bijlagen

Verifieerbare feiten
Master of Science in de Seksuologie –
Katholieke Universiteit Leuven
www.vluhr.be/kwaliteitszorg Brussel – januari 2014
Verifieerbare feiten1
Hoofdstuk I
Hoofdstuk II
Hoofdstuk III
Hoofdstuk IV
Hoofdstuk V
Hoofdstuk VI
Hoofdstuk VII
1
Bezoekschema
Lijst met de opleidingsspecifieke leerresultaten
in relatie tot de gevalideerde domeinspecifieke
leerresultaten opgesteld volgens de handleiding van
de VLUHR, indien beschikbaar, en/of in relatie tot de
Vlaamse Kwalificatiestructuur
Schematisch programmaoverzicht met vermelding
van het aantal studiepunten per opleidingsonderdeel
Omvang van het ingezette personeel in VTE,
ingedeeld naar categorie van aanstelling
Instroomgegevens, doorstroomgegevens en totaal
aantal studenten
De studieduur tot het behalen van het diploma per
instromende cohorte en de gemiddelde studieduur
per afstuderende cohorte
Overzicht van de belangrijkste activiteiten van de
opleiding met betrekking tot internationalisering
conform de visie van de opleiding, met minimaal
de mobiliteit op basis van internationaal aanvaarde
definities De verifieerbare feiten zijn terug te vinden op www.vluhr.be/kwaliteitszorg
Dag 1
dinsdag 26 februari 2013
start
einde
duur
9:00
9:30
0:30
werkoverleg
9:30
IKZ
11:00
1:30
opleidingsverantwoordelijken, facco, opstellers van het ZER en verantwoordelijke
11:00
13:00
2:00
inkijken leermateriaal en middagpauze
13:00
14:00
1:00
studenten + studenten betrokken bij onderwijskundig overleg
14:00
14:15
0:15
werkoverleg
14:15
15:15
1:00
docenten
15:15
15:30
0:15
werkoverleg
15:30
16:30
1:00
bezoek aan de faciliteiten
16:30
17:30
1:00
ondersteuners betrokken bij opleiding
17:30
18:15
0:45
werkoverleg en inkijken leermateriaal
18:15
19:15
1:00
alumni
19:15
20:00
0:45
informele ontmoeting
20:00
avondmaaltijd commissie
Dag 2
woensdag 27 februari 2013
start
einde
duur
9:00
10:00
1:00
spreekuur
10:00
10:30
0:30
terugkoppeling met opleidingsverantwoordelijken
10:30
13:30
3:00
eindberaad commissie en voorbereiding mondelinge rapportering
13:30
14:00
0:30
mondelinge rapportering
Lijst met opleidingsspecifieke leerresultaten in relatie tot de gevalideerde domeinspecifieke leerresultaten opgesteld volgens de handleiding van de VLUHR, indien beschikbaar, en/of in relatie tot de Vlaamse Kwalificatiestructuur Domeinspecifieke leerresultaten In het DLR‐kader staat dat een opleiding tot ‘Master of Science in de Seksuologie’ de volgende 8 leerresultaten (LR) moet beogen, m.n. de student … 1. heeft een gevorderde kennis van de multidimensionele aard van het studieobject ‘seksualiteit’ én van (de interacties tussen) de biologische, psychologische en sociale factoren/dimensies die seksualiteit mee bepalen; daarbij oog hebbend voor een levensloopperspectief. 2. heeft een gevorderde kennis van verschillende wetenschappelijke onderzoeksmethoden en ‐technieken om de menselijke seksualiteit te bestuderen én van hun toepasbaarheid binnen verschillende kennisgebieden van de seksuologie. 3. heeft een gevorderde kennis van de menselijke seksuele ontwikkeling en haar inbedding binnen een maatschappelijke context. 4. kan de verworven kennis en inzichten op een multidisciplinaire manier aanwenden in verschillende contexten; m.n. in klinisch werk in de seksuele hulpverlening, in seksuele vorming en/of preventiewerk, in seksuologisch onderzoek en in seksuologie gerelateerd onderwijs. 5. kan gegevens uit de wetenschappelijke literatuur over seksualiteit verzamelen, interpreteren en beoordelen op hun wetenschappelijke relevantie en kwaliteit. 6. kan een kritische, wetenschappelijke vraagstelling formuleren en operationaliseren aan de hand van wetenschappelijke onderzoeksmethodes; gegevens verzamelen; de resultaten kritisch interpreteren en kaderen in hun context en erover rapporteren om een relevante bijdrage te leveren aan het kennisontwikkelingsproces in de seksuologie. 7. kan wetenschappelijk onderbouwde presentatie geven, in het Nederlands én het Engels, over topics van het brede domein van de seksuologie, aan zowel vakgenoten als aan een breder publiek. 8. kan een kritische houding en een beredeneerd, wetenschappelijk onderbouwd standpunt ontwikkelen en innemen tegenover de benadering van seksualiteit in zowel het wetenschappelijk als maatschappelijk discours. Studenten ontwikkelen een houding van kritische leergierigheid en hebben inzicht in hoe men op de hoogte kan blijven van nieuwe ontwikkelingen binnen de seksuologie als wetenschap. DLR versus eigen leerresultaten Onderstaande tabel bevat een overzicht van de leerresultaten van de opleiding in relatie tot de domeinspecifieke leerresultaten. Een kruisje in een veld impliceert dat een leerresultaat van de opleiding overeenkomst vertoont met het domeinspecifieke leerresultaat. De in de tekst blauw gemarkeerde delen geven weer welke termen/concepten /principes … in beide sets voorkomen. De in de tekst rood gemarkeerde delen geven weer wat uniek voor onze opleiding. DLR 1 DLR 2 DLR 3 DLR 4 DLR 5 DLR 6 DLR 7 DLR 8 x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x Leerresultaten op vlak van kennis en inzicht: De studenten … zijn vertrouwd met de hoofdpunten in verschillende wetenschappelijke benaderingswijzen van de menselijke seksualiteit, m.n. de sociale, psychologische, opvoedkundige, juridische, ethische en klinische benaderingswijzen binnen de seksuologie; kunnen de verschillende socialisatie‐invloeden en ‐processen (binnen hun historische context) op de seksuele K2 ontwikkeling herkennen, benoemen en verklaren; K3 hebben inzicht in de menselijke seksuele ontwikkeling vanuit een levensloopperspectief; kunnen de basisanatomie, fysiologie en endocrinologie van het menselijk seksueel functioneren beschrijven, het K4 belang ervan voor seksualiteit en seksuele disfuncties benoemen en in het kader van een gevalsbeschrijving toepassen; begrijpen de in de seksuologie (en aanverwante wetenschapsdomeinen) gebruikte onderzoeksmethoden en ‐
K5 technieken; hebben kennis van de diagnose, etiologie en bestaande behandelingsmethoden van seksuele problemen (disfuncties, K6 parafilieën, genderidentiteitstoornissen, seksueel geweld) en relationele problemen; hebben kennis van verschillende vormen van relationele en seksuele vorming en kunnen deze onderscheiden op basis K7 van onderliggende theoretische kaders; K8 kennen de algemene en theoretische principes van preventie en gezondheidsvoorlichting. Leerresultaten op vlak van vaardigheden: De studenten kunnen … in het seksuele domein zelfstandig: a) de betekenis van specifieke fenomenen herkennen, interpreteren en benoemen; V1 en b) tot een kritische kennisconstructie komen; a) relevante wetenschappelijke (onderzoeks)vragen formuleren, b) de geschikte onderzoeksmethoden omschrijven, c) V2 de dataverzameling uitvoeren, d) de verkregen informatie op haar wetenschappelijke relevantie beoordelen en daarover rapporteren, en e) kritisch interpreteren; V3 een relevante bijdrage leveren aan het kennisontwikkelingsproces in de seksuologie; hypothesen formuleren bij een gevalsbespreking uit het klinische werkveld daarbij rekening houdend met zowel V4 biologische/fysiologisch/medische, psychologische, relationele, juridische, ethische, sociale en culturele factoren; een intakegesprek voeren over de meest gangbare seksuele disfuncties of relationele problemen en kunnen het V5 raamwerk voor de verdere behandeling aangeven in een maatschappelijk debat over het brede domein van seksualiteit a) zich een wetenschappelijk onderbouwd V6 oordeel vormen; b) hierover een beredeneerd maatschappelijk standpunt innemen en c) dit oordeel en standpunt communiceren een wetenschappelijk onderbouwde presentatie voorbereiden en geven over topics van het brede domein van de V7 seksuologie (bijv. preventie, hulpverlening) Eindtermen op vlak van attituden: De studenten … a) kunnen – onder invloed van de door de opleiding geïnitieerde bewustwording – over hun persoonlijke visie en attitude tegenover seksualiteit reflecteren en daarover met iemand spreken; en b) kunnen inschatten wat dit A1 impliceert voor hun verdere ontplooiing in hun latere loopbaan als hulpverlener, voorlichter, preventiewerker of onderzoeker; bezitten een beredeneerde, kritische houding tegenover de wijze waarop seksualiteit in het wetenschappelijk A2 discours, in de maatschappij in het algemeen en in de media wordt voorgesteld en besproken. K1 Schematisch programmaoverzicht, met vermelding van het aantal studiepunten per opleidingsonderdeel Master of Science in de Seksuologie ‐ 120sp. Eerste fase Tweede fase Methoden en technieken van seksuologisch onderzoek • Seminarie seksuologie • Methoden en technieken van seksuologisch onderzoek Medische en biologische aspecten van seksualiteit • Fysiologie en endocrinologie van seksualiteit en voortplanting • Biologische aspecten van de voortplanting • Andrologische aspecten van seksualiteit en voortplanting m.i.v. gevalsbespreking • Gynaecologische aspecten van seksualiteit en voortplanting m.i.v. gevalsbespreking Seksuele psychologie en psychopathologie • Inleiding tot de klinische seksuologie • Seksuele psychologie: empirische en psychodynamische perspectieven op seksuele ontwikkeling • Seksuele psychologie: empirische benadering • Seksuele psychopathologie: theorieën en concepten • Psychologische en psychopathologische aspecten van voortplanting Seksuele opvoeding, vorming en preventie • Seksuele opvoeding: theorie en wetenschappelijk onderzoek • Psychologie van preventie en gezondheidspromotie Psychotherapeutische hulpverlening • Cliëntgerichte therapie • Relatie‐ en gezinstherapie Sociale en culturele aspecten van seksualiteit • Ethiek van seksualiteit, relaties en gezin • Recht met betrekking tot sekse, seksualiteitsbeleving en voortplanting • Medische sociologie • Anthropology of the body • Bio‐ethiek Seksuologische hulpverlening • Gevalsstudie en practicum relatie‐ en gezinstherapie • Basisvaardigheden seksuologische counseling en therapie met practicum • Seksuele psychopathologie: diagnostiek en behandeling Keuzeopleidingsonderdelen Stage • Observatie‐ en demonstratiestage Masterproef • Voorbereiding masterproef • Masterproef SP 60 60 8 4 4 15 4 3 4 4 18 4 4 3 4 3 8 4 4 8 4 4 18 4 4 3 4 3 11 4 4 3 4 6 6 24 10 14 Omvang van het ingezette personeel, ingedeeld naar categorie van aanstelling Instroomgegevens, doorstroomgegevens en totaal aantal studenten (volgens tabellen aangeleverd door Datawarehouse Hoger Onderwijs (DHO)). Deze gegevens worden aan het einde van deze bundel toegevoegd. 7.1 Instroom en totaal aantal studenten Tabel VB1: Overzicht van het aantal inschrijvingen per academiejaar (gegevens centrale diensten KU Leuven en DHO) Academiejaar Voltijds Niet‐
voltijds Mannelijk Vrouwelijk Generatie‐
studenten Eerste Diploma Totaal aantal inschrijvingen behaald inschrijvingen 2005‐2006 14 57 7 64 0 48 25 71 2006‐2007 30 32 4 58 0 42 19 62 2007‐2008 45 47 7 85 0 67 22 92 2008‐2009 72 43 11 104 0 96 45 115 2009‐2010 71 40 8 103 0 54 44 111 2010‐2011 59 48 2 105 0 48 38 107 2011‐2012 62 46 3 105 0 46 43 108 2012‐2013 60 42 7 95 0 44 0 102 Legende bij tabel: Inschrijvingen: betreffen altijd actieve inschrijvingen; d.w.z. inschrijvingen waarvoor men nadien uitschreef, worden niet meegeteld; Voltijds: verwijst naar inschrijvingen voor ≥54 studiepunten; Niet‐voltijds: verwijst naar inschrijvingen voor ≤ 53 studiepunten; Mannelijk: alle actieve inschrijvingen van mannen; Vrouwelijk: alle actieve inschrijvingen van vrouwen; Generatiestudent: aantal inschrijvingen van studenten die zich voor de eerste maal inschrijven voor een academische of professionele bachelor in Vlaanderen (= 0 voor onze masteropleiding); Eerste inschrijvingen: aantal studenten dat zich voor de eerste maal inschrijft voor een opleiding; er zijn slechts betrouwbare cijfers vanaf 2005‐2006; de master in de seksuologie wordt pas ingericht sinds 2007‐2008;. Diploma behaald: aantal studenten dat in het desbetreffende jaar een diploma behaalde. Totaal aantal inschrijvingen: het totaal aantal actieve inschrijvingen in het desbetreffende academiejaar. De studieduur tot het behalen van het diploma per instromende cohorte en de gemiddelde studieduur per afstuderende cohorte. Er zijn verschillende manieren om de studieduur van studenten te kwantificeren en voor te stellen. Hieronder worden twee tabellen getoond met gegevens over de ‘time to degree’ en ‘time to graduation’ gebaseerd zijn op data van respectievelijk de centrale diensten van de KU Leuven en de DHO. Het grote verschil in uitkomst, m.n. gemiddeld 80% versus gemiddeld 60% behaalt het diploma na een vooropgestelde studieduur van 2 jaar, kan worden verklaard doordat er in de twee tabellen verschillende analyses worden voorgesteld. Immers, in de tabellen van de centrale diensten van de KU Leuven is het vertrekpunt van analyse het jaar van afstuderen: er wordt m.a.w. op het moment dat een student zijn diploma haalt terug gekeken naar de tijd die hij/zij nodig had om het diploma te halen. Daarentegen in de tabellen van de DHO is het vertrekpunt van analyse het startjaar: er wordt m.a.w. op het moment dat de student vertrekt, gekeken naar hoeveel studenten na 2 jaar afstuderen en een diploma behalen. Een bijkomend verschil is dat er bij de ‘time to graduation’‐analyse van de DHO geen rekening wordt gehouden met de studenten die bewust aan studiespreiding doen (bv. werkstudenten die bewust hun studie spreiden over 3 of 4 jaar) wat het verschil tussen deze analyses mogelijks mee kan verklaren. Tabel VB2: Time to degree (gegevens centrale diensten KU Leuven) 2006‐2007 2007‐2008 2008‐2009 2009‐2010 2010‐2011 2011‐2012 2 jaar 95% 50% 82% 84% 84% 70% 3 jaar 95% 86% 93% 100% 95% 95% Time‐to‐degree 4 jaar 95% 86% 100% 100% 100% 100% n diploma 19 22 45 44 38 43 behaald Legende bij tabel: Time to degree : verwijst naar het in doorstroomrendement in een academiejaar waarbij er per student dat zijn/haar diploma heeft behaald wordt terug gekeken naar hoe lang ze erover hebben gedaan om het diploma te behalen (vertrekpunt is jaar van afstuderen) Tabel VB3: Time to graduation (gegevens DHO) Time‐to‐
graduation 2006‐2007 2007‐2008 2008‐2009 2009‐2010 2010‐2011 2011‐2012 1 jaar 0,00% 0,00% 1.82% 0,00% ‐ ‐ 2 jaar 67,27% 71,15% 58,18% ‐ ‐ ‐ 3 jaar 10,91% 7.69% ‐ ‐ ‐ ‐ 4 jaar 3,64% ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ Legende bij tabel: Time to degree : verwijst naar het in doorstroomrendement in een academiejaar waarbij er vertrekkende van een cohorte studenten van een bepaald academiejaar wordt gekeken hoeveel studenten daarvan hun diploma behalen en hoeveel jaren ze daarover doen. (vertrekpunt is startjaar). Overzicht van de belangrijkste activiteiten van de opleiding met betrekking tot internationalisering conform de visie van de opleiding, met minimaal de mobiliteit op basis van internationaal aanvaarde definities Inkomende studentenmobiliteit Op basis van de accreditatie die n.a.v. de vorige visitatie werd gegeven, werd er tegelijk met de opstart van de nieuwe Nederlandstalige master eveneens met een tweejarige taal‐equivalente Engelstalige Master gestart. Deze tweejarige master diende als vervanging van het vroegere eenjarige programma ‘Master in Family and Sexuality Studies’. In 2009 werd op Facultair niveau beslist om deze Engelstalige opleiding omwille van organisatie‐ en capaciteitsproblemen niet langer in te richten. Daarmee werd de belangrijkste kans voor de opleiding om in (Engelstalige) inkomende internationale studentenmobiliteit te voorzien, weggenomen. Niettemin zijn er elk jaar wel een aantal ‘internationale studenten’ die zich in onze opleiding inschrijven. Tabel VB4: inkomende internationale mobiliteit 2008‐ 2009‐ 2010‐ 2011‐ 2012‐
Opleiding Nationaliteit 2009 2010 2011 2012 2013 MA seksuologie Nederlands 3 7 5 7 10 MA seksuologie Duits 1 1 1 S MA seksuologie Nederlands 1 3 6 V MA seksuologie Nederlands 1 Een andere manier om als IFSW meer aan inkomende studentenmobiliteit mee te werken, is om ervoor te kiezen om een aantal OPO’s van onze masteropleiding (alleen) in het Engels te doceren; een optie die onze Nederlandstalige masterstudenten niet zo aantrekkelijk vinden en dus niet zou worden gewaardeerd. Uitgaande studentenmobiliteit Voor wat betreft de uitgaande studentenmobiliteit is het unieke karakter van onze masteropleiding binnen de Europese context een groot nadeel. Immers, het gebrek aan equivalente academische masteropleidingen in de seksuologie in Europa beperkt de mogelijkheden voor het ontwikkelen en uitbouwen van structurele internationale studentenmobiliteit. Het organiseren van interessante uitwisselingen voor studenten in het kader van bijv. het Erasmus mobiliteitsprogramma blijft daardoor een moeilijke uitdaging voor onze opleiding. Op basis zijn betrokkenheid bij een VLIR‐UOS ontwikkelingssamenwerkingsproject heeft een docent op kleine schaal voor een paar studenten de kans gecreëerd om naar Cuenca (Ecuador) te reizen in het kader van hun masterproef die inhoudelijk aansloot bij het project dat ter plekken loopt. Internationalisering@home? Het feit dat een aantal docenten als experts in hun vakgebied internationaal erkenning genieten en deel uitmaken van een Europees of breder internationaal netwerk houdt waarschijnlijk kansen in om internationalisering@home te organiseren. Deze vorm van internationalisering kan op verschillende manieren worden georganiseerd. De meest eenvoudige manier om in de ‘home context’ te internationaliseren is de studenten in contact brengen met het werk van collega’s d.m.v. het gebruik van Engels‐ of anderstalige teksten en/of artikelen. Op die manier komen de studenten in contact met andere ideeën van andere collega’s in de taal waarin de seksuologie als wetenschap zich ook verder ontwikkelt. In het kader van de viering van 50 jaar IFSW werd een Canadese collega uitgenodigd en tijdens haar verblijf hier werd een workshop met haar georganiseerd. Die positieve ervaring zou kunnen worden herhaald en/of uitgebreid door collega’s uit te nodigen om één of meerderde gastcolleges te komen geven (al of niet in een bredere uitwisselingsproject op het niveau van docenten). Er werd door docenten verbonden aan de opleiding eerder reeds de vraag gesteld of het niet opportuun en/of mogelijk zou zijn om een Summerschool – een intensieve cursus van een week rond een specifiek thema – in te richten voor een internationaal publiek waaraan ook buitenlandse collega’s aan zouden meewerken. Kortom, gelet op de nadruk op internationalisering vanuit het beleid en vanuit de KU Leuven staat het IFSW voor de uitdaging om in de komende tijd proactief uit te zoeken op welke manier internationalisering aan het IFSW het best vorm zal worden gegeven.