Vrijheid geef je door 1 J.A.C.B. Verschure 4 mei 2014 Bill Minco Inhoud Henk Mreijen, Voorwoord 1 Pieter Broertjes, Vrijheid geef je door 3 Lavinia Meijer, harpiste, speelt 3 muziekstukken Jan Brokken, derde Bill Minco lezing De directeur van de vlasfabriek 10 11 Remco Campert, Het lied der 18 dooden 20 Lino´s, Gedichten22 Colofon34 Voorwoord In 1944 vindt in Rhoon een Duitse soldaat de dood door sabotage. De vergelding door de Duitse bezetter is verschrikkelijk. Zeven mannen uit het dorp worden geëxecuteerd, hun vrouwen en kinderen uit hun huis verdreven en de huizen in brand gestoken. Schrijver Jan Brokken, die in dit dorp opgroeide, heeft deze gebeurtenissen nauwgezet beschreven. Hij laat in zijn boek “De Vergelding” een genuanceerd beeld zien van het verzet. Jan Brokken, journalist en schrijver van vele boeken, verzorgt dit jaar de derde Bill Minco Lezing. Hij treedt in de voetsporen van oud-journalist André Roelofs en schrijver-journalist Ad van Liempt. Jan Brokken krijgt muzikale ondersteuning van de Hilversumse harpiste Lavinia Meijer. De lezing is vernoemd naar de joodse verzetsstrijder en voormalig gemeenteraadslid en wethouder van Hilversum. Na het oprollen van de verzetsgroep De Geuzen werd hij ter dood veroordeeld, kreeg gratie wegens zijn leeftijd en na een zwerftocht door tuchthuizen, concentratiekampen Mauthauzen en Auschwitz werd hij in Dachau bevrijd. Voor zijn rol bij de naoorlogse betrekkingen met Duitsland kreeg hij een hoge Duitse onderscheiding. Op dinsdag 4 maart 1941 werden 18 leden van de Verzetsgroep “De Geuzen” ter dood veroordeeld. Op 13 maart 1941 kregen drie leden gratie omdat zij nog minderjarig waren. Een van hen was Bill Minco. Nog diezelfde avond werden de 15 andere veroordeelden geëxecuteerd samen met drie mannen die betrokken waren geweest bij de Februaristaking in Amsterdam. 1 Naar aanleiding van de dood van deze 18 mannen heeft Jan Campert het bekende gedicht “De achttien dooden” geschreven: Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed wat kleiner nog is het stuk grond dat ik nu nog niet weet maar waar ik naamloos rusten zal. mijn makkers bovendien wij waren achttien in getal. geen zal den avond zien. (…) 2 Jan Campert (1902 - 1943) was journalist, toneelcriticus en schrijver van verhalen en gedichten. Hij werd in de Tweede Wereldoorlog gearresteerd omdat hij joden had geholpen. Hij is naar het concentratiekamp Neuengamme (in Duitsland bij Hamburg) gebracht. Daar overlijdt hij op 12 januari 1943. Zijn zoon Remco Campert (1929), zelf ook dichter en schrijver van verhalen en romans, draagt dit jaar het gedicht van zijn vader nog eenmaal voor. Met Jan Brokken als spreker voor de Bill Minco Lezing en Remco Campert met het indrukwekkende gedicht van zijn vader vindt dit jaar opnieuw een waardige 4 mei herdenking plaats. In Hilversum staan wij dan stil bij mensen als Bill Minco en de inwoners van Hilversum die het leven lieten in hun verzet tegen de Duitse overweldiging 1940- 1945. Van vijfentwintig van hen staan de namen gebeiteld in de herdenkingsplaquette in de Burgerzaal van het Hilversumse raadhuis. Henk Mreijen “Vrijheid geef je door” Vandaag - 4 mei - staat in het teken van tradities. De vlag half stok, het Wilhelmus klinkt, twee minuten stilte en het defilé op het Rosarium. En niet te vergeten de herdenkingsbijeenkomst in onze prachtige Burgerzaal. Een jaarlijks terugkerende Pieter Broertjes traditie die ons de kans geeft stil te staan bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Maar ook om respect te tonen voor de gevallenen in de oorlogen en vredesmissies waaraan Nederland in de afgelopen decennia heeft meegedaan en waarbij Nederlandse militairen en burgers waren betrokken. Overal in Nederland worden verhalen verteld over vroeger, worden herinneringen opgehaald over de bezettingstijd. Zolang de generatie van toen nog bij ons is, kunnen de verhalen worden opgetekend en worden doorverteld. “Gedenk wier harten in geweld en nood ’t onrecht weerstonden tot hun ’t bloed ontvloot” staat op het herdenkingsmonument in het Rosarium geschreven; een prachtige tekst van Garmt Stuiveling uit 1948. Met gepaste trots heet ik mijn vriend, schrijver en dichter Remco Campert welkom vanavond. Hij is bereid “Het lied der achttien dooden”, in 1941 geschreven door zijn vader, Jan Campert, straks voor ons voor te dragen. Een uniek en emotioneel moment voor ons allemaal. Ook een speciaal welkom voor journalist en schrijver Jan Brokken, auteur van het beklemmende boek De Vergelding, waarin hij de complexe 3 oorlogsgeschiedenis vertelt over Rhoon, het dorp in Zuid-Holland waar hij opgroeide. Zijn lezing –de derde Bill Minco lezing- zal muzikaal worden begeleid door Lavinia Meijer, beroemd harpiste en Hilversumse. 4 Het is inmiddels ook een traditie geworden om stil te staan bij de 25 namen die op de Gedenkplaat in de Burgerzaal zijn gegraveerd. Over ongeveer de helft van de namen heb ik de afgelopen twee jaar gesproken: over het roemloos einde van mijn oom Ies Wessel na een zinloos vuurgevecht bij het Rosarium in Utrecht, twee dagen nadat de oorlog was afgelopen. En ook over de elf dappere mannen die steun gaven aan onderduikers en de illegale pers. En die hun leven in de waagschaal legden voor vrijheid en vrede. Zij stierven in gevangenschap in Duitse kampen ver weg van hun familie en vrienden. Dit jaar wil ik het over één persoon hebben. Een man die in de eerste helft van de Tweede Wereldoorlog – tot 1943 – smoel gaf aan het illegale verzet. Een man die van meet af aan leiding gaf aan verzetsgroepen en verstorende acties tegen de bezetter bedacht en uitvoerde. Een bijzonder moedig mens. Jan Verschure stamde uit een familie van handelaars en transporteurs. Hij was sinds 1937 eigenaar van zijn eigen transportbedrijf NABEK met vestigingen in Amsterdam, Rotterdam en Hilversum. Ik heet de nabestaanden en familieleden van Jan Verschure, die hier vanavond aanwezig zijn, bijzonder hartelijk welkom. Ik dank opnieuw Margot Kistemaker voor haar research en speurwerk naar nieuwe feiten en verhalen van 70 jaar geleden. Verschure trouwde met Adriana Dufay en samen kregen ze elf kinderen. Hij voedde zijn kinderen streng katholiek op met een sterke anti-Duitse houding, “omdat hij het niet zou kunnen accepteren als zijn kinderen in een godsdienstloze dictatuur op zouden groeien”. Bij het bombardement op Rotterdam in 1940 verloor hij zijn Rotterdamse kantoor. In april 1941 werd hij aangesteld als controleur buitendienst van de wet Autovervoer Goederen voor het regelen van transport voor fruitveilingen en veemarkten. Hierdoor had hij een vergunning om door het hele land te reizen en kreeg hij een mooi alibi om illegaal werk te doen. Hij was van meet af aan betrokken bij allerlei verzetswerk, organiseerde voedselinzamelingen en transporteerde het voedsel vervolgens naar de grote steden. Johannes, Adrianus, Cornelis, Bernardus Verschure, op 7 juni 1893 in Den Bosch geboren, was altijd opgewekt, diepgelovig, welbespraakt en als het moest hondsbrutaal. Een mooie anecdote wil ik u niet onthouden: als hij in Rotterdam druk bezig is om voor de ondergrondse 600 kilo bonen te vervoeren, zakt zijn auto door z’n veren. Hij stapt op een groepje NSB’ers af en zegt: ‘Helpen jullie mij even? Zoiets overkomt mij alleen. Wat een rotbaan. Altijd maar smokkelwaar in beslag nemen en dan ook nog door je achterveren zakken.’ De NSB’ers duwen de auto keurig naar de lokale mecanicien en Jan komt met de schrik vrij. 5 6 Op zaterdag 13 maart 1943 wordt hij opgepakt in Wassenaar en naar het politiebureau gebracht. Via de SD-gevangenis in Haaren en het OranjeHotel in Scheveningen komt hij uiteindelijk in Sachsenhausen onder Berlijn terecht. Hij kwam te werken op de Schreibstube, de kampkarthoteek, het administratieve centrum van het concentratiekamp. Verschure stond bekend als Dikke Jan, der dicke Hollander. Hij had voor iedereen een bemoedigend woord en veranderde de werkcommando van Nederlandse gevangenen van zware naar lichtere werkcommando’s om hun kans op overleven te vergroten. Op een dag kreeg hij de opdracht binnen 24 uur een lijst te maken van alle (vijftien) Britse en Amerikaanse gevangenen. Verschure veronderstelde dat deze mensen zouden worden gefusilleerd. Uit voorzorg heeft hij toen alle paspoorten vervalst, zodat er op papier geen Amerikanen of Britten in het kamp zaten. Hierdoor redde hij het leven van de vijftien medegevangenen. Een uitzonderlijk moedige prestatie, waarvoor hij in 1953 postuum werd onderscheiden met de Medal of Freedom met de Bronzen Palm, de hoogste onderscheiding van de Verenigde Staten voor mensen die in een oorlog bijzondere daden verrichten. Ondanks de relatieve bescherming die hij kreeg als hulpje in het Krankenrevier, het ziekenhuis in Sachsenhausen, bleef hij niet gevrijwaard van ziektes. Het staat vrijwel vast dat hij mijn vader heeft gekend, die van 1941 tot de bevrijJ.A.C.B. Verschure ding ook in Sachsenhausen gevangen zat. Hij werkte het laatste oorlogsjaar, net als Jan, in het ziekenhuis. Op 4 januari 1945 werd Verschure opgenomen met een voorhoofdholte ontsteking. Precies een maand later werd hij met 2224 medegevangenen getransporteerd naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Een rit waar we nu drie uur over zouden doen, duurde toen drie dagen: de gevangenen gingen te voet. Totaal uitgeput kwam hij aan. Maar hij niet alleen; velen waren ziek en leden aan verschillende soorten typhus. Mijn vader heeft het transport naar Bergen Belsen kunnen ontlopen. Hij werd in april bevrijd door de Russen en leefde nog vele jaren. Hij stierf ruim tien jaar geleden in Baarn en ligt begraven op de Noorderbegraafplaats in Hilversum. Op 29 april 1945, een paar dagen voor de bevrijding, stierf Jan Verschure aan de gevolgen van uitputting en ernstige verschijnselen van vlek typhus. Engelse militairen durfden in eerste instantie het kamp niet binnen uit angst voor hun eigen gezondheid. Verschure werd door Nederlandse medegevangenen in één van de massagraven te ruste gelegd. In 1955 werd de Verschure-straat in HilversumNoord naar hem vernoemd. Het thema van 4 en 5 mei dit jaar is “Vrijheid geef je door”. Aan wie? De vrijheidsstrijders in Syrië aan president Assad? De Oekraïners aan de Russische overheersers op de Krim? De PVV -de Partij voor de Vrijheid- aan Nederlanders en medelanders? Ik vrees van niet. Tussen mooie idealen en de harde, dagelijkse praktijk liggen vele obstakels. Dus zo eenvoudig is het niet: vrijheid doorgeven. Vrijheid verover je, bevecht je; vrijheid verdedig je. Vrijheid doorgeven kan alleen als je vrijheid hebt. Wie niet vrij is, of zich niet vrij voelt, raakt in een isolement. Ernst Hirsch Ballin, oud-minister van Justitie en hoogleraar in Tilburg, schreef er dit over: ‘Vrijheid staat of valt bij de ruimte die we elkaar bieden. Mensen zijn op elkaar aangewezen. Vrijheid 7 is meer dan elkaar met rust laten, iets anders dan je gang gaan alsof er geen ander mens is. Vrijheid kan alleen bestaan op basis van wederkerigheid.’ 8 Hij raakt hier de kern; de vrijheid van de een, kan onvrijheid voor de ander betekenen. Gemeenschappelijke vrijheid ontstaat alleen op basis van wederzijds respect. Vrijheid is ondeelbaar. Wie zich laat leiden door het principe van wederkerigheid, zoekt mogelijkheden om achtergestelde en uitgestoten groepen of individuen bescherming te bieden. Uitsluiting van en vooroordelen tegen bepaalde bevolkingsgroepen tasten de democratie en de rechtsstaat aan. Dat zou de eerste man van de PVV zich moeten realiseren. Nog eenmaal een strofe uit het gedicht van Garmt Stuiveling: ‘O offers, die als zaad zijt in de voren ’s lands vrijheid leeft herboren, uit uw dood.’ Pieter Broertjes Burgemeester Hilversum 9 10 Lavinia Meijer, harpiste, speelt de volgende 3 stukken: - Philip Glass (1937) The Poet Acts - Arvo Pärt (1935) Variationen zur Gesundung von Arinuschka - Philip Glass (1937) Metamorphosis II Bill Minco Lezing De directeur van de vlasfabriek Het begon met een dorpse vraag. ‘Heb je het al gehoord?’ Ik was terug in mijn dorp. Een televisieploeg van de NCRV maakte een reportage over me, naar aanleiding van mijn autobiografische roman Mijn kleine waanzin. Terwijl Jan Brokken ik voor de dorpskerk stond te wachten tot de camera was opgesteld, schoot Kars de Jong me aan, fotograaf en verslaggever van het plaatselijke leugenaartje: weekblad De Schakel. Een man van mijn leeftijd, we hadden op dezelfde lagere school gezeten. ‘Heb je het al gehoord, Jan?’, zei hij. Ik moest glimlachen om die klassieke vraag waarmee dorpse roddels kennelijk nog altijd werden ingeleid. Kars boog zich naar me toe. ‘Het hele dorp heb het er over. Huub Droogscheerder leg dood te gaan in het ziekenhuis. Hij leg te brullen en te kermen, uit schaamte en angst. De ergste angst, hè, hoef ik jou niet te vertellen als domineeszoon, de angst voor het laatste oordeel.’ Ik had er geen idee van waar Kars op doelde. Droogscheerder kende ik: de dorpskapper met het houten been. Hij knipte me als jongetje en ik was altijd een beetje bang voor hem, want als ik op de hoge kappersstoel zat en hij rond me heen liep, hoorde ik dat houten been tikken. De doodsangst van Droogscheerder bleek terug te voeren op de oorlog. Als jongen van zeventien had hij – hij was toen al de dorpskapper – vlak na 11 de bevrijding een aantal meisjes en jonge vrouwen kaalgeknipt. ‘Wel dertig,’ zei Kars de Jong, de verslaggever. ‘Niet overdrijven, Kars,’ zei ik bestraffend. ‘Man, ze hadden zelfs een lijst van meiden die kaalgeknipt moesten worden. Een lijst met dertig namen.’ Dertig moffenmeiden in mijn dorp? Dertig moffenhoeren in het diep-christelijke Rhoon waar in 1945 hooguit tweeduizend mensen woonden? Ik kon het niet geloven. Maar Kars hield vol. Toen begon er een rood lichtje te knipperen in mijn schrijversbrein en een belletje te rinkelen in de afdeling verborgen geschiedenis. 12 Ik dacht dat ik na het schrijven van de autobiografische roman Mijn kleine waanzin alles had verteld over het dorp waar ik opgroeide. Rhoon was voor mij werkelijk verleden geworden, en met Rhoon bedoel ik: een dorp dat model staat voor elk willekeurig dorp of stadje in Nederland. Maar de scheidslijn tussen heden en verleden is een vage: veel van vroeger zet zich in het heden voort en de tegenwoordige tijd kun je moeilijk begrijpen als je niet weet wat er aan vooraf is gegaan. Op Mijn kleine waanzin kreeg ik veel reacties: tussen de 140 en 150 brieven, mails, telefoontjes. Die gingen bijna allemaal over de oorlog, terwijl ik in dat boek nog geen twee pagina’s aan de oorlogsjaren besteed. Ik ben immers van ná de oorlog; ik beschrijf in Mijn kleine waanzin mijn jeugd in de jaren vijftig en zestig. Maar kennelijk was de oorlog beslissend geweest voor het latere klimaat in het dorp. Ik herinner me nog levendig het eerste telefoongesprek. ‘U spreekt,’ zei een oude stem, ‘met de zoon van de dominee uit Rhoon.’ Ik schoot in de lach. De zoon van de dominee uit Rhoon, dat was ik, niet de man die belde. ‘U schrijft in uw boek dat mijn vader al fout was vóór de oorlog en dat hij fout bleef tot ver in de oorlog.’ Even stilte: het ging duidelijk over de voorganger van mijn vader. Ik had inderdaad geschreven dat hij het edele Germaanse ras nog op de kansel stond te roemen toen tien kilometer verderop het centrum van Rotterdam plat was gebombardeerd. Mijn hart bonsde, ik vreesde een woede-uitbarsting. ‘U heeft volledig gelijk,’ vervolgde de stem. ‘Wat u echter niet vermeldt is dat de zoon van de dominee een van de leiders van het verzet in Rhoon was. En die zoon, dat ben ik.’ Voor mijn ogen doemde direct een reusachtig vader-zoon conflict op. De zoon van de foute dominee wilde me graag het rapport opsturen dat hij had opgesteld over het verzet in Rhoon en over het werk van de LO, de organisatie voor hulp aan onderduikers. Ooit had hij dat rapport op het gemeentehuis van Rhoon gedeponeerd met een briefje dat het na zijn dood openbaar mocht worden gemaakt, maar het was verdwenen. Gelukkig had hij een kopie bewaard. Van die kopie stuurde hij me een kopie. Als ik de veertig pagina’s doorgenomen had, moesten we praten. Ik nam de tekst door. Dat viel niet mee. Zo vlak na de oorlog typten ze rapporten met carbonpapier tussen de pagina’s. Dat ging geheid vlekken. De typemachine was bovendien niet ongeschonden uit de oorlog gekomen: de letters ‘d’ en ‘e’ ontbraken en waren met de pen ingevuld. Maar wat het lezen vooral bemoeilijkte was dat het rapport over zaken ging waarover ik nog nooit had gehoord. Ik las over een ‘rendez-vous huis’ waarnaar Duitse soldaten op weg waren toen een van hen tegen een elektriciteitskabel liep. Een rendez-vous huis in Rhoon? Aan de Rijsdijk? Waar meisjes en jonge vrouwen de moffen vermaakten onder het zingen van Lili Marleen? Ik kon het niet geloven. 13 14 Een week of acht deed ik over het lezen. Toen belde ik de zoon van de dominee op. Ik kreeg zijn vrouw aan de telefoon. ‘Ach, wat is dat nou jammer, meneer Brokken,’ zei ze, ‘mijn man is net vorige week overleden. 89 jaar oud.’ Ik moest slikken. Hij had al zijn geheimen meegenomen in het graf. Maar hij had wel mijn nieuwsgierigheid gewekt. Door dat rapport. Ik wist bijvoorbeeld niet dat in Rhoon tussen de 170 en 190 onderduikers waren ondergebracht. Dat het een heidens karwei was om die onderduikers voedsel, kleding, werk en veiligheid te verschaffen. En ja, Nederland bleef Nederland, je kon een katholieke onderduiker niet bij een gereformeerd gezin onderbrengen. Het ging verder: je kon een vrijzinnig hervormde niet bij een bonder onderbrengen. Of een communist bij een katholiek. Er kwamen tien spoorwegstakers naar het dorp. Communisten. Bij wie moesten die in vredesnaam onderduiken? Uiteindelijk kwamen die bij, zoals ze in het dorp zeiden, ‘hervormden op hele grote wielen’. Dan het eten. Voedsel was op de bon. Kleding trouwens ook. Voor al die onderduikers moesten op clandestiene wijze aan bonnen worden gekomen. Ik wist al helemaal niet dat er 350 tot 400 Duitse militairen in het dorp waren ondergebracht of ingekwartierd. Vanaf juni 1940. Daar zaten echte nazi’s tussen. En jonge jongens die zin hadden in een verzetje. En dienstplichtigen die duizend maal liever thuis waren gebleven Kort na het telefoongesprek met de domineeszoon benaderde de oudste zoon van de hoofdonderwijzer van de openbare school in Rhoon me. Ook hij had een belangrijke rol in het verzet gespeeld en ook hij wilde me een vertrouwelijk rapport doen toekomen: het rapport dat het verzet had opgesteld naar aanleiding van de represailleactie bij de vlasfabriek op Het Sluisje. Ik vroeg aan hem: ‘Hoe oud bent u? Hij zei: ‘Negentig.’ Toen riep ik door de telefoon: ‘Morgen een afspraak.’ Beide rapporten wierpen een veel scherper en veel breder licht op de oorlogsjaren in mijn dorp. Ik ontdekte een andere oorlog dan die waarover mij verteld was door de meesters en juffen op de lagere school of door dorpelingen die het allemaal hadden meegemaakt. Ik vertelde daarover op een lezing in Rhoon. Na afloop stapte mijn vroegere buurjongen en schoolgenoot Bert Euser op me af. Hij bleek al jaren bezig met een historisch onderzoek naar de gemeentepolitiek in de jaren ‘30 en ‘40, en was, net als ik, terecht gekomen bij de gebeurtenis die de meeste impact heeft gehad op de dorpsbewoners: de executie van zeven onschuldige burgers op 11 oktober 1944 ter vergelding van de dood van een Duitse soldaat die de vorige avond tegen een schuin over de dijk hangende elektrische kabel was gelopen. Bert Euser en ik besloten ons onderzoek te bundelen. In de periode 2005-2012 voerden we gesprekken met 185 ooggetuigen, direct betrokkenen, kinderen of familieleden van direct betrokken en nabestaanden van de slachtoffers. En bestudeerden we duizenden pagina´s getuigenverhoren en processtukken, archiefstukken van de Bijzondere Rechtspleging, politierapporten, verhoren van The Netherlands War Crimes Commission. Aan het grote drama op Het Sluisje gingen kleinere drama’s vooraf. Toen we al die drama’s geduldig in kaart brachten, het was echt een titanenklus, duizenden en nog eens duizenden stukjes van een legpuzzel, ontstond een compleet ander beeld van het dorp in de oorlog. Niet eens een negatiever beeld, nee, een onthutsender, aangrijpender beeld dan ik uit oorlogsromans als De aanslag van 15 Harry Mulisch, Pastorale ’43 van Simon Vestdijk of Kort Amerikaans van Jan Wolkers kende. De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans kwam nog het dichtst in de buurt, zeker als het gaat om moedwil en misverstand die tijdens zo’n bezettingstijd een belangrijke rol spelen. In de jaren 1943, 1944, 1945, ontdekte ik, was bijna niemand helemaal goed en bijna niemand volslagen fout. Of beter gezegd: de goeien konden soms fouten met dramatische gevolgen maken, en de fouten deden soms, tegen ieders verwachting in of gewoon uit puur lijfsbehoud, goeie dingen. Het beeld dat oprees was niet diffuus maar gedifferentieerd, en dat is heel iets anders. Of zoals Geert Mak schreef: ‘Een tegel wordt gelicht en alles blijkt toch net weer anders te zijn dan we altijd dachten, geen schema blijkt te kloppen.’ 16 Goed, fout of grijzig de veilige kant houden, is inderdaad een veel te simplistische indeling van een bevolking die alle middelen moest aanwenden om te overleven. Iemand kon goed, fout en grijs tegelijk zijn. Jacques Pijnacker was directeur van de vlasfabriek. In de jaren dertig ging het slecht met die fabriek. Van vlas wordt linnen gemaakt, mensen had niet veel geld meer om kleding te kopen. Toen de fabriek in vlammen opging, werd in het dorp gemompeld dat Pijnacker het verzekeringsgeld wilde opstrijken om een faillissement te voorkomen. Kort na het uitbreken van de oorlog ging het plotseling een stuk beter met de vlasfabriek. Via een groothandel leverde Pijnacker aan de Duitsers. De Wehrmacht had veel linnen nodig voor alle uniformen; toen de strijd aan het oostfront losbarstte, moesten die uniformen ook nog eens dik zijn. Pijnacker nam dubbel zo veel personeel in dienst. De 64 werknemers moesten overuren maken om het bestelde linnen te kunnen leveren. Pijnacker verdiende aan de moffen. Als iemand hem vroeg of hij niet aan economische collaboratie deed, ontkende hij dat niet. Maar, zo zei hij, ‘ik voed de monden van 64 gezinnen.’ Wat vrijwel niemand in het dorp wist was dat de gereformeerde Pijnacker het verzet financieel hielp. Het aan de vijand verdiende geld gebruikte hij tegen diezelfde vijand. Ook liet hij zijn auto – hij was een van de drie mannen in het dorp die een eigen auto had – stelen door een verzetsgroep. Om dat te verhullen hadden de verzetslieden Duitse uniformen aangetrokken, zodat het leek alsof de Duitsers zijn auto in beslag hadden genomen. De auto zou later gebruikt worden bij overvallen en snelle acties. Dit alles bleef niet onopgemerkt; Pijnacker werd in de zomer van 1942 door de Sicherheitsdienst gearresteerd. Na verhoren op het politiebureau Haagsche Veer in Rotterdam werd hij overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Hij zat een week opgesloten in cel 743 met een man die hem aanraadde meteen maar alles te vertellen, anders zou hij niet levend uit de gevangenis komen. Pijnacker hield hem – terecht – voor een verklikker en liet niets los. Hij werd vrijgelaten, op voorspraak van de procuratiehouder van de vlasfabriek, die de Duitsers voorhield dat Pijnacker graag linnen leverde om de communisten mores te leren. Eenmaal thuis bleef hij dagen in bed om te bekomen van de doorstane angsten. Op de morgen van 11 oktober 1944 was Pijnacker in een naburig dorp om vlas in te kopen. Toen hij in de namiddag naar de fabriek terugkeerde, zag hij dat de dijk afgezet was door zeventig, tachtig, negentig militairen van de SD, de Sicherheitspolizei, de Gestapo, Wehrmacht, Kriegsmarine. Van de bedrijfsleider hoorde hij wat er de vorige avond was voorgevallen en dat de zes gearresteerde burgers op de plek waar de Duitse soldaat het leven had gelaten gefusilleerd zouden worden. 17 Vanuit de directiekamer zag Pijnacker dat een Duitse officier het executiepeloton opstelde. Hij pakte zijn hoed van de kapstok, beende naar buiten en riep Oberleutnant Karl Schmitz toe: ‘Dat kunt u toch niet doen!? Deze mensen zijn volslagen onschuldig. Het zijn mijn mensen, ze werken op de vlasfabriek. Ze hebben niemand iets misdaan. Niemand.’ ‘Wer sind Sie? Was wollen Sie?’ snierde Schmitz. ‘Dat u die mannen vrijlaat. Anders begaat u een oorlogsmisdaad. Ze hebben niets misdaan, ze zijn volslagen onschuldig. Laat u die mannen onmiddellijk vrij.’ 18 ‘Frei? Frei? Ga er maar bij staan.’ ‘Ik begrijp u niet.’ ‘Ga er maar bij staan, voor het hek. Schnell.’ En zo werd Jacques Pijnacker het zevende slachtoffer van de vergeldingsactie van de Duitsers. Moet u mij eens vertellen of Jacques Pijnacker nou fout was in de oorlog, goed of dat hij grijzig in het midden zat? Onzin die schema’s. Weinig mensen in mijn dorp getuigden van zoveel karakter en zoveel moed als Jacques Pijnacker, de directeur van de vlasfabriek. Jan Brokken Schrijver 19 Jan Campert (1902 - 1943) Het lied der achttien dooden Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien. 20 O lieflijkheid van licht en land, van Holland’s vrije kust, eens door den vijand overmand had ik geen uur meer rust. Wat kan een man oprecht en trouw, nog doen in zulk een tijd? Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw en strijdt den ijdlen strijd. Ik wist de taak die ik begon, een taak van moeiten zwaar, maar’t hart dat het niet laten kon schuwt nimmer het gevaar; het weet hoe eenmaal in dit land de vrijheid werd geeerd, voordat een vloekbre schennershand het anders heeft begeerd. Voordat die eeden breekt en bralt het miss’lijk stuk bestond en Holland’s landen binnenvalt en brandschat zijnen grond; Remco Campert Schrijver Voordat die aanspraak maakt op eer en zulk Germaansch gerief ons volk dwong onder zijn beheer en plunderde als een dief. De Rattenvanger van Berlijn pijpt nu zijn melodie, zoo waar als ik straks dood zal zijn de liefste niet meer zie en niet meer breken zal het brood en slapen mag met haarverwerp al wat hij biedt of bood die sluwe vogelaar. Ik zie hoe’t eerste morgenlicht door ‘t hooge venster draalt. Mijn God, maak mij het sterven lichten zoo ik heb gefaald gelijk een elk wel falen kan, schenk mij dan Uw gena, opdat ik heenga als een man als ‘k voor de loopen sta. Jan Campert Gedenkt die deze woorden leest mijn makkers in den nood en die hen nastaan ‘t allermeest in hunnen rampspoed groot, gelijk ook wij hebben gedacht aan eigen land en volk er daagt een dag na elken nacht, voorbij trekt iedre wolk. 21 22 Weg van de aarde Samantha Groenestein Weg van de aarde Vliegen zullen zij, weg van deze aarde. Een plek die de oorlog openbaarde. Overwinningsvlaggen die tevoorschijn zullen komen, de kruisen die te voorschijn worden gehaald, het bloed dat langs de aarde naar beneden zal stromen, en de dood die ons heeft ingehaald. De vogels die in het teken van de vrijheid staan, vliegen weg van de aarde, ver hier vandaan. Op zoek naar de vrijheid ver van deze plek, op zoek naar een andere wereld, een nieuwe stek. Waar het leven respectvol zal zijn. Zonder discriminatie, zonder pijn. Konden wij maar met ze mee. Weg vliegen over land, over zee. Er is niets wat we kunnen doen. Het doden aantal dat stijgt naar een miljoen. Verstoppen dat is wat de mensen doen. Maar geen plekken die aan bescherming voldoen. Wachtend tot de hulp zal arriveren. En deze over de vijand zullen regeren. 4 & 5 mei dat zijn de dagen. Dat we terug denken aan deze sterfdagen Samantha Groenestein 23 24 Free Charlotte Lammertsma Free Heart beats without fear and being afraid someone will hear Free to breath Free to cry Free to live Free to fly Free to bloom Free to die Missing and craving watching them waving lonely like the sea but finally Free Charlotte Lammertsma 25 26 The Newborn Fleur van Riemsdijk Darkness Down Covered in dark clothes thick fur darkness won’t surrender A spark tiny and bright illuminates its sight rising from the dark Wall of fire orange, yellow, red taking down the dead that once covered desire For so many years now again the light’s rising melting away the thick dark icing and the newborn bird appears Fleur van Riemsdijk 27 28 Tijger Fay Beening Tijger Een tijger heeft misschien een vriendelijk uiterlijk alleen, het is en blijft een roofdier. Sommige mensen zijn niet helemaal wijs, die schieten dan gewoon zo’n mooie tijger naar het einde van zijn paradijs gebruiken hem dan voor een kleedje op de grond een mooie tijger die laatst nog in de jungle stond. Er worden al veel tijgers gered van de dood, maar nog steeds niet allemaal want de jagers zijn te groot. Maar ooit, ooit zul je zien dan zullen tijgers tijgers blijven, misschien. Fay Beening 29 30 Luctor et Emergo Laura Booij Vluchtende vrijheid Zal vrijheid ons ooit zo vasthouden, zo koesteren, zo liefhebben als een moeder, zal het ons loslaten en laten wegteren tot op het bot Vrijheid hoort te zijn als een genot het doet pijn, als het wegvliegt van je gevangen in een ondoordringbare muur van vlammen Wat te doen als er geen hoop meer is, geen toevlucht terwijl de vlammen toenemen zal de angst rustig in slaap vallen langzaam pijnloos, voor eeuwig Laura Booij 31 32 You can’t catch beauty Mart Strackx 33 36 Vrijheid geef je door Redactie Pieter Broertjes Margot Kistemaker Organisatie Sonja Mignon Henk Mreijen Met dank aan Comenius college en scouting Zuiderkruisgroep Vormgeving en ontwerp Frans van Brakel Lino´s leerlingen Comenius College Beeld vooromslag J.A.C.B. Verschure uit Foto´s
© Copyright 2024 ExpyDoc