Intern document - vvkso

DIENST
BELEIDSCOÖRDINATIE
Brussel, 18 november 2014
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
contact
auteur
: (VVKBaO) Sarah Walschot, [email protected], 02 507 06 58
(VVKSO) Maarten Balthau, [email protected], 02 507 06 44
(VVKSO) An De Martelaere, [email protected], 02 507 06 37
(VVKBuO) Lieve Van Soom, [email protected], 02 507 06 26
(VVKHO) Bavo Verlackt, [email protected], 02 529 04 13
(VDKVO) Tim Van Aken, [email protected], 02 529 04 99
: Jaak Palmans
Preventie van psychosociale risico’s op school
De nieuwe regelgeving inzake de preventie van psychosociale risico’s op school legt het schoolbestuur op om
•
enerzijds preventieve maatregelen te treffen ter voorkoming van psychosociale risico’s op school; deze
verplichtingen lichten we toe in onderhavige mededeling;
•
anderzijds in procedures te voorzien en deze toe te passen in geval van een verzoek om een psychosocia)
le interventie op school; deze verplichtingen lichten we toe in een afzonderlijke mededeling1 .
De regelgeving die in voege was sedert 2002 en grondig gewijzigd werd in 2007, is weerom in aanzienlijke mate
aangepast. Het nieuw wettelijk kader wordt vastgelegd in de volgende teksten:
•
de wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk2), meer bepaald hoofdstuk
Vbis, dat bijzondere bepalingen bevat betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk
waaronder stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk;
•
het koninklijk besluit betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk3);
•
de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk4).
Strikt juridisch gezien is cao 72 in katholieke scholen enkel van toepassing op niet-gesubsidieerde personeelsleden. Toch verdient het aanbeveling om cao 72 als leidraad te hanteren bij het implementeren van
een antistressbeleid, ook voor het gesubsidieerd personeel.
De nieuwe regelgeving is van kracht sedert 1 september 2014 5). Uiterlijk op 1 maart 2015 dient het arbeidsreglement dienovereenkomstig aangepast te zijn6). In de tussenperiode dient de school in geval van incidenten de
nieuwe regelgeving toe te passen, zelfs indien het arbeidsreglement nog niet aangepast is.
1)
Mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB.14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school.
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
2)
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, Belgisch Staatsblad,
18 september 1996, hoofdstuk Vbis, art. 32/1 bis e.v (hierna de wet welzijn genoemd).
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=1896.
Een tabel met de oude bepalingen (anno 2007) en de nieuwe bepalingen (anno 2014) naast elkaar vindt u hier:
http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41480.
3)
Koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk, Belgisch Staatsblad,
28 april 2014 (hierna KB Psychosociale risico’s genoemd).
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41477.
4)
Cao nr. 72 van 30 maart 1999 betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk.
http://www.nar-cnt.be/ > Welkom > Cao’s per nummer > Cao nr. 72 van 30.03.1999.
5)
KB Psychosociale risico’s, art. 88.
2
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
Inhoud
1
Materieel toepassingsgebied ............................................................................................................... 3
1.1
1.2
1.3
Psychosociale risico’s op het werk .......................................................................................................... 3
Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk ............................................................ 4
Stress op het werk ................................................................................................................................... 6
2
Toepassingsgebied inzake personen ................................................................................................. 7
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Het schoolbestuur.................................................................................................................................... 7
De personeelsleden................................................................................................................................. 7
Andere personen die op school aanwezig zijn ........................................................................................ 7
Wat met leerlingen-stagiairs in een bedrijf of een instelling? .................................................................. 8
Wat met leraren op stagebegeleiding?.................................................................................................... 8
3
Enkele belangrijke actoren en hun rol ................................................................................................ 9
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
De preventieadviseur inzake psychosociale aspecten ............................................................................ 9
De vertrouwenspersoon .......................................................................................................................... 9
De interne preventieadviseur .................................................................................................................. 9
De leden van de hiërarchische lijn en het leidinggevend personeel ....................................................... 9
De met het toezicht belaste ambtenaar ................................................................................................ 10
De arbeidsgeneesheer .......................................................................................................................... 10
4
De verplichtingen van het schoolbestuur ......................................................................................... 11
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
Een preventieadviseur inzake psychosociale aspecten (PAPA) aanstellen ......................................... 11
Eventueel één of meer vertrouwenspersonen aanstellen ..................................................................... 13
Risicoanalyses uitvoeren en preventiemaatregelen nemen.................................................................. 16
Een register bijhouden inzake feiten van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag door
derden ................................................................................................................................................... 19
Psychologische ondersteuning aanbieden in geval van geweld door derden ...................................... 19
De nodige informatie en opleiding verstrekken aan alle betrokkenen .................................................. 20
De contactgegevens en de procedures opnemen in het arbeidsreglement ......................................... 21
5
Sancties ................................................................................................................................................ 22
6
Nuttige informatie op het internet ...................................................................................................... 23
6.1
6.2
6.3
De regelgeving inzake psychosociale risico’s ....................................................................................... 23
Toelichting bij de regelgeving inzake psychosociale risico’s ................................................................ 23
Andere nuttige informatie inzake psychosociale risico’s ....................................................................... 24
Bijlage – Vereiste kennis en vaardigheden van de vertrouwenspersoon
6)
Wet van 28 februari 2014 tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, Belgisch Staatsblad, 28 april 2014, art. 36.
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2014022821&table_name=wet.
3
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
1
Materieel toepassingsgebied
Vergeleken met voorheen wordt de regelgeving uitgebreid tot de psychosociale risico’s op het werk. Geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk worden voortaan beschouwd als bijzondere vormen van
psychosociale risico’s waarvoor een aantal bijkomende bepalingen van toepassing zijn.
1.1
Psychosociale risico’s op het werk
)
Het begrip psychosociale risico’s7 op het werk wordt omschreven als de kans dat een of meer personeelsleden
psychische schade ondervinden die al dan niet kan gepaard gaan met lichamelijke schade. Deze psychische
schade moet het gevolg zijn van een blootstelling aan elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud,
de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden of de interpersoonlijke relaties op het werk. Bovendien moeten deze elementen objectief een gevaar inhouden en moet het schoolbestuur er een impact op hebben.
Bemerk dat deze omschrijving ruimer is dan het begrip psychosociale aspecten dat voorheen gehanteerd werd.
)
Psychische schade kan zich voortaan bijvoorbeeld ook uiten8 in angsten, depressie, burn-out, zelfmoordgedachten, posttraumatische stress, … Op lichamelijk vlak kunnen deze risico’s aanleiding geven tot lichamelijke uitputting, slaapproblemen, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, maag- en darmproblemen, …
De psychosociale risico’s zijn complex, omdat de oorzaken ervan door vele factoren beïnvloed worden en de ge)
varen zich op meerdere niveaus voordoen (deze factoren worden ook wel eens de 5 A’s genoemd9 ):
•
De arbeidsorganisatie: onder meer de structuur van de organisatie, de wijze waarop de taken worden verdeeld, de werkprocedures, de kwaliteitsbewaking, de managementstijl, het algemeen beleid dat in de school
wordt gevoerd.
•
De arbeidsinhoud: dit begrip heeft betrekking op de taak van het personeelslid als dusdanig. Deze categorie
omvat alles wat betrekking heeft op de complexiteit en de afwisseling van de taken, op de emotionele belasting, op de psychische belasting, op de lichamelijke belasting, op de duidelijkheid van de taken.
Voorbeelden van risico’s zijn: te veel werk, te hoog werktempo, te moeilijk werk, te veel verantwoordelijkheid, onduidelijke of tegenstrijdige taakeisen, administratief werk dat als overbodig ervaren wordt, nodeloze
planlast, maar ook te eenvoudig werk, te monotoon werk, te weinig werk, verveling.
•
De arbeidsvoorwaarden: deze omvatten alles wat raakt aan de modaliteiten voor de uitvoering van de arbeidsverhouding, zoals de aard van de overeenkomst, de mogelijkheden tot nascholing, de evaluatieprocedures.
Voorbeelden van risico‘s zijn: onevenwichtig uurrooster, te grote klassen, tewerkstelling op verschillende
vestigingsplaatsen of scholen, weinig loopbaanmogelijkheden, werkonzekerheid.
•
De arbeidsomstandigheden: deze hebben betrekking op de materiële omgeving, zoals de inrichting van de
arbeidsplaatsen, de arbeidsmiddelen, het lawaai, de verlichting, de verluchting, de gebruikte stoffen.
Voorbeelden van risico’s zijn: teveel lawaai, slechte verlichting of verluchting, onaangepaste temperatuur,
gevaarlijke werksituaties, ontbrekende hulpmiddelen.
•
De interpersoonlijke relaties op het werk, niet alleen wat de interne relaties betreft (tussen personeelsleden
onderling, met de leden van het directieteam, …), maar eveneens de relaties met derden (leerlingen, ouders, …), de mogelijkheden tot contact, de communicatie, ...
Voorbeelden van risico’s zijn: slechte wijze van leidinggeven, te weinig medezeggenschap, slechte onderlinge relaties, te weinig steun (in het bijzonder voor beginnende leraren), discriminatie, ongewenste intimiteiten, pesterijen.
7)
Wet welzijn, art. 32/1.
8)
Zie www.werk.belgie.be > Welzijn op het werk > Psychosociale risico’s > Definities.
9)
De vijfde factor, “Interpersoonlijke relaties”, wordt dan “Arbeidsrelaties” genoemd.
4
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
Bovendien moet het gaan om situaties die objectief gezien een gevaar inhouden. Dit betekent dat de subjectieve
ervaring door het individuele personeelslid niet doorslaggevend is. Van zodra de situatie als normaal kan beschouwd worden, kan het schoolbestuur niet verantwoordelijk gehouden worden voor het leed van het personeelslid, zelfs al wordt de situatie slecht beleefd door dit personeelslid, rekening houdend met zijn subjectiviteit
en gevoeligheid.
Ten slotte moet het gaan om elementen waarop het schoolbestuur een impact heeft. Het schoolbestuur moet
dus de mogelijkheid hebben om in te werken op het gevaar en op de factoren die kunnen bijdragen tot de totstandkoming van de schade. Zo heeft het schoolbestuur bijvoorbeeld geen enkele impact op de atypische persoonlijkheid van een personeelslid of op de oorzaak van een relationeel probleem tussen twee personeelsleden
als deze oorzaak zich in de privésfeer bevindt. Het schoolbestuur heeft daarentegen wel een impact op de gevolgen die deze elementen met zich kunnen meebrengen voor het werk.
1.2
Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk
)
Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk 10 worden voortaan beschouwd als bijzondere
gevallen van psychosociale risico’s waarvoor een aantal bijkomende bepalingen van toepassing zijn.
1.2.1
Geweld op het werk
Geweld op het werk is elke feitelijkheid waarbij een personeelslid of een andere persoon waarop deze regelgeving van toepassing is (zie punt 2), psychisch of fysiek wordt bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het
werk.
Geweld op het werk uit zich hoofdzakelijk door handelingen die op een bepaald ogenblik gesteld worden, zoals
bedreigingen, fysieke agressie (bijvoorbeeld directe slagen) of verbale agressie (bijvoorbeeld beschimpingen,
beledigingen, plagerijen,…).
Geweld op het werk kan zich ook buiten de school voordoen, bijvoorbeeld indien een leraar tijdens een extramurosuitstap, een externe vakvergadering of een studiedag het slachtoffer is van fysieke agressie door derden.
1.2.2
Pesterijen op het werk
Pesterijen op het werk omvatten doorgaans de volgende elementen:
•
Het gaat om een onrechtmatig geheel van meerdere gelijkaardige of uiteenlopende gedragingen.
De individuele gedragingen op zich kunnen, maar hoeven niet noodzakelijk onrechtmatig te zijn opdat er
sprake zou zijn van pesterijen. Men dient een geheel van gedragingen in aanmerking te nemen waarbij de
gedragingen individueel genomen als onschuldig kunnen worden beschouwd maar waarbij de opeenstapeling ervan leidt tot een aantasting van de persoonlijkheid, de waardigheid, …
•
Deze gedragingen vinden plaats gedurende een bepaalde tijd.
Een eenmalige gedraging kan nooit als een pesterij geïnterpreteerd worden. Het hoeft echter niet noodzakelijk te gaan om eenzelfde gedrag dat zich herhaalt. Het is voldoende dat de gedragingen – zelfs van verschillende aard – zich voordoen gedurende een bepaalde tijd.
•
Deze gedragingen hebben tot doel of gevolg
–
dat de persoonlijkheid, de waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een personeelslid bij
de uitvoering van zijn werk wordt aangetast,
–
dat zijn betrekking in gevaar wordt gebracht,
–
of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreeerd.
Het moet niet om opzettelijke gedragingen gaan. Het volstaat dat het gedrag een impact heeft op de persoon, zelfs als de dader deze gevolgen niet gewenst heeft.
10)
Wet welzijn, art. 32bis e.v.
5
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
•
Deze gedragingen uiten zich in woorden, bedreigingen, handelingen, gebaren of eenzijdige geschriften.
Bijvoorbeeld via brieven, memo’s, mails, SMS’jes, beeld- of geluidsopnamen, sociale media op het internet.
•
Deze gedragingen vinden binnen of buiten de school plaats.
De pesterijen kunnen zich volledig buiten de school afspelen.
•
Deze gedragingen kunnen een discriminatiegrond inhouden inzake leeftijd, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, sociale afkomst, nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming, geslacht, seksuele geaardheid,
genderexpressie en genderidentiteit.
De eerste drie genoemde elementen – het onrechtmatig karakter van het geheel van de gedragingen, de herhaling ervan in de tijd en de gevolgen ervan – zijn constitutief. Dit wil zeggen dat het essentiële elementen zijn die
noodzakelijkerwijze aanwezig moeten zijn opdat er van pesterijen sprake zou zijn.
We geven enkele voorbeelden van mogelijke pesterijen:
•
Een persoon isoleren door hem te negeren, zijn collega’s te verbieden met hem te praten, hem niet uit te
nodigen op vergaderingen, ...
•
Verhinderen dat een persoon zich uitdrukt door hem voortdurend te onderbreken, hem systematisch te bekritiseren, ...
•
De waardigheid van een persoon aantasten door hem te kleineren, roddels of kwetsend beeldmateriaal over
hem te verspreiden, kritiek te uiten op zijn religieuze overtuiging, zijn afkomst, zijn privéleven, ...
•
Een persoon in diskrediet brengen door hem geen enkele taak te geven, hem enkel nutteloze opdrachten op
te leggen, hem enkel opdrachten te geven die onmogelijk kunnen worden uitgevoerd, hem de nodige informatie voor de uitoefening van zijn functie te onthouden, hem te overladen met werk, ...
Pesterijen tussen leerlingen onderling vallen niet onder deze regelgeving11). Daarvoor verwijzen we naar de specifieke mededeling over dit onderwerp12). Alleszins is het aan te bevelen ernaar te streven de preventie en de
aanpak van pesterijen tussen leerlingen zoveel mogelijk in het kader van het globale zorgbeleid van de school te
benaderen, en zo mogelijk procedures in verband met de psychosociale risico’s op het werk te vermijden.
Ten slotte is het zeer belangrijk op te merken dat de normale gezagsuitoefening van de schoolleiding (schoolbestuur, directie, …) niet gelijkgesteld kan worden met pesten, zelfs niet indien het personeelslid de gezagsuitoefening als onrechtvaardig ervaart13).
1.2.3
Ongewenst seksueel gedrag op het werk
Ongewenst seksueel gedrag op het werk is elke vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of lichamelijk gedrag
met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast of
een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.
Bemerk dat ongewenst seksueel gedrag niet noodzakelijk een lichamelijke component heeft. Bemerk voorts dat
het niet om opzettelijke gedragingen hoeft te gaan: het volstaat dat het gedrag het genoemde gevolg heeft.
Voorbeelden van ongewenst seksueel gedrag zijn: dubbelzinnige opmerkingen of insinuaties, schuine moppen,
tonen of mailen (al dan niet via sociale media) van pornografisch materiaal (foto’s, teksten, video’s, …), compromitterende voorstellen, aanrakingen, verkrachting.
11)
Tenzij het gaat om gelijkgestelde werknemers.
12)
Pesten, cyberpesten en steaming van leerlingen door leerlingen – Preventie en aanpak, mededeling d.d. 20 juli 2007, MVVKSO-2007-038. Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2007/M-VVKSO-2007-038.pdf.
13)
Arbeidshof Luik, 30 mei 2011, R.G. 2010/AN/89.
6
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
1.3
Stress op het werk
Het begrip stress wordt niet door de wet welzijn omschreven. Voor een definitie grijpen we daarom terug naar
cao 72 die stress omschrijft als een toestand
•
die door een groep van personeelsleden als negatief ervaren wordt,
•
die gepaard gaat met klachten of disfunctioneren in lichamelijk, psychisch en/of sociaal opzicht,
•
en die het gevolg is van het feit dat personeelsleden niet in staat zijn om te voldoen aan de eisen en verwachtingen die hen vanuit de werksituatie gesteld worden.
Het gaat dus om de subjectieve inschatting door een groep van personeelsleden van iets dat als negatief wordt
ervaren. Het volstaat niet dat één persoon dit als negatief ervaart.
Het gaat tevens om negatieve gevolgen voor de gezondheid, die wellicht minder subjectief zijn en beter geobjectiveerd kunnen worden. Toch is de relatie tussen gezondheidseffecten en stress op het werk niet altijd zo eenduidig als bijvoorbeeld bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.
Voorts verwijst deze definitie impliciet naar het balansmodel, dat één van de meest gebruikte psychologische
modellen is om stressmechanismen te beschrijven. In dit model wordt gefocust op de balans tussen de eisen
aan en de mogelijkheden van het personeelslid, of de balans tussen “moeten” en “kunnen”.
7
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
2
Toepassingsgebied inzake personen
De regelgeving inzake psychosociale risico’s geldt niet alleen voor het schoolbestuur en de personeelsleden,
maar ook voor sommige leerlingen die gelijkgesteld worden met werknemers en voor de andere personen op
school.
Het schoolbestuur en de genoemde personen dienen zich te onthouden van iedere daad van geweld, pesterijen
en ongewenst seksueel gedrag op het werk14). Bovendien dienen de personeelsleden op positieve wijze bij te
dragen tot het preventiebeleid en zich te onthouden van elk wederrechtelijk gebruik van de procedures15).
2.1
Het schoolbestuur
Als werkgever is het schoolbestuur (of de inrichtende macht) verantwoordelijk voor de implementatie van de
regelgeving inzake psychosociale risico’s op het werk. Meer informatie over deze verplichtingen vindt u in hoofdstuk 4.
2.2
De personeelsleden
Zowel het gesubsidieerd personeel (bestuurs- en onderwijzend personeel, ondersteunend personeel…) als het
niet-gesubsidieerd personeel (klusjesman, poetsvrouw, contractuele boekhouder…) is onderworpen aan deze
regelgeving.
Daarnaast zijn ook de personen die gelijkgesteld worden met werknemers, aan deze regelgeving onderworpen.
Het gaat onder meer om de volgende personen:
•
leerlingen die op school een vorm van arbeid verrichten, met name in het kader van de praktijkvakken (PV),
de kunstvakken (KV) of de beroepsgerichte vorming (BGV);
•
cursisten van een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) die een studiegebied volgen dat het leren
uitoefenen van een beroep als doelstelling heeft;
•
personen die in het kader van een lerarenstage of een LIO-baan werkzaam zijn op school.
Het is dus belangrijk zich te realiseren dat de regelgeving inzake psychosociale risico’s op het werk niet alleen
op personeelsleden, maar ook op sommige leerlingen van toepassing is, met name op de leerlingen die met
)
werknemers gelijkgesteld worden. Zij hebben onder meer toegang tot de wettelijk voorgeschreven procedures16 .
2.3
Andere personen die op school aanwezig zijn
De regelgeving inzake psychosociale risico’s is eveneens van toepassing op alle andere personen die op school
aanwezig zijn en contact (kunnen) hebben met personeelsleden van de school, bijvoorbeeld:
•
leerlingen en hun ouders;
•
pedagogisch begeleiders, onderwijsinspecteurs;
•
personeelsleden van een andere school of een CLB die op school een vergadering bijwonen;
•
externe gebruikers van de infrastructuur van de school, bijvoorbeeld lokale sportverenigingen, cursisten van
het volwassenenonderwijs…;
14)
Wet welzijn, art. 6, 7° en art. 32bis. KB psychosociale risico’s, art. 1.
15)
Wet welzijn, art. 6, 7°.
16)
Zie mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB/14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school.
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
8
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
•
personeelsleden van werkgevers van buitenaf, bijvoorbeeld een loodgieter, een leverancier van dranken,
werknemers van een poetsfirma of een extern cateringbedrijf, werklui op een bouwwerf…
Deze personen dienen zich te onthouden van iedere daad van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag
op het werk ten aanzien van personeelsleden van de school.
Personeelsleden van werkgevers van buitenaf kunnen bovendien gebruik maken van de procedures van de
school indien ze zelf het slachtoffer zijn van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag tijdens hun werkzaamheden op school.
2.4
Wat met leerlingen-stagiairs in een bedrijf of een instelling?
Leerlingen die in het kader van een leerlingenstage werkzaam zijn in een bedrijf of een instelling, worden gelijkgesteld met de werknemers van dat bedrijf of die instelling. Wat de regelgeving inzake psychosociale risico’s op
het werk betreft, hebben ze dezelfde rechten en plichten als de werknemers van dat bedrijf of die instelling. Zij
hebben onder meer toegang tot de procedures inzake geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag die in
dat bedrijf of die instelling van toepassing zijn.
Hetzelfde geldt overigens voor leerlingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) die in het kader
van een persoonlijk ontwikkelingstraject (POT), een beroepsinlevingsovereenkomst (BIO), een individuele beroepsopleiding (IBO), het industrieel leerlingwezen (ILW), … deeltijds aan de slag gaan bij een bedrijf of een
instelling.
2.5
Wat met leraren op stagebegeleiding?
Een leraar die in het kader van stagebegeleiding een bezoek brengt aan een bedrijf of een instelling waar een
stagiair van de school zijn werkzaamheden verricht, wordt in deze context beschouwd als een werknemer van de
school, niet als een werknemer van dat bedrijf of die instelling.
Wat psychosociale risico’s op het werk betreft, wordt hij door het stagebedrijf tijdens de stagebegeleiding beschouwd als “een andere persoon op de stageplaats”. In die hoedanigheid kan hij desgevallend gebruik maken
van de procedures van het stagebedrijf indien hij tijdens de stagebegeleiding zelf het slachtoffer is van geweld,
pesterijen of ongewenst seksueel gedrag.
9
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
3
Enkele belangrijke actoren en hun rol
3.1
De preventieadviseur inzake psychosociale aspecten
Het schoolbestuur dient een preventieadviseur aan te stellen die gespecialiseerd is inzake de psychosociale
aspecten van het werk (hierna PAPA genoemd). Meer informatie hierover vindt u in punt 4.1.
De PAPA moet onderscheiden worden van de preventieadviseur van de interne dienst (zie punt 3.3).
3.2
De vertrouwenspersoon
Het schoolbestuur mag één of meer vertrouwenspersonen aanstellen. In sommige omstandigheden kan het
schoolbestuur hiertoe verplicht worden. Meer informatie hierover vindt u in punt 4.2.
3.3
De interne preventieadviseur
Het schoolbestuur stelt binnen de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) één of
meer preventieadviseurs aan17). De interne preventieadviseur heeft een volledig andere opdracht dan de PAPA.
Hij behartigt immers niet uitsluitend de psychosociale aspecten, maar meer in het algemeen de zeven welzijnsdomeinen18).
3.4
De leden van de hiërarchische lijn en het leidinggevend personeel
3.4.1
De leden van de hiërarchische lijn
De leden van de hiërarchische lijn zijn alle personen die gezag uitoefenen over één of meer werknemers of gelijkgestelde werknemers. In de context van een onderwijsinstelling gaat het om functies zoals directeur, adjunctdirecteur, technisch adviseur-coördinator (TAC), technisch adviseur (TA), coördinator deeltijds onderwijs
(DBSO), internaatsbeheerder19).
Maar ook stagementoren20) en leraren die toezicht uitoefenen op leerlingen die een vorm van arbeid verrichten
(bijvoorbeeld tijdens de praktijklessen) moeten tot de hiërarchische lijn gerekend worden.
De leden van de hiërarchische lijn sporen problemen van psychosociale aard verbonden aan het werk op, hebben aandacht voor signalen die wijzen op zulke problemen en waken over de tijdige behandeling ervan21). Ze
lossen deze problemen niet noodzakelijk zelf op, maar kunnen bijvoorbeeld vragen een risicoanalyse uit te voeren van een specifieke arbeidssituatie (zie punt 4.3.2).
Elk lid van de hiërarchische lijn kan op zijn niveau en voor zijn bevoegdheden strafrechtelijk (mede)aansprakelijk
gesteld worden voor inbreuken op de welzijnswetgeving.
17)
Wet welzijn, art. 33, § 1.
18)
Met name de arbeidsveiligheid, de gezondheid op het werk, de psychosociale aspecten, de ergonomie, de arbeidshygiëne, de verfraaiing van de arbeidsplaatsen en de maatregelen inzake (intern) leefmilieu. Wet welzijn, art. 4, § 1.
19)
Afhankelijk van de afspraken binnen het schoolbestuur kunnen ook andere functies tot de hiërarchische lijn behoren, bijvoorbeeld de algemeen directeur en de graadcoördinator.
20)
21)
Stagebegeleiders oefenen in principe geen toezicht uit op de stagiair en behoren dan niet tot de hiërarchische lijn.
Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun
werk, Belgisch Staatsblad, 31 maart 1998 (hierna KB Beleid genoemd).
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/downloadasset.aspx?id=2140.
10
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
3.4.2
Het leidinggevend personeel
Een bijzondere categorie binnen de hiërarchische lijn vormt het leidinggevend personeel, dit zijn de personen die
belast zijn met het dagelijks bestuur van de onderwijsinstelling en die gemachtigd zijn om het schoolbestuur te
vertegenwoordigen en te verbinden, evenals de personeelsleden, onmiddellijk ondergeschikt aan die personen,
wanneer zij eveneens opdrachten van dagelijks bestuur vervullen. Het gaat dus om de hoogste twee niveaus in
de hiërarchie.
De regelgeving inzake psychosociale risico’s op het werk bevat enkele bijzondere bepalingen met betrekking tot
het leidinggevend personeel. Zo mag een lid van het leidinggevend personeel geen (interne) PAPA zijn (zie
punt 4.1.4).
3.5
De met het toezicht belaste ambtenaar
De regelgeving inzake psychosociale risico’s kent een aantal bevoegdheden toe aan de met het toezicht belaste
ambtenaar. In de praktijk gaat het om leden van de arbeidsinspectie die het toezicht uitoefenen op de naleving
van de wet welzijn en de uitvoeringsbesluiten ervan. Ze ressorteren onder de Algemene Directie Toezicht op het
Welzijn op het Werk (AD TWW) van de Federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal
Overleg (FOD WASO).
De contactgegevens van de externe directies van de arbeidsinspectie vindt u op de website van de
FOD WASO22).
3.6
De arbeidsgeneesheer
De arbeidsgeneesheer23) deelt minstens eenmaal per jaar aan het schoolbestuur en aan de PAPA de elementen
mee die voortvloeien uit de medische onderzoeken in het kader van het gezondheidstoezicht en uit de bezoeken
van de arbeidsplaatsen en die nuttig zijn voor de evaluatie van de preventiemaatregelen (zie punt 4.3.4).
Als de arbeidsgeneesheer tijdens een medisch onderzoek vaststelt dat de gezondheidstoestand van een personeelslid is aangetast en dat dit zou kunnen voortvloeien uit de blootstelling aan psychosociale risico's op het
werk, dan
•
informeert de arbeidsgeneesheer het personeelslid over de mogelijkheid zich te wenden tot de PAPA of de
vertrouwenspersoon;
•
kan de arbeidsgeneesheer de PAPA zelf informeren, indien hij oordeelt dat het personeelslid niet in staat is
zich zelf tot de PAPA te wenden en indien het personeelslid daarmee instemt.
Bovendien pleegt de arbeidsgeneesheer dan, met het akkoord van het personeelslid, overleg met de PAPA over
de mogelijkheden voor ander werk en de maatregelen voor aanpassing van de werkposten.
22)
Surf naar http://www.werk.belgie.be > Over de FOD > Toegang tot de diensten > Toegang tot het Welzijn op het Werk.
Of rechtstreeks http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=6550.
23)
KB Psychosociale risico’s, art. 46 – 48.
11
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
4
De verplichtingen van het schoolbestuur
Volkomen los van elke vorm van incident dient het schoolbestuur permanent een aantal preventieve verplichtingen inzake psychosociale risico’s na te leven:
•
een preventieadviseur inzake psychosociale aspecten aanstellen (4.1);
•
eventueel één of meer vertrouwenspersonen aanstellen (4.2);
•
a priori risicoanalyses uitvoeren en gepaste preventiemaatregelen nemen (4.3);
•
een register bijhouden inzake feiten van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag door derden
(4.4);
•
psychologische ondersteuning aanbieden in geval van geweld door derden (4.5);
•
de nodige informatie en opleiding verstrekken aan alle betrokkenen (4.6);
•
de contactgegevens en de procedures in het arbeidsreglement opnemen (4.7).
Hierna lichten we deze preventieve verplichtingen toe.
4.1
Een preventieadviseur inzake psychosociale aspecten (PAPA) aanstellen
4.1.1
De PAPA aanstellen
Het schoolbestuur is verplicht een preventieadviseur voor psychosociale aspecten (PAPA) aan te stellen24).
Deze PAPA kan zowel binnen de interne dienst als binnen de externe dienst werkzaam zijn. In beide gevallen
dient de preventieadviseur gespecialiseerd te zijn in de psychosociale aspecten van het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag.
Indien het schoolbestuur een interne PAPA aanstelt, dient het vooraf het akkoord te vragen van alle vertegenwoordigers van de personeelsleden in het CPBW. Elke individuele afgevaardigde van de personeelsleden in het
CPBW heeft dus de facto een vetorecht. Indien geen akkoord wordt bereikt, vraagt het schoolbestuur het advies
van de met het toezicht belaste ambtenaar (zie punt 3.5).
Deze ambtenaar probeert de standpunten te verzoenen. Lukt dat niet, dan brengt hij een advies uit aan het
schoolbestuur. Het schoolbestuur deelt dit advies binnen 30 dagen mee aan de leden van het CPBW. Vervolgens dient het schoolbestuur een PAPA van de externe dienst aan te stellen
•
indien het schoolbestuur in al zijn scholen samen minder dan 50 werknemers tewerkstelt;
•
indien het schoolbestuur 50 werknemers of meer tewerkstelt, maar op basis van het advies van de ambtenaar niet tot een akkoord komt.
Indien het schoolbestuur een interne PAPA aangesteld heeft, mag het nog steeds aanvullend een beroep doen
op een PAPA van de externe dienst.
Ongeacht het aantal werknemers of de aanwezige risico’s kan het schoolbestuur zich beperken tot de aanstelling
van één PAPA. Ook indien verscheidene schoolbesturen in het kader van de samenwerking inzake preventie en
)
bescherming een gemeenschappelijke interne dienst opgericht hebben 25 , volstaat het om voor deze dienst één
PAPA aan te stellen. Uiteraard moeten dan alle betrokken CPBW’s daarmee instemmen.
24)
25)
Wet welzijn, art. 32sexies, § 1. KB Psychosociale risico’s, art. 57.
Mededeling M-VVKSO-2014-031 d.d. 4 september 2014 betreffende samenwerking tussen schoolbesturen inzake preventie en bescherming op het werk. Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-031.pdf.
12
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
4.1.2
Opleidingsvereisten van de PAPA
Zowel de interne PAPA als de externe PAPA moeten cumulatief aan de volgende vereisten voldoen26):
•
beschikken over een einddiploma van een universiteit of van hoger onderwijs op universitair niveau, waarvan het curriculum een belangrijk aandeel psychologie en sociologie omvat, met daarenboven reeds een
eerste specialisatie in de domeinen van arbeid en organisatie;
•
het bewijs leveren met vrucht een multidisciplinaire basisvorming voor preventieadviseur te hebben beëindigd, evenals een module27) specialisatie psychosociale aspecten van het werk waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk;
•
vijf jaar ervaring bewijzen op het vlak van de psychosociale aspecten van de arbeid. Deze ervaring kunnen
ze verwerven door hun activiteiten uit te oefenen onder de verantwoordelijkheid van een PAPA.
Wie evenwel vóór 16 juni 2007 als interne PAPA aangeduid werd28), mag deze functie blijven uitoefenen onder
de toenmalige voorwaarden.
4.1.3
Statuut van de PAPA
De personeelsleden moeten de PAPA kunnen raadplegen tijdens de werkuren. Binnen een schoolcontext houdt
dit in dat het personeelslid en de PAPA een afspraak moeten kunnen maken tijdens de openingsuren van de
school. Indien dit niet mogelijk zou zijn29), mag deze raadpleging ook buiten deze werkuren gebeuren indien
daarin voorzien wordt door het collectieve arbeidsovereenkomst of – bij ontstentenis daarvan – het arbeidsreglement30).
De tijd die het personeelslid besteedt aan de raadpleging van de PAPA, wordt beschouwd als arbeidstijd. De
eventuele verplaatsingskosten zijn ten laste van het schoolbestuur, ongeacht het ogenblik waarop de raadpleging plaatsvond.
De PAPA is gehouden door het beroepsgeheim. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in Bijlage 2 bij de
)
mededeling betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op school 31 .
4.1.4
Onverenigbaarheden van de functie van PAPA met andere functies
De PAPA mag niet tezelfdertijd de functie van preventieadviseur-arbeidsgeneesheer uitoefenen.
De (interne) PAPA mag geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel van het schoolbestuur (zie
punt 3.4.2). Indien echter een personeelslid vóór 1 september 2014 de functies van PAPA en lid van de hiërarchische lijn combineerde, dan mag dit personeelslid beide functies handhaven32).
26)
Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, Belgisch
Staatsblad, 31 maart 1998, art. 22, eerste lid, 5°.
Zie http://www.werk.belgie.be/DownloadAsset.aspx?id=4878.
27)
Voor de inhoud van deze module, zie Bijlage IIC bij het koninklijk besluit van 5 december betreffende de deskundigheden
van de preventieadviseurs van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, Belgisch Staatsblad, 22
december 2003.
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2003120532&table_name=wet.
28)
In toepassing van art. 16, tweede lid, en art. 17 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de bescherming
tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
29)
Bijvoorbeeld tijdens de begeleiding van een leerlingenstage buiten de schooluren of in het volwassenenonderwijs.
30)
KB Psychosociale risico’s, art. 12, § 1.
31)
Mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB/14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school.
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
32)
Wet van 28 februari 2014 tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld,
13
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
4.2
Eventueel één of meer vertrouwenspersonen aanstellen
4.2.1
De VRIJWILLIGE aanstelling van een vertrouwenspersoon en diens verwijdering uit functie
Het schoolbestuur mag één of meer vertrouwenspersonen aanstellen, maar is dat in beginsel niet verplicht33).
Toch raadt het VSKO de schoolbesturen sterk aan om minstens één vertrouwenspersoon per school aan te stellen. Als er geen vertrouwenspersoon aangesteld wordt, dan zullen een aantal taken van de vertrouwenspersoon
)
waargenomen moeten worden door de interne preventieadviseur 34 .
Als het schoolbestuur tot de aanstelling van één of meer vertrouwenspersonen overgaat, dan moet het de volgende regels naleven.
Voor de aanstelling van een vertrouwenspersoon heeft het schoolbestuur het voorafgaand akkoord nodig van
alle vertegenwoordigers van de personeelsleden in het CPBW. Elke individuele afgevaardigde van de personeelsleden in het CPBW heeft dus de facto een vetorecht.
Indien het schoolbestuur een beroep doet op een externe PAPA (en dus geen interne PAPA heeft) en het
schoolbestuur stelt in al zijn scholen samen meer dan 20 personeelsleden te werk, dan moet minstens één van
de vertrouwenspersonen tot het personeel van het schoolbestuur horen.
Het schoolbestuur kan de opdrachten van de vertrouwenspersoon onder dezelfde voorwaarden toevertrouwen
aan de (interne of externe) PAPA35).
De verwijdering van een vertrouwenspersoon uit diens functie kan op twee manieren:
•
enerzijds op initiatief van het schoolbestuur en met voorafgaand akkoord van alle vertegenwoordigers van
de personeelsleden in het CPBW;
•
anderzijds op vraag van alle vertegenwoordigers van de personeelsleden in het CPBW en met het akkoord
van het schoolbestuur.
Indien over de aanstelling van een vertrouwenspersoon of over diens verwijdering uit zijn functie geen akkoord
wordt bereikt, vraagt het schoolbestuur het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar (zie punt 3.5). Deze ambtenaar probeert de standpunten te verzoenen. Lukt dat niet, dan brengt hij een advies uit aan het schoolbestuur. Het schoolbestuur deelt dit advies binnen 30 dagen mee aan de leden van het CPBW. Indien het
schoolbestuur het advies van de ambtenaar niet volgt, deelt het bovendien de redenen hiervoor mee aan het
CPBW.
4.2.2
De VERPLICHTE aanstelling van een vertrouwenspersoon
Indien alle vertegenwoordigers van de personeelsleden in het CPBW er om vragen, is het schoolbestuur verplicht een vertrouwenspersoon aan te stellen.
De procedure die dan toegepast moet worden voor de aanstelling van de vertrouwenspersoon of diens verwijdering uit zijn functie, is dezelfde als beschreven in punt 4.2.1.
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, Belgisch Staatsblad, 28 april 2014, art. 35.
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2014022821&table_name=wet.
33)
Wet welzijn, art. 32sexies, § 2. KB Psychosociale risico’s, art. 58.
34)
Zie mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB/14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school, punt 2.1.2.
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
35)
Wet welzijn, art. 32sexies, § 2/2, 1°.
14
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
4.2.3
Vereiste kennis en vaardigheden van de vertrouwenspersoon
Het schoolbestuur treft de nodige maatregelen opdat de vertrouwenspersoon binnen de twee jaar na zijn aanstelling beschikt over de kennis en de vaardigheden die nodig zijn voor de uitoefening van zijn opdrachten. U
)
vindt deze kennis en vaardigheden in deel A van de bijlage bij deze mededeling36 . De vertrouwenspersoon volgt
opleidingen om deze kennis en vaardigheden te verwerven en te verbeteren. Minstens eenmaal per jaar volgt de
vertrouwenspersoon de supervisies bedoeld in deel B van de bijlage bij deze mededeling.
De kosten verbonden aan de opleidingen en de verplaatsingskosten zijn ten laste van de werkgever. De tijd besteed aan deze opleidingen wordt bezoldigd als arbeidstijd.
)
Op de website van de FOD WASO wordt een lijst37 gepubliceerd van instellingen en werkgevers die voldoen aan
de voorwaarden om deze opleiding te organiseren.
Personen die vóór 1 september 2014 als vertrouwenspersoon aangewezen werden38) en daartoe reeds een opleiding volgden, mogen de functie van vertrouwenspersoon verder blijven uitoefenen, zelfs indien deze opleiding
niet beantwoordt aan alle hierboven gestelde voorwaarden.
Als deze personen vóór 1 september 2014 geen opleiding gevolgd hebben, kunnen zij evenwel de functie van
vertrouwenspersoon enkel blijven uitoefenen indien ze
•
ofwel de kennis en de vaardigheden van deel A van de bijlage verwerven vóór 1 september 2016,
•
ofwel een nuttige ervaring van vijf jaar als vertrouwenspersoon kunnen aantonen in de periode vóór 1 september 2014.
4.2.4
Statuut van de vertrouwenspersoon
De vertrouwenspersoon oefent zijn functie volledig autonoom uit en mag geen nadeel ondervinden van zijn activiteiten als vertrouwenspersoon39).
Het schoolbestuur zorgt er voor dat de vertrouwenspersoon zijn opdrachten te allen tijde volledig en doeltreffend
kan vervullen40). Dit houdt onder meer het volgende in:
•
De vertrouwenspersoon hangt functioneel af van de interne dienst (IDPBW).
•
De vertrouwenspersoon heeft rechtstreeks toegang tot de persoon belast met het dagelijks beheer van de
instelling (i.c. de directie).
•
De vertrouwenspersoon beschikt over de nodige tijd voor de uitoefening van zijn opdrachten.
•
De vertrouwenspersoon beschikt over een passend lokaal om zijn opdrachten op een vertrouwelijke wijze uit
te oefenen.
•
De vertrouwenspersoon heeft het recht om met de PAPA alle nodige contacten te onderhouden. Dit geldt in
)
ieder geval wanneer een verzoek tot psychosociale interventie41 betrekking heeft op het schoolbestuur zelf
36)
Bijlage Deel A – Vereiste kennis en vaardigheden van de preventieadviseur.
37)
Federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg.
Surf naar www.werk.belgie.be > Erkenningen.
Of rechtstreeks http://www.werk.belgie.be/moduleHome.aspx?id=237.
38)
Op basis van het (opgeheven) koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en
ongewenst seksueel gedrag op het werk, Belgisch Staatsblad, 18 juli 2002, of op basis van het (opgeheven) koninklijk besluit van 17 mei 2007 betreffende de voorkoming van psychosociale belasting veroorzaakt door het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, Belgisch Staatsblad, 6 juni 2007.
39)
Wet welzijn, art. 32sexies, § 2.
40)
KB Psychosociale risico’s, art. 59.
41)
Zie mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB/14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school.
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
15
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
of een lid van de hiërarchische lijn, en deze interventie de autonomie van de vertrouwenspersoon in het gedrang kan brengen of hem nadeel kan berokkenen.
•
Het schoolbestuur deelt aan de vertrouwenspersoon de pertinente informatie mee opdat hij zijn opdrachten
doeltreffend zou kunnen vervullen.
Het schoolbestuur treft de nodige maatregelen opdat geen enkele persoon op welke wijze ook rechtstreeks of
onrechtstreeks druk uitoefent op de vertrouwenspersoon bij de uitoefening van zijn functie, in het bijzonder wat
het verkrijgen van informatie betreft.
De personeelsleden moeten de vertrouwenspersoon kunnen raadplegen tijdens de werkuren. Binnen een
schoolcontext houdt dit in dat het personeelslid en de vertrouwenspersoon een afspraak moeten kunnen maken
tijdens de openingsuren van de school. Indien dit niet mogelijk zou zijn42), mag deze raadpleging ook buiten deze
werkuren gebeuren indien daarin voorzien wordt door een collectieve arbeidsovereenkomst of – bij ontstentenis
daarvan – het arbeidsreglement43).
De tijd die het personeelslid besteedt aan de raadpleging van de vertrouwenspersoon, wordt beschouwd als
arbeidstijd. De eventuele verplaatsingskosten zijn ten laste van het schoolbestuur, ongeacht het ogenblik waarop
de raadpleging plaatsvond.
De vertrouwenspersoon is gehouden door het beroepsgeheim. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in Bij)
lage 2 bij de mededeling betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op school 44 .
4.2.5
Onverenigbaarheden van de functie van vertrouwenspersoon met andere functies
De vertrouwenspersoon mag niet tezelfdertijd de functie van preventieadviseur-arbeidsgeneesheer uitoefenen.
De vertrouwenspersoon mag geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel van het schoolbestuur. Met
leidinggevend personeel worden de personen bedoeld die belast zijn met de dagelijkse leiding, die gemachtigd
zijn het schoolbestuur te vertegenwoordigen en te verbinden, evenals de personeelsleden die onmiddellijk aan
deze personen ondergeschikt zijn – de hoogste twee niveaus dus. Onder meer directeur, adjunct-directeur, TAC,
TA, coördinator deeltijds onderwijs en internaatsbeheerder komen dus niet in aanmerking voor de functie van
vertrouwenspersoon (zie ook punt 3.4).
De vertrouwenspersoon kan bovendien geen deel uitmaken van de vakbondsafvaardiging of van de werkgeversof de werknemersdelegatie in een participatief orgaan zoals het LOC, de ondernemingsraad, het CPBW, de
schoolraad, … De vertrouwenspersoon kan evenmin kandidaat zijn voor de verkiezingen van één van deze organen.
Indien echter een personeelslid vóór 1 september 2014 als lid van de hiërarchische lijn of van de vakbondsafvaardiging de functie van vertrouwenspersoon uitoefende, dan mag dit personeelslid beide functies handhaven.
Indien een personeelslid vóór 1 september 2014 de functie van vertrouwenspersoon combineerde met het lidmaatschap van het LOC, de ondernemingsraad, het CPBW, de schoolraad, … dan mag dit personeelslid zijn
functie als vertrouwenspersoon slechts handhaven tot aan de eerstvolgende verkiezingen45).
42)
Bijvoorbeeld tijdens de begeleiding van een leerlingenstage buiten de schooluren of in het volwassenenonderwijs.
43)
KB Psychosociale risico’s, art. 12, § 1.
44)
Mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB/14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school.
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
45)
Wet van 28 februari 2014 tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, Belgisch Staatsblad, 28 april 2014, art. 35.
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2014022821&table_name=wet.
16
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
4.2.6
Overleg en uitwisseling van informatie
46)
De PAPA en de vertrouwenspersoon plegen regelmatig overleg. Ze hebben het recht en de plicht alle contacten
tussen hen te onderhouden die nodig zijn voor het vervullen van hun opdrachten. Dat geldt in het bijzonder voor
het uitwisselen van pertinente informatie betreffende hun psychosociale interventies.
Minstens eenmaal per jaar deelt de vertrouwenspersoon aan de PAPA schriftelijk de gegevens mee van de door
hem behandelde incidenten die zich bij herhaling voordoen.
Jaarlijks verstrekken de PAPA en de vertrouwenspersoon aan de leidend preventieadviseur van de interne
dienst de anonieme gegevens die hem toelaten het jaarverslag van de interne dienst te vervolledigen.
4.3
Risicoanalyses uitvoeren en preventiemaatregelen nemen
4.3.1
Voorafgaande risicoanalyse en bijbehorende preventiemaatregelen
47)
Los van elke vorm van incident, interventie of klacht dient het schoolbestuur na te gaan of er binnen de school
gevaren aanwezig zijn en of bepaalde risicofactoren binnen de school een invloed kunnen hebben op de gezondheid van de personeelsleden (die kunnen leiden tot stress, burn-out, geweld, pesterijen, ongewenst seksueel gedrag, …). Deze risicoanalyse heeft tot doel de situaties te identificeren die aanleiding kunnen geven tot
psychosociale risico’s op het werk, deze risico’s te bepalen en ze te evalueren. Bij de risicoanalyse houdt het
schoolbestuur rekening met gevaren die verbonden kunnen zijn aan elementen van de 5 A’s 48).
Deze risicoanalyse moet uitgevoerd worden met medewerking van de personeelsleden. Indien het schoolbestuur
over een interne PAPA beschikt, moet deze bij de risicoanalyse betrokken worden. Indien de PAPA deel uitmaakt van de externe dienst, moet deze enkel bij de risicoanalyse betrokken worden als de complexiteit van de
risicoanalyse dit vereist.
Op basis van de resultaten van deze risicoanalyse moet het schoolbestuur preventiemaatregelen nemen, voor
zover het schoolbestuur impact heeft op het gevaar waarmee de psychosociale risico’s verbonden zijn. Deze
preventiemaatregelen bevatten ten minste de preventiemaatregelen opgesomd in punt 4.3.3.
Als de PAPA betrokken was bij de risicoanalyse, dan vraagt het schoolbestuur eerst diens advies.
De resultaten van de risicoanalyse en de te nemen preventiemaatregelen worden opgenomen in het GPP en het
JAP49).
De preventiemaatregelen worden opnieuw onderzocht telkens de blootstelling van personeelsleden aan psychosociale risico's wijzigt.
4.3.2
Risicoanalyse van een specifieke arbeidssituatie en bijbehorende preventiemaatregelen
50)
Naast de (algemene) risicoanalyse zoals beschreven in punt 4.3.1 kan het schoolbestuur op eigen initiatief een
risicoanalyse laten uitvoeren op het niveau van een specifieke arbeidssituatie waarin een gevaar werd vastgesteld. Ook deze specifieke risicoanalyse houdt rekening met de elementen van de 5 A’s.
46)
KB Psychosociale risico’s, art. 65 – 67.
47)
KB Psychosociale risico’s, art. 3 en 4.
48)
Arbeidsorganisatie, arbeidsinhoud, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en interpersoonlijke relaties op het werk
(zie punt 1.1).
49)
Globaal preventieplan (GPP) en jaarlijks actieplan (JAP).
50)
KB Psychosociale risico’s, art. 6 en 7.
17
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
Het schoolbestuur is evenwel verplicht zulke specifieke risicoanalyse uit te voeren indien ofwel een lid van de
hiërarchische lijn, ofwel ten minste één derde van de vertegenwoordigers van de personeelsleden in het CPBW
hierom vragen.
Ook de specifieke risicoanalyse moet uitgevoerd worden met medewerking van de personeelsleden. Indien het
schoolbestuur over een interne PAPA beschikt, moet deze bij de risicoanalyse betrokken worden. Indien de
PAPA deel uitmaakt van de externe dienst, moet deze enkel bij de risicoanalyse betrokken worden als de complexiteit van de risicoanalyse dit vereist.
Indien de PAPA niet bij de risicoanalyse betrokken is, moeten de personeelsleden de mogelijkheid hebben op
anonieme wijze informatie mee te delen. Indien de PAPA wél bij de risicoanalyse betrokken is, deelt hij aan het
schoolbestuur uitsluitend anonieme gegevens mee die voortvloeien uit de gesprekken met de personeelsleden.
Op basis van de resultaten van deze specifieke risicoanalyse moet het schoolbestuur de geschikte collectieve en
individuele preventiemaatregelen nemen, voor zover het schoolbestuur impact heeft op het gevaar waarmee de
psychosociale risico’s verbonden zijn. Als de PAPA betrokken was bij de risicoanalyse, dan vraagt het schoolbestuur eerst diens advies.
Het schoolbestuur deelt de resultaten van de risicoanalyse en de te nemen preventiemaatregelen mee aan elke
persoon die verzocht heeft de specifieke risicoanalyse uit te voeren en aan de preventieadviseurs die betrokken
zijn bij de te nemen preventiemaatregelen. De resultaten van de risicoanalyse bevatten uitsluitend anonieme
gegevens.
4.3.3
Minimale preventiemaatregelen
Ongeacht het resultaat van de risicoanalyses dient het schoolbestuur minstens de preventiemaatregelen te nemen die in onderstaande tabellen opgesomd zijn51).
Voor elke preventiemaatregel is vermeld
•
of het schoolbestuur deze maatregel voor advies dan wel voor akkoord aan het CPBW moet voorleggen;
•
of deze maatregel al dan niet in het arbeidsreglement opgenomen moet worden.
Minimale preventiemaatregelen
CPBW
geeft…
Opnemen
in AR?
De procedures die van toepassing zijn om een informele psychosociale interventie
aan te vragen bij de vertrouwenspersoon of de PAPA
Akkoord
Verplicht
De procedures die van toepassing zijn om een formele psychosociale interventie
aan te vragen bij de PAPA
Akkoord
Verplicht
51)
Wet welzijn, art. 32/2, § 2; art. 32quater.
18
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
Bij de risicoanalyse van de psychosociale risico’s houdt het schoolbestuur in het bijzonder rekening met situaties
die aanleiding kunnen geven tot geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Minimale preventiemaatregelen
inzake geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag
CPBW
geeft…
Opnemen
in AR?
Materiële en organisatorische maatregelen waardoor geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk worden voorkomen
Advies
—
• voor het onthaal van en het verlenen van advies aan personen die verklaren het
voorwerp te zijn van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag;
Akkoord
Verplicht
• om een beroep te doen op de PAPA en de vertrouwenspersoon;
Akkoord
Verplicht
• voor de snelle en volledig onpartijdige interventie van de vertrouwenspersoon en
de PAPA;
Akkoord
Verplicht
• voor de wedertewerkstelling van personeelsleden die verklaard hebben het
voorwerp te zijn geweest van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag,
en voor hun begeleiding bij de wedertewerkstelling
Akkoord
Verplicht
De specifieke maatregelen ter bescherming van personeelsleden die in contact
komen met andere personen (leerlingen, ouders…)
Advies
—
De verplichtingen van de hiërarchische lijn ter voorkoming van feiten van geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag
Advies
—
De voorlichting en de opleiding van de personeelsleden
Advies
—
De voorlichting van het CPBW
Advies
—
De procedures die van toepassing zijn indien zich feiten hebben voorgedaan,
Indien binnen het CPBW geen akkoord bereikt wordt over de procedures, vraagt het schoolbestuur het advies
van de met het toezicht belaste ambtenaar (zie punt 3.5). Deze hoort de betrokken partijen en poogt de standpunten met elkaar te verzoenen. Indien geen verzoening bereikt wordt, verstrekt de ambtenaar per aangetekende brief een advies aan het schoolbestuur.
Het schoolbestuur deelt dit advies binnen dertig dagen mee aan het CPBW. Indien na dit advies nog geen akkoord wordt bereikt, kan het schoolbestuur de maatregelen treffen, voor zover ten minste tweede derde van de
vertegenwoordigers van de personeelsleden in het CPBW hun akkoord geven52).
4.3.4
Jaarlijkse evaluatie van de preventiemaatregelen
53)
Minstens eenmaal per jaar evalueert het schoolbestuur deze preventiemaatregelen. Indien het schoolbestuur
over een interne PAPA beschikt, moet deze bij de evaluatie betrokken worden. Indien de PAPA deel uitmaakt
van de externe dienst, moet deze enkel bij de evaluatie betrokken worden als de complexiteit van de evaluatie dit
vereist. De personeelsleden hoeven niet bij de evaluatie betrokken te worden.
Bij deze evaluatie houdt het schoolbestuur minstens rekening met de volgende elementen:
•
de verzoeken tot uitvoering van een risicoanalyse van een specifieke arbeidssituatie (zie punt 4.3.2);
•
de verzoeken tot formele psychosociale interventie 54 ;
•
de informatie die de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer meegedeeld heeft;
)
52)
Wet welzijn, art. 32quater. KB Psychosociale risico’s, art. 11.
53)
KB Psychosociale risico’s, art. 8 en 9.
54)
Zie mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB/14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school, Hoofdstuk 3. Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
19
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
•
de conclusies die door de PAPA getrokken zijn uit incidenten van psychosociale aard die zich bij herhaling
hebben voorgedaan en aanleiding geweest zijn tot een informele psychosociale interventie;
•
de feiten die ingeschreven zijn in het register inzake feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel
gedrag op het werk (zie punt 4.4);
•
de cijfermatige gegevens van deel VIIbis van het jaarverslag van de interne dienst 55).
Zo nodig worden het GPP en het JAP bijgewerkt in functie van de resultaten van de evaluatie.
4.4
Een register bijhouden inzake feiten van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag
door derden
Vrijwel alle personeelsleden van een school komen tijdens de uitvoering van hun werk in contact met andere
personen (bijvoorbeeld leerlingen, ouders, …; zie punt 2.3). In dat geval moet het schoolbestuur een register
bijhouden inzake feiten van derden met betrekking tot geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag56). De
bedoeling hiervan is dat het schoolbestuur bij zijn risicoanalyse rekening houdt met de feiten die zich hebben
voorgedaan en gepaste preventieve maatregelen kan nemen (zie punt 4.3).
Dit register bevat verklaringen van personeelsleden die menen tijdens het werk het voorwerp geweest te zijn van
feiten van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag door derden. Deze feiten kunnen zich voordoen op
school of daarbuiten (bijvoorbeeld tijdens een extra-murosactiviteit, een nascholingsactiviteit, een studiedag, …).
De verklaringen omvatten een beschrijving van de feiten, evenals de data van die feiten. Ze vermelden de identiteit van het personeelslid niet, tenzij het personeelslid met de vermelding ervan instemt.
Het schoolbestuur moet alle personeelsleden op de hoogte brengen van het bestaan en het doel van dit feitenregister en van de wijze waarop een verklaring opgenomen kan worden. Het initiatief om een verklaring te laten
opnemen gaat uit van het betrokken personeelslid.
Het register wordt bijgehouden door de vertrouwenspersoon of door de PAPA. Indien er geen enkele vertrouwenspersoon werd aangewezen en indien de PAPA deel uitmaakt van de externe dienst, wordt het register bijgehouden door de preventieadviseur belast met de leiding van de interne dienst voor preventie en bescherming
op het werk.
Het schoolbestuur bewaart de verklaringen gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het personeelslid de verklaring heeft laten optekenen.
Alleen het schoolbestuur, de PAPA, de vertrouwenspersoon en de preventieadviseur belast met de leiding van
de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk hebben toegang tot dit register. Het register wordt
eveneens ter beschikking gehouden van de met het toezicht belaste ambtenaar.
4.5
Psychologische ondersteuning aanbieden in geval van geweld door derden
Het schoolbestuur waakt er over dat personeelsleden die bij de uitvoering van hun werk het voorwerp zijn geweest van een daad van geweld, gepleegd door andere personen (bijvoorbeeld leerlingen, ouders, …; zie
punt 2.3), een passende psychologische ondersteuning krijgen van gespecialiseerde diensten of instellingen 57).
Deze feiten kunnen zich voordoen op school of daarbuiten (bijvoorbeeld tijdens een extra-murosactiviteit, een
nascholingsactiviteit, een studiedag, …).
55)
Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor preventie en bescherming op het Werk, Belgisch
Staatsblad, 31 maart 1998 (hierna KB Interne dienst genoemd), Bijlage III, Deel VIIbis, Inlichtingen betreffende de preventie
van de psychosociale belasting veroorzaakt door het werk.
Zie http://www.werk.belgie.be/DownloadAsset.aspx?id=2754.
56)
KB Psychosociale risico’s, art. 5, § 1.
57)
Wet welzijn, art. 32quinquies. KB Psychosociale risico’s, art. 5, § 2.
20
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
Het schoolbestuur draagt de kosten van deze ondersteuning.
De PAPA brengt advies uit over de keuze van deze gespecialiseerde diensten of instellingen.
4.6
De nodige informatie en opleiding verstrekken aan alle betrokkenen
4.6.1
Informatie en opleiding voor het CPBW 58)
Het schoolbestuur deelt aan het CPBW de resultaten mee van de voorafgaande risicoanalyse en van de evaluatie van de preventiemaatregelen (zie punt 4.3.1). Hetzelfde geldt voor de resultaten van de specifieke risicoanalyse (zie punt 4.3.2), met dien verstande dat uitsluitend anonieme gegevens verstrekt mogen worden.
Voorts deelt het schoolbestuur aan het CPBW minstens eenmaal per jaar mee welke collectieve preventiemaatregelen door de PAPA voorgesteld zijn op grond van verzoeken tot formele psychosociale interventie met hoofd)
zakelijk individueel karakter59 . Ook in dit geval mogen uitsluitend anonieme gegevens verstrekt worden. Het
CPBW brengt een advies uit over deze collectieve preventiemaatregelen.
Ten slotte waakt het schoolbestuur er over dat de leden van het CPBW beschikken over nuttige informatie inzake:
•
elk verzoek tot specifieke risicoanalyse (zie punt 4.3.2);
•
de procedures die van toepassing zijn indien een personeelslid schade meent te ondervinden ten gevolge
van psychosociale risico’s op het werk;
•
het recht van elk personeelslid om een verklaring te laten opnemen in het feitenregister (zie punt 4.4);
•
de gespecialiseerde diensten of instellingen waarop een beroep gedaan wordt na feiten van geweld door
andere personen (zie punt 4.5);
•
de verplichting om zich te onthouden van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Bovendien zorgt het schoolbestuur er voor dat de leden van het CPBW de nodige opleiding ontvangen opdat ze
de preventiemaatregelen, de procedures, hun rechten en hun plichten adequaat kunnen toepassen.
4.6.2
Informatie en opleiding voor de personeelsleden en de leden van de hiërarchische lijn
60)
Het schoolbestuur waakt er over dat de personeelsleden en de leden van de hiërarchische lijn beschikken over
nuttige informatie inzake:
•
de resultaten van de voorafgaande risicoanalyse en van de evaluatie van de preventiemaatregelen (zie
punt 4.3.1);
•
de toepasselijke preventiemaatregelen;
•
elk verzoek tot specifieke risicoanalyse (zie punt 4.3.2);
•
de procedures die van toepassing zijn indien een personeelslid schade meent te ondervinden ten gevolge
van psychosociale risico’s op het werk;
•
het recht van elk personeelslid om een verklaring te laten opnemen in het feitenregister (zie punt 4.4);
•
de gespecialiseerde diensten of instellingen waarop een beroep gedaan wordt na feiten van geweld door
andere personen (zie punt 4.5);
•
de verplichting om zich te onthouden van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk.
58)
KB Psychosociale risico’s, art. 50 – 53.
59)
Mededeling M-VVKSO-2014-057 (VSKO/DB/14.14) betreffende de procedures inzake psychosociale interventies op
school, punt 2.3.3.
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
60)
KB Psychosociale risico’s, art. 54.
21
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
Bovendien zorgt het schoolbestuur er voor dat de personeelsleden en de leden van de hiërarchische lijn de nodige opleiding ontvangen opdat ze de preventiemaatregelen, de procedures, hun rechten en hun plichten adequaat kunnen toepassen.
4.7
De contactgegevens en de procedures opnemen in het arbeidsreglement
In het arbeidsreglement worden ten minste de volgende elementen opgenomen61):
•
de contactgegevens van de PAPA;
•
in voorkomend geval, de contactgegevens van de vertrouwenspersonen;
•
de procedures die van toepassing zijn indien feiten gemeld worden (zie punt 4.3.3).
Uiterlijk op 1 maart 2015 dient het arbeidsreglement aangepast te zijn aan de wijzigingen inzake de psychosociale regelgeving die in voege treden op 1 september 201462).
Het schoolbestuur hoeft de aanpassing van de interne procedures in het arbeidsreglement die het gevolg zijn
van deze wijziging van de regelgeving niet te onderhandelen in de ondernemingsraad of het LOC63). Het is
evenwel aangewezen dat het schoolbestuur de wijzigingen minstens ter sprake brengt (zonder effectieve onderhandeling) in de ondernemingsraad of het LOC, en eventueel in een personeelsvergadering.
De gewijzigde bepalingen zullen worden opgenomen in de modellen van arbeidsreglement die het VSKO publiceert.
61)
Wet welzijn, art. 32noniesdecies. KB Psychosociale risico’s, art. 88.
62)
Wet van 28 februari 2014 tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, Belgisch Staatsblad, 28 april 2014, art. 36.
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2014022821&table_name=wet.
63)
Wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, Belgisch Staatsblad, 5 mei 1965, art. 14, 2°, s).
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=1965040801&table_name=wet.
22
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
5
Sancties
De inbreuken op de bepalingen van de wet welzijn op het werk en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden
opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek64).
De toepasselijke sancties65) variëren van Niveau 1 (administratieve geldboete van 10 tot 100 euro66)) tot Niveau 4
(hetzij gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6 000 euro, of
een van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 300 tot 3 000 euro)67).
64)
Wet welzijn, art. 80.
65)
Sociaal Strafwetboek, Belgisch Staatsblad, 1 juli 2010, art. 101.
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2010060607&table_name=wet.
66)
Deze bedragen moeten vermenigvuldigd worden met de opdeciemen (momenteel is dit maal zes).
67)
Sociaal Strafwetboek, art. 119 e.v.
23
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
6
Nuttige informatie op het internet
Voor informatie in verband met psychosociale risico’s, waaronder stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk kan de school zich onder meer wenden tot de volgende waardevolle bronnen op het
internet.
6.1
De regelgeving inzake psychosociale risico’s
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=1896.
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk – Hoofdstuk Vbis – Bijzondere bepalingen betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk waaronder
stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk – Vergelijkende tabel van de regelgeving
anno 2007 en anno 2014.
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41480.
Wet van 28 februari 2014 tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2014022821&table_name=wet.
Koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk.
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41477.
Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 van 30 maart 1999 betreffende het beleid ter voorkoming van stress
door het werk.
Zie http://www.cnt-nar.be/CAO-COORD/cao-072.pdf.
6.2
Toelichting bij de regelgeving inzake psychosociale risico’s
Toelichting van de FOD WASO bij de regelgeving inzake psychosociale risico’s op het werk.
Zie http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=564.
De preventie van psychosociale risico’s op het werk – Overzichtelijke presentatie van de nieuwe regelgeving
inzake psychosociale risico’s door L. Ponnet en E. Hilderson (FOD WASO).
Zie http://www.beswic.be/nl/news_board/pres_hilderson_ponnet.pdf.
Verzoek tot psychosociale interventie van een werknemer – Algemeen schema van alle interne procedures
(FOD WASO).
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41481.
Verzoek tot psychosociale interventie van een werknemer – Specifieke schema’s voor elk type procedure (FOD
WASO).
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41482.
Door de preventieadviseur psychosociale aspecten schriftelijk mee te delen informatie in het kader van een
verzoek tot psychosociale interventie door de werknemer (FOD WASO).
Zie http://www.werk.belgie.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41479.
VSKO-mededeling betreffende preventie van psychosociale risico’s op school (= onderhavige mededeling).
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-056.pdf.
VSKO-mededeling betreffende procedures inzake psychosociale interventies op school
Zie http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/upload/2014/M-VVKSO-2014-057.pdf.
24
VSKO/DB/14.13
M-VVKSO-2014-056
2014-11-18
6.3
Andere nuttige informatie inzake psychosociale risico’s
Diverse publicaties kunnen gratis besteld of gedownload worden via de website van de FOD WASO.
Zie http://www.werk.belgie.be > Welzijn op het werk > Psychosociale risico’s > Publicaties.
Of rechtstreeks http://www.werk.belgie.be/moduleTab.aspx?id=564&idM=163.
Respect op het werk – Informatie van de FOD WASO over psychosociale risico’s op het werk.
Zie http://www.respectophetwerk.be.
Website Antisociaal gedrag op school – Geweld, ongewenst seksueel gedrag en pesten (Vlaams ministerie van
onderwijs en vorming).
Zie http://www.ond.vlaanderen.be/antisociaalgedrag.
Beleidsplan ter preventie en bestrijding van geweld, pesten en ongewenst seksueel gedrag op school (Vlaams
ministerie van onderwijs, ISW Limits), met preventieplannen en interventieplannen voor leerlingen en personeelsleden.
Zie http://www.ond.vlaanderen.be/publicaties > Vind een publicatie > Zoekterm “beleidsplan preventie pesten”.
Of rechtstreeks http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/beleidsplan-ter-preventie-en-bestrijding-vangeweld-pesten-en-ongewenst-seksueel-gedrag-op-school-1.
ISW Limits – Steunpunt Ongewenst gedrag op school, in opdracht van het ministerie van Onderwijs en Vorming.
Zie http://www.iswlimits.be.
Voorkoming van stress (Brochure van de Nationale Arbeidsraad).
Zie http://www.cnt-nar.be/publicaties/Stress-2004-NL.pdf.
Arbeidsgebonden stress (OSHA, Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk).
Zie http://osha.europa.eu/nl/publications/factsheets/22.
Pesten op het werk (OSHA, Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk).
Zie http://osha.europa.eu/nl/publications/factsheets/23.
Preventie van agressie tegen school- en onderwijspersoneel (OSHA, Europees Agentschap voor Veiligheid en
Gezondheid op het Werk).
Zie http://osha.europa.eu/nl/publications/factsheets/47.
Stress en psychosociale risico’s (OSHA, Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk).
Zie https://osha.europa.eu/nl/topics/stress.