De Wiener Kreis over taal en moraal

DE WIENER T(nEIS OVER TAAL EN }NRAAL
Zestien jaar geleden heb ik eens een discussie gevoerd net een colunnj.st van
NRC-Handelsblad die de leden van de lrliener Kreis van een ivoren torerunentaliteit beschuldigde.l) 0p nijn kritiek dat net name Neurath zich beijverde
om de I'wetenschappelijke wereldopvattingr, zoals de Wiener Kreis zijn filosofie noende, in dienst van de arbeidersbeweging te stellen, antwoordde nijn
opponent dat er neer nodig was on het verwiJt te ontkrachten dat de Wiener
Kreis ín een ivoren toren leefde ten opzichte varr het nazistische gevaar.2)
Inderdaad neende ikzelf toen ook dat toch de centrale figuur van de Wiener
Kreis, Schlick, weldegelijk in een ivoren toren verkeerde, D.B.w. zich niets
van de buitenwereld aantrok.
opvatting over Schlick zou ik nu net drie opnerkingen wil1en nuanceren.
De eerste opnerking is dat Schlick zich op zijn studeerka.uer niet helemaal
aan de bui-tenwereld kon onttrekken onclat hij regernatig dag en nacht
gestoord werd door het gebral van nationaal-socialistische horden die de
Prinz Eugenstrasse onveilig naakten.3) De tweede opnerking is dat de buitenwereld zich ook wel iets van Schlick aantrok, blijkens een artikeL in het
weekblad Schónere Zukunft, drie weken nadat Schlick door een gestoorde
student was doodgeschoten.4) votgens de schrijver, die zich prof.dr.
Austriacus noende, was de dader juist psychopaat geworden door de rrradikaal
Deze
filosofie" van de hliener Kreis; deze filosofie had niet aan de
Universiteit van l{enen gedoceerd nogen worden, aldus prof.dr. Austriacus,
die er nog een schepje bovenop deed (ik citeer):
afbrekende
0p
dit
nonent worden de Joodse kringen niet noe hen aIs de
belangrijkste denker te verheerliJken. l{ij begrijpen dat heel
goed. want de jood is is de geboren a-netaphysicus. wat hen
aantrekt in de filosofie is het logicisne, het nathenaticisne,
het fornalisne, en posltivisme, dus louter eigenschappen die
schlick in hoogste nate in zich verenigde. tiij zouden er echter
toch aan willen herinneren dat wiJ christenen in een christelijkDuitse staat leven en dat wij te bepalen hebben, welke filosofie
goed en passend is.5)
Mijn derde opnerking is dat Schlick zich niet beperkte tot een theoretische
verhandeling over ethische vragen, naar aan een boek werkte op het gebied
van de toegepaste ethiek - een boek dat helaas onvoltooid is gebleven.6)
Kreis en wat wilden ze? Ín deze lezing wi1 ik een en ander
proberen duidelijk te naken aan de hand van een overzicht van de algemene
clains van de Wiener Kreis èn een behandeling van neer specifieke opvattingen over taal en noraal.
Wat was de Wiener
Kreis is een groep wetenschapsmensen geweest die in een buitengewoon korte periode van semenwerkíng een grote productie te zíen heeft
gegeven; ik noen een reeks Schriften zur wíssenschaftlichen l.leltauffassung,
De l'Íiener
waarin van 1$28 tot 1935 in Wenen negen boeken verschenen waaronder poppers
Logik der Forschung 7), en een reeks Einheitswissenschaft, waarin van L!ll
tot 1935 vijf boeken uitkwamen.S) Bovendien gaf de vereniging Ernst Mach in
Wenen, waarbinnen de Wiener Kreis opereerde, sÊmen met de Gesellschaft fur
enpirische Philosophie in Berlijn de opdracht tot de uitgave van het
tijdschri-ft Erkenntnis, dat van 1!10 tot 1939 is verschenen. Hierin werd
uitgebreid verslag gedaan van de ontwikkelingen op het gebied van de
wetenschappelijke wereldopvatting onder welke naan de leden van de Wiener
Kreis, aanvankelijk vanuit l{enen, later ook vanuit Praag "de enpiristische
richting in de filosofie" wilden voortzetten.g)
bedoeling, on duidelijk te maken dat er zoiets als een Wiener Kreis van
wetenschappelijke wereldopvatting was - waar filosofen van diverse pluinage
rekening mee noesten houden, kan geslaagd heten: al binnen twee jaar na het
verschijnen varl het nanifest van de h,iener Kreis, verschenen ninstens drie
studies over het logisch-positivisne resp. neo-positivisne, zoals de nieuwe
De
richting door
betíterd.lO) vier Jaar later behnalde de
Anerikaan l{einberg zijn Ph.D. aan Cornell UniversLty op de dÍasertatie
"Logical Positivisn of the Vienna Circler.ll) Hieruit resulteerde in 1936
het bekende boek An Exarnination of Logical Positivisn.12)
anderen werd
Eigenlijk heeft de htiener Kreis als 'organisatier naar kort bestaan. Het is
begonnen net een discussiegroep rond de filosoof Schlick ín L925. die zich
in 1929' bii zijn afwezigheid, naar buiten presenteerde als de l{iener Kreis.
De bijeenkonsten hielden in 1936 op, nadat Schlick ver:moord was en in 1938
was er ook voor de geschriften van de I'liener Kreis geen plaats neer in
0ostenrijk. Maar veel ideeën van de l{iener Kreis werden wel degelijk verder
ontwikkeld, net name door Europeanen die hun activiteit in de dertiger jaren
naar de Verenigde Staten verlegden. Bekend is de International Encyclopedia
of Unified Scíencer waarvoor Henpel een boek schreef over begrripsvorning in
de empirische wetenschappen 13) en waarin ook Kuhns Structure of Scientific
Revolutions verscheen.
Wie een overzicht wi1 geven van de voornaanste ideeën van de l{j.ener Kreis
stuit al spoedig op de twee noeilijkheden dat, ten eerste, niet a1le leden
ervan evenveel wetenschapsfilosofische talenten hadden, en ten tweede, er
ook geen overeenstenning in wetenschapsfilosofische standpunten was. l,lat de
leden van de l{iener Kreis voornamelijk verbond waren enkele algenene
gezichtspunten. Deze za]- ik hier eerst uit de doeken doen, net een indicatie
van de historische achtergronden ervan. Daarna zal ik dieper ingaan op de
opvattingen over taal in de l{iener Kreis en een en ander in verbarrd brengen
net opvattingen over norele kwesties.
Er zijn twee centrale clains die volgens nij de kern voruen van de filosofie
van de lrliener Kreis. De eerste kan kort worden sanengevat als de clain dat
de nethode van loEische verheldering de filosofische nethode bij uitstek is.
De tweede cLain is dat zo'n verhelderinF leidt tot verwerpinF van de netafysica. On net de laatste clain te beginnen: het idee ven de zÍnloosheid van
Detafysische beschouwingen hras voor een aantal l{eense filosofen tn het
eerste kwart van de twintigste eeun geen vreende gedachte. Ik beperk nij tot
de drie hoogleraren die vóór Schlick de leerstoel voor inductieve wetenschappen dan de Universiteit van lrlenen bezetten, te weten Mach, Boltznann,
en Stóhr. AIle drie hebben zich aI duidelijk over metafysica uitgesproken.
Zo gaf Mach in zijn Principien der Wáruelehre te kennen dat hij zijn best
deed om aIIe netafysische elenenten in natuurwetenschappelijke beschrijvingen uit de weg te ruinen.14) Hij neende dat zijn uitgangspunten in zijn
boek Die Analyse der Enpfindungen inderdaad alle metafysische vragen uitschakelden, onverschillig of die beschouwd worden a1s "nomenteel niet
oplosbaar" of als "voor altijd zinloos" worden aangezien.15) Wat Mach nastreefde was expliciet een *.t.tt""hupp"1ijk. b"""h"ijrring ,r"tr d. r.""1d diu
net name verschilt van een filosofische beschrijving doordat er niet getracht wordt een nvoltooide visie op de wereld" te geven. Uitspraken als
'dit en dat is het enige consequente standpunt' waren voor Mach onwetenschappeliik.16) Hij vond overigens wèl dat alle waardevolle gezichtspunten
in filosofische beschouwingen van de wereld weldegelijk gebruikt noesten
worden. 17
)
liet zich wat ninder vleiend uit over filosoflen
toen hij zei dat er in de werken varr a1s filosoof betitelde schrijvers veel
staat dat juist en terecht is, na-nelijk arle opnerkingen wanneer zij op
andere filosofen afgeven.lS) Boltznanns ideaal was dat a1le zogenaande denkMachs opvolger Boltznann
wetten zo veranderd worden dat ze rrnet de ervaring overeenkonen" en dat,
zoals hij zei, "over het doel schieten" wordt ingedarnd. Niet dat dit ideaal
ooit helenaal zou worden bereikt, naar volgens Boltznann kon het dan toch
wel benaderd worden. En dan zouden allerlei pijnlijke vragen verdwijnen,
zoals dat het een raadsel is "dat de wereld er ilberhaupt is" en dat zij
juist is zoals ze is, dat het onbegrijpelijk is welke oorzaak de regelnatige
sanenhang tussen oorzaak en gevolg heeft - korton: "de nensen zouden van de
geestelijke nigraine die nen netafysica noent bevrijd worden".1!)
Bortznanns opvolger, de ninder bekende filosoof stóhr hield
buitengewoon belang?ijke voordracht ter gelegenheid van het
in 1!11 een
25-jarig bestaan
5
van de Philosophische Gesellschaft van de Universiteit van lJenen, onder de
titel rlst Metaphysik n6glich?n.20) St6hr onderscheidde drie soorten
netafysica, die hij theorogone, pathogone en glossogone uetafysLca noende.
De eerste is een product van cr€atieve fantasie en ís kunst, geen kennis;
hier worden bijvoorbeeld godsvoorstellingen gevorud. De tweede is een
product van wat Stóhr noende rlijden aan het levenn en beoogt troost en hoop
te geven door aan het leven een zin toe te kennen. Hier zou Schlick later
verschillende bijdragen aan leveren, in een verhandeling "Von Sinn des
Lebens" 21) en in zijn cultuurfilosofische beschouwingen als hij ervan
uitgaat dat "de diepere nens niet reven kan zonder op beslíssende
ogenblikken aan de cultuur te lijden' - "een lijden saaraan velen tegronde
gingen".22)
Beide soorten van metafysica bestaan uit synbolische voorstellingen waar
woorden voor worden gekozen. Maar daardoor hoeven zij nog geen "woordfilosofieën" in de slechte zin van het woord te worden. Dit geldt volgens Stóhr
wel voor de derde vorn van netafysica, de glossogone netafysica die haar
oorsprong in de taal heeft. Voorwaarde voor het ontstaan van dit soort
netafysica zijn taalnoeilijkheden die niet als zodanig herkend worden, zoals
gramnaticale nisverstanden en andere eigenaardigheden. Stóhr noende nog: het
toekennen van een zelfstandige betekenis aan netaforen, allegorieën en
soortgelijke begrippen; het opereren rnet onderdelen van vervoegingen en
rudinentaire zinnen alsof het volledige uitdrukkingen zijn, en het verwisse1en van soorten uitdrukkingen net soorten zaken. Aan het begin van deze
glossogone filosofie staat de verwarring, die Konfusion.2l)
Ik
heb zoveel aandacht besteed aan Stóhrs behandeling van de vraag of
metafysica nogelijk is ondat hierin een nogelijke verklaring ligt hoe de
leden varr de l{íener Kreis een antinetafysische instelling konden verenj.gen
Det hun idealen over een betere sa.nenleving: zij bestreden de glossogone
netafysica of "glossurgie"24) - net een expliciete verwiJzing naar Stóhr en konden daar inderdaad scoren net hun wetenschappelijke aanpak - inclusief
de methode van logische verheldering - naar zij gingen levensvragen ook niet
uit
de weg. Treffend is wat Schlicks assistent Waisnann - een van de leden
van de Joodse kringen waar prof.dr. Austriacus het over had - na Schlicks
gewelddadige dood over hen zei:
Verstaat nen onder ttnetafysicatt een sysleen van zinnen
die schijnbaar een soort fysica weergeven, dus iets als
een wereldbeschrijving die echter niet goed weet wat ze
beschrijft, dan moeten we zeggen dat Schlick die afgewezen heeft, en we1 daaron, ondat hij de logische onhoudbaarheid van deze constructies te goed heeft doorzien.
Verstaat nen echter onder netafysica een grondgevoel van
het leven, een innerlijk openstaan voor de ernst en de
betekenis van het bestaan, dan was Schlick een neta-
fysisch
gestemde geest.25)
Van Stóhr naar 'de nethode van logische verheldering om de zinloosheid aan te
tonen van netafysica als een systeen van kennisclains is geen grote stap. In
het nanifest van de Wiener Kreis werd Stóhrs diagnose van de glossogone
netafysica overgenonen a1s de eerste van twee "logische grondfouten" van
metafysische theorieën en vraagstellingen: een te nauwe binding aan de vorn
van de traditionele talen.26) In dat verband werden Russell en Wittgenstein
als voorlopers genoend. Wittgensteins positie is op dat punt volstrekt
duidelijk. Ik kon hier nog op terug. Aan Russell dankten de leden van de
Wiener Kreis een tweede logische grondfout van de netafysica: de opvatting
dat door denken alleen - zonder ervaringsnateriaal - conclusies over de
wereld kunnen worden getrokken. Russell's zwarte schaap was daarbij Hegel
27) naar de schrijvers van het nanifest hadden nog een ander doel: de
overwinning op wat zij de verborgen netafysica van Kant en het noderne
apriorisne noenden. 28)
hier biJ
êèn van de noeilijkste prograilnapunten van de Wiener
Kreis, dat kan worden sanengevat als een streven naar een consequent
empirisne dat verenigbaar is net het bestaan van wiskunde. Het probleen
We komen
is
eenvoudig onder noorden
te
brengen: het enpiristieche standpr-rnt houdt in dat
alle nenselÍjke kennis afkonstig is uit ervaring en daarlloor alttJd net
onzekerheid behept bliift; Daar van wiskundige kennis, die bl.Jvoorbeeld
uitgedrukt wordt in rekenkundige stelingen zoals J naal 8 is 56, kan
noeilijk worden volgehouden dat die niet volstrekt zeker is.29) Ik wil iets
dieper op deze zaak ingaan ondat dan hopelijk duidelijk wordt hoezeer de
leden van de Wiener Kreis gedwongen waren over taal en taalgebruik na te
denken, uet het gevolg dat hun oplossing een heel ander karakter had dan die
van Immanuel Kant en die van de noderne fenonenologen zoals Husserl.
Kant neende dat wiskunde bestond uit zgn. s5mthetische oordelen a priori,
die niet waar zijn op grond van ervaring of op grond van louter definities,
naar op grond van bijzondere nenselijke vernogensr een 'zuiver' voorstellingsvernogen en een "zuivern intellect, die I's5rnthetisch" te werk zouden
gaan. De noderne fenonenologen "ontdekten" nog een ander soort waarheden,
waar ook geen onzekerheid aan zou kleven, zoals die welke uitgedrukt worden
in uitspraken als 'groen is verschillend van rood' en 'elke toon heeft een
toonhoogte'. Htn oplossing was dat kennis van zulke waarheden afkonstig was
uit een soort rfenonenologische ervaring", tlaar daar wilden de leden van de
l{iener Kreis helenaal niet van weten: daaruee zou aan het woord tervaringr
een geheel nieuwe betekenis worden gegeven - een typisch voorbeeld van hoe
je niet noet filosoferen, naar wat helaas naar al te veel voorkont: 'als een
stelling die je nauhr aan het hart ligt in de gebruikelijke zln van de woorden niet juist is, dan geef je de woorden een nieuwe betekenis en a1les is
weer in orde".3O) Dit werd net zoveel woorden al in 1!18 door Schlick opgenerkt. Het werd hen door Husserl niet in dank afgenonen.ll)
Niettenin zaten de consequente enpiristen net het probleen hoe het dan we1
net wiskundige stelllingen en die zgn. fenonenologische waarheden zit. Hun
antwoord verliep in drie stappen.
Ten eerste noest de vraag norden beantwoord hoe enpirisne ver.enigbaar
het bestaan van logica. De oplossing voor dit probleen werd Ín eerste
is
net
instantie
in
een bepaalde visie op logica: logica is geen theorie
over de algeneenste eigenschappen van objecten, naar gaat over de wijze
waarop wiJ over objecten spreken; logica bestaat daaron uitsluitend uit
gevonden
aanwijzingen over het gebruik varr synbolen. Preciezer: Iogische stellingen
zijn aanwijzingen hoe nen binnen een bepaald symbool-systeen hetzelfde op
verschillende nanieren kan aanduiden.l2)
Ten tweede zou moeten worden aangetoond dat zoiets ook voor de wiskunde
getdt, bijvoorbeeld door aan te geven dat wiskunde een deel van de logica
is.
En ten derde zou noeten worden aangegeven dat zutke uitspraken a1s 'rood
verschillend van blauw' ook níet over kleuren gaan, naar over de nanier
waarop kleurwoorden worden gebruikt: zíj zouden berusten op afspraken
daarover. Dit werd, met name door Hahn en Schlick, plausibel genaakt aan
hand van voorbeelden, bijvoorbeeld 33)
Vraag ik 'welke kleur heeft de nieuwe japon van FrËulein Erna?r
en krijg ik het antwoord: 'De nieuwe japon van Fráulein Erna
is niet in zijn geheel zowel rood als blauw', dan wordt nij
helenaal niets over deze japon meegedeeld, ik weet achteraf
net zoveel als tevoren; krijg ik echter het antwoord 'De
nieuwe japon van Fráu1ein Erna is roodr, dan wordt nij
werkelijk wat over de japon neegedeeld.
Het is duidelijk dat zulke oplossingen, afgezien van het technische punt
twee, een specifieke visie op taal en taalgebruik veronderstelt. Hahn en
Schlick naakten voor de uitvoering van dit programnna dan ook dankbaar
gebruik van suggesties die wittgenstein had gegeven in zijn "LogischPhilosophische Abhandlung'r alias Tractatus logico-philosophicus uit 1921
resp.
1922.341
1S
de
Door toedoen van Carnap ll) waren de leden van de Kreis un Schlick ín I)26
tijdens hun bijeenkonsten in de Boltznanngasse dit geschrlft gaarr bestuderen. Het bleek dat Wittgenstein al op verscheidene punten nuttige gedachten
had ontwikkeld, zij het dat zijn verhandeling voor een deel uoeilijk te
begrijpen $as en onvoldoende was uitgewerkt.36) De Wiener Kreis was allereerst gelnponeerd door de instelling die uit de Tractatus sprak.r Deze is in
de volgende drie standpunten kort sa^nengevat:
(1) een pro-wetenschappelijke instelling;
(2) bestrijding van anti-wetenschappelijke tendenzen;
(3) een ethische houding.
0n net het laatste te beginnen, Carnap had de Tractatus zelfs geroend om de
ethische houding die net na.ne sprak uit de volgende woorden:
hte
voelen, dat zelfs, nanneer alle nogelijke wetenschap-
pelijke vragen zijn beantwoord, onze
helenaal niet zijn aangeroerd.33)
levensproblenen nog
hlittgenstein zei zelfs in zijn voorwoord dat zijn werk liet zien "hoe weinig
er nee gedaan is dat filosofische problenen definitief zijn opgelost".39) En
toen hij het manuscript aan Ludwig von Ficker stuurde - die de belangrijkste
nan rdas achter het tijdschrift Der Brenner - schreef hij dat hij weliswaar
geloofde dat Ficker het boek niet zou begrijpen, naar dat het hen in werkelijkheid toch niet vreend zou zijn, ondat 'de zin van het boek een ethische
is".40) Zijn werk zou na.nelijk uit twee delen bestaan: (1) uit dat wat in
het nanuscript stond en (2) uit alles wat hij niet had geschreven. Het
tweede deel was het belangrijkste:
Door
nijn
boek wordt
nanelijk het ethische als het
ware
van binnen uit begrensd; en ik ben ervan overtuigd dat
het streng genonen, alleen zó begrensd kàn worden.
Korton, ik geloof: a1les wat er door velen vandaag
10
de dag gebazeld wordt, heb ik
doordat ik er over zwijC.41)
in nijn
boek vastgelegd
Met andere woorden: waarover nen niet spreken kan, daarover noet nen zwijgen
- zoals de laatste stelling van de logisch-filosofische verhandeling
luidr.42
)
Zulke uitspraken zijn natuurlijk buitengeh,oon nager en vragen om verduidelijking. In Wittgensteins verhandeling wordt hiertoe wel een poging gedaan,
bijvoorbeeld wanneer hij schrijft dat in de wereld alles is zoals het is en
gebeurt zoals het gebeurt: er is in de wereld geen waarde en zo die er zou
zijn, dan zou die geen waarde hebben. Daaron zijn er
stellingen: ethiek kan niet worden uitgesprotcen.4l)
ook geen ethische
Het is goed dit in gedachten te houden voor als we straks bij Schlicks
behandeling van ethische vragen konen. Want Schlick achtte zich wel degelijk
in staat on over norele kwesties te spreken. Trouwens, !{ittgenstein liet het
ook niet helenaal bij zwijgen, want in zijn aantekeningenschriften schreef
hij zulke zinnen neer als
zin van het leven, d.i. de zin van de wereld kunnen we
God noenen. En daaraen de vergelijking van God als een
vader verbinden. Het gebed is de gedachte aan de zin van
het 1even.44)
De
Zelfs:
Gewiss
ist es richtig zu sagen:
Das Gewissen
ist die Stimne
corres .45 )
Kennelijk zijn dit geen zinvolle uitspraken, naar uitingen die uitdrukking
Seven aan een levensgevoel 46) en behoren tot wat Stóhr noende, pathogone
11
netafysica. Een andere uiting van t{ittgenstein, 'zoals alles Ín elkaar zit,
is God" 47) Uetroort eerder tot de theorogone Betafysica.
l{e zuIlen straks laten zien hoe de leden van de ldiener Xreis hun ethische
houding bepaalden. Minder problenatisch ziJn de pro-wetenschappelijke instelling en de bereidheid on anti-wetenschapperijke tendenzen te bestrijden.
Zoa1s gezegd zagen de leden van de l{iener Kreis hun nfilosofie" als een
wetenschappelijke opvatting van de wereld - een visie die expliciet genoend
werd in de doelsterring van de vereniging Ernst Mach die tn 1929 was
opgericht en waar Schlick voorzitter van was:
deze vereniging wi1 een wetenschappelijke visie op de
wereld bevorderen en verbreiden. zíj zaL het initiatief
nenen voor voordrachten en pubricaties, opdat de betekenis
van exact onderzoek wordt getoond voor sociale wetenschappen en natuurwetenschappen. zo noeten conceptuele instrunenten voor het noderne enpirisme worden gevornd waar ook
de inrichting van het openbare en privèIeven behoefte aan
heeft.48)
Het is duidelijk dat een en ander een bepaalde visie op wetenschap veronderstelt. De schrijvers van het nanifest van de Wiener Kreis naren op dit punt
nogal slordig en beklemtoonden dat uitspraken in de enpirische wetenschappen
zinvol zijn omdat zij via logische analyse kunnen worden herleid op zo
eenvoudig nogelijk uitspraken over wat enpirisch gegeven is.49) Oeze karikatuur van wetenschappelijke uitspraken, die in allerlei gedaanten opdook,
bijv. in de uitspraak dat "de zin van een uitspraak zijn nethode van verificatie is" l0), heeft de naa.n van de l{iener Kreis geen goed gedaan. Latere
auteurs konden dan ook genakkelijk de vloer aanvegen net zulke ideeën,
hoewel de "tegensuggestie" dat onze uitspraken over de buitenwereld niet
individueel naar collectief voor het tribunaal van de zintuÍglijke erwaring
staan 51) ook weinig helpt on zícht te krijgen op het wetenschapperijke
karakter van biJvoorbeeld theoretische natuurkunde.
L2
tlat dat betreft
werden naar
nijn nening voornanelijk door Philipp
Frank
steekhoudende argunenten naar voren gebracht. Weliswaar had Schlick ook een
natuurkundige achtergrond, naar Frarrk was als opvolger van Einstein aan de
Duitse Universiteit te Praag van 1t12 tot 1938 wèl theoretisch-natuurkundig
actief. Frank pleitte voor een grondslagenonderzoek van net na.ne de natuurkunde met behulp van de nethoden van de exacte wetenschappen.!2) Vroeger
werd wel gedacht dat funda.nentele vragen in de natuurkunde die niet neer
voor een fysische behandeling in aannerking konen, met een heel andere,
filosofische methode zouden noeten worden beantwoord. Hiertegen werd door
Frank ingebracht dat noties als ruinte, tijd en causaliteit, gepreciseerd
dienen te worden in het licht van de nieuwste fysische resultaten, in plaats
van een filosofische analyse van die noties los van de ro1 die zij in
hedendaagse fysische theorieën spelen.53)
Voor ons, die gewend zijn aan disciplines aLs nathenatische econonie en
nathenatische biologie klinkt zoiets nogal triviaal, naar in de negentiende
eeurd en in het begin van de twintigste eeuw noest zelfs het werk van een
theoretisch fysicus nog aan filosofen worden uilgelegd - er waren er zelfs
die terug wilden grijpen op de "natuurfilosofie" van Schelling en consorten.
Frank deed dit binnen een visie op wat hij de "wetenschappelijke rnethode"
noemde, waarin nadruk wordt gelegd op de geleidelijke ontwikkeling van een
instrument waarnee het doel: voorspellen en beheersen van toekonstige
waarneningen wordt gediend. Franks visie heeft betrekking op taal, in dit
geval wetenschappelijke taa1, en kan daardoor hier niet worden overgeslagen.
Ik za1 haar kort samenvatten.
Het genoemde instrunent bestaat uit betrekkingen tussen s5rnbolen die het
mogelijk naken uit gegeven synbolen andere af te leiden zonder steeds weer
op werkelijke errraringen terug te hoeven grijpen. Formules zoals de basisvergelijkingen van de elasticiteitsleer zijn gèên uitspraken over werkelijke
ervaringen of zogezegd uitspraken over de reële wereld, en kunnen niet eens
ttwaartt of
'onwaart worden genoend. Pas door toekenning van rdaarnemingen aan
bepaalde synbolen komt nen tot uitspraken over de reële wereld, naar r^,e
13
noeten daarbiJ bedenken dat zoiets op grond van het onscherpe karakter van
waarneningen nooit op volstrekt ondubbelzinnige wijze kan plaatsvinden.!4)
Helaas, aldus Frank, wordt in daÈgene wat aan de universiteiten over filosofie wordt onderrrezen helenaal niet gestreefd on waarneningen op een systeen
van logisch sanenhangende zinnen af te beelden, en trekt Ben geen enkele
gevolgtrekking uit de resultaten van begripsvoroing in de natuurvetenschappen. Integendeel: de neeste filosofen keren zich tègen de wetenschap als een
rivaal, zoals Nietzsche al zei in zijn opnerkingen over de psychologie van
de netafysica.ll) Het standaardvoorbeeld voor de Wiener Kreis ras daarbij
Heidegger, die neende te noeten opnerken dat íde ver-meende nuchterheid en
verlegenheid van de wetenschap tot belachelijkheid wordt als zij het Niets
niet serieus neent." 56) Het is duidelijk dat zo'n opnerking gezien werd a1s
een voortvloeisel van een anti-wetenschappelijke houding die bestreden
diende te worden. Een bekende uitvlucht van de kant van filosofen is, dat er
een tegenstelling is tussen zgn. natuurïetenschappen die "alleen naar"
kwantitatieve aspecten van de dingen afschilderen en de zgn. geesteswetenschappen. die "verstehendrr of ninterlectueel herscheppend'i zijn.57) Hier
wilden de leden van de lrtíener Kreis helenaal niet van weten - dit standpunt
bliikt nanelijk uit te nonden in een anti-natuurïdetenschappelijke houding.
De wiener
Kreis nees een tweedeling van de wetenschap in natuur-
geesteswetenschappen
en
expliciet af
en propageerde de eenheid van wetenschap
of eenheidswetenschap.5S) Een tegenstelling die bijv. Sonbart naakte tussen
'ordenen" in de natuurh,etenschappen en 'verstehen'r in de geesteswetenschappen' is fictief: in elke wetenschap gaat het on het tot stand brengen van
betrekkingen tussen synbolen, on toekonstige waarneningen beter te kunnen
voorspellen. Dat bijv. in de toenmalige sociologie de synbolen meestal uit
woorden zoals tstaatt, tvolkt, tgeneenschapt, tlevensvonnt bestonden, doet
hier niets
af -
hoewel volgens de l{iener Kreis de opvatting dat wetenschappelijke theorieën een synboleninstrument zijn on te kunnen voorspellen,
wel eisen stelt aan het wetenschappelijk taalgebruik. De eenheid van wetenschap was daaron het best gediend net een zgn. "eenheidstaaln. Hier zouden
aan
14
niet alleen aIle h,etenschappelijke theorieën, maar ook alle
sultaten in noeten kunnen worden uitgedrukt.
Dit
waarneningsre-
fsiflde tot interessante discussies tussen Carnap, Neurath en
Schrick, waar ook Popper in gesprekken net carnap bij betrokken was.59)
Sonnige auteurs doen het wel voorkonen of hier de belangrijkste zaken van de
wiener Kreis aan de orde waren. rk ben het daar niet nee eens. philipp
Frank, de enige fysicus van het gezelschap, deed niet aan de discussie nee.
rn ziJn rater boek Philosophy of Physics 60), verwijst hij er niet eens
progrsmms
naar.
in de bespreking is dat Carnap en Neurath zich a1s A.I.theoretici avant la lettre opstellen. Carnap introduceerde de fictie van een
Eèn aardigheid
"waarneningsnachine" die onder verschillende omstandigheden verschillende
signalen afgeeft die als zj.nnen van een taal kunnen worden behande1d.61)
Neurath sprak over een "wetenschappelijke zuiveringsnachine" waar waarnemingszj.nnen in kunnen worden geworpen.62)
Ik
bij het tweede deel van nijn lezing: de opvattingen van de Wiener
Kreis over taal en noraal in het licht van de genoende achtergronden en
uitgangspunten. Ook hierbij zal ik weer enige aandacht besteden aan de
filosofie van triittgenstein waar net name Schlick door werd gelnspireerd.
Eenvoudig is het overigens niet on een taalfilosofie van de Wiener Kreis te
onderscheiden: nen was in het algeneen naar heel sumnier als het on taalging. Ondat zij vaak zo eenzijdig bezig waren net wetenschappelijk taalgebruik kan het lijken dat zij vraagstukken over de relatie tussen dagelijks
kon nu
taalgebruik, gangbaar wetenschappelijk taalgebrrrik en geh,enst wetenschappelijk taalgebruik links lieten liggen. Wel werd in een van de eerste publicaties over de l{iener Kreis, die van Petzàll, een poging gedaan om duidelijk
te maken vanuit welk gezichtspunt de taal als object van analyse in aannerking kwan.
t5
PetzËl1 wees
er op dat de l{iener Kreis net
name
dat soort taaluitingen wilde
onderzoeken resp. verbeteren waarin een 'gedachte" en nÍet een gevoel of een
bevel wordt uitgedrukÈ.63) llen was dus - in de ter.nÍnologie van de
Nederlandse significí - gelnteresseerd in de fornele en Índicatieve aspecten
van taalgebruik, en niet in enotionele en volitionele aspecten.64) Er zijn
twee auteurs die als de grote wegbereiders voor deze opvatting worden
beschouwd, Frege en alweer hlittgenstein. Dat Schlick zelf al in 1910 in een
verhandeling "over het wezen van de waarheid volgens de noderne logica"
eigen ideeën had gelanceerd die van principieel belang bleken in zijn latere
Allgeneine Erkenntnislehre wordt dan gemakshalve over het hoofd gezien.65)
ook schrick was niet gelnteresseerd ín psychorogische aspecten van zgn.
oordelen, zoals een "positieve" of ttnegatieverr stellingnarne: oordelen waren
voor hen 'tekens voor feiten".66) Er is niet zorn groot verschil net Frege,
die zei dat oordelen beschreven kunnen worden als: rde onstandigheid dat zus
of zo het geval is, is een feit" 67), en ook niet net t{ittgenstein, die zei
dat een uitspraak die waar of onwaar is het bestaan of het niet bestaan van
situaties weergeeft. 68)
Het belang van Frege en trlittgenstein voor de opvattingen van de i{iener Kreis
over taal is overigens wel dat beiden in de nieuwe logica een effectief
niddel zagen on begrippen te verhelderen en probleeosituaties te zuiveren,
zoals Carnap het in 1t28 uitdrukte.6g) fregets fraaie fornulering in het
voorrroord van zijn Begriffsschrift van 1879 was aan de l{iener Kreis bekend:
het een taak van de filosofie is, on de heerschappij van het woord over de nenselijke geest te breken,
doordat ze de nisleidingen aan het licht brengt die door
het taalgebruik over de betrekkingen tussen begrippen vaak
bijna onver-nijdelijk ontstaan, doordat zij de gedachten
van datgene bevrijdt, dat alleen van de aard van het talige
uitdrukkingsniddel afhangt, dan zal nijn Begriffsschrift,
voor dit doel verder uitgewerkt, een brrrikbaar instÍuent
voor filosofen kunnen worden.J0
Wanneer
r6
Wittgensteins opvatting over filosofie, zoals die uitgedrukt is in stelling
4.4e van de logisch-filosofische verhandeling werd door de Wiener Kreis
onderschreven:
Het doel van de filosofie is de logische verheldering van
gedachten.
Fílosofie is
activiteit.
Een firosofi.sch werk bestaat wezenlijk uit verduideri.jkingen.
Het resultaat van filosofie bestaat niet uit "filosofische
stellingen", naar uit het duidelijk worden van stellingen.
De filosofie noet de gedachten die gewoonlijk a1s het ware
troebel en onscherp zijn, duidelijk naken en scherp afbakenen. l1
geen 1eer, naar een
)
Het is verleidelijk on in dit verband nog neer citaten uit de Tractatus te
geven' naar waar het on gaat is dit: in de ongangstaal is het vaak noeilijk
on de inhoud van beweringen, of zoals Frege en Wittgenstein het ook weL
formuleerden, de gedachte die in een bewering wordt uitgedrukt 72),
duidelijk te naken. Maar toch is dit de taak van de filosofie. Alleen als we
dit simpele gegeven goed vasthouden kunnen we begrijpen waaron er in de
Wiener Kreis wel degelijk ook professionele aandacht was voor norele
problenen. 0n Schlick te citeren: de verheldering van norele begrippen werd
oneindig veel belangrijker voor de mens gevonden dan de verheldering van
zgn. theoretische begrippen.T3) A1s er niettenin zoveel aandacht aan het
laatste werd besteed, dan 1ag dat aan de specifieke vooropleiding van de
leden èn aan het besef dat precisering van norele waardeoordelen die van
psychologische uitspraken leek te veronderstellen. In de praktijk kwam er
tlberhaupt van filosofie a1s activiteit ni.et zoveel terecht, met name niet
bij Carnap, die het nerendeel van zijn tijd besteedde aan vraagstukken op
het terrein van de zgn. logische syntaxis van fornele talen.74) Hierin gaat
het alleen naar om de fornele aspecten van taalgebrtrik. Daarbij kwan dat
Carnap zich neer dan eens bezondigde aan uitspraken die het deden voorkonen
alsof het buitengewoon genakkelljk was on de onzinnigheid van traditionele
t7
filosofische uitspraken aan te tonen. Bovendien zei
dat de nethode
van de logische syntar(is, dus de analyse van de for"oele structuur van taat
als een systeen van regels, "de enige nethode van de filosofie ras".75) Tot
overnaat van ramp kwan hiJ in 1935 net een boekje Philosophy and loeical
slmtax - wa&rvan het eerste hoofdstuk ook nog in een tijdschrift was
verschenen - waarin waardeoordelen naar het rijk van de netafysica werden
verwezen.T6) gijvoorbeeld het waardeoordeel 'doden is slecht' zou wer
de
grtrtntnaticale vorn van een beweringszin hebben, naar niettenin
uitsluitend
een uitdrukking van een bepaalde wens zijn. Een waardeoordeel beweert niets
en kan noch bewezen noch weerlegd worden. Ik citeer:
Carnap
Dit wordt onthuld zodra we onze nethode van logische
analyse op zulke uitspraken toepassen. uit de uitspraak
rdoden is slecht' kunnen
we geen enkele bewering over
toekomstige ervaringen afleiden. Dus deze uitspraak is
niet verifieerbaar en heeft geen theoretische
betekenis, en hetzelfde is waar voor a1le andere
waardeoordelen. JJ
)
overigens volgt hier toch nog niet uit dat Carnap norele stellingna.men
uit
de weg ging. Met behulp van a1wèèr een suggestie van wittgenstein waar
carnap het trouwens persoonlijk niet goed nee kon vinden - kon hij
duidelijk
naken dat norere vragen hen weldegelijk ter harte gingen. Hij
deed dit in
een artikel nïheoretische Fragen und praktische Entscheidungen,,
Zg) aat
buitengewoon belangrijk is om enigszins zicht te krijgen op het
verband
tussen de wetenschappelijke wereldopvatting en de beantwoording varr levensvragen' Want hoewel de laatste door Carnap uit het gebied van de theoretische beslissingen ttaren verwezen, betekende dat nog niet dat de leden van
de
l{iener Kreis ontheven naren van de plicht tot praktische stellingnane.
Carnap beschouwde levensvragen niet a1s genone vragen hraarop net
Ja of nee
kan worden geantwoord naar aIs situaties waarin een beslissing on te hande1en noet worden getroffen.Tg) on zo'n beslissing te treffen kunnen
18
wetenschappelijke overuegingen een belangrijke voorbereidende rol spelen.
Carnap, zelf een socialist, naakte dit duidelijk aan de hand van de vraag of
nen voor of tegen socialisne is: theoretisch kan hier alleen worden
vastgesteld dat dLe en die inrichting van de sanenleving die en die
hygiënische, econonische en culturele gevolgen heeft. Ik citeer:
Dat is een zeer belangrijke voorbereiding voor onze
stellingnFme, naar deze stellingnane wordt ons daardoor niet bespaard. We noeten beslissen, of we de
gevolgen die we in onze theoretische overweging hebben vastgesteld (zoals overwinning v€In econonische
crises en werkloosheid) willen of niet; daarvan hangt
dan op grond van het theoretische inzicht ons handelen
af.
Die wissenschaftliche Ueberlegung bestinnt nicht das
ZíeL, sondern stets nur den Weg zu den beschlossenen
ziel
.80
)
0p dit punt hadden de leden van de l{iener Kreis - en met name Neurath - wel
wat kritischer mogen zijn. Zo eenvoudig is het niet on valide econonische,
laat staan naatschappelijke hypothesen op te stelIen.81) ttaar het is
inderdaad opvallend dat er volgens eigen zeggen "een nerkwaardige overeenstemrning" binnen de wiener Kreis bestond als het ging on de instelling
tegenover levensvragen. Ik citeer uit het manifest:
Deze
instellingen
hebben een nauwere verwantschap
net
de
wetenschappelijke wereldopvatting dan op het eerste
gezicht uit een zuiver theoretisch gezichtspunt zou kunnen
schijnen. Zo tonen bijvoorbeeld de inspanningen voor
hervor:ning van de econonische en naatschappelijke verhoudingen, voor de vereniging van de nensheid, voor de
vernieuwing van school en opvoeding een innerlijke
t9
net de wetenschappeliJke rereldopvatting.
Het blijkt dat deze inspanningen door de leden van de
Kring positief worden beoordeeld, net synpathie worden
sanenhang
beschouwd, en door enigen ook
actief
worden bevorderd.S2)
Met nane Carnap, Frank, Hahn en Neurath waren voorstanders van economische
planning ten gunste van naatschappelijke hervorningen. Bij Neurath kwan dit
overigens het duidelijkst naar voren. Het is verleidelijk on grote stukken
uit zijn boek Lebensgestaltung und Klassenkanpf 83) te citeren. Ik beperk
nij tot de raatste zin: "Gerade das proletariat wÍrd zun TrËger der
hlissenschaft ohne Metaphysik'r
.
Hahn was jarenlang
voorzitter van de vereniging van socialÍstische universiteitsdocenten, die pleitte voor gelijke rechten van a1le studenten en docenten, en voor denocratische spelregels in de onderhandelingen net de universiteitsbestuurders.34) fn zijn antinetafysische verhandeling "Ueberfllssige
hlesenheiten" legde Hatrn ook een verband tussen denocratie en, wat hij
noemde,,opdewere1dgerichtefi1osofie''[email protected]
citeer:
het is zeker geen toeval dat het hetzelfde volk was
dat de wereld de democratie en de wedergeboorte van de
op de wereld gerichte filosofie schonk, en het is geen
toeval dat in het land waar de netafysica terechtgesteld
werd, ook een koningshoofd viel.85)
Zo
ís het te begrijpen dat in het nanifest
van de l{iener Kreis dat door drie
socialisten was geschreven, veel aandacht werd besteed aan het belang van de
wetenschappelijke wereldopvatting voor het noderne leven - hoewel de schrijvers erkenden dat niet elke aanhenger zich persoonlijk geroepen zou voelen
on actief aan de strijd voor socialisne deel te nenen. Niettenin deden ook
de prestaties van kamergeleerden aan de historische ontwikkeltng nee, zo
werd er gezegd. Ook hier beperk ik net tot het citeren van de laatste zin
20
van het nanifest: Die
das Leben nimnt sie auf.
liche Weltauffass
Leben und
Over kanergeleerden gesproken - de naem van Schlick is in het verband tussen
wetenschappelijke wereldopvatting en levensvragen nog niet gevallen. Schlíck
was nj.et betrokken bij het schrijven van het nanifest van de Wiener Kreis.
Volgens Menger geloofde Schlick in een strikte scheiding van "cognitief
nateriaal" en "evaluaties" van welke aard ook en was het twijfelachtig of
hij zoiets als het nanifest op prijs stelde. Menger en G6del waren er
althans allesbehalve gelukkig nee.86) Scirfick zat inderdaad op een andere
lijn dan die van de rationalisering van het politieke, econonische, en
naatschappelijke leven - naar dat wil niet zeggen dat Schlicks stellingnane
in
morele kwesties niet ook gesteund werd door ideeën van de Wiener Kreis.
A1leen 1ag dat zoals gezegd op het gebied van de conceptuele verheldering.
Die activiteit stelde Schlick expliciet in dienst van de beantwoording van
levensvragen - in een voordracht over de zin van het leven "Von Sinn des
Lebens", in zi.jn boek Fragen der Ethik dat in de geschriftenreeks van de
Wiener Kreis werd uitgegeven, èn in zijn onvoltooide boek, dat na de oorlog
werd uitgegeven en mogeliik het werk is dat Schlick volgens zeggen in het
buitenland had wi11en publiceren - vanwege de expliciete stellingnare tegen
het nationaalsocialisme. 87 )
Schlick was ongetwijfeld de meest uitgesproken filosoof van het gezelschap.
Dit bli.ikt al neteen uit het voorwoord van Fragen der Ethik, a1s het gaat on
de aard van filosofische explicaties. Schlick nam hier volgens mij de neest
aanvaardbare positie in. A1s het gaat on de adequaatheid van zulke explicaties kan nen net doen of zijn neus bloedt - zoals Carnap in Der logische
Aufbau der Welt, door te stellen dat er voor elke wetenschappelijke situatie
principieel een ondubbelzinnig criterium is on uit te naken of die situatie
het geval is.88) 0p deze stelling of op dit geloof berustte Carnaps vertrouwen in de nogelijkheid on een rationele reconstructie van alle wetenschappelijke kennis te geven - een nadere ui.twerkj.ng van een idee dat Russel-I in
1914 had gelanceerd en ook schetsnatlg had uitgewerkt.gg)
2\
is natuurliJk dat vee1, ook wetenschappeliJke ter.nlnologieën
helenaal niet zo precies zijn vastgelegd - zodat een precieering van een
bepaalde notie niet hoeft overeen te konen met alles wat er biJ die notie te
pas kont. Een preciserÍng is dearon altijd een voorstel oD een bepaalde term
voortaan in een bepaalde precieze betekenis te gebruiken - net het argunent
dat bepaalde problenen die sanenhangen net het gebrek aan precisie van de
traditionele notie, verdwijnen.
De kwestie
Russelr's standaardvoorbeeld - ar in 1903 seseven 90) - was de notie van
beweging, die zo gepreciseerd werd dat de beruchte bewegingsparadoxen - over
Achilles die niet eens een schildpad kon inhalen en zo - konden worden
opgelost.
Schlick zag heel goed dat zulke explicaties de aard van voorstellen hebben
die noch als waar, noch als onvvaar kunnen worden gekwalificeerd - zoals
later Hempel opnerkte in zijn boek over begripsvorning in de enpirische
wetenschappen.9l) schlick zei namelijk over zijn boek Fragen der Ethik:
Voorzover dit geschrift trfilosofisch" is (... )
fungeren de zirrnen die er in voorkonen niet a1s
werkelijke beweringen over bepaalde feiten of wetten,
naar ars aansporingen aan de rezer on die intellectuele
activiteíten te ontplooien, waardoor bepaalde uitspraken voor hen een heldere betekenis krijgen.g2)
En Schlick nerkte
daarbij op dat zulke aansporingen vèé1 belangrijker kunnen
zijn dan juiste oordelen. Als voorbeeld van de uitspraken die hij wilde
behandelen noende hij 'Dieser Mensch hat eine gute Gesinnung' en 'jener Mann
war f0r jene Tat voll verantwortlich'!l)
Fílosofie is dus - aldus Schlick - een activiteit; dat Eaakt het wezen van
filosofie uit: er bestaan geen filosofische stellingen, Daar alleen filosofische daden.94) 0e overeenstenning net htittgenstein, die filosofie geen
22
1eer, maar een activiteit noende, is opvallend. Overigens vond Wittgenstein,
zoals we zagen, dat ethiek niet kan worden uitgesproken: in de wereld is
a1les zoals het is en gebeurt al1es zoals het gebeurt; a1les is zo te zeggen
toevallig. Als Karrt zei dat norele inperatieven zeggen wat voor gebeurtenissen "noeten' - sollen - plaatsvinden, ook al gebeuren zij nisschien nooit,
m.a.hr. dat er iets is dat gebeurtenissen niet toevallig naakt, dan kan
zoiets niet in de wereld liggen - en daaruit volgt neteen dat daarover niet
zinvol kan worden gesproken.95)
Alleen had Wittgenstein nog een ontsnappingsclausule: er moet toch we1 een
soort ethisch loon en ethische straf bestaan, naar die noet dan in de
handeling zelf liggen. Trouwens, in zijn aantekeningenschriften had Wittgenstein ook al een soort voorstellen in de richting van een explicatie van
norele noties gedaan. Bijvoorbeel-d, naar aanleiding van Wittgensteins ei-gen
ethische inperatief: leef gelukkig!,!6)
0n gelukkig te leven noet ik in overeenstemning zijn
met de wereld. En dat betekent nu juist "gelukkig
zíjn".)J)
En vraagt ienand zich af: naar waarom moet ik juist gelukkig leven, dan kan
als antwoord gegeven worden dat het gelukkige leven zich vanzelf rechtvaar-
dist
.
98
)
Schlick worstelde ook net zulke noties a1s "geluk", naar hij stelde zich
niet tevreden net explicaties die zeJf zo te zeggen Ios staan van psychologische kennis. l.lant wat betekent het "in overeenstemming net de wereld te
leven"? In het geval van "geluk" stelde Schlick dan ook voor on een notie
als "geschiktheid voor geluk", G1{lcksfáhigkeit, te preciseren in de zin van
geschiktheid voor toekomstige 1ustgevoelens.99) Hiernee moet aan alle
genoegens die nafstomping" tot gevolg hebben een geringere gelukswaarde
worden toegekend dan aan genoegens
weg staan.100)
die toekonstige lustgevoelens niet in
de
23
Deze en andere
explicaties van ethische noties in ter"nen van lustgevoelens
zijn niet zonaar gekozen: het 1s een nanier otn waardeoordeLen te kunnen
herfornuleren op een wijze dat het in principe nogelijk 1s oD aan te geven
onder welke aanwijsbare onstandigheden dit oordeel waar, resp. onwaar is.
Pas dan is inners een uitspraak volgens Schlick zinvol.101) Ook hier is de
invloed van Wittgenstein onniskenbaar; die had geschreven: reen bewering
begrijpen, wil zeggen, weten wat het gevar is wanneec zLj waar is.Loz)
het ook anders uitdrukken: Schlick trachtte morele noties terug te
voeren op wetenschappelijke inpasbare standen van zaken - zoals het in het
nanifest van de Wiener Kreis werd gefornuleerd.lO3) In elk geval is er geen
plaats voor "netafysische', dat zijn absolute noties. rk citeer:
Men kan
er waarden zin die absoluut zijn in de zin
dat ze net ons voelen 0berhaupt niets van doen hebben,
dan vornen ze een rijk voor zíct,ze]'f, dat op geen enkele
plaats in de wereld van ons willen en handelen binnenZouden
drong, a1s door een ondoordringbare nuur afgesloten.
Het leven verliep net zo als wanneer die absolute
niet bestonden. Voor de ethiek
sinpelweg niet zijn.104)
waarden
Het lijkt
zouden ze
et
erop dat Schlick t{ittgensteins stelling ondraaide: er is buiten
wereLd geen waarde en zo die er zou zíjn, dan zou die geen waarde hebben.
de
centrale explicaties van Fragen der Ethik is het voorstel on de
notie "Eoreel goed" te gebruiken in de zin van "wat volgens de nening van de
nenselijke sanenleving voor deze zeLf welzijnsbevorderend of lustverueerderend is".105) Dit is uit het oogpunt van zinvolheid natuurlijk een
nerkwaardige karakterisering. trlant wat is de nening van de nenselijke
sanenleving? Schlick zag dit probleen ook en zíjn antwoord uas, dat het hier
on een "doorsneenening" ging.1o6) Maar hij vroeg zich niet af of er weI
Eên van de
24
altiid zo"n doorsneenening - of zo u wilt sociale
adequate representatie van individuele neningen -
h,elvaartsfunctiewaarde of
kan worden gevonden.
Tot zover over Schlicks explicatie van ethische noties die op zichzelf
nog
geen standpunt in norele kwesties inpliceert. Maar tenidden van de bedreigende gebeurtenissen van de eerste helft van de dertiger jaren greep Schlick
de gelegenheid aan on zijn analytische vernogen aan te wenden op cultuurfilosofische vraagstukken. I'Jat Schlicks hoofdwerk had noeten worden werd in
1952 onder de titel "Natur, Kultur, Kunst' uitgegeven door Joseph
Rauscher.
l0/)
Dit boekje is nagenoeg onbekend gebleven en daaruit is nisschien te verklaren waarom latere auteurs Schlick van een ivoren torenmentaliteit konden
betichten. Het is bekend dat Schlick niet ienand was die zich geroepen
voelde op actuele gebeurtenissen te reageren zoals die in de dagbladpers
beschreven werden 108) - dat doet een echte filosoof niet - hoewel hij neer
dan eens brieven schreef aan autoriteiten a1s hij vond dat hij echt iets te
zeggen had. Het bekendst is een brief aan Ganz van het hoofdbureau vern
politie om te protesteren tegen het verbod van de Verein Ernst Mach, een
eerste succes van de Austrofascisten.l0g) Maar in zijn onvoltooide boek zien
we dat Schlick zeer goed in staat rdas on de "geistige Situation der Zeit" te
analyseren.
Schlick aIleen naar zijn Fragen der Ethik geschreven, dan zou de kwalificatie van een "kamergeleerder die in een ivoren toren leefde niet eens zo
nisplaatst zijn geweest. Maar j-n 'tNatur und Ku1tur" gaf Schlick zo te zeggen
Had
een toegepaste
ethiek. Hij zei letterlijk:
Die Aufgaben des Ethik haben wir nicht noch einnal
zu lósen; wir setzen sie voraus und wenden sie an.110)
Dat Schlick ook buiten zijn studeerkaner rondkeek blijkt aI uit het inzicht
dat sonnige woorden niet zozeet ten behoeve van een netafysisch standpunt
25
gebruikt, naar a1s "prikkelwoorden" of leuzen waardoor nen nassahandelingen kan opwekken zonder daar een rrechtvaardiging voor te hoeven
geven.111) Bedoeld ziJn woorden als 'natie', 'volk', tras', raar volgens
Schlick uiterst onduidelijke idealen achter staaÍr. Zulke woonlen norden
kristailisatiecentra voor onheldere gevoelens die Ín de plaats vaÍt een
rechtvaardiging konen, of beter, zoiets verontrraardigd afwijzen. Ik citeer:
worden
Fragt einer Nachdenklicher: l{arum soll ich denn
dies tun oder diese Meinung vertreten? - erhËlt
er die Antwort: weil du sonst nicht national
(oder rassisch) enpfindest! 112)
Schlick zag heel goed dat een nachtsstaat als Hitler-DuiÈsland de nensen
niet vrijer naakt in de zin van het hebben van veel doelvoorstellingen in
arle belangrijke situaties van het leven, integendeel: door suggestie,
propaganda en dreigingen wordt de nensen een beperkt aantal voorstellingen
opgedrongen en een zogenaande runiforne volkswilÍ gecreëerdr waar Schlick
geen goed woord voor over had.113) Frege was hen hierin al voorgegaan toen
hij schreef dat denagogisch nisbruik bij rfschijnbare eigennnmen" zoals "de
wi1 van het vo1k" wellicht nog genakkelijker is dan biJ woorden die neer dan
éèn betekenis hebben.114) Maar waar Frege er uitsluitend op rette of
bepaalde uildrukkingen nu wel of niet iets aanduiden, kon Schlick dankzij
zijn explicatie van norele noties laten zien dat de ideologie en nystiek
waarnee in zijn tijd noties als "staat" en rrnatier, "broed" en "bodem"
onkleed werden, strijdig waren net norele naatstaven. Ik citeer:
noet in tegenstrijdigheden verwikkeld raken ranneer
nen twee waardenaatstaven naast elkaar wil invoeren
zonder de ene uitdrukkelijk boven de ander te plaatsen.
Hetzij accepteert nen de norele, en dan noet nen de
racistisch-nationale naatstaf opgeven ondat die net de
eerste strijdig is, of nen stelt ras en natie openl.iJk
boven de noraal.115)
Men
26
grote kracht van zijn gedachtengang lag volgens Schlick hierin, dat de
geldigheid ervan niet afhangt van de bijzondere soort van moraal die daarbij
wordt verondersteld. De redenering blijf dwingend zolang nen tlberhaupt
aanneent dat er een individuele noraal is, d.w.z. waardevolle eigenschappen
van individuen die van de een op de ander minstens even zo sterk variëren
a1s van natie tot natie als van ras tot rasl116)
De
Het zou te ver voeren on Schlicks gedachtengang hier op de voet te volgen.
Waar het on gaat is dat voor Schlick de grotere Gltlcksfáhiekeit van de nens
als redelijk wezen naatgevend is. Hierdoor werd hij in staat gesteld een
scherp oordeel uit te spreken over een staat die van zijn burgers verlangt
"boven alles't (0ber alles) geprezen te worden.llJ) Hij deed dit niet in een
abstract betoog, naar ging expliciet in op uitspraken van Hitler zelf.11B)
Het oordeel van prof.dr. Austriacus is daaron a! zo misplaatst waar Schlick
de taal van de theorogone netafysica niet schuwde - integendeel, expliciet
te kennen gaf dat veel norele zaken nog steeds het beste in de theologisehe
taal
kunnen worden
uitgedrukt. Ik citeer:
Beeintráchtigung der Freiheit aber ist 0berall dort,
wo verboten wird was "vor Gott" erlaubt ist. (Vie1e
noralische Dinge lassen sich inner noch am besten
in der theologischen Sprache ausdr0cken. ) 119)
De huichelachtigheid van
prof.dr. Austriacus staat hiernee in schril
contrast" Een laatste citaat:
heeft in de laatste tijd herhaald verklaard
dat de wreedzame regeling van de "Judenfrageft in
Oostenrijk in het belang van de joden zelf is
Men
gelegen, daar anders een gewelddadige oplossing
ervan onveruijdelijk is. Hopelijk bespoedigt het
verschrlkkelijke noordgeval aan de Weense universiteit een werkelijk bevredigende oplossing van
27
de "Judenfrage".120)
rk
ben aan het eind van niJn lezing gekonen. Hoperijk heb tk duidelÍJk
ktrnnen naken dat er voor de l{iener Kreis twee verbindingen ranen tusen hun
uitgangspunten en norele kwesties: ten eerste dat resultaten van rationele
wetenschapsbeoefening behulpzaam kunnen ziJn bij het doen van norele keuzen,
ten tweede dat conceptuele verheldering ook een zuiverende werking kan
hebben op norele discussies.
28
29
VOETNOTEN
1.
Last, H. van , nuit de tiJdschriftenn. NR0-Handersblad
(1J augustus 1tJ1), en Visser, H., 'Ivoren toren van logische
enpiristen". NRC-Handelsblad (24 augustus t97L) .
vergelijk:
2. Galen
Galen
Last, H. van, 'rvoren toren van logische enpiristenr'.
NRc-
Handelsblad (27 augustus L97t).
l. Vergelijk: Menger, K., nMemories of Moritz schlick" in: Gadol, E.T.
(ed. ), Rationality and science. A nenorial volune for Moritz Schlick in
celebration of the centennial- of his birth. lrlien-New york, SpringerVerlag, L9B2- p. 97.
4.
Vergelijk: stadler, F., "Aspekte des gesellschaftlichen Hintergrunds
und Standorts des Wiener Kreises an Beispiel der Universitát Wien", in:
Wittgenstein, der l{iener Kreis und der kritische Rationalisnus. Akten
des dritten internationalen htittgensteiri Synposiums. l{ien, HólderPichler-Tenpsky, L979; p. 58.
5.
vergelijk:
R., "Logischer Enpirisnus und Ethikr', in:
Schrick, M., Fragen der Ethik. Herausgegeben und eingeleitet von Rainer
Hegselnann. Frankfurt an Main, Suhrkanp. 1984; p. 9.
Hegselnann,
Rauscher, J., rVorwort", in: schlick, M., Natur und Kultur.
hlien-Stuttgart, Hunboldt Verlag, L95Z; p. 5.
6. vergelijk:
7. carnap, R., Abriss der Logistik. tJien, Julius springer, L929; Mises, R.
von, wahrscheinlichkeit, statistlk und !{ahrheit. rdem, tgz}; schlick,
M., Fragen der Ethik. rdem, 1930; Neurath, 0., Enpirische soziorogie.
rden, 1931; Frank, Ph., Das Kausalgesetz und seine Grrenzen. rden.,
1932; Kant, 0., Zur Biologie der Ethik. Idem, L932; Carnap, R.,
Logische Syntax der Sprache, Iden, 1934; popper, K., togik der
30
Forschung. Idem, 1935; Scháchter, J., Prolegonena zu einer kritischen
Qpnmmslik, Idem, t935; daarna verscheen nog: Kraft, V., Die Grundlagen
einer wissenschaftlichen Wertlehre. Iden,
1937.
8. Neurath, 0., Einheitswissenschaft und Psychologie. Wien, Gerold & Co,
1933; Hahn, H., Logik, Mathenatik und Naturerkennen. Idem, 1933;
Carnap, R., Die Aufgabe der Wissenschaftslogik. Iden, 7934; Neurath,
0., Was bedeutet rationale Wirtschaftsbetrachtung? Idem, f935; Frank,
Ph.,
der nechanistischen Physik. Idem, L935; daarna verschenen
nog: Zur Enzyklopádie der Einheitswissenschaft. Vortráge von Neurath,
Das Ende
Brunswik, Hull, Mannoury, Woodger. 's-Gravenhage, W.P. van Stockum &
Zoon, 1938; Mises, R. von, Ernst Mach und die enpiristische
Wissenschaftsauffassung. Iden, f93B; Gomperz, H., Interpretation.
Logical analysis of a nethod of historical reseach. The Hague, W.P. van
Stockun &.Zoon; Chicago, The University of Chicago press, t939,
$. Vergelijk:
H., "Die Bedeutung der wissenschaftlichen
Weltauffassung, insbesondere ftlr Mathematik und Physik". Erkenntnis
(1930) , p. 96.
Hahn,
1
E., Der logistische Neupositivisnus. Eine kritische Studie.
Turku, Annales universitatis Aboensis, 1930; petzàlr, A., Logistischer
10. Kai1a,
Positivisnus. Versuch einer Darstellung und W0rdigung der
philosophischen Grundanschauungen des sog. wiener Kreises der
wissenschaftlichen weltauffassung. Góteborg, wettergren & Kerbers,
t937; Blunberg, A.E. and Feigl, H., 'rlogical positivism. A new
movement in European philosophy". The Journal of philosophy 28 (1931)
28r-296.
11.
vergelijk: Bechtle, Th.c. arrd Riley, M.F., Dissertations in philosophy
accepted at Anerican universities, 1861-L971. New York-London, Garland,
1978; p. 462.
31
12. weinberg, J.R., An examination of rogical positivisn, london,
Paul, Trench, ?rubner & Co., L936.
Kegan
1J. Henpel, C.G., F\rndamentals of concept formation in enpirícal science.
Chicago, The University of Chicago press, L952.
14. Vergelijk: Mach, E., Die Principien der Wárnelehre. Zweíte Auflage.
Leipzig, Johann A.mbrosius Barth, 1900; p. 363.
1!. Vergelijk:
E., Die Analyse der Enpfindungen.
Gustav Fischer, 1919; p. 300.
Mach,
Achte Auflage. Jena,
16. Vergelijk: idem, p. 292.
1J. Vergelijk: iden, p.
298.
18. Vergelijk: Boltznann, L., "ueber eine These schopenhauers", in:
Wissenschaftliche Beilage zum achtzehnten Jahresbericht (1905) der
Philosophischen Gesellschaft an der Universitát zu !íien. Leipzig,
Johann Anbrosius Barth, 1905; p. 44.
1t. Vergelijk: iden, p.
59.
20. Vergelijk: Stóhr, A., rlst Metaphysik nóglich?", in: Jahrbuch der
Philosophischen Gesellschaft an der Universitát zur Wien 1914 und lgl5.
LeÍpzig, Johann Anbrosius Barth, t9L6; p. 2j-36.
21. Schlick, M.,
nVon Sinn des Lebens": Synposiun (philosophische
Zeitschrift f{lr
Forschung und Aussprache)
L G92T)
des Lebens. Erlangen, lrleltkreis-Verlag, t927.
22. Yergelijk: Schlick, M., Natur und Kultur, p.
11.
331-354 = Vom sinn
32
21. Vergelijk: Stóhr, A., "Ist Metaphysik móg1ich?", p. 36.
24. Vergelijk: Neurath, 0., t{ege der wissenschaftlichen Weltauffassung,,.
Erkenntnis 1 (1930), p. 723.
2f. Vergelijk:
F., "Vorwortt', in: Schlick, M., Gesannelte
Aufsàtze 1926-1936. Wien, Gerold & Co., 1938; p. )fiX.
hlaismann,
26. Vergelijk: Wissenschaftliche Weltauffassllng. Der Wiener Kreis.
Arthur Wolf Verlag, LJ2J1 p. 77.
Wien,
2/. Vergelijk: Russel1, 8., Our knowledge of the external world as a field
for scientific philosophy. Chicago, 0pen Court, 1914; p. 3T-39.
28" vergelijk: wissenschaftliche weltauffassung. Der wiener Kre1s, p.
2t. Vergelijk: Hahn, H., "Enpirismus, Mathenatik, Logik".
Fortschritre 5 G929) 4O9.
l0- vergelijk: schrick, M.,
Springer, 1918; p. t79.
Allgerneine Erkenntnislehre.
18.
Forschungen und
Berlin, Julius
11. vergelijk: schlick, M., Allgeneine Erkenntnislehre. Zweite Auflage,
Berlin, Julius Springer, 1925; p. I27-I28.
J2. Vergelijk: Hahn, H., I'Enpirisnus, Mathenatik, Logik", p.409.
ll. Vergelijk:
H., Logik, Mathenatik und Naturerkennen. Wien, Gerold
& Co., 1933; p. IJ. Zíe ook: Sch1ick, M., "Cibt es ein rnateriales
Apriori?n, in: Wissenschaftlicher Jahresbericht der Philosophischen
Hahn,
Gesellschaft an der UniversitËt zu Wien fOr das Vereinsjahr L93O/I93L.
Wien, ?, p. 55-65, en j.n: Schlick, M., Gesamnelte Aufsátze, p. Ig-3g.
33
14. Vergelijk: Hahn, H.. Logik, Mathenatik, Naturerkeruren, p. Jl, en
Schlick, M., íGibt es ein nateriales Apriori?*, p. 64-6f.
versezen wordt naar: l{ittgenstein, L., "Logisch-phl.tosophlsche
Abhandrung". Annalen der Naturphilosophie t4 (LgzLl LB|.262; resp.:
ldittgenstein, L., Tractatus Logico-PhÍlosophlcus. London, Kegan paul,
Trench, Trubner & Co., 1922.
ll. Vergelijk:
Menger,
K.,
"Menories
of Moritz Schtickr', p.
86.
16. Vergelijk: Carnap, R., Der logische Aufbau der l{elt. Berlin, trJeltkreisVerlag, L928; p. 183.
37. Iden.
18. Vergerijk: wittgenstein, L., I'Logisch-philosophische Abhandrung,,, p.
262 (6.52).
l!. Vergelijk: iden, p.
186.
40. Vergelijk: Wittgenstein, L., Briefe an Ludwig von Ficker. Herausgegeben
von Georg Henrik von Wright unter Mitarbeit von l{alter Methlagl.
Salzburg, Otto Mllller Verlag, 1969, p. 35.
4r.
rden.
42. vergelijk: t{ittgenstein, L., "Logisch-philosophische Abhandlung, p.
0t.
43. vergetijk: iden,
p.
26O
(6.42, 6.42ll
.
44. Vergelijk: t{ittgensrein, L., Notebooks 1914-1916. EdÍted by G.H. von
Wright and G.E.M. Ansconbe. Oxford, Basil Blackwell, 1961 i p. 73.
262
34
45. Vergelijk: iden, p. 75.
46. Vergelijk: Wissenschaftliche Weltauffassung. Der Wiener Kreis, p.
16;
ook: Carrrap, R., "Ueberwindung der Metaphysik durch logische Analyse
der Sprache: Erkenntnis 2 (1931), p. 238-241; Schlick, M.,
"Positivi.snus und Realisnus", Erkenntnis I (L932-7933), p. 27.
47" Vergelijk: Wittgenstein, L., Notebooks 1914-1916, p. 79t ',Wie sich
a1les verhált, ist Gott. Gott ist, wie sich a11es verhált".
48. Vergelijk: Wissenschaftliche Weltauffassung. Der Wiener Kreis, p.
4!. Vergelijk: iden, p.
11.
!0. Vergelijk: Schlick, M., Gesanmelte
U9-183,
p.
14.
Aufsë.tze,
p. XXVIï, p. 89-100,
p.
337-367.
11. vergelijk: Quine, lll.v.0., "Two dogmas of empiricism". The philosophical
Review 60 (1951); p. 38.
!2. vergelijk: Frank, Ph., I'l,Jas bedeuten die gegenwártigen physikalischen
Theorien f0r die allgeneine Erkenntnislehre?" Erkenntnis 1 (1930) 126757.
l]. Vergelijk: Frank, Ph., Das Kausalgesetz und seine Grenzen. Wien, Julius
Springer, 1932, p. 6-12.
!4. Vergelijk: idem, p.3.
ll. Vergelijk: iden, p.
56. tden.
282,
35
lJ. VergeJ-ijk: Íden, p.
54.
18. Vergelijk: l{issenschaftliche l{eltauffassung. Der l{iener Kreis, p. L5.
It. Vergelijk: Carnap, R., 'Ueber Protokollsátze". Erkenntnis 3 i[932
-1933), p. 223-224, enz Carnap, R., "Intellectual autobiography", in:
The philosophy of Rudorf carnap. Edited by paul Arthur schilpp. La
Sal-le, I11., 0pen Court, 1963; p. 3L-32.
60. r'rant, Ph., Philosophy of science. Ttre rink between science
philosophy. Englewood C1iffs, N.J., prentice Hall, 19j7,
and
61. Vergelijk: Carnap, R., "Ueber protokollsátze" , p. ZLí-ZZB.
62. Vergelijk: Neurath, 0., nProtokollsátze". Erkenntnis 3 Gg3Z-1g33), p.
2L2-213.
61. vergelijk: Petzál1, A., Logistischer Positivisnus, p. 13. rn een
verhandeling za1 nadere aandacht worden besteed aan signifische
beschouwingen bij leden van de lrJiener Kreis.
andere
64. Vergelijk: Mannoury, G., I'Die signifischen Grundlagen der Mathenatik".
Erkenntnis 4 (1934) 288-309, 3L7-34j. Ook: Dantzig, D. van, "significs,
and its relations to seniotics", in: Philosophical essays offered to
congress nenbers by the united philosophical societies in the
Netherlands. Ansterdn., L.J. Veen, 1948; p. 176-189.
65. scnrick, M., 'Das Hesen der t{ahrheit nach der nodernen Logikn.
Vierteljahresschrift ftlr wissenschaftliche Philosophie und Soziologie
34 (1910) 386-4zl; VergetiJk: schrick, M., Allgeneine Erkenntnislehre,
p. b).
66. Vergelijk: Schlick, M., Allgeneine Erkenntnislehre, p. 37-66.
36
61. Vergelijk: Frege, G., Begriffsschrift, eine der arithnetischen
nachgebildete Fornelsprache des reinen Denkens. Halle, Louis Nebert,
t879; p. L-5.
68. vergelijk: t{ittgenstein, L., "Logisch-Philosophische Abhandlung", p.
217 (4.7).
69. vergelijk: carnap, R., Der logische Aufbau der lr]eIt, vorwort (zur
ersten Auflage).
10. Vergelijk: Frege, G., Begriffsschrift, p. VI-VII. Zíe Waisnann,
t'Vorlrrorttt, in: Schlick, M., Gesanmelte Aufstze, p. XXIV.
J1. vergelijk: wittgenstein, "Logisch-philosophische Abhandlung", p,
(4.772)
2r7
.
J2. Vergelijk: Frege, G., Grundgesetze der Arithnetik. Begriffsschriftlich
abgeleitet. I. Band, Jena, Hernann pohle, 1893; p. 7, p. 50;
Wittgenstein, L., "Logisch-Philosophische Abhandlung", p . 205-206
(3.2).
Jl. Vergelijk: Schlick, M., "L'ècole de Vienne et 1a philosophie
traditionelle", in: Travaux du !e congrès international de philosophie
(Congrès Descartes), fasc. 4. Paris, Hernann & Cie, L937, p. ?, en in:
Schlick, M., Gesamnelte Aufsátze, p. 397.
/4" Vergelijk:
Carnap,
R., Logische Syntax der Sprache. Wien, Julius
Springer, 1934.
l!. Vergelijk: carnap, R., Philosophy and logical syntax. London,
Paul, Trench, Trubner & Co., I935i p. 99.
/6. Vergelijk: iden, p.
26.
Kegan
37
J/. Vergelijk: iden, p.
24-25.
18. Carnap, R., nTheoretische Fragen und praktísche Entscheidungen". Natur
und Geisr
2
(L9341 257-260.
Jt. Vergelijk: iden, p.
257-258.
80. Vergelijk: iden, p. 258-259.
81. Vergelijk: Gonperz, H., Die Wissenschaft und die Tat. Wien, Gerold
Co., 1934.
&
82. Vergelijk: Wissenschaftliche l{eltauffassung. Der Wiener Kreis, p. L314.
83. Neurath, 0., Lebensgestaltung und Klassenkanpf. Berrin, E.
Laubsche
Verlagsbuchhandlung, t928.
84. Vergelijk: Stadler, F., I'Aspekte (... ) ", p. 52.
85. Vergelijk: Hahn, H., "Ueberfl0ssige tlesenheiten (Occans Rasiernesser)".
Veróffentlichungen des Vereines Ernst Mach, Wien, 1930; p. 6.
86. Vergelijk: Menger, K., "Menories of Moritz Schlick" , p. 92.
87. Vergelijk: Stadler, F., rAspekte (...)", p. 54.
88. Vergelijk: Carnap, R., Der logische Aufbau der hlelt, p. 68.
89. Vergelijk: Russell, 8., Our knowledge (...), Chapter 4. Zie ook: Hahn,
H., rDie Bedeutung der wissenschaftlichen l{eltauffassr.rng, insbesondere
ftlr Mathenatik und Physik", p.
LO2.
38
90. Vergelijk: Russell, 8., The principles of nathenatics.
Universlty Press, 1903; Chapter XLII.
Carnbridge
91. Vergelijk: Hempel, C.G., Fundanentals of concept fornation in enpirical
science, p. 11.
92. Vergelijk: Schlick, M., Fragen der Ethik. Herausgegeben und eingeleitet
von Rainer Hegselnann. Frankfurt am Main, Suhrkanp, 1984, p. 52-53.
93. Iden, p.
53.
94. Iden, p. 52; ook: Schlick, M., "Die
1 (1930); p. 8-r0.
Wende
der Philosophie", Erkenntnis
!1. vergelijk: Visser, H., '?wittgenstein as a non-Kantian philosopher", in:
ELhik, Grundlagen, Problene und Anwendungen. Akten des f{Inften
internationalen l,littgenstein-Sluposiums . Wien, Hólder-Pichler-Tenpsky,
1981;
p.
404-405.
t6. vergelijk: Wittgenstein, L.,
Norebooks 1914-1916,
p. 75, p.
78.
97. Iden, p. 75.
98. rdem, p.
78.
99. Vergelijk: Schlick, M., Fragen der Erhik, p. 183-185.
100. Idem, p.184.
101. Vergelijk: Schlick, M., "Positivisnus r:nd Realisnus",
Schlick, M., Gesamnelte AufsáEze, p. 246.
p. 6-16; ook:
39
102. Vergelijk: l{ittgenstein, L., rlogisch-Philosophische Abhandlung", p.
213 $.024) i zíe ook: Schlick, M., Gesannelte AufsËtze. p. t[Z.
101. Vergelijk: l{issenschaftliche Wettauffassung. Der Wiener Kreis,
p. t7.
104. Vergelijk: Schlick, M., Fragen der Ethik, p. 1ll-1J8.
105. Iden, p.118.
106. Iden, p. L22.
1Ol. Zíe noot 6.
108. Vergelijk: Feigl,
p.
H., nMoritz Schlick". Erkenntnis 7
(1937-1938),
393.
109. F. Stadler, "Aspekte (...)",
p. 44, p. Fj.
110. Schlick, M., Natur und Kultur, p. 79.
111. Vergelijk: iden,
p.
89.
7L2. Iden.
11J. Vergelijk: iden, p.48.
114. Vergelijk: Frege, G., 'Ueber Sinn und Bedeutung",
Philosophie und philosophische Kritik 100 (1892);
111. Vergelijk: Schlick, M., Natur und Kultur,
116. Iden.
p.
88.
Zeitschrift f0r
p. 4f.
I
40
11/. VergeliJk: idern, p.
73-74
118. Idem, p. 86.
119. Iden, p. 108.
120. Vergelijk: Hegselnann,
R., 'tlogischer Enpirisnus und Ethik", p.
10.
Henk Visser
Faculteit der Wijsbegeerte
Katholieke Universiteit Brabant
Postbus 9Ot53
SOOO
Oktober 1t8/
LE
TILBURG