Vrijheid geef je door - Stichting Veteranen Naardermeer

Vrijheid geef je door
1
J.A.C.B. Verschure
4 mei 2014
Bill Minco
Inhoud
Henk Mreijen, Voorwoord
1
Pieter Broertjes, Vrijheid geef je door
3
Lavinia Meijer, harpiste,
speelt 3 muziekstukken
Jan Brokken, derde Bill Minco lezing
De directeur van de vlasfabriek
10
11
Remco Campert, Het lied der 18 dooden 20
Lino´s, Gedichten22
Colofon34
Voorwoord
In 1944 vindt in Rhoon een Duitse soldaat de
dood door sabotage. De vergelding door de
Duitse bezetter is verschrikkelijk. Zeven mannen
uit het dorp worden geëxecuteerd, hun vrouwen
en kinderen uit hun huis verdreven en de huizen
in brand gestoken. Schrijver Jan Brokken, die in
dit dorp opgroeide, heeft deze gebeurtenissen
nauwgezet beschreven. Hij laat in zijn boek “De
Vergelding” een genuanceerd beeld zien van het
verzet.
Jan Brokken, journalist en schrijver van vele boeken, verzorgt dit jaar de derde Bill Minco Lezing.
Hij treedt in de voetsporen van oud-journalist
André Roelofs en schrijver-journalist Ad van
Liempt.
Jan Brokken krijgt muzikale ondersteuning van de
Hilversumse harpiste Lavinia Meijer.
De lezing is vernoemd naar de joodse verzetsstrijder en voormalig gemeenteraadslid en wethouder
van Hilversum. Na het oprollen van de verzetsgroep De Geuzen werd hij ter dood veroordeeld,
kreeg gratie wegens zijn leeftijd en na een zwerftocht door tuchthuizen, concentratiekampen
Mauthauzen en Auschwitz werd hij in Dachau
bevrijd. Voor zijn rol bij de naoorlogse betrekkingen met Duitsland kreeg hij een hoge Duitse
onderscheiding.
Op dinsdag 4 maart 1941 werden 18 leden van de
Verzetsgroep “De Geuzen” ter dood veroordeeld.
Op 13 maart 1941 kregen drie leden gratie omdat
zij nog minderjarig waren. Een van hen was Bill
Minco. Nog diezelfde avond werden de 15 andere
veroordeelden geëxecuteerd samen met drie mannen die betrokken waren geweest bij de Februaristaking in Amsterdam.
1
Naar aanleiding van de dood van deze
18 mannen heeft Jan Campert het bekende
gedicht “De achttien dooden” geschreven:
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed
wat kleiner nog is het stuk grond
dat ik nu nog niet weet
maar waar ik naamloos rusten zal.
mijn makkers bovendien
wij waren achttien in getal.
geen zal den avond zien.
(…)
2
Jan Campert (1902 - 1943) was journalist, toneelcriticus en schrijver van verhalen en gedichten.
Hij werd in de Tweede Wereldoorlog gearresteerd
omdat hij joden had geholpen. Hij is naar het
concentratiekamp Neuengamme (in Duitsland bij
Hamburg) gebracht.
Daar overlijdt hij op 12 januari 1943.
Zijn zoon Remco Campert (1929), zelf ook dichter en schrijver van verhalen en romans, draagt
dit jaar het gedicht van zijn vader nog eenmaal
voor.
Met Jan Brokken als spreker voor de Bill Minco
Lezing en Remco Campert met het indrukwekkende gedicht van zijn vader vindt dit jaar
opnieuw een waardige 4 mei herdenking plaats.
In Hilversum staan wij dan stil bij mensen als
Bill Minco en de inwoners van Hilversum die
het leven lieten in hun verzet tegen de Duitse
overweldiging 1940- 1945. Van vijfentwintig van
hen staan de namen gebeiteld in de herdenkingsplaquette in de Burgerzaal van het Hilversumse
raadhuis.
Henk Mreijen
“Vrijheid geef je door”
Vandaag - 4 mei - staat in
het teken van tradities. De
vlag half stok, het Wilhelmus
klinkt, twee minuten stilte
en het defilé op het Rosarium. En niet te vergeten de
herdenkingsbijeenkomst in
onze prachtige Burgerzaal.
Een jaarlijks terugkerende
Pieter Broertjes
traditie die ons de kans geeft
stil te staan bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Maar ook om respect te tonen voor de
gevallenen in de oorlogen en vredesmissies waaraan Nederland in de afgelopen decennia heeft
meegedaan en waarbij Nederlandse militairen en
burgers waren betrokken.
Overal in Nederland worden verhalen verteld over
vroeger, worden herinneringen opgehaald over de
bezettingstijd. Zolang de generatie van toen nog
bij ons is, kunnen de verhalen worden opgetekend
en worden doorverteld.
“Gedenk wier harten in geweld en nood ’t onrecht weerstonden tot hun ’t bloed ontvloot” staat
op het herdenkingsmonument in het Rosarium
geschreven; een prachtige tekst van Garmt Stuiveling uit 1948.
Met gepaste trots heet ik mijn vriend, schrijver
en dichter Remco Campert welkom vanavond.
Hij is bereid “Het lied der achttien dooden”, in
1941 geschreven door zijn vader, Jan Campert,
straks voor ons voor te dragen. Een uniek en
emotioneel moment voor ons allemaal.
Ook een speciaal welkom voor journalist en
schrijver Jan Brokken, auteur van het beklemmende boek De Vergelding, waarin hij de complexe
3
oorlogsgeschiedenis vertelt over Rhoon, het dorp
in Zuid-Holland waar hij opgroeide.
Zijn lezing –de derde Bill Minco lezing- zal
muzikaal worden begeleid door Lavinia Meijer,
beroemd harpiste en Hilversumse.
4
Het is inmiddels ook een traditie geworden om
stil te staan bij de 25 namen die op de Gedenkplaat in de Burgerzaal zijn gegraveerd. Over ongeveer de helft van de namen heb ik de afgelopen
twee jaar gesproken: over het roemloos einde van
mijn oom Ies Wessel na een zinloos vuurgevecht
bij het Rosarium in Utrecht, twee dagen nadat de
oorlog was afgelopen.
En ook over de elf dappere mannen die steun
gaven aan onderduikers en de illegale pers. En die
hun leven in de waagschaal legden voor vrijheid
en vrede. Zij stierven in gevangenschap in Duitse
kampen ver weg van hun familie en vrienden.
Dit jaar wil ik het over één persoon hebben. Een
man die in de eerste helft van de Tweede Wereldoorlog – tot 1943 – smoel gaf aan het illegale
verzet. Een man die van meet af aan leiding gaf
aan verzetsgroepen en verstorende acties tegen
de bezetter bedacht en uitvoerde. Een bijzonder
moedig mens.
Jan Verschure stamde uit een familie van handelaars en transporteurs. Hij was sinds 1937 eigenaar van zijn eigen transportbedrijf NABEK met
vestigingen in Amsterdam, Rotterdam en Hilversum.
Ik heet de nabestaanden en familieleden van Jan
Verschure, die hier vanavond aanwezig zijn, bijzonder hartelijk welkom. Ik dank opnieuw Margot
Kistemaker voor haar research en speurwerk naar
nieuwe feiten en verhalen van 70 jaar geleden.
Verschure trouwde met Adriana Dufay en samen
kregen ze elf kinderen. Hij voedde zijn kinderen
streng katholiek op met een sterke anti-Duitse
houding, “omdat hij het niet zou kunnen accepteren als zijn kinderen in een godsdienstloze dictatuur op zouden groeien”.
Bij het bombardement op Rotterdam in 1940
verloor hij zijn Rotterdamse kantoor. In april
1941 werd hij aangesteld als controleur buitendienst van de wet Autovervoer Goederen voor
het regelen van transport voor fruitveilingen en
veemarkten. Hierdoor had hij een vergunning om
door het hele land te reizen en kreeg hij een mooi
alibi om illegaal werk te doen. Hij was van meet
af aan betrokken bij allerlei verzetswerk, organiseerde voedselinzamelingen en transporteerde het
voedsel vervolgens naar de grote steden.
Johannes, Adrianus, Cornelis, Bernardus Verschure, op 7 juni 1893 in Den Bosch geboren, was
altijd opgewekt, diepgelovig, welbespraakt en als
het moest hondsbrutaal. Een mooie anecdote wil
ik u niet onthouden: als hij in Rotterdam druk
bezig is om voor de ondergrondse 600 kilo bonen
te vervoeren, zakt zijn auto door z’n veren.
Hij stapt op een groepje NSB’ers af en zegt: ‘Helpen jullie mij even? Zoiets overkomt mij alleen.
Wat een rotbaan. Altijd maar smokkelwaar in
beslag nemen en dan ook nog door je achterveren
zakken.’ De NSB’ers duwen de auto keurig naar de
lokale mecanicien en Jan komt met de schrik vrij.
5
6
Op zaterdag 13 maart 1943 wordt hij opgepakt
in Wassenaar en naar het politiebureau gebracht.
Via de SD-gevangenis in Haaren en het OranjeHotel in Scheveningen komt hij uiteindelijk in
Sachsenhausen onder Berlijn terecht. Hij kwam te
werken op de Schreibstube, de kampkarthoteek,
het administratieve centrum van het concentratiekamp. Verschure stond bekend als Dikke Jan,
der dicke Hollander. Hij had voor iedereen een
bemoedigend woord en veranderde de werkcommando van Nederlandse gevangenen van zware
naar lichtere werkcommando’s om hun kans op
overleven te vergroten.
Op een dag kreeg hij de opdracht binnen 24 uur
een lijst te maken van alle (vijftien) Britse en
Amerikaanse gevangenen. Verschure veronderstelde dat deze mensen zouden worden gefusilleerd. Uit voorzorg heeft hij toen alle paspoorten
vervalst, zodat er op papier geen Amerikanen of
Britten in het kamp zaten. Hierdoor redde hij het
leven van de vijftien medegevangenen. Een uitzonderlijk moedige prestatie, waarvoor hij in 1953
postuum werd onderscheiden met de Medal of
Freedom met de Bronzen Palm, de hoogste onderscheiding van de Verenigde Staten voor mensen
die in een oorlog bijzondere daden verrichten.
Ondanks de relatieve bescherming die hij kreeg als
hulpje in het Krankenrevier,
het ziekenhuis in Sachsenhausen, bleef hij niet gevrijwaard van ziektes.
Het staat vrijwel vast dat hij
mijn vader heeft gekend,
die van 1941 tot de bevrijJ.A.C.B. Verschure
ding ook in Sachsenhausen
gevangen zat. Hij werkte het
laatste oorlogsjaar, net als Jan, in het ziekenhuis.
Op 4 januari 1945 werd Verschure opgenomen
met een voorhoofdholte ontsteking.
Precies een maand later werd hij met 2224 medegevangenen getransporteerd naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Een rit waar we nu drie
uur over zouden doen, duurde toen drie dagen:
de gevangenen gingen te voet. Totaal uitgeput
kwam hij aan. Maar hij niet alleen; velen waren
ziek en leden aan verschillende soorten typhus.
Mijn vader heeft het transport naar Bergen Belsen
kunnen ontlopen. Hij werd in april bevrijd door
de Russen en leefde nog vele jaren. Hij stierf ruim
tien jaar geleden in Baarn en ligt begraven op de
Noorderbegraafplaats in Hilversum.
Op 29 april 1945, een paar dagen voor de bevrijding, stierf Jan Verschure aan de gevolgen van
uitputting en ernstige verschijnselen van vlek
typhus. Engelse militairen durfden in eerste
instantie het kamp niet binnen uit angst voor hun
eigen gezondheid.
Verschure werd door Nederlandse medegevangenen in één van de massagraven te ruste gelegd.
In 1955 werd de Verschure-straat in HilversumNoord naar hem vernoemd.
Het thema van 4 en 5 mei dit jaar is “Vrijheid geef
je door”. Aan wie? De vrijheidsstrijders in Syrië
aan president Assad? De Oekraïners aan de Russische overheersers op de Krim?
De PVV -de Partij voor de Vrijheid- aan Nederlanders en medelanders?
Ik vrees van niet. Tussen mooie idealen en de
harde, dagelijkse praktijk liggen vele obstakels.
Dus zo eenvoudig is het niet: vrijheid doorgeven.
Vrijheid verover je, bevecht je; vrijheid verdedig
je. Vrijheid doorgeven kan alleen als je vrijheid
hebt. Wie niet vrij is, of zich niet vrij voelt, raakt
in een isolement.
Ernst Hirsch Ballin, oud-minister van Justitie en
hoogleraar in Tilburg, schreef er dit over: ‘Vrijheid staat of valt bij de ruimte die we elkaar bieden. Mensen zijn op elkaar aangewezen. Vrijheid
7
is meer dan elkaar met rust laten, iets anders dan
je gang gaan alsof er geen ander mens is. Vrijheid
kan alleen bestaan op basis van wederkerigheid.’
8
Hij raakt hier de kern; de vrijheid van de een, kan
onvrijheid voor de ander betekenen. Gemeenschappelijke vrijheid ontstaat alleen op basis van
wederzijds respect. Vrijheid is ondeelbaar. Wie
zich laat leiden door het principe van wederkerigheid, zoekt mogelijkheden om achtergestelde en
uitgestoten groepen of individuen bescherming
te bieden. Uitsluiting van en vooroordelen tegen
bepaalde bevolkingsgroepen tasten de democratie
en de rechtsstaat aan. Dat zou de eerste man van
de PVV zich moeten realiseren.
Nog eenmaal een strofe uit het gedicht van Garmt
Stuiveling:
‘O offers, die als zaad zijt in de voren
’s lands vrijheid leeft herboren, uit uw dood.’
Pieter Broertjes
Burgemeester Hilversum
9
10
Lavinia Meijer, harpiste,
speelt de volgende 3 stukken:
- Philip Glass (1937)
The Poet Acts
- Arvo Pärt (1935)
Variationen zur Gesundung von Arinuschka
- Philip Glass (1937)
Metamorphosis II
Bill Minco Lezing
De directeur van de vlasfabriek
Het begon met een dorpse
vraag.
‘Heb je het al gehoord?’
Ik was terug in mijn dorp.
Een televisieploeg van de
NCRV maakte een reportage
over me, naar aanleiding van
mijn autobiografische roman
Mijn kleine waanzin. Terwijl
Jan Brokken
ik voor de dorpskerk stond te
wachten tot de camera was opgesteld, schoot Kars
de Jong me aan, fotograaf en verslaggever van het
plaatselijke leugenaartje: weekblad De Schakel.
Een man van mijn leeftijd, we hadden op dezelfde
lagere school gezeten.
‘Heb je het al gehoord, Jan?’, zei hij.
Ik moest glimlachen om die klassieke vraag waarmee dorpse roddels kennelijk nog altijd werden
ingeleid.
Kars boog zich naar me toe.
‘Het hele dorp heb het er over. Huub Droogscheerder leg dood te gaan in het ziekenhuis.
Hij leg te brullen en te kermen, uit schaamte en
angst. De ergste angst, hè, hoef ik jou niet te vertellen als domineeszoon, de angst voor het laatste
oordeel.’
Ik had er geen idee van waar Kars op doelde.
Droogscheerder kende ik: de dorpskapper met het
houten been. Hij knipte me als jongetje en ik was
altijd een beetje bang voor hem, want als ik op de
hoge kappersstoel zat en hij rond me heen liep,
hoorde ik dat houten been tikken.
De doodsangst van Droogscheerder bleek terug
te voeren op de oorlog. Als jongen van zeventien
had hij – hij was toen al de dorpskapper – vlak na
11
de bevrijding een aantal meisjes en jonge vrouwen
kaalgeknipt.
‘Wel dertig,’ zei Kars de Jong, de verslaggever.
‘Niet overdrijven, Kars,’ zei ik bestraffend.
‘Man, ze hadden zelfs een lijst van meiden die
kaalgeknipt moesten worden. Een lijst met dertig
namen.’
Dertig moffenmeiden in mijn dorp? Dertig moffenhoeren in het diep-christelijke Rhoon waar in
1945 hooguit tweeduizend mensen woonden? Ik
kon het niet geloven.
Maar Kars hield vol. Toen begon er een rood
lichtje te knipperen in mijn schrijversbrein en
een belletje te rinkelen in de afdeling verborgen
geschiedenis.
12
Ik dacht dat ik na het schrijven van de autobiografische roman Mijn kleine waanzin alles had
verteld over het dorp waar ik opgroeide. Rhoon
was voor mij werkelijk verleden geworden, en met
Rhoon bedoel ik: een dorp dat model staat voor
elk willekeurig dorp of stadje in Nederland. Maar
de scheidslijn tussen heden en verleden is een
vage: veel van vroeger zet zich in het heden voort
en de tegenwoordige tijd kun je moeilijk begrijpen als je niet weet wat er aan vooraf is gegaan.
Op Mijn kleine waanzin kreeg ik veel reacties: tussen de 140 en 150 brieven, mails, telefoontjes. Die
gingen bijna allemaal over de oorlog, terwijl ik in
dat boek nog geen twee pagina’s aan de oorlogsjaren besteed. Ik ben immers van ná de oorlog;
ik beschrijf in Mijn kleine waanzin mijn jeugd in
de jaren vijftig en zestig. Maar kennelijk was de
oorlog beslissend geweest voor het latere klimaat
in het dorp.
Ik herinner me nog levendig het eerste telefoongesprek. ‘U spreekt,’ zei een oude stem, ‘met de
zoon van de dominee uit Rhoon.’ Ik schoot in de
lach. De zoon van de dominee uit Rhoon, dat was
ik, niet de man die belde. ‘U schrijft in uw boek
dat mijn vader al fout was vóór de oorlog en dat
hij fout bleef tot ver in de oorlog.’ Even stilte:
het ging duidelijk over de voorganger van mijn
vader. Ik had inderdaad geschreven dat hij het
edele Germaanse ras nog op de kansel stond te
roemen toen tien kilometer verderop het centrum
van Rotterdam plat was gebombardeerd. Mijn
hart bonsde, ik vreesde een woede-uitbarsting. ‘U
heeft volledig gelijk,’ vervolgde de stem. ‘Wat u
echter niet vermeldt is dat de zoon van de dominee een van de leiders van het verzet in Rhoon
was. En die zoon, dat ben ik.’
Voor mijn ogen doemde direct een reusachtig
vader-zoon conflict op.
De zoon van de foute dominee wilde me graag het
rapport opsturen dat hij had opgesteld over het
verzet in Rhoon en over het werk van de LO, de
organisatie voor hulp aan onderduikers. Ooit had
hij dat rapport op het gemeentehuis van Rhoon
gedeponeerd met een briefje dat het na zijn dood
openbaar mocht worden gemaakt, maar het was
verdwenen. Gelukkig had hij een kopie bewaard.
Van die kopie stuurde hij me een kopie. Als ik de
veertig pagina’s doorgenomen had, moesten we
praten.
Ik nam de tekst door. Dat viel niet mee. Zo vlak
na de oorlog typten ze rapporten met carbonpapier tussen de pagina’s. Dat ging geheid vlekken.
De typemachine was bovendien niet ongeschonden uit de oorlog gekomen: de letters ‘d’ en ‘e’ ontbraken en waren met de pen ingevuld. Maar wat
het lezen vooral bemoeilijkte was dat het rapport
over zaken ging waarover ik nog nooit had gehoord. Ik las over een ‘rendez-vous huis’ waarnaar
Duitse soldaten op weg waren toen een van hen
tegen een elektriciteitskabel liep. Een rendez-vous
huis in Rhoon? Aan de Rijsdijk? Waar meisjes en
jonge vrouwen de moffen vermaakten onder het
zingen van Lili Marleen? Ik kon het niet geloven.
13
14
Een week of acht deed ik over het lezen. Toen
belde ik de zoon van de dominee op. Ik kreeg
zijn vrouw aan de telefoon. ‘Ach, wat is dat nou
jammer, meneer Brokken,’ zei ze, ‘mijn man is
net vorige week overleden. 89 jaar oud.’ Ik moest
slikken. Hij had al zijn geheimen meegenomen in
het graf.
Maar hij had wel mijn nieuwsgierigheid gewekt.
Door dat rapport. Ik wist bijvoorbeeld niet dat in
Rhoon tussen de 170 en 190 onderduikers waren
ondergebracht. Dat het een heidens karwei was
om die onderduikers voedsel, kleding, werk en
veiligheid te verschaffen. En ja, Nederland bleef
Nederland, je kon een katholieke onderduiker
niet bij een gereformeerd gezin onderbrengen.
Het ging verder: je kon een vrijzinnig hervormde
niet bij een bonder onderbrengen. Of een communist bij een katholiek. Er kwamen tien spoorwegstakers naar het dorp. Communisten. Bij wie
moesten die in vredesnaam onderduiken? Uiteindelijk kwamen die bij, zoals ze in het dorp zeiden,
‘hervormden op hele grote wielen’.
Dan het eten. Voedsel was op de bon. Kleding
trouwens ook. Voor al die onderduikers moesten
op clandestiene wijze aan bonnen worden gekomen.
Ik wist al helemaal niet dat er 350 tot 400 Duitse
militairen in het dorp waren ondergebracht of
ingekwartierd. Vanaf juni 1940. Daar zaten echte
nazi’s tussen. En jonge jongens die zin hadden in
een verzetje. En dienstplichtigen die duizend maal
liever thuis waren gebleven
Kort na het telefoongesprek met de domineeszoon
benaderde de oudste zoon van de hoofdonderwijzer van de openbare school in Rhoon me. Ook hij
had een belangrijke rol in het verzet gespeeld en
ook hij wilde me een vertrouwelijk rapport doen
toekomen: het rapport dat het verzet had opgesteld naar aanleiding van de represailleactie bij de
vlasfabriek op Het Sluisje.
Ik vroeg aan hem: ‘Hoe oud bent u?
Hij zei: ‘Negentig.’
Toen riep ik door de telefoon: ‘Morgen een afspraak.’
Beide rapporten wierpen een veel scherper en
veel breder licht op de oorlogsjaren in mijn dorp.
Ik ontdekte een andere oorlog dan die waarover
mij verteld was door de meesters en juffen op de
lagere school of door dorpelingen die het allemaal
hadden meegemaakt.
Ik vertelde daarover op een lezing in Rhoon.
Na afloop stapte mijn vroegere buurjongen en
schoolgenoot Bert Euser op me af. Hij bleek al
jaren bezig met een historisch onderzoek naar de
gemeentepolitiek in de jaren ‘30 en ‘40, en was,
net als ik, terecht gekomen bij de gebeurtenis die
de meeste impact heeft gehad op de dorpsbewoners: de executie van zeven onschuldige burgers
op 11 oktober 1944 ter vergelding van de dood
van een Duitse soldaat die de vorige avond tegen
een schuin over de dijk hangende elektrische
kabel was gelopen.
Bert Euser en ik besloten ons onderzoek te bundelen. In de periode 2005-2012 voerden we gesprekken met 185 ooggetuigen, direct betrokkenen,
kinderen of familieleden van direct betrokken en
nabestaanden van de slachtoffers. En bestudeerden we duizenden pagina´s getuigenverhoren en
processtukken, archiefstukken van de Bijzondere
Rechtspleging, politierapporten, verhoren van
The Netherlands War Crimes Commission.
Aan het grote drama op Het Sluisje gingen kleinere drama’s vooraf. Toen we al die drama’s geduldig
in kaart brachten, het was echt een titanenklus,
duizenden en nog eens duizenden stukjes van
een legpuzzel, ontstond een compleet ander beeld
van het dorp in de oorlog. Niet eens een negatiever beeld, nee, een onthutsender, aangrijpender
beeld dan ik uit oorlogsromans als De aanslag van
15
Harry Mulisch, Pastorale ’43 van Simon Vestdijk
of Kort Amerikaans van Jan Wolkers kende. De
donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans
kwam nog het dichtst in de buurt, zeker als het
gaat om moedwil en misverstand die tijdens zo’n
bezettingstijd een belangrijke rol spelen.
In de jaren 1943, 1944, 1945, ontdekte ik, was
bijna niemand helemaal goed en bijna niemand
volslagen fout. Of beter gezegd: de goeien konden
soms fouten met dramatische gevolgen maken, en
de fouten deden soms, tegen ieders verwachting
in of gewoon uit puur lijfsbehoud, goeie dingen.
Het beeld dat oprees was niet diffuus maar gedifferentieerd, en dat is heel iets anders. Of zoals
Geert Mak schreef: ‘Een tegel wordt gelicht en alles blijkt toch net weer anders te zijn dan we altijd
dachten, geen schema blijkt te kloppen.’
16
Goed, fout of grijzig de veilige kant houden, is
inderdaad een veel te simplistische indeling van
een bevolking die alle middelen moest aanwenden
om te overleven. Iemand kon goed, fout en grijs
tegelijk zijn. Jacques Pijnacker was directeur van
de vlasfabriek. In de jaren dertig ging het slecht
met die fabriek. Van vlas wordt linnen gemaakt,
mensen had niet veel geld meer om kleding te
kopen. Toen de fabriek in vlammen opging, werd
in het dorp gemompeld dat Pijnacker het verzekeringsgeld wilde opstrijken om een faillissement te
voorkomen. Kort na het uitbreken van de oorlog
ging het plotseling een stuk beter met de vlasfabriek. Via een groothandel leverde Pijnacker
aan de Duitsers. De Wehrmacht had veel linnen
nodig voor alle uniformen; toen de strijd aan het
oostfront losbarstte, moesten die uniformen ook
nog eens dik zijn. Pijnacker nam dubbel zo veel
personeel in dienst. De 64 werknemers moesten
overuren maken om het bestelde linnen te kunnen
leveren. Pijnacker verdiende aan de moffen. Als
iemand hem vroeg of hij niet aan economische
collaboratie deed, ontkende hij dat niet. Maar, zo
zei hij, ‘ik voed de monden van 64 gezinnen.’
Wat vrijwel niemand in het dorp wist was dat
de gereformeerde Pijnacker het verzet financieel
hielp. Het aan de vijand verdiende geld gebruikte
hij tegen diezelfde vijand. Ook liet hij zijn auto
– hij was een van de drie mannen in het dorp
die een eigen auto had – stelen door een verzetsgroep. Om dat te verhullen hadden de verzetslieden Duitse uniformen aangetrokken, zodat het
leek alsof de Duitsers zijn auto in beslag hadden
genomen. De auto zou later gebruikt worden bij
overvallen en snelle acties. Dit alles bleef niet
onopgemerkt; Pijnacker werd in de zomer van
1942 door de Sicherheitsdienst gearresteerd. Na
verhoren op het politiebureau Haagsche Veer in
Rotterdam werd hij overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Hij zat een week opgesloten in cel 743 met een man die hem aanraadde
meteen maar alles te vertellen, anders zou hij niet
levend uit de gevangenis komen. Pijnacker hield
hem – terecht – voor een verklikker en liet niets
los. Hij werd vrijgelaten, op voorspraak van de
procuratiehouder van de vlasfabriek, die de Duitsers voorhield dat Pijnacker graag linnen leverde
om de communisten mores te leren. Eenmaal
thuis bleef hij dagen in bed om te bekomen van de
doorstane angsten.
Op de morgen van 11 oktober 1944 was Pijnacker
in een naburig dorp om vlas in te kopen. Toen hij
in de namiddag naar de fabriek terugkeerde, zag
hij dat de dijk afgezet was door zeventig, tachtig,
negentig militairen van de SD, de Sicherheitspolizei, de Gestapo, Wehrmacht, Kriegsmarine.
Van de bedrijfsleider hoorde hij wat er de vorige
avond was voorgevallen en dat de zes gearresteerde burgers op de plek waar de Duitse soldaat het
leven had gelaten gefusilleerd zouden worden.
17
Vanuit de directiekamer zag Pijnacker dat een
Duitse officier het executiepeloton opstelde. Hij
pakte zijn hoed van de kapstok, beende naar
buiten en riep Oberleutnant Karl Schmitz toe:
‘Dat kunt u toch niet doen!? Deze mensen zijn
volslagen onschuldig. Het zijn mijn mensen, ze
werken op de vlasfabriek. Ze hebben niemand iets
misdaan. Niemand.’
‘Wer sind Sie? Was wollen Sie?’ snierde Schmitz.
‘Dat u die mannen vrijlaat. Anders begaat u een
oorlogsmisdaad. Ze hebben niets misdaan, ze zijn
volslagen onschuldig. Laat u die mannen onmiddellijk vrij.’
18
‘Frei? Frei? Ga er maar bij staan.’
‘Ik begrijp u niet.’
‘Ga er maar bij staan, voor het hek. Schnell.’
En zo werd Jacques Pijnacker het zevende slachtoffer van de vergeldingsactie van de Duitsers.
Moet u mij eens vertellen of Jacques Pijnacker
nou fout was in de oorlog, goed of dat hij grijzig
in het midden zat? Onzin die schema’s. Weinig mensen in mijn dorp getuigden van zoveel
karakter en zoveel moed als Jacques Pijnacker, de
directeur van de vlasfabriek.
Jan Brokken
Schrijver
19
Jan Campert
(1902 - 1943)
Het lied der achttien dooden
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.
20
O lieflijkheid van licht en land,
van Holland’s vrije kust,
eens door den vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijdlen strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeiten zwaar,
maar’t hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geeerd,
voordat een vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss’lijk stuk bestond
en Holland’s landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
Remco Campert
Schrijver
Voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaansch gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie, zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haarverwerp al wat hij biedt of bood
die sluwe vogelaar.
Ik zie hoe’t eerste morgenlicht
door ‘t hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven lichten zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als ‘k voor de loopen sta.
Jan Campert
Gedenkt die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan ‘t allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk er daagt een dag na elken nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
21
22
Weg van de aarde
Samantha Groenestein
Weg van de aarde
Vliegen zullen zij, weg van deze aarde.
Een plek die de oorlog openbaarde.
Overwinningsvlaggen die tevoorschijn zullen
komen,
de kruisen die te voorschijn worden gehaald,
het bloed dat langs de aarde naar beneden zal
stromen,
en de dood die ons heeft ingehaald.
De vogels die in het teken van de vrijheid staan,
vliegen weg van de aarde, ver hier vandaan.
Op zoek naar de vrijheid ver van deze plek,
op zoek naar een andere wereld, een nieuwe stek.
Waar het leven respectvol zal zijn.
Zonder discriminatie, zonder pijn.
Konden wij maar met ze mee.
Weg vliegen over land, over zee.
Er is niets wat we kunnen doen.
Het doden aantal dat stijgt naar een miljoen.
Verstoppen dat is wat de mensen doen.
Maar geen plekken die aan bescherming voldoen.
Wachtend tot de hulp zal arriveren.
En deze over de vijand zullen regeren.
4 & 5 mei dat zijn de dagen.
Dat we terug denken aan deze sterfdagen
Samantha Groenestein
23
24
Free
Charlotte Lammertsma
Free
Heart beats
without fear
and being afraid
someone will hear
Free to breath
Free to cry
Free to live
Free to fly
Free to bloom
Free to die
Missing and craving
watching them waving
lonely like the sea
but finally
Free
Charlotte Lammertsma
25
26
The Newborn
Fleur van Riemsdijk
Darkness Down
Covered in dark clothes
thick fur
darkness won’t surrender
A spark
tiny and bright
illuminates its sight
rising from the dark
Wall of fire
orange, yellow, red
taking down the dead
that once covered desire
For so many years
now again the light’s rising
melting away the thick dark icing
and the newborn bird appears
Fleur van Riemsdijk
27
28
Tijger
Fay Beening
Tijger
Een tijger
heeft misschien een vriendelijk uiterlijk
alleen, het is en blijft een roofdier.
Sommige mensen zijn niet helemaal wijs,
die schieten dan gewoon zo’n mooie tijger
naar het einde van zijn paradijs
gebruiken hem dan voor een kleedje op de grond
een mooie tijger die laatst nog in de jungle stond.
Er worden al veel tijgers gered van de dood,
maar nog steeds niet allemaal
want de jagers zijn te groot.
Maar ooit, ooit zul je zien
dan zullen tijgers tijgers blijven, misschien.
Fay Beening
29
30
Luctor et Emergo
Laura Booij
Vluchtende vrijheid
Zal vrijheid ons ooit zo vasthouden,
zo koesteren, zo liefhebben als een moeder,
zal het ons loslaten en laten wegteren
tot op het bot
Vrijheid hoort te zijn als een genot
het doet pijn, als het wegvliegt van je
gevangen
in een ondoordringbare muur van vlammen
Wat te doen
als er geen hoop meer is, geen toevlucht
terwijl de vlammen toenemen
zal de angst rustig in slaap vallen
langzaam
pijnloos, voor eeuwig
Laura Booij
31
32
You can’t catch beauty
Mart Strackx
33
36
Vrijheid geef je door
Redactie
Pieter Broertjes
Margot Kistemaker
Organisatie
Sonja Mignon
Henk Mreijen
Met dank aan Comenius college en scouting Zuiderkruisgroep
Vormgeving en ontwerp Frans van Brakel
Lino´s
leerlingen Comenius College
Beeld vooromslag
J.A.C.B. Verschure uit
Foto´s