273751 (7.62MB)

Hydraulische
Randvoorwaarden
Praktische rekenwaarden voor de
toetsing van de veiligheid van
primaire waterkeringen
Mn,ster,e van Verkeer en waterntaat
Rijksvvaterstaat
333
Ritkswat- aU
.\
Rijksinstituut voor
Integrasi Zoetwaterbefleer en
Afvalwaterbehand e ; ing
Docurnentje
Postbus 17
8200 AA Le'ystad
Hydraulische Randvoorwaarden
Praktische rekenwaarden voor de toetsing van de veiligheid
van primaire waterkeringen
Rijkswaterstaat
Dienst Weg- en Waterhouwkunde
Rijksinstftuut voor Integraa' Zoetwaterbeheer en
Afvalwaterbehandeling / RIZA
Riiksiristituut voor Kust en Zee / RIKZ
Colofon
Deze brochure is verschenen naar aanleiding van de publicatie van de
1 Iydraulische Randvoorwaarden 2001. 1-let is een gezamenlijke
uitgave van drie specialistische diensten van Rijkswaterstaat: de
Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DW\V), het Rijksinstituut voor
Integraal Zoetwaterbehcer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) en het
Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ).
Auteurs: Maaike Ritzen en Ard Wolters (heiden DWW), Herhert
Berger (RIZA), jan-Willem Seijifert (RIKZ) en Daau Rijks (DHV)
Redactie: Daan Rijks (DHV)
Foto's: AGT afd. Multimedia en DWW AK
Opmaak en druk: Nivo, Delft
Informatie en bestellingen:
Helpdesk Waterkeren
Postbus 5044
2600 GA Delft
Tel.: 015-251 8450
E-mail: [email protected]
Internet: www.waterkeren.nl
Inleiding
Nederland woont en werkt achter een uitgebreid stelsel van waterkeringen die het land bij hoogwater tegen overstroming beschermen.
De veiligheid van miljoenen Nederlanders en het behoud van miljarden euro's aan investeringen hangt af van de mate waarin de dijken,
duinen, dammen, sluizen en kades binnen dit stelsel aan de gestelde
normen voldoen.
Het ligt voor de hand dat dit regelmatig wordt gecontroleerd. Toch
vonden controles tot voor kort op een nogal onregelmatige basis
plaats. Doordat hij controles vaak verschillende rekenmethodes en
uitgangspunten werden gehanteerd, waren ze bovendien soms nau welijks onderling te vergelijken.
Dc Wet op dc waterkering (1996) heeft hier verandering in gebracht.
In de Wet zijn 57 dijkringgebieden aangewezen, die door een aaneengesloten reeks primaire waterkeringen worden omringd en beschermd. Voor elke dijkring is een norm bepaald, die het veiligheidsii iveau aangeeft waaraan de pri niaire waterkeringcn van de
betreffende dijkring moeten voldoen. Iedere vijf jaar wordt sindsdien
getoetst of de primaire waterkeringen nog aan de gestelde norm
voldoen.
Om te kunncii toetsen, wordt de norm vertaald naar hydraulische
randvoorwaarden: dc waterstanden, golven en andere factoren die de
primaire waterkeringen belasten. Deze hydraulische randvoorwaarden vormen de basis van de berekeningen waarmee wordt getoetst of een waterkering nog de vereiste sterkte en stabiliteit bezit of
dat er maatregelen moeten worden genomen. De hydraulische randvoorwaarden spelen dus een doorslaggevende rol bij liet beoordelen
van de veiligheid tegen overstromingen van ons land. Deze brochure
beschrijft ze per watersvsteem en hebt toe hoe ze totstandkomen.
1. De achtergrond
PrioiaireterkeriiigWaterkeringen zijn constructies of natuurlijke, hooggelegen gebie-
den, zoals dijken, dammen, duinen en sluizen niet een waterkerende functie. Als een waterkering onderdeel is van een ononderbroken
reeks rondom een dijkringgebied, of vöÖr een dijkringgebied ligt,
spreekt men van een primaire waterkering. Er zijn ook primaire
waterkeringen die dijkringen met elkaar verbinden.
Een groot deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. Primaire naterkeriiigeii beschermen het land tegen overstroming door de
Noordzee, de grote rivieren, het Ijsselmeer en liet Markerineer. Maar
hoe hoog en sterk moet een waterkering daarvoor zijn? En waarop is
dit gebaseerd? Die vragen zijn niet te beantwoorden zonder een korte
terugblik op de oorsprong van de huidige waterkeringsfilosofic: de
watersnoodramp van februari 1953.
De Deltacommissie
De Deltacommissie, die kort na de ramp in 1953 werd opgericht, is
vooral bekend van het Deltaplan, dat in 1960 werd gepiesenteerd. Maar
de commissie (leed in datzelide jaar ook enkele andere aanbevelingen.
Eén daarvan vormt ook nu nog de basis van de Nederlandse benadering
van veiligheid tegen overstroming. De Deltacommissie concludeerde
dat het onmogelijk is een dijk te bouwen die zÔ hoog is dat overstroming helemaal uitgesloten kan worden, en stelde voor om overstromingen niet een zeer kleine kans van voorkomen te accepteren.
J,* •'L
De vraag was vervolgens: welke kans willen we nog accepteren? Bij het
beantwoorden van die vraag moesten allerlei lactoren worden meegewogen, zoals de kosten van aanleg en onderhoud van een waterkering en de economische schade als deze t6ch overstroomt. Zo werd als
norm voor Centraal Holland gesteld dat een waterstand bij Hoek van
Holland van vijf meter hoven NAP nog veilig gekeerd zou moeten
worden. De overschrijdingsfrequentie van deze waterstand voor
Centraal Holland is 1/10.000. Deze waterstand is 1,15 meter hoger
dan de hoogst gemeten waterstand tijdens de watersnoodramp.
Overschridi;igs- Jrcqiientic Een overschrijdingsfrequentie beschrijft liet gemiddeld aantal
keren in een bepaalde tijd dat een verschijnsel een zekere waarde
bereikt of overschrijdt. Een overschrijdingsfrequentie van
1/10.000 geeft dus aan dat een waterstand gemiddeld eens in de
10.000 jaar voorkomt, oftewel dat de kans erop 1 op 10.000 per
jaar is. Overigens is deze kans elk jaar opnieuw even groot. De
kans dat iemand tijdens zijn leven een waterstand van 1 / 10.000
per jaar meernaakt is ongeveer 1%. Voor andere normen bedraagt
die kans ongeveer 2,5% (1/4.000 per jaar), 5 9/6 (1/2.000 per jaar)
en 8% (1/1.250 per jaar).
In andere provincies, waar de economische schade bij overstroming
ldeiner zou zijn, moesten waterkeringen een waterstand van 20 of 40
centimeter lager nog veilig kunnen keren, resulterend in een norm van
1/2.000 of 1/4.000 per jaar. langs de bovenrivieren werd de norm na
maatschappelijke protesten tegen de voorgenomen grootschalige dijkverbeteringen later vastgesteld op 1/1.250 per jaar. 1-let verrassingseffect
van overstroming in deze gebieden is kleiner, en de schade van een
'zoete' overstroming is beperkter dan die van overstroming vanuit zee.
I)ijkriiiggebu'd
Een dijkringgebied wordt omsioten door een reeks watcrkeringen
of hoge gronden, die liet gebied tegen overstroming beschermen.
Wet op de waterkering
In de Wet op de waterkering uit 1996 zijn alle overstroniingsgevoelige gebieden opgedeeld in dijkringgebieden. Voor elk dijkringgebied is
een 110)?)) vastgelegd, variërend van 1/1.250 per taar langs de grote rivieren tot 1 / 10.000 per jaar voor dijkringgebied 14: Centraal Holland.
De norm zegt echter iets over liet besehermingsniveau van liet achterland, maar niet direct over de vereiste hoogte of sterkte van de waterkering. Om het veiligheidsniveau van de waterkeringen te kunnen
t ,rb,,uIe,idc l%'tilerkcringoi
Voor primaire waterkeringen die dijkringgebieden met elkaar verzoals de Afsluitdijk, zijn geen aparte normen vastgelegd.
Bij de toetsing van deze waterkering wordt gekeken naar de veiligheidsnorm van de achterliggende dijkringgebieden.
toetsen, moeten de normen dus worden vertaald in waterstanden cci
golfomstandigheden, die de waterkeringen nog moeten kunnen
weerstaan: tic, lii'liinihsclic raudvoorwiiaide,i.
Hylu'nnul-Hydraulische randvoorwaarden is de verzamelterm voor alle
OOi raudc,i belastingsfactoren waarmee primaire waterkeringen op veiligheid
worden getoetst. De belangrijkste daarvan is de waterstand. Andere
factoren zijn bijvoorbeeld windgolven en waterstandsverlopcn.
De hydraulische randvoorwaarden worden conform de Wet op de
waterkering eens in de vijf jaar door de minister van Verkeer en
Waterstaat gepubliceerd. In 1996 verscheen dc eerste editie. Op basis
daarvan zijn tussen 1997 en 2001 alle primaire waterkeringen getoetst. Inmiddels zijn de l-lvdraulische Randvoorwaarden 2001 gepubliceerd, hetgeen de basis vormt voor de tweede toetsronde
(2002-2006). De eerstvolgende editie zal in 2006 worden vastgesteld.
De hydraulische randvoorwaarden zijn bedoeld voor een toetsing
van waterkeringen aan de maatgevende omstandigheden in de
actuele situatie. Ze houden dus géén rekening met toekomstige
klimaatverandering. Bij dijkverbctering wordt daar natuurlijk wel
rekening mee gehouden.
l)e hydraulische randvoorwaarden worden elke vijf jaar opnieuw berekend. Dat gebeurt volgens methoden en technieken dic in het vakgebied breed zijn geaccepteerd. Ook wordt daarbij rekening gehouden met cle opgetreden zeespiegelstiiging, de nieuwste inzichtcn ten
aanzien van extreme rivierafvoeren en de actuele bodemligging. De
uitkomsten worden vervolgens door de minister van Verkeer en
Waterstaat vastgelegd in de Hyilia 1 disc/te Rai uh 'oorivaa is/en voor li0
tOd'tSei i in ii Pri,, ui iie t Vn terkeri, igei i.
Toetsen op veiligheid
Elke vijf jaar toetsen de waterkeringbeheerders (meestal de waterschappen) of de kcringen cle hydraulische randvoorwaarden nog
kunnen weerstaan. Alle toetsingen verlopen volgens hetzelfde proces,
Nederland
Veiligheidsnorm
per Dijkringgebied
--
-
-
namrkgebed
14
2.
22
Duitsland
- -
32
België
-
dat is vastgelegd in het Voorschrift Toetsen op Veiligheid. De minister
verzamelt de toetsingsresultaten en rapporteert ei -over aan de Eerste
en Tweede Kamer.
Als een waterkering niet aan de norm voldoet, moeten er maatregelen
worden genomen. I)e traditionele aanpak is om de dijk te verhogen,
maar tegenwoordig wordt ook nadrukkelijk naar andere alternatieven gekeken. De combinatie van steeds hogere dijken en een dalende
bodem betekent immers dat hls er ondanks verhogIng een keer een
overstroming plaatsvindt, de waterdiepte in dc polder toeneemt, met
ineer schade en slachtoffers tot gevolg. En in plaats van de dijk aan
een waterstand aan Ie passen, kan het ook andersom: in het project
Ruimte voor de Rivier streeft men naar lagere hoogwaterstanden
door de rivier te verbreden of uiterwaarden af te graven. Volstaan
8
zulke maatregelen niet, dan zal dc waterkeri ii g natuurlijk alsnog
worden verhoogd.
Watersystemen
De manier waarop svaterkeriuen worden belast, verschilt per watersysteem: keringen langs de Noordzeekust worden vooral door golven
geteisterd, terwijl keringen langs de rivieren niet name worden belast
door hoge waterstanden. De golven op zee worden vooral veroorzaakt
door de svind, terwijl de hoge waterstanden op de rivieren door een
grote afvoer worden veroorzaakt. Waterkeringen langs meren hebben
weer meer te duchten van een combinatie van door de wind veroorzaakte golven en het ineerpeil.
Dc hydraulische randvoorwaarden maken onderscheid tussen drie
hoofdwatersvstemen (rivieren, nieren en zee) en twee overgangsgebieden (de benedenrivieren en de delta's).
De volgende hoofdstukken beschrijven per watersysteem wat de
belangrijkste bron van gevaar is, hoe de waterkeringen worden belast
en hoe de hydraulische randvoorwaarden voor dit systeem worden
berekend.
2. Het bovenrivierengebied
1-let bovenrivierengebied omvat het (Nederlandse) deel van de Rijn en
de Maas dat niet wordt beïnvloed vanuit de Noordzee of het Ijsselmeer.
De belangrijkste bron van gevaar is een hoge rivierafvoer (kortweg
afvoer): de hoeveelheid water die per seconde door de rivier stroomt.
Als deze sterk aanzwelt, bijvoorbeeld hij zware re( ,enval en/of door veel
smeltende sneeuw iii het hovenstrooms gebied, kunnen de waterstanden zo hoog worden dat de waterkeringen worden bedreigd.
mnalgo'clide t1fi'ocr
De maatgevende afvoer is de afvoer (in kubieke meters per seconde)
die hoort hij de vastgestelde norm voor het bovenrivierengebied
(1/1.250 per jaar).
De berekening
De norm voor het bovenrivierengebied is 1 / 1.251) per jaar, de waterkeringen moeten dus een waterstand met deze kans kunnen weerstaan (het toetspeil). De meest fundamentele hydraulische randvoorwaarde in het hovenrivierengebied is kortom de afvoer met deze
overschrijdingskans van 1 / 1.250 per jaar: de uzaatgevende afvoer.
Maatgevende afvoer
Deze maatgevende afvoer wordt berekend aan de hand van rneetgege_
vens van afvoeren bij lobith (voor de Rijn) en Borgharen (voor de
Maas). Bij het beoordelen van deze gegevens wordt rekening gehouden met grootscheepse rivierwerken die de afgelopen jaren /ijn uitgevoerd. Met behulp van statistische berekeningen wordt vervolgens de
afvoer bepaald met een kans van voorkomen van 1/1 .250 per )aar. In
de Hydraulische Randvoorwaarden 2001 zijn de maatgevende
afvoeren vastgesteld op 16.000 m/seconde voor de Rijn bij Lobith en
3.800 ni 31seconde voor de Maas hij Borgharen.
Dit is een forse toename ten opzichte van de vorige hydraulische
randvoorwaarden (uit 1996), toen dc maatgevende afvoeren nog
respectievelijk 15.000 m/seconde en 3.65t) ni /seconde bedroegen. In
2001 is echter gebruik gemaakt van een langere meetreeks, waarin
ook de hoogwaters van 1993 en 1995 zijn opgenomen. Deze twee extreme hoogwaters werken sterk door in de uitkomsten van de
statistische berekeningen.
Toe tspe /
Welke waterstand wordt bereikt hij dc maatgevende afvoer verschilt
im
per locatie en hangt af van de bodemligging, de breedte van liet
zomerbed en de uiterwaarden, of er obstakels iii de rivier liggen en
hoeveel weerstand het stromende water ondervindt van de bodem.
-dL
nt
- -
1 i :
*
Om liet toetspeil te berekenen, is de hele rivier in een coniputermodcl
nagebouwd. Dit hydraulische model wordt zonodig aangepast aan
een veranderde hodemligging of een andere situatie in de uiter waarden. Nadat de maatgevende afvoer is ingevoerd, berekent liet
model voor elke locatie liet bijbehorende verloop van de waterstand.
De hoogste berekende waterstanden worden als toetspeil vastgesteld.
7oetspcil
Het toetspeil is de waterstand die hoort bij de vastgestelde norm
voor een bepaalde waterkering. Deze is sterk plaatsafliankelijk. 1-let
toetspeil wordt meestal op enige afstand van de dijk berekend. 1-let
is mogelijk dat dit in de toekomst aan de teen van dc dijk zal worden berekend. De beheerders kunnen hij toetsing, rekening houdend niet lokale omstandigheden, vervolgens de waterstand aan de
teen van de dijk berekenen die met het toetspeil overeen komt.
Op ééii punt wijken de Hydraulische Randvoorwaarden 2001 af van
de werkelijkheid. De berekcniiigen zijn namelijk gebaseerd op de afvoerverdeling van Rijnwater over Waal, Nederrijn en Ijssel zoals deze
in de l-lydraulisclie Randvoorwaarden 1996 was opgenomen. De verkelijke afvoerverdeling is momenteel echter anders. Willen dc
hydraulische randvoorwaardcii de werkelijkheid weerspiegelen, dan
niocten er hij de verschillende splitsingspunten dus werken worden
ii
uitgevoerd om het water alsnog volgens de afspraken te verdelen. Bij
toekomstige edities van de randvoorwaarden wordt waarschijnlijk de
werkelijk te verwachten afvoerverdeling gebruikt.
BoIemriiwhe,d -r
Van de factoren die de waterstand in een rivier beïnvloeden, is de
ruwheid van de bodem het lastigst te bepalen. Om dit te kunnen
doen, wordt meestal een historisch hoogwater in het computermodel gesimuleerd, zoals dat uit 1995. De uitkomsten hiervan worden dan vergeleken met de daadwerkelijk gemeten waterstanden.
Aan de hand van de verschillen kan de werkelijke ruwheid van de
bodem worden ingeschat.
1 J
12
3. Het benedenrivierengebied
Het henedenrivierengebied is het deel van de Maas en Rijn dat door
de zee wordt beïnvloed. Ook hier vormen hoge waterstanden de
belangrijkste belasting op de waterkeringen. Deze waterstanden
worden echter niet alleen bepaald door rivierafvoeren, maar ook
door de waterstanden lanijs de kust. Bij storm op zee nemen de waterstanden ver landinwaarts toe, al wordt het grootste deel van het
benedenrivierengebied tegenwoordig beschermd door de
Haringvlietsluizen en de stormvloedkeringen in de Nieuwe Waterweg
en het Hartelkanaal. Daar staat tegenover dat de stormen zelf vaak
ook over het beneden risierengebied cl rijven, waardoor het water
extra wordt opgestuwd en een forse golislag ontstaat.
De waterstand in liet benedenrivierengehied wordt dus bepaald door
allerlei factoren: de Rijnafvoer, de Maasafvoer, de waterstand op zee,
de windsnelheid en -richting en het al dan niet geopend zijn van de
stormvloedkeringen. Dat betekent dat een kritieke \vaterstandl op
allerlei manieren kan worden bereikt. De combinatie van een harde
storm met een grote afvoer kan dezelfde waterstand tot gevolg hebben als een extreme afvoer bi) windstilte. Naast de kans van voorkomen van bijvoorbeeld een extreme storm of afvoer, moet ook naar de
samenhang tussen de verschillende factoren worden gekeken. Bij een
hoge watei'stand op zee is de kans groot dat liet boven liet benedenrivierengebied hard waait. Is de Rijnafvoer extreem hoog, dan kan
tevens een behoor! ijke Maasafvoer worden verwacht.
-.
, .-.
13
----
De berekening
Met behulp van een computermodel kan voor elke willekeurige combinatie van rivierafvoeren, waterstand op zee en wind voor elke gewenste locatie cle waterstand worden berekend.
Aangezien er meerdere combinaties zijn waarbij dezelfde kritieke
waterstand kan worden bereikt is dit niet voldoende. I)aarom wordt
in een prohabilistiscli computerniodel (Hydra-B) nagegaan welke
combinaties dezelfde waterstand opleveren. Vervolgens wordt, met
gebruikmaking van veel statistiek, voor elke kritieke waterstand de
bijbehorende overscbrijdingsfrequentie berekend. l)e waterstand clie
hoort bij de norm wordt dan het toetspeil.
Vooral op het Haringvliet en het Hollandsch Diep zijn svindgolven,
die een zware belasting op de waterkeringen kunnen betekenen, van
belang. Om de belasting door windgolven nice te kunnen nemen in
de toetsing wordt een soortgelijke berekening als voor het toetspeil
gemaakt, maar dan voor waterstanden en golven gezamenlijk. Het
eindresultaat van de berekening is dan geen toetspeil, maar een
benodigde dijkhoogte. In deze benodigde dijkhoogte is dus het
gecombineerde effect van waterstanden en golven meegenomen.
1
p
41
14
4. De IJsseldelta
I)e lJsseldelta is het meest benedenstroomse deel van de Ijssel, tussen
1-lattem en het Ijsselmeer. De belangrijkste belasting op de waterkering is hier de waterstand, en deïe wordt net als in het benedenri
vierengebied door verschillende factoren bepaald. De meest voor de
hand liggende /ijn de Rijnaf\ oer en liet peil in het 1 Isselmeer. Ook de
wind speelt een belangrijke rol: opwaaiing van 1 Jsselmeerwater kan tot
waterstandsverhogi ngen van enkele decimeters in de 1 Jsseldelta Leiden.
De berekening
Momenteel wordt voor de IJsseldelta eenzelfde soort coniputerniodel
ontwikkeld als wor het benedenrivierengebied wordt gebruikt. In
afwachting daarvan is voor de Hydraulische Randvoorwaarden 2001
de zogenaamde 'verhanglijnenmethode' gebruikt. Daarbij wordt eerst
niet tssee aparte berekeningen de invloed bepaald die de Rijnafvoer
en de combinatie IJsselmeerpeil/wind op de waterstanden in de
Ijsseldelta heeft. Daarna wordt een inschatting gemaakt van het
gecombineerde effect op de waterstand, waarna het toetspeil wordt
bepaald.
r
15
5. De Vechtdelta
De Overijsselsc Vecht (voor zover zich daar primaire waterkeringen
bevinden), het Zwarte Water en het Zwarte Meer vormen samen de
Vechtdelta: een Soort miniatuurversie van de Rijn en het benedenrivierengebied. De waterstand wordt er bepaald door de rivieratvoer,
het Ilsselmeerpeil en de wind. De keersluis bij Ramspol vervult in de
Vechtdelta dezelfde functie die de stormvloedkeringen voor het benedenrivierengebied hebben.
De berekening
De berekeningen van de Hydraulische Randvoorwaarden 2001 zijn
voornamelijk gemaakt lilet een hydraulisch en een probabilistisch
model die in 1994 zijn ontwikkeld voor de bouw van de keersluis hij
Ramspol. Deze modellen zijn inmiddels echter verouderd.
Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw model met dezelfde opzet
als de modellen voor het benedenrivierengebied en de lJsseldelta.
1
-?
-_-
.
II
S
.—
.
1h
iL
16
6. De meren
In de voormalige Zuiderzee liggen twee grote waterbekkens waarlangs
primaire waterkeringen lopen: het Ijsselmeer en het Markermeer.
1 )eze waterkeringen worden belast door een combinatie van hoge waterstanden en golven. Dc bepalende factoren hierbij zijn het meerpeil
en de wind.
Wind zorgt voor verhoogde waterstanden en veroorzaakt golven.
Naarmate de wind harder en over grotere afstanden waait, nemen
zowel waterstand als golfsiag toe.
Het meerpeil wordt bepaald door de aan- en afvoer van water. Vanuit
de Ijssel, het Zwarte Meer en verschillende poldergeinalen worden
grote hoeveelheden water naar het Ijsselmeer gevoerd. Het meeste
water wordt via de spuislnizen in de Afsluitdijk weer afgevoerd. Bij
aanhoudende noordenwind zijn de waterstanden in de Waddenzee
echter te hoog om te kunnen spuien en kan het Ilsselrneerpeil sterk
oplopen. t)e toevoer naar het Markermeer is een stuk kleinei, en kan
zonder veel problemen via met name het Noordzeekanaal worden afgevoerd.
De berekening
De situatie in de nieren is nagebootst in een h dranlisch computermodel, dat voor allerlei verschillende combinaties van meerpeil,
windsnelheid en windrichting voor elke gewenste locatie de water-
17
stand én de golven berekent. Voor al deze combinaties wordt nagegaan welke dijkhoogte nodig is om de betrefhnde waterstand en golven veilig te kunnen keren. Aangezien er meerdere combinaties zijn
waarbij dezelfde benodigde dijkhoogte wordt berekend, is er nog een
vervolgstap nodig. In een prohabilistisch model ( l-Iydra-M ) wordt,
met gebruikmaking van veel statistiek, voor elke dijkhoogte de bijbehorende overschrijdingsfrequentie berekend. De dijkhoogte die hoort
bij de norm is dan de vereiste dijkhoogte voor de toetsing. De herekeningswijze komt in hoofdlijnen overeen met die voor de benedenrivieren.
-----m
_---:
18
7. Zee en estuaria
Storoiv/ocd
Een stormvloed is een combinatie van storm en de hoogwaterfase
van het getij. Bij extreem hoge waterstanden is in de praktijk altijd
sprake van deze combinatie.
Dc belasting van primaire waterkeringen langs zee en estuaria komt
geheel voor rekening van zware swroii'loedeii. Die zorgen tidens de
eb- en vloedcyclus voor extreem hoge waterstanden én voor zware
golven die op de waterkering beuken. De goifbelasting is het grootst
langs de 'gesti-ekte kust: de westkust van de ZeeLisvSe eilanden, de
Hollandse kust en de Noordzeezide van de Waddeneilanden. Hier
worden de golven niet door ondiepe gedeelten gedempt of door
eilanden gebroken. In de Waddenjee en Westerschelde zijn de golven
over het algemeen minder boog.
De belangrijkste oorzaak van een stormvloed is de wind. ioch produceert de zwaarste storm niet noodzakelijkerwijs de zwaarste stormvloed. Het type storm en de b -an die de depressie volgt, spelen ook
een belangrijke rol. Pas--als er boven de hele Noordzee een langdurig,
uitgestrekt windveld met noordwesterstorm ligt, leidt dit tot hoge
wateistanden langs de Nederlandse kust.
19
Minder ZIVirC golivii De Oosterscheldekering zorgt voor lagere waterstanden en minder
op de Oooeisclielde zware golven in het achterliggend gebied. Maar de stormvloed-
kering sluit de zeearm niet helemMl af, en windgolven blijven de
waterkeringen langs de Oosterschelde belasten. Daarom worden
deze keringcn toch tot de primaire waterkeringen gerekend en
worden er hydraulische randvoorwaarden voor opgesteld.
De berekening
Voor de primaire waterkeringen langs zee en estuaria gelden twee
typen hydraulische randvoorwaarden: voor de waterstanden worden
toets- en rekcnpeilen opgesteld; voor de goifbelasting worden de golf hoogte, -periode en -oploop berekend.
WaLerstandeii:/oets- en tekenpe//en
Doordat hoge waterstanden door zoveel verschillende factoren worden bepaald, is het niet eenvoudig om puur op basis van windgegevens de waterstanden te berekenen die bij dc norm horen. In de
praktijk gebruikt men daarom meetreeksen van waterstanden. Uit die
meetreeksen zijn waterstanden berekend die in 1985 een overschrijdmgskans van 1/10.000 per Jaar hadden. Na het toepassen van enkele correcties leverde dit een reeks toetspeilen op.
20
Co,u'ciu' tûeispc'ilcii Op de basispeilen met een ovcrschrijdingskans van 1/10.000 per
jaar worden twee soorten correcties toegepast: voor economische
reductie en getijhoogwaterstijging.
Econoonsc/ie rr'dnciir' is het aanpassen van het basispeil aan het
minder hoge veiligheidsniveau dat in minder dicht bevoikte en
geïndustrialiseerde regio's is vereist. In deze gebieden, waar de
potentiële schade minder groot is, volstaan normen van 1/4.000 of
1/2.000 per jaar.
Getij/ioogwatersiijgoig is de systematische toename van de hoogwaterstandcn. Uit onderzoek is niet alleen gebleken dat over de
afgelopen honderd jaar de gemiddelde zeespiegel is gestegen, maar
dat de stijging van hoogwaterstanden nog groter is. Aangenomen
wordt dat deze hoogwaterstijging ongeveer evenredig doorwerkt in
de hydraulische randvoorwaarden.
Voor duinen wijken de hydraulische randvoorwaarden iets af.
Proefberekeningen met een rekenmodel voor duinafslag laten namelijk zien dat de toetspeilen voor duinen niet volstaan, en dat rekening
moet worden gehouden met mogelijke combinaties van wmndsnelheid, waterstand en golfhoogte. 1)aarorn wordt bovenop dc toetspemlen een toeslag gelegd. Om verwarring te voorkomen worden de
verhoogde toetspeilcn rekenpeilen genoemd. Dit rekenpeil wordt
toegepast in combinatie met de golffioogte op relatief diep water (bij
de NAP -20 m dieptelijn).
Co/fbelastind. Iioodte, periode cii op/oop
De golfbelasting op de waterkering wordt bepaald door de hoogte van
de golven en de periode ervan. Voor de periode geldt bij een langere
periode een langere tijd tussen de golven (en dus een grotere lengte
van de golven ( en daarmee een hogere impuls. De combinatie met de
golfhoogte bepaalt hoe hoog de waterdruk en daarmee de belasting is.
Met golfgroeirnodellen en statistische berekeningen wordt bepaald
welke golfhoogte en -periode bij de norm horen.
De berekeningen worden uitgevoerd op basis van golfmetingen op
vrij diep water (NAP -20 m). Uitgaande van extreme windsnelheden
(van 30 3 35 meter per seconde) en van de waterdmepte tijdens een
stormvloed, berekent het model hoe hoog de golven geiiiiddeld zijn
op het moment dat ze de waterkering bereiken. In werkelijkheid
varieert de hoogte van golven tijdens een storm natuurlijk sterk.
21
Daarom hanteert men de sign ilcante golthoogtc: dc hoogte die door
1 op de 7 golven wordt overschreden. Deze significante golfhoogtc
blijkt in de praktijk vaak overeen te komen met dc inschatting die een
ervaren waarnemer van de golfhoogte maakt.
GoI/)ioogte
15)510
Go/top/up Op de meeste plaatsen langs de Nederlandse kust is voor de
golfgroeirnodellen gebruik gemaakt van golfrnetingen. Voor de
Westerschelde, Oosterschelde en Waddenzee, waar de golfgegevens
vaak gebaseerd zijn op oude rapporten, is deze informatie niet altijd
voorhanden. Sommige rapporten zijn namelijk niet gebaseerd op
golfmetingen maar op vlocdnierkwaarneiningen. Dit zijn hoogtebepalingen waarbij men na een storm op de dijkhelling kijkt hoe hoog
het water is gekomen. Dat is af te lezen aan het gras, stro, hout en
allerlei rommel die het water heeft achtergelaten. Voor plaatsen
waarvan alleen vloedmerkwaarnemingen beschikbaar zijn, werken
de modellen niet met golfhoogte, maar met golfoploop: het verschil
in hoogte tussen een bepaalde waterstand en dc tong van het water
dat door golven tegen de waterkering wordt opgestuwd.
1J
-
1
22
,
Voor de goltperiode wordt de term piekperiode gehanteerd. Recent is
gebleken dat de tot nu toe gehanteerde piekperioden te laag zijn voor
de norm; de afgelopen tien jaar zijn ze al vaker gehaald en soms zelfs
overschreden. Maar hoeveel hoger ze moeten zijn, is nog onduidelijk.
De komende tien jriar zal hier uitgebreid onderzoek naar worden
gedaan.
overloop
golfoverslag
23
8. De toekomst
In het ideale geval zijn de instrumenten waarmee de hydraulische
randvoorwaarden worden berekend, zoveel mogelijk uniform van
opzet en maken ze gebruik van moderne en algemeen geaccepteerde
methoden en technieken. Ook beschrijven ze de actuele situatie en
kunnen direct worden gebruikt voor het toetsen van de primaire
waterkeringen volgens het Voorschrift Toetsen op Veiligheid. Ze worden gegeven voor alle primaire waterkeringen, of die nu door de grote
rivieren worden belast, door de zee of door het Ijsselmeer- of het
Markermeer.
Er gebeurt momenteel al veel om bovenstaande visie te verwezenlijken.
De bodemligging van de rivieren en de inrichting van de uiterwaarden
in de verschillende hydraulische modellen wordt geactualiseerd. Er
wordt gewerkt aan een nieuw golfgroeimodel (SWAN) en ian nieuwe
probabilistisehe modellen voor verschillende watersystemen. In 2006
zullen voor het eerst hydraulische randvoorwaarden worden opgenomen voor de verweking van rivierdijken, voor de dijkbekledingen in
verschillende watersystemen en voor lJbLirg en de Eem.
De hydraulische randvoorwaarden kunnen in de toekomst elke vijfjaar
steeds nauwkeuriger worden berekend door de doorontwikkeling van
de modellen en nieuwe inzichten door onder andere metingen aan
bijvoorbeeld golven en rivierafvoeren. Door bij het toetsen van de primaire waterkeringen deze voortdurend verbeterende hydraulische
randvoorwaarden te gebruiken, zal de veiligheid tegen overstromen
van Nederland steeds beter kunnen worden gecontroleerd.
4*~r
24
)
De Dienst Weg- en Waterbouwkunde is de
adviesdienst voor techniek en milieu in de
weg- en waterbouw.
Klantgericht, innovatief, deskundig, gericht op
samenwerking, zakelijk en flexibel zijn de kernbegrippen voor de organisatie. Het werkplezier
van de medewerkers is hierbij essentieel.
Rjjkswaterstaat,
Dienst Weg- en Waterbouwkunde,
Postadres: Postbus 5044
2600 GA Delft
Bezoekadres: Van der Burghweg 1
2628 CS Delft,
Telefoon (015) 25185 18
Telefax:(015) 251 85 55
E-mail: [email protected]
Internet:
www.venwnet.minvenwnl/rws/home/
DWW-2004-015
0