Een stimulans voor diversiteit EEN OVERZICHT VAN VIJFTIG JAAR DIVERSITEITSBELEID INHOUDSOPGAVE 4-5 INLEIDING 6-7 Rahime Gülcü Onderwijs in de eigen taal: doen! 26 - 27 8-9 Han Entzinger Van integratie naar assimilatie 28 - 30 Lahoussine Ait Chitt ‘De mensen waren gastvrij, tolerant en verantwoordelijk’ 10 - 11 Jimmy Sewnath Kleurrijk onderwijs 31 Henk Smeets Van tijdelijk verblijf naar een minderhedenbeleid 12 - 14 Wim Reijnierse Ontspanningsavonden en tandartsafspraken 15 TOT 1980: TIJDELIJK VERBLIJF 1980 – 1994: MINDERHEDENBELEID 2 1994 – 2002: INTEGRATIEBELEID VOORWOORD 16 - 17 Sevil Sariyildiz Verborgen discriminatie 18 - 19 Iliass El Hadioui Van een algemeen minderhedenbeleid naar integratie Memduh Kahraman Verdwaalde jongeren terug op het rechte pad 20 - 22 2002 TOT NU: ASSIMILATIEBELEID 24 - 25 32 - 33 Zorica Majic Vrij om jezelf te zijn? 34 - 35 Ruben Gowricharn Assimilatie: de Nederlandse cultuur aannemen Remie Bhugwansing Toch als vrijwilliger aan de slag 36 - 38 NAWOORD 39 40 - 41 23 3 VOORWOORD In een tijd waarin Nederland worstelde met de positionering van verschillende migrantengroepen en de multiculturele samenleving werd het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Stimulans opgericht. De overheid had behoefte aan specifieke ondersteuning en de provincie Zuid-Holland gaf ons subsidie om hierop in te spelen. Het doel: gelijke kansen voor iedereen. Met genoegen blikken wij terug op wat CMO Stimulans met en voor anderen heeft betekend. CMO Stimulans wilde niet alleen anderen ondersteunen bij hun ontwikkeling, wij wilden ook zelf het voorbeeld zijn. Hierbij stond kwaliteit voorop. Door ons divers personeelsbestand groeiden we zelf in ons doen en denken. De focus van ons werk lag voorheen op specifieke (migranten)groepen. We hielpen hen met de dagelijkse praktijk. Zo gaven we taalles en voorlichting, maar we draaiden ook projecten om de mensen meer bij de samenleving te betrekken. In de loop van de tijd werd ons werk algemener. We werden steeds meer betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van diversiteitsbeleid. Diversiteit in Nederland was immers een gegeven en de aandacht voor specifieke (migranten)-groepen moest steeds meer integreren binnen het regulier beleid. 4 In 2006 brak de tijd aan voor een nieuwe verandering: diversiteit moest een onderdeel worden van integraal beleid. Ook wilde CMO Stimulans zelf het voorbeeld geven. Uiteindelijk kozen we ervoor om ons steeds meer bezig te houden met analyse, signalering en advisering. Ons werkterrein breidde zich hierdoor inhoudelijk sterk uit. Vooral op het gebied van interculturalisatie en diversiteit adviseerden we veel en onze kennis over deze onderwerpen werd steeds groter. Wij zijn nu klaar om onze activiteiten over te dragen aan het expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO) in Gouda. Met deze publicatie sluiten we een mooie tijd af. Vol vertrouwen dat ook u een wereld wilt zien waarin iedereen gelijke kansen heeft. Lionel Martijn MSUS Bestuursvoorzitter CMO Stimulans 2006 – 2012 Namens het bestuur van Stichting Stimulans: Voorzitter Dhr. L.B. Martijn MSUS Secretaris Mevr. Drs. S. Şahin Lid Mevr. R. Gülcü Lid Dhr. B. Bourzik 5 TOT 1980 1980 - 1994 1994 - 2002 2002 TOT NU inleiding Nederland kampte met een flink tekort aan arbeidskrachten na de Tweede Wereldoorlog. In de grote fabrieken kon veel werk worden verzet en er waren te weinig Nederlanders die al dit werk konden uitvoeren. Gastarbeiders werden geworven om tijdelijk in Nederland te werken en te verblijven. Het liep echter anders en veel gastarbeiders bleven. Deze publicatie gaat over de ontwikkeling van het diversiteitsbeleid in de afgelopen vijftig jaar, met de focus op etnische minderheden. Die ontwikkeling beschrijven we verdeeld over vier perioden, vanaf de jaren zestig1. Sinds die tijd stelde de regering namelijk een aantal keren de beleidsdoelen bij rond migratie en minderheden. Tot 1980: tijdelijk verblijf Begin jaren zestig kwamen de eerste gastarbeiders naar Nederland. Ze waren in hun thuisland geworven door Nederlandse bedrijven. Zowel de gastarbeiders zelf als de Nederlanders dachten dat ze tijdelijk 6 zouden blijven. Het beleid was daarom niet gericht op integreren. De gastarbeiders behielden hun eigen identiteit en kregen onderwijs in hun eigen taal en cultuur. De Nederlandse regering dacht op die manier de terugkeer te bevorderen. Toch zagen velen – onder andere de katholieke kerk en welwillende Nederlanders – dat de gastarbeiders aan hun lot werden overgelaten. Ze wilden de mensen helpen en er ontston-den stichtingen die praktische hulp boden. Bijvoorbeeld Stichting Buitenlandse Werknemers Rijnmond (SBWR), een van de stichtingen waaruit CMO Stimulans is voortgekomen. 1994 – 2002: integratiebeleid De stichtingen hielden zich naast de praktische zaken inmiddels ook bezig met advies, signalering en onderzoek. Echter, vanwege het complexe probleem verliep dit niet vlekkeloos. De regering ging zich daarom nog meer met de allochtonen bemoeien. Het aparte beleid voor de allochtonen werd afgeschaft en er kwam een regulier beleid. De allochtonen mochten hun eigen cultuur behouden en beoefenen, maar ze moesten naast hun eigen waarden en normen ook die van de Nederlanders aannemen. Daarnaast moesten ook de Nederlanders zich aanpassen aan de allochtonen. 1980 – 1994: minderhedenbeleid Langzaam besefte ook de Nederlandse overheid dat de etnische minderheden niet tijdelijk bleven en dat het werk van de stichtingen niet toereikend was. De etnische minderheden moesten bij de Nederlandse samenleving worden betrokken. Ze moesten gelijk worden behandeld en hun achterstand moest worden bestreden. Ze kregen daarom onderwijs in de Nederlandse taal en cultuur en hun huisvesting werd verbeterd. Ook kwamen er verschillende wetten om de etnische minderheden te beschermen. 2002 tot nu: assimilatiebeleid Na 2002 is er eigenlijk geen sprake meer van integreren. De nieuwe Nederlanders assimileren. Ze gaan nagenoeg verplicht op in de Nederlandse cultuur en nemen de Nederlandse waarden en normen over. Daarbij komt dat de overheid de wetten verscherpt, zodat de immigratie wordt beperkt en er strenger wordt toegezien op inburgering. Ook bezuinigt ze op de stichtingen die hierdoor vrijwel geen specifiek werk meer kunnen uitvoeren. Deze taken komen bij de tweede en derde generatie nieuwe Nederlanders te liggen. Verschillende invalshoeken Per periode laten we telkens vanuit drie perspectieven mensen aan het woord over diversiteit. Iedereen ervaart diversiteit immers op een andere manier. Bij iedere periode gaan we in op het macrobeleid, op een succesvol project van CMO Stimulans en op persoonlijke ervaringen van mensen uit de doelgroep. Tot slot blikken we vooruit. Wat staat de samenleving te wachten? Wat kunnen we concreet verbeteren? En natuurlijk: hoe nu verder op het gebied van diversiteit? –––– 1 P. Scholten & H. Entzinger (2011). Democratische rechtsstaat en burgerschap. In H. Entzinger (Ed.), Migratiepolitiek voor een open samenleving (pp. 33 – 38). Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. 7 TOT 1980 TOT 1980 TIJDELIJK VERBLIJF * Gastarbeiders Personen uit het Middellandse Zeegebied of derdewereldlanden die wegens economische redenen tijdelijk naar een ander land verhuizen om daar te werken. Groepen uit voormalige Nederlandse koloniale gebieden en zigeuners worden ‘allochtoon’ genoemd. ‘Kerken, bedrijfsleven en goedwillende individuen reageerden in deze periode op de ellende van de gastarbeiders. Er kwamen hulpstichtingen voor individuele problemen (eerstelijns). Toen ook de gezinnen van de gastarbeiders* naar Nederland kwamen, werden de problemen groter. Zo konden kinderen op school niet mee en zaten vrouwen thuis ‘opgesloten’. Er diende bredere ‘tweedelijns’ oplossingen te komen.’ – Prof. Dr. Hans Becker Humanitas Ambassadeur 8 JAREN ZESTIG In de jaren 60 kwamen de eerste gastarbeiders naar Nederland. 9 TOT 1980 ‘Ik ben geboren en getogen in Marokko. Ondanks de beperkte mogelijkheden volgde ik daar een opleiding tot zeeman. Ik ben daar erg dankbaar voor. Op de grote vaart kwam ik namelijk voor het eerst in Nederland. Het land waarvan men zei dat je er hard moest werken en waar rechtvaardige en tolerante mensen woonden. Op 20 december 1969 nam ik daarom de gok en vertrok ik naar Nederland om daar mijn geluk te zoeken.’ Spinnen en werven ‘In Nederland werkte ik tot 1979 bij Spinnerij Bamshoeve in Twente. Eerst werkte ik in de spinnerij, maar al snel hield ik me bezig met de werving en selectie van Marokkanen. Bamshoeve wilde graag dat deze mensen bij de spinnerij kwamen werken. Zij wisten door hun ervaring in Marokko namelijk goed hoe ze met textiel moesten werken. Ik begeleidde de nieuwe werknemers en werd hun tolk.’ 10 ‘De mensen waren gastvrij, tolerant en verantwoordelijk’ Lahoussine Ait Chitt Nederlanders hadden ons nodig ‘In de jaren zestig en zeventig was er enorm veel werk. De Nederlanders wilden dit werk niet doen, daarom had het land ons nodig. De bedrijven waar we werkten, zorgden voor onderdak en eten. Daarnaast hielpen vrijwilligers, buren, vakbonden en kerken ons met al onze vragen en problemen. Zij waren erg gastvrij. Destijds beseften mensen goed dat je verantwoordelijk was voor elkaar. Rond 1980 verminderde dit besef door de bemoeienis van de overheid en een veranderend Nederland. Het verblijfsrecht zorgde voor een duidelijke omslag.’ 1972 Verkiezing van de OR bij Spinnerij Nederland ‘Bamshoeve’. Lahoussine maakte voor het eerst kennis met de democratie, kiezen en gekozen worden. Om belangen van de landgenoten te verdedigen. 11 TOT 1980 Henk Smeets voormalig directeur museum Maluku Van tijdelijk verblijf naar een minderhedenbeleid Na de Tweede Wereldoorlog kwamen verschillende groepen migranten naar Nederland. De overheid ontwikkelde geen beleid voor hen, omdat ze ervan uitging dat de migranten terugkeerden naar hun thuisland. Als het nodig was, werd er per groep ad hoc iets geregeld. Vanaf deze periode veranderde Nederland langzaam in de multiculturele samenleving die we anno 2012 kennen. ‘Drie duidelijk te definiëren groepen migranten kwamen vanaf de jaren vijftig tot ongeveer de jaren tachtig naar Nederland’, legt Henk Smeets (voormalig directeur museum Maluku2) uit. ‘Twee migrantenstromen kwamen uit (voormalige) koloniën en één groep werd door de Nederlanders zelf geworven.’ 12 Jaren ’50: repatrianten en Molukkers De eerste migranten die na de oorlog naar Nederland kwamen, waren repatrianten3 en Indische Nederlanders4. Nederlands-Indië werd in 1945 onafhankelijk verklaard en de Republiek Indonesië was een feit. Nederland verzette zich hier aanvankelijk fel tegen met de zogenoemde politionele acties. Onder druk van de internationale gemeen- schap erkende ze in 1949 echter toch de onafhankelijkheid. Omdat Indonesië een kolonie van Nederland was, vertrokken veel mensen die banden met Nederland hadden na de onafhankelijkheidsverklaring in de jaren vijftig naar Nederland. ‘Onder hen bevonden zich ook Molukse ex-KNIL-militairen en hun gezinnen’, aldus Smeets. Zij werden in Indonesië gezien als verraders, omdat ze in het Nederlandse leger hadden gediend. Bovendien steunden zij de Republiek der Zuid-Molukken die in 1950 op Ambon was uitgeroepen. De Nederlandse overheid ging ervan uit dat hun verblijf tijdelijk was. Ze huisvestte deze migranten daarom bij elkaar in kampen en ze moesten zich zo snel mogelijk aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Jaren ’60: gastarbeiders Rond de jaren zestig kwam een tweede stroom migranten naar Nederland. Dit waren gastarbeiders, voornamelijk uit Spanje, Italië, Turkije en Marokko. Deze mensen moesten de krapte op de arbeidsmarkt oplossen. In Nederland was namelijk veel werk voor laaggeschoolden en de Nederlanders wilden dit niet uitvoeren. Smeets: ‘De gastarbeiders werden meestal door het Nederlandse bedrijfsleven en het Ministerie van Sociale Zaken in het land van herkomst geworven. Soms kwamen ze echter op eigen initiatief en probeerden ze hier werk te vinden.’ Omdat de gastarbeiders een belang 5 MEI 1973 25 NOVEMBER 1975 1975 ‘Internationale ontmoeting’ in de Doelen. De NOS maakte opnames. Suriname werd onafhankelijk. Veel Surinamers kwamen naar Nederland. Minister Pronk was bij de opening van het Kaapverdiaans Centrum in Rotterdam. van de werkgevers waren, zorgden die voor onderdak. Ze verbleven in pensions, vaak onder slechte omstandigheden. Jaren ’70: Surinamers en Antillianen Tot slot kwamen in de jaren zeventig veel rijksgenoten naar ons land. Suriname werd in 1975 onafhankelijk verklaard. Veel mensen vreesden problemen en kwamen daarom naar Nederland. Ook mensen uit de Nederlandse Antillen kwamen in die tijd al naar Nederland, maar hun toestroom was groter in de jaren tachtig en negentig. Zowel de Surinamers als de Antillianen die hier kwamen, waren voor het merendeel laagopgeleid. Tot halverwege de jaren zeventig had Nederland daar veel behoefte aan. Maar daarna veranderde de economie en steeg de vraag naar hoger opgeleiden. Deze groep migranten had daardoor weinig kansen meer en zorgde geregeld voor problemen. Terugkeerperspectief ‘De Nederlandse regering had tot ver in de jaren zeventig een terugkeerscenario voor ogen. En ook de migranten zelf gingen ervan uit dat ze maar tijdelijk in Nederland zouden blijven’, vertelt Smeets. De meesten waren arbeidsmigranten die hier kwamen werken en weer terug naar hun thuisland zouden gaan. Ze bleven dus tijdelijk en ze moesten nadrukkelijk niet integreren. Hierdoor werden ze als groep binnen 13 TOT 1980 ONTSPANNINGSAVONDEN EN TANDARTSAFSPRAKEN de Nederlandse samenleving geïsoleerd. Ze werden bijvoorbeeld bij elkaar gehuisvest en ze kregen onderwijs in hun eigen taal en cultuur, gericht op hun terugkeer. De eerste oliecrisis Echter, in 1973 ging het roer om. Smeets: ‘De eerste oliecrisis trof Nederland hard en de economie raakte in het slop. Veel grote industrie, zoals de scheepsbouw en de textiel, waar veel gastarbeiders werkten, verdween of vestigde zich in andere landen vanwege lagere kosten. In één klap werd duidelijk hoe kwetsbaar Nederland was. De regering wilde hier iets aan veranderen: Nederland moest een kenniseconomie worden met hoogopgeleide mensen. Onder de laagopgeleide migranten ontstond veel werkeloosheid.’ Onvrede werd geuit De slechte sociaal-economische positie van de migranten zorgde voor veel ontevredenheid. Ze protesteerden tegen de hoge werkeloosheid en de slechte leefomstandigheden, maar over het algemeen bleven ze toch in Nederland. Hier was het immers altijd nog beter dan in het land van herkomst. Werkeloze migranten kregen in Nederland bijvoorbeeld een uitkering, terwijl ze in hun geboorteland niets zouden krijgen. Daarbij kwam dat de slechte omstandigheden van de migranten ook de Nederlanders begonnen op te vallen. De samenleving 14 merkte dat de migranten aan hun lot werden overgelaten en bood hen hulp bij praktische zaken. Er ontstonden stichtingen die bijvoorbeeld meehielpen met het invullen van formulieren, voor tolken/vertalers zorgden of voorlichting gaven. Het besef kwam Vanaf 1970 uitte één groep migranten haar onvrede echter heel nadrukkelijk. ‘In dat jaar begonnen de Molukse acties die halverwege de jaren zeventig tot een climax kwamen’, aldus Smeets. ‘In 1975 kaapten Molukse jongeren een trein en bezetten ze het Indonesische consulaat in Amsterdam. In 1977 kaapten ze weer een trein en dit keer bezetten ze een lagere school in Bovensmilde. Tot slot bezetten ze in 1978 het provinciehuis in Assen.’ De acties van de Molukse jongeren maakten veel indruk op de Nederlandse samenleving. Ook realiseerde de regering zich hierdoor pas echt goed dat ze meer aandacht aan migranten moest besteden. Ze ontwikkelde een beleid voor Molukkers, maar al snel merkte ze dat er een beleid voor alle migranten nodig was. In 1980 kondigde de Nederlandse regering dan ook een algemeen minderhedenbeleid aan. –––– 2 Moluks Museum 3 Mensen afkomstig uit Nederlands-Indië, maar van Europese origine. 4 Indische Nederlanders van gemengd Nederlands/ Indische herkomst. Wim Reijnierse Oud-medewerker Stichting Buitenlandse Werknemers Rijnmond (SBWR) en Stichting Stimulans ‘Vóór 1980 bestond de term ‘diversiteitsbeleid’ nog niet. De bestuurselite in Nederland ging ervan uit dat mensen tijdelijk bleven en uiteindelijk terugkeerden naar hun land van herkomst. Het gevoel van saamhorigheid tussen mensen met dezelfde culturele achtergrond moest worden bevorderd om te voorkomen dat immigranten te veel aan Nederland gehecht raakten.’ Succesverhalen ‘Instellingen als Stichting Hulp aan Buitenlandse Werknemers (SHBW) – later Stichting Buitenlandse Werknemers Rotterdam (SBWR), één van de voorlopers van CMO Stimulans – hielden zich met beleidszaken nog nauwelijks bezig. In de Rotterdamse haven en industrie wisten we al snel dat Nederland een immigratieland was geworden. Omdat er geen fatsoenlijk overheidsbeleid was, gingen we zelf met dit gegeven aan de slag. De werkgevers betaalden daar toen nog aan mee. Onze medewerkers – de meesten zelf van allochtone komaf – volgden allemaal de sociale academie. Wij boden opvang, begeleiding en maatschappelijke ondersteuning aan immigranten. Zo organiseerden wij bijvoorbeeld ‘ontspanningsavonden’. Deze avonden waren de voorlopers van veel culturele stichtingen die we nu hebben. Een succes dus! SHBW ontwikkelde ook de voorloper van de Internationale Schakelklassen (ISK) in het basisonderwijs: een ander succesverhaal.’ Praktische inslag ‘Instellingen als SHBW waren praktisch ingesteld: we hielpen onder andere bij het vinden van woonruimte, taalcursussen of het maken van tandartsafspraken. Maar ook bij zaken als gezinshereniging. Toen na 1975 een einde kwam aan de actieve werving van gastarbeiders en door de crisis veel migranten werkeloos werden, was onze hulp bij verblijfsrechtelijke problemen meer dan ooit nodig.’ Denken over multiculturaliteit ‘De winst van de jaren tachtig is dat we in Nederland aan het denken zijn gezet over multiculturaliteit. Uit deze periode stamt de goede naam die Nederland heeft – of had – op het gebied van integratie. We waren een samenleving in verandering: in het bedrijfsleven, bij de overheid en bij allerlei instellingen begon men na te denken over toegankelijkheid en evenredigheid. Maar ook extreemrechts kwam op. Het was een roerige tijd.’ Februari 1979 Jaren zestig 1979 Verkiezingen voor de Turkse Commissie in Vlaardingen. Scholings- en werk gelegenheidsprojecten waren een succes. Demonstratie tegen de uitvoering van de Wet Arbeid Buitenlandse Werknemers. 15 1980 - 1994 1980 - 1994 MINDERHEDENBELEID * Etnische minderheden Groepen mensen die door hun sociaal-economische achterstandssituatie en afkomst als aparte groep worden beschouwd. ‘Nederland heeft een geschiedenis van tolerantie en emancipatie. In het integratiebeleid verdwijnt geleidelijk dat uitgangspunt. Waar het accent lag op ruimte voor eigen cultuur, wordt nu ingezet op aanpassing. Waar de overheid investeerde in scholing en werk, verschuift de verantwoordelijkheid naar etnische minderheden* zelf. Voor hen die ontsporen geldt lik-opstukbeleid. Angstig voor verandering van onze waarden lijken we af te dwalen van wie we zijn.’ – Prof. Dr. Karen van Oudenhoven – Van der Zee hoogleraar Organisatiepsychologie, Culturele diversiteit en Integratie, Rijksuniversiteit Groningen 16 17 1980 - 1994 Verborgen discriminatie Sevil Sariyildiz 18 1983 Sevil bij het huis van de familie Bergisch, waar zij 7 jaar woonde. ‘Tijdens een vakantie met mijn familie in Alanya, leerden wij de familie Bergisch kennen. Een Nederlands gezin dat daar ook op vakantie was. Meneer Bergisch was adjunct-directeur bij gemeentewerken Rotterdam. In 1980 kon ik daar voor twee maanden stage lopen. In 1982 ging ik aan de TU Delft studeren, dankzij het advies en de steun van meneer Bergisch en meneer Volker (architect bij gemeentewerken Rotterdam). Ik woonde toen tijdelijk bij de familie Bergisch in. Inmiddels woon ik dertig jaar in Nederland met heel veel plezier! Ik zie mezelf als HURK: een Hollandse Turk!’ Geen verhuur aan allochtonen ‘Toen rond 1988 in Rotterdam de eerste hoge flats langs de Maas werden gebouwd, wilde ik daar heel graag wonen. De locatie herinnerde me namelijk aan de Bosporus in Istanbul. Ik schreef me in, maar hoorde maandenlang niets. Meneer Bergisch belde de makelaar daarom op. ‘Wij verhuren niet aan buitenlanders’, was de reactie. Dat maakte meneer Bergisch vreselijk boos! De schoonzoon van meneer Bergisch kende de directeur van het betreffende makelaarskantoor en wees hem op deze vorm van discriminatie. De volgende dag werd ik gebeld: er waren meerdere woningen beschikbaar. Ik kon er per direct in.’ Gestolen cheques ‘In dezelfde periode werd mijn handtas met daarin tien cheques van 300 euro per stuk gestolen. Ik werkte toen als universitair docent op de TU Delft, maar kon mijn loon niet opnemen omdat de dief alle cheques al had verzilverd! Ik ging hiervoor eerst zelf naar de bank, maar ze waren niet behulpzaam. Daarom ging meneer Bergisch. Hem werd verteld dat ze het verhaal niet vertrouwden: ik was tenslotte een allochtoon. Al mijn rekeningen en spaartegoeden bij die bank zegde ik natuurlijk direct op.’ 19 1980 - 1994 Iliass El Hadioui socioloog en docent, Erasmus Universiteit Rotterdam Van een algemeen minderhedenbeleid naar integratie Begin jaren tachtig realiseerde de overheid zich dat etnische minderheden niet terugkeerden naar hun land van herkomst. Ze ontwikkelde daarom een algemeen minderhedenbeleid dat gericht was op de integratie van etnische minderheden. Onder andere de economische herstructurering en de opkomst van de tweede generatie versterkten deze integratie. 20 1991 Het project ‘Opstapje’ zorgt voor verbetering van opvoedings- en ontwik kelingsvoorwaarden van kinderen. In de jaren tachtig sloten veel fabrieken hun deuren en het werk verplaatste zich naar lagelonenlanden. Dit trof met name de eerste generatie. Zij waren door Nederlanders geworven om hier laaggeschoold werk in fabrieken te verrichten. Door de economische herstructurering raakten velen van hen werkeloos en waren ze aangewezen op de sociale voorzieningen. ‘Parallel aan deze ontwikkeling werd de tweede generatie geboren. Zij groeide op in de volkswijken tussen de autochtonen’, vertelt Iliass El Hadioui (socioloog en docent Stadssociologische vakken in de master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid, Erasmus Universiteit Rotterdam). Een slechte economische situatie ‘Door de werkeloosheid en de economische herstructurering waren de etnische minderheden en de autochtonen op elkaar aangewezen. De hele Nederlandse samenleving was vooral bezig met het herstellen van de economie. Het was geen prettige tijd op economisch vlak, maar etnische minderheden gingen in deze periode wel meer deelnemen aan de Nederlandse samenleving’, aldus El Hadioui. De plotselinge maar massale werkeloosheid en de vestiging van gezinnen waren kenmerkende aspecten van die periode. ‘Op lokaal niveau ontstonden stichtingen en zelfhulporganisaties. Zij hielpen de etnische minderheden met basale zaken, zoals het leren van de JAREN TACHTIG De overheid stimuleerde etnische minderheden hun eigen cultuur te behouden: de eerste moskeeën werden gebouwd. Nederlandse taal en het zoeken van betere woonruimte.’ De opkomst van de tweede generatie Ook de opkomst van de tweede generatie zorgde ervoor dat etnische minderheden aan de Nederlandse maatschappij gingen deelnemen. De overheid wilde dat de tweede generatie hetzelfde werd behandeld als de autochtonen. El Hadioui: ‘Deze kinderen gingen naar dezelfde school als autochtone kinderen, maakten van dezelfde zorg gebruik en ze sportten bij dezelfde sportverenigingen als de autochtonen. Bovendien benadrukte de overheid de sociaal-economische participatie en werd alles wat dat in de weg zou kunnen staan verfoeid, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt en taalachterstanden op scholen.’ De overheid wilde de achterstand van etnische minderheden op het gebied van onderwijs en arbeid zo veel mogelijk bestrijden. Dit gebeurde vooral met het oog op de economie. Zeker nu Nederland zich steeds meer ontwikkelde tot een kenniseconomie. De eerste moskeeën De overheid wilde met het minderhedenbeleid de integratie van de etnische minderheden stimuleren. Van de migranten werd verwacht dat ze zich aanpasten aan de Nederlandse samenleving. Ook moesten ze de Nederlandse taal en de normen en waarden leren kennen. Daarnaast gaf de Maart 1981 Migrantenorganisaties tekenden bij de rechtbank bezwaar aan tegen het spreidingsbeleid van de gemeente Rotterdam. 21 1980 - 1994 overheid de etnische minderheden de ruimte om hun eigen cultuur te behouden. Hierdoor werden in deze periode bijvoorbeeld de eerste moskeeën gebouwd. De eeuwige paradox Toen ook de etnische minderheden aan het begin van de jaren tachtig zelf beseften dat ze permanent in Nederland zouden blijven, pasten ze zich aan de Nederlandse samenleving aan. Echter, hun eigen cultuur wilden ze ook behouden. ‘De bouw van onder andere moskeeën was dus eigenlijk een manifestatie van het feit dat men hier bleef’, vertelt El Hadioui. ‘Moslims gaven daarmee aan dat zij definitief voor Nederland kozen. Op deze manier kregen ze namelijk een binding met hun eigen samenleving, maar ook met die van Nederland. De autochtonen begrepen dit echter verkeerd. Zij dachten dat de etnische minderheden zich hiermee afkeerden van de Nederlandse samenleving. In deze periode werd de basis voor een Nederlandse islam gelegd.’ Driehoeksverhouding Doordat de etnische minderheden hun eigen cultuur behielden en die van Nederland aannamen, groeide de tweede generatie op in verschillende werelden. El Hadioui: ‘Thuis, op school en vaak ook in de vriendengroep heersten andere normen en waarden. De tweede generatie moest zich in alle drie de werelden anders gedragen om geaccepteerd te worden. Hierdoor leefde ze met moeilijke vraagstukken en maakte ze een emotionele worsteling door.’ De tweede generatie kon op weinig plekken terecht met haar vragen of voor advies. Hierdoor heerste het gevoel van pijn en teleurstelling. 22 Multiculturalisme De overheid wilde met het integratiebeleid een multiculturele samenleving creëren. Binnen deze samenleving wilde ze verschillende gesprekspartners hebben die haar inlichtten over de etnische minderheden. De overheid subsidieerde daarom stichtingen en zelfhulporganisaties die etnische De overheid wilde met het integratiebeleid een multiculturele samenleving creëren. minderheden in de samenleving hielpen. El Hadioui: ‘Ze creëerde hierdoor zelf haar gesprekspartners en in wezen was ze dus in gesprek met zichzelf. De hulp van stichtingen en zelfhulporganisaties werkte dan ook maar deels. Ze stonden vaak te ver van hun doelgroep af.’ Ondanks dit beleid ontwikkelden de etnische minderheden in Nederland zich wel en vonden ze steeds meer hun plek binnen de Nederlandse samenleving. Zo ontstond onder andere het etnisch ondernemerschap: op verschillende plekken kwamen slagerijen, belhuizen en toko’s. Later ontwikkelde dit zich tot grote restaurants. JAREN TACHTIG In de jaren 80 ontstond het etnisch ondernemerschap: op verschillende plaatsen kwamen slagerijen, belhuizen en toko’s. VERDWAALDE JONGEREN TERUG OP HET RECHTE PAD Memduh Kahraman Oud-medewerker CMO Stimulans ‘In 1988 bleek uit onderzoek dat veel allochtone jongeren problemen hadden met hun thuissituatie, onderwijs, werk, politie, gezondheid en drugsof gokverslaving. Daar moest dringend wat aan gebeuren. Wij onderzochten eerst de oorzaken. Het bleek dat problemen vaak ontstonden door slechte beheersing van de Nederlandse taal en doordat ouders niet betrokken waren bij de problemen van hun kind. Bovendien hadden veel jongeren die als ouder kind naar Nederland kwamen een slechte vooropleiding.’ Onze oplossing: Jouw project ‘Wij ontwikkelden Jouw project: een project waarin 45 instellingen op het gebied van wonen, onderwijs, politie, justitie, gezondheid en verslavingszorg samenwerkten om de problemen integraal aan te pakken. Hierin zat succes! We verbeterden het contact met ouders, gaven sollicitatietrainingen, leerden jongeren structuur aanbrengen en spoorden ze aan om te gaan sporten. Deelname was vrijwillig, anders had het toch geen zin. Voor iedere deelnemer ontwikkelden we een plan van aanpak. Vervolgens leerden we hen om dat plan zelfstandig in de praktijk te brengen. We namen hen niet aan het handje: zelfstandigheid was juist het doel. Alleen daar waar het nodig was, ondersteunden we de jongeren om verder te komen.’ Van dakloze verslaafde naar succesvolle stagiaire ‘Een mooi voorbeeld van het succes van Jouw project was een allochtone jongere die op straat leefde toen hij zich aanmeldde. Hij was verslaafd aan drugs, zijn gezondheid was slecht en hij had nauwelijks contact met zijn ouders. Dankzij Jouw project pakte hij zijn verslaving aan, leerde hij beter voor zichzelf zorgen en werd hij weer opgenomen in zijn gezin. Uiteindelijk voltooide hij een hbo-opleiding en liep hij zelfs stage bij ons! Jouw project is na verloop van tijd door de politie overgenomen. Zij namen onze mensen in dienst om probleemjongeren te begeleiden. Dezelfde medewerkers zijn nu nog steeds bij het project betrokken.’ 1981 Manifestatie ‘Geen Apartheid in Rotterdam’ 23 1994 - 2002 1994 - 2002 INTEGRATIEBELEID * Allochtonen Groepen mensen afkomstig uit een ander land, zonder Nederlandse etniciteit. ‘In 1998 kozen we het motto ‘Rotterdam Veelkleurige Stad’. Allochtonen* en autochtonen moesten met en naast elkaar leven. Vruchtbaar uitgangspunt was namelijk diversiteit. De gemeente werd ervan doordrongen, van personeelsbeleid en woningbouw tot Rotterdam Culturele Hoofdstad. Het gaf de stad wereldwijd een goede naam. Daar hebben onze opvolgers snel een eind aan gemaakt.’ – Herman Meijer oud-wethouder van Rotterdam 24 1997 Voorlichtingsbijeenkomst over de islam voor autochtone kinderen. 25 1994 - 2002 ‘Zelf werkte ik in de jaren negentig als leerkracht onderwijs in allochtone levende talen (OALT). Ik koester warme herinneringen aan die tijd. Het was voor die kleintjes zo fijn wanneer iemand op hun nieuwe, Nederlandse school in hun eigen taal kon uitleggen wat er gebeurde en wat er van ze verwacht werd. Ik was voor hen echt een sleutelfiguur, want ik liet ze merken dat ze welkom en ook nog steeds een beetje ‘thuis’ waren.’ Rahime Gülcü Onderwijs in de eigen taal: doen! 26 JAREN NEGENTIG Rahime werkte in de jaren negentig als leerkracht OALT. Beheersing van het Nederlands ‘Naast uitleg zorgde ik ook voor de vertaalslag naar het Nederlands, want dankzij mijn hulp pikten ze het Nederlands sneller op. Een goede beheersing van de eigen taal zorgt namelijk voor een snellere en betere beheersing van het Nederlands en bevordert de algemene ontwikkeling. En door een goede beheersing van beide talen, stijgt het zelfvertrouwen waardoor iemand zich op persoonlijk en sociaal vlak makkelijker blijft ontwikkelen. Bovendien merkten we dat buitenlandse ouders eerder op iemand met dezelfde achtergrond afstappen als er problemen zijn.’ Afschaffing OALT ‘In de jaren negentig werd duidelijk dat een groot deel van de immigranten hier zou blijven. Daarom leek OALT overbodig. Ondanks alle positieve aspecten, is OALT in 2004 helemaal afgeschaft. De overheid dacht namelijk dat het ten koste zou gaan van het Nederlandse onderwijs. Ze was zich er echter niet van bewust dat de ontwikkeling van zwakkere leerlingen zonder steun in hun eigen taal vaak kan leiden tot een leerachterstand met schooluitval tot gevolg. Ik ben benieuwd wat de resultaten zouden zijn van een onderzoek naar de afschaffing van de OALT-lessen. Volgens mij is dat namelijk niet veel goeds.’ 27 1994 - 2002 Han Entzinger hoogleraar, Erasmus Universiteit Rotterdam Van integratie naar assimilatie In de tweede helft van de jaren negentig klom de Nederlandse economie uit een diep dal. Er was weer volop werk en de welvaart groeide. Veel werkeloze allochtonen vonden in deze periode opnieuw een baan en langzaam verbeterde hun situatie. In het beleid verschoof de focus van cultuurbehoud naar arbeid en onderwijs, en voor het eerst stond het individu centraal in plaats van de groep. Rond het millennium kregen de allochtonen echter een steeds negatiever imago. Door de slechte economische situatie in de jaren tachtig was de werkeloosheid onder allochtonen hoog opgelopen. Daarnaast besefte de regering dat ze zich met het minderhedenbeleid te veel op zorg en welzijn van allochtonen had gericht. Ook had ze hen onvoldoende gestimuleerd om zelf hun weg te vinden. Han Entzinger (hoogleraar migratie- en integratiestudies, Erasmus Universiteit Rotterdam): ‘Begin jaren negentig 28 1990 Burgemeester Peper tijdens het Istanbul Festival. verschoof daarom de focus in het beleid langzaam van cultuurbehoud naar sociaaleconomische integratie en participatie. De nadruk in het beleid lag hierdoor steeds meer op arbeid en onderwijs.’ Arbeid en onderwijs centraal In het nieuwe beleid mochten allochtonen nog steeds hun eigen taal en cultuur behouden, maar in de eerste plaats moesten 1997 Hans Becker tijdens het 35-jarig bestaan van SBWR. ze burger van Nederland zijn en actief deelnemen aan de Nederlandse samenleving. ‘De regering bevorderde de arbeidsparticipatie onder andere door werkgevers en werknemers hierover afspraken te laten maken’, aldus Entzinger. ‘De werkgevers probeerden banen te creëren en letten bij de invulling daarvan op de achtergrond van mensen. Ook werd de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (BEAA) van kracht. Deze wet verplichtte werkgevers de etnische achtergrond van hun werknemers te rapporteren. Hierdoor werd zichtbaar hoe divers de organisatie was en konden de werkgevers hun aannamebeleid aanpassen.’ Ook op het gebied van de onderwijsbevordering was de regering actief. Entzinger: ‘Ouders werden bijvoorbeeld steeds meer betrokken bij het onderwijs. En het Expertise Centrum allochtonen Hoger Onderwijs (ECHO) werd opgericht om meer allochtonen te laten participeren in het hoger onderwijs.’ Nederlandse taal en cultuur leren Parallel aan de beleidsverschuiving van cultuurbehoud naar sociaal-economische integratie en participatie, besefte de regering dat Nederland te maken had met een constante immigratiestroom. Vanaf midden jaren negentig ontstond daarom onder andere het inburgeringsbeleid. Dit moest ervoor zorgen dat nieuwkomers beter aan de Nederlandse samenleving konden deelnemen en verder konden integreren. ‘In 1998 werd de Wet Inburgering Nieuwkomers van kracht. Dit was de eerste wet die allochtonen verplichtte een taalcursus Nederlands te volgen en iets van de geschiedenis van Nederland te leren’, vertelt Entzinger. Het was een voorbeeld van specifiek beleid. Naast specifiek beleid was er in de jaren negentig vooral regulier beleid op het gebied van arbeid en onderwijs. Dat beleid gold voor iedereen in Nederland. Veel verschillende culturen Entzinger: ‘De overheid vond het belangrijk dat mensen met verschillende culturele achtergronden binnen Nederland goed naast en met elkaar konden leven.’ Dit was ook noodzakelijk, want in de jaren negentig kwamen de migranten vanuit veel meer verschillende landen dan voorheen. De immigratie werd steeds meer divers. Vanwege deze groeiende culturele diversiteit en met de focus op sociaal-economische integratie en participatie richtte de regering zich niet meer op etnische minderheden als groepen, maar op individuen. Onderbuikgevoel Met name door de gunstige economische situatie ging het op het gebied van de integratie in de jaren negentig redelijk goed. ‘Zonder dat de regering het merkte, heerste er binnen de Nederlandse samenleving echter een onderbuikgevoel’, vertelt Entzinger. 1998 Vanaf 1998 is een Nederlandse taalcursus verplicht. 29 1994 - 2002 Veel Nederlanders vonden onder andere dat de allochtonen in de watten werden gelegd. Toen ze in de jaren tachtig werkeloos werden, stuurde de regering ze niet terug naar hun land van herkomst. Dat kon vaak niet, omdat velen intussen verblijfsrechten hadden opgebouwd. In plaats daarvan ontvingen veel allochtonen een uitkering. Hierdoor behielden ze een inkomen en was er weinig reden om te vertrekken. In hun geboorteland hadden ze immers niets. Daarnaast kwamen halverwege de jaren negentig steeds meer asielzoekers naar Nederland. Zowel de samenleving als de regering kreeg hierdoor het gevoel dat de immigratie onbeheersbaar werd. Veel Nederlanders vonden onder andere dat de allochtonen in de watten werden gelegd. Asielzoekers Het grootste probleem in de jaren negentig was de komst van de asielzoekers. Vanaf 1995 kwamen ze in steeds groeiende aantallen naar Nederland. Velen kwamen uit exJoegoslavië en later ook uit landen als Irak, Afghanistan en Somalië. Als ze werden toegelaten, hadden ze na verloop van tijd recht op gezinshereniging en gezinsvorming. ‘Voor de Nederlandse regering was het een hele klus om al deze mensen op te vangen en te huisvesten. Voor de bouw van asielzoekerscentra moest de lokale bevolking bijvoorbeeld worden overgehaald. Een voordeel was dat de centra ook werkgelegenheid opleverden en daarom stemden de inwoners er vrijwel altijd toch mee in’, legt Entzinger uit. ‘Om de stroom asielzoekers een halt toe te roepen, paste de regering in 2000 de Vreemdelingenwet aan. Hierdoor werd het toelatingsbeleid strenger en dit wierp direct zijn vruchten af. Al in 2001 trad een flinke daling in van het aantal asielzoekers.’ Beleidsverandering Mede door de komst van de asielzoekers leefden in Nederland rond de millenniumwisseling mensen uit veel verschillende culturen naast elkaar. En hoewel velen van hen zich langzaam maar zeker aanpasten aan hun nieuwe omgeving, bleven vaak ook oude groepsbanden bewaard. Veel autochtonen vonden dat dit de integratie in de weg stond. Onder andere hierdoor verdwenen de laatste resten van het vroegere multiculturele beleid en nam de druk op de allochtonen om zich aan te passen aan de dominante Nederlandse normen en waarden verder toe. KLEURRIJK ONDERWIJS Jimmy Sewnath Oud-medewerker CMO Stimulans, werkt nu bij JSO ‘Wat leerkrachten betreft was het onderwijs in de jaren tachtig en negentig in Nederland helemaal wit. Bovendien was er een tekort aan leerkrachten terwijl veel Surinaamse en Antiliaanse leerkrachten in Nederland geen baan konden vinden.’ ISAL ‘CMO Stimulans – toen nog Krosbe (Kategoriale Rijnmondse organisatie van Surinamers voor Beleidsbeïnvloeding en Emancipatiebevordering) – startte daarom samen met de gemeente Rotterdam, het arbeidsbureau en het Ministerie van Onderwijs een project ter bevordering van de instroom van Surinaamse en Antilliaanse leerkrachten (ISAL). Uit honderd reacties kozen wij twaalf kandidaten die een training kregen. Ze hadden allemaal hun lesbevoegdheid, maar moesten nog wel leren hoe het Nederlandse onderwijssysteem werkte. Uiteindelijk haalden we de krant met het succes van ISAL. En de onderwijsteams in Nederland kregen wat meer kleur!’ Ouders leren spelen en voorlezen ‘Een ander succesvol project was Instapje. 30 15 april 2000 Conferentie Suriname Quo Vadis: een kritische reflectie en anticipatie vanuit het maatschappelijk middenveld en de politiek op de toekomst van Suriname. In dit project – waar ook de Radboud Universiteit Nijmegen aan meewerkte – kwamen zogeheten ‘implementratrices’ bij de ouders thuis. Ze leerden hen hoe ze leuk met hun kindje konden spelen. Of voorlezen. Want dat gebeurt in veel allochtone gezinnen niet of nauwelijks omdat de ouders niet uit een voorleescultuur komen. Ook het belang van spelletjes voor de ontwikkeling is minder bekend. De meeste ouders die meededen, waren laagopgeleid en zagen deelname als een kans om meer te leren over opvoeden. En ze vonden Instapje dan ook geweldig! Onze implementratrices hadden allemaal een onderwijsachtergrond en ze kregen een speciale training voor de omgang met ouders en cultuurverschillen. Het project Instapje was de voorloper van de huidige Voorscholen.’ Aandacht voor allochtone leerlingen en leerkrachten ‘Tegenwoordig worden allochtone leerlingen helaas nog vaak beperkt door hun afkomst. Bijvoorbeeld bij het vinden van een stageplek. Als je geen hoger opgeleide mensen in je netwerk hebt, kan dat lastig zijn. In Rotterdam zijn helaas ook nog veel allochtone leerlingen met een onderwijsachterstand. Daarom moet er aandacht blijven voor interculturalisatie en diversiteit. Vanuit de politiek en vanuit de maatschappij. En ook aandacht voor allochtone leerkrachten in het onderwijs is nog steeds onontbeerlijk: zij vervullen een voorbeeldfunctie. Ikzelf herinner mij nog goed hoe ik mijn allochtone leerkracht Engels bewonderde!’ 1997 Huiswerkbegeleiding voor allochtone scholieren. 31 2002 TOT NU 2002 tot nu ASSIMILATIEBELEID * Nieuwe Nederlanders Inwoners van Nederland als onderdeel van de multiculturele samenleving. ‘Na veel hard werk en inzet door zowel nieuwe Nederlanders* als autochtonen is er begin 2000 veel bereikt op het gebied van diversiteit. Helaas maakten ‘politici’ in een korte periode veel, heel veel kapot. De samenleving is in een stadium blijven hangen van elkaar uitsluiten in plaats van elkaar omarmen. Toch houd ik vertrouwen dat de toekomstige generaties elkaar infecteren met het diversiteitsvirus.’ – Brahim Bourzik voorzitter Stichting Israa 32 APRIL 2008 Gezellige activiteiten bij Stichting Wah Fook Wui, de grootste Chinese ouderenstichting van Nederland. 33 2002 TOT NU Vrij om jezelf te zijn? Zorica Majic 34 MAART 1971 Zorica: ‘Mijn vertrek naar Nederland.’ ‘Ik ben al sinds 1971 in Nederland. Op straat herkennen mensen mij niet eens meer als allochtoon. Pas als ik begin te praten, vragen ze: waar kom je vandaan? Omdat ik al zolang in Nederland was, merkte ik niet veel van de overgang van integratiebeleid naar assimilatiebeleid. Wat ik wel zie, is dat het assimilatiebeleid voorbijgaat aan de individualiteit van iedere allochtoon. Dat vind ik erg. Tijdens het integratiebeleid gingen we uit van: ‘integratie met behoud van eigen identiteit’. Dat beleid gaf je als individu nog bepaalde vrijheden.’ Het individu en de groep ‘Het assimilatiebeleid gaat zover dat een wethouder in Rotterdam riep dat Marokkaanse moeders op straat Nederlands moeten praten met hun kinderen. Je krijgt dan dus een verbod op het spreken van je eigen taal. Ik vind dat je dan de identiteit en vrijheid van het individu te veel inperkt. Gelukkig is dit niet doorgegaan.’ Hoever mag je gaan? ‘Waar we het over moeten hebben is: hoever mag je ingrijpen in het leven van anderen? Veel allochtonen komen uit een groepssamenleving. Dat wil niet zeggen dat zij dit hier in Nederland moeten aanhouden, maar met dit gegeven mag in de beleidsvorming wel meer rekening worden gehouden. De politiek moet meer inzetten op een verandering van de gemeenschap in plaats van alleen het aanpassen van het individu.’ 35 2002 TOT NU Ruben Gowricharn hoogleraar, Universiteit van Tilburg Assimilatie: de Nederlandse cultuur aannemen De komst van de asielzoekers sinds de jaren negentig zorgde voor een ongemakkelijk gevoel binnen de Nederlandse samenleving. De nieuwe Nederlanders behielden hun eigen cultuur en volgens de autochtone bevolking stond dit de integratie in de weg. Daarom ging de regering ertoe over de nieuwe Nederlanders te verplichten de Nederlandse normen en waarden aan te nemen. Daarnaast richtte ze zich op het terugdringen van de immigratie. En met succes! ‘Terugkijkend zijn er vanaf de jaren zestig een aantal constante factoren te ontdekken in het beleid’, verklaart Ruben Gowricharn (hoogleraar sociale cohesie en transnationale vraagstukken, Universiteit van Tilburg). ‘De regering richtte zich in iedere beleids- 36 2009 2009 was het Jaar van de Tradities. periode op onderwijs, arbeid en achterstandsbestrijding. Daarnaast leefde er onder een groot deel van de Nederlandse samenleving een onderbuikgevoel.’ Al vanaf de jaren zestig werden nieuwe Nederlanders namelijk geassocieerd met onrust en problemen. Onder andere hierdoor integreerden ze niet goed. Na de oliecrisis van 1979 was de werkeloosheid onder de nieuwe Nederlanders hoog. De regering trof daarom verschillende regelingen voor de eerste generatie, maar richtte zich verder op de tweede generatie. Daarmee werd als het ware een hele generatie werkende migranten afgeschreven. Sindsdien heerst binnen de Nederlandse samenleving het beeld dat nieuwe Nederlanders te veel kregen en dat ze te gemakkelijk regelingen ontvingen. Onterecht negatief Gowricharn: ‘De discussie over migranten is vaak onterecht negatief geweest. Het beeld dat nieuwe Nederlanders te veel profiteren is gebaseerd op onterechte onderbuikgevoelens. De regering is tot nu toe niet in staat geweest dit beeld te veranderen. Sterker nog, vanaf 2002 zijn er verschillende politici die dat gevoel versterken.’ Pim Fortuyn is hier een goed voorbeeld van. Hij speelde in 2002 in op het onbehagen. De moorden op Pim Fortuyn (2002) en Theo van Gogh (2004) en de terroristische aanslagen op New York (9/11, 2001) en op Madrid (2004) werden indirect toegeschreven aan allochtonen. Met name aan moslims. De samenleving begon aan hen te twijfelen. Vanaf dit moment besteedde de regering veel aandacht aan terrorismebestrijding en de beteugeling van de islam. De nieuwe Nederlanders gingen zich hierdoor echter 17 APRIL 2008 Dialoogbijeenkomst interreligieuze samenwerking. niet afzetten. Ze deden juist beter hun best om te assimileren en wilden het tegendeel bewijzen. Opgaan in de Nederlandse cultuur De regering verplichtte de nieuwe Nederlanders de Nederlandse taal en de normen en waarden over te nemen. Ze moesten assimileren, oftewel opgaan in de Nederlandse cultuur. Voor veel nieuwe Nederlanders was het niet vanzelfsprekend hun eigen cultuur los te laten. ‘Toch nam de tweede generatie de taal, gelijkheid tussen mannen en vrouwen en vrijheid van meningsuiting over van de Nederlandse cultuur’, vertelt Gowricharn. De Commissie-Blok concludeerde in haar parlementaire onderzoek in 2004 dan ook dat de integratie gedeeltelijk of geheel geslaagd was. Echter, deze conclusie werd door de Nederlandse samenleving en de politiek nooit breed gedragen. Arbeid, onderwijs en achterstandsbestrijding Om de positie van de nieuwe Nederlanders te verbeteren, kwam de overheid met verschillende regelingen. Zo kregen scholen bijvoorbeeld subsidies afhankelijk van het aantal allochtonen. En kwamen op de arbeidsmarkt extra mogelijkheden tot bijen omscholing en taalcursussen en kwam er een anti-discriminatiebeleid. ‘Deze regelingen kwamen er, omdat de regering erkende dat de harde uitsluiting van nieuwe Nederlanders hardnekkig was’, aldus Gowricharn. 37 2002 TOT NU Naast de regelingen op het gebied van arbeid en onderwijs, stimuleerde de overheid ook de vrouwenemancipatie en homoparticipatie. Meer drempels Een andere uitdaging die de Nederlandse regering vanaf het millennium aanging, was het beperken van de immigratie. De asielzoekers die in de jaren negentig naar Nederland kwamen, hadden recht op gezinshereniging en veel van hen haalden hun gezin naar Nederland. Door het aanscherpen van verschillende wetten, beperkte de regering de komst van met name importbruiden zo veel mogelijk. Gowricharn: ‘Om een verblijfsvergunning te krijgen, moesten de bruiden vanaf nu bijvoorbeeld verplicht een toets doen en aan de hoogte van het inkomen van hun partner werden eisen gesteld. Door deze extra drempels konden nieuwe Nederlanders niet meer zo gemakkelijk immigreren, waardoor met name de immigratie van Turken en Marokkanen terugliep.’ Andere migranten De immigratie werd vanaf het millennium dus flink beperkt. Echter, voor arbeidsmigranten stond de deur open. Nederland ontwikkelde zich inmiddels tot een kenniseconomie en had behoefte aan hoogopgeleide mensen. Ze kregen een verblijfsvergunning die verlengd kon worden. Ook kwamen er veel nieuwe Nederlanders vanuit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie naar Nederland. 38 Waar blijft de erkenning? ‘In de multiculturele samenleving anno 2012 is de immigratieproblematiek vaak niet zo problematisch als men denkt’, aldus Gowricharn. Nieuwe Nederlanders, en met name islamieten, krijgen inderdaad veel negatieve aandacht. En door politici als Geert Wilders staan de verhoudingen tussen autochtonen en nieuwe Nederlanders inderdaad op scherp. Echter, op het gebied van integratie is inmiddels veel bereikt. ‘In de multiculturele samenleving anno 2012 is de immigratieproblematiek vaak niet zo problematisch als men denkt’, ‘Zo is de immigratie inmiddels beheersbaar en zijn de nieuwe Nederlanders goed vertegenwoordigd in het ondernemerschap, de wereld van de sport en op het gebied van de lokale politiek en de arbeidsmarkt.’ Nieuwe Nederlanders integreren dus wel degelijk in de Nederlandse samenleving. Dit wordt alleen onvoldoende erkend. TOCH ALS VRIJWILLIGER AAN DE SLAG Remie Bhugwansing Oud-medewerker CMO Stimulans, werkt nu bij JSO ‘Rond 2002 bleek dat veel Surinamers, maar ook andere allochtonen, langdurig werkeloos waren. Gevolgen daarvan zijn vaak een sociaal isolement en verwijdering van de arbeidsmarkt. Vrijwilligerswerk biedt dan een uitkomst: mensen krijgen weer een dagritme, komen uit hun isolement, bouwen een netwerk op en doen werkervaring op.’ Wat hebben ze nodig? ‘Helaas is vrijwilligerswerk niet iets waar allochtonen snel aan denken. Ze willen een fijn huis, geld om naar familie te sturen en geld om zelf af en toe terug te gaan. En daarvoor hebben ze een betaalde baan nodig. Anderen leggen zich juist neer bij langdurig (over)leven met slechts een uitkering.’ Wijzen op verantwoordelijkheden ‘Om allochtonen toch te interesseren voor vrijwilligerswerk, bedachten wij het vrijwilligers traject bemiddeling (VTB). Iedere cursist krijgt een trainer met dezelfde etnische achtergrond. Deze trainer – die het denkkader van de deelnemer kent en 2011 In 2011 vond alweer de 27e editie plaats van het succesvolle multiculturele Zomercarnaval. begrijpt – wijst hem op zijn verantwoordelijkheden: de verantwoordelijkheid om als ouder je kinderen het goede voorbeeld te geven, maar ook de verantwoordelijkheid om iets terug te doen voor de samenleving die in jouw onderhoud voorziet. Tegelijkertijd maakten we deelnemers bewust van hun eigen maatschappelijke potentie en we wezen op de voordelen van vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld het opdoen van werkervaring waardoor de afstand tot de arbeidsmarkt verkleint. Sinds ons project is het aantal allochtonen dat zich meldt als vrijwilliger aanzienlijk toegenomen!’ Culturele ambassadeurs ‘In het VTB-project maakten we ook gebruik van culturele ambassadeurs. Dit waren deelnemers die een extra stap konden en wilden maken. We gaven hen trainingen in vergadertechnieken en het motiveren van mensen. Daardoor konden we hen inzetten om mensen met dezelfde etnische achtergrond te motiveren en te activeren. Onze ambassadeurs trokken langs moskeeën, kerken en voetbalvelden. Ze vertelden daar vanuit hun eigen situatie wat het vrijwilligerswerk hen had opgeleverd. Ook zij hadden rugpijn of de zorg voor kleinkinderen, maar voelden toch een maatschappelijke verantwoordelijkheid. En daarmee vergrootten ze hun kans op een betaalde baan. Later gaven steeds meer deelnemers zich op als ambassadeur: het werkte inspirerend! De ambassadeurs groeiden vaak weer door naar betaalde functies.’ 2011 Team CMO Stimulans. 39 NAWOORD Gastarbeiders, etnische minderheden, allochtonen en nieuwe Nederlanders... In deze publicatie zie ik de verschillende termen voorbij komen die de overheid vanaf de jaren negentig bedacht voor de migranten. Ik heb dit altijd containerbegrippen gevonden. Ik begrijp waarom mensen die ‘labels’ willen plakken en heb er nooit iets kwalijks achter gezien. Maar het verzinnen van die termen vind ik zonde van de tijd. Het gaat niet om de termen, het gaat om de mensen. ‘Het gaat niet om de termen, het gaat om de mensen.’ In deze publicatie wordt binnen het integratiebeleid een trend naar assimilatie geschetst. Dat betekent kort door de bocht: alles opgeven en opgaan in de omgeving. Dat gaat mij te ver. Alles wat een mens doet, in bijvoorbeeld cultuur en sport, creëert zijn identiteit. Het is onmogelijk om iemand te vragen dat op te geven. Ik kan mezelf niet herprogrammeren. Ik ken Nederland goed, bovengemiddeld zelfs. Maar maakt het mij minder Nederlander omdat ik ook andere normen en waarden bij me draag? Nederlander zijn met een andere cultuur kan prima, vind ik. Het kan zelfs van economisch toegevoegde waarde zijn. Zolang je je maar houdt aan de Nederlandse wet. buiten de samenleving staan. Bij de inburgeringsceremonie in Rotterdam zeg ik daarom altijd: ‘Als het u alleen om het paspoort te doen is, is dat te weinig. U valt nu onder een grondwet die u beschermt, maar die u ook verplichtingen geeft.’ Niet de overheid, maar de burger zelf is primair verantwoordelijk voor de keuzes die hij maakt. Kom je legaal naar Nederland en woon je hier? Dan moet je je best doen om te integreren, om een baan te zoeken, een opleiding te volgen en om de taal te leren spreken. Velen doen hun best en slagen daarin. Nederland kent vele organisaties die zich inzetten voor integratie en participatie. Het werk dat zij doen is goed. Een tip voor de toekomst die ik ze graag meegeef: blijf ‘klein’ en effectief. Heb niet de pretentie om namens groepen mensen te spreken. En word geen subsidieslurpende machines die pretenderen dat ze aan belangenbehartiging doen. Blijf de gedreven deskundige die jullie zijn. En blijf de gesprekspartner voor de professionals in het veld. ing. Ahmed Aboutaleb Burgemeester van Rotterdam Wat er in de toekomst moet gebeuren om integratie te laten slagen? Migranten moeten de mentale keuze maken om hier te blijven. Ik zie dat velen toch nog met één been 40 41 COLOFON Concept Waagmaker Communicatie Hoofdredactie CMO Stimulans Tekst Bureau Tekstschrijvers.nl (Rotterdam, Nijmegen en Amsterdam) Fotografie Frank Hanswijk Robert de Hartogh Archiefmateriaal CMO Stimulans Ontwerp & concept Studio Lonne Wennekendonk Drukwerk De Bondt Grafimedia Disclaimer Deze publicatie is zuiver informatief. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend. CMO Stimulans aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten in deze uitgave. Kijk voor meer informatie op www.cmo-stimulans.nl ©maart 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. 42 43 44
© Copyright 2024 ExpyDoc