NL NL ONTWERPRESOLUTIE

EUROPEES PARLEMENT
2014 - 2019
Zittingsdocument
18.9.2014
B8-0000/2014
ONTWERPRESOLUTIE
naar aanleiding van vragen met verzoek om mondeling antwoord
B8-0000/2014
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement
over de conferentie over klimaatverandering in Lima, Peru (COP 20)
(2014/2777(RSP))
Giovanni La Via
Voorzitter - Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Karl-Heinz Florenz
namens de PPE-Fractie
Jo Leinen
namens de S&D-Fractie
Ian Duncan
namens de ECR-Fractie
Gerben-Jan Gerbrandy
namens de ALDE-Fractie
Merja Kyllönen
namens de GUE/NGL-Fractie
Bas Eickhout
namens de Verts/ALE-Fractie
Valentinas Mazuronis
namens de EFDD-Fractie
RE\1035006NL.doc
NL
PE537.364v02-00
In verscheidenheid verenigd
NL
B8-0000/2014
Ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de conferentie over
klimaatverandering in Lima, Peru (COP 20) (2014/2777(RSP))
Het Europees Parlement,
–
gezien het Raamverdrag van de Verenigde Naties over klimaatverandering (UNFCCC)
en het bijbehorend Protocol van Kyoto,
–
gezien de dertiende Conferentie van de Partijen (COP 13) bij het UNFCCC en de derde
Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen
(CMP3), die in 2007 op Bali hebben plaatsgevonden, alsmede het actieplan van Bali
(Besluit 1/COP 13),
–
gezien de vijftiende Conferentie van de Partijen (COP 15) bij het UNFCCC en de vijfde
Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen
(CMP5), die van 7 tot en met 18 december 2009 in Kopenhagen (Denemarken) hebben
plaatsgevonden, alsmede het akkoord van Kopenhagen,
–
gezien de zestiende Conferentie van de Partijen (COP 16) bij het UNFCCC en de zesde
Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen
(CMP6), die van 29 november tot en met 10 december 2010 in Cancún (Mexico)
hebben plaatsgevonden, alsmede de akkoorden van Cancún,
–
gezien de zeventiende Conferentie van de Partijen (COP 17) bij het UNFCCC en de
zevende Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto
bijeenkomen (CMP7), die van 28 november tot en met 9 december 2011 in Durban
(Zuid-Afrika) hebben plaatsgevonden en met name de besluiten die het Platform van
Durban voor versterkte maatregelen omvatten,
–
gezien de achttiende Conferentie van de Partijen (COP 18) bij het UNFCCC en de
achtste Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto
bijeenkomen (CMP8), die van 26 november tot en met 8 december 2012 in Doha
(Qatar) hebben plaatsgevonden, alsmede de goedkeuring van de "Doha Climate
Gateway",
–
gezien de negentiende Conferentie van de Partijen (COP 19) bij het UNFCCC en de
negende Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto
bijeenkomen (CMP9), die van 11 tot en met 23 november 2013 in Warschau (Polen)
hebben plaatsgevonden, alsmede de oprichting van het internationaal mechanisme van
Warschau voor schade en verlies,
–
gezien de twintigste Conferentie van de Partijen (COP 20) bij het UNFCCC en de tiende
Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen
(CMP10), die van 1 tot en met 12 december 2014 in Lima (Peru) plaatsvinden,
–
gezien het klimaat- en energiepakket van de EU van december 2008,
PE537.364v02-00
NL
2/7
RE\1035006NL.doc
–
gezien het groenboek van de Commissie van 27 maart 2013 getiteld "Een kader voor het
klimaat- en energiebeleid voor 2030" (COM(2013)0169)1,
–
gezien Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november
2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te
nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de
Gemeenschap2,
–
gezien zijn resoluties van 25 november 2009 over de EU-strategie voor de conferentie
van Kopenhagen over klimaatverandering (COP 15)3, van 10 februari 2010 over de
resultaten van de conferentie van Kopenhagen over de klimaatverandering (COP 15)4,
van 25 november 2010 over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún (COP 16)5,
van 16 november 2011 over de Conferentie over klimaatverandering in Durban
(COP 17)6, van 22 november 2012 over de klimaatconferentie in Doha (Qatar)
(COP 18)7, en van 23 oktober 2013 over de conferentie over klimaatverandering in
Warschau (Polen) (COP 19);
–
gezien zijn resoluties van 4 februari 2009 getiteld "2050: De toekomst begint vandaag –
aanbevelingen voor een toekomstig geïntegreerd beleid van de EU inzake
klimaatverandering"8, van 15 maart 2012 over het Stappenplan Energie 2050, een
toekomst met energie9, en van 5 februari 2014 over een kader voor klimaat- en
energiebeleid voor 203010,
–
gezien de consultatieve mededeling van de Commissie van 26 maart 2013 met de titel
"De internationale overeenkomst inzake klimaatverandering van 2015: het
internationale klimaatbeleid na 2020 vormgeven" (SWD(2013)0097),
–
gezien de conclusies van de Raad van 9 maart 2012 over de follow-up van de COP 17 /
CMP7, de conclusies van de Raad van 15 mei 2012 over klimaatfinanciering –
snelstartfinanciering, de conclusies van de Raad van 18 juli 2011 en van 24 juni 2013
over de klimaatdiplomatie van de EU, en de Raad van 15 oktober 2013 inzake de
toezegging van de EU en haar lidstaten om meer middelen voor klimaatfinanciering
beschikbaar te stellen,
–
gezien het samenvattende verslag van het milieuprogramma van de Verenigde Naties
(UNEP) van november 2012 getiteld "The Emissions Gap Report 2012",
–
gezien de verslagen van de Wereldbank getiteld "Turn Down the Heat: Why a 4 C
Warmer World Must be Avoided", "Turn Down the Heat: Climate Extremes, Regional
1
PB C 0 van 0.0.0000, blz. 0. / Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.
PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3.
3
PB C 285 E van 21.10.2010, blz. 1.
4
PB C 341 E van 16.12.2010, blz. 25.
5
PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 77.
6
PB C 153 E van 31.5.2013, blz. 83.
7
Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0452.
8
PB C 67 E van 18.3.2010, blz. 44.
9
PB C 251 E van 31.8.2013, blz. 75.
10
PB C 0 van 0.0.0000, blz. 0. / Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.
2
RE\1035006NL.doc
3/7
PE537.364v02-00
NL
Impacts, and the Case for Resilience" en "Climate Smart Development: Adding up the
Benefits of Climate Action",
–
gezien de drie werkgroepverslagen van het 5e evaluatieverslag 2014 van de
Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC),
–
gezien het feit dat VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon de staatshoofden heeft
uitgenodigd voor de klimaattop in september 2014 teneinde duidelijke toezeggingen te
doen voor verdere actie tegen klimaatverandering,
–
gezien de vragen aan de Raad en de Commissie over de conferentie over
klimaatverandering in Lima (COP 20) (O-000000/2014 – B8-0000/2014 en
O-000000/2014 – B8-0000/2014),
–
gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A.
overwegende dat de klimaatverandering een urgente en mogelijk onomkeerbare
bedreiging vormt voor de samenleving, biodiversiteit en de planeet en daarom op
internationaal niveau moet worden aangepakt door alle partijen;
B.
overwegende dat volgens het wetenschappelijk bewijs dat werd gepresenteerd in de
werkgroepverslagen van het 5e evaluatieverslag van de IPCC, er onmiskenbaar een
opwarming van het klimaatsysteem plaatsvindt; er klimaatverandering optreedt en
menselijke activiteiten de belangrijkste oorzaak zijn voor de waargenomen opwarming
sinds het midden van de 20e eeuw; de wijdverbreide en substantiële effecten van de
klimaatverandering reeds duidelijk waarneembaar zijn in natuurlijke en menselijke
systemen op alle continenten en in de oceanen; de voortdurende uitstoot van
broeikasgassen een verdere opwarming zal veroorzaken, evenals veranderingen van het
land, de atmosfeer en de oceanen in alle regio´s op aarde; alle landen, ongeacht hun
rijkdom, getroffen zullen worden door de effecten van de klimaatverandering; de
wereldwijde uitstoot van broeikasgassen gedurende de periode 2000-2010 het hoogste
was in de geschiedenis van de mensheid; de gemiddelde temperatuur, zonder
aanzienlijke wereldwijde mitigatie-inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te
verminderen, waarschijnlijk met wel 5 °C zal toenemen tegen het einde van deze eeuw;
C.
overwegende dat de EU, in het kader van het Protocol van Kyoto, haar emissies in 2012
met 19 % had teruggebracht ten opzichte van 1990, terwijl haar bbp met meer dan 45 %
toenam; overwegende dat zij bijgevolg haar gemiddelde emissie-intensiteit tussen 1990
en 2012 bijna heeft gehalveerd, terwijl de emissie per hoofd van de bevolking met 25 %
werd teruggebracht naar 9 ton CO2-equivalent (inclusief alle gassen en alle
emissiebronnen, exclusief broeikasgasputten);
Dringende noodzaak om te handelen
1.
herhaalt dat de wereldwijde broeikasgassen, in overeenstemming met de bevindingen
van de IPCC, ten laatste in 2015 hun hoogtepunt moeten bereiken, vóór 2050 met ten
minste 50 % moeten worden teruggebracht ten opzichte van het niveau in 1990, en
daarna moeten blijven dalen om in 2100 een niveau van bijna of minder dan nul te
bereiken, teneinde een reële kans te creëren om de stijging van de gemiddelde mondiale
PE537.364v02-00
NL
4/7
RE\1035006NL.doc
temperatuur te beperken tot 2 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau; benadrukt
dat alle landen een bijdrage moeten leveren en dat vertraging van te nemen maatregelen
de kosten zal doen stijgen en het aantal opties zal beperken;
Bevordering van het Platform van Durban
2.
herinnert eraan dat alle partijen bij het UNFCCC in Warschau hebben ingestemd met
Besluit 1/CP.19, waarin alle partijen worden opgeroepen in eigen land voorbereidingen
voor hun geplande nationaal bepaalde bijdragen (Intended Nationally Determined
Contributions (INDC's)) in gang te zetten of te intensiveren, en deze ruim voor de
COP 20 (vóór het eerste kwartaal van 2015 door de partijen die ze reeds beschikbaar
hebben) openbaar te maken op een manier die de duidelijkheid, transparantie en het
begrip van de INDC's ten goede komt;
3.
benadrukt dat de landen die zich reeds hebben verplicht tot een
emissiereductiedoelstelling voor de hele economie hun inspanningen moeten
voortzetten met verdere emissiereductie, en dat andere landen, met name de landen met
de grootste verantwoordelijkheden en capaciteiten, zich eveneens moeten verplichten tot
emissiereductiedoelstellingen voor de hele economie, emissieplafonds moeten instellen
en de broeikasgasintensiteit moeten verlagen;
Elementen van de overeenkomst voor 2015
4.
is van mening dat op de conferentie in Lima de belangrijkste elementen van de
overeenkomst van 2015 uiteengezet moeten worden, waarbij wordt voortgebouwd op de
in 2014 in het kader van het Platform van Durban geboekte vooruitgang, en wijst er
nogmaals op dat mitigatie, aanpassing en uitvoeringsmethoden essentiële onderdelen
van de overeenkomst van 2015 zullen vormen;
5.
onderstreept de noodzaak van een doeltreffende nalevingsregeling die krachtens de
overeenkomst van 2015 van toepassing is op alle partijen; benadrukt dat de
overeenkomst van 2015 transparantie en verantwoordingsplicht moet bevorderen door
de opname erin van een gemeenschappelijk systeem voor meting, verslaglegging en
verificatie ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de verplichting van iedere partij,
waarbij lering wordt getrokken uit het Raamverdrag en het Protocol van Kyoto bij dit
verdrag;
Ambities betreffende de periode voor 2020 en het Protocol van Kyoto
6.
wijst er met name op dat er dringend vooruitgang moet worden geboekt bij het dichten
van de "gigatonkloof" die gaapt tussen de wetenschappelijke bevingen en de huidige
toezeggingen van de partijen; onderstreept dat bij het dichten van de gigatonkloof een
belangrijke rol is weggelegd voor andere beleidsmaatregelen, waaronder energieefficiëntie, aanzienlijke energiebesparingen, hernieuwbare energie en de geleidelijke
uitbanning van fluorkoolwaterstoffen;
7.
ziet ernaar uit dat de EU, diverse van haar lidstaten en andere partijen tijdens de
conferentie in Lima zullen worden onderworpen aan een multilaterale evaluatie van de
geboekte vorderingen met betrekking tot hun reductiedoelstellingen voor 2020, als
RE\1035006NL.doc
5/7
PE537.364v02-00
NL
onderdeel van het internationale evaluatie- en toetsingsproces; is van mening dat
dergelijke transparantie noodzakelijk is voor een beter begrip van wederzijdse
inspanningen en het creëren van vertrouwen tussen alle partijen;
Klimaatfinanciering
8.
herinnert aan de toezegging van de EU en haar lidstaten om meer financiering voor
klimaatmaatregelen vrij te maken, teneinde hun bijdrage te leveren tot de in het akkoord
van Kopenhagen opgenomen verplichting om voor 2020 gezamenlijk jaarlijks
100 miljard USD beschikbaar te stellen, en roept andere donorlanden op eveneens een
steentje bij te dragen om het vrijmaken van meer financiële middelen voor
klimaatmaatregelen te bevorderen;
Aanpassing; verlies en schade
9.
herinnert eraan dat hoewel arme landen het minst hebben bijgedragen aan de toename
van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer, zij het kwetsbaarst zijn voor de
gevolgen van de klimaatverandering en het minst in staat zijn zich eraan aan te passen;
dringt er bij de EU op aan te streven naar overeenkomsten over klimaatfinanciering,
technologieoverdracht en capaciteitsopbouw;
Landsector
10.
benadrukt dat de landsectoren, volgens de bevindingen van de IPCC, behoren tot het
meest blootgestelde en kwetsbaarste segment van onze economieën; wijst erop dat het
voor alle partijen van groot belang is om een landcomponent in hun nationale bijdrage
op te nemen, met passende meeteenheden zodat de kwantitatieve vooruitgang met
betrekking tot diverse onderling verbonden doelstellingen (bv. mitigatie, productiviteit
en veerkracht) kan worden gevolgd, gerapporteerd en gecontroleerd, en dat daarnaast
voor 2020 algemene beginselen inzake boekhoudregels volledig moeten worden
ontwikkeld;
Internationaal lucht- en zeevervoer
11.
herinnert aan de belangrijke rol die lucht- en zeevervoer speelt bij de uitstoot van
broeikasgassen en aan de noodzaak van spoedige vooruitgang en ambitie bij het
verwezenlijken van bevredigende en tijdige resultaten binnen zowel de IMO als de
ICAO, in overeenstemming met de omvang en de urgentie van het klimaatprobleem;
Klimaatdiplomatie
12.
onderstreept in dit verband hoe belangrijk het is dat de EU, als een belangrijke speler,
tijdens de conferentie met één stem spreekt bij het streven naar vooruitgang op weg naar
een internationale overeenkomst, en op dit punt verenigd blijft;
Fluorkoolwaterstoffen en het protocol van Montreal
13.
verzoekt de partijen om te bezien of de stemmings- en besluitvormingsprocedures van
het succesvolle Protocol van Montreal, de verschillende benaderingswijze met
PE537.364v02-00
NL
6/7
RE\1035006NL.doc
betrekking tot verantwoordelijkheden, de handhavings- en sanctieregelingen en de
financiering als voorbeeld kunnen dienen, dat ook in het kader van het UNFCCC te
gebruiken zou kunnen zijn; vraagt de EU meer inspanningen te leveren om een
mondiale geleidelijke uitbanning van fluorkoolwaterstoffen te regelen via het Protocol
van Montreal;
Delegatie van het Europees Parlement
14.
is van mening dat de EU-delegatie bij de onderhandelingen over klimaatverandering een
cruciale rol vervult, en acht het dan ook onaanvaardbaar dat leden van het Europees
Parlement de EU-coördinatievergaderingen tijdens de vorige conferenties van de
partijen bij de overeenkomst niet konden bijwonen; verwacht dat ten minste de
voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement de EU-coördinatievergaderingen
in Lima zal kunnen bijwonen;
15.
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie,
de regeringen en parlementen van de lidstaten en het secretariaat van het UNFCCC, met
het verzoek de resolutie ook toe te zenden aan alle verdragsluitende partijen die geen lid
zijn van de EU.
RE\1035006NL.doc
7/7
PE537.364v02-00
NL