk budget niet beschikbaar is. € 1.000 euro per persoon is nodig om de minimale begeleiding te bieden. 2. De systematiek van vergoeden aanpassen. Niet meer een vergoeding per persoon, maar in een lump sum, eventueel via het gemeentefonds. Op deze manier kunnen gemeenten makkelijker in het budget schuiven als er voor een persoon meer begeleiding nodig is. Daarnaast hebben ze meer zekerheid van een inkomen op deze post en kunnen gemeenten dan consequenter begeleiding inkopen. Deze methode kan makkelijk toegepast worden als voor de hele taakstelling maatschappelijke begeleiding ingekocht mag worden. Gemeenten kunnen dan op hun beurt op zoek gaan naar de goedkoopste aanbieder of het eventueel zelf organseren. Vereniging van Nederlandse Gemeenten 19
© Copyright 2024 ExpyDoc