G14_3 - Ziggo

GHEPEYS EN KLOEKE DAET
Nr. 3, oktober 2014
Vereniging van Oud-Leerlingen van het Christelijk Lyceum te Bandoeng
Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren naar:
Mw. T. Holleman-Bangert
Merelhof 42
2251 DD Voorschoten
Nederland
VOORWOORD ................................ ................................ ................................ ................................ ........ 1
MEDEDELINGEN VAN HET BESTUUR ................................ ................................ ................................ .. 1
Reünies terug naar het voorjaar................................ ................................ ................................ ...... 1
Contributie 2015 ................................ ................................ ................................ ............................. 1
Verlies van lidmaatschap ................................ ................................ ................................ ................ 2
Foto¶s van de Reünie ................................ ................................ ................................ ...................... 2
Controle van e-mailadressen ................................ ................................ ................................ .......... 2
Badges niet ingeleverd ................................ ................................ ................................ ................... 2
VEDO-lite................................ ................................ ................................ ................................ ........ 2
Rectificatie ................................ ................................ ................................ ................................ ...... 2
IN MEMORIAM ................................ ................................ ................................ ................................ ........ 3
In memoriam Geert-Jan Pijpers (17 maart 1936 ± 3 juli 2014) ................................ ........................ 3
INGEZONDEN MEDEDELINGEN................................ ................................ ................................ ............ 3
Max Thiele 70 jaar getrouwd................................ ................................ ................................ ........... 3
VERSLAG ALGEMENE LEDENVERGADERING 2014................................ ................................ ............ 3
VERSLAG VAN DE 14 EN 15 AUGUSTUS HERDENKINGEN IN 2014................................ ................... 5
14 augustus Herdenking bij de Indische Plaquette in de Tweede Kamer ................................ ........ 5
Voordracht van mr. Jan Kees Wiebenga................................ ................................ ......................... 5
Toespraak van mw. A. van Miltenburg, voorzitter van de Tweede Kamer ................................ ....... 8
15 augustus Herdenking in Den Haag in het World Trade Forum ................................ ................... 9
Toespraak van mr. Jan Kees Wiebenga ................................ ................................ ......................... 9
Het besef uit Indië te komen (Het besef in Indië geworteld te zijn) ± Reggie Baay ........................ 12
15 augustus Herdenking bij het Indisch Monument ................................ ................................ ....... 17
Voordracht van mw. Gerdi Verbeet ................................ ................................ ............................... 18
Voordracht van Arnout Jan de Beaufort ................................ ................................ ........................ 20
ALGEMENE GEGEVENS ................................ ................................ ................................ ...................... 21
Bestuur en Redactie ................................ ................................ ................................ ..................... 21
Lidmaatschap ................................ ................................ ................................ ............................... 21
Specificatie van uw betaling................................ ................................ ................................ .......... 21
Bankrekening................................ ................................ ................................ ................................ 21
Verzoeke kopij voor de volgende uitgave vóór 15 december 2014 te zenden naar de redactie.
N.B. De redactie is niet verantwoordelijk voor inhoud, stijl en spelling van ingezonden stukken.
Controleer dus zelf uw documenten vóór inzending!
Adreswijzigingen en berichten van overlijden gelieve u te zenden naar de secretaris. Adressen van
bestuursleden en redactie vindt u op het achterblad.
+++Let op de adreslabel+++
daar staan uw lidnummer en eventueel nog te betalen contributie. Staat daar geen
bedrag, dan heeft u uw contributie t/m dit jaar al betaald.
Specificeer uw betaling als aangegeven op het achterblad. Vergeet vooral niet uw
lidnummer te vermelden. U verlicht daarmee het werk van de penningmeester
Ongespecificeerde extra betalingen boven de verschuldigde contributie worden geboekt
als éénmalige donatie.
VOORWOORD
Heerlijk, het is weer een VEDO-dag, neen niet het feest maar een bijenkomst van de algemene
ledenvergadering. Het is zo¶n dag waarop je heel veel mensen tegenkomt die je nog kent ook en de
locatie is ideaal. Bronbeek, een omgeving die alleen maar alles wat Indisch is ademt.
Natuurlijk spreek je weer oude sobats en haalt men oude gekoesterde koeien uit de sloot. Voor mij
waren het ± zoals eerder gememoreerd - de sportwedstrijden. Wat waren er een boel. En wat wonnen
wij toch veel en hoe zou dat toch komen? Waren wij zo goed? Of zij zo slecht? Toen al hield dit mij
bezig. Wat mij verder opviel was dat het altijd dezelfde personen waren waaruit een team bestond.
Waren er geen andere (betere?) deelnemers of was er een andere oorzaak voor de voortdurende
winst?
Hoewel ik in die tijd nog niet goed kon ontleden hoe en op welke manier successen werden behaald,
vermoedde ik wel dat je vooral niets moest veranderen als een bepaalde zaak (of wedstrijd) goed
verloopt. Ook in mijn latere leven en vooral in mijn werkzame leven viel het mij op dat het werk goed
en op tijd kon worden verricht als ik dit met steeds dezelfde medewerkers moest uitvoeren. Als er
iemand onverhoopt aan het team ontbrak, wachtte ik toch liever op zijn (of haar) terugkeer dan met
een ³invaller´ de zaak af te maken.
Door deze ervaringen heeft bij mij de overtuiging post gevat om als zaken goed lopen niet alleen de
methode maar vooral diegenen die het vorm hebben gegeven niet te wijzigen of te vervangen.
Natuurlijk gaat dit niet altijd op maar als vuistregel is dit zeer bruikbaar.
In 1955 vertrokken we naar Nederland. Natuurlijk kregen wij vooraf allerlei goede raadgevingen en
tips alsook de mededeling dat er eens per jaar een VEDO-reünie was in Den Haag kort na Pasen.
De reünies werden een geweldige traditie en werden gehouden o.a. in het chique Kurhaus te
Scheveningen met gezamenlijke ochtenden, soirees en avondfeesten, soms opgeluisterd door
sketches van oud-leerlingen. En altijd weer op de eerste zaterdag na Pasen. De keuze van de datum
was voor mij geheel herkenbaar, immers ³never change a winning team´. Een gegeven dat uit de
Engelse sportwereld stamt en zijn gelijk meer dan eens bewezen heeft.
Zoals u allen weet werd onze reünie vorig jaar verplaatst naar de maand september, een verandering
die tot veel verdriet leidde. Gelukkig wordt de oude datum in ere hersteld en zien wij elkaar voorlopig
weer op de eerste zaterdag na Pasen.
Donald Düren
MEDEDELINGEN VAN HET BESTUUR
Reünies terug naar het voorjaar
In de ALV van 13 september 2014 is besloten voortaan de ALV¶s en reünies weer te houden op de
eerste zaterdag na Pasen. De volgende reünie zal worden gehouden op 11 april 2015 in het Golden
Tulip hotel bij station Zoetermeer. In het januarinummer van G&KD ontvangt u de details.
Omdat de reünie van september 2014 en die van april 2015 elkaar zo snel opvolgen is er weinig tijd
om over activiteiten tijdens de reünie na te denken. Wij roepen alle leden op om op korte termijn na te
denken over een activiteit of optreden om de reünie extra aantrekkelijk te maken. Te denken valt aan
een dansgroep, zanggroep, Indische cabaretier, groepsactiviteit etc. De vereniging heeft een redelijk
budget, dus schroom niet om een idee aan te dragen! Laat zien dat de naam van onze vereniging
terecht is:
Voor en Door Ons!
Contributie 2015
In de ALV van 13 september 2014 is de contributie voor 2015 vastgesteld. U vindt die op het
achterblad. De contributie van leden buiten Europa die G&KD per post ontvangen is verlaagd naar
¼ 12. Voor het overige is de contributie gelijk aan die van 2014.
1
Verlies van lidmaatschap
Leden die meer dan een jaar hun contributie niet hebben betaald, worden van de ledenlijst afgevoerd.
Kijk daarom op de adressticker (of in de meegestuurde debiteurenlijst, als u G&KD per e-mail
ontvangt) welk bedrag daar staat. Is dat hoger dan uw contributie voor één jaar, dan behoort u tot die
leden. Betaal dan a.u.b. vóór 1 december uw achterstand en/of meld ons voor die datum dat u uw
lidmaatschap wilt beëindigen. U bespaart ons daarmee de kosten van een officiële aanmaning.
U blijft uiteraard welkom op onze reünies, maar u betaalt dan de entreeprijs voor introducés + uw
contributieachterstand.
Foto¶s van de Reünie
Caroline Bangert heeft foto¶s gemaakt tijdens de reünie op 13 september in Bronbeek. Ze zijn heel
aardig geworden. U kunt ze bezichtigen op onze website www.vedo-world.nl via de index Reüniefoto¶s
bij de links ALV 2014 en ALV 2014 ± Picasaweb. Mocht u die links niet vinden of de foto¶s onder die
links niet zien, stuur dan een bericht naar [email protected] met uw telefoonnummer.
Controle van e-mailadressen
Tegelijk met het verzenden van deze G&KD hebben we alle leden die G&KD per post ontvangen een
e-mail gestuurd met onderwerp: ³VEDO: controle van e-mailadressen´. Indien u die e-mail niet heeft
ontvangen, terwijl u wel een e-mailadres heeft, verzoeken wij u om een e-mail te sturen naar
[email protected] met als onderwerp van die e-mail: uw lidnummer, uw initialen en uw
(meisjes)naam, bij voorbeeld:
1080 Tineke Bangert.
Uw lidnummer kunt u vinden op uw adressticker en op de website www.vedo-world.nl bij de index
Adreslijst onder de link Ledenlijst.
Vermeld in de tekst van uw e-mail uw echte e-mailadres als dat afwijkt van het adres dat in uw e-mail
als afzender wordt vermeld. Voorbeeld: het echte e-mailadres van de penningmeester is
[email protected], maar soms stuurt hij e-mail vanaf [email protected].
U helpt ons hiermee om snel berichten, zoals een herinnering aan een komende reünie, per e-mail
naar u toe te sturen.
Heeft u de e-mail ³VEDO: controle van e-mailadressen´ wel ontvangen, dan hoeft u niets te doen. Uw
e-mailadres is dan bij ons bekend.
Badges niet ingeleverd
Hoewel er een levensgroot bord staat bij de uitgang van de reünielocatie dat men zijn badges moet
inleveren, zijn er toch elk jaar mensen die hun badge meenemen. Omdat het maken van badges geld
en moeite kost, verzoeken wij die personen hun badge en de badgehouder terug te sturen naar het
secretariaat van VEDO (zie achterblad)
VEDO-lite
Wist u dat uw partner ook lid kan zijn van VEDO? U betaalt dan de basiscontributie (¼ 4) extra met het
voordeel dat hij/zij vrij toegang heeft tot de Algemene Ledenvergadering. Bij reünies betaalt hij/zij het
entreegeld voor leden, dat aanzienlijk lager is dan het entreegeld voor niet-leden. Als u belangstelling
heeft, geeft u dit dan vóór 15 december a.s. aan de penningmeester door.
Indien u geen prijs stelt op de gedrukte versie van G&KD, kunt u overgaan op het basislidmaatschap
van ¼ 4. Indien u een e-mailadres heeft, wordt u per e-mail op de hoogte gebracht van de uitgave van
een nieuwe G&KD. Zo niet, dan moet u zelf regelmatig op de website www.vedo-world.nl kijken of een
nieuwe reünie is aangekondigd. Laat uw keuze voor het einde van het jaar weten aan de
penningmeester.
Rectificatie
In de vorige G&KD vermeldde ik dat Marianne Hesselmans zich als donateur had aangemeld. Dit
moet zijn Marianne Henselmans.
2
IN MEMORIAM
In de afgelopen periode vernamen wij dat de volgende ex-lyceïsten zijn overledenen:
Emil Fitz Verploegh
Tine Hamar de la Brethonnière
Geert Jan Pijpers
Ernst Grünewald
Cees Plas
Hartmut Koch
Gerry Schnek Brill-Kizitaff
R. Kraan (leraar)
Overleden
25-02-2014
12-05-2014
14-07-2014
25-07-2014
20-08-2014
26-08-2014
28-08-2014
18-09-2014
Het bestuur condoleert alle nabestaanden met hun verlies en mogen de overledenen in vrede rusten.
In memoriam Geert-Jan Pijpers (17 maart 1936 ± 3 juli 2014)
Wij leerden elkaar kennen in 1951 in de derde klas HBS van het Christelijk Lyceum in Bandoeng. Wij
± katholiek opgevoed ± kregen eens per week, na het laatste lesuur, catechismusles van meneer
pastoor, maar er was nooit orde in de klas. Toen Geert-Jan weer eens zat te klieren zei meneer
pastoor: ³Geert-Jan, als je zo doorgaat komt er niets van je terecht in de maatschappij.´ Waarop
Geert-Jan prompt antwoordde: ³ach, dan ik altijd nog pastoor worden.´
Iedereen op school kende Geert-Jan met het kunstbeen, waarmee hij echter ³goed uit de voeten kon³.
Hij deed mee aan honkbal en tafeltennis, maar vooral ook op het toneel was Geert-Jan een graag
geziene acteur. Zijn rol als stationschef in ³De Spooktrein´ was geweldig.
Geert-Jan ging naar Delft om bouwkunde te studeren en is na het behalen van zijn diploma een
architectenbureau begonnen, waarmee hij wereldwijd naam wist te maken.
Helaas werd hij getroffen door een hersenbloeding en moest zijn activiteiten staken.
Intussen had hij Anna Brandes leren kennen en ± hoewel hij dat nooit wilde toegeven ± heeft hij in
haar de ³ware´ gevonden. Hulde aan Anna, want zij heeft Geert-Jan nog een gelukkige ³oude dag´
bezorgd.
Walter Burger
INGEZONDEN MEDEDELINGEN
Max Thiele 70 jaar getrouwd
Max Thiele is 95 jaar en een van oudste leden. Onlangs ontvingen wij een krantenknipsel waarin
stond dat Max op 12 juli vierde dat hij 70 jaar getrouwd was met Olga Beem.
Max maakte altijd veel muziek (o.a. als contrabassist in de voorloper van de Dutch Swing College
Band).
Olga trad als ³Hawaiian´zangeres op en het is dan ook niet zo vreemd dat Max en Olga, nadat zij
elkaar hadden leren kennen en hun passie voor muziek bleken te delen met elkaar trouwden.
Olga en Max, namens Vedo van harte gefeliciteerd met dit - toch wel zeldzame - jubileum!
VERSLAG ALGEMENE LEDENVERGADERING 2014
Door Sven Olaf NIELS (Chr. Lyceum 1953-1954 Klas 1A, Klassenleraar Hr. Steenhof)
Als nieuw lid van het Bestuur van VEDO (Voor En Door Ons) heb ik het genoegen een kort verslag te
mogen schrijven voor ons blad G&KD. De weergoden waren het gezelschap goed gezind, waardoor
de start van mijn Bestuursfunctie al met al zonnig verliep. Geïnspireerd door de welbekende term
GOTONG ROJONG heb ik deze functie aanvaard. Met andere woorden; er toe bijdragen, dat voor alle
leden van onze schoolvereniging de herfst van hun leven kleurrijk blijft. Niet alleen met een hartelijk
Selamat Datang ontvangen te worden, maar er zich ook senang te voelen.
3
De bijeenkomst begon om 12:00 uur (Siang). Om de magen in de lunchperiode tevreden te kunnen
stellen kon men in het restaurant pasteitjes, lempers en loempia¶s kopen evenals de manisan kwee
lapis en de minoeman tjendol. Voor de Perkoempoelan van Bronbeek beslist niet roegi.
De ALV (Algemene Leden Vergadering) startte omstreeks 13:30 uur. Omdat er meerdere
gezelschappen waren in Bronbeek was onze bewegingsruimte beperkt. Ketjepit een beetje zou je
kunnen zeggen.
Bij agendapunt tien werd Thelma van Dort hartelijk bedankt
voor de vele jaren, waarin zij haar bestuurlijke functie heeft
vervuld. Met een bos bloemen, een cadeaubon en een
hartelijk applaus nam men afscheid van Thelma.
Binnen hetzelfde agendapunt werd als bestuurslid
geïnstalleerd Sven-Olaf Niels de in
Batavia geboren Nederlander van
Deense komaf. In de genen zijn de
Vikingdelen aangevuld of deels
verdrongen door Moluks, Italiaans
(Parma) en verder nog onbekend
Europees/Aziatisch bloed. Kortom lotek een tjampoeran zoals bij velen van
ons. Na de korte speech van deze Neo was een hartelijk applaus ook zijn
deel.
Als steun en toeverlaat zonder wie het niet gaat werden de beide dames
Caroline Bangert en Marianne Henselmans voor het werk achter de
schermen door het Bestuur namens alle aanwezigen bedankt en zij gingen,
zoals is te zien, niet met lege handen terug.
Walter zou na de vergadering de volgorde van de tafels aanwijzen de maaltijdbonnen (door Tineke en
Eric in de enveloppe gestopt) te kunnen inleveren om opstoppingen te voorkomen. Echter door het
ketjepite karakter, je wist niet aan welke tafel iedereen zat, was dit niet mogelijk. Dit had Walter snel in
de gaten. Dus sudah laat maar. De ³turbo pembantus´ achter de schalen zorgden voor een snelle
doorstroming en« dank zij onze hormat voor elkaar (niet dorong) liep alles vlot en wrijvingsloos. Door
het fraaie weer, zie boven, konden velen van ons ook op het buitenterras hun nasi rames genieten
met air belanda of bir bintang.
Boeiende Lezing ir. Ronald De Heer.
Wateroverlast Banjirs in Jakarta.
Kasihan (kassian) mijn geboortestad tenggelam (verdrinkt).
Tegen grootschalige overstromingen vanuit zee moet Jakarta worden beschermd. Door het
grootschalig onttrekken van grondwater zakt het noordelijk deel van Jakarta tot 17 centimeter per jaar.
Dit deel van Jakarta ligt onder zeeniveau en grootschalige overstromingen vanuit zee en de rivieren
komen periodiek voor. Door bodemdaling nemen deze overstromingen in de komende jaren toe en
treffen een groter deel van de stad. Nederland
ondersteunt de voortdurende strijd van Jakarta tegen
overstromingen. Zo is de stopzetting van de
grondwateronttrekking als een speerpunt aangemerkt
en is de zeewaartse uitbreiding van Jakarta door een
stelsel van polders als een oplossing voor de
middellange termijn opgenomen. Verder is het
mogelijk de zeewering te combineren met een
zeewaartse uitbreiding van de zeehaven.
De laatste jaren valt er in veel kortere tijd veel meer
regen, en de afwateringskanalen in de stad zijn daar niet op berekend; die krijgen het water niet snel
genoeg weg naar de zee. Daarnaast zitten kanalen vaak vol met afval waardoor het water niet goed
weg kan.
Naast versterking van de huidige kust als tijdelijke maatregel, is een nieuwe (afsluit)dijk in de baai
nodig. Deze kan worden gefinancierd door grootschalige landaanwinning die samen met de dijk wordt
gerealiseerd.
4
Plannen voor deze versterking van de kust door de afsluitdijk vonden in eerste instantie geen gehoor.
Wah sudah laat maar, totdat er een ontwikkelaar kwam met het voorstel de afsluiting in de vorm te
gieten van een Garuda Besar: het Nationale Symbool van Indonesië.
Eénstemmige reactie ITU DIA!!!!!
.
Verder zal op het vaste land gewerkt moeten worden aan het terugdringen van de bodemdaling en de
verbetering van de watervoorziening en - kwaliteit.
Wij kunnen nu twee kanten uit door tegen de Republik Indonesia te zeggen:
a. Insha¶allah of bij voorkeur
b. Indonesia Banyak Kekuatan, Gotong Rojong , Marilah biarkan Jakarta jangan tenggelam!
Indonesië veel sterkte, sla de handen ineen, kom laat Jakarta niet verdrinken.
VERSLAG VAN DE 14 EN 15 AUGUSTUS HERDENKINGEN IN 2014
14 augustus Herdenking bij de Indische Plaquette in de Tweede Kamer
Na een verwelkoming met een drankje en een plak spekkoek in de ontvangstzaal
van de Eerste kamer liepen de genodigden tegen 11:00 uur naar de hal van de
Tweede Kamer voor de herdenking bij de Indische Plaquette.
De kamerbewaarder sloeg na het luiden van de bel een bladzijde uit het ³Boek der Gevallenen´
waarna de heer Wiebenga, voorzitter van de Stichting een toespraak hield (rede volgt hieronder).
Daarna volgde de toespraak van mevrouw Anouschka van Miltenburg, voorzitter van de Tweede
Kamer (haar rede volgt eveneens hieronder).
De voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, de dames A. Broekers en A. van Miltenburg en de
heer Wiebenga legden daarna een krans bij de Indische Plaquette, waarna het defilé van de
genodigden langs de plaquette volgde.
Na afloop van deze ceremonie werden de aanwezigen weer in de Eerste Kamer ontvangen met een
drankje en kon men nog wat napraten.
Tineke Holleman
Voordracht van mr. Jan Kees Wiebenga (gesproken woord geldt)
Geachte voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer,
Geachte vertegenwoordigers van de aangesloten Organisaties van de Stichting Herdenking 15
augustus 1945,
Geachte overige aanwezigen,
In mijn openingswoord wil ik aandacht besteden aan drie invalshoeken. Eerst zal ik iets zeggen over
het oorlogsjaar 1944, nu 70 jaar geleden. Daarna kom ik terug op een conferentie die in maart van dit
jaar gehouden is en als onderwerp had de samenhang tussen de Tweede Wereldoorlog in Europa en
Azië. En tenslotte wil ik nog enige aandacht besteden aan het thema van de herdenking van dit jaar:
³het besef uit Indië te komen´.
Maar voordat ik verder ga, wil ik beginnen met het noemen van de vliegramp in de Oekraïne en de
verschrikkingen die deze met zich meebracht. Dit alles heeft ons diep geraakt. Wij leven mee met alle
nabestaanden van deze onschuldige slachtoffers.
1944
Als ik over het oorlogsjaar 1944 spreek lijken dat zomaar een paar losse mededelingen. Misschien is
dat ook zo. Maar tezamen geven deze observaties een beeld van de ellende van zo¶n fase van de
oorlog, van de onmogelijkheid voor gewone mensen om een gewoon leven te leiden. Van de grote
aantallen doden, de grote aantallen zieken, het ontregelde maatschappelijke leven.
In 1944 wordt de strijd in Azië heviger. De Amerikaanse opmars in de Pacific wordt ingezet. Daarbij
besluiten de geallieerde naties om Java als het ware ³links te laten liggen´. Op 2 mei wordt Hollandia
bevrijd, maar daar blijft het wat Nederlands-Indië betreft ongeveer bij.
Op 6 juni 1944 vindt de geallieerde invasie in Normandië plaats. Na de zomer is het zuiden van
Nederland bevrijd. In september volgt de Slag bij Arnhem.
5
Intussen gaat de voedseltoestand op Java sterk achteruit; het al bestaande rijsttekort wordt groter. Er
vindt een grootscheepse hergroepering van geïnterneerden en krijgsgevangenen plaats. Het
verwijderen van jongens van 10 jaar en ouder uit de vrouwenkampen wordt voortgezet. De
interneringskampen komen onder militair beheer, eerst op Java. Dat leidt in sommige kampen tot een
terreurperiode.
In 1944 wordt een aantal Europese vrouwen uit kampen gehaald en in Japanse legerbordelen
geplaatst. En er vindt grootscheeps vervoer van krijgsgevangenen per schip plaats. Van Birma naar
Japan, waarbij honderden mensen omkomen. Het grootste verlies wordt geleden bij het zeetransport
van de Junyo Maru, het schip dat krijgsgevangenen moest afvoeren naar de Pakan Baroespoorweg in
Sumatra. Het leidde tot één van de grootste scheepsrampen in de geschiedenis: met meer dan 5000
doden, bijna vier keer zoveel als bij de ondergang van de Titanic in 1912. Het gebeurde op 18
september 1944, de dag dat Eindhoven werd bevrijd.
Tot zover. Wordt vervolgd.
4 mei en 15 augustus
Op 8 maart van dit jaar werd onder auspiciën van het Centraal Orgaan voor Verzets- en
Vervolgingsslachtoffers (C.O.V.V.S.) een conferentie gehouden met als onderwerp de samenhang
tussen de Tweede Wereldoorlog in Europa en Azië, over het concept ³Eén WO II´ zoals het genoemd
wordt. Omdat hier vandaag van heel veel Aangesloten Organisaties bestuursleden aanwezig zijn ± in
feite is hier de Indische gemeenschap in al haar verscheidenheid vertegenwoordigd ± wil ik daar nog
op terug komen.
Om te beginnen was de dag van de conferentie natuurlijk opvallend: 8 maart; de dag van de
capitulatie van Nederlands-Indië in 1942, het begin van de Japanse bezetting. De dag waarop Radio
Bandoeng uit de lucht ging met de woorden: ³Wij gaan nu sluiten; vaarwel tot betere tijden´.
Sprekend over de vraag naar de samenhang tussen de herdenking op 4 mei en de herdenking op 15
augustus heb ik gewezen op een paar verschillen. Ik noem er drie.
a) Wie worden herdacht?
4 mei:
de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog: zowel in Europa als Azië; alle
omgekomen militairen tijdens de Tweede Wereldoorlog en nadien (onder meer bij
vredesoperaties).
15 augustus: alle slachtoffers van de oorlog die Nederland voerde tegen Japan; de oorlog die
duurde van 8 december 1941 tot 15 augustus 1945. Herdacht worden de
militairen/de krijgsgevangenen/de mannen, vrouwen en kinderen in en buiten de
kampen alsmede de ontelbaar vele slachtoffers onder de Indonesische bevolking,
waaronder veel dwangarbeiders (Romusha¶s).
Hierbij noteer ik dat de herdenking op 15 augustus zich richt op de Tweede
Wereldoorlog: de herdenking op 4 mei is gericht op alle slachtoffers van oorlogen
waarbij Nederland betrokken was tot nu toe.
b) Bevrijding?
5 mei:
4 mei en 5 mei zijn een soort twee-eenheid: op 4 mei vindt de herdenking van de
doden plaats; op 5 mei de viering van de bevrijding.
15 augustus: hoe anders is wat dat betreft de herdenking op 15 augustus. Van bevrijding was
geen sprake. Laat ik het iets sterker uitdrukken: van bevrijding van de 50.000
gevangenen was in het geheel geen sprake:
ƒ Op 17 augustus werd de onafhankelijkheid van Indonesië uitgeroepen.
ƒ Het was een chaotische toestand: de lt.gouverneur-generaal van Mook kon niet
eerder aankomen in Batavia dan op 3 oktober 1945. In zijn eerste bericht aan de
regering sprak hij over ³bergen van moeilijkheden, zeeën van misverstanden en
woestijnen van vernieling.´
De Japanners moesten voor de bescherming zorgen, tot in 1946 toe.
Ik noteer hierbij dat het op 15 augustus bij de herdenking niet over bevrijding gaat maar
over de oorlog, de capitulatie van Japan op die dag, nadat de twee atoombommen
waren gevallen op Hiroshima en Nagasaki.
6
c) Verzoening?
4 mei:
bij de herdenking van 4 mei zijn geen vertegenwoordigers van andere landen
aanwezig.
15 augustus: daarbij is dat wel het geval: aanwezig zijn ambassadeurs van de geallieerde landen:
Groot-Brittannië, Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland en de ambassadeur van
Indonesië. Niet aanwezig is de ambassadeur van Japan.
Ik wijs er op dat, anders dan in Duitsland de Bondsdag heeft gedaan, het Japanse
parlement nooit schuld heeft bekend.
Andere herdenkingen:
bij sommige plaatselijke herdenkingen van 4 mei zijn ook personen uit Duitsland
aanwezig. Ik wil daarover nu maar één ding zeggen: de wijze van herdenken zou
geen zaak voor de rechter moeten zijn.
d) Herinneren
De dag van 15 augustus bestaat uit drie delen, namelijk herinnering, herdenking, verwerking.
¶s Ochtends is er een grote bijeenkomst in het Haagse Congresgebouw, waarvoor telkenjare een
thema wordt gekozen. Daar is ruimte voor een bredere invalshoek, zoals bijvoorbeeld ook bij het
thema van dit jaar.
Op dit vlak van herinneren ligt een grote uitdaging waarvan het zinvol en doenlijk is om de handen
ineen te steken, te weten het betrekken van de na-oorlogse generaties/de jongeren bij deze
problematiek. Er is bij de jeugd een grote wil om te herinneren zo blijkt telkenmale uit onderzoek.
Maar het moet ze wel aangereikt worden. Dat kan onder meer door in het onderwijs blijvend
aandacht te schenken aan WO II, zoals die zich hier en overzee voltrok.
Dit alles brengt mij tot de volgende overwegingen:
1.
Voor het betrekken van de jongeren bij herdenken en herinneren kan samenwerking van
belang zijn, want de oorlog hield niet op bij Oldenzaal en ook in deze tijd is ons bestaan
daartoe niet beperkt, zoals deze zomer weer gebleken is met de vliegramp in de Oekraïne.
2.
Voor de herdenkingen zelf zou kunnen gelden het oude Chinese gedicht: ³laat 100 bloemen
bloeien/laat 100 scholen wedijveren.´
Het thema
Het thema van de herdenking van dit jaar ³Het besef uit Indië te komen´ roept vele gedachten op. Om
te beginnen aan de veelvormige samenleving, die zich sinds de komst van de Nederlanders rond
1600 heeft ontwikkeld in het reusachtige eilandenrijk in Zuid-Oost Azië.
Het wonen en werken in Nederlands-Indië van voor de oorlog was voor een aantal bewoners een
bevoorrecht bestaan. Maar lang niet voor iedereen. De economische crisis van de jaren dertig liet zich
ook daar gevoelen.
En dan, vanaf 8 december 1941, is er de oorlog, na de Japanse aanval op Pearl Harbour. Oorlog,
spoedig gevolgd door de bezetting door Japan. Met het onbeschrijfelijke leed, dat daarvan het gevolg
was.
De gewelddadige en politiek onrustige periode die op de oorlog volgde, leidde andermaal tot mensen,
aan wie het besef uit Indië te komen, niet vreemd is: de vele militairen die vanuit Nederland daarheen
werden gezonden.
Na het einde van de oorlog tot in de jaren zestig vertrokken honderdduizenden uit het land dat hen zo
dierbaar is. Zij zullen het besef uit Indië te komen altijd met zich meedragen. Hun kinderen en
kleinkinderen hebben soms de verhalen gehoord. Verhalen over het leven in een land en in een tijd,
die nu zo ver weg lijken. Maar tegelijk zo dichtbij.
Ieder heeft bij deze herdenking zijn of haar eigen verhaal. Maar wij hebben ook een gezamenlijk
verhaal. Dit alles geeft ons allen in meerdere of mindere mate ³het besef uit Indië te komen´.
Ik wens u een zinvolle herdenking toe.
7
Toespraak van mw. A. van Miltenburg, voorzitter van de Tweede Kamer
Er zijn momenten die nooit uit onze geschiedenisboeken zullen verdwijnen. Zo dwongen de
geallieerden het Duitse leger op 5 mei 1945 tot capituleren. Na vijf jaar van oorlog en onderdrukking
was Nederland weer een vrij land. De vreugde was overweldigend. Wat een helden waren die
Amerikanen, Canadezen, Britten en Polen!
In Nederlands-Indië nam de geschiedenis een andere loop. Daar duurde het tot 15 augustus totdat
Japan zich overgaf, morgen precies 69 jaar geleden. Maar van vrede was dáár geen sprake. Slechts
twee dagen later besloot een groep invloedrijke Indonesiërs om Indonesië onafhankelijk te verklaren.
De wapens waren nauwelijks neergelegd, of ze werden alweer opgepakt.
De strijd die volgde was diffuus. De Britten wilden de orde herstellen. Vrijheidsstrijders stonden
lijnrecht tegenover het traditionele gezag. En daartussen waren er al die onschuldige burgers, die net
als tijdens de bezetting kort daarvoor alleen maar hun gezin wilden beschermen. ³Nederland stond
aan de verkeerde kant van de geschiedenis´, zei Ben Bot er in 2005 als minister van Buitenlandse
Zaken over. Want de Nederlandse politiek was destijds duidelijk in haar oordeel: de koloniale macht
moest
± koste wat kost ± worden hersteld. Voor militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL)
betekende dit dat ze opnieuw moesten vechten. Veel van hen waren eerder krijgsgevangen genomen
en verspreid over kampen waar te weinig ruimte, water en eten was.
Ze waren verzwakt of zelfs ziek. Vaak wisten ze niet waar hun familie gebleven was. Ook vanuit
Nederland werden er meer dan 100.000 Nederlandse militairen - veel van hen dienstplichtig - naar
Nederlands-Indië gestuurd, met de Tweede Wereldoorlog nog zo vers in het geheugen. Er was geen
tijd om het verdriet te verwerken of om op te bouwen wat kapot was gemaakt.
De onafhankelijkheidsstrijd zou vier jaar duren. Pas na grote druk van de Verenigde Staten en de
Verenigde Naties, besloot Nederland de Republiek Indonesië te erkennen, en kwam er eindelijk een
einde aan de oorlog, zeven jaar nadat Japan de eilandengroep binnenviel.
Vandaag herdenken wij deze geschiedenis, zoals ieder jaar, bij de Indische herdenkingsplaquette. We
staan stil bij de capitulatie van Japan en bij alle slachtoffers van de onderdrukking tijdens de bezetting
van Japan in voormalig Nederlands-Indië. Maar ook bij de nasleep van de Tweede Wereldoorlog dáár.
Het doet me goed om te zien dat er ook dit jaar weer zoveel belangstelling is. Ik wil in het bijzonder de
veteranen en nabestaanden welkom heten, hier op de plek waar de plaquette naar mijn idee ook
hóórt. De Tweede Kamer is de plaats waar wordt gedebatteerd en besloten over de uitzending van
militairen.
En samen met de Erelijst voor Gevallenen herinnert de Indië-plaquette ons iedere dag aan de
betekenis van zo¶n besluit. Het gaat hier om het leven van mensen, die we vragen om hun leven in de
waagschaal te stellen voor de vrijheid en veiligheid van anderen.
Ik vertel u er zo uitgebreid over, omdat het contrast zo groot is. Ónze bevrijders werden in 1945
letterlijk op het schild gehesen en militairen die tegenwoordig worden uitgezonden kunnen rekenen op
onze onvoorwaardelijke waardering en het grootste respect. Voor de militairen die streden in
Nederlands-Indië was dat anders. Over hun inzet bij de verdediging van het Nederlands Koninkrijk in
de Tweede Wereldoorlog wordt zelden gesproken. Zij worden vooral gezien als onderdrukkers, als
verliezers en soms zelfs ook als oorlogsmisdadigers, en ze hebben zich in de loop der jaren steeds
opnieuw moeten verdedigen. Ja, ze stonden ³aan de verkeerde kant van de geschiedenis´, maar de
meesten van hen hebben naar eer en geweten gestreden; hebben hun land zo trouw en goed als ze
konden gediend.
Toch zijn de veteranen die ik er over heb gesproken niet verbitterd. Wel vertelde iemand me dat het
lange tijd moeilijk is geweest, om niet over je belevenissen en gevoelens te kunnen praten. Ieder
gesprek erover riep controverse op.
Gelukkig is er met de jaren ook de erkenning gekomen; hebben we beseft hoe moeilijk het moet zijn
geweest. Voor de militairen die bij thuiskomst µiets uit te leggen¶ hadden, maar ook voor de mensen in
het verzet en de 300.000 Nederlandse staatsburgers die ná 1949 gedwongen werden om Indonesië te
ontvluchten, naar een land waar het kil was, waar ze geen familie hadden en de gewoontes en
gebruiken niet kenden. In 1980 werd daarom de µStichting Herdenking 15 augustus 1945¶ opgericht,
met als doel de gebeurtenissen jaarlijks te herdenken.
8
In 1985 volgde deze plaquette en in 1988 werd er met het Indisch monument aan de Prof. Teldersweg
opnieuw een plek gecreëerd voor alle nabestaanden. µHet besef uit Indië te komen¶, het thema van de
herdenking dit jaar, zal altijd voelbaar blijven.
Dames en heren,
Er zijn momenten die niet uit onze geschiedenisboeken zullen verdwijnen. Iedereen die vandaag
aanwezig is, is direct of indirect onderdeel geweest van zo¶n moment. En ieder van u gedenkt
vandaag z¶n eigen verhaal. Als we de boeken erop naslaan, zien we dat de geschiedenis van
Indonesië zwaar en beladen is. Maar wat ook een plek in die boeken verdient, is dat alle militairen en
burgers die zich in Nederlands-Indië hebben ingezet, dat deden omdat de politiek dat van hen vroeg.
En daarvoor verdienen ze onze onvoorwaardelijke waardering en het grootste respect.
15 augustus Herdenking in Den Haag in het World Trade Forum
Toespraak van mr. Jan Kees Wiebenga
Dames en Heren,
Net als in vorige jaren wil ik eerst welkom heten allen die de oorlog in Indië en het verre oosten zelf
hebben meegemaakt in de kampen, buiten de kampen, als krijgsgevangenen in Siam/Birma/Japan, op
zee en in vele andere plaatsen. Kortom allen, die de geur van Indië hebben gekend.
Meteen hierna heet ik graag welkom enkele bijzondere genodigden bij deze dag: «.
En vervolgens alle anderen, die intens meeleven, die de verhalen van hun ouders of familieleden of
anderen hebben gehoord en de gevolgen daarvan hebben meegemaakt. Ik denk daarbij ook aan de
kleinkinderen, die in steeds grotere getale met hun grootouders meegaan. Vanmiddag zal de krans
namens de Indische gemeenschap worden gelegd door drie generaties, te weten mevrouw Geesje
van Vollenhoven, haar twee dochters en haar kleindochter.
Dames en heren, voordat ik verder ga met mijn toespraak, wil ik beginnen met het noemen van de
vliegramp in de Oekraïne, en de verschrikkingen die deze met zich mee heeft gebracht. Dit alles heeft
ons diep geraakt. Wij leven mee met alle nabestaanden van deze onschuldige slachtoffers.
Ter nagedachtenis
Het is geen vast gebruik om in deze grote zaal op dit moment hen te gedenken, die ons in het
afgelopen jaar ontvallen zijn. Maar bij wijze van uitzondering wil ik nu toch twee personen noemen,
die, ieder op hun eigen wijze, veel in de Indische wereld hebben betekend.
Als eerste noem ik met dankbaarheid de heer Harry Verheij. Hij was wethouder in Amsterdam voor de
CPN (de Communistische Partij Nederland). In de oorlog zat hij in het verzet. Maar ik noem hem,
omdat hij in de jaren tachtig (van de vorige eeuw) van groot belang is geweest voor de oprichting van
het Indische Monument, waar wij straks heen zullen gaan om de herdenkingsplechtigheid bij te
wonen. De heer Verheij was voorzitter van het Adviescomité Oorlogsherdenkingstekens van het
toenmalige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). Op zijn initiatief werd de
Stichting Indisch Monument opgericht. En dat leidde zoals u zult weten, tot de oprichting van het
Indisch Monument in 1988. Harry Verheij overleed op 30 juni jongstleden.
Vervolgens noem ik vandaag wijlen de heer Govert Huijser, overleden op 5 januari 2014. Hij is
geboren in 1931 in Soerabaja, waar zijn vader op de marinebasis werkte en deze in 1942 samen met
anderen opblies, zodat de Japanners die voorlopig niet konden gebruiken. Govert was kampkind en
werd op 12-jarige leeftijd van zijn moeder gescheiden. Zijn moeder overleed later in het kamp
Lampersarie (Semarang). Begonnen als tweede luitenant in Nieuw-Guinea werd hij uiteindelijk chef
defensiestaf. Hij werd getypeerd als ³de menselijke generaal´. In 1998 was hij spreker op de 15
augustus herdenking. Hij was na zijn vertrek als militair voorzitter van de Pensioenen Uitkeringsraad
(P.U.R.)
9
Hij maakte ook gedichten:
De heiho ranselde met welgemikte slagen,
Tienjarige jongens achter een legerwagen,
Per onbegrijpelijk decreet waren zij
Verklaard tot man ± en mannen
Horen niet bij hun moeder.
In deze mensen wil ik ook alle anderen herdenken die ons ontvielen.
Thema: het besef uit Indië te komen
Het thema van de herdenking dit jaar ³het besef uit Indië te komen´ roept vele gedachten op. Om te
beginnen aan de veelvormige samenleving, die zich sinds het ontstaan van Nederlands-Indië rond
1600 heeft ontwikkeld in het reusachtige eilandenrijk in Zuidoost-Azië.
a) Het Indië van voor de oorlog
Een veelvormige samenleving, om te beginnen bij de oorspronkelijke bevolking. Er zijn zo¶n 13000
eilanden, met honderden talen en culturen. Het heeft letterlijk eeuwen geduurd voordat in de
koloniale tijd het huidige staatsverband tot stand kwam. Het Nederlands is daar nu bijna
verdwenen als taal (niet helemaal als ik denk aan hen die na de soevereiniteitsoverdracht
achterbleven); het Bahasa is ingevoerd als nationale taal, maar diegenen in de zaal, die nog in
Nederlands-Indië hebben gewoond spreken zeker nog Maleis. Weest u gerust, ik ga hier niet de
hele geschiedenis van Nederlands-Indië behandelen. Ik richt mij nu eerst op het Indië van voor de
oorlog. Het was een - wat ik zou noemen - gelaagde samenleving. Een soort caleidoscoop met
allerlei verschillende bevolkingsgroepen. Ik noem, naast de oorspronkelijke bevolking, bijvoorbeeld
de Indische Nederlanders, de Europese Nederlanders, de Molukkers, de Chinese bevolkingsgroep
en dan heb ik nog niet alle bevolkingsgroepen vermeld.
Voor de vorming van de Indische samenleving van voor de oorlog waren de jaren 1869-1870 van
cruciaal belang. In 1869 werd het Suezkanaal geopend. Bovendien kwamen er stoomschepen in
ontwikkeling. Hierdoor werd Nederlands-Indië beter bereikbaar vanuit Europa en vice-versa. In
diezelfde periode is de zogeheten Agrarische wet aangenomen, waardoor het gouvernementsmonopolie op investeringen werd opgeheven. Vanaf die tijd kwamen de rubber-, tabak-, kinine-,
koffie- en theeplantages op, wat een reusachtige economische ontwikkeling tot gevolg had.
Daarnaast was er natuurlijk de grote rijkdom aan grondstoffen, zoals de olie in Balikpapan. Deze
betere bereikbaarheid en economische mogelijkheden leidden tot een grotere opkomst van
Europeanen in de toenmalige kolonie.
Na 1900 kwamen ook steeds meer Europese vrouwen aan. Mooie nieuwe stadswijken werden
ontwikkeld, vaak in de vorm van de zogeheten koloniale art-deco.
Waar het leven in de kolonie voor die tijd zwaar was, ook voor Europeanen, wegens de grote
afstand, de gevaarlijke overtocht, gezondheidsbedreigingen, eenzaamheid in afgelegen gebieden
enzovoort, ontstond in de jaren voor de oorlog voor hen een bijkans ideale samenleving. Die
overtuiging was er ook en is bijvoorbeeld vastgelegd in het boek ³Daar werd wat groots verricht´,
waarmee velen, waaronder ikzelf zijn opgevoed.
Het leek kortom een bevoorrecht bestaan. Maar dat was het lang niet voor iedereen.
De economische crisis van de jaren dertig liet zich ook daar voelen. Verschillende sectoren, zoals
de Javaanse suikerindustrie waar veel Indische Nederlanders werkten, werden zwaar getroffen. In
die tijd moest ook het Indische gouvernement sterk bezuinigen, waarbij flinke financiële klappen
vielen bij degenen die bij de overheid werkten. De Indische samenleving van toen leefde als het
ware ³zalig onwetend op een tikkende tijdbom´. Vandaag zijn er niet veel aanwezigen meer, die
die tijd nog bewust hebben meegemaakt als volwassene. Je moet dan zo ongeveer in het begin
van de jaren 20 of eerder daar geboren zijn. Maar voor al diegenen geldt, dat het besef uit Indië te
komen, hen nimmer zal verlaten. Het is hun land en dat zal het altijd blijven.
10
b) Oorlog
En dan«.dan is er de oorlog. En wel vanaf 8 december 1941, na de Japanse aanval op Pearl
Harbour. Oorlog, spoedig gevolgd door de bezetting door Japan.
Met het onbeschrijfelijke leed, dat daarvan het gevolg was. Met het gevangen nemen van allen die
als militair dienst deden en vervolgens de dwangarbeid van hen als krijgsgevangenen. Met het
afvoeren van velen naar de kampen. Met fatale zeetransporten. Met het moeilijke leven buiten de
kampen, waarbij alles in het werk moest worden gesteld om te overleven en uit de handen van de
Japanners te blijven. En met grote aantallen slachtoffers.
Hen herdenken wij vandaag, op 15 augustus, zijnde de dag waarop in 1945 de capitulatie van
Japan plaatsvond waarmee een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der
Nederlanden.
c) Het Indië van na de oorlog
Het leed van velen hield op die dag geenszins op. Van bevrijding was geen sprake. De
gewelddadige en politiek onrustige periode die op de oorlog volgde leidde andermaal tot mensen,
aan wie het besef uit Indië te komen, niet vreemd is: de vele militairen die vanuit Nederland
daarheen werden gezonden. De herdenking van hun gevallen kameraden vindt binnenkort plaats
bij het monument in Roermond. Gelet op de moeilijke periode waarin zij in Indië hebben verbleven,
tot rond 1950, zijn zij - zou je misschien kunnen zeggen - ³tussen de raderwielen van de
geschiedenis geraakt´. Zij verdienen respect voor hetgeen zij bij het uitvoeren van hun zware taak
voor het land hebben gedaan. Dat velen uit hun gelederen de afgelopen jaren en ook nu nog
vandaag aanwezig zijn, getuigt van het feit, dat Indië hen niet onberoerd heeft gelaten.
Na het einde van de oorlog tot in de jaren zestig vertrokken honderdduizenden uit het land dat hen
zo dierbaar is. Zij zullen het besef uit Indië te komen altijd met zich meedragen. Ook van hen zijn
velen in deze zaal aanwezig. Ook zij zijn als het ware tussen de raderwielen van de geschiedenis
geraakt. Zij dragen een andere geschiedenis met zich mee. Een andere geschiedenis die bij hun
aankomst hier niet goed werd begrepen. Genoopt worden te vertrekken uit het land waar je
geboren bent, niet echt welkom in Nederland waar je heen gaat. Wat doet dat met een mens?
d) De blik van een betrokkene
Hun kinderen en kleinkinderen, de tweede en derde generatie, hebben soms foto¶s gezien, maar
ook dagboeken en vooral niet te vergeten de verhalen van hun ouders, grootouders, familieleden
en andere bekenden gehoord. Die verhalen over de oorlog, over de periode ervoor en over de
periode erna, zijn aanvankelijk zelden, maar later toch vaker verteld en doorverteld. Bij die
verhalen speelt de identiteit een rol. En ook hier maakt het natuurlijk uit, of je kind bent van
Indische Nederlanders, Europese Nederlanders, van Molukse ouders enzovoort. Zo denk ik
bijvoorbeeld aan een vriend die zelf niet in Indië geboren is, maar ouders heeft van Europees
Nederlandse afkomst, die daar hebben gewoond en de oorlog hebben meegemaakt. Hij vertelde
mij dat het er af en toe op lijkt dat ³het besef uit Indië te komen´ mensen als hem niet meer wordt
gegund. Dat hij soms het gevoel krijgt ³er niet meer bij te horen´, terwijl ook in zijn jeugd, in zijn
gezin, de gevolgen van de oorlog in Indië een grote rol hebben gespeeld.
Ik had het over identiteit. Heel treffend is die identiteit bijvoorbeeld uitgedrukt door mevrouw Irene
Urich (Trouw 2 januari 2010): ³Ik ben niet echt een Nederlander, maar ook geen allochtoon´ zegt zij.
³Ik zit er ergens tussenin. Mijn gevoel is oosters en mijn verstand westers. Ik denk en praat vanuit het
westerse standpunt, maar voel me een wereldburger´.
Verhalen van geluk, verdriet, plezier, ellende, schoonheid, wreedheid, goena goena, onbegrip,
zorgeloosheid, onrechtvaardigheid, saamhorigheid enzovoort. Kortom verhalen over het leven in een
land en over een tijd die nu zo ver weg lijken. Maar tegelijk zo dichtbij.
Ieder heeft bij deze herdenking zijn of haar eigen verhaal. Maar wij hebben ook een gezamenlijk
verhaal. Dit alles geeft ons allen in meerdere of mindere mate ³het besef uit Indië te komen´.
Ik wens u een zinnige herdenking toe.
11
Het besef uit Indië te komen (Het besef in Indië geworteld te zijn) ± Reggie Baay
Mijn vader sprak niet. Dat wil zeggen, hij kón wel spreken, maar dat deed hij niet. Bijna niet. Dat was
het eerste wat mij als kind van mijn vader opviel.
Zijn zwijgzaamheid betrof vooral het verleden. Zijn verleden. In Indië. Dat was min of meer een terra
incognita, een onbekend, verborgen gebied. µAch waarvoor,¶ zei hij altijd als ik, toen ik ouder was, hem
voorzichtig probeerde te verleiden om iets te vertellen over zijn jeugd in Nederlands-Indië. En na die
twee, vaak emotieloos uitgesproken woorden, hulde hij zich weer in een volledig stilzwijgen.
Soms, in een onbewaakt en onvoorzien ogenblik had ik geluk, en begon hij na mijn zoveelste
verzoek toch plotseling te vertellen. Eerst vaak nogal onsamenhangend, maar al snel in de vorm van
een anekdote. Maar net zo plotseling als hij de anekdote was begonnen, hield hij niet zelden
halverwege op met vertellen. Alsof de gedachten die hem terugvoerden naar dat verleden hem
onverwachts bruut bij de keel hadden gegrepen en zijn woorden hadden verstikt. Wat achterbleef
was een zwijgende, in zichzelf gekeerde verteller.
Als mijn vader al iets losliet over zijn verleden, dan beperkte zich dat vrijwel altijd tot onschuldige
zintuiglijke herinneringen. De geur van de Indische ochtend bijvoorbeeld: die bijzondere, eigenaardige
mengeling van vocht, fris loof en brandende arang. Of de typische en ongeëvenaarde smaak van rijpe
salak. Daarover wilde hij nog wel eens, bij wijze van hoge uitzondering, vertellen. Maar nooit, nee
nooit, kwam er een helder en samenhangend antwoord op vragen als hoe zijn jeugd was in het
voormalig Nederlands-Indië; wie precies de mensen waren die hem toen dierbaar waren; wat hij heeft
doorgemaakt tijdens zijn krijgsgevangenschap in Birma en Siam; en, hoe het voelde om aan het einde
van de jaren veertig uit het Indische paradijs verstoten te worden.
Later, veel later pas, zou ik beseffen dat er twee specifieke oorzaken waren die ten grondslag lagen
aan mijn vaders zwijgzaamheid; twee zaken die hem zijn lust tot spreken hadden benomen: namelijk
zijn afkomst en dé oorlog.
Om met het eerste te beginnen: van de moeder van mijn vader, mijn grootmoeder, wist ik niets. Als
kind vroeg ik mij altijd af waarom alle andere kinderen twee oma¶s hadden en ik niet één. Nu wist ik
van mijn oma van moederskant dat zij in Indonesië was achtergebleven. Bovendien had ik van haar
verschillende foto¶s gezien. Maar van mijn oma van vaderskant was werkelijk niets bekend. Hoe ik ook
aandrong, over haar sprak mijn vader niet. Van haar, zo verzekerde hij mij eens, wist hij niets. Er was
geen verhaal, er waren geen foto¶s, er was geen enkele herinnering. Er was zelfs geen naam.
Totdat mijn vader overleed, nu bijna 16 jaar geleden, in oktober 1998. Hij vertrok uit dit leven, zoals ik
hem altijd had gekend: zwijgend. Nadat hij was getroffen door een hersenbloeding lag hij zes dagen in
coma en op de zevende dag overleed hij. Zonder dat wij ook nog maar één enkel woord hadden
kunnen wisselen. Het was een dramatisch afscheid in een oorverdovende stilte.
Bij het ontruimen van het ouderlijk huis stuitte ik daarna op een klein, oud leren koffertje. Iets dat hij
onmiskenbaar voor mij had bestemd. En dat wat hij tijdens zijn leven niet met woorden zeggen kon,
vertelde hij via de inhoud van dit koffertje. Tussen allerlei brieven, foto¶s, officiële papieren en losse
aantekeningen vond ik ondermeer een bijzonder handgeschreven document: µHeden, den drie en
twintigsten oktober negentien honderd zes en twintig, verscheen voor mij, Emile Klein, buitengewoon
ambtenaar van den Burgerlijken stand te Soerakarta, Louis Henri Adriaan Baay, wonende ter
residentie Soerakarta, die mij heeft verklaard, dat te Soerakarta op den elfden september negentien
honderd en negentien des voormiddags ten half zes uur is geboren een kind van de mannelijke kunne
uit de inlandsche vrouw Moeinah, aan welk kind zijn gegeven de voornamen Pieter Jacobus,
hebbende genoemde Louis Henri Adriaan Baay voorts verklaard, dat kind voor het zijne te erkennen.
Voorts verscheen voor mij de inlandsche vrouw Moeinah, oud naar aanzien vijf en twintig jaren,
zonder beroep, wonende te Solo-Djenkiloeng voormeld, die naar aanleiding van artikel twee honderd
vier en tachtig van het Burgerlijk Wetboek, mij heeft verklaard in die erkenning toe te stemmen [«]¶
Dit is een fragment uit een akte van erkenning. Akten zoals er destijds zovele zijn opgemaakt in het
koloniale Nederlands-Indië. De man die erin voorkomt en die het verzoek tot erkenning doet, is mijn
grootvader. Het kind is mijn vader en die inlandse vrouw, Moeinah, is dus zijn moeder. Mijn
onbekende grootmoeder.
12
Dit document was en is het enige tastbare bewijs van haar bestaan en riep uiteraard direct allerlei
vragen bij mij op: wie was zij? Waar kwam zij vandaan? Waarom verdween zij uit mijn vaders leven?
Ook allerlei persoonlijke vragen drongen zich op: welke eigenschappen heb ik, haar kleinzoon, van
haar geërfd? Lijk ik qua uiterlijk op haar? En heb ik via haar niet vele onbekende en ongekende
familieleden in Indonesië? Maar de belangrijkste vragen waren natuurlijk: wie was die Javaanse vrouw
die haar kind, mijn vader, zo maar achterliet? En waarom was zij, mijn onbekende en ongekende
Javaanse grootmoeder, opgegaan in de mist van onze familiegeschiedenis?
Na de vondst van dit document kon ik - beetje bij beetje en in grote lijnen - haar geschiedenis
reconstrueren. Op 11 februari 1899 wordt in Soerakarta, Midden-Java, mijn grootvader, Louis Henry
Adriaan Baay, geboren. Hij is de zoon van Daniël Casper Baay, gefortuneerd landhuurder en
intellectueel met een bijzondere belangstelling voor de klassieke Javaanse cultuur. Mijn grootvader
mist echter het scherpe verstand en de culturele belangstelling van zijn vader en wordt opgeleid tot
boekhouder om vervolgens in de tropische landbouw op Sumatra zijn fortuin te zoeken. Althans, dat is
de bedoeling.
Eind 1918 echter kruist het leven van Moeinah dat van mijn grootvader. Zij is - vermoed ik - de dochter
van een landloze tani die kort daarvoor - zoals zovelen in die tijd - met vrouw en kinderen van het
platteland van Midden-Java naar de stad is getrokken in de hoop er een bestaan te vinden. Om bij te
dragen aan het gezinsinkomen probeert Moeinah in de stad werk te vinden als baboe. Zij moet toen
ongeveer zestien of zeventien jaar zijn geweest. Zij wordt vervolgens als vrouwelijke bediende
aangenomen in de huishouding van Daniël Baay. Daar wordt zij al snel opgemerkt door mijn
grootvader, Louis Baay. Niet lang daarna leven mijn grootvader en Moeinah in concubinaat in een van
de twee villa¶s die mijn overgrootvader bezit in Villapark, de toenmalige Europese villawijk van
Soerakarta. Een klein jaar later wordt daar mijn vader geboren. Het is dan september 1919.
De jonge moeder Moeinah mag dan nog slechts enkele maanden genieten van haar prille
moederschap. Begin 1920 wordt zij zonder pardon weggestuurd. µTeruggestuurd naar de kampong,¶
zoals dat destijds genoemd werd. Zonder kind en zonder geld, en met het strikte verbod zich ooit nog
in de buurt van het huis in Villapark of haar kind op te houden.
Mijn grootvader vertrekt vervolgens naar Sumatra om daar in de cultures zijn geluk te beproeven en
mijn vader wordt als baby toevertrouwd aan de zorgen van mijn overgrootvader, in wiens huis hij
voornamelijk wordt opgevoed door de inlandse bedienden.
Enkele jaren later verschijnt mijn grootvader weer in mijn vaders leven; hij wordt opgehaald door de
man die een vreemde voor hem is en die inmiddels is getrouwd met µzoals het hoort¶ een Europese
vrouw. En Moeinah? Die was inmiddels geruisloos opgegaan in de inheemse samenleving van
Soerakarta. Van haar is sindsdien nooit meer iets vernomen, behalve dan op die ene dag in oktober
1926, toen zij formeel, volgens de wet van de belanda¶s, afstand moest doen van het kind, háár kind,
dat zij kort na zijn geboorte nooit meer mocht zien.
Mijn zoektocht naar Moeinah was achteraf veel meer dan een zoektocht naar mijn grootmoeder. Het
was tegelijkertijd een zoektocht naar al die vrouwen als mijn grootmoeder. De njai. Een zoektocht naar
waar ik en velen zoals ik geworteld zijn. Want al snel werd mij duidelijk dat de geschiedenis van mijn
vader en zijn onbekende Javaanse moeder niet op zichzelf stond. Sterker nog, gaandeweg werd mij
duidelijk dat zij, de njai, vrouwen dus als mijn grootmoeder Moeinah, aan de basis hebben gestaan
van elke Indische familie. Aan de basis dus van meer dan een miljoen mensen van wie velen zich hier
in Nederland bevinden, maar ook, als gevolg van de diaspora in de jaren veertig, vijftig en zestig, in
onder andere de Verenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en natuurlijk Indonesië.
Maar waarom was er dan zo weinig van haar bekend? Sterker nog, waarom was deze vrouw, net als
mijn grootmoeder Moeinah, kennelijk opzettelijk weggestopt in de vergetelheid van de geschiedenis?
Want, laten we wel wezen, het koloniale concubinaat; het samenleven van een Europese man met
een inheemse vrouw, was in de koloniale wereld van Nederlands-Indië een alledaagse, zeer veel
voorkomende realiteit. Als we ons realiseren dat destijds, in het Indië van voor 1900, meer dan de
helft en soms zelfs driekwart van alle Europese mannen in concubinaat leefde met een vrouw van het
land, dan is het toch logischerwijs niet mogelijk dat men zich haar niet meer herinnert? Dan is het toch
op z¶n minst opmerkelijk dat weinig Indische families in staat zijn zich de vrouw te herinneren bij wie
hun eigen Indische familiegeschiedenis begon? Als we ons dan ook nog eens realiseren dat deze
verbintenissen zoveel nakomelingen hebben opgeleverd, dan kan het toch niet anders dan dat haar
opgaan in de mist van de geschiedenis µmensenwerk¶ is geweest? Bewust mensenwerk?
13
Dat bewust, collectief verzwijgen en vergeten van de njai, zoals ook mijn grootmoeder altijd is
verzwegen en vergeten, heeft alles te maken met die koloniale last van het ontkennen: het ontkennen
van wat als een ongewenste koloniale realiteit werd beschouwd. In de toenmalige verhoudingen in
Nederlands-Indië, met overheersers en overheersten, was het immers µnot done¶ om je als
overheerser in te laten met een overheerste. En al helemaal niet in de vorm van liefde en seksualiteit.
Maar goed, vanwege het schrijnend tekort aan jonge, huwbare, Europese vrouwen én omdat liefde en
lust zich niet laten reguleren door koloniale barrières, gebeurde dat natuurlijk toch.
En, zoals ik daareven al aangaf, massaal zelfs. Hoe ga je dan om met die ongewenste realiteit? Door
erover te zwijgen natuurlijk. Door ergens geen woorden aan te geven ontken je dat iets bestaat of
heeft bestaan. Dat is wat er collectief gebeurde. Daar ook komt het spreekwoordelijke µdoodzwijgen¶
vandaan.
En mocht iemand, zoals bijvoorbeeld de vele kinderen van de njai en de Europese man, zich die
inheemse moeder of voormoeder wel herinneren of willen herinneren, dan werden ze keihard met de
neus op de koloniale feiten gedrukt. Een gedeeltelijke inheemse afkomst immers betekende in de
regel een leven in de marge van de koloniale samenleving. Het impliceerde vrijwel altijd sociale en
maatschappelijke discriminatie; sterke begrenzing van opleidingsmogelijkheden, sterke begrenzing
van carrièreperspectieven en sterke begrenzing van de sociale kringen waarin men kon verkeren. Het
is dan ook niet verwonderlijk dat velen ervoor kozen om die inheemse moeder of voormoeder te
verzwijgen, of erger nog, te ontkennen. Ook al was aan hun uiterlijk, aan de kleur van hun huid, zoals
bij mij, die gedeeltelijke inheemse afkomst onmiskenbaar.
Het is een koloniale ballast die velen heeft getekend en die niet zelden generaties later nog haar
gewicht laat voelen. Want ook nu nog komt men ze tegen; nazaten van de Indische oermoeder die
soms uit onwetendheid, maar vaker nog tegen beter weten in haar bestaan in de familie ontkennen en
de bruine kleur van hun huid menen te kunnen verklaren met de verwijzing naar een vermeende en
oncontroleerbare Italiaanse, Spaanse of Portugese voorvader «
Wie zo zijn afkomst ontkent verdient er ook geen, zou ik bijna willen zeggen. Waarom nu nog degene
van wie men afstamt ontkennen? Waarom nu nog die moeder of voormoeder de hormat (eer)
ontzeggen die haar toekomt? Dat immers zal een last blijken die men zijn hele leven met zich
meedraagt. Wie immers zijn afkomst ontkent, ontkent zichzelf.
Mijn vader werd zijn Javaanse moeder onthouden simpelweg door haar enkele maanden na zijn
geboorte weg te sturen en haar vervolgens voor altijd voor hem dood te zwijgen. Dat grijpt zeer diep in
in een mensenleven. Daar heeft hij zijn hele leven last van gehouden. Hoe ik dat weet? Omdat het
hem zichtbaar aan woorden ontbrak om over haar te spreken natuurlijk, maar meer nog door een
korte aantekening die hij later, ik vermoed vlak voor zijn dood, op de achterkant van zijn akte van
erkenning had gemaakt en waarin het universele verlangen van kind naar moeder en van moeder
naar kind wordt weerspiegeld. Een paar zinnen maar zijn het; schrijnend in hun eenvoud en ze luiden
aldus: µEnkele malen stond er ± toen ik klein was ± een Javaanse vrouw, niet bijster goed gekleed, bij
het hek van onze woning. Zij poogde verschillende malen met mij in contact te komen, maar telkens
werd zij door ons personeel verjaagd. Zou zij«?¶
En dan die andere oorzaak van mijn vaders zwijgzaamheid: de oorlog. Dé oorlog die, hoewel ik tien
jaar na beëindiging ervan ben geboren, in mijn jeugd voortdurend als een deken over het leven heeft
gelegen.
Altijd als het oorlogsverleden mijn vader weer parten speelde, trok hij zich terug in zijn µdomein¶, de
piepkleine achterkamer van de eengezinswoning die wij in de jaren vijftig toegewezen hadden
gekregen in een Zuid-Hollands kerkdorp. Daar zat hij dan in zijn met donkergroene trijp beklede
fauteuil zwijgend voor zich uit te staren. Urenlang. Niemand, ook mijn moeder niet, mocht hem dan
storen, onder geen beding. De kleine achterkamer was dan, tot nader order, spergebied.
Op zulke momenten, wist ik, was het zaak om op geen enkele wijze zijn aandacht te trekken en om
zeer omzichtig, zeer behoedzaam te manoeuvreren. Iedere actie die bij hem tot een schrikreactie zou
kunnen leiden zou immers desastreus zijn. Als hij daar zo zat, wist ik, dan was hij volledig in zijn eigen
wereld. Een wereld waar ik geen weet van had en die mijn voorstellingsvermogen volkomen te boven
ging. Zijn zenuwen waren dan tot het uiterste gespannen, klaar om ± als een veer ± terug te springen.
Met alle gevolgen van dien.
14
Het begrip Posttraumatisch Stresssyndroom en het daarbij behorende ziektebeeld moest bij wijze van
spreken toen nog uitgevonden worden. Bovendien: de tijd en de samenleving; het Nederland van de
jaren vijftig en zestig, was er niet naar om zich met begrip en geduld te verdiepen in de traumatische
persoonlijke geschiedenis van hen die uit Indië kwamen.
Des te meer bewondering en diep, zeer diep respect heb ik - zeker achteraf ± voor mensen als mijn
vader die zonder enige hulp van wie dan ook, in stilte, zonder woorden, zichzelf van die afschuwelijke
ziekte hebben genezen.
Nu zou men kunnen denken dat de deken van de oorlog die over mijn jeugd hing continue loodzwaar
is geweest. Nu is dat zeker niet het geval. Om te beginnen heb ik het nooit als loodzwaar ervaren,
simpelweg omdat ik er mee ben opgegroeid. Het was een gegeven. Het was er. Dan is het µgewoon¶.
Daarnaast waren er vele momenten dat ik er zelfs erg veel baat bij had. Dat klinkt gek, maar ik zal u
zo¶n situatie schetsen.
Tot het begin van de jaren zeventig was er in de Nederlandse media eigenlijk bitter weinig aandacht
voor de oorlog tegen de Japanners en de Japanse oorlogsmisdaden.
Toen ± het moet in 1971 zijn geweest ± las ik in de krant dat de daarop volgende weken een
dramaserie van buitenlandse makelij op de Nederlandse televisie zou worden uitgezonden over een
Japanse soldaat die, deel uitmakend van het Japanse keizerlijke leger in Mantsjoerije, langzaam tot
het besef komt dat hij deelneemt aan een verkeerde oorlog. Op de avond van de eerste uitzending zei
ik niets, maar stemde gewoon af op de betreffende zender. Voor mij was dit een uitgelezen
mogelijkheid om mij enigszins een beeld te vormen wat mijn vader tijdens de oorlog had doorgemaakt.
Een beeld van datgene waarover hij altijd volledig had gezwegen.
Mijn vader vermoedde niets; hij interesseerde zich überhaupt weinig voor wat de televisie bood. Bij de
aankondiging van de serie door de omroepster rees mijn vader langzaam uit zijn stoel omhoog, maar
vervolgens ging hij weer zitten. Totdat het intro begon en het eerste knauwerige Japans te horen was.
Als getroffen kromp hij ineen. Het was hem te veel.
Toen ik zijn reactie zag verwachtte ik dat hij woedend het toestel uit zou zetten en mij stevig zou
straffen voor zoveel gebrek aan fijngevoeligheid. Op z¶n minst verwachtte ik dat hij mij boos en
verontwaardigd zou gebieden het toestel op een ander net te zetten. Maar nee, dat alles gebeurde
niet. In plaats daarvan stond hij langzaam en waardig op en liep zwijgend de kamer uit. Naar de
keuken«
En terwijl hij mij de kans bood om naar de verontrustende opmars van het Japanse keizerlijke leger in
Azië te kijken, ging mijn vader in de dapur, in de keuken, aan de slag. Hij ging ± hoewel wij niet lang
daarvoor onze avondmaaltijd hadden genuttigd ± koken, uitvoerig, Indisch.
En terwijl ik naar allerlei gruweldaden van het Japanse leger in Mantsjoerije keek (toen ook werd ik mij
voor het eerst bewust van de Japanse experimenten met chemische oorlogvoering op mensen) en ik
het onwaarschijnlijke lijden van de weerloze, onschuldige burgerbevolking aan mij voorbij zag trekken,
kwamen mij vanuit de keuken de aangenaam knisperende geluiden van ingrediënten in warme olie en
de tintelende geuren van de meest verrukkelijke gerechten tegemoet.
Zolang mijn vader vanuit de keuken of de gang nog geluiden hoorde waaruit hij kon opmaken dat de
aflevering nog niet was afgelopen, zette hij geen voet in de woonkamer. En vaak duurde het tot ver na
afloop voordat ik hem weer zag verschijnen, simpelweg omdat hij nog niet klaar was met de gerechten
die hij in de keuken bereidde.
Vaak pas tegen middernacht had hij zijn kunststuk voltooid, dekte hij de eettafel voor één persoon en
stalde hij de gerechten uit die hij die avond had gemaakt.
En daar zat ik dan: aan de eettafel, te genieten van een werkelijk copieuze Indische maaltijd. En dat
twaalf afleveringen, oftewel twaalf weken lang, op de dinsdagavond, rond middernacht. Alleen; want
mijn vader wilde zelf namelijk niets van het eten. En wat minstens zo opmerkelijk was: alle twaalf
maaltijden werden - tegen de familiegewoonte in - afgesloten met een toetje. Een Engels toetje«
Vele jaren later, na mijn vaders dood in 1998, kon ik pas de betekenis van dit alles duiden. Met behulp
van het eerder genoemde koffertje dat hij mij had nagelaten. Daarin namelijk vertelde hij mij, achteraf,
via korte aantekeningen, waarvoor hij tijdens zijn leven de woorden niet kon vinden. Althans niet de
gesproken woorden.
15
Mijn vader was na de capitulatie van Nederlands-Indië met vele lotgenoten als krijgsgevangene door
de Japanners afgevoerd richting Birma en Siam. Vervolgens werd hij samen met vele anderen vanuit
Birma te werkgesteld aan de beruchte Dodenspoorlijn naar Siam. Eind december 1943 was aan het
gruwelijke werk een einde gekomen en was de spoorlijn voltooid. De ontberingen tijdens de helse
dwangarbeid aan de spoorlijn had hij godzijdank overleefd.
Medio 1944 bevond mijn vader zich in het centrale basiskamp in Thailand, Nong Pladuk, vlak boven
Bangkok. En daar, in Nong Pladuk, bevond hij zich tot mijn verbijstering - zo blijkt uit een nagelaten
aantekening - in de dodentent van het kamp. De tent waar stervenden door de Japanners werden
afgezonderd in afwachting van hun overlijden.
Mijn vader was dus medio 1944 opgegeven« Het hoe en waarom, is moeilijk uit de aantekeningen op
te maken, maar ergens is een verwijzing te vinden dat hij en nog enkele anderen door een Japanse
medische eenheid waren ingeënt, waarna de een na de ander doodziek werd en overleed.
In de dodentent lag mijn vader naast een Engelsman, Forbes genaamd. En in deze krankzinnige
situatie; terwijl zij beiden doodziek waren en hen niets anders restte dan te wachten op de dood,
probeerden ze zoveel mogelijk en zo gewoon mogelijk vast te houden aan het leven.
Ze voerden, zo goed en zo kwaad als het ging, gesprekken met elkaar. Gesprekken over gewone,
alledaagse dingen. ³Wij spraken over eten´, schrijft mijn vader in een aantekening. ³Dat is niet zo gek,
want ik heb nog nooit zo vaak over eten gesproken, gedacht en gedroomd als hier in de jaren van
krijgsgevangenschap. Toen ik wakker werd had ik bijvoorbeeld op onverklaarbare wijze, maar
ontegenzeggelijk, de smaak van goedek in mijn mond. Het leek er warempel op alsof ik net een portie
bij een straatventer in Solo had genuttigd! [«] Onze geest en haar fantasie waren een zegen voor ons
in dat miserabele oord. Enfin, mijn smaakpapillen waren op dat moment tot het uiterste geactiveerd,
hetgeen ervoor zorgde dat ik aan niets anders kon denken en over niets anders kon praten dan eten.
Het eten van thuis. Over de scherpe en dan weer zachtzoete smaken van Midden-Java. Ik kon mij
opeens allerlei smaakfinesses voor de geest halen en alle smaken tot in detail beschrijven. De
zachtromige smaak van bajem in de sajoer bening bijvoorbeeld. En de bitterscherpe en tegelijkertijd
zachtzoete smaak van sambal goreng tempé« En toen ik daarover aan Forbes vertelde, leek het net
alsof ik werkelijk aan het eten was!
En toen vertelde Forbes over de Engelse keuken. Over een stew; een gerecht van vlees, kentang,
kool en prei dat langzaam gaar moet koken. En over een pigeon pie, waarin een duif tezamen met
verschillende groenten en kruiden in een jas van bladerdeeg wordt bereid. Maar het meest
enthousiast kon Forbes vertellen over de Engelse nagerechten. De Engelse keuken is er vooral een
van nagerechten. Wellicht niet in de laatste plaats vanwege het feit dat in vrijwel elk nagerecht alcohol
een wezenlijk bestanddeel vormt! [«]
Het gevolg van onze culinaire praatjes was dat wij, Forbes en ik, ten slotte samen in de dodentent, in
onze fantasie, een enorm feestmaal genoten! We proefden wérkelijk de gerechten die we
beschreven!´
Als door een godswonder heeft mijn vader de dodentent in Nong Pladuk overleefd. Hoe, zal altijd een
mysterie blijven, want helaas is daar in de koffer niets over terug te vinden.
Mijn vaders Engelse vriend en lotgenoot Forbes heeft het helaas niet gehaald en is in dat onzalige
oord overleden. Daarover heb ik wel iets teruggevonden. Die vondst heeft voor mij tegelijkertijd een
ander, kleiner mysterie opgelost. Waarom, heb ik mij lange tijd afgevraagd, heette ik niet zoals alle
andere Indische jongens die ik kende: Frankie, Jeffrey, Johnny of Ferry, maar Reginald? Een naam
die ik ten slotte zelf maar heb afgekort tot het Indisch aandoende µReggie¶. Toen ik eens mijn moeder
vroeg waarom ze mij Reginald hadden genoemd, verwees ze me naar mijn vader. µDie stond er op dat
je zo zou heten,¶ zei ze. Toen ik daarop voorzichtig bij mijn vader naar mijn naamgeving informeerde,
zuchtte hij alleen diep en liet het daarbij. Totdat ik, jaren later dus, in de koffer het antwoord vond in de
vorm van een korte maar veelzeggende aantekening. Gedateerd op mijn geboortedag: 2 juli 1955.
³Vandaag,´ staat er, ³mijn belofte ingelost, gedaan bij het sterfbed van mijn dierbare Engelse vriend
Reginald Forbes.´
U zult zich ongetwijfeld, dames en heren, afgevraagd hebben wat de betekenis is van de foto die u bij
binnenkomst groot geprojecteerd op het scherm hier achter mij zag. Wel, voor mij is dit een foto die
laat zien hoe nauw de verbondenheid is tussen ons en het land en de mensen dáár.
16
Bij de verschijning van mijn boek over de njai, nu alweer enige tijd geleden, werd ik geïnterviewd door
een landelijk dagblad. In dat interview kwamen mijn band met Indië / Indonesië en het lot, of zoals de
Indonesiërs zeggen nasib, ter sprake. Ik heb de interviewer toen uitgelegd dat het lot in mijn geval
heel gemakkelijk naar de andere kant had kunnen uitvallen.
Om te beginnen: als mijn vader daadwerkelijk was overleden in Nong Pladuk, zoals de verwachting
was, dan was ik er immers niet eens geweest. En minstens zo belangrijk: hoe groot was de kans niet
dat mijn grootmoeder Moeinah destijds niet alleen, maar samen met haar kind, mijn vader, zou zijn
weggestuurd? Terug naar de kampong, zoals met zovele njai en hun kinderen is gebeurd?
Mijn vader zou dan vervolgens samen met zijn moeder zijn opgegaan in de lokale Javaanse bevolking
van Soerakarta. En ik? Het is niet denkbeeldig ± en dat realiseer ik mij terdege - dat ik dan nu, in
plaats van hier voor u te staan, in of rond Solo mijn kostje bij elkaar had moeten scharrelen als
bijvoorbeeld een tukang saté (satéverkoper). Dat werd dan ook de kop boven het interview toen het in
de krant verscheen: µIk had ook satéverkoper in Solo kunnen zijn.¶
Enkele weken nadat het artikel was verschenen wás ik in Solo, en wel in de wijk waar mijn
grootmoeder moet hebben geleefd. En toen ik daar nogal aangedaan door die wijk liep, stuitte ik op dit
tafereel, met deze tukang saté «
Het zijn deze zaken: de njai en de oorlog; zaken waarover mijn vader tijdens zijn leven niet kon
spreken, die mij elke keer weer doordringen van het feit dat ik in Indië geworteld ben. Ik, die, zoals
zovelen van mijn generatie, hier in Nederland is geboren, opgegroeid en opgeleid. Ook al ligt Indië,
zowel in tijd als in ruimte, inmiddels ver achter ons, tegelijkertijd is het elke dag zeer nabij en maakt
het deel uit van onze dagelijkse realiteit. Draag ik immers het Indische verleden niet letterlijk met mij
mee? Alleen al in de vorm van mijn huidskleur, afkomstig van mijn grootmoeder, en mijn naam die
verbonden is met de oorlog daar?
Het doet mij dan ook bijzonder veel genoegen dat ik juist vandaag hier mag zijn en mag spreken.
Want toen mijn vader overleed en hij mij, op zijn bijzondere manier, alsnog deelgenoot maakte van
zijn en dus ook mijn afkomst en geschiedenis, nam ik mij voor om juist hierover zoveel mogelijk te
vertellen. Niet alleen met mijn eigen woorden, maar ook met de woorden die mijn vader nooit heeft
gesproken. Als hormat, als eerbetoon. Ik nam mij voor om kennis van de Indische afkomst en de
Indische geschiedenis ± ook en vooral die van de oorlog die we vandaag herdenken -zoveel mogelijk
te delen met de generaties van nu en die van de toekomst. Dat is de reden waarom ik spreek en
waarom ik boeken schrijf. Waarom ik dit zo belangrijk vind? Wel, een Indische generatie die haar
afkomst niet kent, die ontkent haar eigen bestaan; en ± minstens zo belangrijk - een Indische
generatie die haar eigen geschiedenis niet kent, vergeet dat zij een toekomst heeft.
Lees verder:
Reggie Baay: De Ogen van Solo. Uitg. St. Tong Tong, Den Haag
Reggie Baay: De Njai; Het concubinaat in Nederlands-Indië. Uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep,
Amsterdam
15 augustus Herdenking bij het Indisch Monument
Omdat ik zelf niet aanwezig kon zijn bij deze Herdenking
heb ik Cherna Niels-Hoyer gevraagd voor ons een
verslag te schrijven. Hieronder volgt Cherna¶s verslag
waarvoor ik haar hartelijk dank.
Tineke Holleman
Na het ontroerende verhaal van Reggie Baay in het
World Forum stonden er bussen gereed om ons naar het
Indisch Monument te brengen.
Terwijl in de ochtend stortbuien over ons heengingen,
werden wij nu aangenaam verrast met een stralend
blauwe hemel!
17
Het luiden van de klok, het hijsen van de vlag, het ten gehore brengen van koormuziek, kapelmuziek
en de in acht genomen minuut stilte droegen bij tot de serene sfeer vol respect.
Respect was ook het thema van de toespraak van mevrouw Gerdi Verbeet. Zij vertelde hoe zij eerst
geen idee had van het lijden door de landgenoten overzee in het verre Indië. Echter in die jaren bij de
herdenking bij de Indische Plaquette in de ontvangsthal van de Tweede Kamer groeide het begrip, dat
leidde tot respect.
De treffende toespraak van de leerling van het VCL Arnout Jan de Beaufort was een gebaar van
respect voor zijn bij de herdenking aanwezige Oma.
Dat er zoveel jongeren aanwezig waren geeft blijk van het gevoel van
betrokkenheid bij het lijden van en interesse hebben in de
geschiedenis van hun ouders en grootouders uit het verre Indië na
³Het Grote Stilzwijgen´.
Een bijzonder roerend gebaar van respect was het plaatsen van de
krans door drie generaties vrouwen, de oude grootmoeder, haar
dochter en kleindochter. Een mooi gebaar van respect was ook de
krans van de Indonesische Ambassade.
Cherna Niels-Hoyer
Voordracht van mw. Gerdi Verbeet
Elk jaar op de ochtend van 14 augustus is er een korte plechtigheid in de ontvangsthal van de oude
Tweede Kamer. Een kleine groep mensen verzamelt zich bij de Indische Plaquette die zich daar sinds
1985 bevindt. Samen staan ze stil bij het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië.
In de 11 jaar dat ik Kamerlid ben geweest was ik er altijd - en in de zes jaar van mijn voorzitterschap
heb ik er elk jaar gesproken. Het is een intieme bijeenkomst; het is geen groot gezelschap dat elkaar
daar ieder jaar treft. Maar die kleine groep vertegenwoordigt de hele Indische gemeenschap, in al
haar verscheidenheid.
In het begin verwonderde die verscheidenheid mij wel. Zoveel groepen, zoveel stichtingen,
verenigingen en platforms. Voor dwangarbeiders in Thailand en Birma, voor de vrouwen en kinderen
in de kampen, voor de jongens in de jongenskampen en de buitenkampkinderen, voor de
krijgsgevangenen en de oud-militairen van het KNIL ± de lijst van organisaties is zo groot!
Ik leerde als woordvoerder oorlogsgetroffenen de vertegenwoordigers kennen van deze organisaties.
Maar ook individuele slachtoffers. Ik hoorde steeds meer verhalen. En hoe meer ik erover las en hoe
meer verhalen ik hoorde, des te beter begon ik het te begrijpen.
Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen al die groepen. Hun verleden ligt in Indië. Ze brachten er hun
jeugd door, waren er gelukkig. Totdat de oorlog begon.
Maar er zijn ook verschillen. En er zijn nu eenmaal ervaringen in het leven die je maar met één groep
deelt. Ervaringen die bepalend zijn voor je hele leven. Die deel uitmaken van je diepste wezen. Die
bepalend zijn voor je identiteit. Daarom wil je soms ook samen zijn met mensen die juist dat met je
delen.
Toen ik voorzitter werd van de Kamer en elk jaar een toespraak mocht houden, wilde ik er nog meer
van weten. Elk jaar vroeg ik één iemand om te gast te zijn bij de bijeenkomst. Van wat hij of zij had
meegemaakt, leerde ik steeds meer over die tijd.
Eerst vroeg ik mijn leraar geschiedenis. Zijn verhalen over het leven in het kamp hadden mij op school
een eerste inzicht gegeven in de wreedheid van de oorlog in die verre wereld. Dat werd later
aangevuld met wat mijn leraar Nederlands me meegaf over het leven in Indië: Du Perron, Hella
Haasse, Multatuli. Met een paar klasgenoten waren we eens uitgenodigd in het huis van zijn moeder.
Heel Indië samengebald in één klein huisje.
Daarna vroeg ik mevrouw De Niet - haar man was voorzitter geweest van de Eerste Kamer -. Zij
vertelde me hoe ze in 1939 als jonge vrouw in Indië was aangekomen. Haar man was zendeling en ze
waren vol verwachting over het nieuwe leven dat ze, ver van Nederland, zouden gaan leiden. Een jaar
later is het oorlog in Nederland, twee jaar later ook in Indië. Op Hemelvaartsdag 1942 wordt haar man
van huis gehaald. Later dat jaar wordt zij zelf geïnterneerd in Tjideng. Haar beschrijving van hoe
machteloos zij zich bij dat alles voelde, zal ik nooit vergeten.
18
Ik vroeg mijn oud-klasgenoot Frank. Zijn moeder had zijn oudere halfbroertjes aan het begin van de
oorlog naar een kindertehuis gebracht. Het zou meer dan 20 jaar duren voordat zij haar weer zagen.
Zijn vader haalde zijn broertjes op, na de oorlog. Maar in het nieuwe gezin van zijn vader bleken de
jongens niet echt welkom. Op school sprak Frank er nooit over.
Ik vroeg Jan van Wagtendonk, die vertelde over zijn vader en grootvader. Beiden werden begin 1943
opgepakt, beschuldigd van spionage en geëxecuteerd. Zijn broertje stierf voor zijn ogen in het kamp.
Dat beeld heeft hem nooit meer losgelaten.
Ieder jaar ontving ik zo één gast. Al die mensen ben ik dankbaar voor wat ze mij hebben willen
vertellen. Zo herdachten we de oorlog steeds op een andere manier. En alle mensen die daar elk jaar
komen herdenken de oorlog ook weer op hun eigen manier.
Zo is hoe je herdenkt ook deel van je identiteit. Natuurlijk ligt een deel van je identiteit al vast als je
volwassen wordt. Dat deel is bepaald door waar je geboren bent, hoe het gezin waarin je opgroeit er
uit ziet, naar welke school je gaat.
Maar daarna komen de dingen erbij die je zelf uitkiest: je partner, je werk. En de dingen die je
overkomen. Zoals de oorlog. Zo word je een persoonlijkheid. Zo vorm je je identiteit.
Maar je identiteit wordt ook gevormd door hoe anderen op je reageren. Of je mag zijn wie je bent, of
eigenlijk niet. Of je erkenning en begrip krijgt voor wie je bent, of onverschilligheid of zelfs afkeuring.
Dat is bepalend voor je gevoel van eigenwaarde.
Mijn wortels liggen niet in Indië. Mijn vader kwam uit Amsterdam, mijn moeder uit Steenbergen in
Brabant. Toch merkte ik als kind al, dat er wel iets was met dat land aan de andere kant van de
wereld. In ons huis hing een tekening van Sluijter van een Indisch jongetje op een hutkoffer. Ik dacht
altijd dat het een portret was van mijn vader als kind. Dat moest toch wel, want waarom aten we
anders zo vaak Indisch?
Het heeft lang geduurd voordat ik het begreep. Waarom hij daar geweest was. Wat hij misschien had
meegemaakt. En waarom hij daarover nooit wilde praten. Daarom denk ik bij elke Indische herdenking
ook altijd aan mijn vader. Zo herdenk ook ik op mijn eigen manier.
Voor mijn vader was de Tweede Wereldoorlog helemaal niet opgehouden in 1945. En dat geldt voor
veel mensen. Een oorlog eindigt niet als de generaals hun handtekening zetten onder een document.
Als je je geliefde mist en niet weet of hij leeft, is de oorlog echt nog niet voorbij. Als je vader is
weggevoerd en je hebt geen idee waarheen. Als je van je moeder bent gescheiden en je hebt geen
idee waar ze naartoe is gegaan. Maar zelfs wie na de oorlog is geboren draagt er de sporen van. Deel
van de erfenis van je ouders.
U heeft ze de afgelopen jaren gehoord, de verhalen van Adriaan van Dis, van Theodor Holman, van
Marion Bloem. µDe oorlog van mijn familie heeft ook mij gevormd¶, zei Adriaan van Dis ± ook al is hij
na de oorlog geboren.
Met het sluiten van de vrede is de oorlog niet voorbij. Dat geldt zeker voor veel mensen die de oorlog
in Indië meemaakten. Want wanneer eindigde die oorlog? Wie in een kamp zat, hoorde vaak niet
meteen dat het vrede was. En zelfs toen het vrede was, mochten ze niet naar huis. Nu moesten ze in
het kamp blijven, omdat het daar veiliger was dan buiten. Er volgde een ander soort oorlog.
En daarna moesten ze weg uit het land waar ze waren geboren. Het land dat toch ook hun land was.
In Nederland wachtte hen een kille ontvangst. Er was weinig respect en begrip voor deze
Nederlanders met hun eigen Indische identiteit, met hun gruwelijke oorlogservaringen en hun diepe
heimwee naar het verloren land. En zo begon het grote zwijgen dat pas door de tweede en derde
generatie is doorbroken. Beladen als ze zijn met de erfenis van die voorbije oorlog.
Het heeft lang geduurd voordat Nederland heeft begrepen wat dit alles voor de Indische Nederlanders
betekende. In Nederland waren ze bezig met hun eigen verwerking, met de wederopbouw, ze keken
vooruit. En ze hadden toch het monument op de Dam, met daarin een urn met de aarde van 22
Indische erebegraafplaatsen?
Maar wie de oorlog in Indië had meegemaakt, wilde die graag herdenken op zijn eigen manier. En zo
kwam er in 1960 het Indië-monument in Enschede. In 1971 het Vrouwen-monument in Apeldoorn. In
1985 de plaquette in de hal van de Kamer. En in 1988 dit monument. Een eigen plaats om te
herdenken. Ieder op zijn eigen manier.
19
De laatste jaren is er veel veranderd. De oorlog ligt ver achter ons en het aantal mensen dat er uit
eigen ervaring over kan vertellen neemt snel af. Maar de belangstelling voor de herdenking wordt niet
minder. Elk jaar komen er méér mensen naar de herdenkingen. Niet alleen hier, maar ook elders in
het land. Jongeren doen mee. Op een andere manier dan hun ouders, maar wel actief. Ze willen
weten wat er is gebeurd, ze willen verhalen horen, voelen zich betrokken, willen weten wie ze zijn. Zo
herdenkt iedereen op zijn eigen manier en op de plaats die hij kiest.
Maar we herdenken ook samen. De Indische Nederlanders die na de oorlog naar Nederland zijn
gekomen, delen de verhalen van oorlog en geweld - en van hoe ze daarna hier hun weg hebben
gevonden. Maar samen met de Nederlanders die hier al woonden delen ze de verhalen van een land
in wederopbouw, van toenemende welvaart en vrijheid. En met elkaar delen we dit land. Niet alleen de
grond, maar ook de waarden. Vrijheid, recht, democratie: de fundamenten van ons bestaan.
Daarom was de herdenking op 14 augustus in de Kamer voor mij steeds een van de belangrijkste
momenten van het jaar. Omdat ik mij met de mensen die er elk jaar waren zo sterk verbonden voel.
Net als met u, zoals u hier ieder jaar bent. Allen die hier bij elkaar zijn behoren tot de mensen die zich
ten diepste bewust zijn van de waarde van het leven in vrijheid, in een democratie en rechtstaat.
Allen die hier bij elkaar zijn behoren tot de mensen die weten, dat dat allemaal niet vanzelf spreekt.
Dat realiseren we ons ieder jaar op deze plaats. Dat realiseren we ons ieder voor zich.
Maar ook met elkaar.
Voordracht van Arnout Jan de Beaufort, leerling Vrijzinnig Christelijk Lyceum Den Haag,
Toen het VCL mij vroeg of ik hier vandaag zou willen en durven staan, heb ik even moeten nadenken.
Het is niet niks om op een herdenking als deze een toespraak te houden. Maar u ziet het: ik heb µja¶
gezegd op de vraag.
Met mijn bijdrage aan deze herdenking maak ik een gebaar. Een gebaar van respect tegenover mijn
grootmoeder. Mijn grootmoeder heeft een Indisch verleden. Zij verloor haar verloofde bij de Slag in de
Javazee. Oma, jij hebt een lange tijd van onderdrukking in verschillende Japanse interneringskampen
moeten doorbrengen. Jij hebt daar onder de meest vreselijke omstandigheden geleefd.
Vaak vertel je ons stoere en spannende ervaringen uit de oorlogstijd, maar de ergste gebeurtenissen
zul je ons nooit vertellen. Als wij thuis aan de keukentafel zitten, en een van ons zeurt over dat hij
honger heeft, dan zul jij altijd zeggen: µnee, honger heb je niet, en ik hoop dat je dat ook nooit zal
krijgen.¶ Wij gooien ook daarom eigenlijk nooit eten weg.
Ik ben ervan overtuigd dat jij mijn gebaar tegenover jou kunt waarderen. Ik zou het fijn vinden als ook
anderen erkennen wat jij hebt doorgemaakt.
Over dit gebaar van respect heb ik in de afgelopen maanden veel nagedacht. Maken andere mensen
ook dit soort gebaren? Tegen over wie dan? Maakt er ook wel eens iemand een gebaar van respect
tegenover mij? En misschien wel het belangrijkste: waaraan moet een gebaar van respect eigenlijk
voldoen?
Ik kan vertellen dat ik af en toe een gebaar van respect ontvang. Ik heb twee keer meegedaan aan het
Prinses Christina concours. Het prinses Christina concours is een jaarlijks concours dat klassieke
muziek, jazz en compositie wil promoten onder jongeren van 12 tot en met 19 jaar. De oorkonde die ik
daar kreeg, bewaar ik goed. Het is voor mij een blijk van waardering voor mijn inzet. Het is voor mij het
bewijs dat mensen mijn bijdrage belangrijk hebben gevonden.
Ik realiseer me daarom goed dat gebaren erg belangrijk zijn. Een groot deel van een boodschap wordt
overgebracht door gebaren. De woorden die mensen zéggen hebben een kleiner aandeel in de
communicatie. Daarnaast: ik sta hier niet op slippers in mijn korte broek, dat zou een gebaar van
minachting zijn. Non-verbale communicatie is dus belangrijk. Gebaren drukken dingen uit die met
woorden niet te zeggen zijn. Nou ja, die met woorden minder kort en krachtig te zeggen zijn. Dat geldt
zowel voor positieve als voor negatieve dingen.
Uit ergernis over het verkeersgedrag van een ander maken mensen in één kort negatief gebaar hun
mening heel duidelijk. Het uitspreken van die ergernis zou langer duren, en misschien veel minder
duidelijk zijn.
20
ALGEMENE GEGEVENS
Bestuur en Redactie
Donald Düren, voorzitter
De Breekstraat 53, 1024 LK Amsterdam
Telefoon: 020 636 3167
E-mail: [email protected]
Walter Burger, feestcommissaris
Meloenstraat 140, 2564 TL Den Haag
Telefoon: 070 323 5651
E-mail: [email protected]
Tineke Holleman-Bangert, secretaris
Merelhof 42, 2251 DD Voorschoten
Telefoon: 071 887 6382
E-mail: [email protected]
Sven Niels, lid
Suzannaland 576, 2591 JX Den Haag
Telefoon: 070 322 2814
E-mail: [email protected]
Eric Holleman, penningmeester
Merelhof 42, 2251 DD Voorschoten
Telefoon: 071 887 6382
Web-site: www.vedo-world.nl
Redactieadres: Zie Tineke Holleman
E-mail: [email protected]
Lidmaatschap
Contributie is verschuldigd per kalenderjaar en dient vooruit te worden betaald. Opzegging
dient te geschieden voor 1 december van het voorgaande jaar.
Basis
Basiscontributie + G&KD per post in:
Contributie Nederland
Europa
Wereld
4
10
12
13
4
10
12
13
4
10
12
12
2013
2014
2015
N.B. Paren ontvangen slechts één exemplaar van G&KD. Leden die G&KD per e-mail ontvangen of
een partner hebben die G&KD ontvangt, betalen alleen de basiscontributie.
Specificatie van uw betaling
Op de adreslabel staan uw lidnummer en de uitstaande contributie in Euro¶s t/m het lopende
jaar. Staat daar niets, dan hebt u uw contributie t/m dit jaar al voldaan. Voor de correcte
administratie van betalingen is het essentieel dat u bij uw overschrijving het lidnummer
vermeldt van degene voor wie u betaalt. Betaalt u voor een ander, vermeldt dan ook zijn naam.
Gebruik de volgende betalingscodes:
nnnn :
Cyy
Eyy
D xx
Lid nummer nnnn
Contributie jaar yy
G&KD per post
Contributie jaar yy
G&KD per e-mail
Eenmalige donatie
Van ¼ xx
Entree leden
Entree niet-leden
A
P
Ledenlijst op reünie
Ledenlijst per post
Toegang tot speciaal
Evenement
M Gewone maaltijd
V Vegetarische maaltijd
B
Komt op ALV/reünie
alleen nodig als dat niet blijkt
uit overige codes
R
I
X
Ongespecificeerde betalingen boven de verschuldigde contributie worden als éénmalige
donatie geboekt.
Voorbeeld 1:
In dit voorbeeld ontvangt lid 1080 G&KD per post. Het betaalt contributie voor 2013 en 2014 (samen ¼ 20) en
een donatie (¼ 5). Hij maakt dus ¼ 25 over en vermeldt op de overschrijvingskaart bij mededelingen:
1080: C13+ C14 + D 5
Voorbeeld 2:
In dit voorbeeld ontvangt paar 191 (beiden lid) éénmaal G&KD per e-mail. Het betaalt 2 x de basiscontributie
voor 2014 à ¼ 4, neemt twee introducés mee naar de reünie (tweemaal entree introducés à ¼ 10) en bestelt drie
gewone en één vegetarische maaltijd (4 x ¼ 15). Het maakt dus ¼ 88 over en vermeldt op de overschrijvingskaart
bij mededelingen:
191: 2 x E14 + 2 I + 3 M + V
Bankrekening
NL77INGB0000537857 ten name van VEDO Nederland te Voorschoten (BIC: INGBNL2A)
21