Promotiereglement Versie september 2014 Where innovation starts Promotiereglement 1 Inhoud Inleiding Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Art. 1 en 2 3 Hoofdstuk II. De toegang tot de promotie Art. 3, 4 en 5 4 Hoofdstuk III. De aanwijzing van de leden van de promotiecommissie Art. 6 t/m 12 6 Hoofdstuk IV. De goedkeuring van het proefschrift of -ontwerp De toelating tot de verdediging van het proefschrift of -ontwerp Art. 13 en 14 10 Hoofdstuk V. Het proefschrift of -ontwerp en de stellingen Art. 15 t/m 21 12 Hoofdstuk VI. De verspreiding van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp Art. 22 15 Hoofdstuk VII. De promotieplechtigheid Art. 23 t/m 27 16 Hoofdstuk VIII. De Cum Laude regeling Art. 28 18 Hoofdstuk IX. De bi- en de joint promotie Art. 29 t/m 32 20 Hoofdstuk X. Geschillenregeling Art. 33 t/m 35 21 Hoofdstuk XI. Overgangs- en slotbepalingen Art. 36 t/m 37 22 24 26 33 Tijdschema voorbereiding promoties Beknopte toelichting bij het promotiereglement Protocol promotiezitting 2 2 Inleiding Het navolgende promotiereglement is vastgesteld op 7 juli 2014 door het College voor Promoties van de Technische Universiteit Eindhoven en treedt in werking op 1 september 2014. Bij vragen of onduidelijkheden wordt aangeraden tijdig informatie in te winnen bij het Bureau voor Promoties en Plechtigheden. Contactgegevens vindt u op de achterzijde van deze brochure. Promotiereglement 3 Hoofdstuk I: Algemene bepalingen Art. 1. In dit reglement wordt verstaan onder: universiteit: Technische Universiteit Eindhoven; faculteit: een faculteit van de Technische Universiteit Eindhoven; promovendus: degene, die krachtens het bepaalde in artikel 7.18, lid 2 of 3 resp. art. 17a.18 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (verder WHW te noemen) toegang heeft tot de promotie; hoogleraar: een hoogleraar benoemd aan een Nederlandse universiteit of de Open Universiteit dan wel aan een buitenlandse universiteit, daaronder tevens begrepen de oud-hoogleraar van de universiteit die ingevolge artikel 9.19, lid 3 WHW nog beschikt over het recht als promotor op te treden; promotor: de als zodanig door het College voor Promoties met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.18, lid 4 en 5 en artikel 9.19, lid 3 WHW aangewezen hoogleraar of oud-hoogleraar; copromotor: de als zodanig door het College voor Promoties aangewezen persoon; proefschrift: een wetenschappelijke verhandeling over een bepaald onderwerp, dan wel een aantal afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen, die alle of voor een gedeelte reeds openbaar zijn gemaakt; proefontwerp: een ontwerp dat tot stand is gekomen met gebruikmaking van geëigende vaktheoretische kennis en methodieken, voorzien van een wetenschappelijke verantwoording en documentatie; decaan: de voorzitter van het bestuur van een faculteit als bedoeld in art. 9.12 lid 2 WHW. College voor het College als bedoeld in art. 9.10 WHW. Promoties: Art. 2. Met betrekking tot het besprokene in niet openbare bijeenkomsten als bedoeld in dit reglement alsmede tot het besprokene tijdens de behandeling van een geschil, als bedoeld in hoofdstuk X van dit reglement, zijn de daarbij betrokkenen tot geheimhouding verplicht. 4 Hoofdstuk II. De toegang tot de promotie Art. 3. 1. Tot de promotie heeft, ingevolge artikel 7.18 WHW, toegang ieder, aan wie de graad Master is verleend op basis van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een masteropleiding in het wo, dan wel van een door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als zodanig aangemerkte masteropleiding in het hbo, danwel van een geaccrediteerde post-initiële masteropleiding in het wo dan wel het hbo. 2. Naast de personen aan wie de in lid 1 bedoelde graad is verleend heeft, ingevolge artikel 17a.18 WHW (overgangsrecht), toegang tot de promotie ieder: * die op of voor 31 augustus 2002 in het bezit was van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen, verbonden aan een opleiding met een studielast van ten minste 168 oude punten of 240 ECTS punten danwel * die, wat betreft opleidingen met een studielast van meer dan 168 oude punten of 240 ECTS punten genoemd in artikel 7.4 derde lid WHW, op of voor 31 augustus 2002 een examen met goed gevolg heeft afgelegd, waarmee een deel van de opleiding dat ten minste 168 oude studiepunten of 240 ECTS punten bedraagt, wordt afgesloten. 3. In bijzondere gevallen kunnen personen met een andere opleiding dan de hierboven bedoelde tot de promotie toegang verkrijgen middels een besluit tot ontheffing van deze opleidingseis door het College voor Promoties1. Art. 4. 1. De promovendus dient een verzoek om toegang tot de promotie in bij het College voor Promoties, uiterlijk zes maanden voor de beoogde promotiedatum. Bij indiening van het verzoek legt de promovendus het cv, de publicatielijst en het getuigschrift over waaruit blijkt dat de in art. 3 lid 1 bedoelde graad is behaald respectievelijk het in art. 3 lid 2 bedoelde getuigschrift of een gewaarmerkt afschrift daarvan, danwel het bewijsstuk van het in artikel 3, lid 3 bedoelde besluit tot ontheffing van de opleidingseis. 2. De promovendus ondersteunt zijn verzoek om toegang tot de promotie met een korte omschrijving in het Engels van zijn promotiewerk, de daarbij gebruikte methodieken en de relevant geachte resultaten. 1 Zie voor de procedure hieromtrent de “Beknopte toelichting bij het promotiereglement”. Promotiereglement 5 3. In geval van een gezamenlijk proefschrift of -ontwerp wordt bij het verzoek om toegang aangegeven voor welk deel van het proefschrift of -ontwerp welke promovendus in het bijzonder verantwoordelijk is. 4.Bij het verzoek om toegang tot de promotie wordt de bereidverklaring gevoegd van de hooglera(a)r(en) om als promotor(en) op te treden. Tevens wordt door de promotor(en) een voorstel gedaan voor de samenstelling van de gehele promotiecommissie als bedoeld in hoofdstuk III. 5. Het cv en de publicatielijst van de promovendus worden toegevoegd aan het verzoek. Art. 5. 1. Het College voor Promoties beslist binnen één maand (de periode begin juli tot midden augustus niet meegerekend) na indiening van het verzoek als bedoeld in artikel 4. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de promovendus, de promotor(en) en de andere leden van de promotiecommissie. 2. Indien de goedkeuring aan het verzoek als bedoeld in artikel 4 wordt onthouden, wordt dit schriftelijk gemotiveerd, meegedeeld onder verwijzing naar de geschillenregeling opgenomen in hoofdstuk X van dit reglement. 6 Hoofdstuk III. De aanwijzing van de leden van de promotiecommissie Art. 6. 1. De promotiecommissie bestaat uit: a.de promotor(en); b.de copromotor(en); c. de voorzitter, aangewezen op grond van artikel 9, lid 1; d.de overige leden, aangewezen op grond van artikel 10, lid 1; e.eventueel adviseurs als bedoeld in artikel 12. 2. De personen genoemd onder a en c dienen hoogleraar te zijn. De personen genoemd onder b kunnen hoogleraar zijn of zijn gerechtigd de titel doctor te dragen, conform artikel 8, lid 2. De personen genoemd onder d dienen: * hoogleraar aan een universiteit in binnen- of buitenland te zijn; * of associate professor aan een universiteit in binnen- of buitenland te zijn; * of anderszins naar het oordeel van het College voor Promoties over voldoende bekwaamheid te beschikken om in de commissie zitting te hebben, zoals Dr.habil of senior lecturer. Ten behoeve van aanwijzing tot lid van de promotiecommissie van deze zgn. “deskundige” dient de eerste promotor een met redenen omkleed voorstel in, met daarbij een curriculum vitae en een publicatielijst van betrokkene. Dit voorstel dient vergezeld te zijn van een positief advies van de decaan van de betreffende faculteit. Eervol ontslagen hoogleraren kunnen tot vijf jaren na hun ontslag zitting hebben in de commissie zoals genoemd onder d. 3. Ten minste de helft van de stemhebbende leden van de promotiecommissie dient hoogleraar te zijn. 4. De in lid 1 onder a, c en d genoemde personen zijn stemhebbend lid van de commissie. Indien een copromotor hoogleraar of uhd is aan een Nederlandse universiteit, danwel hoogleraar of associate professor aan een buitenlandse universiteit, is hij eveneens stemhebbend lid van de promotiecommissie. Indien hij daar aan niet voldoet maakt hij met raadgevende stem deel uit van de commissie. De totale promotiecommissie bestaat uit ten minste 6 en ten hoogste 8 personen van wie ten minste 5 stemhebbende leden. Als er slechts 5 stemhebbende leden zijn wordt er een reservelid opgegeven. Promotiereglement 7 5. Ten minste de helft van de leden van de promotiecommissie dient verbonden te zijn aan de universiteit. 6. Op voorstel van de (eerste) promotor en met instemming van de Rector Magnificus en de decaan van de betrokken faculteit kan het College afwijken van het bepaalde in lid 4 en 5. Art. 7. 1. Het College voor Promoties wijst, na overleg met deze, een hoogleraar uit de universiteit als eerste promotor aan. 2. Het College voor Promoties wijst eventueel ook een tweede promotor aan. 3. De promotor heeft tot taak de promovendus bij de totstandkoming van het proefschrift of -ontwerp te begeleiden. 4. In geval een hoogleraar van een andere universiteit bij wijze van uitzondering door het College voor Promoties wordt aangewezen als eerste promotor, wijst het College voor Promoties een hoogleraar van de universiteit als tweede promotor aan. 5. De faculteit waarin de eerste promotor werkzaam is, respectievelijk de faculteit van de tweede promotor indien de eerste promotor niet aan de universiteit is verbonden2, wordt in dit reglement aangehaald als de betrokken faculteit. 6. Eervol ontslagen hoogleraren behouden nog gedurende vijf jaren na hun ontslag het recht als promotor op te treden. Art. 8. 1. Het College voor Promoties kan eventueel één of twee copromotoren aanwijzen. Indien twee promotoren worden aangewezen kan er hooguit één copromotor worden aangewezen. 2. Als copromotor kan een hoogleraar uit de universiteit worden benoemd, dan wel een al dan niet bij de universiteit werkzame wetenschappelijke onderzoeker of ontwerper, die de titel van doctor mag voeren en deskundig is op het gebied waarop het onderwerp van het proefschrift of -ontwerp zich richt. 3. De copromotor heeft tot taak de promotor(en) bij te staan bij de begeleiding van de promovendus. 2 Onder “verbonden aan de universiteit” kan ook worden verstaan: een hoogleraar die uiterlijk vijf jaren daarvoor aan de universiteit werkzaam is geweest, maar inmiddels werkzaam is bij een andere universiteit of met emeritaat is. 8 Art. 9. 1. De Rector Magnificus of degene die door het College voor Promoties is aangewezen, is voorzitter van de promotiecommissie. 2. Eén van de bij de universiteit werkzame leden van de promotiecommissie, in onderling overleg daartoe aangewezen, is secretaris van de promotiecommissie. Art. 10. Art. 11. 1. Het College voor Promoties wijst een aantal overige leden van de in te stellen promotiecommissie aan, van wie ten minste twee van buiten de universiteit en ten minste één van binnen de universiteit. 2. Eén lid van binnen de universiteit dient een voltijds hoogleraar of universitair hoofddocent te zijn, die wordt voorgedragen door de decaan. Indien de decaan zelf promotor is wordt dit lid voorgedragen door de Rector Magnificus. 3. Indien een decaan zelf als lid van binnen de universiteit wordt aangewezen door het College voor Promoties, dan kan hij niet tevens voorzitter van de commissie zijn. 4. De eerste en de tweede promotor kunnen niet tevens voorzitter van de commissie zijn. Art. 12. 1. Het College voor Promoties kan op voorstel van de eerste promotor en op eigen gezag adviseurs aan de promotiecommissie toevoegen. 2. Ingeval adviseurs aan de promotiecommissie worden toegevoegd op gezag van het College voor Promoties wordt tevoren overleg gepleegd met de eerste promotor. 3. Adviseurs nemen deel aan het beraad van de commissie; zij hebben daarin een raadgevende stem. De eerste promotor, of de tweede promotor, indien de eerste promotor niet aan de universiteit verbonden is, stelt de promotiecommissie voor aan de decaan. De promotiecommissie beoordeelt namens de universiteit de kwaliteit van het voorgestelde proefschrift of -ontwerp. Indien de decaan zich overtuigd heeft van de adequaatheid van de samenstelling van de promotiecommissie, geeft hij een positief advies. Promotiereglement 9 De tabel hieronder geeft de mogelijke samenstellingen van de promotiecommissie weer. Samenstelling Promotiecommissie in tabelvorm Promotor(en) Co-promotor(en) Voorzitter Lid TU/e (ten minste) Externe leden (ten minste) Overige leden (facultatief ) Inclusief adviseurs 1 1 1 1 2 2 1 2 1 1 2 2 0 1 1 2 2 1 1 1 2 1 2 1 10 Hoofdstuk IV. De goedkeuring van het proefschrift of -ontwerp De toelating tot de verdediging van het proefschrift of -ontwerp Art. 13. 1. De promovendus zendt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het in artikel 5, lid 1 bedoelde bericht de tekst van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp aan de leden van de promotiecommissie. 2. De leden van de promotiecommissie kunnen de tekst van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp onder voorbehoud goedkeuren en daarbij voorstellen tot wijziging en/of aanvulling van de tekst doen. Als een voorstel tot wijziging en/of aanvulling van de tekst niet wordt overgenomen door de promovendus, overlegt de decaan van de betrokken faculteit met beide partijen. 3. De (eerste) promotor maakt schriftelijk zijn goedkeuring over het proefschrift of -ontwerp kenbaar aan de promovendus, de decaan van de betrokken faculteit en het College voor Promoties. 4. De (eerste) promotor vermeldt bij het verlenen van de goedkeuring, zoals bedoeld in lid 2, uitdrukkelijk het gemotiveerde oordeel van de overige leden van de promotiecommissie en voegt deze oordelen als bijlage toe aan formulier 2. Gevraagd zal worden om binnen zes weken commentaar te geven en daarbij als maatstaf te hanteren of de promotie aan de eigen universiteit verdedigbaar zou zijn. 5. In geval van een negatief oordeel van een lid van de promotiecommissie kan dit lid niet op die grond van zijn lidmaatschap worden ontheven. Het bewaken van het niveau van het doctoraat brengt met zich mee dat men zich in een dergelijk geval tegen de toekenning van het doctoraat verzet en hiervan de decaan van de betrokken faculteit onverwijld op de hoogte stelt. 6. Indien één of meer leden van de promotiecommissie negatief oordelen omtrent het manuscript, wordt het besluit tot goedkeuring genomen in een door de decaan van de betrokken faculteit voorgezeten vergadering van de promotiecommissie. Degenen die de vergadering niet kunnen bijwonen brengen voor de vergadering schriftelijk en beargumenteerd hun stem uit aan de voorzitter. De promotiecommissie dient, met maximaal één stem tegen, het besluit tot goedkeuring te nemen, anders wordt de toelating geacht te zijn Promotiereglement 11 geweigerd. Als er één tegenstem wordt uitgebracht wordt deze goedkeuring van het proefschrift besproken in het College voor Promoties. 7. Als het College voor Promoties gerede twijfel heeft aan de kwaliteit van de beoordeling van het proefschrift door de promotiecommissie, dan kan het College deze goedkeuring intrekken en overgaan tot instelling van een nieuwe promotiecommissie om het proefschrift opnieuw te laten beoordelen. Art. 14. 1. Nadat de goedkeuring, bedoeld in artikel 13, lid 3, is verleend stelt het College voor Promoties het tijdstip en de plaats van de promotie definitief vast na overleg met de promotor(en), de eventuele copromotor(en) en de promovendus. 2. Het tijdstip, bedoeld in lid 1 ligt ten minste twee maanden (de periode begin juli tot midden augustus niet meegerekend) na datum van goedkeuring, bedoeld in artikel 13, lid 3. 3. Direct na de in artikel 13, lid 3 bedoelde goedkeuring moeten van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp de voor- en achterkant van het titelblad aan de Rector Magnificus ter goedkeuring worden aangeboden, de Engelse samenvatting met boven de tekst de vermelding van de Engelse titel van het proefschrift of -ontwerp en het curriculum vitae van de promovendus worden aangeleverd. Op de achterkant van het titelblad wordt vermeld dat goedkeuring aan het proefschrift of -ontwerp is verleend door de promotor(en), onder vermelding van de naam/namen van de promotor(en) en indien van toepassing de naam/namen van de copromotor(en), alsmede de namen van alle andere leden van de promotiecommissie. Voor de voorzitter kan daarbij, indien diens naam niet tijdig bekend is, worden volstaan met de aanduiding “voorzitter”. Het is niet toegestaan om na de goedkeuring op de voor- en achterkant van het titelblad wijzigingen aan te brengen, noch in de inhoud, noch in de lay-out. 4. Nadat de goedkeuring, bedoeld in artikel 13, lid 3 en artikel 14, lid 3 is verleend, kan het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp worden vermenigvuldigd. 12 Hoofdstuk V. Het proefschrift of -ontwerp en de stellingen Art. 15. Het proefschrift kan bestaan uit hetzij een wetenschappelijke verhandeling over een bepaald onderwerp, hetzij een aantal afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen, die alle of voor een gedeelte reeds openbaar zijn gemaakt. 2. Onder een proefontwerp wordt verstaan een ontwerp dat tot stand is gekomen met gebruikmaking van geëigende vaktheoretische kennis en methodieken, voorzien van een wetenschappelijke verantwoording en documentatie. Het proefontwerp dient een oorspronkelijke bijdrage te leveren aan het verder ontwikkelen van bestaande wetenschappelijke kennis. 3. Ingeval het het proefschrift of -ontwerp bestaat uit een bundeling van afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen, dan wel deelontwerpen, moet aan de volgende vereisten worden voldaan: a.De verschillende wetenschappelijke verhandelingen danwel deelontwerpen dienen onderling met betrekking tot een bepaald onderwerp voldoende samenhang te vertonen en te zijn voorzien van een samenvattend hoofdstuk. b.Ingeval één of meer van de verhandelingen danwel deelontwerpen door verscheidene auteurs is/zijn geschreven danwel vervaardigd, is vereist dat wordt aangegeven welke delen op de daadwerkelijke bijdrage van de promovendus zijn gebaseerd. 4. Aan het proefschrift of -ontwerp wordt toegevoegd: a.een kort curriculum vitae; b.een door de eerste promotor goedgekeurde samenvatting in het Engels met boven de tekst de vermelding van de Engelse titel van het proefschrift of -ontwerp; c. het door de Rector Magnificus goedgekeurde titelblad. Art. 16. 1. In geval van gezamenlijk onderzoek of ontwerp kan het resultaat hiervan tot een gezamenlijk proefschrift of -ontwerp van twee promovendi leiden, mits voldaan is aan de voorwaarden dat: a.elke promovendus een zelfstandige, afgrensbare en voor de promotie toereikende bijdrage heeft geleverd, een en ander ten genoegen van ieders promotor(en); b.elke promovendus de persoonlijke verantwoording op zich neemt, zowel voor een als zodanig aan te geven deel van het proefschrift of -ontwerp als voor de samenhang van het geheel; Promotiereglement 13 c. in een inleiding op het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp wordt aangegeven, voor welk deel van het proefschrift of -ontwerp welke promovendus in het bijzonder verantwoordelijk is; d.de in artikel 14, lid 3 bedoelde vermelding op de keerzijde van het titelblad voor ieder van de promovendi wordt aangegeven; e.elke promovendus het vereiste aantal stellingen aan het proefschrift of -ontwerp toevoegt als wordt gekozen voor het toevoegen van stellingen. 2. In geval van een gezamenlijk proefschrift of -ontwerp als bedoeld in het vorige lid gelden de procedures en voorschriften van dit reglement voor elke promovendus afzonderlijk. 3. Wanneer in bovengenoemde situatie de verdediging van het proefschrift of -ontwerp in één zitting plaatsvindt, en de personele bezetting van de promotiecommissie van beide promovendi overeenkomt, is er sprake van een aangepast protocol. Art. 17. 1. Aan het proefschrift of -ontwerp kunnen stellingen worden toegevoegd. Als stellingen worden toegevoegd dienen, naast de stellingen over het proefschrift, ten minste zes van de stellingen géén betrekking te hebben op het onderwerp van het proefschrift of -ontwerp. Vier van deze stellingen dienen wetenschappelijk-technisch van aard te zijn en twee van algemeen maatschappelijke aard. Een stelling dient de mening van de promovendus te verwoorden en mag derhalve niet uitsluitend uit een citaat bestaan. 2. Stellingen dienen zodanig van inhoud te zijn dat discussie erover met de promotiecommissie mogelijk is. 3. De stellingen zijn zo mogelijk voorzien van literatuurverwijzingen of bronvermeldingen. 4. Nadat de stellingen door de eerste promotor zijn voorzien van een verklaring dat hij verdediging mogelijk acht, zendt de promovendus zijn stellingen ten minste zes weken voor de promotiedatum ter goedkeuring aan de Rector Magnificus (via het Bureau voor Promoties en Plechtigheden). De Rector Magnificus ziet er op toe dat stellingen niet onnodig kwetsend zijn voor personen of groepen van personen en geen afbreuk kunnen doen aan de reputatie van de universiteit. 14 Art. 18. Het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp en de daaraan toegevoegde stellingen worden geschreven in het Nederlands, Engels, Frans of Duits of met goedkeuring van het College voor Promoties in een andere taal. In alle gevallen wordt daaraan een vertaling van de titel en een samenvatting van de inhoud in het Engels, met boven de tekst de vermelding van de Engelse titel van het proefschrift of -ontwerp, toegevoegd. Art. 19. Het proefschrift, dan wel de documentatie behorend bij het proefontwerp dient te worden gedrukt3. Art. 20. Het is niet toegestaan advertenties in het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp op te nemen. Art. 21. Het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp mag dankbetuigingen bevatten, mits in bescheiden vorm, een en ander in overleg met de eerste promotor. 3 Voor voorwaarden hieromtrent kan contact opgenomen worden met het Bureau voor Promoties en Plechtigheden. Promotiereglement 15 Hoofdstuk VI. De verspreiding van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp Art. 22. 4 1. De gedrukte versie van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp en de eventuele stellingen moeten uiterlijk vier weken voor de promotiedatum aan de voorzitter van de promotiecommissie en elk der tot de promotiecommissie behorende personen worden toegezonden; indien aan dit vereiste niet wordt voldaan, kan de datum van de promotie op gezag van de Rector Magnificus worden verschoven. 2. De promovendus draagt eveneens zorg voor de verdere verspreiding van het proefschrift, dan wel van de documentatie van het proefontwerp met inachtneming van de daarvoor geldende richtlijnen4. Zie ook de “Beknopte toelichting bij het promotiereglement”. 16 Hoofdstuk VII. De promotieplechtigheid Art. 23. 1. De promotie vindt in het openbaar plaats ten overstaan van de promotiecommissie als bedoeld in artikel 6. 2. Ieder die wenst te opponeren en geen deel uit maakt van de promotiecommissie, moet daartoe ten minste drie weken voor de promotiedatum schriftelijk een verzoek indienen bij de Rector Magnificus onder vermelding van het onderwerp van de vraag of anderszins met redenen omkleed. 3. Een opponent, zoals bedoeld in lid 2, dient zelf gepromoveerd te zijn. 4. De Rector Magnificus deelt aan degene die het in lid 2 bedoelde verzoek heeft ingediend, mede of hij al dan niet toestemming verleent. Art. 24. Art. 25. 1. De verdediging eindigt één uur na aanvang van de openbare zitting en geschiedt in het Nederlands, Engels, Frans of Duits. 2. Indien het proefschrift of -ontwerp door meer dan één persoon is voorbereid geschiedt de verdediging door ieder van hen volgens het in het eerste lid bepaalde. Art. 26. 1. De promotiecommissie neemt namens het College voor Promoties, na schorsing van de openbare zitting, de beslissing over de verlening van de graad doctor in een besloten vergadering. 2. De beslissing over de verlening van de graad doctor wordt genomen, rekening houdend met de eerdere beslissing van de promotiecommissie als bedoeld in artikel 13 en de verdediging van het proefschrift of -ontwerp en de eventuele stellingen door de promovendus, zonodig door stemming. Indien de stemmen staken wordt de graad doctor niet toegekend. De Rector Magnificus, zijn plaatsvervanger of degene die daartoe door het College voor Promoties is aangewezen, zit de openbare zitting voor waarin het proefschrift of -ontwerp en de eventuele stellingen worden verdedigd. De voorzitter stelt de volgorde vast volgens welke geopponeerd zal worden. De zitting begint met een presentatie van ongeveer 10 minuten door de promovendus, waarna allereerst de leden en eventuele adviseurs van de promotiecommissie opponeren (ongeveer 10 minuten elk) en daarna, als de tijd dit toelaat, de (co-) promotoren. Promotiereglement Art. 27. 17 1. De voorzitter deelt, na heropening van de openbare vergadering, de beslissing als bedoeld in artikel 26 lid 2 aan de promovendus mede. Hij wijst daarbij op de rechten en plichten verbonden aan de doctorsgraad. 2. Ten bewijze dat de graad doctor is toegekend ontvangt de gepromoveerde een in het Nederlands opgesteld getuigschrift, ondertekend door de (waarnemend) Rector Magnificus, de promotor(en) en eventueel de copromotor(en), alsmede door de overige (ter vergadering aanwezige) leden van de promotiecommissie. 3. Aan de promovendus kan op zijn verzoek een in het Engels, Duits of Frans opgestelde verklaring worden verstrekt, waarin staat dat betrokkene aan de universiteit gepromoveerd is, met vermelding van (co)promotor(en), titel van het proefschrift of -ontwerp en datum van de promotie. 18 Hoofdstuk VIII. De Cum Laude regeling Art. 28. 1. Bij de in artikel 13 lid 3 vermelde schriftelijke goedkeuring over het proefschrift of -ontwerp kan de eerste promotor, namens en met instemming van de overige leden van de promotiecommissie, schriftelijk en met redenen omkleed, voorstellen het doctoraat Cum Laude toe te kennen. Het verrichte promotieonderzoek moet van een uitzonderlijk hoge kwaliteit zijn en met een uitzonderlijke mate van zelfstandigheid uitgevoerd zijn. Dit in het Engels opgestelde voorstel is voorzien van de namen van vier deskundigen, niet behorend tot de promotiecommissie, die benaderd kunnen worden om hun oordeel te geven over het promotieonderzoek. 2. Over een dergelijk voorstel wordt de Cum Laude Commissie gehoord. Deze commissie wordt voorgezeten door de Rector Magnificus en bestaat verder uit negen hoogleraren van de universiteit, voor een periode van vier jaren benoemd door het College voor Promoties. De leden kunnen één maal worden herbenoemd. 3. De Cum Laude Commissie toetst de voorstellen op de volgende elementen: * is er een helder gesteld doel en hoe wordt dat doel al dan niet bereikt; * is er evident sprake van vernieuwend onderzoek; * is de tekst duidelijk en to the point geschreven; * wat is de eigen bijdrage van de promovendus aan het proefschrift of -ontwerp; * welke impact heeft het proefschrift of -ontwerp op het vakgebied; * is er sprake van een uitstekende analyse; * behoort het proefschrift tot de beste 5% binnen het vakgebied; * is gepubliceerd in toonaangevende tijdschriften; * is de promotie binnen de daarvoor gestelde termijn afgerond. 4. De Cum Laude Commissie dient, met maximaal één stem tegen, in te stemmen met het voorstel, anders is het verworpen. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. 5. Het besluit van de Cum Laude Commissie wordt uiterlijk één week voor de promotie ter kennis gebracht aan de leden van de desbetreffende promotiecommissie. Promotiereglement 19 6. De promotiecommissie beslist na afloop van de verdediging bij schriftelijke stemming over het voorstel Cum Laude toe te kennen, nadat het besluit tot het verlenen van de doctorstitel is genomen. Bij de stemming over het Cum Laude mag er maximaal één stem tegen zijn. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. 7. Bij de gehele procedure wordt door alle betrokkenen strikte geheimhouding in acht genomen. 8. Indien de mogelijkheid bestaat dat het Cum Laude wordt toegekend, worden er twee getuigschriften gereed gemaakt, één met en één zonder de vermelding “cum laude”. Het niet gebruikte getuigschrift wordt na de beraadslaging onmiddellijk vernietigd. De uitgebreide procedure is beschikbaar op www.tue.nl/promoties. 20 Hoofdstuk IX. De bi- en de joint promotie Art. 29. Op grond van een overeenkomst tussen de universiteit en een (Nederlandseof ) buitenlandse universiteit, die getekend moet worden door de Rectores van beide betrokken universiteiten binnen twee jaar nadat het promotietraject is gestart, kan een promovendus aan elk van beide universiteiten promoveren. De voorwaarden waaronder een dergelijke bi- of joint promotie kan plaatsvinden worden in deze overeenkomst nader geregeld. Art. 30. De voorwaarden als bedoeld in artikel 29 betreffen in ieder geval de volgende onderwerpen: * het onderzoek wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van twee promotoren, bij elke universiteit één; * het proefschrift of -ontwerp wordt als eerste aan de universiteit verdedigd voor een gemengde promotiecommissie, evenredig samengesteld uit leden namens beide universiteiten; indien gewenst door de andere universiteit kan daar een tweede verdediging plaatsvinden; de Rector Magnificus kan (onder voorwaarden) toestemming verlenen van die regel af te wijken; * het proefschrift of -ontwerp wordt geschreven in het (Nederlands of ) Engels; * de voorbereidingstijd van het proefschrift of -ontwerp wordt in elkaar afwisselende perioden evenredig verdeeld tussen beide universiteiten. Hiervan mag alleen onderbouwd afgeweken worden. Art. 31. Voorzover niet anders is bepaald in de overeenkomst als bedoeld in artikel 29 vindt de bi- of joint promotie bij de universiteit plaats op grond van de bepalingen van het promotiereglement van de universiteit. Art. 32. Ten bewijze dat de verlening van de graad doctor is geschied op grond van een bi-promotie wordt op het in artikel 27 bedoelde getuigschrift vermeld dat deze promotie in samenwerking met de andere universiteit geschiedt. De andere betrokken universiteit verstrekt ook een getuigschrift met eenzelfde vermelding. Bij een joint promotie wordt één getuigschrift verstrekt met de logo’s van beide universiteiten. Promotiereglement 21 Hoofdstuk X. Geschillenregeling Art. 33. 1. Indien tijdens de voorbereiding van de promotie een geschil ontstaat dat niet in onderling overleg tot een oplossing kan worden gebracht, verleent de decaan van de betrokken faculteit, op verzoek van een der partijen, zijn bemiddeling. Indien de decaan lid is van de promotiecommissie verricht zijn plaatsvervanger deze taak. 2. De decaan van de betrokken faculteit brengt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand, schriftelijk advies uit aan alle betrokkenen. 3. Indien deze bemiddeling niet binnen een maand tot overeenstemming leidt, kan één of elk der partijen zich schriftelijk wenden tot de Rector Magnificus. Art. 34. 1. De Rector Magnificus stelt de zaak in handen van het College voor Promoties, met het verzoek om een commissie van beroep in te stellen. 2. De commissie van beroep bestaat uit ten minste drie hoogleraren, door elk der partijen één aan te wijzen, alsmede de Rector Magnificus danwel een lid van het College voor Promoties. 3. De commissie kan uitgebreid worden indien de Rector Magnificus dit noodzakelijk acht. Art. 35. 1. De commissie van beroep hoort alle betrokkenen en brengt binnen zes weken advies uit aan het College voor Promoties in de vorm van een met redenen omkleed conceptbesluit. Bij dit conceptbesluit wordt rekening gehouden met de belangen van de promovendus en de verantwoordelijkheid die de (co)promotor(en) en de decaan uit hoofde van hun taak dragen. 2. Het College voor Promoties wijkt van het advies van de commissie van beroep slechts af om zwaarwegende redenen. 3. Het College voor Promoties brengt zijn gemotiveerd besluit ter kennis van partijen. 22 Hoofdstuk XI. Overgangs- en slotbepalingen Art. 36. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de (waarnemend) Rector Magnificus. Art. 37. Dit reglement is vastgesteld in de vergadering van het College voor Promoties, gehouden op 7 juli 2014. Promotiereglement 23 24 Tijdschema voorbereiding promoties Tijd Actie/besluit Door Artikel Ruim vooraf Ten minste zes maanden voor de gewenste promotiedatum Spoedig daarna Ruim twee maanden voor de gewenste promotiedatum Ten minste zes weken voor de promotiedatum Verzoek om ontheffing van de promovendus/ opleidingseis voor kandidaten met een beoogd promotor buitenlandse vooropleiding en verzoek om principebesluit voor kandidaten met een hbo-opleiding oude stijl 3.2 Verzoek om toegang indienen promovendus/ (formulier I): promotor * Beschrijving van het onderzoek incl. gebruikte methodes * Bereidverklaring promotor * Voorstel samenstelling promotiecommissie * Cv en publicatielijst 4.1 4.4 4.4 4.5 Bevestiging besluit tot toegang rector 5.1 Promotiecommissie keurt proefschrift of -ontwerp goed en eerste promotor legt voorstel voor (formulier II + bijlagen) Evt. voorstel Cum Laude Datum promotie wordt definitief Goedkeuring voor- en achterkant titelblad promotor 13.3 en 14.1 promotor CvP rector 28.1 14.1 14.3 Bevestiging goedkeuring voorstel rector 14.1 Eventuele stellingen voorleggen aan rector promovendus 17.4 4.2 Promotiereglement 25 Artikel Tijd Actie/besluit Door Ten minste vier weken voor de definitieve promotiedatum Toezending van het proefschrift/ documentatie proefontwerp en de evt. stellingen aan de leden van de promotiecommissie, overigen en bibliotheek promovendus 22.1 en 22.2 rector 28.5 Eén week Toezending besluit Cum Laude voor de commissie aan de leden van de promotiedatum promotiecommissie 26 Beknopte toelichting bij het promotiereglement Het promotiereglement TU/e is gebaseerd op de wettelijke bepalingen van de WHW. De bevoegdheid om als promotor op te treden komt volgens de WHW toe aan een hoogleraar van een Nederlandse universiteit of van de Open Universiteit dan wel van een buitenlandse universiteit of een bijzonder hoogleraar. Ook oud hoogleraren kunnen binnen vijf jaar na eervol ontslag, als promotor optreden. Oud hoogleraren behouden gedurende vijf jaar het recht om als stemhebbend lid van de commissie op te treden (WHW art. 9.19, lid 3). Daarna wordt het stemhebbend lidmaatschap alleen nog bij grote uitzondering verleend. Het College voor Promoties benoemt per commissie maximaal één persoon als “deskundige” (niet zijnde hoogleraar of uhd). Deze deskundige dient zelf gepromoveerd te zijn. Ud’s kunnen niet als “deskundige” aangewezen worden; indien men een ud een functie in een promotiecommissie wil geven kan aanwijzing als copromotor of als adviseur overwogen worden. Ook voor anderen die niet benoembaar zijn als lid van de promotiecommissie en bij uitstek deskundig zijn op (een deel van) het gebied dat het proefschrift of -ontwerp beslaat, bestaat de mogelijkheid tot aanwijzing als adviseur. Indien een promotor die niet aan de universiteit verbonden is (gastpromotor) wordt aangewezen, wijst het College voor Promoties als tweede promotor een hoogleraar van binnen de universiteit aan die dan onder meer behulpzaam kan zijn bij de promotieprocedure van deze instelling. De combinatie van een eerste en tweede promotor van buiten wordt alleen bij uitzondering toegestaan door het College voor Promoties. Omdat het systeem van goedkeuring van het proefschrift grotendeels gebaseerd is op het vertrouwen in de promotoren (eerste en tweede), is het ongewenst als beiden niet (of niet meer) werkzaam zijn aan de universiteit. Het betreft die gevallen waarbij de eerste of tweede promotor niet verbonden is aan de universiteit en de tweede of eerste promotor, (uiterlijk vijf jaar daarvoor) wel werkzaam is (geweest) aan de universiteit, maar inmiddels werkzaam is bij een andere universiteit of met emeritaat is, danwel beide promotoren (uiterlijk vijf jaar daarvoor) werkzaam zijn (geweest) aan de universiteit, maar inmiddels werkzaam aan een andere universiteit of met emeritaat. In alle voorkomende gevallen wordt door het College voor Promoties aan de decaan een aparte schriftelijke motivatie gevraagd. Het cv van de promovendus, inclusief publicatielijst, wordt toegevoegd aan het verzoek om toegang tot de promotie. Deze toevoeging kan in het geval van ongewone situaties (met name bij buiten promovendi die onbekend zijn aan Promotiereglement 27 de universiteit) een waarschuwingssignaal geven en aanleiding zijn tot grotere oplettendheid bij de decaan. De promovendus dient zelf te zorgen voor dit cv. Het College voor Promoties kan om inzage van het cv verzoeken aan de decaan. Bij twijfel zal de decaan aan de eerste promotor vragen om het korte cv van een buitenlid van de promotiecommissie. Het College voor Promoties kan om inzage van het cv verzoeken aan de decaan. Van een definitief proefschrift of -ontwerp is pas sprake, als de promotiecommissie de in artikel 13, lid 3 en 4 bedoelde beslissing heeft genomen. Het is van het grootste belang dat alle betrokkenen bij de promotie zich houden aan de voorgeschreven termijnen. Het bij het promotiereglement opgenomen tijdschema biedt een goed hulpmiddel om die termijnen te volgen. De belangrijkste beslispunten zijn: * het besluit van het College voor Promoties tot toegang tot de promotie, alsmede de aanwijzing door dit College van de promotor(en) en copromotor(en), alsook de aanwijzing van de leden van de in te stellen promotiecommissie; * de goedkeuring door de promotor(en) van het proefschrift of -ontwerp en aanvaarding daarvan als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap, alsmede de beslissing door de promotor(en) dat de promovendus, gezien het proefschrift of -ontwerp, kan worden toegelaten tot de verdediging; * de verlening van de graad doctor, al dan niet Cum Laude door het College voor Promoties, na de verdediging van het proefschrift of -ontwerp en de eventuele stellingen ten overstaan van de promotiecommissie, bestaande uit ten minste 5 stemhebbende leden (zie artikel 6.4). Belangrijk in dit verband is ook artikel 22.1 dat de Rector Magnificus het recht geeft op eigen gezag de datum van de promotie te verschuiven, indien het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp in definitieve vorm niet tijdig aan alle leden van de promotiecommissie wordt gezonden. In artikel 3, lid 3 wordt gesproken over het besluit tot ontheffing van de opleidingseis. Het College voor Promoties laat zich in deze adviseren door de desbetreffende Master examencommissie. Deze dient zich te laten (pré)adviseren door STU (diplomawaardering) en/of via deze door de NUFFIC. Het College voor Promoties heeft de Rector Magnificus gemandateerd tot het nemen van de bedoelde besluiten. 28 Aangetekend dient te worden dat personen met een buitenlandse vooropleiding welke in “eigen” land geen toelating tot de promotie zou geven, ook aan de universiteit in de regel niet zullen worden toegelaten. In zeer uitzonderlijke gevallen (met Nederlandse of buitenlandse vooropleiding) zal de Rector Magnificus daartoe gemandateerd door het College voor Promoties een kleine commissie aanwijzen die zich in voorbereidende zin buigt over de vraag of eventuele toelating gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Hierover besluit uiteindelijk het College voor Promoties. Het College voor Promoties zal daarbij de examencommissie van de betrokken faculteit horen. Aan personen die een Nederlandse hbo-opleiding oude stijl (voor 1 september 2002) hebben gevolgd wordt geadviseerd ruim van tevoren, bij voorkeur vóór de feitelijke start van het promotieonderzoek of -ontwerp een “principetoelating” te vragen. Uitgangspunt hierbij is dat volgens de WHW iemand met een hbo-opleiding oude stijl in principe toegelaten kan worden tot de promotie. Van belang is daarbij dat de kandidaat over voldoende ervaring met wetenschappelijk onderzoek beschikt om de promotie tot een goed einde te brengen. Op basis van het curriculum vitae, een publicatielijst en een aanbeveling van de beoogd promotor kan de haalbaarheid van deze toelating vooraf beoordeeld worden. In artikel 22.2 (verspreiding van het proefschrift of documentatie van het proefontwerp) wordt gesproken over de daarvoor geldende voorwaarden. Deze luiden samengevat: * de promotiecommissie; * faculteit (aantal nader te bepalen in overleg met de promotor); * bibliotheek: 2 exemplaren (bestemd voor het ruilverkeer); * 3 exemplaren voor het Bureau voor Promoties en Plechtigheden; * 2 exemplaren bestemd voor persvoorlichting; * digitale versie proefschrift voor de bibliotheek (alleen met toestemming promovendus). Voor informatie betreffende ISBN-nummer voor proefschriften, zie www.tue.nl/promoties. Promotiereglement 29 Vertrouwelijke bedrijfsinformatie kan in een vertrouwelijke bijlage bij het proefschrift of -ontwerp worden opgenomen. Deze vertrouwelijke bijlage maakt geen deel uit van het formele proefschrift of -ontwerp en maakt geen deel uit van de beraadslagingen in de promotiecommissie en dus ook niet van de beoordeling van het proefschrift of -ontwerp. Het is toegestaan om logo’s van wetenschappelijke organisaties en/of onderzoeksscholen op te nemen in het proefschrift, mits in bescheiden vorm en in ‘zwart-wit’. De TU/e kent zowel de mogelijkheid van bi- als joint promoties omdat nog niet in alle landen joint promoties wettelijk mogelijk zijn. Samenwerkingspartners kunnen voorkeur voor de ene of andere vorm hebben. Bij een bi-promotie zijn er twee bullen die naar elkaar verwijzen. Bij een joint promotie is er één bul met twee logo’s. Voorkeur van de TU/e is te werken met een bi-promotie als het om een of enkele trajecten gaat, en met joint promoties als er sprake is van een intensieve programmatische samenwerking. Dit hoeft niet de vorm te hebben van een joint institute. Standaard is er voor een promotie aan de TU/e vier jaar nodig, dus ook bij bi- en joint -promoties. Daarbij wordt twee jaar bij elk van beide deelnemende universiteiten doorgebracht bij zowel de bi- als de jointpromotie. Onderwijs moet zeker deel uitmaken van het promotietraject (bijv. professionele vaardigheden), maar niet meer dan 30 ECTS. Als er meer partijen betrokken zijn bij een consortium, neemt de TU/e alleen verantwoordelijkheid voor die promoties waarbij de TU/e daadwerkelijk betrokken is. Als een TU/e-promovendus gedurende een jaar elders verbleef kan dat vermeld worden in een brief van de andere universiteit. Dit is geen bi-of joint promotie maar een TU/e -promotie. Als een promovendus van een andere universiteit hier een jaar verbleef is het een promotie van die andere universiteit, waarbij ook een brief van de TU/e gevoegd kan worden, te schrijven door de decaan van de betrokken faculteit. 30 In principe zijn er dus drie mogelijke scenario’s: 1) Eindhoven heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het onderzoek, 2) Eindhoven heeft, met het partnerinstituut, gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het onderzoek en 3) Het partnerinstituut heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het onderzoek. Alleen in de eerste twee gevallen kan een Eindhovens bi- of joint doctoraat verleend worden. In het derde geval wordt alleen een brief geschreven waarin de Eindhovense betrokkenheid bij het project wordt bevestigd, te schrijven door de decaan van de betrokken faculteit. Bij bi- en joint promoties wordt binnen twee jaar nadat het promotietraject is gestart, of eerder, een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen beide betrokken universiteiten door de Rectores van de beide universiteiten, waarbij de promotor vooraf het fiat moet hebben van zijn decaan. Concept-overeenkomsten worden voor ondertekening door de Rector gecheckt door de onderwijsjurist. De Rector kan afwijkingen toestaan van de voorgaande bepalingen. Het proefschrift wordt in principe als eerste aan de TU/e verdedigd (voorwaarde bij joint promoties voor overheidsfinanciering). De Rector kan toestemming geven van deze regel af te wijken. Promotiereglement 31 Onderstaand is een stappenplan opgenomen dat gevolgd kan worden. Stap Actie 1 Samenwerkings- Opzetten gezamenlijk overeenkomst onderzoeksprogramma + samenwerkingsovereenkomst Wie Wanneer Goedkeuring Programmaleiders Voor aanvang partnerinstituten onderzoek5 Rector 2Definitie promotieproject Definitie van een onderzoeks/ promotieproject in het kader van eerder genoemd onderzoeksprogramma Beoogd 1e promotor Voor aanvang onderzoek Programmaleider 3Definitie begeleidings traject Vaststellen “primary” en “secondary” begeleider, vaststellen verblijfs- en begeleidingsstructuur, vastleggen in concept Opleidings- en Begeleidingsplan (OBP) Beoogd 1e promotor Voor aanvang onderzoek Programmaleider 4Selectie kandidaat Selectie van een, voor het project geschikte, kandidaat, vaststellen “prior knowledge” en uitwerken OBP6 1e promotor Voor aanvang onderzoek Programmaleider 5Aanvang onderzoek Indienen formulier I + OBP bij CvP, voorstel rol TU/e m.b.t. promotie7 1e promotor Rector, Bij aanvang via CvP onderzoek, maar uiterlijk zes maanden voor de beoogde promotiedatum vervolg op pag. 32 5 De bekrachtiging van het gezamenlijk onderzoeksprogramma en bijbehorende samenwerkingsovereenkomst door de Rector (op grond van positief advies van de betrokken decaan) vindt plaats ten laatste 2 jaar na aanvang onderzoek. 6 Daar waar het voorgestelde OBP in aanstellingsduur significant afwijkt van de in het programma voorziene aanstelling zal ook goedkeuring van het betrokken faculteitsbestuur verkregen moeten worden met betrekking tot de financiële consequenties. 7 In principe zijn er drie mogelijke scenario’s: 1) Eindhoven heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het onderzoek, 2) Eindhoven heeft, met het partnerinstituut, gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het onderzoek en 3) het partnerinstituut heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het onderzoek. Alleen in de eerste twee gevallen kan een Eindhovens bi- of joint doctoraat verleend worden; in het derde geval wordt alleen een brief geschreven waarin de EIndhovense betrokkenheid bij het project wordt bevestigd. 32 Stap Actie Wie Vaststellen of de tot dusver Promotiebehaalde resultaten de commissie verwachting rechtvaardigen dat een promotie van voldoende kwaliteit8 binnen de gestelde termijn haalbaar is, aanpassing/uitwerking in OBP Wanneer Goedkeuring Tussen 32 en 36 maanden na aanvang onderzoek Promotiecommissie 7 Goedkeuring proefschrift Goedkeuring proefschrift naar inhoud, kwaliteit en bijdrage betrokken partnerinstituten; voorstel tot al-dan-niet verlenen Eindhovense doctorsgraad, indienen formulier II Rector, Rond 42 via CvP maanden na aanvang onderzoek, maar uiterlijk twee maanden voor de beoogde promotiedatum 8Verdediging Publieke verdediging van het Promovendus proefschrift, als eerste, in Eindhoven. Verlenen van de bi- of joint doctorsgraad 6Bepalen voortgang onderzoek 8 Promotiecommissie Rond de 48 maanden na aanvang onderzoek Een unieke onderzoeksbijdrage, naar omvang en kwaliteit vergelijkbaar met de resultaten verkregen door een “standaard TU/e promovendus” bij een reguliere aanstelling van 48 maanden. Promotiecommissie Promotiereglement 33 Protocol promotiezitting Het protocol vindt plaats zonder of met 2 paranimfen. 1. Kleding Hoogleraren: dames: toga, baret, witte blouse, donker kostuum, zwarte schoenen; heren: toga, baret, donker kostuum, wit overhemd, grijze das, zwarte schoenen. Niet hoogleraren: dames: donker kostuum, witte blouse, zwarte schoenen; heren: donker kostuum of jacquet, wit overhemd, zwarte schoenen; pedel: toga, baret, grijze das, zwarte schoenen. Promovendus en paranimfen: dames: donker kostuum, witte blouse, zwarte schoenen; heren: rokkostuum, zwarte schoenen. N.B. Voor alle betrokkenen die afkomstig zijn uit het buitenland geldt dat kleding die gedragen zou worden bij een vergelijkbare gelegenheid in eigen land, ook bij een promotie aan de universiteit is toegestaan. 2. Beeld- en geluidsopnamen Het is toegestaan tijdens de verdediging beeld- of geluidsopnamen te maken, mits dit niet hinderlijk is (dat wil zeggen niet rondlopen, behalve bij de uitreiking). 3. Verloop van de plechtigheid a. Twintig minuten voor de aanvang van de zitting: bijeenkomst van de promotiecommissie in, hetzij Commissiekamer 4 (niveau -1) bij een promotieplechtigheid in Collegezaal 4, hetzij Commissiekamer 5 (niveau -1) bij een promotieplechtigheid in Collegezaal 5 van het Auditorium. De voorzitter stelt de volgorde vast, waarin door de leden en eventueel door anderen zal worden geopponeerd. b.De pedel wijst de eventuele paranimfen, die de promovendus vergezellen, plaatsen aan in de zaal achter de promovendus. Voor degene die vanuit de zaal opponeert, wordt eveneens een plaats gereserveerd op de eerste rij. 34 c.Vlak voor de aanvang van de promotiezitting: de commissie begeeft zich, voorafgegaan door de pedel, in de volgende volgorde naar de zaal waar de promotie zal plaatsvinden: voorzitter en secretaris, promotor(en), eventuele copromotor(en) en een lid et cetera. De promovendus, de eventuele paranimfen en de overige aanwezigen staan op bij het binnentreden van de promotiecommissie. d.De voorzitter van de promotiecommissie opent de zitting. Hij verzoekt de promovendus achter de katheder plaats te nemen. De paranimfen begeven zich naar hun plaatsen schuin achter de promovendus. De promovendus krijgt eerst de gelegenheid een beknopte uiteenzetting betreffende zijn promotieonderzoek te geven (maximaal 10 minuten). De voorzitter van de promotiecommissie geeft het woord beurtelings aan een opponent (teneinde bedenkingen te uiten of een vraag te stellen) en aan de promovendus (om de opponent te antwoorden). De promovendus spreekt de opponenten als volgt aan: “hooggeleerde opponent” (hoogleraar), “zeergeleerde opponent” (niet hoogleraar). De promotor en copromotor worden aldus aangesproken door de promovendus: “hooggeleerde promotor” c.q. “zeergeleerde copromotor”. De leden van de promotiecommissie spreken de promovendus aan met: “geachte promovendus”. e.Na een uur kondigt de pedel aan: “Hora est”. De voorzitter van de promotiecommissie verzoekt de promovendus in de zaal plaats te nemen en geeft te kennen dat de commissie zich zal terugtrekken voor nader beraad. De commissie verlaat hierop de zaal. f. Nadat het beraad is afgerond keert de commissie, voorafgegaan door de pedel, terug naar de zaal in de volgende volgorde: voorzitter en secretaris, promotor(en), eventuele copromotor(en) en een lid et cetera. g.De voorzitter van de promotiecommissie heropent de vergadering en verzoekt de promovendus voor de tafel te gaan staan. De paranimfen stellen zich aan weerszijden van de promovendus op. De voorzitter van de promotiecommissie deelt mee dat het College voor Promoties heeft besloten de promovendus de graad van doctor, al dan niet Cum Laude, te verlenen. Promotiereglement 35 h.De (eerste) promotor promoveert de promovendus tot doctor. De commissie en de mensen in de zaal zitten; eerste promotor, “jonge” doctor en eventuele paranimfen staan. De (eerste) promotor houdt een korte toespraak. i. De voorzitter van de promotiecommissie feliciteert de “jonge” doctor namens het College voor Promoties en wijst op de rechten en plichten verbonden aan de doctorsgraad. De (eerste) promotor is gaan zitten. Alleen de “jonge” doctor en eventuele paranimfen wordt verzocht om in de zaal plaats te nemen. De zitting wordt gesloten door de voorzitter van de promotiecommissie als de “jonge” doctor weer zit. j. De promotiecommissie verlaat de zaal, voorop gegaan door de pedel. De pedel haalt daarna de “jonge” doctor op. 4.Verloop van de plechtigheid in geval van een gezamenlijk proefschrift of -ontwerp De promotiezitting duurt in het geval van een gezamenlijk proefschrift of -ontwerp inclusief beraad ruim 2 uur. Deze promoties dienen om 15.00 uur aan te vangen. Om 14.30 uur voorbespreking commissie, de duur van de voorbespreking is ongeveer een half uur. Om 15.00 uur beknopte uiteenzetting betreffende promotieonderzoek; per promovendus 5 minuten, na elkaar. Om 15.10 uur verdediging promovendus die het eerst het woord krijgt 45 minuten (andere promovendus neemt plaats op de voorste rij). Om 15.55 uur kondigt de pedel het einde aan van de verdediging door de promovendus die het eerst het woord kreeg. De voorzitter van de promotiecommissie nodigt de “eerste” promovendus uit om te gaan zitten (voorste rij) en de “tweede” promovendus om plaats te nemen achter de katheder. De duur van deze verdediging is ook 45 minuten. Desgewenst kan tussen de verdediging van de “eerste” en de “tweede” promovendus de zitting kort geschorst worden. Om 16.40 uur kondigt de pedel aan: “Hora est”. De voorzitter van de promotiecommissie verzoekt de “tweede” promovendus in de zaal plaats te nemen en geeft te kennen dat de promotiecommissie zich zal terugtrekken voor nader beraad (duur 20 à 30 minuten). Om ongeveer 17.00 uur worden de “jonge” doctoren toegesproken. 36 Informatie Bureau voor Promoties en Plechtigheden Hoofdgebouw 0.13 Telefoon: 040 247 5505 / 5940 www.tue.nl/promoties
© Copyright 2024 ExpyDoc