Vragen

FAQ’s Inschrijvingsrecht (zie decreet BaO en Codex secundair)
De FAQ’s werden aangepast en aangevuld naar aanleiding van de wijzigingen aan het
inschrijvingsrecht door Onderwijsdecreet XXIV.
Vragen
Recht op inschrijving
1. Wat is het vroegste startmoment voor de inschrijvingen?
2. Op welk niveau moet men werken met inschrijvingsregisters?
3. De ‘voortgang van het studieproces kan niet worden gestuit’. Wat betekent dit?
4. Inschrijvingsrecht van zittende leerlingen in geval van herstructurering
5. Hoe dubbele inschrijvingen vermijden?
6. Wat met inschrijvingen voor het huidige schooljaar?
7. Wat als de informatie gegeven bij inschrijving niet klopt? Hoe wordt dat vastgesteld?
8. Wat betekent een uitgestelde inschrijving?
9. Wanneer wordt de uitgestelde inschrijving een gerealiseerde inschrijving?
10. Is er controle op de inschrijvingen?
11. Wat is de rol van de CLR in geval van klacht?
Voorrangsgroepen en voorrangsperiodes
12. Welke scholen moeten werken met voorrangsperiodes?
13. Welke zijn de voorrangsgroepen?
14. Hoelang duurt een voorrangsperiode?
15. Wat betekent ‘campus’ in het kader van het inschrijvingsrecht?
16. Tot hoelang moeten de contingenten gerespecteerd worden?
Voorrang voor broers en zussen
17. Voor wie geldt deze voorrang?
Voorrang kinderen van personeelsleden
18. Wie zijn de personeelsleden?
1
19. Geldt deze voorrang ‘kinderen van personeelsleden’ ook binnen de campus?
Voorrang voor Nederlandstaligen
20. Hoe moet de voorrang voor Nederlandstaligen worden toegepast?
21. Hoe kan een ouder bewijzen dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is?
22. Worden broers en zussen van Nederlandstalige leerlingen automatisch beschouwd
als Nederlandstalige leerlingen?
23. Hoe worden Nederlandstalige leerlingen in het inschrijvingsregister genoteerd? Hoe
worden niet gerealiseerde inschrijvingen meegedeeld aan de ouders?
Voorrang voor overgang van basisschool naar secundaire school
24. Welke scholen kunnen beroep doen op deze voorrang en wie moet de voorrang van
BaO naar SO goedkeuren?
25. Geldt er ook een voorrang bij inschrijving in de basisschool, indien men ervoor was
ingeschreven in de crèche verbonden aan de basisschool?
Voorrang indicator- en niet-indicatorleerlingen via dubbele contingentering
26. Welke zijn de indicatoren op basis waarvan deze voorrang wordt verleend?
27. Wat zijn de basisprincipes van de dubbele contingentering?
28. Voor welke scholen is de dubbele contingentering verplicht?
29. Voor welke scholen geldt de dubbele contingentering niet?
30. Wat is het doel van de dubbele contingentering?
31. Hoe werkt het systeem van de dubbele contingentering?
32. Hoe worden de contingenten bepaald? Kan men afspreken dat iedereen gaat voor
een 50/50 verdeling?
33. Wanneer wordt de voorrangsperiode indicatorleerlingen/niet-indicatorleerlingen
best afgesloten (zo lang mogelijke periode of zo kort mogelijke periode?)
34. Wat is het effect van dubbele contingentering op sociale mix?
35. Wat betekent relatieve aanwezigheid? Hoe wordt de relatieve aanwezigheid van
indicatorleerlingen bepaald (=het % indicator-leerlingen)?
36. Wie bepaalt de deelgebieden en hoe groot zijn de deelgebieden?
37. Welk cijfermateriaal kunnen de scholen opvragen en bij wie?
38. Wanneer kunnen indicatorleerlingen- en niet-indicatorleerlingen inschrijven?
39. Wat is de nieuwe definitie van een indicatorleerling in het kader van het
inschrijvingsrecht?
GOK-indicatoren
2
40. Wat betekent beperkt inkomen?
41. Hoe wordt opgevraagd of het gezin een beperkt inkomen heeft?
42. Welke informatie moet de school opvragen bij inschrijving?
43. Wie controleert de correctheid van de informatie gegeven door de ouders m.b.t.GOKindicatoren?
44. Hebben ouders dan geen recht op privacy?
45. Wie vraagt de schooltoelage aan voor kinderen die geplaatst zijn door het comité
voor Bijzondere Jeugdzorg?
Weigering
46. Hoe kan men vermijden dat allochtone ouders met een kluitje in het riet worden
gestuurd bij de inschrijving? Zij zijn er dikwijls niet van op de hoogte dat ze een
weigeringsattest kunnen krijgen.
47. Hoeveel tijd krijgt de school om haar draagkracht te onderzoeken in het kader van
een inschrijving onder ontbindende voorwaarde?
48. Mag je anderstalige nieuwkomers weigeren?
Model weigeringsdocument
49. Vanaf wanneer moet men het opgelegd weigeringsmodel gebruiken?
Capaciteit
50. Wie bepaalt de capaciteit?
51. Tot op welk niveau moet de school haar capaciteit bepalen?
52. Een capaciteit kan bepaald worden op het niveau van twee of meer
structuuronderdelen. Wat betekent structuuronderdeel?
53. Wat betekent ‘volzetverklaring’ voor secundair?
54. Capaciteitsbepaling en methodeonderwijs?
55. Wat met het aantal verwachte leerlingen uit eigen school en het bepalen van de
capaciteit?
56. Wat als een leerling in de loop van het schooljaar georiënteerd wordt naar een
andere studierichting?
57. Wanneer kan men weigeren op basis van capaciteit?
58. Hoe moet men de capaciteit bepalen? Waarmee moet men rekening houden?
59. Wat betekent semi-internaat?
3
60. Wanneer moet de capaciteit worden vastgelegd? Kan men de vastgelegde capaciteit
achteraf nog wijzigen?
61. Als men dubbele capaciteit vastlegt zowel op het niveau van de school als op het
niveau van de klas, moet de som van de onderdelen dan overeenkomen met de
capaciteit van de gehele school?
62. Aan wie moeten de capaciteit/de vrije plaatsen worden bekend gemaakt?
63. Stel: de capaciteit is bereikt. Kan men dan nog leerlingen inschrijven?
64. Wat met basisscholen die geen capaciteit vastleggen voor anderstalige
nieuwkomers?
Aanmeldingsprocedures
65. Wat zijn de voordelen voor een school die niet kampt met een capaciteitsprobleem
om zich aan te sluiten bij de aanmeldingsprocedure van het LOP waartoe zij behoort?
66. Het decreet bepaalt dat een schoolbestuur voor een school/ vestigingsplaats kan
afwijken van de ordeningscriteria gekozen in de aanmeldingsprocedure, mits
motivering. Wat kan een geldend motief zijn?
67. Kunnen scholen SO die niet tot een LOP behoren en die aansluiten bij de
aanmeldingsprocedure van een naburig LOP, plots genieten van de campusvoorrang
van BaO naar SO?
68. Wat als tijdens de inschrijving blijkt dat de leerling niet beantwoordt aan de door zijn
ouders tijdens de aanmelding opgegeven ordeningscriteria en hoe wordt dit
vastgesteld?
69. Wat houdt het begrip ‘werkadres’ in?
70. Scholen grenzend aan LOP-Brussel kunnen aansluiten bij de aanmeldingsprocedure
van het LOP-Brussel. Geldt de voorrang voor Nederlandstaligen dan ook voor de
aansluitende scholen van de aangrenzende gemeente?
71. Tot wanneer kunnen de ouders zich beroepen op de rechten verworven via een
aanmelding?
72. Is een niet-gunstige rangschikking gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving?
73. Kan men een aanmeldingsprocedure voorzien voor een leerjaar of
structuuronderdeel van de school?
74. Wat met scholen voor buitengewoon onderwijs en de aanmeldingsprocedure?
75. Zijn de ordeningscriteria voor BuO dezelfde als die voor BaO?
76. Hoe verhoudt zich de aanmeldingsprocedure tot de vrije schoolkeuze?
77. Wat is een ordeningscriterium?
78. Wat betekent ‘toeval’ als ordeningscriterium?
79. Hoe omgaan met het speculatief gedrag van ouders?
4
80. Wanneer moet een voorstel van aanmeldingsprocedure worden voorgelegd aan de
Commissie Leerlingenrechten (CLR)?
81. Bestaat er een model van aanmeldingsdossier?
82. Nieuwe elementen in het aanmeldingsdossier.
Buitengewoon onderwijs
83. Mag men wachtlijsten invoeren voor bepaalde types?
84. Is de voorrang 55% voor Nederlandstaligen ook voor BuO van toepassing?
85. Wat betekent dit decreet voor het BuO?
86. Welke gegevens moeten de scholen BuO verzamelen?
87. Wie bepaalt het type BuO waarin men wordt ingeschreven?
88. Wat betekent 'pedagogische éénheid'?
LOP’s bij aanmeldingsprocedure
89. Wat betekent dubbele meerderheid in het LOP secundair?
90. Wat betekent positief advies bij meerderheid van het LOP basisonderwijs?
91. Kan men uit een LOP stappen?
92. De GO! scholen vertegenwoordigen veelal een minderheid bij de onderwijspartners.
Hoe gaat men daar best mee om?
Recht op inschrijving
1. Wat is het vroegste startmoment voor de inschrijvingen?
Het decreet bepaalt de vroegste startdatum voor inschrijvingen op 1 maart voor BaO en 1ste
jaar SO. Dit betekent dat men ook later kan starten met de inschrijvingen. Hierover worden
best afspraken gemaakt in het LOP of in de gemeente indien er geen LOP is.
Deregulering: Scholen buiten een LOP die geen capaciteitsprobleem hebben kunnen vanaf 1
september (BaO) of de eerste schooldag na de kerstvakantie (1ste jaar SO) van het
voorafgaande schooljaar, na de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, ook de
inschrijvingen van de overige leerlingen laten starten.
2. Op welk niveau moet men werken met inschrijvingsregisters?
De school hanteert een inschrijvingsregister voor elke vastgelegde capaciteit. Als een school
werkt met deelcapaciteiten en als de som van de deelcapaciteiten gelijk is aan de totale
capaciteit van de school, dan hanteert de school een inschrijvingsregister per deelcapaciteit.
Als de som van de deelcapaciteiten niet gelijk is aan de totale capaciteit, dan hanteert de
school een inschrijvingsregister voor elke deelcapaciteit én voor de totale capaciteit. Bij een
weigering omwille van capaciteit zal er duidelijk moeten gemaakt worden ten aanzien van
5
welke capaciteit de weigering gebeurt, die van het grotere of die van het kleinere onderdeel.
Bv. Men bepaalt de capaciteit voor de school en voor het eerste leerjaar. In dit geval wordt
gewerkt met twee inschrijvingsregisters. De leerlingen van het eerste leerjaar komen in dit
geval voor in de twee inschrijvingsregisters.
Indien men de capaciteit bepaalt voor alle deelcapaciteiten bv. voor elk leerjaar van de
lagere school dan werkt men enkel met een inschrijvingsregister per leerjaar.
3. De ‘voortgang van het studieproces kan niet worden gestuit’. Wat betekent dit?
Dit betekent dat een leerling, eens hij ingeschreven is in de school, ingeschreven blijft voor
de rest van zijn studieloopbaan in de school. In het secundair verwerft de leerling door de
attestering op het einde van elk schooljaar een ticket voor het volgende schooljaar. Door dat
ticket kan hij zijn studieloopbaan in de school verderzetten. Wanneer de leerling in het begin
van het nieuwe schooljaar start in een structuuronderdeel, dan gebruikt hij dit ticket. Voor
elke verandering van structuuronderdeel nadat het schooljaar begonnen is, geldt dat dit
enkel kan als er nog plaats is in het gewenste structuuronderdeel, en als de leerling voldoet
aan de toelatingsvoorwaarden voor het nieuw gekozen structuuronderdeel.
4. Inschrijvingsrecht van zittende leerlingen in geval van herstructurering
In het BaO behouden zittende leerlingen hun inschrijvingsrecht ingeval van herstructurering
of fusie (bv. als een vestigingsplaats door een andere school wordt overgenomen of als een
vestigingsplaats een zelfstandige school wordt).
In het SO blijft het inschrijvingsrecht van zittende leerlingen in geval van afsplitsing
behouden in de school met het nieuwe inschrijvingsnummer.
5. Hoe dubbele inschrijvingen vermijden?
Vanaf schooljaar 2012-2013 registreren scholen en centra de in- en uitschrijvingen in
Discimus. Aldus kunnen de scholen en centra direct zien welke leerling dubbel is
ingeschreven en in welke school. Op basis van de lijst met dubbele inschrijvingen kunnen de
scholen en centra de ouders van deze leerlingen contacteren om te weten te komen welke
leerlingen effectief naar de school of het centrum zullen komen.
Dankzij het doortrekken van het principe ‘Een aanmelding geeft recht op één ticket’ via
ODXXIV worden een aanzienlijk aantal dubbele inschrijvingen vermeden: scholen die ook na
de rangordening de inschrijvingen blijven registreren in het centraal aanmeldingsregister
mogen dan immers, wanneer ze vaststellen dat een leerling die na de inschrijving in de eigen
school, in een school van hogere keuze wordt ingeschreven, de dubbel ingeschreven leerling
uitschrijven.
6. Wat met inschrijvingen voor het huidige schooljaar tijdens de aanmeldingsperiode
voor volgend schooljaar?
Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op
voorwaarde dat:
o op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;
o de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van
een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente;
o alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook
effectief worden ingeschreven.
7. Wat als de informatie gegeven bij inschrijving niet klopt? Hoe wordt dat vastgesteld?
6
De inschrijver kan vaststellen of een leerling beantwoordt aan de indicatoren. Zo kan hij
tijdens de inschrijving in een Brusselse school bv. vaststellen dat een ouder het Nederlands
niet machtig is. In dit geval kan de leerling pas ingeschreven worden na de voorrangsperiode
als er nog plaats is. Scholen besteden best de nodige aandacht aan hun inschrijvingsbeleid.
Ze kunnen hiervoor best werken met een inschrijvingsteam: i.e. mensen die goed op de
hoogte zijn van de regelgeving en die de nodige empathie hebben. Want het is belangrijk dat
de ouders goed geïnformeerd worden waarom de opvraging van indicatoren wordt gedaan:
deze opvraging heeft voordelen zowel voor de leerling - hij wordt als GOK-leerling
opgevolgd- als voor de school – de school genereert uren voor de GOK-leerlingen.
Als een school vaststelt dat de gegevens die werden doorgegeven aan AgODi niet stroken
met de werkelijkheid, dan kan ze de volgende procedure volgen om gegevens te laten
wijzigen in de database:
1) De school laat de ouders een nieuw document invullen.
2) Vervolgens kan de school die gegevens aanpassen in haar softwarepakket.
3) Bij een volgende zending op 1 oktober of 1 februari worden de nieuwe gegevens
doorgestuurd naar AgODi en worden die in de databank van AgODi aangepast.
8. Wat betekent een uitgestelde inschrijving?
De inschrijving van leerlingen, die zich aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren
vol is, wordt uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in het inschrijvingsregister als
uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet gelijk aan een niet-gerealiseerde
inschrijving.
Nederlandstalige leerlingen kunnen in Brussel-Hoofdstad nooit een uitgestelde inschrijving
krijgen.
9. Wanneer wordt de uitgestelde inschrijving een gerealiseerde inschrijving?
Op het einde van elke voorrangsperiode wordt er gekeken of er uitgestelde inschrijvingen
zijn binnen één contingent en open plaatsen in het andere contingent. Indien dat het geval
is, nemen de ‘uitgestelde’ leerlingen de open plaatsen in het andere contingent in. Deze
beweging
gebeurt
voorrangsgroep
(voorrangsperiode)
per
voorrangsgroep
(voorrangsperiode).
Wanneer ingeschreven leerlingen wegvallen dan moeten ze vervangen worden door de
geweigerde leerlingen (niet-gerealiseerde inschrijving) in de volgorde waarin ze opgenomen
zijn in het inschrijvingsregister. Indien de school voorrang verleent aan indicatorleerlingen en
niet-indicatorleerlingen, en dus twee contingenten hanteert, spelen naast de ontstane
volgorde door chronologie (indien er geen aanmeldingsprocedure geweest is) deze twee
contingenten ook een rol. Als, in een school die dubbele contingentering hanteert, een
ingeschreven leerling wegvalt en er dus een plaats vrijkomt dan wordt deze plaats in principe
ingenomen door een leerling van hetzelfde profiel. Deze werkwijze beperkt zich tot de
leerlingen die zich tijdens de voorrangsperiode (of eventueel voorrangsperiodes) zijn komen
aandienen voor een inschrijving (zie ook vorige vraag).
10. Is er controle op de inschrijvingen?
Het verloop van de gerealiseerde en niet-gerealiseerde inschrijvingen kan onderworpen
worden aan een controle door het AgODi.
11. Wat is de rol van de Commissie Leerlingenrechten in geval van klacht?
De CLR controleert of de procedure van weigering door de school gevolgd werd. De
Commissie houdt zich niet bezig met de inhoudelijke aspecten van een dossier.
7
Voorrangsgroepen en voorrangsperiodes
12. Welke scholen moeten werken met voorrangsperiodes?
Alle scholen BaO en BuBaO, het eerste jaar van de eerste graad gewoon secundair en de
BuSO-scholen
moeten
de
voorrangsperiodes
respecteren.
Voor het type 5, ziekenhuisscholen en preventoria, staan de voorrangsperiodes volledig los
van de realiteit. Deze scholen worden dan ook vrijgesteld van de verplichting om
voorrangsperiodes in te stellen. Ze behouden evenwel de mogelijkheid om
voorrangsperiodes op eigen initiatief in te stellen, voor het geval toch in één van de
betrokken scholen een situatie zou ontstaan waar het instellen van een voorrangsperiode
zinvol kan zijn.
13. Welke zijn de voorrangsgroepen?
o In basisonderwijs en buitengewoon basisonderwijs is men verplicht eerst een
voorrang te verlenen aan broers en zussen van reeds ingeschreven leerlingen.
Kinderen van personeelsleden vormen daarna een tweede verplichte
voorrangsgroep. In Brussel komt na de kinderen van personeel een derde verplichte
voorrangsgroep: de Nederlandstaligen. En tenslotte is men in LOP-gebieden
verplicht, na de voorgaande voorrangsgroepen, een gelijktijdige voorrang te verlenen
aan indicatorleerlingen en niet-indicatorleerlingen.
o In het eerste leerjaar van de eerste graad secundair onderwijs en in het
buitengewoon onderwijs is men verplicht eerst voorrang te verlenen aan broers en
zussen, dan aan kinderen van personeelsleden en daarna in voorkomend geval aan
Nederlandstaligen in Brussel. In LOP-gebieden geldt daarna de campusvoorrang,
indien bij dubbele meerderheid door LOP secundair goedgekeurd en na positief
advies bij meerderheid van het LOP basisonderwijs (zie ook verder). In LOP-gebieden
zijn scholen tenslotte verplicht na de voorgaande voorrangsgroepen ook een
gelijktijdige voorrang te verlenen aan indicatorleerlingen en niet-indicatorleerlingen.
14. Hoelang duurt een voorrangsperiode?
Elke voorrangsperiode duurt minimaal 2 weken behalve de voorrang voor de kinderen van
personeelsleden. Deze kinderen zullen zeer beperkt in aantal zijn, ook zijn de
personeelsleden goed op de hoogte van de inschrijfmomenten van de eigen school en zijn zij
veelvuldig op school aanwezig. Daarenboven zou de periode van 2 weken voor KVP de
totaliteit van het geheel van de inschrijfperiodes onnodig verlengen.
Voorrangsperiodes kunnen samengenomen worden als geen enkele leerling van deze
voorrangsgroepen wordt geweigerd wegens capaciteitstekort. In Brusselse scholen kunnen
enkel ‘Broers en zussen’ en ‘Kinderen van Personeel’ samengenomen worden.
De volgorde van de voorrangsperiodes moet, ook binnen de aanmeldingsprocedures , steeds
gerespecteerd worden.
15. Wat betekent ‘campus’ in het kader van het inschrijvingsrecht?
Onder campus verstaat men twee of meer scholen gelegen binnen eenzelfde of
aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale
percelen hetzij door een weg. Scholen worden beschouwd als gelegen op een campus,
wanneer één of meerdere vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen de campus.
Scholen die zich profileren als een campus moeten voortaan geen rekening meer houden
met het feit dat elke instelling een administratief afzonderlijke entiteit is met een eigen
instellingsnummer. Het schoolbestuur kan opteren voor een regeling die meer aansluit bij
het scholenprofiel en de perceptie van de ouders/leerlingen, nl. het behelst één school (één
locatie, pedagogisch project, naam, schoolreglement, website …) met één
8
inschrijvingsregister. Schoolbesturen die van deze mogelijkheid willen gebruikmaken, nemen
dit op in hun schoolreglement.
Bv. BaO: Scholen gelegen op een campus, konden al automatische doorstroom van een
autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool op dezelfde campus realiseren (=
verticale doorstroom). Het bepalen van één capaciteit en bijgevolg het hanteren van één
inschrijvingsregister maakt nu ook horizontale doorstroom mogelijk (= leerlingen tussen
verschillende kleuterscholen (of –vestigingsplaatsen) of verschillende lagere scholen (of
vestigingsplaatsen van lagere scholen) op dezelfde campus laten doorstromen zonder te
moeten uitschrijven en opnieuw inschrijven). Dit recht is beperkt tot de scholen waarvan alle
vestigingsplaatsen effectief op de campus gelegen zijn.
16. Tot hoelang moeten de contingenten gerespecteerd worden?
De contingenten moeten gerespecteerd worden tot de 5de schooldag van oktober van het
schooljaar waarvoor de inschrijving geldt. Voor de instappers tot 30 juni van het schooljaar
volgend op dat van de inschrijving.
Dit geeft ouders definitief uitsluitsel over het al dan niet meer opgevist kunnen worden van
de weigeringslijst, voor de start van de zomervakantie. Ouders hebben er dus alle belang bij
om hun kind opnieuw aan te melden of in te schrijven voor het volgende schooljaar.
Voorrang voor broers en zussen
17. Voor wie geldt deze voorrang?
Deze voorrang geldt voor broers en zussen van een reeds ingeschreven leerling. Onder broer
of zus verstaat men alle kinderen van eenzelfde leefentiteit, d.w.z. met eenzelfde domicilie
of met een gemeenschappelijke ouder. Deze voorrang geldt ook tussen scholen die de
inschrijving laten doorlopen, ook al gaat het in principe om twee onafhankelijke scholen (i.c.
een kleuterschool en een lagere school, beiden met een verschillend schoolnummer, van
eenzelfde schoolbestuur, gelegen op dezelfde campus). Deze voorrang geldt niet tussen
basisscholen en secundaire scholen op dezelfde campus.
Voorrang kinderen van personeelsleden
18. Wie zijn de personeelsleden?
Dit is elk personeelslid dat tewerkgesteld is in de school, zowel het onderwijzend als het nietonderwijzend personeel, en dat een duurzame band heeft met de school, d.w.z. een
tewerkstelling van 104 dagen of een aanstelling die over de 104 dagen loopt. Deze voorrang
geldt ook voor leerkrachten die pleegouder zijn.
19. Geldt deze voorrang ‘kinderen van personeelsleden’ ook binnen de campus?
Ja, een leerkracht van een autonome lagere school kan eveneens zijn voorrang laten gelden
in de ‘bijhorende’ kleuterschool, gelegen op dezelfde campus. Een kind van een personeelslid
dat tewerkgesteld is in de secundaire school van de campus kan echter niet genieten van de
voorrang ‘Kinderen van Personeel’ in de basisschool, enkel in de secundaire school. Een kind
van een personeelslid van de basisschool kan ook niet genieten van de voorrang ‘Kinderen
van personeel’ in een secundaire school op de campus.
Voorrang voor Nederlandstaligen
20. Hoe moet de voorrang voor Nederlandstaligen worden toegepast?
9
Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied BrusselHoofdstad, een aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang
van leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is. Dat
aantal moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55 % leerlingen in de school
met minstens één ouder, die het Nederlands in voldoende mate machtig is. Binnen het LOP
van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger
percentage dan 55% te hanteren. Het aantal leerlingen met minstens één ouder die het
Nederlands in voldoende mate machtig is kan door een schoolbestuur bepaald worden tot
op de niveaus waarop het de capaciteit heeft vastgelegd. Om het aantal voorrangsplaatsen
te bepalen wordt rekening gehouden met het aantal reeds ingeschreven leerlingen die tot de
voorrangsgroep behoren. De regel van de ‘uitgestelde inschrijving’ geldt hier niet.
Leerlingen die tijdens deze voorrangsperiode werden aangemeld als leerlingen waarvan
minstens één ouder het Nederlands in voldoende mate machtig is, worden bij het krijgen van
een plaats in een school van hogere keuze vervangen door een leerling uit dezelfde
voorrangsperiode. Het LOP noteert daarom voor alle leerlingen die in de voorrangsperiode
voor leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is
worden aangemeld, dat ze tot deze voorrangsgroep behoren – zowel voor de leerlingen met
een gunstige als met een niet-gunstige rangschikking.
Die notatie wordt door de school overgenomen in het inschrijvingsregister (zowel voor de
gerealiseerde als de niet-gerealiseerde inschrijvingen).
Een leerling uit de voorrangsperiode voor leerlingen met minstens een ouder die het
Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt vervangen door een leerling uit die
voorrangsperiode.
21. Hoe kan een ouder bewijzen dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is?
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of
een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar
van de derde graad van het secundair onderwijs of een daarmee gelijkwaardig
Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau
B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis
van één van volgende stukken :
a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd
onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het
vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat
het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het
Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het Selectiebureau van de
Federale Overheid;
4° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft
gevolgd in het Nederlandstalige lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van
attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.
22. Worden broers en zussen van Nederlandstalige leerlingen automatisch beschouwd
als Nederlandstalige leerlingen?
o
Scholen mogen – naar analogie met de eerdere overgangsbepalingen – broers en zussen
van reeds ingeschreven Nederlandstalige leerlingen (op basis van de vroegere verklaring
op eer) indelen in de groep ‘kinderen waarvan minstens één ouder het Nederlands in
voldoende mate machtig is’. Ze mogen echter ook van ouders vragen om alsnog de
10
o
nodige bewijsstukken voor te leggen, om al dan niet ingedeeld te kunnen worden in de
groep ‘kinderen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig
is’. De vroegere verklaring op eer legde de focus op het Nederlandstalig zijn van het kind,
de operationalisering sinds OD XX legt de focus op het Nederlands machtig zijn van de
ouders. Dit rechtvaardigt waarom scholen de mogelijkheid hebben om al dan niet te
kiezen voor het automatisch indelen van leerlingen die via de verklaring op eer
verklaarden thuistaal Nederlands te hebben in de 55% leerlingen die het Nederlands in
voldoende mate machtig zijn. Dit heeft in geen geval impact op de verworven rechten
van de zittende leerlingen, maar dient enkel om de zittende leerling al dan niet te
kunnen indelen binnen de 55% kinderen van minstens een ouder die het Nederlands in
voldoende mate machtig is.
Leerlingen die op basis van de tot nu toe geldende voorrang voor kinderen van ouders
die het Nederlands machtig zijn op niveau B1, ingeschreven werden, moeten
automatisch ingedeeld worden binnen de nieuwe voorrangsgroep voor kinderen van wie
minstens één ouder het Nederlands in voldoende mate machtig is op niveau B2. Het is
immers niet te rechtvaardigen dat ouders opnieuw een test moeten afleggen om een
reeds ingeschreven kind alsnog van contingent te doen veranderen, of broers en zussen
in een ander contingent te laten inschrijven als eerder ingeschreven broers en zussen.
Voor deze leerlingen lag de bewijslast immers al bij de Nederlandse taalkennis van de
ouder.
23. Hoe worden Nederlandstalige leerlingen in het inschrijvingsregister genoteerd? Hoe
worden niet-gerealiseerde inschrijvingen meegedeeld aan de ouders?
Voor Brussel noteert het LOP voor alle leerlingen, die in de voorrangsperiode voor kinderen
waarvan één ouder het Nederlands in voldoende mate beheerst worden aangemeld, dat ze
tot deze voorrangsgroep behoren – zowel voor de leerlingen met een gunstige als met een
niet-gunstige rangschikking. Die notatie wordt door de school overgenomen in het
inschrijvingsregister (zowel voor de gerealiseerde als de niet-gerealiseerde inschrijvingen).
Een leerling uit de voorrangsperiode voor leerlingen met minstens een ouder die het
Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt vervangen door een leerling uit die
voorrangsperiode.
Voorrang voor overgang van basisschool naar secundaire school
24. Welke scholen kunnen beroep doen op deze voorrang en wie moet de voorrang van
BaO naar SO goedkeuren?
Deze campusvoorrang kan enkel verleend worden aan scholen die in een LOP gelegen zijn.
Het schoolbestuur van de secundaire school gelegen op dezelfde ‘campus’ als de basisschool
kan voorrang verlenen aan leerlingen bij overgang van het basisonderwijs naar het eerste
leerjaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs of naar het buitengewoon
secundair onderwijs, indien dit wordt goedgekeurd bij dubbele meerderheid in het LOP SO
en na positief advies in het LOP BaO. Indien er geen LOP BaO is, dan moet meer dan de helft
van de schoolbesturen van de lagere scholen en basisscholen gelegen in het werkingsgebied
van het LOP secundair een positief advies verlenen aan het voorstel.
25. Geldt er ook een voorrang bij inschrijving in de basisschool, indien men ervoor was
ingeschreven in de crèche verbonden aan de basisschool?
Neen, de campusvoorrang geldt niet tussen crèche en kleuterschool.
11
Voorrang indicator- en niet-indicatorleerlingen via dubbele contingentering
26. Welke zijn de indicatoren op basis waarvan deze voorrang wordt verleend?
De indicatoren op basis waarvan deze voorrang wordt verleend, zijn :
1° het gezin ontving in het vorige schooljaar, of in het daaraan voorafgaande
schooljaar, minstens één schooltoelage of het gezin heeft een beperkt inkomen;
2° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van
een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het
secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs.
De twee andere indicatoren zijn weggevallen voor het bepalen tot welk contingent de
leerling behoort! Ze gelden nog wel voor omkadering en werkingsmiddelen.
27. Wat zijn de basisprincipes van de dubbele contingentering?
Vóór de inschrijvingen leggen schoolbesturen van scholen gelegen in het werkingsgebied van
een LOP, 2 contingenten vast voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel
voldoen aan één of twee ofwel niet voldoen aan de indicatoren, rekening houdend met de
relatieve aanwezigheid in het LOP. Hiertoe worden in het LOP afspraken gemaakt. De
contingenten kunnen in het LOP bepaald worden op het niveau van het LOP-werkingsgebied
of tot op het niveau van een deelgebied.
28. Voor welke scholen is de dubbele contingentering verplicht?
De dubbele contingentering is verplicht in scholen in het werkingsgebied van een LOP én in
alle aanmeldende scholen, binnen en buiten een LOP.
De dubbele contingentering moet gehanteerd worden voor kleuters geboren in de twee
meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk
zijn, voor het eerste jaar van het gewoon lager onderwijs en voor het eerste jaar van de
eerste graad gewoon secundair.
Let op: aanmeldende scholen voor buitengewoon onderwijs moeten geen dubbele
contingentering toepassen.
29. Voor welke scholen is de dubbele contingentering niet verplicht?
Voor het buitengewoon onderwijs (zelfs als ze werken met een aanmeldingsprocedure), voor
het tweede tot en met het zesde leerjaar gewoon basisonderwijs, voor het tweede tot en
met het zesde jaar gewoon secundair onderwijs en voor alle scholen gelegen buiten een LOPwerkingsgebied is het niet verplicht om de gelijktijdige voorrang te verlenen aan
kansarme/kansrijke leerlingen, en dus ook niet om te werken met de dubbele
contingentering. Deze scholen mogen deze voorrang uiteraard wel verlenen via de dubbele
contingentering.
30. Wat is het doel van de dubbele contingentering?
1° gelijktijdige voorrang verlenen zodat er geen groep gestigmatiseerd wordt
2° sociale mix nastreven: wetenschappelijke studies tonen aan dat elke leerling er beter van
wordt als er een sociale mix in de school aanwezig is: de kansarme leerling trekt zich op aan
de kansrijke, en de kansrijke leerling verbreedt zijn focus door in contact te komen met de
kansarme. Zowel de kansarme als de kansrijke leerling wordt beter voorbereid op de
multiculturele maatschappij
3° door het systeem van de dubbele contingentering krijgen scholen een gedeelde
verantwoordelijkheid ten aanzien van de kansarme leerlingen.
31. Hoe werkt het systeem van de dubbele contingentering?
12
Dit is een systeem om gelijktijdig voorrang te verlenen aan indicatorleerlingen (kansarme
leerlingen) en niet-indicatorleerlingen (kansrijke leerlingen). Het wordt toegepast tot op het
niveau waarop men zijn capaciteit heeft bepaald. De verplichting om dubbele
contingentering te gebruiken impliceert de verplichting om de capaciteit te bepalen. Heeft
men bijvoorbeeld een capaciteit vastgelegd per structuuronderdeel, dan zal men de dubbele
contingentering toepassen tot op dat niveau. In het inschrijvingsregister vertaalt zich dat in 2
kolommen voor dat structuuronderdeel: een kolom voor de indicatorleerlingen en een kolom
voor de niet-indicatorleerlingen.
32. Hoe worden de contingenten bepaald? Kan men afspreken dat iedereen gaat voor
een 50/50 verdeling?
Enkel scholen gelegen in een LOP-werkingsgebied en scholen die werken met een
aanmeldingsprocedure zijn verplicht te werken met de dubbele contingentering. Voor het
bepalen van de contingenten wordt rekening gehouden met de relatieve aanwezigheid in het
LOP-werkingsgebied/deelgebied en in elke respectieve school. Ook andere elementen
kunnen meespelen voor het bepalen van de contingenten: bv. het aandeel
indicatorleerlingen dat in de buurt woont, leerlingenstromen tussen deelgebieden, …
Binnen het LOP worden afspraken gemaakt omtrent de bandbreedte waarbinnen elke school
haar contingenten moet bepalen of omtrent het percentage waarnaar elke school moet
streven. Elke school zal een inspanning moeten doen om de vastgelegde contingenten te
behalen. Scholen gelegen buiten een LOP houden bij het bepalen van hun contingenten
rekening met de relatieve aanwezigheid binnen de gemeente. Het is de bedoeling dat de
relatieve aanwezigheid in de school geleidelijk aan evolueert in de richting van de relatieve
aanwezigheid in het LOP-werkingsgebied/deelgebied LOP/gemeente.
33. Wanneer wordt de voorrangsperiode indicatorleerlingen/niet-indicatorleerlingen
het best afgesloten (zo lang mogelijke periode of zo kort mogelijke periode?)
De dubbele contingentering heeft als doel het bereiken van sociale mix. Hoe langer een
school die periode aanhoudt, hoe meer slaagkansen de sociale mix zal hebben.
34. Wat is het effect van dubbele contingentering op sociale mix?
Dubbele contingentering zal er hopelijk voor zorgen dat de concentratiescholen (zowel witte
als zwarte) in de toekomst verdwijnen en dat er in elke school sociale mix heerst.
35. Wat betekent relatieve aanwezigheid? Hoe wordt de relatieve aanwezigheid van
indicatorleerlingen bepaald (=het % indicator-leerlingen)?
o de relatieve aanwezigheid in het werkingsgebied of deelgebieden van het LOP is de
procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of
twee GOK-indicatoren en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen het
werkingsgebied of deelgebieden ervan en dit eventueel tot op de niveaus waarop de
capaciteit werd vastgelegd;
o de relatieve aanwezigheid in de gemeente (als er geen LOP is) is de procentuele
verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of twee GOKindicatoren en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen de gemeente.
o de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen is de procentuele
verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of twee van de
GOK-indicatoren en het totaal aantal leerlingen in de vestigingsplaatsen en scholen
en dit eventueel tot op de niveaus waarop de capaciteit werd vastgelegd.
36. Wie bepaalt de deelgebieden en hoe groot zijn de deelgebieden?
13
De partners in het LOP bepalen de deelgebieden. Deelgebieden moeten niet noodzakelijk
samenvallen met administratieve wijken, en mogen elkaar overlappen. Men mag bv. ook
werken met een straal rondom een bepaalde school.
37. Welk cijfermateriaal kunnen de scholen opvragen en bij wie?
Aan elke school die er om vraagt (sommige scholen beschikken zelf over de nodige gegevens
vanuit de informatie die ze vragen bij de inschrijving van nieuwe leerlingen), worden er
gegevens op het niveau van de individuele leerling ter beschikking gesteld, waarbij niet
aangegeven hoeft te worden op welke voorrangsindicator een individuele leerling scoort,
maar enkel ‘of’ een leerling scoort of niet scoort op één van de indicatoren en tot welke
groep hij bijgevolg hoort. Aan het LOP worden geaggregeerde gegevens ter beschikking
gesteld, bv. op het niveau van de leerjaren van de verschillende scholen. Deze gegevens
volstaan voor het LOP om zijn decretale opdracht i.v.m. het bepalen van contingenten en het
maken van afspraken daaromtrent te vervullen.
De cijfers kunnen opgevraagd worden per ad hoc deelgebied, per straatnaam, gelinkt aan de
schoolkenmerken, per geboortejaar, per leerjaar, per administratieve groep, etc. Per LOP
kunnen de percentages bekeken worden voor leerlingen van wie de moeder een laag
diploma heeft, voor leerlingen die een schooltoelage kregen. Per LOP kan opgesplitst worden
naar fusiegemeente, naar deelgemeente, naar vestigingsplaats, naar geboortejaar, naar
leerjaar etc. Al deze cijfers kunnen naar Excel geëxporteerd worden. De tabel bevat geen
cijfers, enkel percentages. De cijfers kunnen verkregen worden via de LOP-deskundige.
38. Wanneer kunnen indicatorleerlingen- en niet-indicatorleerlingen inschrijven?
Ze kunnen inschrijven tijdens dezelfde periode: het systeem van de dubbele contingentering
is net bedoeld om zowel indicator- als niet-indicator-leerlingen tegelijkertijd in te schrijven,
zodat de kansarme leerling niet wordt gestigmatiseerd.
39. Wat is de nieuwe definitie van een indicatorleerling in het kader van het
inschrijvingsrecht?
Om te kunnen genieten van deze voorrang moet de leerling beantwoorden aan één of twee
van de 2 GOK-indicatoren: diploma moeder of studietoelage/beperkt inkomen. Dit zijn de
enige indicatoren in het kader van het inschrijvingsrecht. De indicatoren thuisloos en
trekkende bevolking tellen niet meer mee voor het bekomen van de voorrang. Deze
indicatoren tellen wel nog voor de berekening van omkadering en werkingsmiddelen.
GOK-indicatoren
40. Wat betekent beperkt inkomen?
Beperkt inkomen wordt bepaald overeenkomstig barema’s (zal geoperationaliseerd worden
in een uitvoeringsbesluit). Voor deze indicator gelden voorlopig de inkomensgrenzen van de
regeling inzake schooltoelagen als richtinggevend.
41. Hoe wordt opgevraagd of het gezin een beperkt inkomen heeft?
Het is vervelend dat de scholen voor de instappers moeten opvragen of het gezin leeft van
een beperkt inkomen. Scholen werpen op dat dit ingaat tegen de privacy van de ouders.
Toch moeten scholen een inspanning doen om deze gegevens te verkrijgen: het laat hen toe
de leerling optimaal te begeleiden. Deze materie werd met kansarme ouders besproken :
hoewel ze eerst vonden dat deze gegevens tot de privacy behoren, waren ze wel geneigd om
de informatie te geven wanneer we hen uitlegden waartoe die gegevens dienen en wat
ermee wordt gedaan! We kunnen scholen het advies geven om te werken aan een goed
14
inschrijvingsbeleid met aandacht voor de kansarme leerling, zodat deze opvraging geen
planlast met zich meebrengt. Voor vragen hieromtrent: [email protected] .
42. Welke informatie moet de school opvragen bij inschrijving?
Voor het bepalen van de contingenten moeten de volgende gegevens gekend zijn:
o Schooltoelage: deze indicator zit in de database van het departement onderwijs.
Enkel bij inschrijving van het eerste kind van een gezin moeten ouders een bewijs
van beperkt inkomen voorleggen. Scholen moeten weten dat ongeveer ¼ van de
kinderen recht heeft op een schooltoelage. Wanneer men weet dat één kind recht
heeft op een schooltoelage dan weet men dat de volgende kinderen uit diezelfde
leefentiteit ook recht hebben op een schooltoelage;
o Diploma moeder: verklaring op eer van de ouder.
Voor het bepalen van de GOK-lestijden secundair moet de school de volgende indicatoren
opvragen (zie omzendbrief SO/2012/01):
o Schooltoelage
o Diploma moeder
o Trekkende bevolking: attest van de gemeente
o Thuisloos: attest van de voorziening die voor opvang zorgt
o thuistaal
Voor de financiering BaO gelden de volgende leerlingkenmerken: diploma moeder,
schooltoelage, thuistaal is niet het Nederlands en de leerling heeft zijn woonplaats in een
buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op
vijftienjarige leeftijd .
Scholen vragen deze gegevens best op bij inschrijving.
43. Wie controleert de correctheid van de informatie gegeven door de ouders m.b.t. GOKindicatoren?
Tijdens het inschrijvingsgesprek controleert de inschrijver of de leerling beantwoordt aan de
GOK-indicatoren en vraagt hij de bewijzen daarvan op aan de ouders.
Voor de indicator ‘diploma moeder’ moet de ouder een verklaring op eer ondertekenen. Het
gebeurt dat een moeder eerder verklaard heeft een diploma SO te bezitten en dat later blijkt
dat dit niet zo is. Dankzij Discimus kan een school nu op elk ogenblik controleren welke
leerlingengegevens AgODi gebruikt. Als een school vaststelt dat de gegevens die werden
doorgegeven aan AgODi niet stroken met de werkelijkheid, dan kan ze de volgende
procedure volgen om gegevens te laten wijzigen in de database:
1) De school laat de ouders een nieuw document invullen.
2) Dan kan de school die gegevens aanpassen in haar softwarepakket.
3) Bij een volgende zending begin oktober of begin februari worden de nieuwe gegevens
doorgestuurd naar AgODi en worden die in de databank van AgODi aangepast.
44. Hebben ouders dan geen recht op privacy?
De ouders bepalen zelf of ze informatie omtrent het al dan niet beantwoorden aan de GOKindicatoren meedelen of niet. Ouders die misleidende informatie geven met het oog op het
verwerven van een voorrang, kunnen hun voorrangsplaats verliezen als dit komt vast te
staan.
Scholen werken best met een vast inschrijvingsteam: personeelsleden met empathisch
vermogen bekomen makkelijker correcte informatie. Ook de school moet zich engageren om
correct om te gaan met die informatie.
45. Wie vraagt de schooltoelage aan voor kinderen die geplaatst zijn door het comité
voor Bijzondere Jeugdzorg?
15
De pleegouders bij wie de kinderen zijn geplaatst, vragen de schooltoelage aan.
Weigering
46. Hoe kan men vermijden dat allochtone ouders met een kluitje in het riet worden
gestuurd bij de inschrijving? Zij zijn er dikwijls niet van op de hoogte dat ze een
weigeringsattest (= ‘mededeling van een niet-gerealiseerde inschrijving’) moeten
krijgen.
Hier is een taak weggelegd voor de niet-onderwijspartners. Ook scholen kunnen aan ouders
vragen of dit de eerste school is waar ze zich aanbieden, en kunnen de mededeling van een
niet-gerealiseerde inschrijving van de andere school opvragen, alvorens de leerling in te
schrijven in de eigen school.
47. Hoeveel tijd krijgt de school om haar draagkracht te onderzoeken in het kader van
een inschrijving onder ontbindende voorwaarde?
De Commissie Leerlingenrechten aanvaardt dat een dergelijk onderzoek ongeveer 4 à 6
weken duurt. Opgelet: deze manier van werken is nog geldig voor inschrijvingen tot
december 2014. Vanaf januari 2015 en enkel voor inschrijvingen voor schooljaar 2015-2016
e.v. geldt de afweging rond de redelijkheid van aanpassingen.
48. Mag je anderstalige nieuwkomers weigeren?
Een schoolbestuur basisonderwijs kan voor anderstalige nieuwkomers, een capaciteit
bepalen van minimum 8 leerlingen voor scholen of vestigingsplaatsen met een capaciteit van
meer dan honderd leerlingen, en 4 leerlingen voor scholen of vestigingsplaatsen met een
capaciteit van maximaal honderd leerlingen. De 9de (5de) anderstalige nieuwkomer kan dan
enkel geweigerd worden indien hem/ haar een plaats gegarandeerd wordt binnen een
school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de
ouders. Scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe afspraken
binnen het LOP. Een schoolbestuur met scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een
LOP maakt daartoe afspraken met de schoolbesturen van scholen gelegen in dezelfde
gemeente. De capaciteit voor anderstalige nieuwkomers kan nooit minder zijn dan 8 (4)
leerlingen. Wanneer het schoolbestuur geen capaciteit heeft vastgelegd voor AN, kan ze in
principe niet weigeren. Scholen met verschillende vestigingsplaatsen moeten voor elke
vestigingsplaats een capaciteit anderstalige nieuwkomers bepalen, indien ze vanaf een
bepaald aantal willen weigeren (ook wanneer de capaciteit van de vestigingsplaats/het
geboortejaar/jaar nog niet bereikt is).
Voor secundair onderwijs worden anderstalige nieuwkomers toegeleid naar de
dichtstbijzijnde OKAN-school. Een school voor secundair onderwijs kan voor het
structuuronderdeel anderstalige nieuwkomers een capaciteit bepalen. Ex-Okanners kunnen
ingeschreven worden in elke secundaire school.
Mededeling van een niet-gerealiseerde inschrijving
49. Vanaf wanneer moet men het opgelegd weigeringsmodel gebruiken?
Vanaf heden staan de documenten ‘Mededeling van een niet-gerealiseerde inschrijving in
een LOP werkingsgebied’ of ‘Mededeling van een niet-gerealiseerde inschrijving buiten een
LOP-werkingsgebied’ op de website van het departement onderwijs: zie
http://www.ond.vlaanderen.be. De term weigeringsdocument wordt verlaten. Nb. In het
16
tweetalig gebied Brussel -Hoofdstad moet op de mededeling van niet-gerealiseerde
inschrijving ook opgenomen of de leerling behoort tot het contingent ‘met één ouder die het
Nederlands in voldoende mate machtig is’.
Capaciteit
50. Wie bepaalt de capaciteit?
Elk schoolbestuur bepaalt voor zijn school de capaciteit. Voor het GO! betekent dit de Raad
van Bestuur van de scholengroep, na voorstel van de directie.
51. Tot op welk niveau moet de school haar capaciteit bepalen?
In het gewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van
de school, én van de vestigingsplaats, én het niveau kleuteronderwijs én het niveau lager
onderwijs. Het schoolbestuur kan de capaciteit voor het kleuteronderwijs ook op niveau
van het geboortejaar en voor het lager onderwijs ook op niveau van het leerjaar bepalen.
Indien verschillende scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde campus,
dan kan de capaciteit bepaald worden op het niveau van de campus.
Een schoolbestuur kan voor anderstalige nieuwkomers een capaciteit bepalen, enkel
indien aldus geweigerde leerlingen een plaats gegarandeerd wordt binnen een school,
gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe
binnen het LOP afspraken. Een schoolbestuur met scholen gelegen buiten het
werkingsgebied van een LOP maakt daartoe afspraken met de schoolbesturen van
scholen gelegen in dezelfde gemeente. De capaciteit voor anderstalige nieuwkomers kan
nooit minder zijn dan 8 (4) leerlingen (zie hoger).
o In het buitengewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het
niveau van de school, én van de vestigingsplaats, én het niveau kleuteronderwijs, én het
niveau lager onderwijs én voor elk type afzonderlijk.
o In het voltijds secundair onderwijs is capaciteit bepalen enkel verplicht in het eerste
leerjaar. In het tweede leerjaar van de eerste graad en de andere graden van het voltijds
gewoon secundair onderwijs kan het schoolbestuur steeds volzet verklaren op het niveau
van de school, de vestigingsplaats, het structuuronderdeel of de combinatie van
verschillende structuuronderdelen.
o In het buitengewoon secundair onderwijs moet het schoolbestuur de capaciteit bepalen
op het niveau van de school, de vestigingsplaats, de opleidingsvorm, het type of het
structuuronderdeel of de combinatie van twee of meerdere structuuronderdelen, of de
pedagogische eenheid.
o In het deeltijds beroepssecundair onderwijs kan het centrumbestuur de capaciteit op
het niveau van het centrum, de vestigingsplaats of het structuuronderdeel of de
combinatie van twee of meerdere structuuronderdelen bepalen.
Let op: in Brussel zijn scholen verplicht hun capaciteit te bepalen in alle leerjaren van het
secundair onderwijs (voltijds, deeltijds, buitengewoon).Capaciteit bepalen in Brussel blijft
nodig om de voorrang voor Nederlandstaligen te kunnen garanderen.
o
52. Een capaciteit kan bepaald worden op het niveau van twee of meer
structuuronderdelen. Wat betekent structuuronderdeel?
Voor SO: elke entiteit binnen de onderwijsstructuur die een uniek administratief
groepsnummer draagt en die als volgt wordt geïdentificeerd :
- het eerste leerjaar A
- het eerste leerjaar B
17
- de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers
- elke basisoptie in het tweede leerjaar van de eerste graad. Een basisoptie is een specifiek
leervak of specifieke groep van leervakken die een bredere observatie en oriëntatie van de
leerling mogelijk maakt; de leerling kiest voor één basisoptie
- elk beroepenveld in het beroepsvoorbereidend leerjaar. Een beroepenveld is een specifieke
combinatie van technische disciplines; de leerling kiest voor hetzij één hetzij een combinatie
van twee beroepenvelden
- elke studierichting van elk leerjaar/onderwijsvorm van de tweede, derde en vierde graad.
Een studierichting stemt overeen met een specifiek leervak of specifieke groep van
leervakken die het karakteristieke van de opleiding bepalen. De leerling kiest voor één
studierichting.
53. Wat betekent ‘volzetverklaring’ voor secundair?
Onder volzet verklaren wordt verstaan dat een school- of centrumbestuur elke bijkomende
inschrijving weigert wanneer ze het vooropgestelde maximaal aantal leerlingen heeft
ingeschreven.
Het school- of centrumbestuur meldt de volzetverklaring of de eventuele opheffing ervan
aan:
a) het LOP in het geval de school of het centrum is gelegen in een gemeente die behoort tot
het werkingsgebied van een LOP;
b) aan de school- en centrumbesturen van de andere scholen en centra gelegen in die
gemeente indien de school of het centrum is gelegen buiten het werkingsgebied van een
LOP.
Na de volzetverklaring kan het school- of centrumbestuur nog wel overgaan tot inschrijving
van overcapaciteitsgroepen.
54. Capaciteitsbepaling en methodeonderwijs?
In het decreet is er bewust geopteerd om geen definitie te geven van ‘leerjaar’
(basisonderwijs). Graadklassen worden beschouwd als leerjaren, op voorwaarde dat er
sprake is van opeenvolging en vordering in het leerproces. De capaciteit kan bepaald worden
op het niveau van de graadklas.
55. Wat met het aantal verwachte leerlingen uit eigen school en het bepalen van de
capaciteit?
De capaciteit moet bepaald worden vóór de inschrijvingen. Vooraleer een schoolbestuur
haar vrije plaatsen meldt, maakt ze een inschatting van de verwachte leerlingen uit eigen
school voor dat niveau.
56. Wat als een leerling in de loop van het schooljaar georiënteerd wordt naar een
andere studierichting?
Op het einde van het schooljaar krijgt de leerling via een A-, B- of C-attest een ticket om het
volgende schooljaar te starten in een of meerdere structuuronderdelen van de school.
Uiterlijk bij de start van het nieuwe schooljaar gebruikt de leerling zijn ticket en deelt hij zijn
keuze mee aan de school. Eens gestart in een structuuronderdeel, heeft de leerling zijn ticket
voor ‘verzekerde schoolloopbaan’ gebruikt. Een school kan een leerling op basis van een
advies van de begeleidende klassenraad of op vraag van de leerling zelf in de loop van het
schooljaar niet toelaten tot een structuuronderdeel wanneer de capaciteit ervan bereikt of
overschreden is. De school kan de leerling enkel toelaten tot dat structuuronderdeel als de
school voor dat structuuronderdeel de capaciteit heeft verhoogd. Ligt de school in het
werkingsgebied van een LOP dan gebeurt die capaciteitsverhoging volgens de afspraken die
hierover binnen het LOP zijn gemaakt. Ligt de school buiten het werkingsgebied van een LOP,
18
dan deelt de school de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan alle scholen gelegen in
dezelfde gemeente.
Tot de vijfde schooldag van oktober moet de school de volgorde van de niet-gerealiseerde
inschrijvingen in het inschrijvingsregister respecteren. Dit wil zeggen dat ook bij
capaciteitsverhoging, eerst de leerlingen die werden geweigerd, moeten worden
gecontacteerd. Na de vijfde schooldag van oktober is de school niet meer verplicht om de
volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen in het inschrijvingsregister te respecteren
en kan de school de eigen leerling inschrijven in 1B zelfs al zijn er voor dat
structuuronderdeel leerlingen geweigerd op basis van capaciteit.
57. Wanneer kan men weigeren op basis van capaciteit?
Elke school die zijn capaciteit heeft vastgelegd vóór de start van de inschrijvingen kan
weigeren op basis van capaciteit.
58. Hoe moet men de capaciteit bepalen? Waarmee moet men rekening houden?
Men moet niet enkel rekening houden met de veiligheidsnormen (fysische normen bv.
voldoende toiletten), men kan ook het pedagogisch comfort in rekening brengen (bv. 20
leerlingen per klas.)
59. Wat betekent semi-internaat?
Het stelsel van de semi-internaten bestond enkel in de vrije sector van het buitengewoon
onderwijs. Daardoor werd aan kinderen van dat onderwijsnet een betere begeleiding
gewaarborgd door de ruimere en meer aangepaste omkadering via Welzijn. Niet alle
gesubsidieerde instellingen voor buitengewoon onderwijs beschikken over een semiinternaat. Historisch was de verhouding 1 op 4; die verhouding werd ook opgelegd aan het
toenmalige rijksonderwijs. Het GO! beschikt vandaag over 10 semi-internaten, verbonden
aan een MPI of school voor buitengewoon lager onderwijs. Voor de semi-internaten wordt
geen kostgeld (dagprijs, ouderbijdrage) gevraagd. Alleen de maaltijd wordt aan de ouders
aangerekend en is vrij te bepalen door de scholengroep. Semi-internaten krijgen geen
dotatie voor werkingskosten. Semi-internaten hebben geen omlijnde capaciteit; de GO!
school kan dus onbeperkt leerlingen inschrijven in het semi-internaat.
60. Wanneer moet de capaciteit worden vastgelegd? Kan men de vastgelegde capaciteit
achteraf nog wijzigen?
Een schoolbestuur moet de capaciteit bepalen vóór de start van de inschrijvingen. De Raad
van bestuur van de scholengroep legt de capaciteit vast. Na de start van de inschrijvingen
kan het schoolbestuur de capaciteit nog verhogen, mits goedkeuring van het LOP. Buiten een
LOP-gebied deelt het schoolbestuur de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan de
andere schoolbesturen van de gemeente. Elk jaar opnieuw kan de capaciteit herbekeken
worden.
61. Als men dubbele capaciteit vastlegt zowel op het niveau van de school als op het
niveau van de klas, moet de som van de onderdelen dan overeenkomen met de
capaciteit van de gehele school?
De optelsom van capaciteit van onderdelen moet niet noodzakelijk overeenkomen met de
capaciteit van de hele school, maar bedenk wel dat dit een ingewikkeld scenario is m.b.t.
contingentering en inschrijvingsregister.
62. Aan wie en wanneer moeten de capaciteit/ de vrije plaatsen
gemaakt?
worden bekend
19
Scholen maken hun bepaalde capaciteit bekend aan alle belanghebbenden (i.e. leerlingen,
ouders, CLB, andere scholen, intermediairs, lokale besturen/LOP ...). Het is belangrijk dat ook
het aantal vrije plaatsen, desgevallend per contingent, gecommuniceerd wordt aan alle
belanghebbenden op de momenten waarop de betreffende groepen een inschatting moeten
kunnen maken van de kans op het realiseren van een inschrijving:
o vóór de start van de voorrangsperiode voor kinderen van dezelfde leefentiteit (dus
bij de start van de inschrijvingsperiode);
o voor scholen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: vóór de start van de
voorrangsperiode voor kinderen met minstens één ouder die het Nederlands in
voldoende mate machtig is;
o vóór de start van de voorrangsperiode indicator- en niet-indicatorleerlingen;
o vóór de start van de vrije inschrijvingen.
63. Stel: de capaciteit is bereikt. Kan men dan nog leerlingen inschrijven?
Ja, men kan groepen in overtal nemen. Een schoolbestuur mag in volgende situaties toch
overgaan tot een inschrijving:
Basisonderwijs
o voor de toelating van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs;
o voor de toelating van leerlingen die:
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor
bijzondere jeugdzorg;
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan
de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
o voor de terugkeer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs die in het lopende
of het voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die in het kader
van geïntegreerd onderwijs, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven
waren;
o voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon onderwijs die in het lopende of het
voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die in een school voor
buitengewoon onderwijs ingeschreven waren;
o voor de toelating van leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en
gezinsondersteuning;
o voor de toelating van kinderen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders
deze kinderen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, en slechts één van de
kinderen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit
o voor de toelating van leerlingen van een school die sluit, op voorwaarde dat:
§ het gaat om de enige school van het schoolbestuur, en;
§ de school gelegen is in een gemeente waar alle scholen aanmelden (en waar
dus sprake is van capaciteitsdruk), en;
§ de sluiting niet kadert in een herstructurering, en;
§ alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen
aangeboden wordt.
Secundair onderwijs:
o voor de toelating van leerlingen in het secundair onderwijs die:
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor
bijzondere jeugdzorg;
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan
de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
20
o voor de terugkeer van leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs die in het
lopende of het voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die
gedurende die periode in het kader van geïntegreerd onderwijs in een school voor
gewoon secundair onderwijs ingeschreven waren;
o voor de toelating in een school in de eerste graad van het gewoon secundair
onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs van kinderen die behoren tot
dezelfde leefeenheid, indien de ouders deze kinderen wensen in te schrijven in
hetzelfde niveau, en slechts een van de kinderen ingeschreven kan worden omwille
van de capaciteit.
64. Wat met basisscholen
nieuwkomers?
die
geen
capaciteit
vastleggen
voor
anderstalige
LOP/gemeenten moeten afspraken maken over de toeleiding van de anderstalige
nieuwkomers. Scholen die geen capaciteit vastleggen voor anderstalige nieuwkomers kunnen
de inschrijving van anderstalige nieuwkomers niet weigeren.
Aanmeldingsprocedures
65. Wat zijn de voordelen voor een school die niet kampt met een capaciteitsprobleem
om zich aan te sluiten bij de aanmeldingsprocedure van het LOP waartoe zij behoort?
o Er is duidelijkheid voor de ouders: dezelfde regels gelden voor alle scholen van het
LOP
o Bij elke aanmeldingsprocedure moeten vaste documenten gebruikt worden: er zal
geen betwisting meer zijn. Administratief is dit zeker interessant, ook in een LOP
waar je rekening moet houden met de contingenten
o Je hebt geen last meer van ‘uitgestelde inschrijvingen’: iedereen krijgt onmiddellijk
het resultaat
o Ouders zijn minder geneigd hun kind ‘voor de zekerheid’ dubbel in te schrijven
o Je kan als school beter plannen, er zijn geen piekmomenten meer in de
inschrijvingsperiode, er is minder druk op de scholen
o Het beleid krijgt zicht op de verhouding vraag/ aanbod
o Tegen eind april zijn alle inschrijvingen achter de rug en de school weet wie de
ingeschreven leerlingen zijn
o De ouders worden op de hoogte gebracht van de capaciteit / het aantal vrije plaatsen
van de school. Ouders kunnen hun kansen beter inschatten.
66. Het decreet bepaalt dat een schoolbestuur voor een school/vestigingsplaats kan
afwijken van de ordeningscriteria gekozen in de aanmeldingsprocedure, mits
motivering. Wat kan een geldend motief zijn?
In Antwerpen zijn er veel te weinig plaatsen. Het LOP Antwerpen BaO gebruikt derhalve ook
het ordeningscriterium ‘toeval’. In Berendrecht, Lilo, Ekeren en Zandvliet, die behoren tot het
LOP Antwerpen, zijn geen plaatstekorten. Dus werd in de aanmeldingsprocedure voor
scholen in die arrondissementen het criterium ‘toeval’ verwijderd.
67. Kunnen scholen SO die niet tot een LOP behoren en die aansluiten bij de
aanmeldingsprocedure van een naburig LOP, plots genieten van de campusvoorrang
van BaO naar SO?
Nee, door aansluiting bij een aanmeldingsprocedure van een naburig LOP kan een school niet
meer rechten verwerven.
21
68. Wat als tijdens de inschrijving blijkt dat de leerling niet beantwoordt aan de door zijn
ouders tijdens de aanmelding opgegeven ordeningscriteria en hoe wordt dit
vastgesteld?
De inschrijver stelt vast of een leerling beantwoordt aan de opgegeven ordeningscriteria. Als
er twijfel bestaat over de waarachtigheid van het beantwoorden aan de ordeningscriteria,
dan kan de deskundige/het schoolbestuur vragen aan de disfunctiecommissie om de
gegevens te dubbelchecken. Als uit het onderzoek van de disfunctiecommissie blijkt dat een
ouder fraude heeft proberen te plegen, dan verliest deze zijn voorrangsrecht.
69. Wat houdt het begrip ‘werkadres’ in?
Het werkadres is het adres waar iemand vast werkt, een plaats waar iemand 1x per week
gaat poetsen wordt niet beschouwd als werkadres.
70. Scholen grenzend aan LOP Brussel kunnen aansluiten bij de aanmeldingsprocedure
van het LOP Brussel. Geldt de voorrang voor Nederlandstaligen dan ook voor de
aansluitende scholen van de aangrenzende gemeente?
Nee, door aansluiting bij de aanmeldingsprocedure kan een school geen bijkomende rechten
verwerven.
71. Tot wanneer kunnen de ouders zich beroepen op de rechten verworven via een
aanmelding?
Een aanmeldingsprocedure geldt enkel voor een bepaald schooljaar. De rechten verworven
uit een aanmeldingsprocedure gelden derhalve tot 5de schooldag van oktober van het
schooljaar waarvoor werd aangemeld. Voor de instappers, tot 30 juni van dat schooljaar.
72. Is een niet-gunstige rangschikking gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving?
Scholen kunnen een niet-gunstige rangschikking gelijk stellen met een niet-gerealiseerde
inschrijving. De ouders behouden dan hun plaats op de wachtlijst. Scholen kunnen ook
beslissen om het uitreiken van mededelingen van niet-gerealiseerde inschrijvingen te
mandateren aan het LOP, of buiten LOP-gebied aan het daartoe aangeduide schoolbestuur.
Deze elementen worden opgenomen in het aanmeldingsdossier dat wordt voorgelegd aan de
CLR. Dit heeft als voordeel dat de ouders niet in elke aangemelde school een attest van nietgerealiseerde inschrijving moeten ophalen. Indien schoolbesturen of LOP’s ervoor kiezen om
in geval van een niet-gerealiseerde inschrijving ouders toch het inschrijvingsregister te laten
ondertekenen om de plaats op de weigeringslijst te behouden, dan moeten ze dit motiveren.
73. Kan men een aanmeldingsprocedure
structuuronderdeel van de school?
voorzien
voor
een
leerjaar
of
Ja, een schoolbestuur kan ervoor kiezen om enkel voor de instappers een
aanmeldingsprocedure in te stellen en om de overige leerlingen traditioneel in te schrijven.
74. Wat met scholen voor buitengewoon onderwijs en de aanmeldingsprocedure?
Scholen voor buitengewoon onderwijs mogen een aanmeldingsprocedure installeren (of
aansluiten bij), maar worden daar niet toe verplicht, ook niet in Antwerpen, Brussel of Gent.
Als een school voor buitengewoon onderwijs er toch voor opteert om een
aanmeldingsprocedure in te stellen, is ze niet verplicht om te werken met dubbele
contingentering.
75. Zijn de ordeningscriteria voor BuO dezelfde als die voor BaO?
Indien een school voor buitengewoon onderwijs aanmeldt, dan zijn de toegestane
ordeningscriteria diegene die ook voor het gewoon onderwijs gelden. In ieder geval zal een
22
aanmeldende BuO-school de aanmeldende ouders er goed van op de hoogte moeten
brengen dat ze bij het maken van hun keuzes rekening moeten houden met de regelgeving
rond leerlingenvervoer als ze ook daar hun rechten wensen te behouden.
76. Hoe verhoudt zich de aanmeldingsprocedure tot de vrije schoolkeuze?
Indien een school of meerdere scholen vrijwillig een aanmeldingsprocedure voorzien om de
inschrijvingen op een geordende manier te laten verlopen of omdat er een
capaciteitsproblematiek is in een bepaalde richting, dan staat het de ouders vrij om hieraan
mee te doen of niet. De ouders kunnen niet verplicht worden om hun kind aan te melden. Ze
lopen dan wel het risico te laat te komen en geen plaats meer te vinden.
In het LOP BaO van Gent, Antwerpen en Brussel verplicht de overheid echter de scholen om
te werken met een aanmeldingsprocedure omwille van het capaciteitsprobleem. Zo wordt in
Antwerpen aan de ouders gevraagd om verplicht 5 keuzescholen aan te duiden.
Het is niet de aanmeldingsprocedure, maar het capaciteitsprobleem dat de vrije keuze van
de ouders beknot.
77. Wat is een ordeningscriterium?
Ordeningscriteria zijn criteria om aangemelde leerlingen te ordenen in het kader van een
aanmeldingsprocedure. Scholen die willen werken met een aanmeldingsprocedure maken
een keuze uit de ordeningscriteria die het decreet aanreikt. Als het hele LOP werkt/ moet
werken met een aanmeldingsprocedure, dan wordt de keuze van ordeningscriteria binnen
het LOP besproken. De keuze van ordeningscriteria moet gemotiveerd worden in het
aanmeldingsdossier. Om meer duidelijkheid te creëren voor ouders krijgen aanmeldende
schoolbesturen nu ook de mogelijkheid om de ordening van de niet-gunstig gerangschikte
leerlingen te organiseren via een andere combinatie van, of minder ordeningscriteria dan
tijdens de rangordening. De ordening van de niet-gunstig gerangschikte leerlingen is vanaf nu
een onderdeel van het aanmeldingsdossier.
78. Wat betekent ‘toeval’ als ordeningscriterium?
Toeval mag enkel gehanteerd worden in combinatie met één van de andere
ordeningscriteria.
79. Hoe omgaan met het speculatief gedrag van ouders?
In elke aanmeldingsprocedure moeten de ordeningscriteria geconcretiseerd worden zodat
elke ouder maar voor één plaatsje kan aanmelden. Op die manier wordt het speculatief
gedrag van ouders gereduceerd. Dit is wel materie voor de ICT-specialist.
80. Wanneer moet een voorstel van aanmeldingsprocedure worden voorgelegd aan de
Commissie Leerlingenrechten?
Uiterlijk op 15 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de
inschrijvingen gelden. Een schoolbestuur buitengewoon onderwijs, meerdere schoolbesturen
samen of het LOP dat wenst aan te melden voor type 9 voor de inschrijvingen voor het
schooljaar 2015-2016, leggen het aanmeldingsdossier uiterlijk op 16 februari 2015 voor aan
de CLR. De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk twee
maanden na de indiening.
81. Bestaat er een model van aanmeldingsdossier?
Het voorstel van aanmeldingsprocedure moet worden ingediend volgens een model dat kan
worden geraadpleegd op de website van de Commissie Leerlingenrechten:
http://www.ond.vlaanderen.be/leerlingenrechtencommissie
23
82. Nieuwe elementen in het aanmeldingsdossier
Vanaf de inschrijvingen voor schooljaar 2015-2016 moet het aanmeldingsdossier ook
volgende elementen bevatten:
• de beslissing van schoolbesturen om een niet-gunstige rangschikking tijdens de
aanmeldingsprocedure al dan niet gelijk te stellen met een niet-gerealiseerde
inschrijving;
• de beslissing van schoolbesturen om volgende elementen al dan niet te mandateren aan
het LOP of - buiten het werkingsgebied van het LOP – aan het daartoe aangeduide
schoolbestuur:
o de ordening van de aangemelde leerlingen en het komen tot een lijst van gunstig
en niet-gunstig gerangschikte leerlingen; (dit is op zich geen nieuw gegeven,
maar wel een nieuw onderdeel van het aanmeldingsdossier);
o het versturen van een toewijzingsbericht aan ouders dat meldt in welke school
de leerling gunstig gerangschikt is, en eventueel in welke school/scholen de
leerling niet-gunstig gerangschikt is, met daarbij de vermelding van de plaats op
de lijst van niet-gunstig gerangschikte leerlingen (ook dit is geen nieuw gegeven,
wel een nieuw onderdeel van het aanmeldingsdossier);
o de mededeling van niet-gerealiseerde inschrijving meteen toe te voegen bij het
toewijzingsbericht. In dat geval behouden de ouders automatisch hun plaats op
de lijst van niet-gerealiseerde inschrijvingen. Ze moeten zich dus niet meer
aanbieden in de school om hun plaats op de lijst van niet-gerealiseerde
inschrijvingen in het inschrijvingsregister (al dan niet via de leerlingenfiche) te
handtekenen. Dit betekent een beperking van de planlast voor scholen.
• de ordeningscriteria die gehanteerd worden bij het ordenen van de niet-gunstig
gerangschikte leerlingen;
• schoolbesturen of LOP’s moeten nu reeds aangeven op welke wijze de scholen hun
capaciteit, aanmeldingsmiddelen, de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en
inschrijvingsperiodes zullen bekendmaken. Daaraan wordt ook het element
‘bekendmaken van het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden’
toegevoegd;
Daarnaast zijn een aantal elementen verduidelijkt binnen de opsomming van de elementen
van een aanmeldingsdossier:
• De formulering dat een leerling zich in een centrale aanmeldingsprocedure MOET
kunnen aanmelden voor verschillende scholen (zonder daaruit een gunstige
rangschikking voor meer dan een school te kunnen genereren) is verduidelijkt.
• Het aanmeldingsdossier moet ook de elementen bevatten die in overweging werden
genomen bij de berekening van de contingenten. Basis van die contingenten is de
relatieve aanwezigheid, maar een LOP of schoolbestuur kan ook andere elementen in
rekening brengen: de relatieve aanwezigheid van indicator- en niet-indicatorleerlingen in
de buurt, leerlingenstromen, evoluties in de buurt, enz.
• naast de capaciteit ook het aantal plaatsen waarin een inschrijving kan gerealiseerd
worden.
24
Buitengewoon onderwijs
83. Mag men wachtlijsten invoeren voor bepaalde types?
Neen, maar men mag wel werken met een aanmeldingsprocedure per type.
84. Is de voorrang 55% voor Nederlandstaligen ook voor buitengewoon onderwijs van
toepassing?
Deze voorrangsregeling is in Brussel van toepassing op zowel het gewoon als het
buitengewoon onderwijs. Voor het buitengewoon onderwijs is enkel de voorrang voor
indicator- en niet-indicatorleerlingen niet verplicht. Scholen van het buitengewoon onderwijs
in Brussel moeten dus ook de voorrangsregeling van 55% Nederlandstaligen toepassen.
85. Wat betekent dit decreet voor het buitengewoon onderwijs?
Hoewel de uitgangspunten van het inschrijvingsrecht onverkort gelden voor het
buitengewoon onderwijs en bijgevolg het streven naar sociale mix en de bescherming van de
(zwakkere) onderwijszoekende ook voor scholen voor buitengewoon onderwijs relevant zijn,
moeten we vaststellen dat er nog onvoldoende zicht is op het profiel van de leerlingen in het
buitengewoon onderwijs en de verdeling ervan tussen scholen die in elkaars buurt gelegen
zijn. BuO-scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP worden dan ook, voorlopig,
niet verplicht om te streven naar een evenredige verdeling. Dit uitstel komt er onder de
goede afspraak dat BuO-scholen vanaf nu de nodige gegevens verzamelen (een
omgevingsanalyse voor het BuO in zijn algemeen maatschappelijke context) zodat er een
goed beeld ontstaat van de sociale mix in de BuO-scholen. Daarnaast kunnen in deze periode
van gegevensverzameling een aantal zaken beter in beeld gebracht worden, bv. hoe er een
link kan gelegd worden met het leerlingenvervoer, welke ordeningscriteria zinvol(ler) kunnen
zijn als scholen voor buitengewoon onderwijs zich door een te manifest capaciteitsprobleem
tot aanmelden genoodzaakt zien.
Het AgODi kan nadere richtlijnen verstrekken met betrekking tot het ter beschikking stellen
van de gegevens.
86. Welke gegevens moeten de scholen BuO verzamelen?
GOK-indicatoren waren tot nog toe anders in BuBaO/BuSO dan in het regulier onderwijs.
Voor BuBaO/ BuSO werden slechts twee indicatoren overgehouden: diploma moeder en
thuistaal. En deze indicatoren moesten enkel opgevraagd worden in type 1 en 3. Dit blijft zo.
Wij raden echter aan voor alle leerlingen de SES-indicatoren op te vragen in BuO, dus in elk
type. De opvraging van indicatoren heeft een dubbele doelstelling: enerzijds kan een school
er extra omkadering door krijgen, anderzijds laat de opvraging het beleid toe om hierover
onderzoek te doen.
87. Wie bepaalt het type BuO waarin men wordt ingeschreven?
Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding levert de attestering BuO af. Bv. Een leerling komt
zich inschrijven voor type 1. Als de school vindt dat de leerling eerder in type 3 thuishoort, zal
er een herattestering moeten worden aangevraagd aan het Centrum voor
Leerlingenbegeleiding.
88. Wat betekent 'pedagogische éénheid'?
Het KB van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het
buitengewoon onderwijs definieert “pedagogische eenheid” als volgt:
a) voor kleuter- en/of lager niveau: leerlingen, die behoren tot eenzelfde type van
buitengewoon onderwijs,
25
b) voor secundair: leerlingen die behoren tot eenzelfde of tot verschillende types van
buitengewoon onderwijs, tijdelijk of bestendig gegroepeerd teneinde binnen eenzelfde
school opvoeding en onderwijs te krijgen aangepast aan hun opvoedingsbehoeften.
LOP’s bij aanmeldingsprocedure
89. Wat betekent dubbele meerderheid in het LOP secundair?
De dubbele meerderheid in het LOP secundair is bereikt wanneer de goedkeuring verleend
wordt door, enerzijds meer dan de helft van de aanwezige onderwijsparticipanten van het
LOP, en anderzijds meer dan de helft van de aanwezige niet-onderwijsparticipanten.
90. Wat betekent positief advies bij meerderheid van het LOP basisonderwijs?
De meerderheid van het LOP basisonderwijs is bereikt wanneer het positief advies verleend
wordt door enerzijds meer dan de helft van de aanwezige onderwijsparticipanten, en
anderzijds meer dan de helft van alle aanwezige participanten van het LOP of, in
voorkomend geval (als er geen LOP BaO is), door meer dan de helft van de schoolbesturen
van de lagere scholen en basisscholen gelegen in het werkingsgebied van het LOP secundair.
91. Kan men uit een LOP stappen?
Neen, het is de minister die geeft en het is de minister die neemt!
92. De GO! scholen vertegenwoordigen veelal een minderheid bij de onderwijspartners.
Hoe gaat men daar best mee om?
Het GOK-decreet bepaalt enkel dat het huishoudelijk reglement bij consensus moet tot stand
komen. In dat huishoudelijk reglement bepaalt men zelf met welke meerderheden
beslissingen worden genomen, tenzij het decreet een specifieke meerderheid oplegt, zoals
bv. het geval is bij de campusvoorrang of de aanmeldingsprocedure.
Het GO! kan steeds zoeken naar gelijkgestemden bij de onderwijspartners (bv. OVSG/ POV/
OKO) of bij de niet-onderwijspartners (bv. Integratiesector, Verenigingen waar armen het
woord nemen, Onderwijsopbouwwerk, Onthaalbureaus, …).
Contactpersonen:
Sophie Van Cauwenberghe, stafmedewerker OOP [email protected]
Annemie van Gastel, begeleider diversiteit PBD GO! [email protected]
26