20150106 Raadsvoorstel Bestemmingsplan Vergistingsinstallatie

Raadsvergadering, 27 januari 2015
Voorstel aan de Raad
Nr.:
-
Agendapunt:
Voorbespreking
Datum:
27 januari 2015
Onderwerp:
Bestemmingsplan “Bedrijf co-vergistingsinstallatie Cothen”
Onderdeel raadsprogramma: (Wonen en ruimtelijke ontwikkeling)
Portefeuillehouder: Hans Marchal (ruimtelijke ordening)
Voorgesteld besluit (samengevat)
1. In te stemmen met de Zienswijzennota.
2. Het bestemmingsplan ‘Bedrijf co-vergistingsinstallatie Cothen’ gewijzigd vast te stellen.
3. Een vergistingsinstallatie mogelijk te maken met een maximale capaciteit van 100 ton per
dag.
4. Geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening vast te
stellen.
Korte samenvatting
Vanaf 1 mei 2014 heeft het ontwerpbestemmingsplan “Bedrijf co-vergistingsinstallatie
Cothen” voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan is
opgesteld om op het perceel achter de locatie Van Dijks Koelhuis, gelegen op ca 370 meter
ten noord westen van de kern Cothen, aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 6 en 8
(N229) de bouw van een gezamenlijke vergistingsinstallatie mogelijk te maken. Een
vergistingsinstallatie zet biomassa om naar (bio)gas.
Er zijn 8 zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen wordt de raad
voorgesteld om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen door een maximum van 36.500
ton per jaar (=100 ton per dag) van te vergisten materiaal in de regels op te nemen. Dit is
conform recente jurisprudentie ter voorkoming dat deze ontwikkeling op basis van het
Besluit-mer een m.e.r.-plichtige activiteit wordt.
Aanleiding
Op 1 februari 2011 heeft het college een besluit genomen over het in principe medewerking
verlenen aan de vestiging van een biovergistingsinstallatie in de gemeente Wijk bij
Duurstede. Op dat moment kwamen nog twee locaties in aanmerking voor deze voorziening:
een locatie aan de Groenewoudseweg en de locatie achter Van Dijks Koel- en vrieshuis, net
buiten de kern Cothen, aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 6 en 8 (N229).
Uiteindelijk bleek – met name vanuit landschappelijk oogpunt – de locatie achter Van Dijks
Koel- en vrieshuis de voorkeur te genieten.
Tussen februari 2011 en mei 2014 is veel gebeurd rond dit plan. Er zijn diverse gesprekken
gevoerd tussen initiatiefnemers en de gemeente. Op 24 april 2011 is een eerste
voorlichtingsbijeenkomst door de initiatiefnemers georganiseerd in Cothen.
Het voorliggende plan is in de beginfase bij de Commissie Ruimtelijke Plannen besproken.
De commissie was enthousiast over deze ontwikkeling. In opdracht van de gemeente heeft het
stedenbouwkundige bureau SAB de plannen uitgewerkt tot een voorontwerpbestemmingsplan.
Het voorontwerp is in het kader van het wettelijke vooroverleg naar de Provincie Utrecht en
het Waterschap gestuurd. De opmerkingen van de overlegpartners zijn verwerkt in het plan
waarna het ontwerpbestemmingsplan vanaf 1 mei 2014 voor een periode van 6 weken formeel
ter inzage is gelegd. Er zijn vervolgens 8 zienswijzen over het ontwerp ontvangen.
Specifiek (beoogd doel)
Vaststellen van het bestemmingsplan “Bedrijf co-vergistingsinstallatie Cothen”
Meetbaar
Na inwerkingtreding vormt het bestemmingsplan het juridisch/planologisch kader op basis
waarvan een omgevingsvergunning voor een vergistingsinstallatie kan worden ingediend.
Acceptabel
Het ontwerp bestemmingsplan maakt een co-vergistingsinstallatie mogelijk aan de achterzijde
van het bedrijf Van Dijks Koelhuis, op ca 370 meter van de kern Cothen, aan de Graaf van
Lynden van Sandenburgweg 6 en 8. Het initiatief is van de Stichting Groene Energie
Krommerijn en Heuvelrug (bestaande uit 9 lokale agrariërs). Uitgangspunten van het plan
(samengevat) zijn:
-
Er wordt een co-vergistingsinstallatie mogelijk gemaakt.
Er zijn co-vergistingsinstallaties in verschillende vormen en maten; voor deze
installatie hoeft geen planMER te worden uitgevoerd.
De bouwmassa sluit aan bij de bouwmassa van Van Dijks Koelhuis.
Binnen het plangebied, dat een oppervlakte heeft van 1,5 ha, mag een oppervlakte van
1 ha verhard en bebouwd worden.
Ontsluiting is via de parallelweg Graaf van Lynden van Sandenburgweg.
Omliggende bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt.
Het plangebied wordt landschappelijk ingepast.
Het plan voldoet aan het provinciale beleid.
Er zijn geen overige planologische beletselen die deze ontwikkeling niet mogelijk
maakt zoals blijkt uit het ontwerpbestemmingsplan.
Van Dijk's Koelhuis
Voor het (bedrijven)terrein van Van Dijks Koelhuis zijn ideeën voor herstructurering. Bij
deze herstructurering wordt rekening gehouden met de bestaande planologische
mogelijkheden en het in voorbereiding zijn de bestemmingsplan buitengebied. Ook wordt
rekening gehouden met de komst van een vergistingsinstallatie. De ideeën omtrent
herstructurering beperken de komst van de vergistingsinstallatie derhalve niet. Omgekeerd
wordt in het onderhavige bestemmingsplan rekening gehouden met de planologische
mogelijkheden van Van Dijks Koelhuis en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan
buitengebied.
Verbeelding Ontwerpbestemmingsplan
Ter inzage en bewonersavond
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 mei 2014 voor een periode van 6 weken ter
inzage gelegen. Op 15 mei 2014 is een inloopavond georganiseerd. Belanghebbenden konden
vragen stellen aan ambtenaren en enkele van de initiatiefnemers. Omdat de avond zeer goed
bezocht werd, hebben de initiatiefnemers het moment aangegrepen om een uitgebreide
presentatie te geven. Dit werd door de aanwezigen goed ontvangen. Het
ontwerpbestemmingsplan en de uiteindelijk te bouwen installatie (en werking daarvan) is
uitvoerig besproken. Belanghebbenden zijn door de initiatiefnemers uitgenodigd om op 4 juni
2014 een reeds gerealiseerde vergistingsinstallatie in het veld te bekijken. Van deze
uitnodiging is door meerdere mensen gebruik gemaakt.
Zienswijzen
Over het ontwerpbestemmingsplan zijn 8 zienswijzen ingekomen. Een van de ingekomen
zienswijzen geeft aanleiding het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. De
overlegpartners hebben geen aanleiding gezien formeel op het plan te reageren.
Naar aanleiding van de zienswijzen is het plan op het volgende punt gewijzigd:
Zienswijzen m.e.r.-plicht
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet
milieubeheer (Wm). De Wm en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) vormen het
kader om te bepalen of bij de voorbereiding van het bestemmingsplan een m.e.r. procedure
moet worden doorlopen.
Uit het Besluit m.e.r. blijkt dat voor een capaciteit tot 100 ton per dag (= 36.500
ton per jaar) geen m.e.r.-plicht bestaat. Daarboven dus wel.
Ten tijde van het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan gold geen m.e.r.(beoordelings)plicht voor vergistingsinstallaties. Het ontwerpbestemmingsplan bevat daarom
geen planMER. Uit jurisprudentie (Rechtbank d.d. 29 januari 2014) blijkt dat de m.e.r.-plicht
ook geldt voor vergistingsinstallaties, met een totale capaciteit van meer dan 100 ton per dag.
Het uitgangspunt bij het opstellen van het voorontwerp- en het ontwerpbestemmingsplan was
al een maximale capaciteit 36.500 ton per jaar (=100 ton per dag). Het ontwerp
bestemmingsplan hoeft daarom slechts een ondergeschikte verandering te ondergaan om aan
het Besluit mer te voldoen. Wettelijk is geregeld dat een maximum gesteld mag worden aan
de totale capaciteit van de installatie. In de Regels is daarom de maximale capaciteit van 100
ton per dag toegevoegd. Daarmee is een juridisch bindende maximale capaciteit van de
installatie vastgelegd.
Een tweede punt ten aanzien van de m.e.r. is dat het ontwerp bestemmingsplan geen
‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ (dat wil zeggen een beoordeling door de gemeente of een
m.e.r. nodig wordt geacht) had. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is inmiddels toegevoegd in
hoofdstuk 4 van de Toelichting. Uit de beoordeling blijkt dat voor de gevraagde
vergistingsinstallatie met een maximale capaciteit van 100 ton per dag geen m.e.r.-plicht
bestaat en een vrijwillige m.e.r. niet nodig wordt geacht vanwege beperkte milieugevolgen.
Met het bovenstaande voorstel tot aanpassing van het bestemmingsplan is voldoende
aangetoond dat voor dit plan geen m.e.r.-plicht geldt.
Verzoek initiatiefnemers
De initiatiefnemers hebben aangegeven binnen deze bestemmingsplanprocedure bij voorkeur
geen maximum van 100 ton per dag te willen opnemen en geen planMER te willen opstellen.
De initiatiefnemers willen voorkomen dat later opnieuw een bestemmingsplanprocedure moet
worden doorlopen als een installatie met een grotere capaciteit dan 100 ton per dag wenselijk
blijkt.
Dit is echter niet te vermijden; een dergelijke installatie is mer-plichtig.
De initiatiefnemers hebben vervolgens aangegeven een maximum van 15.000 ton per jaar
voor alleen te vergisten afvalstoffen (anders dan eigen mest) op te willen nemen waarbij de
hoeveelheid te verwerken eigen mest onbeperkt is (dan wel beperkt wordt tot 85.000 ton per
jaar).
Dit verzoek van de initiatiefnemers is ook uitvoerig bekeken door de Omgevingsdienst Regio
Utrecht (ODRU) om zo de juridische mogelijkheden af te bakenen (zie het advies van 26
augustus 2014). Samengevat stelt de ODRU dat een juridische maximum in het
bestemmingsplan moet worden opgenomen.
De omgevingsdienst concludeert dat de totale capaciteit van de installatie moet worden
beschouwd (dus inclusief eigen mest) omdat dit ruimtelijk relevant is voor bijvoorbeeld
transport of externe veiligheid. De omgevingsdienst adviseert in het bestemmingsplan een
maximum capaciteit op te nemen van 100 ton per dag teneinde het bestemmingsplan juridisch
haalbaar te maken. Immers, meer dan 100 ton capaciteit per dag maakt de activiteit m.e.r.plichtig en heeft ook een ruimtelijke effecten op de omgeving.
In het tegenadvies van de initiatiefnemers (advies van E-kwadraat van 11 september 2014) is
nogmaals onderbouwd dat het opnemen van een maximum voor alleen afvalstoffen voldoende
is. Dit vraagstuk is daarom wederom aan de omgevingsdienst voorgelegd. In hun advies van
18 september 2014 herhaalden (en versterkten) zijn hun eerdere advies. Hierop zijn de
initiatiefnemers op 4 september 2014 gevraagd aan te geven welke optie zij verkiezen;
a. het opstellen van een planMER
b. het opnemen van een maximum capaciteit van 100 ton per dag.
Omdat het advies van de omgevingsdienst door de initiatiefnemers betwist werd is een derde
partij (adviesbureau CSO) gevraagd een eindoordeel te geven. CSO concludeert in haar advies
van 15 oktober 2014 dat uit jurisprudentie blijkt dat niet moet worden uitgegaan van de
feitelijke invoer en productie maar van de maximale invoer en de totale capaciteit van de
installatie. Het alleen meetellen van afvalstoffen ligt niet in lijn met deze juristprudentie. Om
niet mer-plichtig te zijn, dient een maximum van in totaal 100 ton per dag te worden
opgenomen.
Verzoek initiatiefnemers d.d. 26 november 2014
In afwijking van het advies van de omgevingsdienst en CSO verzoeken de
initiatiefnemers geen maximum capaciteit op te nemen. Zij verwijzen naar
jurisprudentie van 5 maart 2014 van de Raad van State waaruit zou moeten blijken dat
geen planMER hoeft te worden opgesteld indien alleen producten worden verwerkt die
niet op bijlage 1 van de Kader Richtlijn afvalstoffen staan (in het kort; alleen eigen
mest en dus geen afvalstoffen). Ook dit verzoek is aan de omgevingdienst voorgelegd.
Geconcludeerd wordt dat dit nieuwe verzoek geen nieuwe inzichten oplevert.
Verwezen wordt naar de reactie van de omgevingsdienst d.d. 3 december 2014.
Conclusie m.e.r.- plicht
Naar aanleiding van de ingekomen zienswijze m.b.t. de m.e.r.-plicht wordt de gemeenteraad
voorgesteld het bestemmingsplan te wijzigen door in de regels een maximum capaciteit voor
de installatie op te nemen van 100 ton per dag. E.e.a. conform wet- en regelgeving en bekende
jurisprudentie. Daarnaast wordt voorgesteld een vormvrije m.e.r.-beoordeling onderdeel te
laten uitmaken van het bestemmingsplan.
Beroep Raad van State
In artikel 3.8 lid 1 onder e van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald is dat de gemeenteraad
binnen 12 weken na ter inzagelegging op het plan moet beslissen. Die termijn is verstreken.
Door de heer Mr. Drs. A.W. van Ojen is namens de heer Middelweerd beroep ingesteld bij de
Raad van State (RvS) vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op het
ontwerpbestemmingsplan. De gemeente heeft in haar verweer aangegeven dat reclamant geen
belanghebbende is. De RvS heeft op 20 november 2014 uitspraak gedaan en de gemeente in
het ongelijk gesteld en draagt de gemeenteraad op binnen 12 weken na haar uitspraak een
besluit te nemen (dwangsom á € 100, - per dag tot maximaal €15.000,-).
Dat wil zeggen dat er voor 12 februari 2015 een besluit omtrent vaststelling dient te zijn. Met
onderstaande planning wordt hieraan voldaan:
- 9 december 2014
: B&W besluit
- 6 januari 2015
: Gemeenteraad bespreekt voor
- 27 januari 2015
: Gemeenteraad besluit omtrent vaststelling
Overige zienswijzen
Voor de beantwoording van de overige zienswijzen wordt verwezen naar de Zienswijzennota.
Ambtshalve wijzigingen
Er zijn in diverse hoofdstukken ondergeschikte tekstuele aanpassingen doorgevoerd.
Milieuaspecten
De verschillende overige milieuaspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. In
de bestemmingsplantoelichting wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende milieuaspecten
die van belang zijn voor de ontwikkeling. In dat kader is onderzoek gedaan naar
geluidsaspecten. Ook is er aandacht besteed aan de aspecten flora en fauna, externe
veiligheid, luchtkwaliteit, bedrijvigheid, natuurwaarden en archeologie. Genoemde aspecten
vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Na vaststelling van het bestemmingsplan
kan een omgevingsvergunning voor de installatie worden gevraagd. In deze vergunning
worden milieuaspecten verder geregeld.
Draagvlak
Naar aanleiding van de zienswijzen stellen wij voor om het bestemmingsplan gewijzigd vast
te stellen.
Realistisch
Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit
Zie onder “draagvlak”.
Alternatieven
Indien een co-vergistingsinstallatie mogelijk gemaakt wordt met een grotere capaciteit dan
100 ton per dag, dan kan het ontwerpbestemmingsplan hiertoe worden aangevuld met een
planMER.
Tijdgebonden
Niet van toepassing.
Aanpak/uitvoering
De bekendmaking van het besluit tot vaststelling geschiedt op grond van artikel 3.8 lid 3 Wro
binnen twee weken na de vaststelling. Het vaststellingsbesluit wordt bekendgemaakt in de
Staatscourant, de Wijkse Courant en op de gemeentelijke website. Ook de indieners van de
zienswijze wordt schriftelijk geïnformeerd. Het bestemmingsplan en het raadsbesluit zullen
gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Ook wordt het plan digitaal beschikbaar
gesteld via www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens de termijn van terinzagelegging kunnen
belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend beroep instellen bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het bestemmingsplan treedt in werking op de eerste dag afloop van de beroepstermijn.
Binnen de beroepstermijn kan tevens een verzoek om voorlopige voorziening worden
ingediend bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
waardoor het bestemmingsplan niet in werking treedt, totdat op het verzoek is beslist.
Communicatie
Zie onder “aanpak/uitvoering”.
Financiën
Met initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. In het Besluit
ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 6.2.1 een opsomming gegeven van de bouwplannen
die worden beschouwd als bouwplan in de zin van 6.12 Wro waarvoor een exploitatieplan
dient te worden vastgesteld indien het kostenverhaal niet anderszins is geregeld. Het
voorliggende plan kan worden aangemerkt als een plan in de zin van artikel 6.2.1 onder b van
het Bro (‘de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen’). In dit geval zijn er geen kosten
die verhaald hoeven te worden. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet
noodzakelijk. Wel wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.
Deze dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan behandeling door de gemeenteraad te zijn
ondertekend. Hiermee wordt de planschade die eventueel voortvloeit uit de vaststelling van
het bestemmingsplan op de initiatiefnemers afgewenteld.
Bijlagen
Bestemmingsplan ‘Bedrijf co-vergistingsinstallatie Cothen’
B&W besluit d.d. 16 december 2014
De Zienswijzennota
Advies E-kwadraat d.d. 11 september 2014
Advies Omgevingsdienst Regio Utrecht d.d. 26 augustus 2014, 18 september 2014 en
3 december 2014
Advies CSO d.d. 15 oktober 2014
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken
secretaris
Tjapko Poppens
burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
d.d. 16 december 2014, nr.
gelet op de Wet ruimtelijke ordening,
besluit:
1. in te stemmen met de beantwoording van de zienswijzen;
2. het bestemmingsplan ‘Bedrijf co-vergistingsinstallatie Cothen’ (als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0352.bgbcotcovergis-bva1, met de bijbehorende regels en
bijbehorende ondergrond met de bestandsnaam “GBKN Wijk bij Duurstede 2011-0414.dxf”) in elektronische vorm vast te stellen met de volgende wijziging;
•
de totale maximale capaciteit van de installatie te stellen op 100 ton per
dag en dit in artikel 3 van de regels vast te leggen
3. binnen deze procedure geen grotere capaciteit mogelijk te maken;
4. geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening vast te
stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2015;
De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,