Blok 1.1 - Samenvatting PsyGevat

WIJZIGINGEN
VOLGORDE PROBLEMEN
De volgorde van de problemen is in jaar ’13-’14 door elkaar gehaald.
Qua inhoud zijn de wijzigingen van de DSM-IV naar DSM-V doorgevoerd (de inhoud van de
artikelen is vaak gelijk, hierom is besloten alleen de DSM-V criteria aan de Dropbox toe te voegen).
Psychostudent
Probleem 1
Probleem 2
Probleem 3
Probleem 4
Probleem 5
Probleem 6
Probleem 7
Probleem 8
Jaar ’13-‘14
Probleem 2
Probleem 1
Probleem 5
Probleem 7
Probleem 6
Probleem 4
Probleem 3
Probleem 8
Jaar ’13-’14
Probleem 1
Probleem 2
Probleem 3
Probleem 4
Probleem 5
Probleem 6
Probleem 7
Probleem 8
Psychostudent
Probleem 2
Probleem 1
Probleem 7
Probleem 6
Probleem 3
Probleem 5
Probleem 4
Probleem 8
Wijzigingen 13-14
Psychostudent.nl
0
1 - ARTIKEL
Muris, P., Merckelbach, H., Mayer, B., & Prins, E. (2000). How serious are common childhood fears? Behaviour Research
and Therapy, 38, 217-228
De status van ‘normale’ (veelvoorkomende) angsten van kinderen (8-13 jaar) werd onderzocht. Door
middel van gestructureerde interviews werdt gekeken in hoeverre werd voldaan aan de DSM criteria
voor angststoornissen.
Significante angststoornissen werden gevonden in een substantiële minderheid (22.8%) van de
kinderen. Het kan gesteld worden dat in de meeste kinderen, angsten in de jeugd een normaal deel zijn
van de ontwikkeling. Voor sommige kinderen kan het echter een wezelijke belemmering in de
dagelijkse routine vormen.
Van de 290 onderzochte kinderen had wel 49% symptomen van 1 of meer angststoornissen. Hiervan
waren gegeneraliseerde angststoornis (14.5%) en separation angststoornis (14.8%) het meest
voorkomend. De gebruikte vragenlijst (een week voor de interviews), SCARED, was ook gevalideerd
in het onderzoek.
Langdurige studies zijn nodig om te kijken hoe dit zich op de lange termijn ontwikkelt. Andere studies
laten zien dat een aardig deel (na 2,5 jaar) nog steeds problemen ondervind van angststoornissen.
Wijzigingen 13-14
Psychostudent.nl
1
2 – DSM-V & ARTIKEL
De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders kwam voor het eerste uit in 1952. Eerst
gebruikte het een hiërarchisch systeem en vanaf DSM-III een nevenschikkend systeem met
beschrijvende symptomen als uitgangspunt. De DSM-IV-TR(text revision) maakt gebruikt van een
categoriaal polythetisch systeem met afzonderlijke klassen waarbij verschillende combinaties van
symptomen tot dezelfde diagnose kunnen leiden. De DSM-V heeft de assen van weer laten vallen.
De DSM-V bestaat uit:





















Neurodevelopmental Disorders
Schizophrenia Spectrum and Other Psychotic Disorders
Bipolar and Related Disorders
Depressive Disorders
Anxiety Disorders
Obsessive-Compulsive and Related Disorders
Trauma- and Stressor-Related Disorders
Dissociative Disorders
Somatic Symptom and Related Disorders
Feeding and Eating Disorders
Elimination Disorders
Sleep-Wake Disorders
Sexual Dysfunctions
Gender Dysphoria
Disruptive, Impulse-Control, and Conduct Disorders
Substance-Related and Addictive Disorders
Neurocognitive Disorders
Personality Disorders (clusters A,B,C)
Other Personality Disorders
Paraphilic Disorders
Other Mental Disorders
van de Griendt, J. M. T. M., Verdellen, C. W. J., van Dijk, M. K., & Verbraak, M. J. P. M. (2013). Behavioural treatment
of tics: Habit reversal and exposure with response prevention Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 37, 1172-1177.
Gedragstherapie is een effectieve manier om tikken (ticks) te behandelen. Zowel gedrags-omdraai
(habit reversal, HR) en blootstelling & response preventie (exposure and response prevention, ER)
worden aanbevolen als interventie. Hoewel er al veel informatie beschikbaar is (waarover in het
artikel wordt uitgewijdt) krijgen nog veel mensen geen eerstelijnsbehandeling voor tikken. Manieren
om barriëres bij implementatie te overkomen worden voorgesteld.
Meestal wordt pharmacotheraphy (medicijnen) voorgeschreven (bijv. antipsychotics). Vaak zijn deze
medicijnen effectief, maar gaan gepaard met veel bijwerkingen (zoals gewichtstoename en
verlamming). Even effectief is gedragstherapie, die nu worden beschreven.
Habit reversal (HR) richt zich op het omdraaien/laten verdwijnen van de gewoonte dat achter een tik
ligt. Belangrijke compenenten zijn bewustwordingstraining en tegengestelde response training. Hoet
dit precies werkt is nog niet 100% duidelijk. Er wordt gedacht dat het initiëren van de tegengestelde
response bij de eerste symptomen van de tik ervoor zorgt dat de tik wordt voorkomen van uberhaüpt
te manifesteren en zo te zorgen dat iemand gewend raakt aan de sensorische ervaring ervan.
Wijzigingen 13-14
Psychostudent.nl
2
Onderzoek in combinatie met de handleiding voor het toepassen van HR laat zien dat het een
effectieve manier is om tikken te behandelen.
Exposure and response prevention (ER) stelt iemand bloot aan de stimuli van waar normaal een tik
op volgt, echter wordt er gevraagd niet met de tik te reageren. Onderzoek begon met 15 minuten,
maar zelfs met sessis van 2 uur is het effectief. De methode komt origineel van OCD vandaan en de
theorie erachter stelt dat falsificatie van de (klassiek geconditioneerde) verwachting dat de spanning
alleen met de tik verminderd kan worden voor de effectiviteit zorgt. ER is waarschijnlijk even
effectief als HR (maar nog minder onderzocht).
Er is maar één directe vergelijking tussen HR en ER gemaakt (geen verschil gevonden). Over het
algemeen wordt ER als de betere manier beschouwd, het pakt meer tiks tegelijkertijd aan. Bij
toepassing moet er altijd gelet worden op comorbiditeit (bijv. ER doen bij OCD).
Behandelaars zijn nog weinig bekend met HR en ER. Tussen de 14% (fysiologen) en 31%
(psychologen) wist er maar vanaf. E-health (video/web based treatment) kan helpen, zo kunnen
mensen geholpen worden waar er minder artsen beschikbaar zijn. Onderling leren van elkaar zou op
een vergelijkbare manier (E-learning) gedaan kunnen worden.
Wijzigingen 13-14
Psychostudent.nl
3
7. [THERAPIE]
Psychotherapie is gegrond in het idee dat mensen met psychologische problemen kunnen veranderen;
dat ze kunnen leren op een meer adaptieve manier te waarnemen, evalueren en gedragen. Een zelfbeeld
kan vervormd zijn door vroegere levenservaringen, omgeving, een slechte relatie, of iets anders. Het
hoofdstuk kijkt naar de verschillende manieren van therapie.
Mensen komen om verschillende redenen naar de psycholoog. Dit kan zijn voor 1) stress in de huidige
levensomstandigheden (vaak open voor therapie en kortdurig), 2) mensen met langdurige problemen
(komt uit ongelukkigheid/wanhoop en lastiger naarmate behandeling bezig is), 3) onwillige patiënten
(lage motivatie, oorzaak soms fout ingeschat) en 4) mensen die persoonlijke groei zoeken (‘normale’
mensen, willen meer bereiken).
Psychotherapie wordt voornamelijk gedaan door psychiaters (medicijnen), psychologen en
psychiatrische maatschappelijk werkers. Vaak wordt bij een behandeling ook rekening gehouden met
de omgeving/familie.
De therapeutische relatie volgt uit wat zowel de patiënt als de therapeut bijdragen aan het proces. Bij
de patiënt is de motivatie het belangrijkste component. In de samenwerking zijn de volgende drie
dingen belangrijk; 1) een gevoel van samen werken aan het probleem, 2) overeenkomst over het doel
en taken van therapie en 3) een affectieve band. Ook is de mate van hulp die de patiënt verwacht
belangrijk (moet gepast zijn).
Het meten van succes in therapie wordt vaak gedaan aan de hand van; 1) de indruk van de behandelaar,
2) de voortgang zoals gerapporteerd door de patiënt, 3) indruk van familie/vrienden, 4) scores voor en
na behandeling op testen en/of 5) gemeten verandering op zichtbaar gedrag. Elke manier van meten
heeft zo zijn nadeel (bijv. bij 4&5 is er sprake van regression to the mean). Het kan ook voorkomen
dat iemand vooruitgang boekt zonder therapie (natuurlijk herstel, met anderen erover praten), hier moet
dus rekening mee gehouden worden.
Therapie kan ook schadelijk zijn voor een patiënt. Dit kan onbedoeld zijn, bijvoorbeeld door een
mismatch tussen patiënt en behandelaar. Er kan ook sprake zijn van boundary management, hierbij
wordt het vertrouwen van de patiënt geschaad en onjuist gehandeld. Een seksuele relatie is hierbij het
meest extreme voorbeeld.
Om te kijken of een behandeling effectief is worden er randomized clinical trails (RCTs) gehouden.
Hierbij worden patiënten random ingedeeld in groepen waarbij de helft een placebo krijgt. Wanneer
ook de experimenter niet weet wie wat heeft gekregen is er sprake van een double-blind studie. In
therapie is het vaak lastig om een standaardprocedure te maken, vooral die van de ‘placebo’ conditie.
Wanneer dit lukt is er sprake van manualized therapies.
Door psychopharmacology (medicijnen) kunnen veel mensen thuis blijven / normaal functioneren en
hoeven niet opgenomen te worden. Toch zijn er veel bijwerkingen en is het lastig om de goede dosis
of medicijn te bepalen. Vaak wordt daarom therapie aanbevolen. Een combinatie is ook mogelijk (vaak
bij schizofrenie en bipolaire stoornis). Dit is echter niet altijd de beste oplossing.
Gedragstherapie (behavior therapy) ziet het belang van gedrag in en ziet leren als een belangrijk
component (oftewel abnormaal gedrag komt erdoor, net zoals normaal gedrag). Exposure therapie
(blootstelling) stelt dat een angst dat geleerd is ook weer afgeleerd kan worden. Herbij kan dit langzaam
gaan (systematic desensitization) of juist ineens (flooding). Het kan zowel in het echt (in vivo) of
denkbeeldig (imaginal exposure).
Wijzigingen 13-14
Psychostudent.nl
4
Aversion therapie (aversie) wilt negatief gedrag verminderen door er een negatieve consequentie aan
te hangen (tablet innemen dat alleen pijn doet wanneer je drinkt). Modeling is het leren van een nieuwe
vaardigheid door middel van imitatie. Systematisch versterking (reinforcement) wordt gebruikt om
positief gedrag over negatief gedrag te schrijven. Hierbij is response shaping het steeds dichterbij
brengen van het gewenste gedrag, token economy is de economische variant (muntjes gebruiken).
Ten opzichte van andere vormen van therapie heeft gedragstherapie enkele voordelen. Vaak worden
al snel resultaten geboekt die goed zichtbaar zijn.
Cognitieve en cognitieve-gedragstherapie kijkt ook naar de ‘private events’ van patiënten. Hierbij
wordt gesteld dat 1) de gedachten de emotie, motivatie, en gedrag beïnvloeden en 2) cognitieve en
gedragstechnieken op een pragmatische manier toegepast kunnen worden.
De rational emotive behavior therapy (REBT) past de gedachtenprocessen aan die zorgen voor
emotionele responses, die zorgen voor gedrag. De taak van REBT is om de individuele gedachtensystemen en evaluatie aan te passen. Beck’s cognitieve therapie kijkt naar het verwerken van
informatie, zowel van buitenaf als het eigen gedachtenproces.
Cognitieve en cognitiee-gedragstherapie is vooral goed voor het omgaan met stress en depressie en
angsstoornissen.
Humanistic-Experiental therapie is gebaseerd op de assumptie dat we zowel de vrijheid en
verantwoordelijkheid hebben om ons eigen gedrag te beheersen. We kunnen reflecteren op onze
problemen, keuzes maken en positieve acties ondernemen. De client-centered therapie (van Carl
Rogers) legt de focus op het zelfhelend vermogen van de mens. Het is erop gericht dat mensen zichzelf
leren accepteren. Motivational interviewing is een korte therapie gericht op het onderzoeken van
waarom iemand juist wel/niet iets wilt (vaak voor een echte behandeling, motivatie op tafel krijgen).
De gestalt therapie is erop gericht om te letten op de lichamelijke processen en emoties die men van
het bewustzijn heeft geblokkeerd.
Humanistische methoden zijn bekritiseerd doordat ze niet allemaal dezelfde procedure volgen.
Onderzoek in de afgelopen tijd laat zien dat het weldegelijk effectief is.
Psychodynamische therapie kijkt naar de individuele persoonlijkheidsdynamiek, vaak vanuit een
psychoanalytisch perspectief. Deze vorm van therapie begon met Freud. Freudiaanse psychoanalyse
bestaat uit vier basis-technieken; 1) vrije associatie, 2) analyse van dromen, 3) analyse van weerstand
en 4) analyse van overdragen. Tegenwoordig wordt nog maar zelden op dezelfde manier
psychoanalyse toegepast als vroeger, meer aandacht is er voor de omgeving (objects).
De huidige vormen van psychotherapie zijn effectief in het behandelen van depressie, PTSS en
drugsmisbruik.
Ook voor koppels of families kan er een behandeling worden gestart. Hierbij worden vaak de
verschillende partijen samen of los in therapie genomen.
Medicatie is belangrijk in de behandeling van veel aandoeningen. Het wordt vaak gebruik in
samenwerking met therapie. De meest gebruikte medicaties zijn atypical neuroleptics. Deze verbeteren
zowel positieve (meer van iets doen) als negatieve (minder/niks meer doen) symptomen en hebben
minder extrapyramidal (ongewenste) symptomen dan conventionele antipsychotica.
Sommige van de vroegere antidepressiva (bijv. tricyclics en monoamine oxidase inhibitors) zijn nu
vervangen door SSRIs en SNRIs. Hoewel meer gebruikt is er geen duidelijk bewijs dat de nieuwe
medicijnen beter zijn dan de oude. Over het algemeen werken antidepressiva door hun invloed op de
Wijzigingen 13-14
Psychostudent.nl
5
neurotransmitters serotonine en norepinephrine. Anxiolytic (anti-angst) medicatie werkt via het GABA
systeem en wordt veel voorgeschreven.
Lithium is een belangrijke medicatie bij het behandelen van mania. Echter worden sommige nieuwe
stemming-stabiliserende drugs vaker voorgeschreven. Hoewel niet vaak gebruikt is ECT een veilige
en effectieve manier om depressie en andere stoornissen te behandelen. Neurosurgery (chirurgie)
wordt alleen als een laatste redmiddel gebruikt, zelfs wanneer patiënten herstellen kan er sprake zijn
van permanent letsel.
Wijzigingen 13-14
Psychostudent.nl
6