Zondag 5 oktober, in de Martinikerk Ds. Jan Willem Nieboer Gelezen: Jesaja 5: 1‐7 en Matteüs 21: 33‐43 Gezongen: Lied 275, Lied 869: 2 en 6, Lied 1001, Lied 841, Lied 970, Hear wês mei us oant in oare kear (Tuskentiden 237) EEN ONGEMAKELIJKE TOOST Twee prachtige wijngaarden, maar geen wijn. Twee verhalen met een nogal naargeestige afloop: Stinkdruiven en moorddadige pachters. Maar voor we gaan zitten somberen, is het goed om niet te vergeten dat onder al die ellende een wijngaard ligt. Je kunt denken: “als Jesaja en Jezus nu geleefd hadden, hadden ze het over een rijke boer gehad die suikerbieten of voedermaïs verbouwde”, maar dan zie je iets over het hoofd. Voorop in deze verhalen staat dat God alles met zorg zo voorbereid heeft, dat er wijn gemaakt kan worden. Alles is zo ingericht dat we het leven kunnen vieren: Met een wijntje. En dan niet een van € 2,59 bij de Aldi, maar – als het aan Jesaja lag – van de edelste soort. Proost, op het leven! Zo is het bedoeld. Daarvoor is dit hele dikke boek geschreven. Maar op een of andere manier komen we niet bij onze bedoeling. Er gaat onderweg iets mis. Wat? Laten we even bij Jesaja kijken. Waar hebben die stinkbessen mee te maken? Ach, dat weet ik zo ook wel. Jesaja is een oude bijbelse profeet dus je kunt er vergif op innemen, Die stinkbessen hebben met ‘onrecht’ te maken. En ja hoor, daar gaan we weer: Het aloude riedeltje: Ik mocht hopen op recht, maar het werd slecht. Op gerechtigheid, maar het werd geschrei. Soms wordt ik er een beetje moe van. Die grote woorden. “Wees eens wat preciezer”, denk ik dan. Onrecht is een containerbegrip, daar past zoveel in dat iedere dominee hier wel een leuke tirade kan verzinnen. Wat trouwens raar is: Jesaja maakt er ook nog een rijmpje van. Ik mocht hopen op recht, maar het werd slecht, vertaalt de Naardense Bijbel. Leuk gevonden. In het hebreeuws klinkt het ook een beetje zo: Mispat ‐ Mispach: Recht – Verbuiging van recht Tsedaka – Tse‐a‐ka: Rechtvaardigheid – Hulpgeschrei. Wonderlijk. Je hebt ook van die liederen in de kerk waarin je een soort Kyriëgebed zingt; Dan wordt de meest vreselijke ellende heel mooi verwoord en op rijm bezongen. Voor de mensen die in nood Zoeken naar de goede dood Voor de zwakken die ontdaan Macht’loos door de wereld gaan Voor al wie geworpen is diep in de gevangenis1. Ik verbaas mij daar altijd een beetje over. “Leed rijmt niet”, denk ik dan. Of… Of bedoelt Jesaja iets anders met dat rijmen. Bedoelt hij dat je een woordje als recht in je hand neemt; en dat je als je maar een paar hele kleine, bijna onhoorbare dingetjes verandert, je ineens het woordje onrecht in je hand hebt? Dat als je niet nauwkeurig luistert, je denkt dat iemand het over het goede heeft, terwijl hij het over het kwade heeft? Of dat je zelf niet nauwkeurig spreekt en meent dat je goede dingen zegt, terwijl je woorden kwaad aanrichten. Tsedaka: gerechtigheid Tse‐aka: Weeklacht. Een letter minder. Goed kan heel dicht bij kwaad liggen. De romeinse rechter Lucius Cassius werd alom gezien als een eerlijke en wijze rechter. Dat had te maken met een vraag die hij steeds maar weer stelde. Hij vroeg niet: is het goed? (Deze handeling, dit oordeel) Hij vroeg: Voor wie is het goed?2 Iets waar ik van profiteer noem ik graag goed. En de verleiding is erg groot om te vergeten dat een ander kan lijden, onder wat voor mij goed is. Dat klinkt misschien een beetje vaag allemaal. Laat ik een voorbeeld noemen. 1 2 De citaten komen uit een lied van Joke Ribbers, Laat ons bidden uit gemis, Tussentijds 16 Ik herinner mij deze vraag als uit de colleges Ethiek als een ethisch principe dat het Cui Bono werd genoemd. Ons is jaren lang voorgehouden dat de vrije markt goed is. Door concurrentie ontstaat ontwikkeling: producten worden beter, terwijl de prijs niet te hoog mag worden. Klinkt goed. Maar Lucius Cassius zou vragen: Voor wie is de vrije markt goed? Twee woordjes en ineens kijk je met een heel andere bril. Voor wie is de vrije markt goed? Voor die landen die een sterke concurrentiepositie hadden; die al stevige fabrieken hadden staan of grote handige apparaten in de landbouw. Voor de Westerse landen. Niet voor de landen die dat nog niet hadden en bij de invoering van de vrije markt door het Westen gedwongen werden om langdurige contracten te ondertekenen. Contracten waarin ze alleen hele lage importheffingen mochten hanteren3. Ze werden overspoeld met goedkoop geproduceerde producten uit het Westen. Met het beetje importheffing konden ze net een overheid draaiende houden; maar het was lang niet genoeg om zelf iets van industrie op te bouwen. De vrije markt waar het Westen lekker aan verdiende, betekende voor hen bewust georganiseerde achterstand en het ondermijnen van economische ontwikkeling. Voor wie is de vrije markt goed? Is het een wonder dat deze landen later vaak kozen voor meer communistisch gerichte bestuursvormen. Wat in onze Westerse ogen uitgelezen druiven waren, waren voor de armere landen ‘stinkbessen’. Wat in onze ogen door ‘gezonde concurrentie’ gerechtigheid zou opleveren, produceerde hulpgeschrei. Wij meenden te toosten op het goede leven, maar toostten op onrecht. En de wereld is er tot op de dag van vandaag door ontwricht. Precies zo’n verhaal kun je houden over de Westerse bemoeienis met de manier waarop Arabische landen geregeerd worden. En dan vooral die landen die olie produceren. Voor wie is die bemoeienis goed? Maar je kunt het ook dichterbij zoeken. Voor wie is het goed dat wij hier in de kerk zitten? Wie wordt daar beter van? Voelen wij ons beter? Of levert het ook iets op voor mensen die hier niet zitten. Voor wie is het goed dat ik mijn boodschappen bij een grote supermarkt haal? Voor wie is het goed dat ik mijn kinderen leer dat ze gehoorzaam moeten zijn? Voor wie is het goed dat mantelzorgers een groter aandeel krijgen in de zorg? Voor wie is het goed dat de mogelijkheden voor euthanasie verruimd worden? 3 Economie, de gebruiksaanwijzing, ha-joon chang, Nieuw Amsterdan uitgevers 2014, Zie het hoofdstuk: een korte geschiedenis van het kapitalisme, met name p60-67 Deze simpele vraag van die wijze Romeinse rechter maakt de boel er niet gemakkelijker op. Wel een stuk helderder Iets is nooit objectief goed of fout. Of iets goed of fout is heeft altijd te maken met belangen. Wie hebben er nou het scherpst zicht op dat spel van belangen? Niet degenen die ervan profiteren. Wel degenen die eronder lijden. Daarom trekt de bijbel altijd partij voor de weduwe, de wees en de vreemdeling. Daarom krijgen de oudsten en hogepriesters voor het verhaal van de pachters, door Jezus ingepeperd dat hoeren en tollenaars hen voor zullen gaan in het koninkrijk: Wie geen schone handen heeft, die ziet namelijk veel beter waar het vuil vandaan komt. De wijngaard is niet in goede handen bij hen. Omdat zij er inkomsten, macht en aanzien uit halen. Daardoor ontstaan blinde vlekken. Ze hameren erop dat de bijbel goed is en gebruiken haar om mensen die hun macht, aanzien en inkomsten bedreigen te veroordelen. Ze zijn vergeten voor wie de bijbel eigenlijk goed is. De bijbel kiest partij voor wie vieze handen heeft en daaronder lijdt, voor wie geen stem heeft, voor wie economisch niet meer productief is. Aan hun welzijn meet ze af wat goed is. Wie dat – nota bene met de bijbel in de hand – durft te ontkennen brengt stinkbessen voort. De steen die afgekeurd werd; De steen die leed onder het goede waar wij van profiteerden; De steen die geen stem had, Of juist de steen die ‘it skelle lûd fan de wierheid’ vertolkt. Die steen is tot hoeksteen geworden. Daar kun je niet omheen. Alleen wie dat wil inzien kan water in wijn veranderen En toosten op het goede leven Proost!
© Copyright 2024 ExpyDoc