In samenwerkingen met datac e nte rwo r ks | s e pte m b e r 2 0 0 9 management Basisbouwblokken maken het datacenter energievoorziening De impact van overheidsregulering koeling Freonvrij koelen van datacenters en verder c loud computing verkent grenzen datacenter | migratietraject naar 40g en 100g | telecity’s strategie voor energie-efficiëntie | hitec pioniert met dieselroterende ups-systemen i n d it n um m e r datac e nte rwo r ks In dit nummer praktijk 04 uitbesteden, of niet? Hoezo Green IT? ‘Green IT’ heeft bij mij altijd een gevoel van chronische vermoeidheid opgeroepen. Want met die term proberen hardwarefabrikanten toch al jaren hun nieuwe, maar niet minder energie slurpende spulletjes aan de man te brengen? Met als resultaat dat de energierekening alleen maar hoger wordt. Onder andere Intel en Microsoft concludeerden onlangs, na een uitgebreid onderzoek, dat de jaarlijkse facilitaire kosten om IT-apparatuur te voeden en te koelen in sommige gevallen gelijk zijn aan de jaarlijkse kosten van de apparatuur zelf. Het stroomverbruik per ‘duizend dollar aan servers’ zal bovendien blijven groeien, zo wordt gewaarschuwd in het rapport ‘Assessing Trends over Time in Performance, Costs and Energy Use for Servers’. “Deze ontwikkeling legt een enorme druk op de meeste bedrijven die intern datacenters huisvesten en die het ontwerp, de constructie en operationele procedures nog niet hebben aangepast aan deze nieuwe realiteit.” Volgens het rapport wordt er nog veel te weinig aandacht besteed aan de werkelijke totale kosten van het datacenter. En toch heb ik het idee dat die houding momenteel aan het veranderen is. ‘Green IT’ raakt steeds verder op de achtergrond en maakt plaats voor een nieuwe zakelijkheid die wordt aangeduid met de gortdroge, maar overduidelijke term ‘energie-efficiëntie’. Een nieuwe server mag best meer energie slurpen, als het rendement verhoudingsgewijs maar hoger is. Een goed voorbeeld van de nieuwe zakelijkheid is de MeerJarenAfspraak energie-efficiëntie. Ict-bedrijven die de MJA onderschrijven zeggen toe zich in te spannen om jaarlijks hun energie-efficiëntie te verbeteren met 2 %. Meer over de MJA voor de ict in het volgende nummer van DatacenterWorks. Ook zullen we dan een bezoek brengen aan het gloednieuwe ‘Gyro DC-II’ van Gyrocenter in Amsterdam. Dit datacenter draait volledig op windenergie en heeft een EUE (energy usage effectiveness) van 1,28 over een heel jaar. Gyro DC-II valt daarmee net onder de 1,3 die door de gemeente Amsterdam wordt voorgeschreven. In dit nummer kijken we hoe het TelecityGroup is gelukt in zijn vierde datacenter in Amsterdam een efficiëntie van 1,28 te halen. “Wij zijn het verst in Amsterdam”, verzekert datacentertechnologist Pim Steman. Ook werpen we in dit nummer een blik op het Britse Carbon reduction commitment-plan en zien we wat de invloed is van overheidsregulering op het datacenter. “Het belooft een moeilijke oefening te worden de CO2-uitstoot te reduceren en tegelijkertijd expansie en groei te realiseren”, stelt Harry Forbes van Nexans. Een ding is zeker: ik ben helemaal over mijn vermoeidheid heen. Ferry Waterkamp [email protected] management 08 cloud computing verkent grenzen datacenter datacenter virtualisatie 26 basisbouwblokken maken het 38 slim datacenters beheren met bekabeling 11 datacenters centraal tijdens 31 jubileumfeest bicsi migratietraject naar 40g en 100g energievoorziening 14 de volgende fase in energie-efficiëntie 16 datacenters telecity’s strategie voor energie-efficiëntie ups-systemen 20 de impact van overheidsregulering 22 hitec pioniert met dieselroterende 41 bedrijfszekere pdu van schleifenbauer koeling 35 freonvrij koelen van datacenters en verder 40 it room infra 42 productnieuws 45 bicsi 46 column |3 P ra kti j k Henk Groenendijk is freelance journalist. “Rekencentra worden voor een deel servicecentra.” 4| datac e nte rwo r ks Rekencentra hoger onderwijs staan op kruispunt Uitbesteden of niet? de rekencentra in het hoger onderwijs – zowel it-dienstverleners als exploitanten van soms omvangrijke datacenters – staan op een kruispunt. kunnen ze, gegeven de toenemende complexiteit van it en de schaarse interne middelen, alles zelf blijven doen of gaan ook zij uitbesteden of voor een deel de cloud in? datacenterworks sprak met andres steijaert, adviseur bij surfnet, dat het hoger onderwijs dagelijks met raad en daad bijstaat op it-gebied. Een jaar of twintig geleden zochten universitaire instellingen de samenwerking om op die manier datanetwerken te kunnen ontwikkelen en exploiteren. Ze richtten daartoe de Samenwerkende Universitaire Reken Faciliteiten op, kortweg Surf. De afkorting is inmiddels een eigen leven gaan leiden – in Surffoundation, Surfnet en ga zo maar door – en ook Surfnet heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig adviseur van het hoger onderwijs, inclusief hbo-instellingen en academische ziekenhuizen. Surfnet verkent nieuwe technologieën, fungeert als vraagbundelaar ten opzichte van de leveranciers en exploiteert een van de snelste internetwerken ter wereld, Surfnet6. Surfnet werkt inmiddels voor ongeveer 160 instellingen, die ruim 1 miljoen gebruikers vertegenwoordigen. Onlangs organiseerde Surfnet voor de achterban een seminar over ontwikkelingen in de datacenterwereld. Andres Steijaert, adviseur bij Surf, sprak er over ‘het datacenter van de toekomst’. Wat was de aanleiding voor dit seminar en in het bijzonder jouw presentatie? “We zien dat de primaire processen binnen het hoger onderwijs en onderzoek afhankelijker van IT zijn geworden. Gebruikers wor- den tegelijkertijd ‘IT-vaardiger’, terwijl de technologie complexer wordt. Nu hebben onze leden bepaald geen gebrek aan expertise in het rekencentrum, maar de interne resources zijn wel schaars. Het aanbod van producten en diensten van buitenaf groeit daarentegen sterk. Al met al wordt uitbesteden voor de rekencentra in het hoger onderwijs steeds meer een optie. Werkplekbeheer bijvoorbeeld deden instellingen altijd zelf. Nu is het een overweging dit uit te besteden wanneer het een commodity is. Nu meer diensten worden uitbesteed, zie je bij de rekencentra langzaam een ontwikkeling in de richting van dienstverlening aan de gebruikers. Ze worden voor een deel servicecentra.” Outsourcing is blijkbaar een trend. De vraag is dan wat de rekencentra in huis houdt en wat ze uitbesteedt? “We hebben een professionalisering gezien van de dienstverlening op het gebied van storage en back-up, speciaal voor het hoger onderwijs. Inmiddels zijn er op dit terrein veel aanbieders actief. Verder maken instellingen als het om continuïteit gaat wel gebruik van elkaars dataruimten, om backupservers te kunnen plaatsen. Momenteel staat cloud computing in het middelpunt van de belangstelling. Er loopt een project, waarbij twee groepen instellingen samen met Surfnet en Google, respectievelijk Microsoft, ervaring opdoen met online applicaties. Het is een optie om commoditydiensten in de cloud te brengen, waarbij vooral aan e-mail wordt gedacht, zodat de rekencentra tijd en energie overhouden voor de vormen van IT-dienstverlening die specifiek zijn voor hoger onderwijs en onderzoek.” Maar dan is de volgende vraag: wat mag in de cloud en wat niet? We denken dat de techniek bij cloud computing niet zo’n issue is, maar bepaalde andere aspecten wel. Hoe zit het bijvoorbeeld met security, met de privacy van de gebruikers en mogelijk aan hen gerichte reclame-uitingen? Uiteraard speelt servicelevelmanagement ook een rol: wat mag je van de leverancier verwachten? Het meest complexe vraagstuk is de kwestie welke ‘onderdelen’ van een toepassing de cloud in kunnen en welke beter in huis kunnen blijven. Wetgeving kan bijvoorbeeld vereisen dat je als opdrachtgever altijd informatie uit de logfiles kunt tonen. En kan dat, als die files zich in het datacenter van de |5 P ra kti j k aanbieder bevinden? Nog belangrijker is de discussie over het gebruikersbeheer. Instellingen in het hoger onderwijs willen dat absoluut in huis houden. Ze willen zelf kunnen bepalen wie toegang krijgt tot applicaties en onderwijs- en onderzoeksgegevens. Er wordt nu in projectverband bekeken hoe we grote aanbieders kunnen aansluiten op de bestaande single sign-on-implementatie, Surffederatie, om zo cloud computing op eigen condities mogelijk te maken.” Surfnet heeft onlangs een onderzoek gehouden naar datacentrumcontinuïteit in het hoger onderwijs. Dat kwam ook ter sprake op het Surf-seminar. Uit het onderzoek bleek dat aan continuïteit een hoge prioriteit wordt gegeven. Is dit zo’n issue in het hoger onderwijs? “Ik denk dat er in dit opzicht nauwelijks verschil is met het bedrijfsleven. Wel moet je bedenken dat de gemiddelde organisatie in het hoger onderwijs een divers landschap beheert, dat veel pluriformer is dan wat een gemiddeld bedrijf in huis heeft. Toch zijn er nog wel stappen te zetten, zoals het dubbel uitvoeren van netwerkaansluitingen, iets waar diverse instellingen nu aan werken.Verder wordt naar virtualisatie gekeken.” Een van de knelpunten in het hoger onderwijs is het gebrek aan fysieke resources en computerruimten. “Het gaat om het gebrek aan redundante vierkante meters. Sommige instellingen hebben maar één campus. Hoe kun je dan je uitwijk goed regelen? Uitruil kan helpen, zoals ik al zei, het gebruikmaken van elkaars serverruimten, of de samenwerking zoeken met een extern uitwijkcentrum van een grote datacenteraanbieder. Sommige steden beschikken over een lokale glasvezelring, wat een goede basis voor samenwerking biedt.” De aanbeveling van Surfnet aan de rekencentra van de onderwijsinstellingen, zo bleek uit je presentatie op het seminar, is ‘op te schuiven in de richting van de klant’. Op de onderste lagen van het gemiddelde informatiesysteem – fysieke locatie, elektriciteit, netwerk, servers en besturingssystemen – zou concurrentie met de markt bijna geen haalbare kaart meer zijn. Zijn de rekencentra eraan toe om de commodity los te laten en zich meer bezig te houden met specifieke diensten en natuurlijk applicaties? “Niet elk centrum zal eraan toe zijn, maar de centra zijn wel allemaal professioneel – ze bedienen al jaren grote aantallen gebruikers. Per centrum verschilt de verhouding tussen maatwerk en beheer ook sterk. Er is ook verschil in de mate van centralisatie. Sterk gecentraliseerd zijn, is een voordeel wanneer het op outsourcing aankomt, maar anderzijds kan een meer decentrale organisatie het makkelij- surfnet Surfnet maakt samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek mogelijk. Via een netwerkinfrastructuur, Surfnet6, zijn 160 instellingen in het hoger onderwijs en onderzoek met elkaar verbonden. Studenten, docenten, onderzoekers en netwerkbeheerders maken van dit netwerk gebruik. Om veilig toegang te kunnen bieden tot allerlei diensten op dat netwerk, ontwikkelt Surfnet authenticatie- en autorisatiediensten. Om samenwerken over de grenzen van instellingen heen biedt Surfnet innovatieve omgevingen, zoals Surfgroepen, een uitgebreide samenwerkingsomgeving, waarbinnen docenten, onderzoekers en studenten data uitwisselen, online overleggen en mediabestanden delen. Door de pioniersrol ontwikkelt Surfnet tevens kennis over en ervaring met nieuwe technologieën. Een actueel voorbeeld hiervan is onderzoek naar de mogelijkheid leveranciers van cloud-computingdiensten aan te sluiten op Surffederatie, de single sign-onimplementatie van Surfnet. Enkele andere diensten van Surfnet zijn Surfcontact, voor videoconferencing, en Surfmedia, voor het gebruik van video en audio in het onderwijs. Vaak in het nieuws waren de zogenoemde lichtpaden, die Surfnet op zijn netwerk realiseert, rechtstreekse 6| optische dataverbindingen over glasvezel met een gegarandeerde bandbreedte en beveiliging. Meer informatie: www.surfnet.nl De presentatie van Andres Steijaert is te vinden via http://tinyurl.com/mzbtjo . datac e nte rwo r ks ker maken het contact met de klant of de werkvloer goed te houden, te weten wat er speelt. In het hoger onderwijs is dat nog niet zo eenvoudig, gegeven de diversiteit aan typen gebruikers. Hoe de afweging ook wordt gemaakt, elk van de centra onderkent in elk geval het belang van gedachtenvorming over outsourcing, of je er nu voor kiest of niet. En wanneer je ervoor kiest, in welke mate je dan tot uitbesteding overgaat.” Hoe zien de rekencentra in het hoger onderwijs eruit in, zeg, 2020? “Outsourcing zal doorzetten, denken de meeste betrokkenen. Dat zal alleen renderend kunnen bij commodity-voorzieningen. Een aanzienlijk deel van de IT-diensten en -voorzieningen in het hoger onderwijs zal altijd zeer specifiek zijn. De conclusie is dat er dus een hybride omgeving zal ontstaan.” utrechtse ervaringen Het Academisch Computer Centrum van de Universiteit van Utrecht besteedde in 1999 onder meer het operationeel IT-beheer en het datacenter uit aan Capgemini. Dit en volgend jaar zal het beheer van de infrastructuur terugkomen bij het ICT Service Centrum van de universiteit, als onderdeel van een meer omvangrijke insourcingsoperatie. In een presentatie op een eerder dit jaar door Surfnet georganiseerd seminar noemde CIO Ineke Molenaars een hele reeks positieve en negatieve ervaringen met outsourcing. We kunnen hier, aan de hand van de ervaringen van de Utrechtse universiteit, wel stellen dat een universitaire omgeving bijzondere eisen stelt aan de infrastructuur: de gewenste openheid voor het onderwijs versus de vereiste beslotenheid ten bate van het onderzoek. Het passend beheren van een dergelijke infrastructuur vraagt ook in het datacenter om kennis van onderwijs- en onderzoeksprocessen. De presentatie van Ineke Molenaars is te vinden via http://tinyurl.com/mzbtjo . advertentie All IT Rooms is een computerruimte System Integrator. Wij ontwerpen en bouwen nieuwe computerruimtes maar ook de herinrichting, verbouwing of verhuizing van uw huidige computerruimte is bij ons in goede handen. Onze dienstverlening op een rij: Consultancy Ontwerp Project management Realisatie Service www.allitrooms.com Lange Kleiweg 50B ● 2288 GK Rijswijk ● Tel 070 31 98 999 ● [email protected] A5 adv def.indd 1 29-09-2008 12:05:47 Ma n ag e m e nt Andy Ingram is vicepresident product marketing & business development van de Data Center Business Group van Juniper Networks. Cloud computing verkent grenzen van het datacenter Netwerkontwerp moet platter en eenvoudiger datacenternetwerken bevinden zich in het epicentrum van grote technologische en economische veranderingen. een nieuwe trend als cloud computing verkent de grenzen van de huidige netwerken. cloud computing betekent voor datacenters meer dataverkeer en -opslag, en veeleisender software. de manier waarop bedrijven tegenwoordig hun netwerkmigraties plannen, bepaalt de kostenstructuur, capaciteit en schaalbaarheid van netwerken voor de komende jaren. de kenmerken van een netwerk bepalen in grote mate het concurrentievoordeel of -nadeel voor een bedrijf. Cloud-computingdatacenters zijn ‘fabrieken’ die diensten voor netwerken ontwikkelen en leveren. Zij doen dit voor klanten, partners, medewerkers en beheerders. De techniek bepaalt wat ze kunnen doen, maar de markt wat ze moeten doen. Bijvoorbeeld betere diensten leveren tegen lagere kosten of de continuïteit van diensten garanderen ondanks een explosieve datagroei. Nieuwe technieken maken het mogelijk verwerking en opslag van gegevens in datacenters te virtualiseren, de infrastructuur te centraliseren en de capaciteit radicaal en direct te schalen. Tegelijkertijd hebben bedrijven en consumenten behoefte aan meer, rijkere en snellere content en diensten. En die diensten moeten snel beschikbaar zijn op elk apparaat en elke locatie. Cloud computing kan het antwoord zijn op al deze veranderde eisen. Maar datacenters kunnen deze diensten alleen leveren als ze de problemen overwinnen, die integraal deel uitmaken van de huidige generatie netwerken. netwerkcomplexiteit De huidige datacenternetwerken zijn te kostbaar en te complex geworden om de cloud-computingdroom te verwezenlijken. Een paar uitzonderingen daargelaten, natuurlijk. De meeste beheerders van datacenternetwerken zullen de volgende ontwikkelingen wel herkennen: •nieuwe applicatiearchitecturen: in het oude client-serverapplicatiemodel beperkte het applicatieverkeer zich van server naar client. Dit model is echter ongeschikt om op te schalen naar tienduizenden, laat staat miljoenen gebruikers. De huidige servicegerichte en andere 8| Andy Ingram. datac e nte rwo r ks 1&1, Dirk-Thomas Meffert web 2.0-architecturen spreiden het dataverkeer over verschillende gespecialiseerde servers, wat weer nieuwe eisen stelt aan het netwerk. •nieuwe content: nu alles, van cursussen tot en met telefoongesprekken, is gedigitaliseerd, moeten datacenters een explosief groeiend volume aan steeds rijkere content opslaan en verplaatsen. En elke innovatie genereert meer vraag. • nieuwe apparaten: de exponentiële groei van draagbare en draadloze apparaten en alle extra server- en opslagcapaciteit die nodig is deze te bedienen, leveren meer netwerkverkeer op en complexere netwerkverbindingen. Pogingen om deze ontwikkelingen voor te blijven, bieden slechts een korte verlichting en zouden weleens kunnen bijdragen aan een grotere netwerkcomplexiteit. Een voorbeeld hiervan is meer netwerkhardware: de standaard snelle oplossing voor capaciteitsgebrek. Maar nieuwe hardware verhoogt juist de complexiteit doordat meer verbindingen en dataverkeer zorgen voor meer vertraging en kosten. •‘single purpose’-netwerken: datacenters richten vaak voor speciale doelen gespecialiseerde netwerken in. Ethernet transporteert data, glasvezel SAN’s verbinden opslagmedia met servers, en netwerken met een lage vertraging, zoals Infiniband, regelen de communicatie binnen de server. Maar een gefragmenteerd netwerk maakt virtualisatie en het alledaagse netwerkverkeer lastiger. •concentratie van capaciteit en beheer: het samenvoegen van infrastructuur in beheerde externe of bedrijfsdatacenters verbetert de inzet, efficiëntie en beheersing ervan. En het verbetert de prestaties, beschikbaarheid en beveiliging. •virtualisatie: een manier om diverse middelen, zoals het netwerk, servers, dataopslag, in een datacenter op te delen in verschillende logische eenheden of partities.Verschillende gebruiksgroepen kunnen gescheiden van elkaar gebruikmaken van deze logische opdeling. Deze gebruiksgroepen maken simultaan gebruik van een en dezelfde fysieke infrastructuur, maar zijn toch volledig gescheiden van elkaar alsof elke gebruiksgroep zijn eigen infrastructuur heeft. Dit biedt veel voordelen, zoals een verbeterd rendement op het benutten van de hardware en het snel kunnen inspelen op de alsmaar wijzigende behoeften van gebruiksgroepen. Een eigenschap van virtualisatie is het snel kunnen opzetten van nieuwe virtuele omgevingen zonder dat nieuwe hardware hoeft te worden aangeschaft, en de daarmee gepaard gaande hoge kosten. De hierboven geschetste problemen zijn niet uniek voor datacenternetwerken. Maar de symptomen komen het eerst aan de oppervlakte in de meest veeleisende omgevingen, zoals een datacenter. Maar zelfs bedrijven die geen cloud-computingdiensten leveren, maar wel vertrouwen op de technologiecomponenten, krijgen ermee te maken. naar een eenvoudiger, rendabeler netwerk Symptomen van de blijvende problemen in datacenters zijn overbelaste switches, wildgroei en de vele lagen apparatuur, wat ertoe heeft bijgedragen dat het hedendaagse datacenter een complex geheel is geworden. De meeste netwerken zijn oorspronkelijk ontworpen voor een De huidige datacenternetwerken zijn te kostbaar en te complex geworden om de cloud-computingdroom te verwezenlijken. |9 Ma n ag e m e nt beperkte doorstroom en poortbezetting van switches en routers. Bovendien zijn ze ontwikkeld voor een beperkte verkeersintensiteit van client-serverapplicaties. Het wordt daarom tijd de datacenterinfrastructuur anders te ontwerpen. Een ideaal center heeft een centraal netwerk met virtuele partities. Daarnaast beschikt zo’n datacenter over één grote ‘logische’ switch die maximale beschikbaarheid waarborgt, een grote capaciteit heeft en data overal in het datacenter brengt met een minimum aan vertraging, en die tevens vrij van congestie is. Slechts weinige van de huidige datacenternetwerken benaderen dit ideaal. Maar de meeste datacenters kunnen hun infrastructuur vereenvoudigen. Nieuwe technieken stellen ontwerpers in staat netwerken minder complex te maken en de TCO (total cost of ownership) te verlagen. Dit gebeurt door switchlagen samen te voegen, het aantal verbindingen te verminderen en de beveiligingsinfrastructuur te consolideren. Ook kan een datacenter het netwerkbesturingssysteem van de diverse netwerk- en security-componenten standaardiseren om het beheer van de complete netwerkinfrastructuur te vereenvoudigen. Een dergelijke upgrade zorgt meteen voor een grotere capaciteit en schaalbaarheid voor toekomstige groei. Zelfs als een datacenter zich niet stort op de markt van gevirtualiseerde, netwerkintensieve cloud-computingdiensten, zijn deze stappen aan te raden. Naast meer capaciteit levert een datacenterupgrade ook meer omzet op. Door het aantal switches terug te brengen, bespaart een netwerkbeheerder al kosten. Als eenmaal de netwerklaag is gereorganiseerd, blijkt dat er op veel meer aspecten financieel voordeel is te behalen. • Door een efficiënt ontwerp kan de netwerkinfrastructuur toe met minder hardware. Dit bespaart ruimte, energie, koeling en menskracht. • ‘Plattere’ netwerken maken centralisatie, consolidatie en virtualisatie van beveiligingsapparatuur mogelijk. Hierdoor kunnen functiespecifieke apparaten, zoals SSL-,VPN-, NAT- en andere apparaten, worden vervangen door geïntegreerde oplossingen. Samenvoeging van beveiligingsdiensten vermindert de kosten en maakt netwerken eenvoudiger, efficiënter en veiliger om te beheren. • De mate van efficiëntie van het netwerkbeheer bepaalt de besparingen. Het terugbrengen van het aantal verschillende apparaten vereenvoudigt het beheer. Interfaces die op standaarden zijn gebaseerd, vergroten de efficiëntie van professioneel personeel. Een standaard network-operatingsysteem voor netwerk- en security-componenten en standaardbeheerinterfaces ondersteunen bovendien de automatisering van routinematige beheerhandelingen, wat wederom bijdraagt aan de efficiëntie van het beheerpersoneel. ze genereren. Netwerken met een lage vertraging en hoge capaciteit zijn bijzonder belangrijk voor elk bedrijf dat meer wil virtualiseren. Flexibele virtualisatie zou al in de eerste fasen van een netwerkmigratie aan de orde moeten komen.Voor bedrijven is het essentieel dat ze hiermee bij de planning al rekening houden. betere business De focus van de meeste datacenters ligt op kosten en prestaties als ze op zoek zijn naar de voordelen van nieuwe computertechniek, opslag en softwaretechniek. Maar de voordelen van een sneller, eenvoudiger, flexibeler en minder kostbaar fundament gaan verder dan de muren van het datacenter. Ook bedrijven die het datacenter ondersteunt, profiteren van de operationele verbeteringen. Een sterk schaalbaar datacenternetwerk maakt het makkelijker serveren opslagcapaciteit samen te voegen. Dit levert een effectievere verdeling van de belasting op en een betere benuttingsgraad. Het vereenvoudigt de datastroom en vermindert de tijd die nodig is om nieuwe diensten of verbeteringstrajecten te introduceren. Met andere woorden: het levert diensten op met een betere kwaliteit, die sneller worden geleverd tegen lagere kosten. Of uw organisatie nu een compleet cloud-computingpakket wil aanbieden, of meer wil halen uit virtualisatie, netwerkopslag en nieuwe application delivery-modellen, kijk eerst goed naar de netwerkeisen. Een platter, eenvoudiger netwerkontwerp betaalt zich snel terug en stelt een datacenter in staat zich snel aan te passen aan toekomstige uitdagingen. advertentie OP ZOEK NAAR ONAFHANKELIJK ADVIES BIJ DE BOUW & INRICHTING VAN UW DATACENTER ? prestaties van vereenvoudigde netwerken Geconsolideerde netwerkstructuren vragen niet alleen om minder beheerkosten, ze geven ook betere prestaties. Elke switch en elk apparaat waar een datapakketje doorheen gaat, dragen bij aan de vertraging van die data. Door switchlagen te elimineren vermindert de vertraging over het gehele afgelegde traject. Geconsolideerde netwerken laten daarom moderne applicaties beter functioneren. Applicaties gebaseerd op SOA (service-oriented architectures) bijvoorbeeld, profiteren van datacenternetwerken die al het server-naar-serververkeer kunnen afhandelen, dat Neem dan contact op met de specialisten van Merpa B.V. op tel. nr. 0168-479 029 of mail naar [email protected] WWW.MERPA.NL 10 | B e ka b e l i n g datac e nte rwo r ks Bicsi European Conference 2009 Dublin Datacenters centraal tijdens jubileumfeest de nederlandse praktijkrichtlijn (npr) voor het ‘bouwen en inrichten van computerruimtes en datacenters’ staat volop in de belangstelling. de informatiedag die op 16 april werd gehouden in het auditorium van het instituut defensie leergangen in rijswijk was met zo’n 120 deelnemers dan ook een succes te noemen. Huib van der Heijden (RCDD) is manager, trainer en trainingsontwikkelaar bij Kannegieter College Na een jaar afwezigheid was dit jaar het City West Hotel in Dublin weer het toneel van de Bicsi European Conference. Zo’n 350 Europese en Amerikaanse professionals, onder wie veel RCDD’s, uit de netwerkindustrie, waren in Dublin bijeengekomen om te luisteren naar en te discussiëren over veranderingen en nieuwe ontwikkelingen. Een mooi toepasselijk cadeautje, want Bicsi vierde de tiende verjaardag van de Europese afdeling van Bicsi en tevens het 25-jarig bestaan van de RCDD (Registered Communication Distribution Designer). Datacenters speelden een hoofdrol tijdens deze conferentie. Er waren diverse presentaties over uiteenlopende onderwerpen.Veel aandacht was er voor het energiegebruik, of liever het terugdringen ervan, en het efficiënter omgaan met de beschikbare middelen. Een datacenter beheren is een vak apart. En zoals vaak bij nieuwe technieken en nieuwe ontwikkelingen zijn veel eigenaren en beheerders op zoek naar goede beheermethoden voor deze nieuwe omgevingen. Zo werd tijdens de conferentie een tipje van de sluier opgelicht van een training speciaal voor het beheer van datacenters. Deze training wordt dit najaar ook in Nederland verzorgd. Microsoft liet ons haar visie op datacenters zien: een modulaire, mobiele installatie gebaseerd op geconditioneerde zeecontainers met (server)apparatuur. Deze opzet maakt het mogelijk snel en flexibel een datacenter op te bouwen, uit te breiden, aan te passen en zonodig te verplaatsen, bijvoorbeeld vanwege een calamiteit. shielded of unshielded Ook dit jaar stond de discussie shielded of unshielded weer op het programma. Een terugkerend, bijna traditioneel, onderwerp, dat de gemoederen flink bezighoudt. Vooral enkele Amerikaanse sprekers deden erg hun best te bewijzen dat afscherming geen noodzaak is; ook niet voor de nieuwste concepten. Helaas waren ze niet compleet in hun argumentatie. Zo ging een van de sprekers ervan uit dat de laagfrequente elektrische installatie in gebouwen de belangrijkste en enige oorzaak van verstoring is en dat een folieafscherming dus niet zinvol is, tenzij de folie 1 mm dik is of zelfs dikker. De spreker ging wel erg gemakkelijk aan het feit voorbij, hij noemde het niet en verwees er ook niet naar, dat er wel degelijk hoogfrequente signalen in kantoren zijn. Denk daarbij aan HF-verlichting, 11 | |11 B e ka b e l i n g Tijdens de conferentie liet Bicsi iets meer doorschemeren over de nieuw te ontwikkelen standaard voor datacenters. draadloze communicatienetwerken en alle draadloze pda’s, die we met ons mee het kantoor in sjouwen. Zijn uitgangspunt kon dan ook na de presentatie, tijdens de vragenronde, rekenen op de nodige kritiek. De spreker pareerde deze kritiek opvallend met de uitspraak: “Er is geen goede of slechte manier van bekabelen. Het maakt niet uit of je kiest voor afscherming of geen afscherming, als je het maar goed doet”. Een dergelijke opmerkelijke uitspraak was vijf jaar geleden waarschijnlijk nooit gedaan. Na afloop van deze presentatie werd hierover nog stevig gediscussieerd. Vooral de ‘kleuring’ van de presentatie en de onvolledigheid ervan stoorden de deelnemers. Iedereen had gehoopt op een meer technisch inhoudelijke presentatie, die niet wordt vertroebeld door politieke belangen. Hopelijk neemt Bicsi de kritiek ter harte en gaat ze voor de volgende conferentie op zoek naar een werkelijk onafhankelijke spreker, die de werkelijke voors en tegens op een objectieve manier met elkaar vergelijkt. Uit de discussies achteraf blijkt ook dat de markt hier behoefte aan heeft. 10gbase-t De laatste ethernet-variant voor twisted-pairbekabeling, 10GBase-T, is dit voorjaar al veel in het nieuws geweest. Nu er ook werkelijk producten op de markt komen, is het tijd deze te testen met verschillende soorten bekabeling. Er zijn producten op de markt, die 10 Gb-ethernet over twisted-pairbekabeling mogelijk maken. Dankzij deze ontwikkeling zijn er weer vele nieuwe toepassingen. De aanleg van een twisted-pairbekabelingsysteem voor deze snelheden wordt wel steeds kritischer. Voor de aanleg van deze bekabelingsinfrastructuren moet de installateur beschikken over goed opgeleide technici, die niet alleen weten wat ze doen, maar ook begrijpen waarom ze het doen. 12 | datacenterstandaarden Tijdens de conferentie liet Bicsi iets meer doorschemeren over de nieuw te ontwikkelen standaard voor datacenters. Naast de bekende standaarden, ISO/IEC 24764, Cenelec EN 50173-5 en de Amerikaanse TIA 942, hoopt Bicsi eind 2009 haar standaard voor datacenters te hebben afgerond. De Ansi/Bicsi-002, zo gaat de standaard heten, omvat veel meer dan een verzameling van standaarden, richtlijnen en best practises voor datacenters. De standaard gaat verder dan alleen netwerkbekabeling en netwerkapparatuur. De nieuw te ontwikkelen standaard van Bicsi zal uit maar liefst 21 hoofdstukken bestaan, die een breed scala aan werkgebieden beschrijven. De standaard voorziet in best practices en zal een aanvulling zijn op de ISO/IEC-, Cenelec- en TIA-standaarden voor datacenters. De standaard zal vooral een ontwerpstandaard worden, waarin installatievereisten en richtlijnen worden gegeven om het ontwerp te realiseren. Met de opzet van de standaard is getracht te voorkomen dat delen van andere standaarden en andere bestaande richtlijnen worden opgenomen in deze standaard. Eerder zal, waar nodig, verwezen worden naar deze standaarden en richtlijnen. De Ansi/Bicsi-002 wordt geschreven voor een brede groep ITS-professionals (information transport systems) die zich dagelijks bezighouden met ontwerpen, adviseren, beheren en beveiligen (zowel informatie als fysiek) van datacenters.Tevens wil de standaard andere professionals aanspreken, zoals bouwers, facilitair managers en (technische) medewerkers van facilitaire diensten. nieuwe en vernieuwde opleidingen De RCDD-titel is een titel voor technische ontwerpers, die jaren ervaring hebben met het ontwerpen van netwerkbekabelingsystemen, actieve netwerkinfrastructuren. Voor niet-techneuten, met ruime ervaring datac e nte rwo r ks op het gebied van ITS (communicatie-infrastructuren in de breedste zin van het woord) bestaat er nu ook een mogelijkheid zich te kunnen onderscheiden. Bicsi heeft hiervoor de opleiding tot Registered Information Transport Professional, kortweg RITP, in het leven geroepen. De status RITP is, net als RCDD, beperkt geldig. De houder van de titel moet, door aantoonbare continue scholing, zijn of haar kennis upto-date houden. Alleen door het constant onderhouden van de eigen kennis kan de RITP-titel om de drie jaar worden verlengd. Ook de RCDD-opleiding gaat ingrijpend veranderen. Naast de theoretische kennis, wordt de praktische kennis meer getoetst. RCDD’s houden uiteraard hun status. De RCDD-opleiding, zoals we ’m nu kennen, stopt op 31 maart 2010. Tot die tijd hebben studenten de kans hun RCDD-diploma te halen, op basis van de TDMM-versie 11. Eind dit jaar komt de TDMM-versie 12 uit, die de basis gaat vormen voor de RCDD-opleiding nieuwe stijl. Verder gaat Bicsi meer aandacht besteden aan de ‘installers’ en ‘techni cians’. Ook zij kunnen in de toekomst studiepunten (CEC’s) halen voor continuering van hun behaalde status. bicsi cares Overal waar Bicsi haar tenten opslaat voor een conferentie, zamelt zij gelden in voor een lokaal goed doel. Dit jaar viel de beurt aan het Ierse Barretstown Castle. Deze, door Paul Newman opgerichte, organisatie heeft tot doel kinderen met een ernstige ziekte, hun tijd in het ziekenhuis dragelijker te maken, door vakantiekampen te organiseren. Aan de directeur van Barretstown Castle in Ierland werd aan het einde van de conferentie een cheque ter waarde van 2.000 euro overhandigd. Bicsi kan terugkijken op een geslaagde tiende European Conference. Volgend jaar zal de Bicsi European Conference haar elfde editie meemaken. De tijd en locatie van dit evenement zijn nog niet definitief. Er gaan echter geruchten dat de conferentie volgend jaar juni in Edinburgh zal plaatshebben. Hopelijk kunnen we dan weer rekenen op veel deelnemers en interessante presentaties en discussies. advertentie Klimaatbeheersing in datacentra zonder Freon? Kijk op www.vaclimate.nl of bel 0347 - 345425 HET KAN P ra kti j k De volgende fase in energie-efficiëntie datacenters Hogere temperaturen en ketensamenwerking Hans Vandam is freelance journalist het was een enorme uitdaging: transformeer een bestaande life-omgeving in een datacenter met maximale energie-efficiëntie. toch is het easynet gelukt met het energy center op schiphol-rijk dat sinds oktober 2008 in gebruik is. easynet wist de co2 -uitstoot met 1.726 ton per jaar te verlagen, wat overeenkomt met de uitstoot van 191 standaardhuishoudens. toch is dit volgens ben timmer, datacenter & facilities manager bij easynet, slechts het begin. hij pleit voor verregaande samenwerking tussen datacenters, energie-, hard- en softwareleveranciers en het bedrijfsleven om de co2 -uitstoot terug te dringen. Een groot gedeelte van de energie-efficiëntie in het Energy Center van Easynet, onderdeel van British Sky Broadcasting, komt voor rekening van intelligente freecoolingtechnologie. Hierbij maakt Easynet gebruik van lage buitentemperaturen om de apparatuur te koelen. De bestaande koelinstallaties zijn hergebruikt en gecombineerd met freecooling. Daarnaast is het center voorzien van efficiënte koelers en warme- en koudestraten. Met vier generators (N+1), waarvan er drie continu draaien, kan het datacenter 66 uur blijven draaien nadat de stroom is uitgevallen. meerjarenafspraak Timmer pleit voor meer openheid in de markt over manieren om de energie-efficiëntie verder te vergroten. “Tenslotte zijn 14 | we allemaal – de hele maatschappij dus – gebaat bij energie-efficiëntie en een lagere CO2-uitstoot. Bovendien kunnen we dit alleen bereiken als verschillende schakels optimaal samenwerken.” Vanuit deze gedachte heeft Easynet de intentie zich aan te sluiten bij de meerjarenafspraak (MJA). Dit is een overeenkomst tussen de overheid, ict-gebruikers en -leveranciers (waaronder IBM, HP, Microsoft en Easynet) en instanties als Telecity en Sara over een effectievere en efficiëntere energie-inzet. Een van de afspraken is dat in de periode 2005 tot 2020 een gemiddelde verbetering op dit gebied van 30 procent moet worden gerealiseerd. Een van de manieren waarop Easynet hier een bijdrage aan wil leveren, is door hogere datacentertemperaturen. “Momenteel wordt de temperatuur in en- kele delen van ons datacenter nog op 21 °C gehouden, meer dan de helft van het datacenter is, in overleg met de betrokken klanten, al naar 26 °C gebracht. Tegenwoordig geven hardwareleveranciers aan dat ook bij 26 of 27 °C de werking van de huidige generatie apparatuur is gewaarborgd. Vooral in de warmere zomermaanden scheelt dit enorm op het energiegebruik voor koeling en uiteraard op de kosten daarvan. Door de huidige kwaliteit van de servers en andere datacenterapparatuur is het ‘overkoelen’ van datacenters volstrekt onnodig geworden”, stelt Timmer. bewustwording De vraag is echter of de markt al klaar is om de temperaturen in datacenters te laten stijgen. Easynet ziet in dit bewustwordings- datac e nte rwo r ks “Door de huidige kwaliteit van de servers en andere datacenterapparatuur is het ‘overkoelen’ van datacenters volstrekt onnodig geworden.” proces een belangrijke rol weggelegd voor datacenters. “Neem managed hosting”, verklaart Timmer. “Hierin neemt een bedrijf vanuit het datacenter alle hostingactiviteiten van een klant uit handen. Het betreffende bedrijf monitort de werking van de apparatuur en sluit SLA’s af voor de continuïteit en beschikbaarheid. De klant vertrouwt erop dat zijn applicaties blijven draaien en dat de data veilig zijn. Dan doet het er in principe niet toe wat de temperatuur is in een datacenter; als de boel maar blijft draaien.” Hij plaatst wel een kanttekening bij de vraag wie de verantwoordelijkheid heeft als de temperatuur een graad of vijf, zes stijgt. “Het datacenter alleen kan die verantwoordelijkheid niet voor 100 procent op zich nemen. Hardwareleveranciers moeten ook hun steentje bijdragen door bijvoorbeeld de garantievoorwaarden voor hun hardware aan te passen, zodat apparatuur ook bij hogere temperaturen onder de garantie blijft vallen. Ook softwarebouwers moeten hun producten effectiever maken. Waarom is het nodig dat bij het opstarten van een pc alle applicaties worden geladen? Je kunt ook alleen de basisapplicaties opstarten. Zeker bij wereldwijd gebruikte besturingssystemen scheelt dit elke minuut enorm veel energie.” samenwerken Ook voor wat betreft de verwerking van stroom zijn er verbeteringen mogelijk. Een energieleverancier levert stroom in wisselspanning aan. Deze wordt in een datacenter omgezet in gelijkspanning voor de ups. Hierbij gaat ongeveer 30 % van de energie verloren. Vervolgens wordt de stroom weer omgezet in wisselspanning om de servers te kunnen aansturen. Dit kost weer enkele tientallen procenten. De server zet op zijn beurt de stroom in wisselspanning weer om in gelijkspanning. “Eeuwig zonde natuurlijk”, zegt Timmer. “De markt zou moeten kijken welke van deze omzetprocessen zijn te voorkomen. Er bestaan al servers met DC-voeding. Waarom wordt dit niet de standaard? Daarover moeten we met zijn allen afspraken maken.” Techniek is tegenwoordig zo goed doorontwikkeld dat nog meer energie-efficiëntie en CO2-reductie mogelijk zijn. “Er zijn eigenlijk geen zwarte gaten meer”, zegt Timmer. “Alle elementen zijn aanwezig, maar we moeten techniek slim inzetten. Datacenters spelen daarin weliswaar een belangrijke rol, wat blijkt uit zaken als freecooling. Maar alleen kunnen we het niet, want wij hebben geen invloed op het energiegebruik van apparatuur. Of op de energie die verloren gaat bij omzetting. Het is tijd dat we stoppen met naar elkaar te wijzen en het gewoon gaan doen. Daarvoor is het essentieel dat we samenwerken binnen de sector en afspraken maken.” |15 E n e rg i evo o rz i e n i n g “Geen modellen, maar energie meten” Telecity’s strategie voor energie-efficiëntie 16 | Datacenter van Telecity op het Amstel Business Park in Amsterdam. datac e nte rwo r ks In de datacenters van TelecityGroup in Nederland wordt het stroomverbruik op rackniveau gemeten. “Het klantbewustzijn is de laatste vier jaar sterk gegroeid en wij willen onze SLA’s nakomen. Dan moet je niet met modellen werken, maar het werkelijke verbruik kennen. En dat is een investeringskeuze vooraf. Achteraf kun je dat nauwelijks nog realiseren”, zegt Alexandra Schless, algemeen directeur TelecityGroup Nederland. Wie, als het rekencentrum eenmaal is gebouwd, alsnog op rackniveau het stroomverbruik wil meten, zal er niet aan ontkomen de infrastructuur aan te passen en voor een bepaalde tijd plat te moeten gaan. “Klanten willen dat niet; geen moment. Daarom moet je van tevoren die investeringsbeslissing nemen”, stelt Schless. Je kunt je ook verlaten op modellen die er bestaan om het verbruik te meten. “Het probleem is dan wel dat je altijd met gemiddelden werkt”, zegt Slchless, “en wij willen precies weten wat een klant heeft verbruikt. En de klant wil dat zelf ook weten. Toen wij in 1999 begonnen, maakte zich niemand daar druk om, maar dat is wel degelijk veranderd.” Ook Pim Steman, datacentertechnologist bij TelecityGroup, heeft het niet zo op theore- tische modellen. “Allereerst zijn er tal van modellen. Maar zelfs de kleinste zaken als het merk en type van een pomp of de manier waarop koelleidingen fysiek door een pand lopen, hebben invloed op de werkelijk benodigde energie.” Hij legt uit dat zijn bedrijf nog een belang heeft bij het precies weten welke energie de klanten gebruiken. “Wij kunnen niet meer vermogen verkopen dan wij beschikbaar hebben. Als een vliegtuig meer stoelen verkoopt dan er werkelijk zijn, gaat het toch de lucht in. Er blijven wat mensen achter op het vliegveld, maar het vliegt. Als wij meer vermogen verkopen dan wij hebben, trekken de ups’en het niet en ligt de hele boel plat; dan kan niemand nog draaien. Als het een vliegtuig was, bleef het dus aan de grond staan en kon niemand reizen. Daarom moeten wij heel goed in de gaten houden hoeveel een klant werkelijk verbruikt. Als hij honderd heeft gereserveerd en hij verbruikt maar zestig, dan is de verleiding groot die veertig aan een ander te verkopen, maar dat kan niet, want misschien gaat hij daarna wel honderd gebruiken.” Ook op technisch niveau is het van belang goed in de gaten te houden wat het verbruik is, omdat het nodig is fasegelijkheid te hebben over de verschillende rijen. “Bij een reken- centrum met zichzelf als klant, bijvoorbeeld een bank, is dit eenvoudiger te beheersen, maar wij hebben heel veel klanten. En dan is het een heel gesleutel de fasegelijkheid voor elkaar te krijgen; elke dag, elke week opnieuw. Dat kan alleen als je alles monitort”, vertelt Steman. standaard Telecity gebruikt de ‘Power utilization efficiency index’ om aan te geven hoe efficiënt het energiegebruik van het rekencentrum is. Dat hangt namelijk niet alleen af van het energiegebruik in de kasten, maar voor een belangrijk deel ook van de koeling die nodig is de zaak draaiende te houden en het stroomverbruik van de totale infrastructuur. In het jongste paradepaardje van de onderneming (het vierde rekencentrum in Amsterdam; het Amstel Business Park) ligt die index op een ‘schamele’ 1.28. Steman popelt om uit te leggen hoe het komt dat dit cijfer zo laag is. Maar niet nadat Schless heeft verteld dat dit nieuwe rekencentrum in nauw overleg met de gemeente Amsterdam is ontwikkeld, die zich liet adviseren door Energiecentrum Nederland. “Wij waren destijds de eerste die een nieuw datacentrum gingen bouwen”, vertelt zij. “En de gemeente wil het energieverbruik Teus Molenaar is freelance journalist in een recent onderzoek hebben analisten van gartner aangetoond dat it-activiteiten verantwoordelijk zijn voor 2 % van de wereldwijde uitstoot van co2. dat is te vergelijken met de co2 -productie van de luchtvaart industrie. bij co2 -uitstoot denken we meestal aan transport, zware industrie en stroomopwekking. uit recente activiteiten op het gebied van milieuproblematiek is echter gebleken dat it en it-producten op verschillende gebieden van grote invloed zijn. op welke terreinen is een groenere aanpak van it mogelijk? |17 E n e rg i evo o rz i e n i n g zes power cells zo laag mogelijk hebben – net als wij. Die 1,28 is later de standaard geworden waaraan nieuwe rekencentra in Amsterdam minstens moeten voldoen.” Die doelmatigheid is volgens Steman onder andere te danken aan het feit dat bij de bouw ervoor is gekozen de koude gang onderdeel te laten zijn van het pand. “Als je dan heen en weer loopt in het gebouw – en dat gebeurt natuurlijk regelmatig door klanten – dan verstoor je het systeem met koude gangen niet. Dat gebeurt wel als je een afgesloten koude gang maakt door dakjes boven de kasten. Elke keer dat je in de gang moet zijn, verstoor je het systeem wel. Het klinkt heel triviaal, maar wij hebben een kleine dertigduizend bezoekers per jaar. Bij ons maakt het niet uit wat ze doen in die koude gang; die blijft gewoon op temperatuur. Dat betaalt zich terug.” Overigens doet Telecity voor zijn buitenlandse klanten meestal zelf het technisch support. Omdat TelecityGroup het rekencentrum aanbiedt aan derden, kan het bedrijf ook niet uit de voeten met de standaardtypen kast met een dakje erboven, zoals leveranciers als APC in hun catalogus hebben staan. “Onze klanten bepalen zelf welk type kasten ze plaatsen. Die kasten kunnen verschillen van elkaar in hoogte en breedte. Daarom hebben wij zelf een koude gang ontwikkeld die onderdeel uitmaakt van het gebouw. De wanden van de koude gang zijn flexibel en er kunnen dus verschillende typen kast worden geplaatst”, zegt Schless. Uit efficiëntieoverwegingen krijgen klanten in het datacenter op het Amstel Business Park stroom vanuit zes zogenoemde energiefeeds (transformator, ups met batterijen en generator). Elk rekencentrum heeft, uit redundancy-overwegingen, een dubbele feed. “Alles wordt dan gevoed met de A-feed, terwijl de advertentie B-feed eigenlijk staat te wachten tot A uitvalt en hij het kan overnemen. B draait dan op laag vermogen; zeg: 20 %. En daar kunnen vooral transformatoren erg slecht tegen”, verduidelijkt Steman. “Ook de ups en generator draaien erg inefficiënt op laag vermogen. Dus die hele keten is niet doelmatig. Wij hebben zes feeds. Dus als er één wegvalt, wordt het vermogen van die ene feed verdeeld over de andere vijf. Die draaien normaal al allemaal op ongeveer 50 %; dus dat is efficiënt. Bovendien verleng je de levensduur van de transformator en generator.” “Volgens mij zijn wij de enige die zes power cells gebruiken”, zegt Schless. Steman beaamt dat. “Ik heb veel rekencentra gezien; ook in Amerika. En die draaien allemaal op twee feeds.” De huidige generatoren kunnen niet meer leveren dan bij 1.500 toeren, 50 Hz. Dat komt neer op 2,3 MVA. Als je dan toch meer ver- pim steman, datacenter technologist bij telecitygroup: “Wij willen een zuiver cijfer hebben, zodat Dynamisch in techniek www.hig.nl HIG IT & Communicatie is uw turnkey partner voor Datacenters en Computerruimtes. Zowel voor bestaand als nieuw. Onze dienstverlening bestaat uit: • Consultancy • Engineering/Projectmanagement • Bouwkundig • Power/Noodstroom • Koeling • Security • Bekabeling Bezoek ons 5 november op IT Room Infra 2009! • Inrichting • Onderhoud/Service Postbus 200 • 2810 AE Reeuwijk • Tel: 0182-398000 • Fax: 0182-398008 |18 je de rekencentra onderling ook kunt vergelijken.” ideeën uitwisselen Bij de toerekening van het energiegebruik aan de klanten, neemt TelecityGroup de energie voor het kantoor (verlichting, kopieermachine enzovoorts) niet mee. “Wij willen een zuiver cijfer hebben, zodat je de rekencentra onderling ook kunt vergelijken. Want wij blijven steeds op zoek naar mogelijkheden om de efficiëntie te verhogen”, stelt Steman. Schless vertelt dat TelecityGroup dit jaar een ‘Energy savings program’ heeft ingevoerd. Daarin dagen de verschillende vestigingen van het internationaal opererende bedrijf elkaar uit met goede oplossingen te komen, gekoppeld aan reële doelstellingen. “De sitemanagers komen regelmatig bij elkaar om ideeën uit te wisselen. Daarbij kijken ze vooral naar de infrastructuur in de bestaande datacenters, want daar valt de meeste winst te halen. We kijken nu bijvoorbeeld of je in bestaande rekencentra toch warme en koude gangen kunt realiseren. Elk kwartaal moeten we aan het hoofdkantoor in Engeland rapporteren waarmee we op dit vlak bezig zijn. En dat moeten we met cijfers kunnen onderbouwen, dus ook daarvoor is het nodig het werkelijke verbruik te meten. Als eerste neutrale datacenter hebben wij ook de Code of Conduct van de Europese Unie ondertekend.” muurtjes onder de vloer Op de vraag welke trucs Steman van zijn collega’s heeft geleerd, zegt hij stellig: “Wij zijn het verst in Amsterdam.”Toch gaan Schless en hij niet op hun lauweren rusten. “Wij zijn nu aan het bekijken of we het gangenstelsel dat we op de vloer hebben ook kunnen voortzetten onder de verhoogde vloer. Want nu stroomt de koude lucht onder de hele vloer door, terwijl dat helemaal niet nodig is. We zouden dus gedeelten onder de vloer moeten dichtmaken”, vertelt Steman. “Maar dat is niet eenvoudig, want volgens ECN zijn de luchtstromen onder de vloer niet te berekenen. Daarom moet je het echt uitproberen om na te gaan welke effecten je krijgt als je muurtjes onder de vloer plaatst. Dat doen we nu bij ons rekencentrum aan de Kruislaan. En die gegevens wisselen we dan weer uit met onze internationale collega’s.” Schless haakt hierop in door aan te geven dat dit uitproberen wel zorgvuldig gebeurt. “Wij werken alleen met bestaande technieken, zodat onze klanten geen enkel risico lopen”, benadrukt zij. “Maar we zoeken wel naar nieuwe, nuttige toepassingen door bestaande technieken slim te combineren.” alexandra schless, algemeen directeur telecitygroup nederland: “wij willen precies weten wat een klant heeft verbruikt. En de klant wil dat zelf ook weten.” Connecting your datacenter to your business critical platforms mogen wilt hebben, kun je hen synchroon parallel laten lopen. Waarbij synchroon de zwakste schakel is, aldus Steman. “Dat is een kastje met heel veel elektronica die de generatoren op elkaar moet afstemmen. Andere datacentra hebben er vaak last van dat die synchronisatie niet goed loopt. Het duurt te lang, ze kunnen elkaar niet vinden, het wordt te heet; dat soort zaken. Dus dat wilden we niet en toen zijn we gaan nadenken hoe we dan wel aan voldoende vermogen kunnen komen. En zo zijn we op die zes zelfstandige feeds gekomen. Heel simpel eigenlijk.” Als het hele datacenter vol zit, voldoen vijf feeds aan de energiebehoefte. Het Amstel Business Park beschikt dus over een reservekrachtbron die gewoon meedraait in de energieverdeling. Compertius B.V. Joop Geesinkweg 901-999 1096 AZ, Amsterdam, The Netherlands T +31 (0)20 561 7717 F: +31 (0)20 561 6666 E [email protected] Website: www.compertius.nl advertentie |19 E n e rg i evo o rz i e n i n g CO2-reductie in datacenters De impact van overheidsregulering Harry Forbes ([email protected]) is chief technology officer bij Nexans Cabling Solutions en elektrotechnisch ingenieur regulering om de co2 -uitstoot te verminderen, neemt alsmaar toe. in dit artikel een voorbeeld vanuit het verenigd koninkrijk, net als nederland een land met veel datacenters. harry forbes van nexans cabling solutions geeft een beknopt overzicht van het britse carbon reduction commitment-plan, wat de gevolgen ervan zullen zijn voor het bedrijfsleven en hoe een efficiënter energiegebruik kan worden gerealiseerd door veranderingen door te voeren in de ictinfrastructuur. Het 100 m-bereik van 10GBase-T laat toe dat servers in clustercomputing over het datacenter Dit artikel is eerder verschenen in WireIN, juli/augustus 2009. 20 | kunnen worden verspreid. datac e nte rwo r ks Het Britse Department for Energy and Climate Change implementeerde onlangs het CRC-plan (Carbon Reduction Commitment). Het programma kadert de doelstellingen in van de Britse regering om de CO2-uitstoot tegen 2050 te reduceren met minstens 80 %. Hiervoor moeten zowel het gebruik van indirecte energie (elektriciteit) als dat van directe energie (gas, kolen en olie) omlaag. Het CRC-plan mikt op grootgebruikers in zowel de publieke als privésector en zal gevolgen hebben voor 20.000 bedrijven in het Verenigd Koninkrijk. Vanwege hun hoog energiegebruik zullen datacenters in de meeste gevallen hiervan de gevolgen ondervinden. Organisaties die gebruikmaken van halfuurmeters komen in aanmerking voor het plan als hun op een half uur gemeten elektriciteitsverbruik (HHM) in 2008 hoger lag dan 6.000 MWh. 6.000 MWh is het totale elektriciteitsverbruik van alle sites die HHM’s gebruiken. Alle gekwalificeerde deelnemers moeten zich registreren tussen april en september 2010 en hun elektriciteitsverbruik meten en bekendmaken. emissiehandel Deelnemende organisaties zullen voor elke ton CO2 die ze uitstoten, emissierechten van de overheid moeten kopen. Het CRC gaat functioneren volgens een systeem van emissiehandel waarin deelnemers emissierechten rechten kopen en verkopen onder een absoluut emissieplafond. De eerste emissierechten zullen in april 2011 worden verkocht en hebben betrekking op emissies in 2010 en 2011. De prijs van de emissierechten voor de eerste drie jaar is vastgelegd op £ 12/ton CO2 (ongeveer 14 euro). Algemeen wordt aangenomen dat 1 kWh 0,573 kg CO2 produceert. In tabel 1 staat een algemene schatting van het typisch verbruik en de kostprijs van emissierechten in Britse ponden met tussen haakjes de bedragen afgerond in euro’s. MWh 6.000 CO2 (kg) 3.222.000 kosten £ 38.000 (e 44.000) 10.000 5.370.000 £ 64.440 (e 75.000) 20.000 10.740.000 £ 128.880 (e 150.000) 30.000 16.110.000 £ 193.320 (e 225.000) 40.000 21.480.000 £ 257.760 (e 300.000) Tabel 1. Geschat CO2-verbruik en kostprijs van emissierechten in Verenigd Koninkrijk. Op de website van de Carbon Trust zal een ranglijst op basis van prestaties worden gepubliceerd. Er zullen strafpunten en bonussen worden toegekend afhankelijk van de positie op de ranglijst. Meer informatie is te vinden op de link www. defra.gov.uk/carbonreduction, voor de eerste versie van de User Guide March 2009. impact op het datacenter Verschillende factoren (onder andere kosten, locatie, toegang tot elektriciteit en breedbandtoegang) maken dat grote datacenters die binnen de CRC-categorie vallen, ontworpen zijn om tien tot twintig jaar en langer mee te gaan en om verder te groeien en uitgebouwd te worden. De uitbreiding van de onderneming en toename van het aantal servers levert dan ook onvermijdelijk strafpunten op omwille van het bijkomende energiegebruik. Serverconsolidatie en virtualisering zijn de meest voor de handliggende manieren om het elektriciteitsverbruik te verminderen. Onderzoek heeft uitgewezen dat een server bijna 70 % van zijn nominaal vermogen verbruikt als hij niet actief is. Consolidatie zal dus een aanzienlijke besparing opleveren. Microprocessors zijn vandaag uitgerust met functies voor energiebeheer en leveren met minder stroom steeds meer rekenkracht. Ondanks alle technische vooruitgang zal er een punt komen waarop de Capex voor continue systeemupgrades om het energiegebruik te reduceren de door het CRC opgelegde strafpunten zal overstijgen, vooral als er voortdurend nieuwe servers worden ingeschakeld. efficiëntie verbeteren Hoewel serverconsolidatie en virtualisering de energie-efficiëntie aanzienlijk kunnen verbeteren, scheppen ze vaak andere energieproblemen, vooral wat betreft bladeservers en clustercomputing. Dat is het geval wanneer servers dichtbij elkaar moeten worden geplaatst door het korte bereik van de I/O-interconnect die doorgaans 7 – 15 m bedraagt. Het mogelijke nettoresultaat is een slechte energiebalans en koeling, wat resulteert in hotspots en energie-inefficiëntie. 10GBase-T als server-naar-serverinterconnect is een mogelijke oplossing voor dit probleem. Recente vooruitgang in de ontwikkeling van transceiverchipsets en initiatieven door de IEEE802.3az Energy Efficient Ethernet task group zorgen voor een steeds grotere reduc- tie van het stroomverbruik van deze transceivers. Hierdoor introduceren OEM’s vandaag 10GBase-T-hardware. In combinatie met de grote vooruitgang op het gebied van I/Ocapaciteit en kortere wachttijden dankzij versnellingstechnieken, is ethernet vandaag een levensvatbare optie voor HPC-clustercomputing (high-performance computing) en opslagsystemen met glasvezel over ethernet. Het 100 m-bereik van 10GBase-T laat toe dat servers in clustercomputing over het datacenter kunnen worden verspreid, zodat systeemontwerpers load balancing en de overeenkomstige koeling kunnen optimaliseren. Dat zorgt voor een lager energiegebruik en een grotere efficiëntie. Een groter bereik en een grotere ontwerpflexibiliteit die meer configuraties toelaat, zullen bijdragen tot minder hotspots en daarmee het aantal storingen van de installaties verminderen. Bovendien zullen vermogensbelasting en koeling beter worden verdeeld en zal de nauwkeurigheid van CFDmodeling (computational fluid dynamics) toenemen. Hoewel hulpprogramma’s, zoals CFD, in grote mate bijdragen tot de planning en het ontwerp van datacenters, wordt het maximale vermogen dat op de apparaten wordt aangegeven meestal met 25 % overschreden. Er zal dus altijd een discrepantie blijven bestaan tussen de ‘gemodelleerde’ en de werkelijke werkingscondities. Voor meer efficiëntie en om een nauwkeuriger beeld te krijgen van wat er gebeurt, moet het energiegebruik worden gemeten op het apparaat zelf om te achterhalen hoeveel energie er door welke apparaten wordt verbruikt. conclusie Er is inzake energiebeheer en energie-efficiëntie heel wat vooruitgang geboekt, onder meer op het gebied van microprocessoren, energiebeheer voor servers, ventilatoren, luchtdoorvoer in serverracks en koelingsystemen. Een groot deel van de winst dreigt echter verloren te gaan door een slecht ontwerp of een gebrek aan flexibiliteit, met energieinefficiëntie tot gevolg. Toekomstige ontwerpen zouden rekening moeten houden met nieuwe of opkomende technologieën, zoals ‘energy efficient ethernet’, met een potentiële energiebesparing door minder verbruikende en beter beheerde apparaten en door een grotere flexibiliteit in het ontwerp van de netwerkarchitectuur. E n e rg i evo o rz i e n i n g “Simpel concept met weinig componenten” Hitec pioniert met dieselroterende ups-systemen Ferry Waterkamp is hoofdredacteur van DatacenterWorks hitec power protection heeft een lange geschiedenis op het gebied van ups’s. al in 1969 introduceerde het nederlandse bedrijf – toen nog opererend onder de naam holec power protection – de dieselroterende ups waarop hitec twintig jaar lang het patent had. datacenterworks bracht een bezoek aan hitecs hoofdkantoor in almelo, waar ook de productie en testen van de systemen gebeuren. “In de Eemshaven staan dieselroterende ups-units met een gezamenlijk vermogen van circa 35 MVA, samen genoeg om een stad als Groningen mee te voeden.” 22 | datac e nte rwo r ks Hoewel zo’n 80 % van Hitecs productie is bedoeld voor de export, heeft het bedrijf ook in ons land een lange lijst met aansprekende referenties. De dieselroterende ups-systemen (drups) van Hitec staan onder andere opgesteld in een datacenter in de Groningse Eemshaven en KPN heeft de systemen toegepast in zijn nieuwe cybercentra in Haarlem, Almere en Aalsmeer. “Telecom is momenteel een belangrijke driver voor de datacentermarkt”, zegt Hitecs marketingmanager Jasper Kerkwijk. “KPN is van analoog naar digitaal gegaan om triple-playservices te kunnen aanbieden. Die digitale infrastructuur is een datacenter op zich. Met die overstap liep Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk voorop, maar je ziet die ontwikkeling nu overal ter wereld. De telecomsector heeft weinig last van de crisis en dat is goed nieuws voor ons.” De inductiekoppelingen liggen klaar om te worden gemonteerd op het frame. kpn eerste klant De geschiedenis van Hitec gaat terug tot 1959 toen het eerste ‘battery no-breaksysteem’ op de markt kwam. Ook toen was een telecombedrijf de afnemer. Kerkwijk: “De Koninklijke PTT had er genoeg van dat de verbindingen wegvielen als de stroom wegviel en gaf de opdracht daarvoor een oplossing te bedenken. Dat werd een 20 kVA battery no-breaksysteem. Systemen met batterijen voeren we nu niet meer in ons assortiment. Inmiddels zitten we al op 2 MVA per unit, tot circa 40 MVA per systeem.” In 1969 bracht Holec als eerste leverancier een dieselroterende ups op de markt met een vermogen van 300 kVA. De eerste klant voor dat systeem was de Nederlandse luchtvaartmaatschappij KLM. De tweede generatie inductiekoppeling waarvan Hitec nog altijd ge, werd in 1991 geïntroduceerd. hitec power protection De geschiedenis van Hitec Power Protection gaat terug tot 1956 toen het eerste ‘batterijroterende ups-systeem’ op de markt werd gebracht. In 1963 volgde een fusie met enkele andere Nederlandse bedrijven, waarna Holec ontstond met Holec Power Protection als dochteronderneming. In 1998 werd de naam gewijzigd in Hitec Power Protection. Inmiddels is Hitec onderdeel van de IMD-holding (Industrial Marine Diesel). Hitec heeft momenteel vestigingen in de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Dubai, China, Singapore, Taiwan, Maleisië en Almelo waar het hoofdkantoor staat. “We hebben plannen van onze vestiging in Maleisië het Aziatische hoofdkantoor te maken met een eigen productiefaciliteit”, zegt Jasper Kerkwijk, marketingmanager van Hitec Power Protection. “Dat stond al gepland, maar dat hebben we door de economische crisis iets gefaseerder moeten aanpakken.” Hitec Power Protection heeft wereldwijd circa tweehonderd medewerkers in dienst van wie zo’n 140 in Almelo. Het bedrijf richt zich behalve op de telecom- en datacentermarkt ook op de financiële dienstverlening, luchtvaart, chipindustrie en procesindustrie. 50 % van de systemen die Hitec produceert, wordt geplaatst in datacenters. |23 P ra kti j k werking Hitecs dieselroterende ups werkt met een standaard dieselmotor en een generator, zoals je die ook aantreft bij statischesystemen, om naast ononderbroken ook continue stroom te garanderen. Tussen die twee componenten wordt een kinetische energiemodule geplaatst. “De energie slaan we op in een binnenrotor die per minuut drieduizend rotaties meer maakt dan de buitenrotor”, legt Kerkwijk uit. “De energie in het binnenvliegwiel wordt onttrokken als er problemen zijn met de stroomvoorziening.” Op het moment dat de stroomvoorziening buiten de gestelde specificatie valt of helemaal wegvalt, wordt het energienet afgeschakeld. Hierna geeft de inductiekoppeling haar energie direct af aan de belasting. Binnen 2 tot 3 s is de dieselmotor op toerental waarna de inductiekoppeling de dieselmotor ondersteunt, totdat deze geheel stabiel is. Vanaf dat moment wordt er overgeschakeld van netbedrijf naar dieselbedrijf. Als het energienet weer in orde is, synchroniseert de ups met het stroomnet waarna weer wordt teruggeschakeld naar netbedrijf. Volgens Kerkwijk werkt de roterende ups ook als een ‘actief filter’ om problemen op het net eruit te halen. “Het systeem filtert er bijvoorbeeld harmonische vervuiling en kleine pieken en dalen uit. Zo voorkom je dat de dieselmotor elke keer start bij kleine problemen op het net.” simpel concept “Het is een simpel concept met weinig componenten, en dat heeft zijn effect op de betrouwbaarheid”, benadrukt Kerkwijk. Andere voordelen van een dynamisch systeem ten opzichte van een statisch systeem zijn volgens de marketingmanager de hogere energie-efficiëntie en het geringere ruimtebeslag. “Het verschil in energieefficiëntie ligt tussen de 3 tot 5 %. Daarnaast heb je bij een statische ups naast de ups, dieselmotor en generator ook nog zaken als batte- rijen, een geconditioneerde batterijruimte en vermogenselektronica nodig. Die onderdelen vervangen wij door de kinetische module en dat kan bij grotere vermogens een ruimtebesparing opleveren van 40 tot 60 %.” Kerkwijk geeft aan dat deze berekening voornamelijk opgaat voor datacenters met grotere vermogens. “Ik heb het niet over een datacenter met 400 kVA of minder, want daar is statisch veel concurrerender. Daar kunnen wij niet aan tippen. In de datacenters waaraan wij vooral leveren, heb je het echt over vermogens boven 5 MW, en vaak nog veel meer. In de Eemshaven staan dieselroterende upsunits met een gezamenlijk vermogen van ongeveer 35 MVA, samen genoeg om een stad als Groningen mee te voeden.” concurrentie De ups-leverancier uit Almelo heeft twintig jaar lang (tot 1989) het patent gehad op de dieselroterende ups. Concurrentie komt vooral van het Duitse Piller en het Belgische Euro-Diesel. “Euro-Diesel biedt een kopie van ons concept, Piller biedt een combinatie van wat wij doen en wat statische mensen doen; dus een combinatie van een vliegwiel en vermogenselektronica”, zegt Kerkwijk. Volgens hem zijn statische ups-systemen echter nog altijd de grootste concurrent voor Hitec, ondanks de voordelen die dynamische systemen volgens de marketingmanager te bieden hebben. “Vooral in de Verenigde Staten en Azië is de computerwereld nogal op statische techniek gericht, omdat de meeste statische producenten daar vandaan komen. In Europa zijn we iets meer aan mechatronische techniek gewend, omdat alle roterende producenten uit Europa komen.” Een argument voor het gebruik van statische ups-sytemen is de ‘autonomy time’. Op batterijen kun je doorgaans zo’n 10 tot 20 min. blijven draaien, terwijl een dynamische ups een paar seconden noodstroom levert en daarna op diesel overschakelt. “Die extra tijd is al- Voordat de ups-systemen naar de klant gaan, worden ze nog uitvoerig getest in het testveld van Hitec. Het testveld biedt plaats aan acht ups-systemen met een gezamenlijk vermogen van maximaal 20 MVA. “Als de storing langer duurt moet je zeker weten dat de dieselmotor start, en dan maakt het niet uit of je een autonomy time hebt van 10 s of van 20 min.” datac e nte rwo r ks De dieselroterende ups volledig in beeld, met van links naar rechts de generator, inductiekoppeling en dieselmotor gemonteerd op een solide frame. leen een schijnvoordeel”, legt Kerkwijk uit. “Als de storing langer duurt, moet je zeker weten dat de dieselmotor opstart. Start de motor niet, dan maakt het niet uit of je een autonomy time hebt van 10 s of van 20 min. Als de dieselmotor defect blijkt te zijn, krijg je die ook niet binnen 20 min. gerepareerd. Onze Amerikaanse collega’s zeggen dan altijd: ‘You’re screwed anyway’. Dat is een gedachtegang die nog moet veranderen.” ride through Hitec introduceerde vorig jaar met het Ride through-systeem een variant op de dieselroterende ups. Bij dit systeem is de dieselmotor vervangen door een stalen vliegwiel die gedurende 15 tot 30 s energie levert met een output van 400 tot 1.250 kVA. Het systeem is dan ook speciaal bedoeld voor korte stroomonderbrekingen. “Het Ride through-systeem is vooral geschikt in combinatie met een dieselgenerator of in situaties waarin wel sprake is van kritische processen, maar waarin een diesel-ups te hoog is gegrepen”, vertelt marketingmanager Jasper Kerkwijk. “De kosten per incident zijn dan te laag om een diesel-ups te kunnen rechtvaardigen. In die situatie moet je dan accepteren dat je niet beschermd bent in geval van een lange stroomstoring.” advertentie ACG klimaattechniek: dé specialist in het creëren van het juiste klimaat in datacenters. ACG klimaattechniek adviseert, ontwerpt en installeert bedrijfszekere en energiezuinige klimaatoplossingen. Ook in úw computerruimte of datacenter. Kijk op: www.acgklimaat.nl - klimaatadvies ontwerp realisatie onderhoud 24-uurs service energiezuinige klimaatoplossingen Westbaan 280 - 2841 MC Moordrecht 0182 395388 - [email protected] - www.acgklimaat.nl |25 Ma n ag e m e nt Jan Wiersma is manager R&D datacenter bij vts Politie Nederland en international director bij Data Center Pulse. het woord ‘datacenter’ kent vele definities, die zelfs binnen organisaties en hun afdelingen niet gelijk zijn. data center pulse (dcp) probeert deze spraak verwarring te tackelen door een datacentermodel te introduceren dat moet zorgen voor een eenduidig beeld van ‘het datacenter’. jan wiersma van data center pulse zet het model uiteen. Basisbouwblokken maken het datacenter Data Center Pulse Stack Als je denkt aan een datacenter, welk beeld heb je dan daarbij? Ongeveer elk van de volgende beelden past hierbij: elektrische & mechanische systemen, netwerkinfrastructuur, opslag, virtualisatie, applicaties, beveiliging, cloud, grid, open source, unified computing, et cetera. Probeer je dan eens voor te stellen hoe al deze onderdelen passen in gebieden als efficiëntie, duurzaamheid, of de totale CO2-uitstoot van je organisatie. Al snel wordt duidelijk dat een datacenter een complexe omgeving is, waarin vragen als de totale efficiëntie van de datacenteromgeving lastig kunnen worden beantwoord voor het hoger management. Waar start je met meten in een dergelijke omgeving? Zijn de juiste technieken hiervoor wel beschikbaar? Welke meetmethode is van toepassing op welk deel van het datacenter? Datacenterprofessionals over de hele wereld worstelen met dezelfde problemen en uitdagingen. andere golflengte De datacenterindustrie ontwikkelt zich in een sneltrein vaart; sneller dan ooit te voren. Ondanks al deze ontwikkelingen staan facilitaire (datacenter) en IT-professionals voor de uitdaging gezamenlijk de problemen voor hun organisatie aan te pakken. Soms krijg je het gevoel dat de verschillende afde26 | lingen en professionals niet op dezelfde golflengte zitten. Wat hebben virtuele servers te maken met 3-fasestroom? Is de ITafdeling wel eens langs geweest om te vragen om meer stroom zonder rekening te houden met de benodigde additionele koeling? Zijn er hotspots op plaatsen waar je nooit servers had verwacht? Heeft virtualisatie een impact gehad op je netwerkinfrastructuur? Op je beveiligingsprotocollen? Wat betekent ‘cloud computing’ voor je datacenter? Hoe breng je al deze datacenterdisciplines bij elkaar om gezamenlijk datacenterproblemen aan te pakken en op te lossen? Het gat tussen IT en facilitair is niet langer een onderwerp van discussie. Op bijna elk datacentercongres is er ten minste een sessie over dit fameuze gat, maar welke tools staan er tot je beschikking om dit gat te dichten? Ondanks de groeiende energiedichtheid, moeten datacenterprofessionals het datacenter draaiende houden, terwijl ze worden geconfronteerd met uitdagingen rond energie-efficiëntie en slecht communicerende afdelingen. groen Ondertussen is ‘groen’ het hypewoord geworden, dat we tegen komen in zo’n beetje elk facet van ons leven. Datacenters vormen geen uitzondering in deze groene marketinggolf en worden gezien als gemakkelijke doelen wegens de grote, geconcentreerde water- en energieconsumptie. Nieuwe groene oplossingen zijn soms niet zo groen als ze lijken vanwege de complexiteit van datacenteromgevingen. Nieuwe, groene techniek kan zelfs de huidige geïmplementeerde efficiëntie en besparingsoplossingen verstoren. Bedrijven worden soms gedwongen om CO2-reducerende technieken te implementeren zonder het effect te overzien voor de gehele datacenteromgeving. Overheidsinstellingen over de gehele wereld hebben de stijging in energieafname gezien in de datacenteromgevingen en zien dat de trend alleen maar omhoog gaat. Het is een kwestie van tijd voordat regulering wordt ingevoerd, goedschiks of kwaadschiks. Hierbij worden bedrijven geconfronteerd regels toe te passen in een datacenteromgeving die hier nooit voor ontworpen was. We weten allemaal dat de duidelijkste druk op het datacenter voortkomt uit de stijgende kosten. De onzekere economische situatie zorgt ervoor dat je op zoek bent naar mogelijkheden kosten te reduceren en het datacenter nog efficiënter te maken. Het datacenter is in beeld bij de CFO en de focus is gericht op de reductie van de kapitaalsinves- datac e nte rwo r ks Door de DCP Stack als een routekaart te gebruiken kunnen alle wijzigingen in het datacenter worden getraceerd en de afhankelijkheden worden bepaald. |27 Ma n ag e m e nt teringen en operationele kosten. Welke industriestandaard en meetmethode zijn van toepassing op jouw datacenter en helpt je om je CFO-resultaten te tonen? Het is tijd om als eindgebruikers samen te gaan werken en de bovenstaande problemen te adresseren. eigenarenbijeenkomst Hier komt Data Center Pulse (DCP) in beeld. In september 2008 werd deze datacentereindgebruikersgroep opgericht met een simpel doel: het beïnvloeden van de datacenterindustrie via eindgebruikers. De DCP telt op dit moment zo’n 1025 datacentereigenaren en -beheerders die meer dan 600 bedrijven in 45 landen vertegenwoordigen. DCP-leden zijn de klant. Zij zijn de mensen die jaarlijks over de uitgaven van miljoenen euro’s beslissen en de IT-economie aandrijven. In februari 2009 is door DCP een bijeenkomst georganiseerd. Deze had plaats in Santa Clara, Californië, Verenigde Staten en online. Het doel was gezamenlijk te brainstormen over de grootste uitdagingen waarvoor datacentereigenaren op dit moment staan. De resultaten van deze bijeenkomst zijn de volgende dag aan de industrie gepresenteerd. Tijdens dit proces is duidelijk geworden dat er een sleutelcomponent mist. Er ontbreekt een gezamenlijk framewerk dat alle aspecten van het datacenter adresseert: de basisbouwblokken die elk datacenter ter wereld maken, onaf hankelijk van de locatie, functie of bedrijfsactiviteiten. Tijdens de bijeenkomst had de ‘Cloud computing’-groep de taak duidelijk te krijgen welke datacenteraf hankelijkheden er zijn binnen een organisatie. Door dit in beeld te brengen wordt het voor eindgebruikers mogelijk het potentieel te bepalen van outsourcing naar een cloud-techniekoplossing. Tijdens de discussie over deze relatief jonge techniek gaf een aanwezige datacentereigenaar, een grote financiële instelling, zijn blik op zijn datacenteromgeving. Die blik bestaat uit een stapel bouwblokken; de fundamentele ingrediënten die gezamenlijk een datacenter maken. Alle blokken hebben een relatie en wanneer aan de knoppen van een 28 | blok wordt gedraaid, heeft dat effect op de andere blokken. Er is besloten dit model verder te ontwikkelen in een basismodel dat de gebruikers en aanbieders een eenduidige blik moet geven op de complexe datacenteromgeving. De DCP Stack is het resultaat van het originele voorstel en de input van diverse datacentereigenaren en -beheerders in de afgelopen tijd. tacenter. Bijvoorbeeld PUE voor het MEPonderdeel of enkele ‘useful work’ meetmethoden, zoals DCeP, bij het platformonderdeel. Elk van de meetmethode zou dan samen kunnen worden gevat in een top-levelefficiëntiemetriek die ook de CO2-score bepaald (Carbon Score – Out). Het datacenter moet worden gevoed met energie en deze wordt ergens opgewekt. De duurzaamheid waarmee de energie wordt opgewekt, bepaalt de Carbon Score – In. Omdat duurzaamheid niet alleen bestaat uit De (door)ontwikkeling ervan heeft een simpel doel: een model leveren dat elk datacenter beschrijft en zorgt voor een gemeenschappelijke taal en kader. Het gaat uit van een aantal basisvragen: Waar is het datacenteronderdeel? Wat voedt het datacenteronderdeel in de keten? Hoe is het onderdeel ontworpen? Wat doet het? Door naar elk bouwblokje afzonderlijk te kijken en de bijbehorende meetmethoden te selecteren, wordt het gemakkelijker deze binnen elk datacenter op dezelfde manier te meten. De volgende stap is toepassing van een industriebreed geaccepteerde meetmethode voor elk blokje dat onderdeel is van het da- een CO2-score, geeft de suntainabilitykolom ook een overzicht van de relevante onderdelen uit het Geenhouse Gas Protocol. (http://www.ghgprotocol.org/). Maar hoe wordt de vraag nu beantwoord; ‘Wat hebben virtuele servers te maken met 3-fasestroom?’ Door de DCP Stack als een routekaart te gebruiken kunnen alle wijzigingen in het datacenter worden getraceerd en de af hankelijkheden worden bepaald. Voorbeeld: 3-fasestroom is vaak noodzakelijk voor nieuwe servers die worden gebruikt bij virtualisatie (server/MEP). De nieuwe server werd geleverd met een nieuwe SAN-switch en array (storage/network). datacentermodel datac e nte rwo r ks Alle nieuwe IT-apparatuur had meer koeling nodig en moest daarom in een locatie worden geplaatst, waar meer luchtvolume kon worden geboden (physical/spatial/ MEP). Na de installatie van de nieuwe servers, SAN-switch en array, kan er tien keer meer werk worden gedaan dan met de oude apparatuur, maar de koeling is minder efficiënt en de nieuwe IT-apparatuur neemt meer energie af. Op de individuele lagen van het model zijn de verhoudingen gewijzigd, maar de top-levelefficiëntiescore is omhoog gegaan en hiermee is de CO2-score verbeterd. Ook al is de cooling in dit voorbeeld minder efficiënt geworden, dan kan het zijn dat de werkzaamheden in het datacenter als totaal een betere efficiëntiescore opleveren. denken te zetten. Mee eens? Mee oneens? Andere ideeën? We horen het graag. DCP en zijn leden nodigen iedereen uit deel te nemen in de ontwikkeling van het model. Door een mail te sturen naar [email protected] kun je laten weten dat je wilt deelnemen. In de komende weken zal het huidige DCP Stack-team FAQ’s uitbrengen en voorbeelden hoe je het model kunt toepassen met verschillende meetmethoden, om de toepasbaarheid van het model te toetsen en verduidelijken. Het stack-model is te vinden op http:// stack.datacenterpulse.org. Kijk op de website en op het DCP YouTube-kanaal voor meer updates. feedback gevraagd De leden van DCP geloven dat er een gemeenschappelijk model nodig is om het datacenter te beschrijven, erover te communiceren, te innoveren en mensen aan het data center pulse Data Center Pulse (DCP) is een groeiende, nonprofit datacenterindustriegroep. Opgericht eind 2008, werd DCP al snel een van de grotere industriegroepen voor exploitanten en beïnvloeders van de datacenterindustrie. De missie van DCP is eindgebruikers samenbrengen, informatie delen, ‘best practices’ en volgende generatieoplossingen definiëren, en daardoor de datacenterindustrie en leveranciers te beïnvloeden. De leden van DCP zijn individuen die dagelijks datacenterproducten en -diensten evalueren, adviseren en kopen. Zij vertegenwoordigen miljoenen euro’s van jaarlijkse aankopen. Contact: [email protected] Lid worden: http://datacenterpulse.org/JoinUs Volgen: http://twitter.datacenterpulse.org http://youtube.datacenterpulse.org http://datacenterpulse.org/ InTheNews http://datacenterpulse.org/Blogs advertentie Wilt u ook uw datacenter efficiënter maken? 24 November 2009- Grand Hotel Krasnapolsky - www.datacenterdynamics.nl De manier waarop datacenters worden ontworpen, gebouwd en beheerd is continu in verandering. Meer regulering, schaarste van middelen en het economische klimaat zijn factoren die zullen bijgedragen aan een verandering in de datacenter-strategie van menige organisatie. Op het vijfde jaarlijkse DatacenterDynamics Congres & Expo te Amsterdam zult u leren hoe het gestrande vermogen los te laten, meer te doen met minder en het juiste evenwicht te vinden tussen de productiviteit en de efficiëntie van uw datacenter. Het programma: de uitdagingen in 2010 • Groene Oplossingen: hoe kunt u uw precieze ‘carbon footprint’ vaststellen en wat zijn de haalbare opties om uw datacenter groener te maken? • Energiebesparing: hoe kunt u de prestaties per watt in uw datacenter maximaliseren en tegelijkertijd de beschikbaarheid en flexibiliteit waarborgen? • ‘Real Time’ Infrastructuur: meten is weten maar hoe kunt u een strategie, die het energieverbruik meet en controleert, ontwikkelen en effectief hanteren om uw IT en Facility infrastructuur te optimaliseren en de stap naar een ‘real-time’ infrastructuur mogelijk te maken? • Virtualisatie en ‘Cloud computing’: wat is de impact van ‘cloud computing’, virtualisatie, ‘service orientated architecture’ en andere nieuwe ‘computing’ platformen op het ontwerp en het functioneren van uw datacenter? Een kleine selectie van de sprekers op het congres: Liam Newcombe Consultant, Data Centre Group, British Computer Society Mark Bouman Senior Datacenter Expert, VTS Politie Nederland Suzanne van den Oudenhoven Teammanager Datacenter Management, KLM Wim Verdouw ICT Architect Infrastructure, IB-Groep Reserveer uw plek voor 9 oktober en bespaar €100! Om uw plek te reserveren kunt u telefonisch contact opnemen met Miel Dister op +31 30 8799 069, een email sturen naar [email protected] of het online formulier invullen op www.datacenterdynamics.nl. AMSTERDAM - 24 NOVEMBER 2009 B e ka b e l i n g datac e nte rwo r ks Keith Sulivan en Guillermo Idáñez zijn respectievelijk sales director manager en marketing programmes & communica tions manager voor private networks Emea bij Corning Cable Systems (www.corning.com/cablesystems) Migratietraject naar 40G en 100G Gestructureerde bekabeling maakt overgang probleemloos samen met de behoefte aan hogere transmissiesnelheden wordt de vraag naar geavanceerde datacenters beïnvloed door stijgende energieprijzen, efficiëntere koeling, ruimtebesparing en de milieuproblematiek. uiteindelijk zal de stijgende vraag naar bandbreedte een migratie vereisen die 10g overschrijdt, naar 40g en zelfs 100g. In een recent rapport, ‘10G/40G/100G Market Size and Forecasts’, beklemtoont Infonetics Research dat de 10G-markt expandeert en op middellange termijn zal blijven groeien, ‘40G groeit snel en 100G zal binnenkort verschijnen en tegen 2013 een hoge vlucht kennen’. Infonetics Research voorspelt voor de periode tussen 2007 en 2011 een gemiddelde jaarlijkse groei van 59 % voor alle 40G enterprise- en serviceproviderproducten. Om aan deze eisen te voldoen, heeft het Amerikaanse Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE) in januari 2008 een taskforce (802.3ba) belast met de ontwikkeling van een norm voor de 40G- en 100G-ethernetoplossingen van de volgende generatie. De 40G-zijde dekt de onmiddellijke behoeften op de datacentermarkt, terwijl de 100G-zijde bedoeld is voor highperformance-computing, netwerk aggregatie, core-switching en routingtoepassingen. De doelstellingen omvatten onder andere een multimode-vezeltoepassing van minstens 100 m via OM3-vezels. Tijdens een tweede ontmoeting in mei 2008 voegde de IEEE 802.3ba-taskforce diverse aanbevelingen toe als uitgangspunt voor de eerste versie van de nieuwe 40G- en 100Gnorm. De taskforce heeft gekozen voor parallel optics als basis voor de nieuwe norm, die volgens plan tegen het midden van 2010 klaar zou moeten zijn. Normaliter lopen normen ongeveer drie jaar voor op de concrete portverkoop, zodat deze voor ‘early adopters’ rond 2013 kan worden verwacht. Ervan uitgaand dat een gestructureerde bekabeling gedurende vijftien tot twintig jaar kan worden gebruikt, is het in zowel strategisch als financieel opzicht zinvol bij de planning en installatie van netwerken vandaag al rekening te houden met 40G/100G. en 50173-5 De recentste norm voor gestructureerde bekabeling in datacenters, EN 50173-5, schrijft voor dat de bekabeling is opgebouwd volgens een gecentraliseerde architectuur, waarbij alle kabels van de equipment outlets terug naar een centrale main distributor (eventueel via een zone distributor) worden geleid. De gebruikte glasvezelbekabeling moet minimaal van OM3-kwaliteit zijn, en de aansluitingen moeten worden uitgevoerd met LC-duplex-connectoren of high-density MTP- respectievelijk MTOconnectoren. Het combineren van eisen van de EN 501735 met het voorstel van de IEEE 802.3abtaskforce om een probleemloze overgang van 10G naar 40G en uiteindelijk naar 100G te verzekeren, is alleen mogelijk op basis van een gestructureerd bekabelingsysteem met high-density MTP-verbindingen tussen de main distributor en de local distributor. Daardoor kan vandaag met MTP-LCduplex-breakout modules een 10G-systeem worden opgebouwd, dat later met 12-vezel MTP-connectoren zonder vervanging van de bekabeling kan worden omgebouwd voor 40G en 100G. De migratie van 10G- op 40G- en 100Gethernet is alleen mogelijk door de ontwikkeling en omzetting van gestructureerde bekabelingsystemen die zijn gebaseerd op: 1.grote bandbreedte, laser-optimized 50 µm multimode-vezels; 2.modulaire aansluitelementen met hoge dichtheid; 3.parallelle optische transmissie. Alleen zo’n systeem biedt de betrouwbaarheid, beheerbaarheid, flexibiliteit en uitbreidbaarheid die nodig is voor een probleemloze migratie op hogere transmissiesnelheden. |31 Ko e l i n g om3-glasvezel OM3 is de minimale vezelkwaliteit die momenteel in aanmerking wordt genomen door de IEEE 802.3ab-taskforce voor 40G- of 100G-transmissie. Met een 50 µm-kern die is geoptimaliseerd voor het gebruik met 850 nm VCSEL-lasers kunnen OM3-vezels in 10Gtransmissies afstanden van 300 m overbruggen, terwijl voor 40G en 100G 100 m als doelstelling is gepland. Eerste tests hebben aangetoond dat bij een bandbreedte van 2.000 MHz.km een afstand van circa 150 m bereikbaar zou moeten zijn met OM3-vezels. Men gaat ervan uit dat met ‘enhanced’ OM3-vezels met een bandbreedte boven 4.700 MHz.km en een transmissiesnelheid tot 100G zelfs afstanden van meer dan 250 m kunnen worden overbrugd. Een recente studie over verbindingslengten in datacenters heeft aangetoond dat een bereik van 100 m volstaat voor ongeveer 70 % van alle datacenterverbindingen, een verbindingslengte van 250 m zou geschikt zijn voor circa 99 % van alle toepassingen. Momenteel wordt er in de IEEE 802.3ae niet gepraat over het gebruik van vezels van de kwaliteitsniveaus OM1 of OM2, omdat de structuur en de bandbreedte lange verbindingen verhinderen. Daarom is het gebruik van kwalitatief hoogwaardige OM3-vezels een absolute voorwaarde voor een bekabelingsysteem om voorbereid te zijn op toekomstige technologie. 40g- en 100g-transmissievoorstellen De IEEE 802.3ae-taskforce werkt momenteel aan drie transmissieprotocollen voor de 100G-transmissie: • MMF OM3 parallel SDM (space division multiplexed); • MMF OM3 2 wavelength CWDM (course wavelength division multiplexing); • SMF OS2 10 wavelength CWDM. De eerste methode maakt gebruik van voordelige VCSEL-lasers voor de transmissie van tien parallelle 10G-signalen in tien afzonderlijke kanalen, die dan op het einde van de verbinding weer worden gecombineerd. Deze methode heeft vele voordelen, in het bijzonder de lage kosten voor de apparatuur en voor de voeding en koeling van de lasers. De tweede methode verzendt gegevens op twee verschillende golf32 | lengten van elk 10G via vijf afzonderlijke vezels, waardoor een totale transmissiecapaciteit van 100G ontstaat. Deze methode maakt gebruik van duurdere golflengtemultiplextechniek en vereist krachtigere lasers om dezelfde 100G-transmissie te bereiken. De derde methode verzendt tien verschillende golflengten van elk 10G door één enkele singlemode-vezel, waardoor een totale transmissiecapaciteit van 100G ontstaat. Deze methode gebruikt veel duurdere singlemode-lasers en golflengtemultiplextechniek. De transmissie van parallelle signalen via meervoudige vezels is geen nieuwe techniek. Infiniband-transmissietechniek in 4-, 8- en 12-vezeluitvoering bestaat sinds 1999 en wordt vooral gebruikt in highperformance computer- en serverclusters. Deze transmissieapparaten maken allemaal gebruik van MTP/MPO-interfaces en beschikken over VCSEL-transmitter arrays met dezelfde configuratie als de vezels in de MTP/MPO-connectoren. hoge dichtheid en modulaire connectiviteit Naast prestaties speelt ook de keuze van de fysische verbindingstechniek een centrale rol bij de ontwikkeling van een migratietraject voor gestructureerde bekabelingomgevingen in het kader van een parallele optische architectuur. En in deze omstandigheden valt de keuze bij voorkeur op high-density, pre-terminated OM3-componenten op MTP/MPO-basis, met trunks, breakout modules en breakout harnesses. MTP/MPO-trunks kunnen tot 80 % van de installatietijd besparen in vergelijking met traditionele optische oplossingen. Nog belang rijker is echter hun flexibiliteit: ze bieden de mogelijkheid zowel seriële als parallelle signalen te verzenden. Connectiviteit op MTP-basis is ook een kritieke factor. MTP/ MPO-connectoren vertegenwoordigen een robuuste en betrouwbare techniek, die ook 40G/100G-transmissies ondersteunt. Hetzelfde geldt voor de nieuwe viervoudige, kleine transceiver (quad small-factor pluggable - QSFP), een parallelle optische module met een high-density interface met twaalf vezels, het resultaat van de gemeenschappelijke inspanningen van verschillende telecommunicatiebedrijven om een geïntegreerde, 4-kanaals optische transceiver te ontwikkelen en te definiëren. datac e nte rwo r ks zenden en twaalf vezels 10G ontvangen en een totale transmissieverhouding van 120G leveren. Uitgerekend dit design maakt een vergelijking met 40G van de volgende generatie mogelijk. De 12X-QDR Inifiniband-specificaties vereisen een maximale asymmetrie van .75 ns kabelsystemen skew-performance, voor zowel de vezels als de MTP/MPO/MPO-connectoren. Dat wil zeggen dat glasvezelbekabelingarchitecturen die vandaag al voldoen aan de 12X-QDR Infiniband kabel skew-performance vereisten, geschikt zijn voor toekomstig gebruik, daar deze een probleemloze migratie naar 40G/100G parallelle optische transmissie toelaten. Om de poortdichtheid verder te verhogen zijn transceiverfabrikanten op zoek naar ontwerpen die alle verzendende en ontvangende lijnen consolideren in een enkele zendontvanger met behulp van een 24-vezelversie van de MTP/MPO-connector. Deze systemen zullen ook moeten worden opgevangen door het gestructureerde bekabelingsysteem. Ondanks de beproefde betrouwbaarheid en robuustheid van deze connectoren in de omgang met toekomstige transmissiesnelheden moeten ook aspecten als het totale connectorverliesbudget voor 40G/100G en de maximaal toegelaten asymmetrie efficiënt worden gehandhaafd. Dit om een optimaal parallel optisch systeem te verkrijgen. Om de uitwerkingen van totaal connectorverlies te minimaliseren, ontwikkelen de fabrikanten ingenieuze polijstsystemen om een maximale precisie en een optimale uitlijning te bereiken, zodat onder alle mechanische voorwaarden en omgevingsomstandigheden de best mogelijke prestaties kunnen worden geleverd. Echter zonder industrienormen, met verschillende polijstsystemen van de kabelfabrikanten, resulteert dit in bijvoorbeeld afwijkingen bij de poolgeometrie. optische asymmetrie Alhoewel de taskforce IEEE 802.3ba nog geen norm voor optische asymmetrie bij 40G/100G-toepassingen heeft vastgelegd (momenteel wordt daarover gepraat, maar er is nog geen definitieve beslissing gevallen), is deze optische asymmetrieverhouding van cruciaal belang bij de parallelle optische transmissie. Asymmetrie kan worden gedefinieerd als het verschil in transmissietijd tussen de lichtsignalen in verschillende vezels. Transmissiefouten in de vorm van latentie en bitfouten zijn zeer waarschijnlijk als de asymmetrieverhouding te hoog is, dat wil zeggen als er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de snelste en de langzaamste optische impulsen. Bij gebrek aan een norm hebben de asymmetriecriteria van 12XQDR Infiniband zich tot referentie voor asymmetrieperformance voor 40G/100G ontwikkeld. 12X-QDR Infiniband is een protocol voor de parallelle optische transmissie, waarbij twaalf vezels 10G Roadmap vezeltypen productbenaming doorvoercapaciteit (mbps) lijnsnelheid (gbaud)† 1GFC 200 1,0625 2GFC 400 2,125 4GFC 800 4,25 8GFC 1600 8,5 16GFC 3200 17 32GFC 6400 34 64GFC 12800 68 128GFC 25600 136 voorstel om4 De Internationale Organisatie voor Normalisatie en de Internationale Commissie voor Elektrotechniek (ISO/IEC) hebben in het kader van een gemeenschappelijke werkgroep (ISO/IEC JTC1 SC25 WG3) vorig jaar een voorstel gedaan voor de normalisering van een multimode-vezeltype voor hogere bandbreedte. Deze nieuwe vezelcategorie wordt voorlopig OM4 genoemd en dient als basis voor 40G/100G-ethernetoplossingen. De nieuwe prestatiewaarden liggen een aanzienlijk stuk hoger dan bij de actuele OM3: meer dan verdubbelde bandbreedte, langere nuttige afstand (verhoogde supportafstand) en lagere implementatiekosten (kleiner aantal parallelle glasvezels). Op 5 augustus 2009 gaf de TIA Standards Committee haar goedkeuring aan de specificatie-eisen voor OM4-vezel. OM4 is een lasergeoptimaliseerde, hoge-bandbreedt11-spec. technisch marktinvoering te 50 µm multimode-glasvezel. Eisen van de afgewerkt (jaar)‡ (jaar)‡ OM4-standaard zijn identiek aan die voor 1996 1997 OM3 met uitzondering van de verhoogde 2000 2001 bandbreedte 850 nm-waarden van 4.700 2003 2005 MHz.km voor laser-gebaseerde transmissie 2006 2008 (EMB) en een OFL-bandbreedte van 3.500 2009 2011 MHz.km. De ISO/IEC zal de standaard voor 2012 afhankelijk van de vraag OM4 waarschijnlijk eind 2009 of begin 2010 2016 afhankelijk van de vraag ratificeren. 2020 afhankelijk van de vraag Infiniband data rates ib speed and feeds productbenaming doorvoercapaciteit (mbps) lijnsnelheid (gbaud)† t11-spec. technisch marktinvoeafgewerkt (jaar)‡ ring (jaar)‡ 10GFC 2400 10.52 2003 2004 20GFC 4800 21.04 2007 2008 40GFC 9600 42.08 nog te bepalen afhankelijk van de vraag 4x 10 Gbps 20 Gbps 40 Gbps 80GFC 19200 84.16 nog te bepalen afhankelijk van de vraag 8x 20 Gbps 40 Gbps 80 Gbps 160GFC 38400 168.32 nog te bepalen afhankelijk van de vraag 12x 30 Gbps 60 Gbps 120 Gbps #IB Lanes Bandwidth (per lane) SDR 2,5 Gbps DDR 5 Gbps QDR 10 Gbps |33 Ko e l i n g Adiabatisch gekoelde ADCO-units Freonvrij koelen van datacenters Ton van Arkel is directeur van VA Climate een belangrijk deel van het geïnstalleerde vermogen in datacenters wordt noodzakelijkerwijs gebruikt voor de koeling van servers. de uitdaging is de hoeveelheid energie die nodig is voor koeling te reduceren. aan de hand van voorbeeldberekeningen wordt ingegaan op de mogelijkheid met een ventilatie-unit met ingebouwde hoogrendement warmtewisselaar een serverruimte gedurende een heel jaar voldoende en betrouwbaar te koelen. De vraag is hoe je de hoeveelheid energie om een severruimte te koelen kunt reduceren. De eerste stap is via een goede inventarisatie de temperaturen op de computerzalen in kaart te brengen. Uit de praktijk blijkt namelijk dat veel datacenters stelselmatig worden overkoeld. Inblaastemperaturen van onder de 16 °C vormen geen uitzondering. Bovendien treden vaak hoge temperaturen op bovenin de serverracks. Door het fysiek scheiden van de aanvoer- en retourlucht kan veel effectiever worden gekoeld zonder dat de luchtstromen kortsluiten. Hiermee worden koude en warme gangen gecreëerd. Op deze manier kan de aanvoertemperatuur van de gekoelde proceslucht worden verhoogd naar 24 °C en ontstaan er geen temperatuurverschillen over de hoogte van de serverracks. Het vermogen om de serverruimte te koelen is ongeveer gelijk aan 60 – 70 % van het afgenomen vermogen van de apparatuur in de ruimte. In het verleden is het gebruik van koeling met wisselaars en buitenlucht al vaker onderzocht. Meer dan eens zijn pogingen gestrand vanwege onvoldoende zekerheid over de levering van het benodigde koelvermogen op elk moment van het jaar. Daarbij lag de oorzaak in een te lage effectiviteit van de warmtewisselaar. 34 | In de laatste jaren zijn de warmtewisselaars sterk verbeterd. Dan doelen we in het bijzonder op de effectiviteit en de interne lekkage. Inzet van nieuwe materialen, ontwerpen en productietechnieken liggen hieraan ten grondslag. werkingsprincipe Succesvol inzetten van warmtewisselaars bij de koeling van serverruimten is interessant omdat het geïnstalleerde vermogen hiermee met ongeveer 60 % kan verminderen. Maar hoe gaat het in z’n werk? Er zijn twee luchtstromen: de eerste is de lucht uit de serverruimte die is opgewarmd door de servers. We noemen deze de proceslucht. De tweede luchtstroom betreft aangezogen buitenlucht. Beide luchtstromen worden tegelijkertijd door een warmtewisselaar gevoerd. Waarbij ze in tegengestelde richting door de warmtewisselaar stromen; het zogenoemde tegenstroomkanaalprincipe. Dit principe waarborgt de noodzakelijke hoge effectiviteit. Zo kan tot meer dan 90 % van de warmte in de proceslucht in de warmtewisselaar worden overgedragen aan de (koelere) buitenlucht. De twee luchtstromen blijven volledig van elkaar gescheiden, met andere woorden vermen- datac e nte rwo r ks ging gebeurt niet. Bij uitstroom heeft de proceslucht dus meer dan 90 % van zijn warmte afgestaan aan de buitenlucht die weer naar buiten wordt afgevoerd. De gekoelde proceslucht begint dan weer aan een nieuwe opwarmingsronde. Ten tijde van lage buitentemperaturen is het koelen geen probleem. De proceslucht kan dan gemakkelijk al zijn warmte afstaan aan de buitenlucht. Dreigt er een ongewenst diepe af koeling van de proceslucht, dan kun je altijd nog de hoeveelheid buitenlucht verlagen die door de warmtewisselaar stroomt. Het gevolg is een verminderde overdracht van warmte en een op wens geregelde koelluchttemperatuur. Meer aandacht vraagt de koeling wanneer de buitentemperatuur gaandeweg de lente en zomer stijgt! Omdat de temperaturen van de twee stromen dichter bij elkaar komen te liggen zal de proceslucht minder warmte kunnen afgeven aan de buitenluchtstroom, de proceslucht zal altijd nog gekoeld de warmtewisselaar verlaten, maar langzaam meestijgen met de buitentemperatuur. Warmtewisselaars kunnen nu eenmaal niet meer warmte overdragen dan hun effectiviteit toelaat. Met andere woorden de temperatuur van de uitstromende, afgekoelde proceslucht kan nooit lager liggen dan de intredende buitenluchttemperatuur. En ook kan de temperatuur van de uittredende (opgewarmde) buitenlucht nooit hoger zijn dan de temperatuur van de intredende proceslucht. Aan de hand van het temperatuurverschil tussen de twee stromen bij intrede in de warmtewisselaar en het effectiviteitgetal van de warmtewisselaar is de temperatuur van de (gekoelde uittredende) proceslucht te herleiden. Er moeten dus maatregelen worden genomen om bij stijgende buitenluchttemperaturen de proceslucht tot de gewenste temperatuur af te koelen. In eerste instantie is de effectiviteit van de warmtewisselaar van groot belang. Hoe hoger de effectiviteit ervan, hoe langer deze gedurende het jaar voldoende warmte uit de proceslucht kan overdragen aan de buitenluchtstroom wat leidt tot de gewenste koelluchttemperatuur. Maar als de buitentemperatuur al hoger ligt dan de (gewenste) koeluchttemperatuur is het einde der mogelijkheden voor de warmtewisselaar bereikt. adiabatische koeling VA Climate heeft in haar leveringspakket een ventilatiekast van Addi-cool waarmee een oplossing is gevonden in de vorm van verdamping van water in de buitenlucht vlak voordat de lucht de warmtewisselaar intreedt. Verdamping vergt energie. Deze energie moet door iets worden geleverd; in dit geval door de buitenlucht zelf in de vorm van af koeling van de temperatuur. Het af koelen van de luchttemperatuur via verdampen van water heet adiabatische koeling. Met het af koelen van de buitenlucht op deze goedkope manier neemt het temperatuurverschil tussen de beide stromen bij intrede weer toe, waardoor de proceslucht ten tijde van warme dagen toch weer voldoende diep wordt gekoeld. 1. Schema voor het koelen van de serverruimte. Ko e l i n g De vraag is natuurlijk of het mogelijk is om het hele jaar door gebruik van dit koelprincipe de proceslucht betrouwbaar voldoende diep te kunnen koelen. Inmiddels is bekend dat het moet komen van de effectiviteit van de warmtewisselaar en de hoeveelheid vocht die we ten tijden van warme dagen in de buitenluchtstroom kunnen verdampen. Immers hoe meer vocht we kunnen verdampen, hoe verder de temperatuur van de buitenlucht daalt en des te hoger het beschikbare koelvermogen. Hieronder wordt bij wijze van voorbeeld berekend in hoeverre volgens dit principe de gewenste koelluchttemperatuur in een serverruimte in Amsterdam wordt gehaald. Met andere woorden; hoeveel uren over een heel jaar gezien wordt de gewenste koellucht wel, en hoeveel uren niet gehaald. amsterdams klimaat In af beelding 2 is het Amsterdamse klimaat weergegeven. Uit een datafile kan voor elk uur in het jaar een temperatuur en een luchtvochtigheid worden afgelezen, in totaal voor 8.760 uur! Al deze uren zijn in de af beelding weergegeven met een punt. De weerfiles zijn files met twaalf maanden uit verschillende jaren. Zo is een representatief jaar ontstaan met extremen. Elke maand is een gemiddelde advertentie Energielijsten Wilt u altijd en overal een gedetailleerd overzicht van uw exacte stroomverbruik in uw serverruimte? Energiemanagement Geavanceerde Software Schakelen per poort C roven OE al Qu ity E&L Solutions bv Tel. 0598 - 392 000 www.el-solutions.com [email protected] P Bezoek ons op de beurs Elektrotechniek Stand 12.C048 Jaarbeurs Utrecht | 28 september - 2 oktober 2009 2. Het Amsterdamse klimaat. maand, zo zijn er geen maanden gekozen met extreem lange warme of koude perioden. Maar door de uurlijkse data zijn er wel extremen. Het is dus zeer goed mogelijk dat er wel uren voorkomen die nog ‘moeilijker’ zijn dan de in dit document genoemde moeilijke uren; deze zijn dan wel zeldzaam. Bij hoge buitentemperaturen zijn de relatieve vochtigheden altijd laag, dit is gunstig bij het gebruik van het principe van adiabatische koeling. Bij adiabatisch koelen verdampt water. Verdampen kost energie en deze energie wordt geleverd door het dalen van de luchttemperatuur. Extern wordt er geen energie aan de luchtstroom toegevoegd of onttrokken. De zogenoemde enthalpie (totale hoeveelheid warmte opgeslagen in lucht en waterdamp) blijft gelijk. Tijdens adiabatisch koelen volgt de luchtstroom de iso-enthalpielijn (blauwe diagonale lijn). De absolute hoeveelheid damp en de relatieve vochtigheid nemen toe, terwijl de temperatuur daalt. Het punt (uur in het jaar) met de hoogste enthalpie is voor het koelen van de ruimte het moeilijkste uur! In Amsterdam heeft het moeilijkste uur een temperatuur van 28,2 °C en een relatieve vochtigheid (RV) van 66 %. de koelunit In het voorbeeld wordt de serverruimte gekoeld door de ADCO5000 van Addi-cool. De units verplaatsen 5.000 m 3 lucht per uur afvoer gekoelde lucht 32 24 37,5 60 [m h ] 4912 4783 [m3h-1] 88 86 5685 temperatuur °C relatieve vochtigheid % flow droge lucht flow moisture 3 -1 flow droge lucht [kgh ] 5685 flow moisture [kgh-1] 63 63 rho [kgm-3] 1,154 1,186 cp [Jkg-1K-1] 1016,0 1016,2 koelvermogen [W] 12981 -1 Tabel 1. Grootheden in het systeem. datac e nte rwo r ks per stuk; dit geldt voor de proceslucht uit de serverruimte en voor de buitenlucht. De buitenlucht wordt eerst adiabatisch gekoeld en stroomt vervolgens door de warmtewisselaar. Tegelijkertijd doorstroomt de warme proceslucht de wisselaar, die koelt door afgifte van zijn warmte aan de buitenluchtstroom. De temperatuur van de proceslucht is 32 °C, de gewenste gekoelde lucht 24 °C (tabel 1). 3. Schema voor het koelen van de serverruimte met koudebron als back-up. Het gewenste koelvermogen wordt berekend op 13.000 W ( specifieke warmte-inhoud van lucht = cp• massa stroom van de lucht • het temperatuurverschil = ΔT). Het resultaat hiervan staat in tabel 2. effectiviteit % 181,1 drukval [PA] 195 maximale koeltemperatuur °C 22,14 Tabel 2. Resultaat. Bij een luchtstroom van 5.000 m 3/h mag de temperatuur van de buitenlucht voor intrede in de wisselaar maximaal 22,14 °C zijn om de lucht te kunnen koelen van 32 naar 24 °C. Met de huidige door ADCO 5000-unit duurt het in het Amsterdamse klimaat slechts 15 uur om de lucht voor intrede van de wisselaar maximaal op 22,14 ˚C te brengen om de lucht te kunnen koelen van 32 naar 24 °C. Onder deze omstandigheden zou de temperatuur 26,1 °C worden. De vraag is dus hoe de proceslucht toch weer op of onder de 24 °C te brengen. oplossingen Een mogelijkheid is om in kritische jaargetiiden een (huur)koelmachine stand-by te houden, eventueel met een noodaggregaat. Een fraaiere oplossing is om een koudebron te installeren die in geval van nood de additionele koeling levert (af beelding 3). Ook zou deze bron kunnen worden gebruikt voor de watervoorziening van de bevochtigingspakketten. Ook wordt verder onderzoek gedaan naar het verbeteren van de ADCO-unit door bijvoorbeeld aanpassingen van de wisselaarpakketten en/of het optimaliseren van de bevochtigingspakketten. Bovendien heeft Amsterdam een relatief vochtig klimaat, door de ligging dicht bij zee. In De Bilt bijvoorbeeld zou in alle uren adiabatisch kunnen worden gekoeld. Met de door VA Climate geleverde adiabatisch gekoelde ADCOunits, indien noodzakelijk in combinatie van met een koudebron, kan een datacenter geheel freonvrij, zonder mechanische koeling en met minimaal energiegebruik worden gekoeld. Dat is dus zeker geen utopie. advertentie ELM Security System Electronic Locking & Monitoring 10.-13. Bewaak uw geld en data! afsluiten beveiligen bewaken alarmeren Veiligheid door modulaire sluit- en bewakingssystemen Gecontrolleerde toegang meer informatie VA Climate ontwerpt en levert klimaatoplossingen voor verschillende toepassingen en is leverancier van ADCO-units van Addicool. www.vaclimate.nl. Bescherming en bewaking ■ Server racks in datacentra ■ Geldautomaten Beveiligd automatisch logbestand ■ Bedrijfs computernetwerken ■ Betaalautomaten Netwerk geschikt ■ Telecom faciliteiten ■ Ziekenhuizen, banken en universiteiten 19“ uitvoering Contact: Dhr. van Dijk Tel.: 0413-323512 [email protected] www.emka-electronic.com EMKA Benelux BV Marconiweg 2 - 5466 AS Veghel Tel. 0413-323512 - Fax. 0413-310907 www.EMKA.org - [email protected] Ma n ag e m e nt George Herber is sales manager performance management van SAS Institute. virtualisatie zorgt voor een transformatie van it-omgevingen. efficiënte bronplanning en kostenallocatie helpen om de regie over deze transformatie te houden. Slim datacenters beheren met virtualisatie Gezonde verhouding tussen fysiek en virtueel Virtualisatie is populair. Ze biedt mogelijkheden het gebruik en de performance van toepassingen te verbeteren en kan zorgen voor een besparing op hardware-investeringen. Van alle vormen van virtualisatie heeft servervirtualisatie de afgelopen jaren de snelste acceptatie doorgemaakt. De betaalbaarheid van x86-servers heeft geleid tot het ontstaan van eilandjes van rekencapaciteit en een wildgroei aan servers die niet volledig worden benut. Hierdoor wordt slechts mondjesmaat gebruikgemaakt van x86-serveromgevingen. Servervirtualisatie maakt een einde aan de ‘vastgeroeste’ status van IT-bronnen door ze in de vorm van virtuele activa op andere locaties beschikbaar te stellen. beheervoordelen Servervirtualisatie biedt voordelen, zoals een efficiënt gebruik van gedeelde IT-bronnen, uitwijkfunctionaliteit en de mogelijkheid bronnen te migreren en te consolideren met minimale verstoringen. Snelle uitbreiding van capaciteit zorgt ervoor dat hoge beschikbaar- 38 | heid gegarandeerd blijft. Servervirtualisatietechniek biedt bedrijven daarnaast mogelijkheden hun operationele en kapitaalefficiëntie te vergroten. Servervirtualisatie is echter op verschillende manieren van invloed op IT-organisaties en moet op de juiste manier worden beheerd. Wanneer een gevirtualiseerde omgeving wordt opgezet, is het belangrijk de volgende twee vragen te stellen. • Hoe ga ik mijn bronnen plannen, beheren en inzetten? • Hoe kom ik tot een rechtvaardige doorbelasting van de kosten aan de businessunits? voorspellen resultaten en behoeften Naarmate de acceptatie van virtualisatietechniek toeneemt, groeit de vraag naar IT-bronnen, prestatiebewaking en capaciteitsplanning. Zoals met alle hoogwaardige toepassingen moet de IT-organisatie zich concentreren op verbetering van de serviceniveaus, de resultaten, financiële status en of het systeem conform wet- en regelgeving is. Om dergelijke gedetailleerde informatie te bewaken is een systeem, zoals SAS IT Intelligence, nodig dat in staat is behoeften en resultaten te voorspellen, zodat snel wijzigingen kunnen worden aangebracht in service level agreements (SLA’s) en kostenmodellen. Hoe komen organisaties tot een snelle, beheerbare en logische methode om fysieke IT-bronnen te virtualiseren en met serverconsolidatie aan de slag te gaan? Hiervoor moeten de volgende stappen worden genomen: • consolideer en analyseer de beschikbare gegevens uit verschillende IT-infrastructuurbronnen om inzicht te krijgen in het gebruik, de beschikbaarheid en prestatie van IT-bronnen; • maak gebruik van analytische methoden die een optimale toewijzing van virtuele bronnen en een optimale migratie van fysieke servers naar virtuele servers mogelijk maken; datac e nte rwo r ks • g a aan de slag met bronoptimalisatie om de haalbaarheid van initiatieven in beeld te brengen en inzicht te bieden in groeiscenario’s. Wanneer een organisatie over een krachtige basis beschikt die gefundeerde beslissingen mogelijk maakt, kunnen IT-bronnen proactief worden toegekend. Dit gebeurt op basis van operationele ITdoelstellingen voor serverconsolidatie en workload-balancing. Ook wordt een wildgroei aan onderbenutte hardware voorkomen. En door een centraal overzicht van de IT-metrics te koppelen aan zakelijke maatstaven, zoals groeiratio en bedrijfsprocessen, worden beslissingen beter onderbouwd. Vooruitstrevende IT-organisaties voegen tijdens het maken van beslissingen over de toewijzing van bronnen en toekomstige aankopen, duurzame IT-doelstellingen, zoals een reductie van de CO2-uitstoot, het stroomverbruik en de koelingkosten, aan deze mix toe. Het is belangrijk dat modellen voor bronoptimalisatie in staat zijn de behoefte aan zowel fysieke als virtuele IT-bronnen te analyseren. Op deze manier wordt nagegaan of er te veel of juist te weinig in de capaciteitsbehoeften wordt voorzien. En op welke manier de capaciteit opnieuw moet worden ingericht in het geval van een storing of calamiteit. Het gebruik van modellerings- en prognosefunctionaliteit kan een nieuw licht werpen op de invloed van zakelijke groei op infrastructuurcomponenten. Hierdoor kunnen bedrijven een herinrichting van capaciteit, SLA’s en licentieovereenkomsten inplannen. Door voor een gezonde verhouding te zorgen tussen het aantal virtuele machines en fysieke serverhosts worden excessieve toewijzing van infrastructuurbronnen en een wildgroei aan virtuele voorzieningen voorkomen. Een grondige evaluatie van de servers en toepassingen die in aanmerking komen voor virtualisatie, helpt de operationele flexibiliteit, kostenefficiëntie en het hardwaregebruik te verbeteren. Het type toepassing, de prestatie en beschikbaarheid van toepassingen en het licentiebeheer zijn factoren waar in dit verband onder meer rekening mee moet worden gehouden. Het is belangrijk van een systeem gebruik te maken dat is uitgerust met een formeel mechanisme om kosten door te berekenen, zoals SAS IT Intelligence. De belangrijkste reden hiervoor is dat de meeste IT-bronnen inmiddels de vorm hebben van gedeelde services. Bovendien moet de functionaliteit voor het doorberekenen van de ITkosten ondersteuning bieden aan een reeks accountingmethodieken die de flexibiliteit bieden om organisaties zowel nu als in de toekomst in hun behoeften te voorzien. kansen Inzicht in het gebruik, de beschikbaarheid en prestaties van IT-bronnen geven IT-managers de mogelijkheid de waarde van hun initiatieven aan te tonen bij het management. Door kosten toe te wijzen en door te berekenen worden kansen op het gebied van kostenbesparingen, transparantie en procesverbetering geïdentificeerd, zonder nadelige gevolgen voor serviceniveaus en prestaties. Virtualisatie is slechts één van de manieren waarop IT-organisaties kunnen inspringen op de toekomstige wensen en behoeften van de business. Het is belangrijk dat de groei van de (al dan niet virtuele) IT-infrastructuur een neerslag vormt van de bedrijfscycli en groeiscenario’s, zodat de IT-organisatie en business elkaar begrijpen en aanvullen. advertentie doorberekenen kosten Er zijn steeds meer fysieke servers in omloop die door toepassingen en businessunits worden gedeeld. De IT-organisatie moet daarom een rationele methode ontwikkelen om het bronverbruik in kaart te brengen en om kosten toe te wijzen en door te berekenen aan de businessunits die hiervan gebruikmaken. Servervirtualisatie verbetert de beschikbaarheid van toepassingen. Deze beschikbaarheid zorgt ervoor dat het gebruik en/of de toekomstige vraag toenemen. In dit scenario is het voor de IT-organisatie van belang kosten door te berekenen. Dit biedt namelijk de mogelijkheid workloads naar prioriteit in te delen voor virtualisatie. Door te zorgen voor krachtige processen op het gebied van budgettering en financieel beheer kan het IT-gebruik door de verschillende businessunits rechtstreeks met de kosten in verband worden gebracht. brengt ideeën tot leven Deerns Green Data Center bespaart 80% op koelingskosten Het Green Cooling Data Center Design (GC-DC ©) Voordelen: beproefde technieken, 80% reductie op koelkosten, lagere investering en volledig gefaseerd met energievraag tijdens gebruiksfase, geen watervoerende leidingen in het datacenter, lagere onderhoudskosten en eenvoudiger beheer. www.deerns.com/datacenters IT Ro om I n f ra Gerbert-Jan Meijerink, namens IT Room Infra Uitdagingen in veiligheid en continuïteit ontwikkelingsbedrijf rotterdam (obr) is een orgaan van de havenstad dat initia tieven ontplooit die gericht zijn op de ontwikkeling van de gemeentelijke infrastructuur. een recente actie van de obr is de lancering van rotterdam internet exchange (r-ix), gehuisvest op een aantal locaties die onder meer fungeren als marktplaats tussen vragers en aanbieders van breedband- en internetdiensten. De installatie van het datacentrum in één van de locaties is onderhevig aan vier uitdagingen waarvoor een oplossing moet worden gevonden. 1.De warme lucht van de ene kast met apparatuur kan terecht komen in de andere kast. Dit belemmert de noodzakelijke inlaat van koude lucht. 2.De enorme hoeveelheid digitale spaghetti moet worden ondergebracht in een efficiënt stelsel van kabelgoten, waarbij onderscheid moet worden gemaakt tussen de UTP-bekabeling en de glasvezels. 3.De ruimte van het datacentrum is reeds voorzien van brandbeveiliging. Fysieke beveiliging van de ruimte is echter ook noodzakelijk, gezien de consequenties van sabotage voor het systeem en de enorme omvang van de hoeveelheid essentiële en vertrouwelijke data. 4. De installatie van de benodigde airconditioning stuit op problemen door de ondergrondse locatie; er is geen directe verbinding met de buitenlucht. 40 | Een lid van IT Room Infra, Mulder-Hardenberg, is betrokken bij deze locatie en haar problematiek. In samenspraak met OBR is gekozen voor een opstelling van kasten in meerdere rijen, waardoor aan weerszijden gangen ontstaan. Bij de warme gangen staan de achterzijden van de apparaten, waaruit de warme lucht komt, naar elkaar toe gericht. In de koude gangen staan de voorzijden, waar de inlaat van de koude lucht gebeurt, tegenover elkaar. Mulder-Hardenberg voorziet in een stelsel van glasvezelgoten zonder risico op beschadiging of uitval. De kritieke punten bij de toepassing van glasvezel zijn de bochten en de ‘break-outs’. De hulpstukken garanderen te allen tijde de juiste buigstraal, waardoor uitval en onderbreking worden voorkomen. Het gekozen gootsysteem voorziet in een groot aantal hulpstukken die het in een later stadium eenvoudig maken een mutatie toe te passen, zoals een ‘break-out’. Voor de bewaking van het datacentrum wordt gekozen voor een camerasysteem, waarvan de beelden lokaal worden opgeslagen. De oplossing voor de airco is installatie van units in een aangrenzende ruimte, die zich bevindt onder de roltrappen van het metrostation. Nader onderzoek wijst uit dat er openingen in de ondergrondse locatie zitten. Door de ingenieuze opstelling van de kasten wordt de luchtuitlaat van de installatie in de warme gang verzameld en afgevoerd. De koude gang garandeert een onbelemmerde instroom van koude lucht aan de voorzijde van de apparatuur. De multidisciplinaire oplossingen beperken het risico van uitval tot een minimum. Het specifieke punt van fysieke ondersteuning is een specialisme van Mulder-Hardenberg, die tevens wordt gepresenteerd op het IT Room Infra event (http://www.fhi.nl/itroom) op donderdag 5 november in het Evoluon in Eindhoven. E n e rg i evo o rz i e n i n g datac e nte rwo r ks BIT pioniert met Schleifenbauers Definilink “Complete powerbar vervangen is onacceptabel” de zakelijke internetservice bit opende begin september in ede zijn derde datacenter. ‘bit-2bcd’ is de uitbreiding op bit-2a, dat in 2006 werd gerealiseerd, en biedt 1200 m2 extra capaciteit. “in de afgelopen drie jaar hebben we weer een hoop geleerd over hoe je een datacenter bouwt en inricht”, stelt bit-engineer mark schouten. een van die leerpunten heeft betrekking op de stroomvoorziening in de racks. “De powerbars in BIT-2A, gecombineerd met een automatic transferswitch en een tweetal Schleifenbauers, functioneren prima”, vertelt Mark Schouten, bij BIT Unix/NOC-engineer. “Maar als de wens bestaat voor 32 A in een rack, gaat de stroomconfiguratie wel veel ruimte kosten. Dat kon dus handiger.” BIT is toen in contact getreden met Schleifenbauer om het probleem te tackelen. “Ze kwamen met een mooie 32 A-ready powerbar. Het apparaat had 27 C13- (tot 10 A) en 3 C19-aansluitingen (tot 16 A). Daar kwam bij dat de kWh-meters, die nu nog 1,5 HE per stuk innemen, in de powerbar zaten. We gingen dus van 18 aansluitingen naar 27 en we hielden ook nog 3 HE extra over in het rack. Toch was er iets mis. Als de kWh-meter ooit defect zou raken zou de complete powerbar moeten worden vervangen. Dat zou voor veel overlast kunnen zorgen en was dus niet acceptabel”, zegt Schouten. definilink Nadat BIT met het idee kwam de kWh-meter als module in de powerbar te zetten heeft Schleifenbauer in hoog tempo een nieuw systeem ontwikkeld dat ze Definilink hebben gedoopt. “De kWh-meter is niet zo zeer een module in de powerbar, maar wel naast de powerbar”, legt Schouten uit. “Door een vijfpolige Wieland-connector is de kWhmeter verbonden met de powerbar. Doordat de spoelen die nodig zijn voor de metingen, gewoon in de powerbar zitten en de aansluiting slechts wordt verlengd, kunnen er betrouwbare metingen worden verricht, maar zal een defecte kWh-meter niet voor downtime zorgen.” “BIT is de eerste partij die gebruikmaakt van dit nieuwe systeem, en daar zijn we best een beetje trots op”, vervolgt Schouten. “Zeker omdat het idee bij een van onze medewerkers vandaan kwam.” Hans Vandam is freelance journalist stroomopties BIT heeft in het nieuwe datacenter de volgende stroomopties opgezet voor hele racks: • 32 A redundant. Hierbij krijgt de klant op elke feed (A+B) 27 aansluitingen in het rack. Er is geen voorziening voor machines met enkele voedingen. • 16 A redundant inclusief 16 A ATS. Hierbij wordt een ATS voor de beide powerbars geplaatst. Op een van de twee powerbars zit zowel A als B. De ATS zorgt voor een overschakeling tussen de twee feeds als dat nodig is. Op de tweede powerbar zit alleen feed B, deze powerbar kan worden gebruikt voor machines met een dubbele voeding. • 32 A redundant inclusief 32 A STS. Hierbij wordt een STS voor de beide powerbars geplaatst. Het resultaat is dat op een van de twee powerbars zowel de A als de B zit, de STS zorgt voor een overschakeling tussen de twee feeds als dat nodig is. Op de tweede powerbar zit alleen feed B, deze powerbar kan worden gebruikt voor machines met een dubbele voeding. • 32 A redundant inclusief 16 A ATS. Hierbij krijgt de klant op elke feed 27 aansluitingen in het rack. Er wordt een extra horizontale powerbar geplaatst, die aangesloten is op een 16 A ATS. Als de meeste servers dubbele voedingen hebben, kunnen die op de beide feeds worden aangesloten.Voor machines met enkele voeding zijn er negen aansluitingen beschikbaar die door een ATS zijn beschermd. |41 p ro d u c tn i e uws Rittal voegt stroommeting toe aan PSM Rittal breidt haar PSM-assortiment (power system module) uit met een meting van het stroomverbruik van losse servers en randapparatuur. Hiermee kan overbelasting van IT-hardware door een verbruiker worden voorkomen. De nieuwe insteekmodules voor PMS meten het stroomverbruik per contactdoos, en kan het verbruik van aangesloten apparatuur aantonen met drie kleuren led’s. Ook het totale stroomverbruik in de module wordt met een led weergegeven. Hierbij maakt het systeem gebruik van de kleuren groen, geel en rood. Een groene indicatie geeft aan dat nieuwe apparatuur probleemloos kan wor- netapp helpt bij opzetten cloud NetApp brengt Data Ontap 8 en een aantal nieuwe technieken en oplossingen op de markt waarmee een cloudinfrastructuur kan worden opgezet. Klanten van het bedrijf moeten hierdoor in staat zijn hun datacenter aan te passen en over te stappen op een ‘IT as a Service’-model. Data Ontap wordt vaak gebruikt als basis voor cloudinfrastructuren. Met Data Ontap 8 geeft NetApp haar klanten meer mogelijkheden voor gevirtualiseerde omgevingen en omgevingen met een gedeelde infrastructuur. Ook is de integratie met systemen voor datacenterorchestratie en -management verbeterd. Behalve Data Ontap 8 zijn ook een aantal andere technieken en oplossingen geïntroduceerd, zoals NetApp Data motion, een techniek waarmee data wordt verplaatst tussen storagesystemen, zonder dat applicaties hier hinder van ondervinden. Andere oplossingen zijn Performance acceleration module II, NetApp dynamic datacenter solution en NetApp fast-start customer workshop. Meer informatie: www.netapp.com e&t distribueert leviton Electronics & Telematics uit Rijswijk heeft voor de Benelux een exclusieve distributieovereenkomst gesloten met de Amerikaanse bekabelaar Leviton. Leviton is volgens E&T in de Verenigde Staten een van de grootste leveranciers op het gebied van bekabelingsystemen. Het assortiment omvat een zeer uitgebreid pakket aan systemen en componenten, waarmee categorie 5e, 6 en 6A (zowel onbe- als afgeschermd) en ook glasvezel en draadloze netwerken kunnen worden aangelegd. Leviton richt zich onder andere op de ‘connected homes’ en op datacenters. Meer informatie: www.etconnect.biz 42 | den aangesloten. Bij een gele indicatie moet het stroomverbruik van de aan te sluiten apparatuur worden nagekeken, en rood geeft overbelasting aan. De gemeten waarden kunnen door de combinatie met het sensornetwerk Computer multi-control top-concept online worden opgevraagd. De modules zijn verkrijgbaar met zes of acht steekplaatsen. Deze zijn afzonderlijk of via het netwerk schakelbaar. Bij racks van 2000 mm hoog kunnen maximaal drie modules in een PMS-rail worden geplaatst, bij racks van 1.200 mm hoog ligt dit aantal op twee. Meer informatie: www.rittal.nl cpi optimaliseert kast voor Juniper-switches Chatsworth Products (CPI) kondigt een N-series Teraframe network cabinet aan die speciaal is ontworpen voor de EX8200 ethernet-switches van Juniper Networks. De voor Juniper geoptimaliseerde kast biedt extra ruimte voor een betere afvoer van warme lucht. De Nseries Teraframe is speciaal ontworpen voor switches die hun warme lucht aan de zijkant uitstoten. De kast beschikt over een ingebouwde ‘network switch exhaust duct’ die de warme lucht aan de zijkant oppikt en op de juiste manier afvoert. Speciaal voor de Juniper-apparatuur heeft CPI de kast nu ruim 5 cm breder gemaakt, waardoor de zijkant van de switches en de duct beter op elkaar aansluiten. De kast biedt plaats aan drie EX8208-switches met acht sleuven of aan twee 16-slot EX8216-switches. Meer informatie: www.chatsworth.com datac e nte rwo r ks DTR helpt bij ontwerp en bouw datacenter Digital Realty Trust (DRT) heeft een pakket diensten aangekondigd om datacenters te ontwerpen en bouwen. DRT bouwt, beheert en ontwikkelt datacenters en heeft zo’n 1,2 miljoen m 2 aan datacenterruimte in eigendom. Met de POD-architectureservices, zoals het nieuwe dienstenpakket is gedoopt, stelt DRT haar kennis beschikbaar aan klanten die toch liever zelf een datacenter bouwen en exploiteren. De nieuwe activiteit wordt geleid door Michael Manos die tot vier maanden geleden verantwoordelijk was voor de Datacenter services van Microsoft. “De diensten vullen het gat op tussen helemaal zelf doen en leasen van ruimte van een aanbieder, zoals Digital Realty Trust”, zegt Manos. “Veel bedrijven willen hun datacenter in eigen beheer hebben, maar beschikken niet over de vaardigheden en ervaring een complex project, zoals de bouw van een datacenter, succesvol af te ronden.” Meer informatie: www.digitalrealtytrust.com apc introduceert MGE galaxy 3500 ups APC introduceert met de MGE galaxy 3500 een krachtige 3-fasennoodstroomvoorziening (ups). De MGE galaxy 3500 is van compact formaat en voorzien van een robuuste behuizing. De ups kan worden gebruikt voor allerlei toepassingen in het 10 – 40 kVA-segment, en is geschikt voor kleinere datacenters tot veeleisende industriële omgevingen. De MGE galaxy 3500 maakt gebruik van hotswappable batterijen, zodat deze kunnen worden gewisseld zonder dat de ups hoeft te worden uitgeschakeld. Hiermee kan de downtime van de ups worden verminderd. De MGE galaxy 3500 maakt gebruik van dubbele online conversie, waardoor de overgang tussen gewone en noodstroom niet merkbaar is in tijd of kwaliteit. Door de ups parallel te schakelen (maximaal vier stuks) wordt de capaciteit vergroot en kan de stroombeveiliging redundant worden uitgevoerd. Meer informatie: www.apcc.com advertentie Perfecte oplossingen voor databekabeling. RapidNet is een eenvoudig en flexibel plug-and-play concept voor databekabeling. Het systeem is pre-terminated, pre-tested and pre-labelled. Termination on site is niet meer aan de orde, dit bespaart kostbare tijd en reduceert risico‘s drastisch. De ideale end-to-end oplossing voor onder ander datacenters, communicatieruimten en tijdelijke netwerken. www.HellermannTyton.nl/rapidnet HellermannTyton.nl/rapidnet |43 p ro d u c tn i e uws nieuwe z-max patchkabels van siemon Als onderdeel van het nieuwe Z-max-systeem heeft netwerkbekabe laar Siemon nu ook de nieuwe serie categorie 6A-patchkabels op de markt gebracht. De Z-max-patchkabels zijn uitgerust met de RJ45 smart-plugconnector die een nauwkeurig afgestelde printplaat (PCB) bevat. De smart plug maakt gebruik van de Zero-cross-techniek die de problemen moet voorkomen, die gesplitste en gekruiste paren met zich meebrengen. Met de nieuwe Z-max smart plug worden aderparen niet langer over de hele lengte van de connector uit elkaar gedraaid. In plaats daarvan worden de aders getwist afgemonteerd op de IDCcontacten achter op de plug, zodat de aders tot aan het contactpunt gedraaid blijven. De circuits op de printplaat verbinden de achterste contacten met de voorste. De voorste contacten worden al bij de vervaardiging in de PCB aangebracht, wat de verschillen in hoogte voorkomt die je vaak ziet bij aders die met de tang zijn afgemonteerd in een traditionele RJ-45-insteekplug. De Z-max-categorie 6A-kabels zijn (backwards) compatibel met elke huidige standaard van de RJ-45-outlet, zijn verkrijgbaar in zowel de double-ended stranded variant als in de single- en double-ended solidversie, en dat zowel voor UTP- als shielded configuraties. De stranded UTP-patchkabels beschikken over een dubbel omhulsel, wat leidt tot uitstekende prestaties op het gebied van alien crosstalk en een verbeterde buigradius en flexibiliteit. De stranded shielded patchkabels gebruiken een stranded kabel voor een optimale gegevensoverdracht en ruisonderdrukking. Meer informatie: www.siemon.com advertentie Rosbayerweg 43 1521 RW Wormerveer T +31(0)75 - 628 48 58 F +31(0)75 - 640 47 71 www.tdsystems.nl [email protected] BICSI datac e nte rwo r ks datac e nte rwo r ks Bicsi stimuleert milieuvriendelijk bouwen Eind september organiseert Bicsi een speciaal datacenterseminar in het PSV-stadion in Eindhoven. Een korte introductie van het programma van deze Bicsi Benelux Day en nieuws over Bicsi’s samenwerking met de U.S. Green Building Council, om milieuvriendelijke installaties te stimuleren. Ter afsluiting een update van de bijna officiële 802.11n Wlan-standaard voor draadloos netwerken. Peter Gloudemans is directeur/eigenaar van AddIT Benelux en nauw betrokken bij de ontwikkelingen van Bicsi. Bicsi Benelux Day en andere conferenties In samenwerking met Cisco en Corning Cable Systems organiseert Bicsi op 29 september een speciaal datacenterseminar in het PSVstation in Eindhoven. De belangrijkste agendapunten van die dag zijn: ‘Corning clear curve fiber, bending is not an issue anymore’; ‘Edge, the invention for extreme densities’; ‘Next generation data center design’ en ‘Ontwerpbegeleiding datacenter’. Meer informatie hierover is te vinden op: http://events.bicsi-europe.org Verder staan dit najaar en begin volgend jaar nog de volgende Bicsi-conferenties op het programma: 27-28 oktober, 2009 Bicsi South Africa Conference; 17-18 November, 2009 Bicsi Saudi Arabia Conference; 17-21 Januari, 2010 Bicsi Winter Conference in Orlando, Florida. Leed-certificering Bicsi is sinds begin 2008 in gesprek met de U.S. Green Building Council (USGBC) om het ontwerpen en bouwen van milieuvriendelijke gebouwen en installaties zoveel mogelijk te stimuleren. Als onderdeel daarvan hebben beide organisaties de onafhankelijke. ’Green Building Technology Alliance’. opgericht. Een belangrijk doel van die organisatie is alle technieken in de IP-infrastructuur te onderzoeken op mogelijke ‘credits’ om projecten in aanmerking te laten komen voor de Leed-certificering. Leed staat voor Leadership in energy and environmental design, een internationaal erkend waarderingssysteem voor ‘groen bouwen’. Wereldwijd zijn er al ruim 17.500 projecten ‘Leed registered’. Inmiddels werkt Bicsi ook actief mee aan de oprichting van een EU Green Building Technology Council en er is afgesproken dat de betrokkenheid van een RCDD bij het ontwerpen van de ict-installaties punten oplevert voor Leed-certificering. Verder is Joop Ierschot, senior ict-consultant van Deerns Consulting Engineers en tevens Bicsi Benelux Country Chair, ook in ons land betrokken bij de Dutch Green Building Council (DGBC) initiatief. Zij gaan het ontwerp van gebouwen en alle technische installaties toetsen op basis van het Engelse Breeam, waarvoor Ierschot met een vergelijkbaar puntensysteem het kennis en ervaringsniveau van RCDD’s wil laten waarderen. Meer informatie over de Leed- en Breeam-certificeringen en Bicsi’s betrokkenheid daarbij is te verkrijgen via: [email protected]. 802.11n Wlan-standaard Door de vergaande mate van flexibiliteit is het gebruik van draadloze netwerken de laatste jaren sterk toegenomen, zowel in het bedrijfsleven als binnen het onderwijs en de zorgsector. In juli kwam Matthew Gast, voorzitter van de 802.11n-werkgroep en chief strategist van Trapeze Networks, een Belden bedrijf, met het bericht dat deze nieuwe standaard voor draadloze netwerken dit najaar officieel wordt goedgekeurd. Organisaties die via een draadloos netwerk overal willen kunnen werken, hebben de keuze uit 802.11 a/b/g- of 802.11napparatuur. De 802.11g-apparatuur heeft een brutosnelheid van 54 Mbps, terwijl 802.11n tot maximaal zo’n 600 Mbps gaat. Met die veel hogere verwerkingssnelheid en recent gepatenteerde beveiligingsverbeteringen, wordt Wifi veel beter geschikt voor spraak en video en dus een serieuze concurrent voor bekabeling. Op http:// www.box.net/shared/static/pajo1aztzl.wmv staat een video van Matthew Gast over de laatste ontwikkelingen op draadloos netwerkgebied. Bicsi Benelux Country Chair Joop Ierschot. |45 co lum n koudwatervrees voor een warm datacenter De noodzaak voor een efficiënter datacenter is al vaak besproken en wordt door de huidige economische situatie nogmaals onderstreept. Ondanks deze druk is er een grote terughoudendheid bij eigenaars en beheerders van Nederlandse datacenters om te kiezen voor de eenvoudigste en snelste manier om energie te sparen, namelijk door de thermostaat een paar graden hoger te zetten (niet te verwarren met het kantoor ernaast, daar moet hij juist een graadje lager). In veel datacenters zien wij nog steeds een temperatuur van rond de 20 °C, terwijl verhoging van deze temperatuur directe energiebesparingen levert tegen nul investeringskosten. Soms is een calamiteit behulpzaam bij het forceren van een gedragsverandering. Een dergelijke calamiteit trof ons in de zomer van 2008. Mansystems, Europees service & governance managementspecialist, heeft een computerruimte, zoals die vaak wordt gezien in kleine en middelgrote ondernemingen, namelijk een inpandige ruimte gekoeld door een gewone ‘splitunit’airconditioner. Het was deze airconditioner die midden in de zomer de geest gaf en reparatie bleek een langdurige aangelegenheid. Omdat het werk doorgaat, moesten ook onze servers gewoon doordraaien. Met wat noodmaatregelen konden we de temperatuur stabiliseren rond de 30 °C (inlaat op de servers) tot na drie weken de koeling weer functioneerde. Er is de laatste jaren veel veranderd. In het verleden dicteerden apparatuurspecificaties inderdaad om een temperatuur van 20 – 21 °C aan te houden in een datacenter. Wie nu de specificaties van servers en disksystemen opvraagt, ziet echter al gauw dat inlaattemperaturen van ruim boven de 30 °C zijn toegestaan. Momenteel hebben we bij Mansystems niet alleen het nieuwste van het nieuwste in ons serverpark, maar sinds de zomer van 2008 hebben we de temperatuur toch naar 24 °C opgeschroefd. Het resultaat op de energierekening van ons gehele kantoorpand is op zijn minst verbluffend te noemen. Per direct zakte ons energiegebruik met 4.000 kWh per kwartaal, zo’n 15 % van ons totale energiegebruik. Ook de angst dat drie weken op 30 °C schade zou opleveren aan de servers en disks bleek ongegrond. Er was geen uitval tijdens deze periode en nu, een jaar na dato, kunnen we concluderen dat er ook geen langetermijneffecten waarneembaar zijn. Wacht u nu niet op die kapotte airco, maar verhoog de temperatuur in uw serverruimte de komende maanden met 1 °C per maand en noteer maandelijks uw meterstanden. Het besparingspotentieel van een dergelijke actie over heel Nederland schat ik op 100 miljoen euro per jaar. Mocht u uw ervaringen (of een percentage van de besparing) willen delen, neem dan gerust contact met mij op. Colofon datac e nte rwo r ks is hét vakblad over de technische infrastructuur van datacenters. jaargang 2, september 2009, nummer 6 datacenterworks verschijnt negenmaal per jaar. toezending geschiedt op abonne mentbasis en controlled circulation. u itg e v e r robbert hoeffnagel [email protected] H o o f d r e dacti e ferry waterkamp [email protected] e i n d r e dacte u r m. rubel p o sta d r e s r e dacti e postbus 82, 2460 ab ter aar te l e f o o n 079 341 66 32 e - m a i l [email protected] a dv e rte nti e - e xp lo itati e bureau van vliet bv, ruud van viersen postbus 20, 2040 aa zandvoort te l e f o o n 023 571 47 45 e m a i l [email protected] i n d it n u m m e r b i j d r ag e n va n ton van Arkel, henk groenendijk, harry forbes, peter gloudemans, dirk harryvan, huib van der heijden, george herber, wouter hoeffnagel, guillermo idáñez, andy ingram, gerbert-jan meijerink, teus molenaar, keith sulivan, hans vandam, ferry waterkamp, jan wiersma vo r m g e v i n g laura willemsen gra sch ontwerp druk jb&a, gra sche communicatie, rotterdam kopij kan worden ingezonden in overleg met de redactie. geplaatste artikelen vertegenwoordigen niet noodzakelijk de mening van de redactie. de redactie noch de uitgever aanvaarden enige aansprakelijkheid voor de inhoud van artikelen van derden, ingezonden mededelingen, advertenties en de juistheid van genoemde data en prijzen. fotokopie en overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk op welke wijze dan ook, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie en Dirk Harryvan is chief information officer van Mansystems, www.mansystems.nl onder vermelding van: ‘overgenomen uit datacenterworks, vakblad over de technische infrastructuur van datacenters’, met vermelding van de jaargang en het nummer. datacenterworks is een uitgave van fenceworks bv 46 | datac e nte rwo r ks What’s the available capacity of your data centre today, tomorrow or in six months? AMIE could tell you, right now. There’s control. Then there’s Avocent control. Avocent MergePoint Infrastructure Explorer (AMIE), the latest data centre solution from Avocent, gives you a graphical view of your data centre in a rich ‘single pane of glass’ format, enabling you to understand, plan and manage your data centre from any location, in minutes. To see what you can achieve with Avocent control, visit www.avocent.com/amie or call +31 (0) 6 23 382 850 U kunt nu ook via de snelweg naar virtualisatie. 1 Principes van High Densitycompatibele InfraStruxurearchitectuur... 3 1 Racks die HD-compatibel zijn 2 PDU’s met ampèragemeting op rackniveau 3 Temperatuurcontrole in de racks 7 4 Centrale Monitoringssoftware 6 (niet weergegeven) 5 Bedieningssoftware met voorspellend capaciteitsbeheer (niet weergegeven) 2 6 Efficiënte InRow-koeltechnologie 7 UPS-stroomvoorziening die flexibel en schaalbaar is Virtualisatie is de toekomst. En dat zal niemand verbazen – het bespaart ruimte en energie en optimaliseert uw IT-middelen. Maar een compacte oplossing kan een dure oplossing zijn. Gevirtualiseerde servers stellen, zelfs bij een capaciteit van 50%, speciale eisen aan koeling, ongeacht hun grootte of locatie. 1. Warmte Serverconsolidatie brengt hogere dichtheden, en dus hogere temperaturen, per rack met zich mee, met het risico van uitvaltijd en storingen. 2. Inefficiëntie U kunt nu al High Density-racks implementeren... Implementeer InfraStruxure als de basis van uw gehele datacenter of serverruimte, of als concept in een bestaand datacenter. Randkoeling bereikt de warmte diep in de racks niet. En koeling van bovenaf is kostbaar en niet effectief. 3. Stroomincidenten Virtuele belastingen veranderen steeds, zodat het moeilijk is de beschikbare stroom en koeling te voorspellen, hetgeen een risico inhoudt voor uw netwerk. Virtualisatie met de juiste grootte. De nieuwe HD-compatibele InfraStruxure-architectuur zorgt ervoor dat u geen problemen hebt met hoge dichtheid door de gevirtualiseerde high-density rij te koelen, de stroomvoorziening op rackniveau te besturen en het systeem te beheren met geavanceerde software en simulatie. Hoewel virtualisatie energie bespaart, speelt de efficiëntie van stroomvoorziening, koeling en servers ten opzichte van elkaar tevens een rol voor echte efficiëntie. Door de juiste grootte te kiezen voor één van deze aspecten en niet voor de andere (zie figuur 1) laat u mogelijke efficiëntiebesparingen onbenut. Vertrouw op het efficiënte, modulaire en HD-compatibele InfraStruxure om de juiste grootte te kiezen en neutraliseer de warmte bij de bron. Apparatuur is veiliger en efficiënter, wanneer deze dichter bij 100% capaciteit wordt uitgevoerd. SCHEMALEGENDA: CRAC-EENHEDEN RACKS MET STANDAARD DICHTHEID CENTRALE UPS HD-COMPATIBELE INFRASTRUXURE-ZONES Figuur 1 Efficiëntie en virtualisatie Uw servers zijn efficiënt, maar kunt u dat ook zeggen van uw stroomvoorziening en koeling? Vóór servervirtualisatie Maak het uzelf gemakkelijk en virtualiseer. Juiste serverbenutting Waar wacht u nog op? Met het HD-compatibele InfraStruxure kan iedereen virtualiseren… wanneer en waar dan ook. Juiste hoeveelheid koeling GEBRUIK/CAPACITEIT KOELING SERVERS GEBRUIK/CAPACITEIT STROOMVOORZIENING Aanzienlijke verbeteringen zijn mogelijk met zowel de server als de stroomvoorziening en koeling. 29 % Juiste hoeveelheid stroom Na servervirtualisatie Efficiëntie Overmatige hoeveelheid stroom en koeling doet potentiële verbeteringen door virtualisatie teniet. Juiste serverbenutting Juiste hoeveelheid stroom Juiste hoeveelheid koeling Producten van de volgende bedrijven zijn getest en functioneren het beste met oplossingen van InfraStruxure. ALLIANCE PARTNER 16 % Efficiëntie Servervirtualisatie met stroom en koeling De juiste hoeveelheid stroom en koeling laten de balans weer in uw voordeel doorslaan. Juiste serverbenutting Juiste hoeveelheid stroom Juiste hoeveelheid koeling 63 % Efficiëntie Download APC White Paper 55 “Opties voor de architectuur van luchtdistributie voor bedrijfskritische sites’ en maak kans om een iPod touch te winnen! Kijk op onze website op www.apc.com/promo en gebruik toegangscode 72102v • Tel 0800 020 3244 • Fax 0347 325225 ©2009 Schneider Electric, All Rights Reserved. Schneider Electric, APC, InRow, and Efficient Enterprise are owned by Schneider Electric, or its affiliated companies in the United States and other countries. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van de respectievelijke eigenaren. 998-0899_BE-NL *Apple is not a participant in, or sponsor of, this promotion. APC Benelux - Postbus 219 - 4130 EE Vianen - Nederland
© Copyright 2024 ExpyDoc