Publicatieblad week 28 2014

Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Agenda en notulen
Hoorzittingen bezwaarschriftencommissie: 15 juli 2014
Op dinsdag 15 juli 2014 is er een vergadering van de bezwaarschriftencommissie in het
gemeentehuis. Tijdens deze vergadering worden twee niet-openbare en één openbare hoorzitting
gehouden.
De volgende hoorzittingen staan gepland:
18:00 uur: hoorzitting Wet werk en bijstand - gemeentelijke Maatregelenverordening (niet openbaar)
18.30 uur: hoorzitting Wet werk en bijstand (niet openbaar)
19:00 uur: hoorzitting inzake besluit om niet verder handhavend op te treden tegen het met het
vigerende bestemmingsplan strijdige gebruik van perceel Hommelstraat 7 in Empe (openbaar).
Spreekrecht
Tijdens de hoorzitting hebben alleen belanghebbenden, zoals degenen die een bezwaarschrift hebben
ingediend, spreekrecht. Zij zijn persoonlijk uitgenodigd voor de hoorzitting.
Inzage stukken
De stukken over het besluit en het bezwaarschrift van de openbare hoorzitting liggen tijdens de
openstelling van het gemeentehuis ter inzage. Bovendien kunt u de stukken op afspraak inzien. Bel
daarvoor met de secretaris van de bezwaarschriftencommissie via (0575) 56 82 33 of mail naar
[email protected].
Lees meer informatie op de website www.brummen.nl
Doorgang hoorzittingen en tijdstippen zijn onder voorbehoud.
Omgevingsvergunning
Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Amalia van
Solmslaan 13 6961 EW Eerbeek
Locatie: Amalia van Solmslaan 13 Eerbeek
Voor: het kappen van 15 bomen
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum ontvangst: 25 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. M. Troost-Welling), tel. (0575) 56 85 69.
Verleende reguliere omgevingsvergunning Buurtweg 33 6971 KL Brummen
Locatie: Buurtweg 33 Brummen
Voor: het herbouwen van een cafe/restaurant
Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo)
_________________________________________________________________________________
1
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Datum verzonden: 19 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Bezwaar
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Ingetrokken aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning
Coldenhovenseweg 74 6961 eg Eerbeek
Locatie: Coldenhovenseweg 74 te Eerbeek
Voor: het uitbreiden van een warehouse
Activiteiten: Bouwen (art. 2.1 lid 1 sub a Wabo)
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. M. Troost-Welling), tel. (0575) 56 85 69.
Geweigerde reguliere omgevingsvergunning Derickxkamp 2 6961 DL Eerbeek
Locatie: Derickxkamp 2 Eerbeek
Voor: het kappen van een boom
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum verzonden: 19 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Bezwaar
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verleende reguliere omgevingsvergunning Juliana van Stolberglaan 18 6961
GD Eerbeek
Locatie: Juliana van Stolberglaan 18 Eerbeek
Voor: het kappen van een berk
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum verzonden: 20 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Bezwaar
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verleende reguliere omgevingsvergunning Juliana van Stolberglaan 46 6961
GD Eerbeek
_________________________________________________________________________________
2
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Locatie: Juliana van Stolberglaan 46 Eerbeek
Voor: het kappen van negen bomen
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum verzonden: 20 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Bezwaar
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verleende reguliere omgevingsvergunning Maria Stuartlaan 16 6961 GB
Eerbeek
Locatie: Maria Stuartlaan 16 Eerbeek
Voor: het kappen van een grove den
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum verzonden: 20 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Bezwaar
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Verleende reguliere omgevinsvergunning Spankerenseweg 1 6974 BA
Leuvenheim
Locatie: Spankerenseweg 1 Leuvenheim
Voor: het kappen van twee beuken en een ginko
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum verzonden: 20 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Bezwaar
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Spoorstraat 8
6971 CA Brummen
Locatie: Spoorstraat 8 te Brummen
Voor: het kappen van drie robinia's in verband met veiligheid
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum ontvangst: 30 juni 2014
_________________________________________________________________________________
3
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. M. Troost-Welling), tel. (0575) 56 85 69.
Verleende reguliere omgevingsvergunning Windheuvelstraat 11 6971 JV
Brummen
Locatie: Windheuvelstraat 11 Brummen
Voor: het kappen van een zieke beuk
Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo)
Datum verzonden: 30 juni 2014
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50.
Bezwaar
Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Bestemmingsplan
Bestemmingsplan "Dwarsweg 1 te Brummen" Dwarsweg 1 6971JC Brummen
Burgemeester en wethouders van Brummen maken bekend dat:
Gelet op artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dat de gemeenteraad in zijn vergadering
van donderdag 26 juni 2014 het bestemmingsplan “Dwarsweg 1” heeft vastgesteld;
Daarbij heeft de gemeenteraad tevens besloten om op grond van artikel 6.12 van de Wro geen
exploitatieplan vast te stellen.
Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om op het betreffende perceel, kadastraal bekend
als Gemeente Brummen, sectie I, nr. 907, een extra woning met een maximaal oppervlakte van 225
m² te kunnen realiseren.
Inzagetermijn
Analoog
Het bestemmingsplan, met bijbehorende stukken, liggen vanaf donderdag 10 juli 2014 tot en met
woensdag 20 augustus 2014 gedurende een termijn van zes weken, tijdens openingstijden, bij de
receptie ter inzage.
Digitaal
Het bestemmingsplan is tevens digitaal in te zien op de gemeentelijke website www.brummen.nl
(onder ‘plannen en projecten’) en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De bronbestanden zijn ook via www.ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar en beschikbaar. Voor een
link naar deze bestanden kunt u terecht op de gemeentelijke website.
Beroep
Degene die tijdig hun zienswijze tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar hebben gemaakt en
belanghebbende zijn, of die aantoonbaar redelijkerwijs niet in staat zijn geweest tijdig een zienswijze
in te dienen, kunnen een beroepschrift indienen bij de Raad van state, Postbus 20019, 2500 EA ’s_________________________________________________________________________________
4
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift vangt aan één dag na de hierboven
genoemde inzagetermijn en duurt zes weken.
Milieu
Beschikking hogere waarde Dwarsweg 1 te Brummen Dwarsweg 1 6971JC
Brummen
De Wet geluidhinder stelt onder andere eisen aan de maximum toegestane geluidsbelasting op gevels
van (te bouwen) woningen. Wanneer het geluidsniveau boven de wettelijke voorkeursnorm komt, kan
het college van burgemeester en wethouders onder voorwaarden hogere waarden vaststellen.
Plangebied
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied 2008, Dwarsweg 1 te
Brummen vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt een functieverandering mogelijk. Uit akoestisch
onderzoek is gebleken dat de voorkeurswaarde vanwege wegverkeerslawaai wordt overschreden. De
geluidsbelasting bedraagt voor deze woning ten hoogste 51 dB. Voor de woning wordt daarom een
hogere waarde vastgesteld van ten hoogste 51 dB.
Voor vaststelling van het bestemmingsplan heeft tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan de
ontwerpbeschikking hogere waarde Dwarsweg 1 ter inzage gelegen. Hiertegen zijn geen zienswijzen
ingebracht.
Inzage
De beschikking en de daarbij behorende stukken liggen vanaf donderdag 10 juli 2014 tot en met
woensdag 20 augustus 2014 ter inzage.
Beroep
Tegen deze beschikking kan door een belanghebbende die tijdig zienswijzen naar voren heeft
gebracht dan wel een belanghebbende aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij/zij
geen zienswijzen heeft kenbaar gemaakt over de ontwerpbeschikking, binnen zes weken beroep
worden ingesteld, gerekend vanaf de dag na die waarop deze beschikking ter inzage is gelegd. Het
beroepschrift moet worden in gediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State,
Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Inlichtingen
Afd. Beleid en Bedrijfsvoering (dhr. P. Blankman), tel. (0575) 56 82 34.
Verordeningen en reglementen
Inspraak Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp, Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor
Jeugd en Verordening Jeugdhulp
B&W maken bekend dat zij op 8 juli 2014 hebben ingestemd met de concepten Lokaal Beleidsplan
Jeugdhulp, Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd en Verordening Jeugdhulp.
Het Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp
_________________________________________________________________________________
5
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
In de eerder vastgestelde lokale kadernotitie zijn de visie en uitgangspunten bepaald, die leidend zijn
bij de lokale voorbereiding en uitvoering van de decentralisatie Jeugdzorg in de gemeente Brummen.
In het lokale beleidsplan worden deze nader uitgewerkt en beschrijven we de wijze waarop we lokaal
de zorg voor jeugdigen willen organiseren in samenhang met het preventieve jeugdbeleid, waar de
gemeente al verantwoordelijk voor was, en de nieuwe onderdelen zoals de toegang tot de „nieuwe‟
vormen van jeugdzorg die naar gemeenten komen. In dit plan komen alle aspecten aan de orde die te
maken hebben met jeugd, onder andere jeugdgezondheidszorg, preventie van opvoed- en
opgroeiproblemen, onderwijs, veiligheid, en jeugdzorg.
Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd
In de regionale kadernotitie zijn de kaders bepaald voor de vormgeving van de bovenlokale vormen
van hulp en ondersteuning aan jeugd. De afgelopen periode hebben de 8 gemeenten in de regio
Midden-IJssel/Oost- Veluwe samengewerkt om de regionale uitvoeringsnota jeugdhulp op te stellen.
Dit regionale deel bevat de afspraken over die onderdelen die de gemeenten in de regio samen of
eenduidig willen organiseren. Die gezamenlijke afspraken moeten bijdragen aan de efficiëntie en
effectiviteit van het nieuwe jeugdstelsel. De afspraken voor de bovenlokale vormen van hulp hebben
betrekking op de wijze van toegang tot individuele voorzieningen, de sturing en de bekostiging van de
jeugdhulp, een overzicht van de budgetten, cliënt en kwaliteit, de inrichting van de monitoring en
beleidsinformatie en de gemeentelijke bedrijfsvoering.
De Verordening Jeugdhulp
De verordening jeugdhulp is een juridisch document waarmee uitvoering wordt gegeven aan de
Jeugdwet. De verordening geeft onder meer inzicht in de vormen van jeugdhulp die in Brummen
worden aangeboden, regels voor de toegang en toeleiding tot jeugdhulp en de inhoud van een
beschikking.
Inspraakperiode
De stukken liggen van donderdag 10 juli tot en met donderdag 14 augustus 2014 ter inzage in het
gemeentehuis te Brummen. Daarnaast zijn de stukken te vinden op de website van de gemeente
Brummen, www.brummen.nl.
De concept Regionale Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd 2015 -2016 ligt in deze periode ook ter inzage
bij de gemeenten Zutphen, Lochem, Voorst, Apeldoorn, Epe, Hattem en Heerde.
Verder proces
Na de inspraakperiode wordt een inspraaknota geschreven waarin staat hoe de inspraakreacties zijn
verwerkt. De stukken worden samen met de inspraaknota vervolgens aan het college ter
besluitvorming voorgelegd. In oktober 2014 wordt de nota aangeboden aan de gemeenteraad.
Reageren
U kunt uw opmerkingen ten aanzien van de concepten Lokaal Beleidsplan Jeugdhulp, Regionale
Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd en Verordening Jeugdhulp tot en met 14 augustus 2014 schriftelijk
indienen bij het college van B&W, Postbus 5, 6970 AA Brummen. Daarnaast heeft u de mogelijkheid
te reageren via e-mailadres [email protected].
Inlichtingen
Afd. Beleid en Bedrijfsvoering (mw. G. Bijlsma), tel. (0575) 56 82 33.
_________________________________________________________________________________
6
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
1. Rectificatie Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen
Brummen 2014
B&W maken bekend dat de gemeenteraad in de vergadering van 27 februari 2014 de Verordening
gegevensverstrekking basisregistratie personen Brummen 2014 heeft vastgesteld. Hiermee komt de
Verordening gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van 24 april 2008 te vervallen.
De bekendmaking van deze verordening heeft al eerder heeft plaatsgevonden. Deze rectificatie vindt
plaats omdat bij de vorige bekendmaking de tekst van de vastgestelde verordening niet in het digitale
publicatieblad is opgenomen. De verordening kunt u nu wel raadplegen in dit publicatieblad. Verder
kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl.
Deze verordening treedt in werking op 10 juli 2014 en werkt terug tot en met 6 januari 2014. Door de
inwerkingtreding met terugwerkende kracht heeft deze rectificatie geen gevolgen voor de juridische
grondslag van genomen besluiten.
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (dhr. G. Ruegebrink), tel.nr. (0575) 56 85 53
2. Rectificatie Verordening tot wijziging Bouwverordening 2013
B&W maken bekend dat de gemeenteraad in de vergadering van 19 december 2013 de Verordening
tot wijziging van de Bouwverordening 2013 heeft vastgesteld.
Op 27 juni 2013 is door de gemeenteraad de Bouwverordening 2013 vastgesteld. In deze verordening
wordt verwezen naar bijlagen en toelichtingen die niet aanwezig zijn. Door vaststelling van de
wijzigingsverordening met de relevante bijlagen, wordt de Bouwverordening 2013 aangevuld.
De bekendmaking van deze verordening heeft al eerder heeft plaatsgevonden. Deze rectificatie vindt
plaats omdat bij de vorige bekendmaking de tekst van de vastgestelde verordening niet in het digitale
publicatieblad is opgenomen. De verordening kunt u nu wel raadplegen in dit publicatieblad. Verder
kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl.
De wijzigingsverordening treedt op 10 juli 2014 en werkt terug tot en met 22 augustus 2013. Door de
inwerkingtreding met terugwerkende kracht heeft deze rectificatie geen gevolgen voor de juridische
grondslag van genomen besluiten.
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (dhr. W. Booiman), tel.nr. (0575) 56 85 24.
3. Inwoonregeling gemeente Brummen (2014)
B&W maken bekend dat zij op 1 juli 2014 ingestemd hebben met de Inwoonregeling gemeente
Brummen (2014). De inwoonregeling uit 2004 was inmiddels achterhaald. Op basis van de regeling uit
2004 konden woningen gesplitst worden. Er wordt dan geen officieel verzoek ingediend voor woningsplitsing, maar er ontstonden op basis van deze regeling wel twee of meer verblijfsobjecten met een
woonfunctie op grond van de BAG. Dit is niet het doel van de inwoonregeling. De inwoonregeling is er
_________________________________________________________________________________
7
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
voor bedoeld om een deel van een woning te bewonen naast een ander huishouden. Woningsplitsing
of kamerbewoning is hierbij niet toegestaan.
Daarnaast is er geen ruimte in onze woningbouwprogrammering en het vastgestelde beleid (het
Kwalitatief Woonprogramma 3), om woningen op deze manier te splitsen. Deze beleidsregel is
bedoeld om aan dit soort situaties een einde te maken en de inwoonregeling zo toe te passen
waarvoor hij bedoeld is.
De inwoonregeling treedt in werking op 10 juli 2014 en de inwoonregeling uit 2004 komt per deze
datum te vervallen.
U kunt deze regeling raadplegen via dit publicatieblad en via www.overheid.nl.
Inlichtingen
Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (mw. M. Peters), tel (0575) 56 82 18.
4. Rectificatie Brandbeveiligingsverordening Gemeente Brummen
B&W maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 19 december 2013 de Brandbeveiligingsverordening Gemeente Brummen 2013 heeft vastgesteld.
De bekendmaking van deze verordening heeft al eerder heeft plaatsgevonden. Deze rectificatie vindt
plaats omdat bij de vorige bekendmaking de tekst van de vastgestelde verordening niet in het digitale
publicatieblad is opgenomen. De verordening kunt u nu wel raadplegen in dit publicatieblad. Verder
kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl.
Deze verordening treedt in werking op 10 juli 2014.
Tot 10 juli 2014 geldt de Brandbeveiligingsverordening 2010 (RB10.045). Omdat de inhoud van deze
verordening op hoofdlijnen gelijk is aan de verordening die op 10 juli 2014 in werking treedt, heeft
deze rectificatie geen gevolgen voor besluiten die tot 10 juli 2014 zijn genomen.
Inlichtingen
Afd. Dienstverlening (dhr. W. Booiman), tel.nr. (0575) 56 85 24.
_________________________________________________________________________________
8
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
1. VERORDENING GEGEVENSVERSTREKKING BASISREGISTRATIE PERSONEN
BRUMMEN 2014
Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen Brummen 2014
Kenmerk
: INT13.2721
Vastgesteld
: raadsvergadering van 27 februari 2014 met kenmerk RB13.0082
Inwerkingtreding : 10 juli 2014 met terugwerkende kracht tot 6 januari 2014
Publicatiedatum : 9 juli 2014
_________________________________________________________________________________
9
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 1. Verstrekkingen aan organen van de gemeente
1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt aan een overheidsorgaan gegevens uit
de basisregistratie, voor zover dit is bepaald bij nadere regeling van het college.
Artikel 2. Verstrekkingen aan derden
1. Het college van burgemeester en wethouders kan overeenkomstig artikel 3.9 van de Wet
basisregistratie personen, op verzoek van een derde aan hem gegevens verstrekken uit de
basisregistratie personen als:
a. de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie
gegevens worden verstrekt, of
b.de verstrekking in overeenstemming is met bepaalde krachtens het derde lid.
2. Verstrekking overeenkomstig het eerste lid vindt enkel plaats voor zover deze noodzakelijk is
voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de derde en het belang of de
fundamentele rechten en vrijheden van de ingeschrevene niet aan de verstrekking in de weg
staan.
3. Het college van burgemeester en wethouders wijst aan:
a. de werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang voor de gemeente, ten
behoeve waarvan gegevens uit de basisregistratie kunnen worden verstrekt; en
b. de categorieën van derden die in aanmerking komen voor verstrekking van gegevens uit de
basisregistratie.
Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op 27 februari 2014 en werkt terug tot en met 6 januari 2014.
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gegevensverstrekking basisregistratie
personen Brummen 2014.
3. De verordening gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Brummen (verordening
GBA) van 24 april 2008 komt met ingang van 6 januari 2014 van rechtswege te vervallen.
_________________________________________________________________________________
10
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Bijlage behorende bij Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen Brummen
2014
Algemeen
Deze verordening geeft uitvoering aan de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wet basisregistratie personen
(hierna: Wbrp). Met de invoering van die wet is de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wgba) ingetrokken; daardoor is bovendien de Verordening Gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens (Verordening GBA) vervallen.
De mogelijkheid die de Wgba kende om regels te stellen over de verstrekking van gegevens over
ingezetenen van de eigen gemeente is in de Wbrp echter overgenomen. Deze verordening geeft daar
invulling aan. Het gaat in deze verordening om verstrekking door het college van burgemeester en
wethouders (hierna: college) van gegevens uit de basisregistratie, over inwoners van de eigen
gemeente aan:
- organen van de eigen gemeente (op grond van artikel 3.8 van de Wbrp, zie artikel 1 van deze
verordening); en
- derden ( op grond van artikel 3.9 van de Wbrp, zie artikel 2 van deze verordening).
Begripsbepalingen
De begripsbepalingen uit de Wbrp werken door in deze verordening. Daarmee wordt in deze
verordening verstaan onder:
- basisregistratie: de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 [van de Wbrp];
- derde: elke natuurlijke persoon niet zijnde een overheidsorgaan of een ingeschrevene en elke
rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is
bekleed;
- ingeschrevene: 1o een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of 2o
een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed;
- persoonslijst: het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, en 2.69, eerste lid, [van de
Wbrp] over één persoon in de basisregistratie.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Verstrekkingen aan organen van de gemeente
Met dit artikel wordt het college de bevoegdheid gegeven om gegevens uit de basisregistratie te
verstrekken aan gemeentelijke organen. Het wordt aan het college overgelaten om te bepalen welke
gegevens uit de basisregistratie, over welke personen en voor welke taken, de verschillende
gemeentelijke organen verstrekt krijgen. Het college verstrekt de gegevens vervolgens zelf, al dan niet
systematisch, met dien verstande dat slechts gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn voor de
goede vervulling van de taak van de betreffende organen (zie artikel 3.8, tweede lid, van de Wbrp).
Artikel 2. Verstrekkingen aan derden
Dit artikel maakt het mogelijk dat op verzoek van een derde aan hem door het college gegevens
worden verstrekt over inwoners van de gemeente. De verstrekking kan echter uitsluitend plaatsvinden
in twee gevallen, namelijk:
 als de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie
gegevens worden verstrekt (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wbrp); of
 ten behoeve van door een derde verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk
belang voor de gemeente (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid van de Wbrp).
_________________________________________________________________________________
11
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Er worden echter geen gegevens verstrekt als op de persoonslijst een aantekening omtrent beperking
van de verstrekking van gegevens aan derden is vermeld, als bedoeld in artikel 3.21, eerste lid.
Bovendien vindt verstrekking alleen plaats voor zover dat noodzakelijk is voor de behartiging van het
gerechtvaardigde belang van de derde en het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de
ingeschrevene niet aan de verstrekking in de weg staan (zie het tweede lid).
De werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang, ten behoeve waarvan gegevens uit
de basisregistratie kunnen worden verstrekt, en de categorieën van derden die in aanmerking komen
voor verstrekking van gegevens uit de basisregistratie, worden door het college aangewezen (zie het
derde lid).
Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel
Aan de verordening wordt terugwerkende kracht toegekend tot en met 6 januari 2014, te weten de
datum waarop de Wbrp in werking trad en de Wgba en de Verordening Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Brummen (Verordening GBA) verviel. Hiermee wordt aan de
verstrekkingen gedaan in de periode tussen 6 januari 2014 en de inwerkingtreding van deze
verordening alsnog een adequate grondslag geboden. Terugwerkende kracht ligt hier voor de hand,
omdat enkel daarmee de voortdurende goede uitvoering van bepaalde gemeentelijke taken
gewaarborgd is. Bovendien gaat het om een korte periode en zijn de verstrekkingen een voortzetting
van de bestaande praktijk (zoals deze voorheen onder de Wgba plaatsvond).
_________________________________________________________________________________
12
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
2. VERORDENING TOT WIJZIGING BOUWVERORDENING 2013
Verordening tot wijziging Bouwverordening 2013
Kenmerk
: INT13.2066
Vastgesteld
: raadsvergadering 19 december 2013 met kenmerk RB13.0075
Inwerkingtreding : 10 juli 2014 met terugwerkende kracht tot en met 22 augustus 2013
Publicatiedatum : 9 juli 2014
_________________________________________________________________________________
13
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Verordening tot wijziging van de Bouwverordening 2013
I.
De Bouwverordening 2013 wordt als volgt gewijzigd;
Bij de Bouwverordening 2013 wordt toegevoegd;
A. Bouwverordening 2013, Bijlagen
B. Bouwverordening 2013, Toelichting
C. Bouwverordening 2013, 14e serie wijzigingen.
II.
Dit besluit tot wijziging treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en werkt terug
tot en met 22 augustus 2013.
_________________________________________________________________________________
14
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
A. Bouwverordening 2013, Bijlagen
Inhoudsopgave
Bijlagen Bouwverordening
Bijlage 1
Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning
Bijlage 2
Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning
Bijlage 3
Gebruikseisen voor bouwwerken
Bijlage 4
Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet gemeenschappelijke ruimten in een
woonfunctie
Bijlage 5
Opslag brandgevaarlijke stoffen
Bijlage 6
Opslag brandgevaarlijke stoffen
Bijlage 7
Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen
Bijlage 8
Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de
aanwezigheid van asbest
Bijlage 9
Reglement Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
Bijlage 10
Bijlage 11
Bijlage 12
_________________________________________________________________________________
15
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Bijlagen Bouwverordening
Bijlage 1
Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning
(vervallen)
Bijlage 2
Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning
(vervallen)
Bijlage 3
Gebruikseisen voor bouwwerken
(vervallen)
Bijlage 4
Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet gemeenschappelijke ruimten in een
woonfunctie
(vervallen)
Bijlage 5
Opslag brandgevaarlijke stoffen
(vervallen)
Bijlage 6
Opslag brandgevaarlijke stoffen
(vervallen)
Bijlage 7
Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen
(vervallen)
Bijlage 8
Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de
aanwezigheid van asbest
(vervallen)
Bijlage 9
Reglement Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
1. Benoeming en samenstelling van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
1.1
Begripsbepaling
De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit fungeert als welstands- en monumentencommissie voor de
gemeente Brummen op grond van art. 1, lid n Woningwet. De commissie Ruimtelijke Kwaliteit wordt
in de rest van dit document afgekort als CRK.
1.2
Benoemingsprocedure
De gemeenteraad wijst op voordracht van het college van B&W de vereniging “Gelders Genootschap”
aan als de CRK. Het Gelders Genootschap legt de gemeente een lijst voor met beoogde commissie_________________________________________________________________________________
16
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
leden. Dit betreft de voorzitter, de rayonarchitect, het architect-lid, de landschapsdeskundige, de
architectuurhistoricus, de restauratiearchitect of iemand met brede kennis op het gebied van
monumentenzorg en hun plaatsvervangers. Indien gewenst, vindt overleg plaats tussen Gelders
Genootschap en de gemeente.
Voor de benoeming van burgerleden en hun plaatsvervangers geldt een afwijkende procedure. De
gemeente kan burgerleden voordragen ter benoeming. Alvorens dit te doen, overleggen B&W met
Gelders Genootschap over het gewenste profiel van het burgerlid of de burgerleden. Er mogen
maximaal twee burgerleden in de CRK worden benoemd.
Alle leden van de CRK en hun plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van maximaal
drie jaar, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal drie jaar. De leden met
deskundigheid op het gebied van cultuurhistorie en/of monumentenzorg worden benoemd voor
onbepaalde tijd. Bij afwezigheid van de voorzitter of andere leden van de commissie, treden
plaatsvervangers op in de commissievergadering. De rayonarchitect kan zich door een collegarayonarchitect laten vervangen. Alle vaste leden en hun plaatsvervangers zijn onafhankelijk ten
opzichte van het gemeentebestuur en de gemeentelijke organisatie. Er bestaan geen bindingen of
relaties op basis waarvan het advies over de welstands- en monumentenaspecten worden beïnvloed.
De commissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstands – en monumentenbeleid. De
commissie streeft naar voortdurende afstemming met het beleid inzake de ruimtelijke ontwikkeling van
de gemeente.
1.3
Samenstelling van de CRK
De CRK bestaat uit ten minste zes leden, waaronder een voorzitter en een secretaris, waarvan ten
minste drie leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel
cultuurhistorie en ten minste één uit de Beleidscommissie monumenten die deskundig is op het gebied
van monumentenzorg. De rayonarchitect fungeert tevens als secretaris-deskundige van de
commissie. De gemeente kan zich naar eigen inzicht laten bijstaan door extra deskundigen van het
bureau van het Gelders Genootschap of daarbuiten. Afhankelijk van het type plan dat moet worden
beoordeeld, nemen de extra deskundigen deel aan de vergadering. Zij hebben geen stemrecht, tenzij
ze als commissielid zijn benoemd door de gemeente.
De CRK kan slechts adviezen uitbrengen indien tenminste drie leden aanwezig zijn (waaronder de
rayonarchitect of zijn/haar vervanger) e waarvan tenminste twee leden deskundig zijn op het gebied
van welstand.
2. Taakomschrijving
2.1
Taakomschrijving CRK
De CRK is belast met zowel wettelijk verplichte als niet wettelijk verplichte taken. De wettelijke taken
van de CRK worden uitgevoerd op grond van de Wabo, de Woningwet en de gemeentelijke
Bouwverordening. De commissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid,
zoals dat is vastgesteld in de gemeentelijke welstandsnota.
2.1.1
Wettelijke taken
1. Toetsing van vergunningplichtige bouwwerken
2. De commissie is bevoegd om B&W te adviseren over welstands – en monumentenaspecten van
aanvragen voor een omgevingsvergunning (art. 2.1/2.10 Wabo, art.12 Woningwet, art.6.2 Bor,
art.15 Monumentenwet 1988).
Voorgelegde bouwplannen worden in de regel binnen twee weken na behandeling van een
welstandsadvies voorzien.
_________________________________________________________________________________
17
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
3. Toetsing van reclames op grond van de welstandsnota of APV
4. Toetsing en advisering van monumentale bouwplannen
5. Jaarverslag CRK
De CRK legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte
werkzaamheden. In het verslag zet de commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing
heeft gegeven aan de welstandscriteria. Tenminste eenmaal per jaar vindt, ten behoeve van het
jaarverslag, een evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de CRK.
2.1.2 Niet wettelijk verplichte taken
De CRK krijgt de opdracht naast de reguliere taken de volgende (niet wettelijk verplichte) taken uit te
voeren:
1. Onder de regie van de gemeente – en op verzoek van de commissie, de gemeente of de
aanvrager – noodzakelijk geacht vooroverleg voeren met betrokkenen bij de voorbereiding van
bouwplannen.
2. Advies uitbrengen aan B&W over de ruimtelijke kwaliteitsaspecten van in voorbereiding zijnde
structuurvisies, bestemmingsplannen, afwijkingsbesluiten, beheersverordeningen, beeldkwaliteitplannen, stedenbouwkundige plannen, landschappelijke plannen en andere relevante gemeentelijke beleidsstukken.
De CRK krijgt deze stuken reeds in het ontwerpstadium voorgelegd ter advisering en brengt hier
desgevraagd schriftelijk advies over uit.
3. Advies uitbrengen over stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen die van belang
zijn voor de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente
4. Adviseren in het geval van excessen: buitensporigheden in het uiterlijk van bouwwerken die ook
voor niet-deskundigen evident zijn.
5. Voorlichting inzake ruimtelijke kwaliteit aan de gemeenteraad, B&W en burgers.
2.2
Taakomschrijving commissieleden
2.2.1 Taken van de rayonarchitect
De rayonarchitect van het Gelders Genootschap is secretaris –deskundige van de commissie. Hij/zij
voert als gemandateerd lid van de CRK de eerste gesprekken – het vooroverleg – met de gemeente,
planindieners, ontwerpers en andere belanghebbenden, verzamelt relevante informatie en bereidt de
behandeling van de bouwplannen in de CRK voor. De plannen waarvoor de rayonarchitect een
mandaat heeft, worden door hem/haar van een advies voorzien. (zie verder 4.2 Gemandateerde
behandeling)
De rayonarchitect stelt de agenda voor de commissievergadering op en geeft die door aan de
behandelend ambtenaar . Tijdens de commissievergadering introduceert de rayonarchitect de
bouwplannen en verstrekt gegevens over het relevante welstandsbeleid voor het betreffende plan
en/of gebied. Onder de verantwoordelijkheid van de rayonarchitect wordt de beraadslaging en de
conclusie over een bouwplan uitgewerkt in een schriftelijk advies, dat in beginsel binnen twee weken
na de commissievergadering verzonden wordt.
2.2.2 Taken voorzitter
De voorzitter van de CRK is in principe gekozen uit de kring van de gemeentebestuurders. Hij/zij is
verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de kwaliteit van de advisering. Hij/zij let
erop dat de commissie adviseert binnen de kaders van het gemeentelijk welstandsbeleid. Tijdens de
openbare vergadering treedt de voorzitter op als gastheer/-vrouw voor alle aanwezigen. Hij/zij legt in
_________________________________________________________________________________
18
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
het kort de vergaderprocedure uit en informeert wie van de aanwezigen bij een plan wil inspreken.
Indien een plan in het vooroverleg is besproken, geeft de voorzitter (of de rayonarchitect) een korte
samenvatting van hetgeen in dat stadium van het planproces besproken is. De voorzitter leidt de
discussie en biedt alle commissieleden de gelegenheid om hun mening voldoende naar voren te
brengen. Hij/zij zorgt ervoor dat na een inhoudelijke discussie voor een adviesaanvraag een voor alle
aanwezigen korte en heldere samenvatting wordt gegeven. De voorzitter bewaakt verder de
voortgang van de agenda. Bij het overleg met de gemeente (bestuurders en ambtenaren) en met de
pers treedt de voorzitter namens de commissie naar buiten. De voorzitter organiseert met de
commissie een jaarlijkse inhoudelijke evaluatie van de werkzaamheden. De resultaten van de
evaluatie worden opgenomen in het jaarlijks verslag van de CRK.
2.2.3 Taken architect en landschapsdeskundige
De architect en de landschapsdeskundige geven vanuit hun ervaring en inzicht in het vakgebied een
onafhankelijke visie op de adviesaanvragen. Op het moment dat zij op de een of andere wijze een
zakelijke binding hebben met een bepaald bouwplan laten zij zich voor de betreffende commissievergadering vervangen. Bij langlopende projecten waarbij de inbreng van de commissie verwacht
wordt en waarbij de architect en/of landschapsdeskundige een zakelijke binding hebben, treden zij in
overleg met de commissie en het Gelders Genootschap tijdelijk terug.
2.2.4 Taken architectuurhistoricus en restauratiearchitect
De architectuurhistoricus en restauratiearchitect geven vanuit hun ervaring en inzicht in het vakgebied
een onafhankelijke visie op de adviesaanvragen. Op het moment dat zij op de een of andere wijze een
zakelijke binding hebben met een bepaald bouwplan laten zij zich voor de betreffende commissievergadering vervangen. Bij langlopende projecten waarbij de inbreng van de commissie verwacht
wordt en waarbij de architectuurhistoricus en restauratiearchitect een zakelijke binding hebben, treden
zij in overleg met de commissie en het Gelders Genootschap tijdelijk terug.
2.2.5 Taken burgerleden
Burgerleden moeten inwoner zijn van de gemeente Brummen en zijn alleen betrokken bij de
beoordeling van plannen uit deze gemeente. Burgerleden hebben zowel zitting in de CRK als bij de
mandaatvergaderingen van de rayonarchitect.
Burgerleden hebben geen vertegenwoordigende functie, maar spreken op persoonlijke titel als lid van
de CRK.
Zij geven vanuit hun ervaring en beleving een onafhankelijke visie op de adviesaanvragen en
proberen “de kijk van de burger” in een welstandsadvies te vertalen. Zij hebben daarom minimaal een
inbreng op het gebied van de bij hen aanwezige gebiedskennis, maatschappelijke verhoudingen en
plaatselijke factoren en kenmerken.
Daarnaast kunnen burgerleden een rol hebben bij het bevorderen van een heldere en begrijpelijke
communicatie tussen de CRK en een aanvrager.
Op het moment dat een burgerlid op de een of andere wijze een persoonlijk binding heeft met een
bepaald bouwplan trekt hij/zij zich voor de betreffende commissievergadering terug. Bij langlopende
projecten waarbij de inbreng van de commissie verwacht wordt en het burgerlid een persoonlijke
binding heeft, treedt deze in overleg met de commissie en het Gelders Genootschap tijdelijk terug.
3.
Werkwijze van team Backoffice (afdeling Dienstverlening)
De welstandsprocedure begint met een intake van bouwplannen bij het team Backoffice.
_________________________________________________________________________________
19
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Ten behoeve van de welstandstoets beoordeelt de ambtenaar of het bouwplan is voorzien van de
benodigde bescheiden om het te kunnen toetsen. Welke gegevens nodig zijn, is vastgelegd in de Mor.
(Ministeriele regeling Omgevingsrecht)
4.
Werkwijze van de CRK
4.1
Vooroverleg over bouwplannen
De gemeente biedt de aanvrager de mogelijkheid, om – op afspraak – een nog niet formeel
aangevraagd bouwplan in een vooroverleg met de CRK toe te lichten en te bespreken. De
rayonarchitect maakt altijd een verslag van het overleg. Vooroverleg vindt in principe in het openbaar
plaats. Hiervan kan worden afgeweken na overleg tussen de gemeente, de aanvrager en de CRK.
4.2
Gemandateerde behandeling
De rayonarchitect behandelt in de regel om de twee weken op locatie de bouwplannen. De
rayonarchitect heeft een mandaat van de commissie om zelfstandig bouwplannen af te handelen. Het
uitgangspunt voor de mandaatverlening is dat de rayonarchitect alleen grootschalige
(stedenbouwkundige) plannen en de meer complexe plannen voorlegt aan de voltallige commissie.
Over de overige plannen heeft hij/zij zowel positief als negatief mandaat. De commissie zelf is
eindverantwoordelijk voor het welstandsadvies. Ten minste één keer per jaar vindt overleg plaats
tussen de rayonarchitect en de CRK over het mandaat.
4.2.1
Het mandaatadvies
De rayonarchitect brengt welstandsadviezen uit aan B&W over de vraag of het ‘uiterlijk en de plaatsing
van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te
verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand’. Dit wordt
beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Een
positief mandaat-welstandsadvies wordt uitgebracht door een stempel ‘geen bezwaar’ op het
adviesformulier en/of tekeningen te plaatsen.
Een negatief mandaatadvies wordt schriftelijke gemotiveerd met een verwijzing naar de relevante
criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
4.2.2
Openbaarheid gemandateerde behandeling
De behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar. Via het huis-aan-huis blad worden de
burgers op de hoogte gesteld van het tijdstip en plaats van de gemandateerde behandeling. De
agenda zelf wordt op het gemeentehuis ter inzage gelegd en op internet gepubliceerd. De
mandaatbehandeling is niet openbaar, in gevallen als bedoeld in art. 10, eerste lid, van de Wet
Openbaarheid van Bestuur en de gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de
in art. 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.
4.2.3
Toelichting opdrachtgever/ontwerper
Opdrachtgevers en ontwerpers worden altijd in de gelegenheid gesteld om de gemandateerde
behandeling van hun plan bij te wonen en toe te lichten. Indien zij bij de behandeling aanwezig willen
zijn, vermelden ze dit op het daarvoor bestemde formulier of rechtstreeks bij het team Backoffice
(afdeling Dienstverlening). De gemeente zorgt voor de uitnodigingen.
4.2.4
Spreekrecht
Tijdens de gemandateerde behandeling wordt de mogelijkheid tot spreekrecht geboden. Zowel
opdrachtgevers/ontwerpers als direct belanghebbenden hebben spreekrecht.
_________________________________________________________________________________
20
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
4.3
Openbare commissievergadering
De CRK vergadert in de regel één keer per twee weken. De rayonarchitect behandelt in de
tussenliggende periode de kleinere bouwplannen (zie 2.2.1 t/m 2.2.4 voor taken leden CRK tijdens de
commissievergadering). De openbaarheid geldt voor de beraadslaging over bouwplannen, de
beoordeling daarvan en voor de adviezen. De commissievergadering of een gedeelte daarvan is niet
openbaar in gevallen als bedoeld in art. 10, eerste lid, van de Wet Openbaarheid van Bestuur en in
gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in art. 10, tweede lid, van die wet
genoemde belangen.
4.3.1
Locatie vergadering
De CRK vergadert op een vaste locatie in het rayon. Bij de behandeling van belangrijke bouwplannen
kan – op verzoek van de gemeente- worden besloten om in eigen gemeente te vergaderen.
4.3.2
Publicatie agenda
Via het huis-aan-huis blad worden de burgers op de hoogte gesteld van het tijdstip en plaats van de
commissievergadering. De agenda zelf wordt op het gemeentehuis ter inzage gelegd en op internet
gepubliceerd.
4.3.3
Toelichting opdrachtgevers/ontwerpers
Opdrachtgevers en ontwerpers worden altijd in de gelegenheid gesteld om de behandeling van hun
plan bij te wonen en toe te lichten. Indien zij hun plan willen toelichten, kunnen ze hiervoor een
afspraak maken bij het team Backoffice (afdeling Dienstverlening). De gemeente zorgt voor de
uitnodigingen.
4.3.4
Spreekrecht
Tijdens de gemandateerde behandeling wordt de mogelijkheid tot spreekrecht geboden. Zowel
opdrachtgevers/ontwerpers als direct belanghebbenden hebben spreekrecht.
4.4
Het welstandsadvies
De CRK brengt heldere en goed beargumenteerde adviezen uit aan B&W over de vraag of ‘het
uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de
omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan’, niet in strijd zijn met redelijke eisen van
welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de Nota Ruimtelijke
Kwaliteit. Een welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:
Akkoord
De CRK is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet in strijd is
met redelijke eisen van welstand. Desgewenst motiveert de commissie haar advies schriftelijk.
Niet akkoord tenzij
De commissie adviseert aan B&W het plan te laten aanpassen omdat het volgens de van toepassing
zijnde criteria op een aantal punten (nog) niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een ‘niet
akkoord tenzij’ wordt gegeven als de commissie van mening is dat de aanvrager kan volstaan met
enkele aanpassingen en deze daarin heeft toegestemd c.q. dit redelijkerwijze is te verwachten. De
gemeente controleert of de definitieve bouwtekening in overeenstemming is met de voorwaarden van
de CRK.
_________________________________________________________________________________
21
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Niet akkoord
De commissie brengt negatief advies uit aan B&W omdat het plan volgens de van toepassing zijnde
welstandscriteria niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een negatief advies wordt gegeven als
de commissie van mening is dat een bouwplan ingrijpend moet worden aangepast. Adviseert de
commissie negatief, dan geeft ze een nauwkeurige schriftelijke motivering. Deze bevat een korte
omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria
en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten. De gemeente maakt een
inschatting of de gevraagde aanpassingen nog binnen de vereisten van het bestemmingsplan en de
resterende vergunningstermijn te realiseren zijn. Indien dat niet mogelijk is, betekent het negatief
advies dat de vergunning opnieuw moet worden aangevraagd.
Aanhouden
De CRK kan het advies aanhouden – waarbij het team Backoffice (afdeling Dienstverlening) aangeeft
of en hoe lang dit mogelijk is binnen de resterende vergunningstermijn – wanneer meer informatie of
een toelichting van de ontwerper noodzakelijk is.
4.5
Afwijken welstandsadvies en/of –criteria
B&W hebben de wettelijke mogelijkheid om, ook op andere dan welstandsgronden, af te wijken van
een welstandsadvies. De redenen voor afwijking moeten bij de bekendmaking van het besluit worden
vermeld. B&W kunnen, eventueel op advies van de CRK, ook gemotiveerd (op welstandsgronden)
afwijken van de welstandscriteria zelf. Dat kan bij plannen die niet voldoen aan de vastgelegde
criteria, maar wél aan redelijke eisen van welstand. B&W verwijzen in dat geval naar de algemene
criteria in de welstandsnota.
4.5.1. Second opinion
Alvorens een second opinion te vragen, bieden B&W eerst de vaste welstandscommissie de
mogelijkheid tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies. Indien alsnog een second opinion
wordt gevraagd, wordt dit gemeld aan de CRK. Bij een second opinion wordt de bouwaanvraag voorgelegd aan een commissie buiten het Gelders Genootschap. Hierover neemt de gemeente contact op
met de Federatie Welstand.
5. Evaluatie welstandstoezicht
5.1
Jaarverslag B&W
B&W leggen de gemeenteraad tenminste eenmaal per jaar een verslag voor waarin zij uiteenzetten:
- Op welke wijze zij zijn omgegaan met de adviezen van de CRK;
- In welke gevallen waarin niet is of wordt voldaan aan art. 12, eerste lid Ww, zij zijn overgegaan toe
toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.
5.2
Jaarverslag CRK
Zie onder punt 2.1.1
Bijlage 10
vervallen
Bijlage 11
Vervallen
_________________________________________________________________________________
22
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Bijlage 12
vervallen
_________________________________________________________________________________
23
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
B.
BOUWVERORDENING 2013, TOELICHTING
Bijlage 3 bij de ledenbrief van 20 september 2011, ECGR/U201100606
Toelichting op de Model-bouwverordening
(incl. 14 wijziging op het model 1992)
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Bouwtoezicht
De Woningwet geeft in artikel 92 expliciet de opdracht aan burgemeester en wethouders om zorg te
dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I tot en
met IV van de Woningwet. Op grond van artikel 5.10, lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) wijzen burgemeester en wethouders ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de
naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I tot en met III van de Woningwet.
Artikel 5.10 Wabo heeft betrekking op alle vormen van toezicht (op rijks-, provinciaal en gemeentelijk
niveau). Alle bestuurslagen kunnen in beginsel bevoegd gezag zijn onder de Wabo. Dit werkt ook door
in de toezichtbevoegdheden. Ook ambtenaren op provinciaal of op rijksniveau kunnen onder
omstandigheden als “bouwtoezicht” worden aangemerkt.
De Wabo is, zoals de Woningwet dit al vele jaren is, een lex specialis ten opzichte van de Awb. De
Wabo-toezichthouders moeten ambtenaren zijn, zoals dit ook het geval is met de Woningwet. De
ingehuurde toezichthouders die geen ambtenaar zijn, zijn onrechtmatig aangewezen. Zij verrichten
hun werkzaamheden voor de gemeente onrechtmatig, wat consequenties heeft voor hun bevoegdheden, het bewijsrecht e.d.
Artikel 1.2, lid 1, onder g van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) maakt het echter mogelijk om toezichthouders die aangesteld moeten zijn als
ambtenaar om hun toezichthoudende taken te mogen uitoefenen, onbezoldigd aan te stellen zonder
dat de CAR-UWO op hen van toepassing wordt. Op basis daarvan kunnen gemeenten dus
toezichthouders inhuren via particuliere bureaus en aanstellen als onbezoldigd ambtenaar.
De toezichthouder kan een aanstelling als buitengewoon opsporingsambtenaar krijgen, als deze
voldoet aan de daartoe gestelde eisen.
Zie hiervoor: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/buitengewoon-opsporingsambtenaar.Zie over dit
onderwerp ook de VNG-ledenbrief: Uitbreiding art. 1:2 CAR: (Lbr.07/17, CvA/LOGA 07/04) (5 april
2007)
Bouwwerk en gebouw
De definitie van bouwen in artikel 1 van de Woningwet maakt gebruik van de als bekend veronderstelde term bouwwerk. De inhoud van de term bouwwerk wordt bepaald door de begripsomschrijving
in de MBV en de jurisprudentie.
De Woningwet maakt op diverse plaatsen onderscheid tussen gebouwen en bouwwerken, niet zijnde
een gebouw. Het begrip gebouw is bepaald in artikel 1 van de Woningwet.
Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente
Algemeen
_________________________________________________________________________________
24
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Sinds 1 juli 2008 geldt de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In afwijking van de daarvoor geldende Wet
op de Ruimtelijke Ordening (WRO) moet op grond van de nieuwe wet ook een bestemmingsplan
worden vastgesteld voor de bebouwde kom.
Ook bestaat de mogelijkheid een beheersverordening vast te stellen, indien voor het betreffende
gebied geen grote veranderingen worden verwacht. Een beheersverordening vervangt een bestemmingsplan. Op grond van overgangsrecht dient uiterlijk op 1 juli 2013 een bestemmingsplan nieuwe
stijl of beheersverordening te gelden voor alle gebieden van de gemeente.
De bouwverordening voorziet in hoofdstuk 2 in de stedenbouwkundige bepalingen voor gebieden
waar geen bestemmingsplan geldt. Artikel 9 van de Woningwet bevat een afstemmingsregeling tussen
bestemmingsplan en bouwverordening. Zolang geen bestemmingsplan of beheersverordening voor de
bebouwde kom van kracht is, kan het oude artikel 1.3 worden gehandhaafd. Het vaststellen van een
bestemmingsplan voor de bebouwde kom kan gevolgen hebben voor dit artikel en de daarop gebaseerde kaartbijlagen. Wanneer voor de bebouwde kom een bestemmingsplan wordt vastgesteld,
dient te worden bezien of en in hoeverre artikel 1.3 van de bouwverordening daarop moet worden
afgestemd of wellicht overbodig is geworden.
Het is toegestaan op grond van artikel 1.3 voor verschillende gebieden binnen de gemeente een
ander alternatief uit de MBV vast te stellen met voor elk gebied een eigen kaartbijlage. Zie hiervoor
ook paragraaf 2.5 van deze toelichting.
Alternatief 1
Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin geen - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en waarin ook geen gebied is vrijgesteld van welstandstoezicht.
Alternatief 2
Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin een - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en waarin geen gebied is vrijgesteld van welstandstoezicht.
Alternatief 3
Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin geen - al dan niet binnenstedelijke - zone is
vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, maar wel een gebied dat - geheel of voor bepaalde
categorieën bouwwerken - is vrijgesteld van welstandstoezicht, bijvoorbeeld een havengebied of een
terrein voor zware industrie.
Indien de raad op grond van artikel 12 van de Woningwet het voornemen heeft een gebied van de
gemeente of een categorie bouwwerken uit te sluiten van welstandstoezicht, neemt de raad het
daartoe strekkende besluit niet dan nadat op het voornemen inspraak is verleend en het advies van
de welstandscommissie is ingewonnen. De inspraak als bedoeld in het eerste lid vindt plaats op de
wijze voorzien in de krachtens artikel 150 Gemeentewet vastgestelde verordening.
Alternatief 4
Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin een - al dan niet binnenstedelijke - zone is
vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en ook een gebied dat - geheel of voor bepaalde
categorieën bouwwerken - is vrijgesteld van welstandstoezicht, bijvoorbeeld een havengebied of een
terrein voor zware industrie (zie ook de toelichting bij alternatief 3).
Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Algemeen
Regeling omgevingsrecht.
De indieningvereisten staan vermeld in artikel 7.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor). De Mor
vervangt op dit punt het Besluit indieningvereisten aanvraag bouwvergunning.
_________________________________________________________________________________
25
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
De indiening van de in art. 7.2 Mor en andere voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke
gegevens kan het bevoegd gezag verlangen op grond van art. 4.2 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
juncto art. 4.4 Besluit omgevingsrecht (Bor).
Wet BIBOB
De Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB), Stb. 2002, 347, en
het daaraan gekoppelde Besluit BIBOB, Stb. 2003, 180 zijn per 1 juni 2003 in werking getreden (Stb.
2003, 216) en nadien gewijzigd, laatstelijk in 2011. Deze wet houdt in dat na ontvangst van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, door het bevoegd gezag wordt beoordeeld of
over de aanvrager een integriteitadvies wordt gevraagd bij het Bureau BIBOB. Dit bureau ressorteert
onder het ministerie van Justitie en is bevoegd om onderzoek te doen naar de antecedenten van de
aanvrager - zowel natuurlijke als rechtspersonen - en naar de herkomst van de gelden waarmee het
bouwproject wordt gefinancierd. Een negatief advies kan voor het bevoegd gezag aanleiding zijn de
omgevingsvergunning te weigeren.
Het vragen van een advies door het bevoegd gezag is facultatief. Indien een advies bij het Bureau
BIBOB wordt gevraagd, schort de termijn voor de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen met maximaal acht weken op (4 weken + verlenging 4 weken); artikelen.
15 en 31 Wet Bibob).
Algemene wet bestuursrecht
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft algemene regels voor het rechtsverkeer tussen burger en
overheid. Ook de rechtsbescherming tegen besluiten van de overheid is in de Awb opgenomen. De
Awb is bij de voorbereiding van besluiten van belang voor de te volgen procedure. Dit geldt onder
meer voor de gevallen waarin Afdeling 3.4 over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov)
van toepassing is.
Wet ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking ter vervanging van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (WRO).
De Invoeringswet Wro gaf aanleiding tot discussie over het al dan niet kunnen voortbestaan van
enkele stedenbouwkundige voorschriften uit paragraaf 2.5 van dit hoofdstuk. Dit betreft het zgn.
parkeerartikel (2.5.30), de toegangsweg (2.5.3; van belang voor voertuigen van
hulpverleningsdiensten om een bouwwerk te kunnen bereiken) en de bereikbaarheid van gebouwen
voor gehandicapten (2.5.4). Twijfel bestaat of een even effectieve en flexibele regeling (parkeren) in
een bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Besloten is dat artikel 9.1.4, vijfde lid van de
Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking treedt. Het gevolg hiervan is dat de stedenbouwkundige
voorschriften van dit hoofdstuk vooralsnog blijven bestaan. De artikelen 8, vijfde lid, 9 en 10 Woningwet blijven bestaan totdat het gemelde probleem is opgelost.
WOB en de openbaarheid van gegevens aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ligt op grond van art. 3.8 Wabo voor
een ieder ter inzage. Bij het indienen van een verzoek om een omgevingsvergunning voor het bouwen
kan de aanvrager gemotiveerd verzoeken bepaalde gegevens niet openbaar ter inzage te leggen. De
gegevens die op grond van de Wabo ter inzage liggen zijn de zakelijke gegevens die nodig zijn bij de
beoordeling van het ingediende bouwplan.
De gegevens die de gemeente inwint op grond van de Wet BIBOB liggen niet ter inzage. Deze
gegevens hebben een persoonlijk karakter. Zij betreffen de antecedenten van de aanvrager, van
_________________________________________________________________________________
26
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
degene die bouwt en van degene die in het te bouwen bouwwerk bepaalde activiteiten onderneemt.
Deze gegevens zijn gevoelig voor misbruik en liggen niet ter inzage.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) introduceert de omgevingsvergunning. De
bouwvergunning maakt deel uit van de omgevingsvergunning en wordt in de MBV aangeduid als
omgevingsvergunning voor het bouwen (art. 2.1 Wabo) De Wabo heeft gevolgen voor de vergunningen en ontheffingen van de bouwverordening. De MBV is met de 13e serie van wijzigingen zgn.
Wabo-proof gemaakt. De gefaseerde behandeling van een vergunningaanvraag en de vergunningverlening zoals bekend onder de Woningwet, is ook onder de Wabo mogelijk ten aanzien van de
omgevingsvergunning.
Paragraaf 2.1 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek
Inleiding
De artikelen over het bodemonderzoek in de MBV hebben tot doel te bevorderen dat niet wordt
gebouwd op verontreinigde grond. Artikel 2.4.1 bevat het verbod tot bouwen op verontreinigde grond.
Bij dit artikel is een uitvoerige toelichting geplaatst waarin de hele route van een bodemonderzoek
wordt beschreven, de van toepassing zijnde normen en de relatie wordt aangeduid met de
voorschriften uit de Woningwet en de Regeling omgevingsrecht.
De hierna vermelde toelichting per artikellid is beknopt. Een uitvoeriger beschrijving van het hele
proces staat vermeld in de toelichting bij artikel 2.4.1. Men gelieve beide toelichtingen in combinatie
met elkaar te lezen.
Lid 1
Uit de systematiek van NEN 5740 volgt dat voorafgaand aan het milieuhygiënisch bodemonderzoek
eerst een vooronderzoek volgens NEN 5725 wordt uitgevoerd - ook wel historisch onderzoek
genoemd - ten behoeve van het formuleren van de onderzoekshypothese en een eventuele
onderverdeling van het terrein. Indien het vooronderzoek naar de historie en de bodemgesteldheid
uitwijst dat de locatie onverdacht is, kan het bevoegd gezag op basis van het derde lid besluiten af te
wijken van de verplichting tot het uitvoeren van het verkennend onderzoek. Letter c richt zich specifiek
op het onderzoek naar asbest in de grond. Het bodemonderzoek volgens NEN 5740 is niet toereikend
om asbest in grond te onderzoeken. Daartoe is de NEN 5707, uitgave 2003 ontwikkeld.
Niet langer is in dit artikel geregeld bij welke instantie de burger een beoordeling van de onderzoeksopzet van het bodemonderzoek kan vragen. Thans wordt dit beschouwd als een interne organisatorische kwestie van de gemeente. De mogelijkheid om een dergelijke beoordeling te vragen kan nog
steeds als dienstverlening aan de burger worden aangeboden. De gemeente maakt bekend dat en
waar een dergelijke beoordeling kan plaatsvinden. Meestal is dit een afdeling of dienst milieu of een
intergemeentelijke milieudienst dan wel een private organisatie/adviesbureau waaraan de gemeente
bepaalde werkzaamheden heeft uitbesteed.
Lid 3
In plaats van de ontheffing, die voorheen in dit lid stond, is nu een bevoegdheid tot het afwijken opgenomen. Er komt geen afzonderlijk besluit tot het afwijken, geen beschikking. De omgevingsvergunning
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is er immers op gericht alles in één brede
_________________________________________________________________________________
27
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
omgevingsvergunning te regelen. De mogelijkheid om geen onderzoeksgegevens op te vragen wordt
geboden door artikel 4.4, lid 2 Bor.
Lid 4
Bouwwerken met een beperkte instandhoudingtermijn kunnen velerlei zijn, van klein tot groot en voor
een zeer divers gebruik. Vermelding van deze categorie betekent niet dat in alle gevallen kan worden
afgeweken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport. De gemeente kan hiervoor
beleid ontwikkelen.
Lid 5
De strekking van dit lid is het tegengaan dat een bodemonderzoek plaatsvindt voordat de bestaande
bebouwing wordt gesloopt en eventueel ten gevolge van deze werkzaamheden een bodemverontreiniging optreedt die dan niet wordt gesignaleerd.
Dit betekent dat het resultaat van een bodemonderzoek niet altijd kan worden overgelegd bij de
aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarom behoort dit onderzoek tot de
bescheiden die ook later kunnen worden ingediend.
Paragraaf 2.4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde grond
Algemeen
In het tweede lid, onder c, van artikel 8 van de Woningwet wordt aan de gemeenteraden de opdracht
gegeven om in de bouwverordening voorschriften op te nemen over het tegengaan van bouwen op
verontreinigde bodem. In het derde lid van genoemd artikel 8 is uitgewerkt op welke bouwwerken deze
voorschriften betrekking dienen te hebben. Het woord 'uitsluitend' in de redactie van dit derde lid duidt
erop dat aanvulling in de bouwverordening niet is toegestaan.
De indieningvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, waartoe het bodemonderzoek behoort, staan in de Regeling omgevingsrecht. De structuur is als volgt:
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen moet een onderzoeksrapport
betreffende de bodemgesteldheid worden overgelegd, aldus artikel 2.4 onder d. van de Regeling
omgevingsrecht.
Artikel 4.4, lid 2 van het Bor bepaalt dat gegevens en bescheiden waarover het bevoegd gezag al
beschikt, niet opnieuw behoeven te worden verstrekt. Dit geldt in beginsel ook voor gegevens die zijn
verstrekt in de periode dat de Wabo nog niet in werking was getreden, en die als archiefbescheiden in
bewaring worden gehouden als bedoeld in artikel 3 van de Archiefwet 1995. Uit het algemene
bestuursrecht volgt dat het bevoegd gezag wel gehouden is de volledigheid en actualiteit te toetsen
van de gegevens en bescheiden die de aanvrager niet bij de aanvraag verstrekt, omdat deze al in het
bezit van het bevoegd gezag zijn.
Indien blijkt dat de ingediende bescheiden (waaronder het bodemonderzoeksrapport) onvoldoende
zijn en dit gebrek niet kan worden opgelost door het stellen van een voorwaarde bij de vergunningverlening, wordt de aanvrager in overeenstemming met artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid
gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen.
Indien de aard van het bouwplan daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag in een voorwaarde
bij de omgevingsvergunning bepalen dat de desbetreffende gegevens en bescheiden alsnog moeten
worden verstrekt voordat met de bouw mag worden begonnen. Tevens wordt hierbij een termijn
_________________________________________________________________________________
28
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
gesteld en een exacte aanduiding welke gegevens en bescheiden worden verlangd, aldus de
Regeling omgevingsrecht.
De gezondheidsrisico's voor de mens bij het gebruik van het bouwwerk vormen in deze benadering
het onderscheidend criterium. Veiligheid en gezondheid zijn immers sinds de invoering van de
Woningwet in 1901 belangrijke grondslagen van de wet. Gelet op de uitgangspunten van de Woningwet, kan de schade voor het milieu geen motief zijn voor de voorschriften in de bouwverordening met
betrekking tot het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Dit in tegenstelling tot de Wet
bodembescherming waarbij het herstel van de functionele eigenschappen van de bodem voor mens,
plant en dier centraal staat.
Met de inwerkingtreding van de Wabo is dit onderscheid minder van belang. Deze wet verenigt in een
overkoepelend vergunningstelsel milieueisen, bouw- en sloopeisen. Zie artikel 6.2, sub c van de
Wabo.
Bouwwerken bestemd voor het verblijf van mensen
De inhoud van dit artikel zal met de eerste wijziging (2013) van het Bouwbesluit 2012 in het Bouwbesluit worden opgenomen. Thans wordt bezien hoe het begrip ‘waarin voortdurend of nagenoeg
voortdurend personen zullen verblijven’ kan worden geconcretiseerd.
Het doel van het artikel is en blijft: Het doel van de voorschriften is dat niet wordt gebouwd op een
bodem die dusdanig verontreinigd is, dat hierdoor gevaar voor de gezondheid van personen ontstaat.
Wat verstaan moet worden onder 'bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen
zullen verblijven' wordt in de Memorie van toelichting bij de Wet tot wijziging van de Woningwet inzake
het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond (TK 1995-1996, 24 809, nr. 3) nader omschreven.
Het betreft hier bouwwerken waarin dagelijks gedurende enige tijd dezelfde mensen verblijven,
bijvoorbeeld om te werken of onderwijs te geven of te genieten. Bij 'enige tijd' moet gedacht worden
aan een verblijfsduur van twee of meer uren per (werk)dag. Het gaat dus niet om een enkele keer
twee of meer uren, maar om een meer structureel (over een langere periode dan één dag) twee of
meer uren verblijven van dezelfde mensen in het gebouw.
Gebouwen voor het opslaan van materialen of goederen, voor het telen of kweken van land- en
tuinbouw producten evenals gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals elektriciteitshuisjes
en gebouwen voor de waterhuishouding of -zuivering, worden in de Memorie van toelichting genoemd
als voorbeelden van bouwwerken waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen
verblijven. De omstandigheid dat in deze bouwwerken wel eens mensen aanwezig zijn, bijvoorbeeld
voor het verrichten van over het algemeen kort durende werkzaamheden, zoals
onderhoudswerkzaamheden, maakt die gebouwen nog niet tot gebouwen die feitelijk zijn bestemd
voor het verblijven van mensen. In de Nota naar aanleiding van het verslag (TK, 1997-1996, 24809,
nr. 5, p. 6) wordt naar aanleiding van Kamervragen verder opgemerkt dat een recreatiewoning (in
termen van het Bouwbesluit een logiesverblijf) onder het begrip 'voortdurend of nagenoeg voortdurend
verblijven van mensen' valt, terwijl dit niet geldt voor een schuur of garage bij een woning.
Bouwwerken die de grond niet raken
Hierbij moet gedacht worden aan dakkapellen en het realiseren van een extra verdieping op een
gebouw. De Memorie van toelichting noemt in dit kader ook vergunningplichtige inpandige
verbouwingen, werkzaamheden aan een fundering of het maken van een kelder als voorbeeld. Indien
de bouwwerkzaamheden gepaard gaan met een functiewijziging kan echter onverminderd bodemonderzoek worden geëist.
Bevoegd gezag bij ernstig en niet-ernstig geval van bodemverontreiniging
Burgemeester en wethouders zijn het bevoegde gezag om te beslissen of bij niet-ernstige gevallen
van bodemverontreiniging mag worden gebouwd.
_________________________________________________________________________________
29
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders van de gemeenten, die daartoe zijn aangewezen, zijn het bevoegde gezag ten aanzien van de te nemen saneringsmaatregelen, indien sprake is
van een ernstig geval van verontreinigde grond zijn.
Bij Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten Wet bodembescherming (Besluit van 12 december
2000) zijn gemeenten aangewezen die voor de toepassing van delen van deze wet worden gelijk
gesteld met een provincie (art. 88, zevende lid Wet bodembescherming). Het gevolg is dat de
provincie bevoegd gezag is en dat de vier grote steden op grond van de Wbb plus nog 25
aangewezen gemeenten bevoegd gezag zijn krachtens genoemd Besluit.
Met de invoering van de Waterwet is het waterbodembeheer van de Wet bodembescherming
overgegaan naar de Waterwet.
Hoe werkt de verbodsbepaling in de praktijk
Indien noch uit een bodemonderzoek noch op basis van een redelijk vermoeden kan worden gesteld
dat sprake is van een ernstig geval van verontreiniging geldt er voor de omgevingsvergunning voor
het bouwen geen aanhoudingsverplichting en moet het bevoegd gezag beslissen op de bouwaanvraag. Het feit dat geen sprake is van een ernstig geval van verontreiniging neemt echter niet weg
dat toch sprake kan zijn van een verontreiniginggraad waarbij gevaar is te verwachten voor de
gezondheid van de gebruikers van het bouwwerk. Hoewel het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen in deze gevallen formeel kan weigeren, zal echter veelal volstaan kunnen
worden met het stellen van aanvullende voorwaarden dat bepaalde voorzieningen worden getroffen.
Zie hiervoor de toelichting onder artikel 2.4.2 van MBV.
Voor gevallen met een ernstige bodemverontreiniging geldt een aanhoudingsverplichting totdat het
bevoegde gezag als bedoeld in de Wet bodembescherming een saneringsplan heeft goedgekeurd.
Zodra het saneringsplan is goedgekeurd dient een beslissing te worden genomen op de bouwaanvraag. Ook in deze gevallen zal de vergunning in de regel verleend kunnen worden onder de
voorwaarde dat vooruitlopend op de aanvang van de bouwwerkzaamheden, de op grond van het
goedgekeurde saneringsplan noodzakelijke voorzieningen worden getroffen.
Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging, waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag toch
nog sprake is van een onaanvaardbare verontreiniginggraad, zijn meestal overzichtelijke gevallen. Op
korte termijn en zonder de noodzaak van saneringsonderzoek is aan te geven op welke wijze het
verontreinigingprobleem kan worden ondervangen.
In dit soort niet ernstige gevallen hoeft de conclusie, dat het terrein verontreinigd is, niet te leiden tot
weigering van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
In de voorwaarden van de omgevingsvergunning voor het bouwen kan aangegeven worden op welke
wijze het terrein gesaneerd moet worden en - in relatie tot de bouw - op welk tijdstip. Als saneringsvoorwaarden valt te denken aan:
- de voorwaarde, dat onder het bouwwerk een isolerende en dampremmende laag wordt aangebracht;
- de voorwaarde, dat een bepaald deel van de bodem wordt afgegraven en afgevoerd, alsmede het
aanbrengen van een schone bodemlaag;
- de voorwaarde, dat een pompinstallatie ter zuivering van het grondwater wordt aangebracht en
gedurende een aantal jaren na de totstandkoming van het bouwwerk in stand wordt gehouden.
Er wordt op gewezen, dat sanering in deze gevallen in principe een verantwoordelijkheid van de
aanvrager om omgevingsvergunning voor het bouwen is. Het kan in het belang van de aanvrager zijn,
als deze bij het overleggen van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor het
_________________________________________________________________________________
30
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
bouwen op een verontreinigde bodem tevens aangeeft hoe deze de sanering denkt te laten
plaatsvinden.
Ook bouwaanvragen waarbij sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging kunnen op
grond van dit artikel worden afgedaan.
Paragraaf 2.5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Algemeen
Op 1 juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking ter vervanging van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (WRO). De Invoeringswet Wro gaf aanleiding tot discussie over het al dan niet
kunnen voortbestaan van enkele stedenbouwkundige voorschriften uit paragraaf 2.5. Dit betreft het
zgn. parkeerartikel (2.5.30). Twijfel bestaat of een even effectieve en flexibele regeling (parkeren) in
een bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Besloten is dat artikel 9.1.4, vijfde lid van de
Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking treedt. Het gevolg hiervan is dat de stedenbouwkundige
voorschriften van paragraaf 5 van hoofdstuk 2 vooralsnog blijven bestaan. De artikelen 8, vijfde lid, 9
en 10 Woningwet blijven bestaan totdat het gemelde probleem is opgelost.
Het parkeren regelen in een bestemmingsplan is nu ook mogelijk. Gemeenten die dit nu doen, kunnen
hiermee door gaan. Voor zover planologische onderwerpen zijn geregeld in een bestemmingsplan,
treedt voor die onderwerpen de bouwverordening terug (art. 9 Woningwet).
Relatie stedenbouwkundige bepalingen en het bestemmingsplan
Artikel 9 van de Woningwet is hier van groot belang. Dit betekent dat deze paragraaf van de MBV
alleen dan geldt indien er geen bestemmingsplan voorhanden is, of indien het desbetreffende
bestemmingsplan niet-vergelijkbare voorschriften van stedenbouwkundige aard bevat. Gedacht kan
worden aan een slechts ten dele goedgekeurd bestemmingsplan, een globaal eindplan, een heel oud
bestemmingsplan of een bestemmingsplan met een aantal gebreken. Soms is het moeilijk te bepalen
of het desbetreffende bestemmingsplan exclusief wil zijn ten opzichte van de MBV. Sinds 1992 geeft
de Woningwet wel enige duidelijkheid in art. 9, lid 2 (slot): '..., tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.' Het primaat ligt bij het bestemmingsplan. De Woningwet gaat er echter
eenvoudigweg van uit dat bestemmingsplannen voor wat dit onderwerp betreft volstrekt duidelijk zijn.
Dit is echter niet altijd het geval. Indien er sprake is van onduidelijkheid zal een en ander van geval tot
geval bekeken moeten worden. Is een van deze gevallen aan de orde, dan vullen de stedenbouwkundige bepalingen (inclusief het afwijken hiervan) uit de bouwverordening het bestemmingsplan aan.
Alvorens in een concreet geval tot aanvullende werking van de bouwverordening wordt geconcludeerd, dient een drieledige toets te worden uitgevoerd:
a. bevat het bestemmingsplan voorschriften met betrekking tot een onderwerp dat tevens in de
bouwverordening wordt gereguleerd? Luidt het antwoord ontkennend, dan dient vervolgens de
vraag te worden gesteld of,
b. het bestemmingsplan aanvullende werking van de bouwverordening ten aanzien van het desbetreffende, niet in het bestemmingsplan gereguleerde, onderwerp expliciet uitsluit. Luidt ook antwoord
op deze vraag ontkennend, dan dient ten slotte te worden bezien of,
c. de voorschriften van de bouwverordening niet overeenstemmen met de voorschriften van het
bestemmingsplan, in die zin dat aanvullende werking van de bouwverordening tot gevolg heeft dat
de gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, geheel of nagenoeg geheel teniet
worden gedaan. Is dit het geval, dan dient aanvullende werking van de bouwverordening alsnog op
grond van artikel 9, eerste lid van de Woningwet te worden afgewezen.
_________________________________________________________________________________
31
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Wet ruimtelijke ordening
De Wro en de Invoeringswet Wro hebben gevolgen voor paragraaf 2.5. van de bouwverordening. In
de algemene toelichting bij hoofdstuk 2 onder Wro is hierop ingegaan. In het bijzonder ten aanzien
van artikel2.5.30 (parkeren) wijzen wij op het uitstel van de inwerkingtreding van artikel 9.1.4, vijfde lid
Invoeringswet Wro. Zoals uit de eerder vermelde toelichting blijkt, blijven dit artikel vooralsnog in de
MBV bestaan.
Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling
Deze bepaling dient om te voorkomen dat, indien in de bouwverordening dan wel in een
bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens
meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis
wordt gesteld. Deze bepaling blijkt vooral in het buitengebied betekenis te hebben.
Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn
Het bepaalde onder b kan desgewenst variëren naar gelang van de zone waarin de weg is gelegen.
Ook kan per zone een vaste maat worden genoemd. Indien in gebieden van de gemeente waarvoor
geen bestemmingsplan geldt, wegen zouden voorkomen van meer dan 30 meter breed zonder
bestaande bebouwing, dan verdient het de voorkeur om het onder b bepaalde als volgt te redigeren:
b langs een wegbreedte waarlangs geen bebouwing, als onder a bedoeld, aanwezig is en waarlangs
mag worden gebouwd:
- bij een wegbreedte van ten minste 30 meter de lijn gelegen op een afstand van de halve
wegbreedte, gemeten uit de as van de weg;
- bij een wegbreedte die minder dan 30 meter, maar ten minste 10 meter bedraagt, de lijn gelegen op
15 meter uit de as van de weg;
- bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Hoewel het begrip 'rooilijn' algemeen gedefinieerd wordt als 'de lijn die - behoudens toegelaten
afwijkingen - bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde
zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden', is - om misverstand te voorkomen - een
direct verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn opgenomen. Vergunningvrije
bouwwerken worden niet getoetst aan het bestemmingsplan, zie art. 3.25 Wro.
Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Door de verruiming van de categorie vergunningvrije bouwwerken kan in toenemende mate
samenloop ontstaan tussen vergunningvrije en vergunningplichtige werken. In onderdeel a komt de
keuze tot uitdrukking voor de 'totaal- benadering' zoals die ook uit de wetsgeschiedenis is af te leiden.
Dit betekent dat een vergunningvrij bouwwerk niet vergunningvrij is als het onderdeel uitmaakt van
een (meeromvattend) vergunningplichtige bouwplan. Deze 'totaal-benadering' houdt echter niet in dat
de vergunning dan ook mag worden geweigerd louter op dat onderdeel dat op zichzelf beschouwd
vergunningvrij zou zijn. In geval van samenloop gaat het zwaarste regime voor, maar zonder dat
daarmee de essentie van vergunningvrij bouwen wordt aangetast (TK, 1999-2000, 26 734, nr. 6, p.
18). De redenering is, dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een
bouwwerk aangebracht kunnen worden als vrij bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn.
_________________________________________________________________________________
32
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het
bouwen is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn hierop van
toepassing te laten zijn. De voor dit artikel van belang zijnde beperking, die artikel 3, onderdeel 7, van
bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht kent betreft een uitbreiding van het bebouwd oppervlak. Bij het
aanbrengen van de daar bedoelde veranderingen mag er geen sprake zijn van een uitbreiding van het
bebouwd oppervlak. Elke vergroting van een bouwwerk, waardoor een bestaande afwijking van de
rooilijnvoorschriften zou toenemen, blijft dus vergunningplichtig.
Zie de figuren 1 en 2 in de bijlage die bij deze Toelichting behoort. De bedoelde figuren illustreren dat
in het algemeen als veranderingen, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van Bijlage II bij het Besluit
omgevingsrecht, kunnen worden beschouwd:
- 1. uittreksels die lager aangebracht worden dan 2,20 m boven straatpeil, mits zij de voorgevelrooilijn
met niet meer dan 0,20 m overschrijden, bij voorbeeld gevelversieringen, waaronder pilasters en
gevellijsten, plinten, enigszins uitstekende schoorsteenwanden en hemelwaterafvoeren;
- 2. uitsteeksels die hoger aangebracht worden dan 2,20 m boven straatpeil, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 0,50 m overschrijden, bij voorbeeld gevelversieringen zoals kroonlijsten,
dakoverstekken, dakgoten, uithangbordjes en kleine luifels. Indien uitsteeksels aan gebouwen de
voorgevelrooilijn verder overschrijden dan hiervoor onder 1 en 2 aangegeven, zal het bevoegd gezag
dus in het algemeen overwegen daartegen repressief op te treden. Indien in een bestemmingsplan
geen eigen regeling op het gebied van rooilijnen, toelaatbare bouwhoogte e.d. is opgenomen, maar
ter zake de artikelen 2.5.1 t/m 2.5.30 van de bouwverordening van kracht zijn verklaard, dan verdient
het aanbeveling om onderdeel a van artikel 2.5.7 aan te vullen met de tekst van de voorgaande
punten 1 en 2 (minus de voorbeelden) onder tussenvoeging van de woorden ', te weten:'.
Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in af wijking van het verbod tot overschrijding van de
voorgevelrooilijn
Naast de afwijkingsmogelijkheden bedoeld in artikel 2.5.8 kent artikel 2.5.29 nog de mogelijkheid van
afwijking voor het geval, dat er geen bestemmingsplan of beheerverordening in voorbereiding is en
geen van de omstandigheden als genoemd in art. 3.3 Wabo aan de orde is.
Lid 1, ad b
Deze bepaling maakt het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het
verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn als het gaat om het op eigen
voorterrein plaatsen van beeldhouwwerk, vitrines e.d.
Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
Artikel 2.5.9 is afgestemd op artikel 2, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De vermelding van
artikel 2, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht in artikel 2.5.9 is vooral van belang om het misverstand, dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken, die als vrij bouwen genoemd zijn in artikel 2, Bijlage II, Besluit omgevingsrecht uit te sluiten.
Zie voor het bouwen over de weg overigens artikel 2.5.8.
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining
van straathoeken
Lid 4, onder a
_________________________________________________________________________________
33
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Bij deze afwijking van het bouwverbod kan worden gedacht aan bijvoorbeeld complexen van bij elkaar
behorende gebouwen, zoals kazernes, ziekenhuizen en gevangenissen vallen.
Lid 4, onder f
Hieronder vallen bij voorbeeld aangebouwde garages, terugliggende zolderverdiepingen e.d.
Lid 4, onder g
Deze afwijking van het bouwverbod is in het algemeen van toepassing voor gebouwen, die een ruim
voorterrein vragen.
Artikel 2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn
Zie de figuren 3 t/m 12, in de bij deze Toelichting behorende bijlage.
Lid 1, onder a
Deze bepaling kan voor langgerekte, taps toelopende bouwblokken tot achtergevelrooilijnen in het
smalle deel van het bouwblok leiden die elkaar dicht naderen. Dit behoeft echter geen bezwaar te
vormen, omdat artikel 2.5.21 de bouwhoogte dan evenredig beperkt.
Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Hoewel het begrip 'rooilijn' algemeen wordt gedefinieerd als 'de lijn die - behoudens toegelaten
afwijkingen - bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde
zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden', is - om misverstand te voorkomen - een
direct verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn opgenomen.
Het geheel achter de achtergevelrooilijn bouwen moet overigens opgevat worden als een - verboden overschrijding van de achtergevelrooilijn.
Indien gebouwd wordt aan of bij een beschermd monument of in een van rijkswege beschermd stadsof dorpsgezicht, zijn normaliter vergunningvrije bouwwerken bij wijze van uitzondering vergunningplichtig op grond van artikel 5, Bijlage II van het Bor. Zie tevens artikel 2.5.14, lid l.
Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Artikel 2.5.13 is afgestemd op bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
De redenering is dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een bouwwerk
vergunningvrij aangebracht kunnen worden artikel 2, Bijlage II van het Bor met overschrijding van de
achtergevelrooilijn. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om vergunning, is het
niet logisch om het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn hierop van toepassing te laten
zijn.
Zie tevens de twee laatste zinnen van de toelichting op artikel 2.5.7.
Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de
achtergevelrooilijn
Naast de afwijkingsmogelijkheden in het onderhavige artikel 2.5.14 kent artikel 2.5.29 nog de
mogelijkheid tot afwijking in zeer speciale gevallen.
Artikel 2.5.14 is afgestemd op artikel 2, Bijlage II van het Bor. De vermelding hiervan is vooral van
belang om het misverstand dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken die
vergunningvrij zijn, uit te sluiten.
Wanneer ingevolge de bepalingen van dit artikel wordt afgeweken van het verbod de achtergevelrooilijn te overschrijden, dient artikel 2.5.2 in acht te worden genomen, mede in het belang van
_________________________________________________________________________________
34
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
omwonenden. Voorts ware er aandacht aan te besteden, of een bouwwerk voor de brandweer
bereikbaar moet blijven.
Ad a en g
Voor deze bedrijven kan tot op zekere hoogte tegemoet worden gekomen aan op bedrijfstechnische
gronden gebaseerde verlangens. Met de onder g bedoelde bouwstrook (of bouwblok), geheel of
overwegend handels- of industrieterrein omvattend, wordt niet beoogd een bouwstrook (of bouwblok)
met winkelbebouwing.
Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
Het erf, bedoeld in dit voorschrift, mag niet worden verward met de 'buitenruimte' in de zin van het
Bouwbesluit.
Naleving van het onderhavige voorschrift houdt tevens in het ruimschoots voldoen aan het bepaalde
in artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, want in laatstgenoemde burenrechtbepaling wordt een maat
van 2 meter voorgeschreven als minimumafstand tussen de erfgrens en muren waarin vrijelijk ramen
mogen worden aangebracht.
Het vrijelijk ramen in de achtergevel kunnen aanbrengen is tevens het motief voor het bepaalde in het
eerste lid, onder b. Het (gedeeltelijk) samenvallen van de achtergevel met de erfgrens vormt hiervoor
immers een beletsel.
Lid 3 b, onder 1
Deze afwijkingsmogelijkheid is onder meer bedoeld voor patiowoningen.
Lid 3 b, onder 2
Indien één van de in dit lid genoemde situaties zich voordoet en er dus open ruimte achter een
gebouw is, zij het dat deze niet bij het gebouw behoort en het gebouw overigens over voldoende
'uitloop' beschikt, zou kunnen worden afgeweken van de voorgeschreven erfgrootte.
Lid 3 b, onder 3
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een verbetering van de bestaande toestand zal
een verkleining van het erf tot geringere oppervlakte dan volgens dit artikel is vereist slechts
aanvaardbaar zijn ten behoeve van het opheffen van onbevredigende situaties in het gebouw
waarvoor binnen het gebouw geen oplossing kan worden gevonden. In die gevallen zal een
verbetering van het gebouw tegen een verslechtering van het erf moeten worden afgewogen. Hiertoe
zal in het bijzonder aandacht moeten worden geschonken aan de functie van het erf als onderdeel van
de vluchtweg bij brand en aan de bereikbaarheid van het pand door de brandweer.
Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen
Naleving van het onderhavige voorschrift houdt tevens in het voldoen aan het bepaalde in artikel 5:50
van het Burgerlijk Wetboek, want in laatstgenoemde burenrechtbepaling wordt een maat van 2 meter
voorgeschreven als minimumafstand tussen de erfgrens en muren waarin vrijelijk ramen mogen
worden aangebracht.
Lid 2, onder a en b
Wanneer wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, moet onder meer rekening worden
gehouden met de ligging in het gebouw van eventuele dienstwoningen. Bovendien dient onderscheid
te worden gemaakt tussen de gevallen, waarin het gaat om een bouwblok of een bouwstrook waarin
_________________________________________________________________________________
35
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
geen woningen voorkomen en een bouwblok waarin bij voorbeeld naast bedrijfsgebouwen ook
woningen voorkomen. Indien de laatste omstandigheid zich voordoet zal minder ver worden
afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, dan in het andere geval.
Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken
Deze bepaling is bedoeld om het ontstaan van smalle ontoegankelijke open ruimten tussen gebouwen
op aangrenzende terreinen te voorkomen, omdat deze aanleiding tot hinder door vervuiling kunnen
geven. De bepaling kan zowel worden nageleefd door gebouwen tegen elkaar aan te plaatsen als
door een tussenruimte van meer dan een meter breedte te realiseren. Het bevoegd gezag kan de
omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien de smalle open
ruimte voldoende voor onderhoud bereikbaar is. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een
opening in de zijgevel van het gebouw.
Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
Artikel 5:48 van het Burgerlijk Wetboek geeft iedere terreineigenaar het recht om zijn erf te omheinen.
Uiteraard moet hij daarbij de eventuele beperkingen in de gemeentelijke voorschriften in acht nemen.
Laatstgenoemde voorschriften spelen echter meestal slechts een bescheiden rol, want een erfafscheiding is in principe een vergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2, Bijlage II, Bor, althans
indien de daarin vermelde beperkingen ten aanzien van onder meer de hoogtematen in acht worden
genomen. Hogere erfafscheidingen vallen vanzelfsprekend onder de vergunningplicht en behoeven
derhalve preventieve toetsing aan de voorschriften van het bestemmingsplan of het onderhavige
artikel van de bouwverordening. Eventueel kan het bevoegd gezag op grond van het tweede lid van
laatstgenoemd artikel de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het verbod als bedoeld in het
eerste lid. Daarbij kan gedacht worden aan het bouwen van bijvoorbeeld een gevangenismuur of een
hek ter omheining van een terrein dat geen erf, behorend bij een gebouw, is.
Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse
hoofdtransportleidingen
Het eerste lid strekt tot bescherming van het vergunningplichtige bouwwerk en de veiligheid van de
bewoners of gebruikers daarvan. Het tweede lid ziet meer op de openbare veiligheid. De ondergrondse hoofdtransportleiding kan zowel dienen voor elektriciteit als voor aardgas, olie, chemische
producten e.d.
Omdat het wenselijk is om van geval tot geval te kunnen bepalen in hoeverre het bouwen nabij
hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen toelaatbaar is en zo ja, onder welke
voorwaarden, is het artikel geredigeerd als een verbod, waarvan eventueel kan worden afgeweken.
Redenen om af te wijken zullen in het algemeen zijn gericht zowel op de veiligheid van de gebruikers
van het bouwwerk als op het voorkomen van storingen in de goede werking van de lijnen en leidingen
ten gevolge van de bouw en de aanwezigheid van het bouwwerk.
Indien het onderhavige artikel moet worden toegepast, verdient het aanbeveling om overleg te plegen
met de beheerder van de hoogspanningslijn of de hoofdtransportleiding.
Langs privaatrechtelijke weg heeft menige eigenaar / beheerder een recht van opstal gevestigd, als
bedoeld in artikel 5, lid 3, sub b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Meestal betreft dit een gebied van 2 x 30 meter, dus een strook van 60 meter, waar niet mag worden gebouwd, met uitzondering van bepaalde bouwwerken zoals installaties e.d.
_________________________________________________________________________________
36
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Indien in het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft een dergelijk recht van opstal is
gevestigd - zie hiervoor het kadaster - dan geldt de daarin vastgelegde afstand en heeft een geringere
afstand in een bestemmingsplan geen betekenis.
In veel bestemmingsplannen zijn voor uiteenlopende doeleinden zones vastgelegd, die elkaar (deels)
kunnen overlappen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid
buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke
veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De
normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen(Bevi). De besluiten gaan voor op
de gemeentelijke bouwverordening.
Het Bevb regelt onder andere dat de gemeenteraad er zorg voor draagt dat binnen vijf jaar na de
datum van inwerkingtreding van het Bevb een bestemmingsplan in overeenstemming is met dit
besluit.
Wanneer de betreffende buisleidingen correct in bestemmingsplannen zijn opgenomen, vervalt de
werking van deze stedenbouwkundige bepaling uit de bouwverordening. Voor niet in een
bestemmingsplan geregelde leidingen, blijft deze bepaling uiteraard onverkort van kracht. Dit vloeit
voort uit artikel 9 Woningwet. Zie hierover de algemene toelichting bij paragraaf 5.
Zie voor meer informatie over het Bevb, Revb en Bevi:
www.infomil.nl/onderwerpen/hinder-gezondheid/veiligheid/buisleidingen
Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Alternatief 1
Dit en de volgende artikelen bevatten een samenhangend stelsel van voorschriften voor de maximumhoogten van bouwwerken in relatie tot de afstanden tot tegenoverliggende bouwwerken. Voor de
duidelijkheid is aangegeven, dat het stelsel alleen voor vergunningplichtige bouwwerken is bedoeld.
Het stelsel is niet alleen gericht op stedenbouwkundige ordening, maar ook op voldoende toetredingsmogelijkheden voor licht en lucht. Gezien de vaste fysische gegevenheden op het gebied van met
name de daglichttoetreding is dan ook geen onderscheid gemaakt tussen de maximumhoogten in de
voor- en in de achtergevelrooilijn.
Tevens wordt in het voorschriftenstelsel de onderste meter boven straatpeil van eventuele raamoppervlakten bij de bepaling van aanvaardbare belemmeringhoeken voor de daglichttoetreding buiten
beschouwing gelaten, omdat de desbetreffende glasgedeelten praktisch geen lichtopbrengst leveren
en zich grotendeels beneden de gebruikelijke vensterbankhoogte bevinden. (De belemmeringhoek in
een stedenbouwkundig (straat)profiel is te definiëren als de hoek tussen de onderste glaslijn van het
beschouwde gebouw en de bovenkant van de tegenoverliggende bebouwing.)
Met het oog op de in het algemeen wenselijke stedenbouwkundige ordening is wel gedifferentieerd
naar bebouwingsdichtheden voor enerzijds de bebouwde kom (belemmeringhoek: maximaal 45
graden) en anderzijds daarbuiten (belemmeringhoek: maximaal 37 graden). Zie de figuren 12, 13 en
14 in de bij deze Toelichting behorende bijlage.
Een voorgevelrooilijn kan ontbreken op de plaatsen, waar bij voorbeeld een vaart, een gracht, een
park of een plantsoen langs de weg ligt. Veelal zal een tegenoverliggende rooilijn dan te ver weg
liggen om een beperkende invloed op de maximumhoogte van het bouwwerk te hebben. Langs een
smalle gracht is dit echter niet ondenkbaar (zie figuur 15). Een plaatselijke onderbreking van een
_________________________________________________________________________________
37
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
voorgevelrooilijn komt bij voorbeeld voor bij de uitmonding van een dwarsweg (dwarsstraat) (zie figuur
16).
Alternatief 2
Dit en de volgende artikelen bevatten een samenhangend stelsel van voorschriften voor de maximumhoogten van bouwwerken in relatie tot de afstanden tot tegenoverliggende bouwwerken. Voor de
duidelijkheid is aangegeven, dat het stelsel alleen voor vergunningplichtige bouwwerken is bedoeld.
Het stelsel is niet alleen gericht op stedenbouwkundige ordening, maar ook op voldoende
toetredingsmogelijkheden voor licht en lucht. Gezien de vaste fysische gegevenheden op het gebied
van met name de daglichttoetreding is dan ook geen onderscheid gemaakt tussen de
maximumhoogten in de voor- en in de achtergevelrooilijn. Tevens wordt in het voorschriftenstelsel de
onderste meter boven straatpeil van eventuele raamoppervlakten bij de bepaling van aanvaardbare
belemmeringhoeken voor de daglichttoetreding buiten beschouwing gelaten, omdat de desbetreffende
glasgedeelten praktisch geen lichtopbrengst leveren en zich grotendeels beneden de gebruikelijke
vensterbankhoogte bevinden. (De belemmeringhoek in een stedenbouwkundig (straat)profiel is te
definiëren als de hoek tussen de onderste glaslijn van het beschouwde gebouw en de bovenkant van
de tegenoverliggende bebouwing.)
Met het oog op de in het algemeen wenselijke stedenbouwkundige ordening is wel gedifferentieerd
naar bebouwingsdichtheden voor enerzijds de bebouwde kom (belemmeringhoek: maximaal 45
graden) en anderzijds daarbuiten (belemmeringhoek: maximaal 37 graden). Zie de figuren 12, 13 en
14 in de bij deze Toelichting behorende bijlage.
Ten behoeve van een - soms gewenste - aanvullende werking van de onderhavige bouwverordeningsvoorschriften ten opzichte van vooral globale bestemmingsplannen zonder
uitwerkingsverplichting is in een verdere differentiatie voor de bebouwde kom voorzien, zodat bij
voorbeeld verschil kan worden gemaakt tussen grootstedelijke binnenstadsgebieden
(belemmeringshoek: 60 graden) en de overige delen van de bebouwde kom. Zie figuur 14.
Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
Zie ook de toelichting op artikel 2.5.20.
Alternatief 1
Lid 2
De wijze van vaststelling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn in een
bouwblok, waarin de achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, is in figuur 17 nader toegelicht,
waarbij a, a1 enz. de voor de bouwhoogte in rekening te brengen afstand van de achtergevelrooilijnen
is. Het komt voor dat bij tussen twee wegen gelegen terreinen, die te ondiep zijn voor twee tegenover
elkaar gelegen bouwstroken, de tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt.
De langs de andere weg liggende voorgevelrooilijn treedt dan in de plaats van de ontbrekende
tegenovergelegen achtergevelrooilijn (zie figuur 18).
Lid 4
Bij achterterreinen die - door de ligging in geaccidenteerd gebied of anderszins - niet op straatpeil
liggen, leidt bepaling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn op de in het
eerste t/m derde lid voorgeschreven wijze niet tot de juiste hoogte-diepteverhouding van het
binnenterrein van gesloten bouwblokken. Dit mede in verband met het feit dat krachtens het bepaalde
_________________________________________________________________________________
38
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
in artikel 2.5.26 bij het bouwen aan een weg ten opzichte van het straatpeil moet worden gemeten.
Ter ondervanging van het genoemde bezwaar is het onderhavige vierde lid opgenomen.
Alternatief 2
Lid 2
De wijze van vaststelling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn in een
bouwblok, waarin de achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, is in figuur 17 nader toegelicht,
waarbij a, a1 enz. de voor de bouwhoogte in rekening te brengen afstand van de achtergevelrooilijnen
is. Het komt voor, dat bij tussen twee wegen gelegen terreinen, die te ondiep zijn voor twee tegenover
elkaar gelegen bouwstroken, de tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt.
De langs de andere weg liggende voorgevelrooilijn treedt dan in de plaats van de ontbrekende
tegenovergelegen achtergevelrooilijn (zie figuur 18).
Lid 4
Bij achterterreinen die - door de ligging in geaccidenteerd gebied of anderszins - niet op straatpeil
liggen, leidt bepaling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn op de in het
eerste t/m derde lid voorgeschreven wijze niet tot de juiste hoogte-diepteverhouding van het binnenterrein van gesloten bouwblokken. Dit mede in verband met het feit dat krachtens het bepaalde in
artikel 2.5.26 bij het bouwen aan een weg ten opzichte van het straatpeil moet worden gemeten. Ter
ondervanging van het genoemde bezwaar is het onderhavige vierde lid opgenomen.
Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover achtergevelrooilijn
Zie figuur 19.
Lid 2
Indien uit het bepaalde in het eerste lid voor een zijgevel tegenover een achtergevelrooilijn een lagere
hoogte volgt dan voor de - op die zijgevel aansluitende - voorgevel toelaatbaar is dan kan het in
overigens verlichtingstechnisch gunstige omstandigheden verantwoord zijn om af te wijken van de in
het eerste lid bepaalde maximale hoogte voor het laten optrekken van de zijgevel tot de hoogte van de
voorgevel.
Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
Alternatief 1
Lid 2
De hier genoemde hoek van 56 graden correspondeert met de hoogte-diepteverhouding uit het eerste
lid van artikel 2.5.22.
Alternatief 2
Lid 2
De hier genoemde hoek van 56 graden correspondeert met de hoogte-diepteverhouding uit het eerste
lid van artikel 2.5.22.
Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
Alternatief 1
_________________________________________________________________________________
39
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
De maximumbouwhoogte van 15 meter komt - bij een in de woningbouw gebruikelijke
verdiepingshoogte - overeen met 5 à 5,5 bouwlaag.
Alternatief 2
De maximumbouwhoogte van 26 meter correspondeert met de belemmeringhoek van 60 graden,
genoemd in artikel 2.5.23, en de hoogte-diepteverhouding van 1,7, genoemd in de artikelen 2.5.20 en
2.5.21.
Bovendien komt de maximumbouwhoogte van 26 meter - bij een in de woningbouw gebruikelijke
verdiepingshoogte - overeen met 9 à 9,5 bouwlaag. De maximumbouwhoogte van 15 meter komt eveneens bij een in de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte - overeen met 5 à 5,5 bouwlaag.
Indien wordt gebouwd op, bij of aan een beschermd monument of een van rijkswege beschermd staden dorpsgezicht, zijn normaliter vergunningvrije bouwwerken bij wijze van uitzondering wel
vergunningplichtig op grond van artikel 5, Bijlage II van het Bor. Zie tevens artikel 2.5.28, sub l.
Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
Het onderhavige artikel wordt vooral gehanteerd voor bouwwerken op binnenterreinen van gesloten
bouwblokken.
Een zadeldak is een dak, bestaande uit twee schuine vlakken die elkaar in het hoogste punt snijden,
de zgn. nok, en vandaar beide naar beneden lopen tot hun goot.
Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
Zie artikel 1.1 voor de definitie van 'straatpeil'.
Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Ad a
De strekking van dit voorschrift is, dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen
aan een bouwwerk aangebracht kunnen worden als vrij bouwen met overschrijding van de toegelaten
hoogte. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om een omgevingsvergunning om te
bouwen is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn hierop van
toepassing te laten zijn.
Ad b
Deze niet-vantoepassingverklaring geldt uiteraard, mits de te vernieuwen of te veranderen delen niet
worden verhoogd. Dit zou namelijk de vergroting van een bouwwerk betreffen. Voor de vergroting van
een bouwwerk zijn de artikelen 2.5.20 t/m 2.5.24 onverkort van toepassing, tenzij wordt afgeweken
ingevolge artikel 2.5.28, onder e.
Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de
toegelaten bouwhoogte
De vermelding van artikel 3, onderdeel 7 en artikel 2, onderdelen 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit
omgevingsrecht (Bor) is vooral van belang om het misverstand, dat de bouwverordening ook
betekenis zou hebben voor zaken, die als vrij bouwen genoemd zijn in artikel 2.3 van het Besluit
omgevingsrecht (Bor), uit te sluiten.
_________________________________________________________________________________
40
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden uit dit lid dient bijzondere aandacht
te worden besteed aan het bepaalde in de artikel 2.5.2. Daarbij kunnen ook welstandsoverwegingen
worden betrokken.
Ad e, onder 1
Afgeweken zou kunnen worden wanneer het een gebouw betreft, dat aansluit bij bestaande
bebouwing, die onder vigeur van vroegere voorschriften hoger is dan thans is toegelaten. Door de
afwijking van de toegestane bouwhoogte kan dan een gaaf straatbeeld worden verkregen.
Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de
rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk
beleid
Artikel 2.5.29 MBV is, in relatie met de overige stedenbouwkundige afwijkingen uit dit hoofdstuk, te
vergelijken met de relatie tussen enerzijds de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake
afwijking en anderzijds de afwijkingsregels die zijn gelegen buiten het bestemmingsplan. Paragraaf
2.5 MBV is te beschouwen als een bestemmingsplan vervangende regeling met derhalve ook de
behoefte aan regels inzake afwijking wanneer nieuw ruimtelijk beleid wordt voorbereid. Bedoeld is een
net zo eenvoudige afwijkingsregeling voor bouwen en gebruiken te hebben voor de verplichtingen uit
de stedenbouwkundige eisen van de bouwverordening als van die uit een bestemmingsplan.
Sub a.
Wellicht ten overvloede is hier nogmaals vermeld dat deze bepaling alleen van toepassing is indien er
geen bestemmingsplan, beheersverordening of projectbesluit van kracht is. Aangezien er dan geen
strijd kan zijn met een bestemmingsplan, vloeit uit art. 3.10 Wabo dat de reguliere procedure van 3.9
Wabo van toepassing is.
Sub b. aanhoudingsvoorwaarden uit art. 3.3 Wabo
De aanvraag om een omgevingsvergunning moet in een aantal gevallen worden aangehouden. In art.
3.3 Wabo wordt bepaald wanneer daarvan sprake is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er geen
reden is de aanvraag te weigeren, maar er voor de dag van aanvraag een bestemmingsplan in
ontwerp ter inzage is gelegd of een voorbereidingsbesluit in werking is getreden. In een dergelijke
situatie vervallen de stedenbouwkundige bepalingen uit de MBV, waaronder deze.
Sub c. Welk toekomstig ruimtelijk beleid is zoal relevant?
Voor een afwijking als bedoeld in dit artikel geldt zoals voor alle besluiten de eis van een voldoende
motivering (art. 3:46 Awb). Deze motivering zal in het onderhavige geval in ieder geval betrekking
moeten hebben op toekomstig planologisch beleid. Daarom is hier expliciet de eis opgenomen dat het
bouwplan waar wordt afgeweken van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte 'in
overeenstemming is met in voorbereiding zijnd ruimtelijk beleid'.
'Vastgesteld en bekendgemaakt ruimtelijk beleid' is een mogelijkheid om de afwijking te onderbouwen.
Denk bijvoorbeeld aan een structuurplan, structuurvisie of -nota, beleidsnota, beleidsregels (een nota
dakkapellen, bijgebouwen e.d.) en een sectorale nota.
Zoals uit het gestelde bij sub b. blijkt, vallen hieronder niet de situaties zoals vermeld in art. 3.3 Wabo,
zoals bijvoorbeeld een ter inzage gelegd ontwerpbestemmingsplan. Ook een vastgesteld
voorbereidingsbesluit voor bijvoorbeeld een bouwlocatie kan daarom geen basis vormen.
Sub d.
_________________________________________________________________________________
41
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
De activiteit mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij wordt aangesloten bij de
terminologie dit wordt gebruikt en de betekenis die daaraan wordt toegekend in de Wabo. Bij dat
begrip wordt rekening gehouden met milieu, cultuurhistorische, ecologische en natuurlijke en
landschappelijke waarden.
Voor wat betreft de milieuwaarden zijn de afstanden ten opzichte van hinderveroorzakende activiteiten
dan van groot belang. De relevante afstanden treft u aan in de VNG-publicatie 'Bedrijven en
milieuzonering'.
Sub e.
In het kader van een goede motivering wordt hier gevraagd om een goede ruimtelijke onderbouwing.
Ook hier is aangesloten bij de terminologie uit de Wabo.
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) behoort het onderwerp parkeren te worden
geregeld in de (nieuwe) bestemmingsplannen. Als uitwerking hiervan is in artikel 8.17 van de
Invoeringswet Wro bepaald dat artikel 8, vijfde lid van de Woningwet vervalt.
In verband met wetstechnische problemen is besloten dit deel van de Invoeringswet Wro vooralsnog
niet in werking te doen treden. Een nieuwe datum van inwerkingtreding is niet bepaald. Dit betekent
dat onder meer het ‘parkeerartikel’ uit de bouwverordening blijft bestaan, ook indien op grond van de
nieuwe Wro een bestemmingsplan wordt vastgesteld, waarin niet is voorzien in een regeling over het
parkeren.
Alternatief 1
Lid 1
Het eerste lid kan de gemeenteraad vaststellen voor die delen van de bebouwde kom die kunnen
worden aangeduid als zogenaamde best ontsloten locatie(s).
Lid 2
Het onderhavige voorschrift behelst het zogenaamde ingroeimodel. Hieronder wordt verstaan het
openhouden van de mogelijkheid om in te spelen op toekomstige verbeteringen in de bereikbaarheid
per openbaar vervoer, namelijk doordat de gemeente op het moment van realisatie van de bedoelde
verbetering kan overgaan tot de verwijdering van de aanvullende parkeerplaatsen op de openbare
weg (of op ander gemeentelijk terrein) nabij het betrokken gebouw.
Lid 3
Het is niet alleen zeer moeilijk - bij de toepassing van het eerste lid - aan te geven, wat in algemene
zin het maximumaantal parkeerplaatsen op het terrein van een te bouwen (of een te verbouwen) pand
dient te zijn, maar ook - bij de toepassing van het onderhavige lid - wat in algemene zin een niet te
overvloedig minimumaantal parkeerplaatsen dient te zijn. De daarom ook in dit geval per
omgevingsvergunning voor het bouwen te bepalen normstelling hangt weer af van onder meer de
grootte van het gebouw, de ligging in de gemeente, het te verwachten aantal bezoekers, c.q.
bewoners of gebruikers, de eventuele aanwezigheid van openbaar vervoer en de frequentie daarvan,
het tijdstip waarop de bezoekers gewoonlijk komen, en de mogelijke uitwisselbaarheid van
parkeerplaatsen. Tevens is aansluiting wenselijk op het voorgestane verkeers- en vervoersbeleid,
zoals dat is neergelegd in het lokale verkeer- en vervoerplan.
_________________________________________________________________________________
42
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Voor kencijfers betreffende in het algemeen aanbevelenswaardige minimum aantallen
parkeerplaatsen, uitgesplitst naar het soort voertuig en de bestemming van het gebouw, zie de uitgave
Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004: geactualiseerd 25
juli 2008. Verkrijgbaar op CD-rom.), paragraaf 6.3, verkrijgbaar bij de Stichting Centrum voor
Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting
CROW) te Ede (tel. 0318-69 53 00 of www.crow.nl ). Overigens kan een verantwoorde parkeernorm
alleen per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen worden bepaald.
Aan de hand van de hiervoor genoemde publicaties kan, zoals gezegd, per te verlenen
omgevingsvergunning voor het bouwen een verantwoorde parkeernorm worden bepaald. Bij de
toepassing van het onderhavige lid is - op grond van praktisch-bouwkundige overwegingen - enige
flexibiliteit in elke vastgestelde parkeernorm onontbeerlijk. Dus verdient het aanbeveling om in een
concrete omgevingsvergunning voor het bouwen bij voorbeeld een afwijking naar boven van 10% als
toelaatbaar te vermelden op locaties die per openbaar vervoer bereikbaar zijn, en van 50% op locaties
die dat niet zijn.
Lid 4
Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschriften niet kunnen worden
gemist bij het afdwingen van een correcte naleving van de leden 1, 2 en 3. De verplichting in die leden
om een bepaald aantal parkeerplaatsen op eigen terrein (of onder eigen dak) aan te brengen zou
immers gedeeltelijk kunnen worden ontdoken door alleen parkeervakken met afmetingen voor het
kleinste type personenauto, respectievelijk het grootste type vrachtauto te maken. Ook het
Bouwbesluit 1992 sprak in het - niet in werking getreden - artikel 218, lid 1, over 'parkeerplaatsen van
voldoende afmetingen'. Het Bouwbesluit 2003 laat regeling van het onderhavige onderwerp geheel
over aan bestemmingsplan en/of bouwverordening. Een bijkomende reden voor het opnemen van
maatvoorschriften voor parkeervakken is de wenselijkheid om de afwijkende maatvoering vast te
leggen van parkeerplaatsen voor rolstoelgebruikers en stoklopers.
Lid 5
De onderhavige bepaling kan ertoe leiden dat een nieuw winkelcentrum wordt voorzien van een zgn.
expeditiehof, respectievelijk een nieuw fabrieksgebouw van een laad- en losperron (met een op het
fabrieksterrein gelegen, bijbehorende opstelstrook voor vrachtauto's).
Lid 6
Ad a
De mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de eis in het eerste en in
het tweede lid om een beperkte parkeergelegenheid op eigen terrein (of onder eigen dak) te maken is
onder meer bedoeld voor het geval dat in de nabijheid een gemeenschappelijke of openbare parkeergarage aanwezig is. De mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de eis
in het derde lid om een parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein (of onder eigen
dak) te maken is onder meer bedoeld voor omgevingsvergunningsplichtige verbouwingen van winkels
e.d. in binnensteden. In dat geval kan eventueel onder financiële voorwaarden vergunning worden
verleend.
Aan de bouwvergunning mocht geen financiële voorwaarde worden verbonden. Aan een daarmee
samenhangende planologische ontheffing wel. Dit laatste gold voor onder meer het bekende artikel 19
WRO en ook voor de ontheffing bedoeld in art. 2.5.30 MBV.
Er mag van worden uitgegaan dat dit aspect niet anders is nu de ontheffingen en eventuele financiële
voorwaarden worden gesteld in de omgevingsvergunning. De op grond van artikel 2.5.30 gevormde
jurisprudentie onder de oude wetgeving betreft kort samengevat:
_________________________________________________________________________________
43
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
1. Een richtinggevende uitspraak waarbij het vragen van geld voor een parkeerfonds aan de orde was
geweest, betreft: BR 1999/223 ABRS 4 augustus 1998
Parkeergelegenheid Schagen
Vraag of aan het verlenen van vrijstelling van de eis dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt
voorzien een financiële voorwaarde mag worden verbonden. Art. 2.5.30 Bouwverordening:
De rechtbank heeft terecht overwogen dat in het algemeen moet worden aangenomen dat een
bestuursorgaan in beginsel rechtens de mogelijkheid heeft om door middel van het verbinden van een
financiële voorwaarde aan een vrijstelling, tot betaling van een tegemoetkoming of een compensatie
te verplichten. Aan deze mogelijkheid zijn beperkingen verbonden, aldus dat door voldoening aan de
voorwaarde een rechtstreekse bijdrage wordt geleverd aan de doelstelling van de wettelijke bepaling
waarop de vergunning of vrijstelling berust en voorts dat de verlening van de vergunning of vrijstelling
in het algemeen belang tot het heffen van een geldbedrag noopt. Bovendien moet blijken dat niet een
andere uit hoofde van rechtsbescherming meer aanvaardbare mogelijkheid aanwezig is om een
tegemoetkoming of compensatie te verlangen. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van
30 augustus 1985, BR 1985, p. 911.
Opmerking: Deze uitspraak vormt de basis voor het stellen van een financiële voorwaarde bij de
voormalige ontheffing van de parkeernorm op grond van art. 2.5.30 MBV.
Een belangrijk onderdeel uit deze uitspraak is: De financiële voorwaarde is toegestaan onder enkele
voorwaarden:
de voorwaarde dient een rechtstreekse bijdrage te leveren aan de doelstelling van de wettelijke
bepaling waarop de vergunning berust;
de vergunning moet in het algemeen belang nopen tot het opleggen van een geldbedrag;
de stellige noodzaak om een financiële voorwaarde op te leggen, moet ook hieruit blijken dat niet een
andere, uit hoofde van rechtsbescherming meer aanvaardbare mogelijkheid aanwezig is om een
tegemoetkoming of compensatie te verlangen.
Een noodzaak om in het algemeen belang een bedrag te vragen voor het realiseren van voldoende
parkeergelegenheid is tegenwoordig al snel aanwezig, de parkeerproblematiek is zo groot dat zonder
het treffen van voorzieningen de omgeving overlast / parkeerhinder zal ondervinden.
2. In de recente uitspraak ABRS 28 januari 2009, LJN BH1125, te vinden op www.rechtspraak.nl ,
over de financiële voorwaarde bij de ontheffing van de parkeernorm, wordt een directere relatie tussen
het geld en de te realiseren voorziening geëist. Citaat uit deze uitspraak:
‘dient voldoende aannemelijk te zijn dat de financiële bijdrage die door [vergunninghoudster] is
voldaan, aangewend zal worden om te voorzien in de desbetreffende parkeerbehoefte ten gevolge
van het bouwplan.(.. ) Ter zitting van de Afdeling heeft het college uiteengezet dat met centrumgebied
is bedoeld een gebied in een straal van 600 m rond het bouwplan. Hiermee staat niet vast dat de door
[vergunninghoudster] betaalde bijdrage daadwerkelijk zal worden aangewend om te voorzien in het
tekort aan parkeerplaatsen waarop de ontheffing betrekking heeft. Dat de rechtbank heeft overwogen
dat een afstand van 600 m acceptabel is voor het parkeren van bezoekers, kan ( ¿) niet afdoen aan
haar oordeel dat ten aanzien van de vijf parkeerplaatsen niet aannemelijk is dat de financiële bijdrage
zal worden aangewend om te voorzien in de behoefte daaraan. De rechtbank is terecht tot dat oordeel
gekomen en heeft derhalve evenzeer terecht overwogen dat de ontheffing in strijd met artikel 2.5.30,
zesde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening is verleend.
‘ontheffing krachtens artikel 2.5.30, zesde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening voor de vijf
parkeerplaatsen heeft miskend dat niet is voldaan aan het in die bepaling gestelde vereiste dat
verlening van ontheffing slechts mogelijk is indien op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt
voorzien.
Het college heeft zich in het besluit van …. ten aanzien van twee van de vijf parkeerplaatsen op het
standpunt gesteld dat de parkeerbijdrage concreet zal worden aangewend voor de uitvoering van het
_________________________________________________________________________________
44
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
herinrichtingsplan van de openbare ruimte aan de Wellezijde en dat die parkeerplaatsen zullen
worden gerealiseerd op of nabij de aanvankelijk geplande inritten voor de vervallen inpandige
parkeervoorzieningen. Het college heeft aldus ten aanzien van die twee parkeerplaatsen voldoende
aannemelijk gemaakt dat de financiële bijdrage die door [vergunninghoudster] is voldaan ter
verkrijging van de ontheffing als bedoeld in artikel 2.5.30, zesde lid, aanhef onder a, aangewend zal
worden om te voorzien in de desbetreffende parkeerbehoefte ten gevolge van het bouwplan. In
zoverre is voldaan aan het in het slot van voormeld artikelonderdeel gestelde vereiste.
Het college heeft ten aanzien van de resterende drie parkeerplaatsen geen inzicht verschaft in de
wijze waarop daarin zal worden voorzien, zodat het betoog van [wederpartijen] in zoverre slaagt.'
Ad b
De mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning door gebruik van de
afwijkingsmogelijkheid, vermeld onder het tweede aandachtsstreepje van punt b, is bedoeld voor
onder meer winkels, schouwburgen, de loketfunctie van raadhuizen, sportstadions en bibliotheken.
Niet hoeft te worden afgeweken, indien in de nabijheid voldoende parkeergelegenheid is op de
openbare weg, op een blijvend openbaar parkeerterrein of in een blijvend openbare parkeergarage.
Alternatief 2
Lid 1
Het is zeer moeilijk aan te geven, wat in algemene zin een niet te overvloedig minimumaantal
parkeerplaatsen dient te zijn. De daarom per omgevingsvergunning voor het bouwen te bepalen
normstelling hangt af van onder meer de grootte van het gebouw, de ligging in de gemeente, het te
verwachten aantal bezoekers, c.q. bewoners of gebruikers, de eventuele aanwezigheid van openbaar
vervoer en de frequentie daarvan, het tijdstip waarop de bezoekers gewoonlijk komen, en de
mogelijke uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen. Tevens is aansluiting wenselijk op het voorgestane
verkeers- en vervoersbeleid, zoals dat is neergelegd het lokale verkeer- en vervoerplan.
Voor kencijfers betreffende in het algemeen aanbevelenswaardige minimum aantallen
parkeerplaatsen, uitgesplitst naar het soort voertuig en de bestemming van het gebouw, zie de uitgave
Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004), paragraaf 6.3,
verkrijgbaar bij de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en
Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) te Ede (tel. 0318-69 53 00 of www.crow.nl ).
Overigens kan een verantwoorde parkeernorm alleen per te verlenen omgevingsvergunning voor het
bouwen worden bepaald.
Aan de hand van de hiervoor genoemde publicaties kan, zoals gezegd, per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen een verantwoorde parkeernorm worden bepaald. Bij de toepassing van
het onderhavige lid is - op grond van praktisch-bouwkundige overwegingen - enige flexibiliteit in elke
vastgestelde parkeernorm onontbeerlijk. Dus verdient het aanbeveling om in een concrete
omgevingsvergunning voor het bouwen bij voorbeeld een afwijking naar boven van 10% als
toelaatbaar te vermelden op locaties die per openbaar vervoer bereikbaar zijn, en van 50% op locaties
die dat niet zijn.
Lid 2
Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschriften niet kunnen worden
gemist bij het afdwingen van een correcte naleving van lid 1. De verplichting in lid 1 om voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein aan te brengen zou immers gedeeltelijk kunnen worden ontdoken
door alleen parkeervakken met afmetingen voor het kleinste type personenauto te maken. Ook het
Bouwbesluit 1992 sprak in het - niet in werking getreden - artikel 218, lid 1, over 'parkeerplaatsen van
_________________________________________________________________________________
45
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
voldoende afmetingen'. Het Bouwbesluit 2003 laat regeling van het onderhavige onderwerp geheel
over aan bestemmingsplan en/of bouwverordening. Een bijkomende reden voor het opnemen van
maatvoorschriften voor parkeervakken is de wenselijkheid om de afwijkende maatvoering vast te
leggen van parkeerplaatsen voor rolstoelgebruikers en stoklopers.
Lid 3
De onderhavige bepaling kan ertoe leiden dat een nieuw winkelcentrum wordt voorzien van een zgn.
expeditiehof, respectievelijk een nieuw fabrieksgebouw van een laad- en losperron (met een op het
fabrieksterrein gelegen, bijbehorende opstelstrook voor vrachtauto's).
Lid 4, ad a
De mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van de eis in het eerste lid
om een parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein of onder eigen dak te maken is
onder meer bedoeld voor omgevingsvergunningplichtige verbouwingen van winkels e.d. in
binnensteden. Eventueel kunnen daarbij financiële voorwaarden worden gesteld.
Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen
Paragraaf 7.3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
Artikel 7.3.1 Bepaling aantal personen nachtverblijf
Artikel 2.2, eerste lid van het Bor geeft de raad de mogelijkheid om van het in artikel 2.11.1 eerste lid,
onderdeel a, genoemde aantal personen af te wijken. De raad kan indien afwijking van dit artikel is
gewenst, een nieuw artikel 7.3.1 Vergunningsplicht nachtverblijf in de bouwverordening vaststellen.
Hoofdstuk 9 Het welstandstoezicht
Algemeen
In hoofdstuk 9 van de MBV zijn zowel procedurele als inhoudelijke artikelen met betrekking tot het welstandstoezicht opgenomen. Op grond van artikel 8, zesde lid van de Woningwet bevat de bouwverordening voorschriften over de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie.
De werkwijze van de welstandscommissie is in de MBV niet concreet uitgewerkt vanwege de
diversiteit in lokale invulling. Gemeenten dienen nadrukkelijk zelf een keuze te maken ten aanzien van
de werkwijze, ook indien een gemeente werkt met een provinciale welstandscommissie. De
gemeentelijke keuze dient ook door te klinken in de werkwijze van de provinciale welstandscommissie.
Daartoe dient de gemeente het initiatief te nemen en is het aan de provinciale welstandscommissie
om deze keuze te onderschrijven.
Het is noodzakelijk om een huishoudelijk reglement toegesneden op de lokale situatie of een
reglement van orde voor de lokale welstandscommissie vast te stellen als bijlage bij deze verordening.
Juridisch gezien behoeft een dergelijk reglement niet in de bouwverordening zelf te worden opgenomen, maar dient wel dezelfde procedure te worden doorlopen als de gemeentelijke bouwverordening.
Welstandscriteria en welstandsnota
_________________________________________________________________________________
46
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Alleen als in een welstandsnota aan de hand van criteria is aangegeven wat verstaan wordt onder
redelijke eisen van welstand kan het bevoegd gezag een vergunningplichtig bouwwerk beoordelen op
aspecten van welstand en kan de welstandscommissie hierover adviseren. Ook bouwwerken
waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, moeten aan minimale
welstandseisen voldoen. Volgens artikel 13a van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders
de eigenaar van een bouwwerk dat 'in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand'
aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. De criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn
opgenomen. Zonder nota met criteria is geen welstandstoezicht mogelijk.
De welstandsbeoordeling c.q. -advisering dient gebaseerd te worden op de in de nota opgenomen
criteria. In artikel 12a van de Woningwet wordt bepaald dat deze criteria 'zo veel mogelijk zijn
toegesneden op de onderscheidene categorieën bouwwerken en dat de criteria kunnen verschillen
naargelang de plaats waar een bouwwerk is gelegen'. Dit biedt mogelijkheden om de criteria per
samenhangend deel van de gemeente uit te werken. Zowel binnen als buiten de bebouwde kom
verschillen gebieden ten aanzien van de bestaande kwaliteiten en ten aanzien van de verwachte en/of
beoogde ruimtelijke ontwikkelingen, die vastliggen in een bestemmingsplan of specifieke
beleidsdocumenten, bijvoorbeeld in het kader van landschapsverbetering, stedelijke vernieuwing of
architectuurbeleid. De bestaande situatie en de beleidsdoelen voor de toekomst zullen in de meeste
gevallen de basis vormen voor een passend welstandsbeleid. In het ene gebied is aanleiding om een
behoudend beleid te voeren, in een ander gebied is juist verandering en vernieuwing aan de orde. In
het ene gebied is nauwelijks sprake van ruimtelijke dynamiek en kan een terughoudend
welstandsregime acceptabel zijn, in een ander gebied gaat juist alles op de schop en is een intensieve
beïnvloeding van de ruimtelijke kwaliteit vereist.
De welstandsnota is derhalve een dynamisch document. Steeds als er nieuwe gebieden worden
ontwikkeld, vormen de beleidsregels voor het betreffende gebied een toevoeging aan de nota, mits
telkens opnieuw de vaststellingsprocedure wordt gevolgd.
Indien het bevoegd gezag de welstandscriteria in bijzondere gevallen buiten toepassing laat als
bedoeld in artikel 4:84 Awb (inherente afwijkingsbevoegdheid), dient dit wel per concreet geval
deugdelijk door het bevoegd gezag te worden gemotiveerd.
Relatie bestemmingsplan en welstand
De jurisprudentie op basis van de Woningwet gaat uit van de voorrangsregel uit artikel 9 Woningwet,
inhoudende dat de welstandstoets zich dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende
bestemmingsplan biedt.
Het welstandscriterium is in artikel 2.10 sub d (voorheen artikel 44 van de Woningwet) omschreven als
zelfstandige toetsingsgrond voor bouwaanvragen. De voorrangsregeling van artikel 9 was daardoor
niet rechtstreeks van toepassing. De jurisprudentie heeft uit dit stelsel van de wet afgeleid dat die
voorrang is blijven bestaan (ABRS 25 april 1995, BR 1995, 579, ABRS 16 maart 1999, AB 1999, 356
en ABRS 18 februari 2000, Gst.2000, 7119).
In lijn met artikel 9 Woningwet is de voorrang van het bestemmingsplan op de welstandseisen
geregeld in artikel 12, derde lid van de Woningwet. Daarin is tevens bepaald dat ook de
stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening boven de welstandseisen prevaleren. In
artikel 12b, eerste lid van de Woningwet is bovendien expliciet vastgelegd dat óók de
welstandscommissie deze voorrangsregeling moet betrekking bij de advisering. Het bestemmingsplan
is immers het wettelijk instrument waarmee, langs de in de Wet ruimtelijke ordening aangegeven en
met bijzondere waarborgen omklede weg, aan gronden een bestemming is gegeven en de daarbij
behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden aangegeven. Dit betekent dat de
welstandstoets niet mag leiden tot beperkingen die een reële verwezenlijking van de aan de grond
toegekende bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, belemmeren (vgl. ABRS 16 maart
_________________________________________________________________________________
47
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
1999, AB 1999, 356 m.n. A.G.A. Nijmeijer). De kans dat die situatie zich voordoet is kleiner naarmate
het bestemmingsplan meer mogelijkheden biedt de toegekende bestemming te realiseren.
Naar valt aan te nemen is de voorrangsregel (artikel 12, derde lid Woningwet) naar analogie van
toepassing op de relatie toekomstig bestemmingsplan en welstand.
Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie
Onder het regime van de Woningwet is inschakeling van een welstandscommissie bij een aanvraag
om een omgevingsvergunning voor het bouwen verplicht indien een welstandsnota is vastgesteld en
aan de hand van criteria is aangegeven wat verstaan wordt onder redelijke eisen van welstand. De
commissie adviseert, het bevoegd gezag beslist.
De gemeenteraad kan er voor kiezen om in plaats van een welstandscommissie een stadsbouwmeester te benoemen. In dat geval dient de bouwverordening voorschriften te bevatten over de rol en
de functie van de stadsbouwmeester.
De adviespraktijk varieert per gemeente. Er wordt gewerkt met lokale dan wel provinciale welstandscommissies. De gemeenteraad kan er voor kiezen om voor de welstandsadvisering gebruik te maken
van een provinciale welstandsorganisatie, die het resultaat is van een gemeenschappelijke regeling of
een privaatrechtelijke samenwerkingsvorm. Indien gebruik wordt gemaakt van een provinciale
welstandsorganisatie dient de gemeenteraad de leden van de welstandscommissie eveneens
nadrukkelijk te benoemen; zie toelichting bij artikel 9.2.
Alternatief
In dit alternatief wordt voor de welstandsadvisering gebruikgemaakt van de diensten van een
provinciale welstandsorganisatie, die de rechtspersoon kan hebben van een gemeenschappelijke
regeling, vereniging of stichting. Deze vereniging of stichting dient dan door de gemeenteraad als
welstandscommissie te worden aangewezen. De vereniging of stichting draagt uit haar midden
personen voor aan b&w om door de gemeenteraad te worden benoemd. De welstandscommissie
adviseert over alle vergunningplichtige bouwwerken.
Alternatief 2
In dit alternatief is er sprake van een lokale welstandscommissie, die adviseert over alle vergunningplichtige bouwwerken.
Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie
Onafhankelijkheid
Voor elk afzonderlijk lid van deze commissie geldt het onafhankelijkheidsvereiste. Daaraan wordt in
elk geval voldaan indien de leden van de commissie niet ondergeschikt zijn aan het gemeentebestuur.
Ook is het raadzaam bij de selectie van de leden van de welstandscommissie alert te zijn op mogelijk
tegenstrijdige belangen. Deelneming van leden van het college van burgemeester en wethouders of
van het bevoegd gezag dat besluiten neemt over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor
het bouwen aan de welstandscommissie voor de eigen gemeente of voor de gemeente waarover het
bevoegd gezag besluiten neemt, is in dit verband uitgesloten.
Deskundigen en burgers
In de welstandscommissie behoeven niet uitsluitend 'deskundigen' zitting te hebben. Deskundige
leden zijn leden die zich door ervaring en opleiding kwalificeren om zitting te nemen in de
welstandscommissie. Van deskundige commissieleden mag worden verwacht dat zij vanuit een eigen,
_________________________________________________________________________________
48
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
actieve beroepspraktijk kunnen oordelen over plannen van collega's. Onder niet-deskundige leden
worden vertegenwoordigers van de plaatselijke bevolking verstaan, geen architecten of anderszins
beroepsmatig bij de kwaliteit van de gebouwde omgeving betrokken zijnde, die door het
gemeentebestuur in de welstandscommissie kunnen worden benoemd. De gemeenteraad beslist over
de benoeming van niet-deskundige leden. Er is geen wettelijke verplichting om niet-deskundige leden
op te nemen in de welstandscommissie.
Er zijn meerder alternatieven denkbaar.
Alternatief 1
De welstandscommissie bestaat slechts uit deskundige leden. De secretaris is geen lid van de
welstandscommissie.
Alternatief 2
In de welstandscommissie hebben, naast deskundigen, ook 'geïnteresseerde burgers' zitting. Indien
de welstandsadvisering is opgedragen aan een provinciale welstandsorganisatie is de keuze voor dit
alternatief denkbaar, maar minder werkbaar dat uit elke gemeente aan die gemeente gebonden
inwoners deelnemen.
De secretaris van de welstandscommissie is geen lid van de welstandscommissie.
Alternatief 3
De welstandscommissie bestaat slechts uit deskundige leden.
Een lid van de commissie is penvoerder van de commissie. Indien gebruik wordt gemaakt van een
provinciale welstandsorganisatie is dit veelal de rayonarchitect.
Alternatief 4
In de welstandscommissie hebben, naast deskundigen, ook 'geïnteresseerde burgers' zitting. Indien
de welstandsadvisering is opgedragen aan een provinciale welstandsorganisatie is het denkbaar,
maar minder werkbaar dat uit elke gemeente aan die gemeente gebonden inwoners deelnemen.
Een lid van de commissie is penvoerder van de commissie. Indien een provinciale welstandsorganisatie is aangewezen als commissie, is dit veelal de rayonarchitect.
Alternatief 5
In plaats van een welstandscommissie biedt de Woningwet de mogelijkheid om een stadsbouwmeester te benoemen. Dit alternatief is niet uitgewerkt in de MBV.
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
Jaarverslag welstandscommissie
Een jaarverslag is bij uitstek geschikt om te signaleren waar de welstandsnota als beleidskader
onvoldoende houvast heeft kunnen bieden bij de welstandsbeoordeling en kan tevens dienen ter
verantwoording waarom in specifieke gevallen is afgeweken van het vastgestelde beleid. De jaarlijkse
verslagverplichting van de welstandscommissie vloeit voort uit artikel 12b, derde lid van de
Woningwet.
Het jaarverslag kan voor de gemeenteraad aanleiding zijn voor bijstelling van het gemeentelijk
welstandsbeleid door aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota. Om die reden is het zinvol te
streven naar het uitbrengen van het jaarverslag tijdig vóór de beleids- en begrotingscyclus in de
_________________________________________________________________________________
49
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
gemeente. Ervan uitgaande dat de gemeentelijke begroting doorgaans in september/oktober wordt
behandeld, zou het 'verslagjaar' van de welstandscommissie kunnen lopen van juni tot juni.
Jaarverslag burgemeester en wethouders
Teneinde de politieke verantwoordelijkheid voor de uitoefening van het welstandstoezicht te
verstevigen en de betrokkenheid van de raad bij de welstandszorg te vergroten, is ook aan
burgemeester en wethouders ingevolge artikel 12c van de Woningwet de verplichting opgelegd
jaarverslagen omtrent de toepassing van het welstandsbeleid voor te leggen aan de gemeenteraad. In
dit jaarverslag zou ten minste aan de orde dienen te komen:
op welke wijze burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen;
op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;
in welke gevallen burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen tot toepassing van
bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom op grond van ernstige strijdigheid met
redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 13a van de Woningwet en na dat besluit tot
uitvoering daarvan zijn overgegaan.
Voornoemd verslag kan tevens deel uitmaken van een algemeen jaarverslag over ruimtelijke ordening
en bouwregelgeving.
Samen met het jaarverslag van de welstandscommissie wordt hierdoor het gemeentelijk
welstandstoezicht inzichtelijk gemaakt en het publieke debat bevorderd.
In de Woningwet is een algemene verslagverplichting voor burgemeester en wethouders opgenomen
ten aanzien van ruimtelijke ordening en bouwregelgeving. NB nu Wabo?
Artikel 9.5 Termijn van advisering
De termijnen voor de behandeling van bouwplannen ter verkrijging van een omgevingsvergunning
voor het bouwen staan in de Wabo. Deze termijnen zijn beduidend korter dan voorheen in de
Woningwet. Hierdoor ontstaat voor de welstandsadvisering een korte periode. In dit artikel is de
advisering binnen de Wabo-termijn vastgelegd in een voorschrift. Een verlenging van de adviestermijn
is slechts mogelijk indien op grond van de Wabo de beslistermijn voor de vergunningverlening is
verlengd.
De mogelijkheid van beoordeling van een zgn. schetsplan in een informele voorprocedure blijft
mogelijk, omdat de termijnen pas aanvangen bij de ontvangst van verzoek om vergunning.
Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend, ten aanzien waarvan een
discussie over alternatieven kan worden verwacht, is het raadzaam gebruik te maken van de
mogelijkheid tot verlenging van de beslistermijn.
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
Openbaar vergaderen
Openbaar vergaderen is een fundamenteel beginsel van het openbaar bestuur, dat nu voor de
welstandscommissie expliciet is vastgelegd in artikel 12b van de Woningwet. De wettelijke taken van
de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid. Daarvan kan slechts worden afgeweken
als de belanghebbende een beroep doet op artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, als er
dusdanige aangelegenheden aan de orde zijn dat daarmee de aanvrager in zijn recht staat
openbaarheid te weigeren.
Het verdient aanbeveling om niet alleen de agenda voor de welstandsvergadering bekend te maken,
maar ook de stukken die betrekking hebben op de geagendeerde aanvragen voor een
_________________________________________________________________________________
50
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
omgevingsvergunning voor het bouwen ter inzage te leggen bij de agenda en daarvan melding te
maken in de bekendmaking.
De openbaarheid van welstandsvergaderingen zal bijdragen aan de vermaatschappelijking van het
welstandstoezicht. Daarbij speelt mede een rol van betekenis de algemene wens voor het
transparanter maken van de advisering op het terrein van de ruimtelijke kwaliteit. Bovendien zal de
openbaarheid van welstandsvergaderingen bijdragen aan het begrip voor en kennis over het
welstandstoezicht van de zijde van de burger/bouwer.
Belanghebbenden
Met betrekking tot de openbaarheid van welstandsvergaderingen dient een onderscheid te worden
gemaakt tussen openbaarheid voor enerzijds de aanvrager van de omgevingsvergunning en
anderzijds andere belanghebbenden.
Uit artikel 4:7 Awb volgt de beperkte verplichting dat de mogelijkheid tot toelichting van het bouwplan
ten overstaan van de welstandscommissie dient te worden geboden aan de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het bouwen.
Desondanks is het inbouwen van een moment voor de aanvrager om zijn aanvraag toe te lichten zeer
zinvol. Bij de aanwezigheid van de aanvrager kan - indien nodig - wellicht eerder tot alternatieve
bouwoplossingen worden gekomen, waardoor de noodzaak om een hernieuwde adviesaanvraag te
doen kan worden verkleind.
Spreekrecht
Indien er in het kader van de openbaarheid van vergadering spreekrecht wordt geboden aan anderen
dan de aanvrager, is het zinvol de kring van spreekgerechtigden te beperken tot belanghebbenden
(als bedoeld in artikel 1:2 Awb). Daarmee wordt voorkomen dat allerlei personen tijdens de
vergadering van de welstandscommissie kunnen inspreken, terwijl die in een eventuele rechterlijke
procedure tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen geen 'recht van spreken' hebben omdat
zij geen belanghebbenden zijn.
De keuze voor spreekrecht is voorts van invloed op het tijdstip waarop de vergadering van de
welstandscommissie wordt aangekondigd. Dat tijdstip moet dan zodanig worden gekozen dat
eventuele sprekers voldoende tijd hebben om zich op de vergadering voor te bereiden. Wordt geen
spreekrecht toegekend, dan kan de termijn korter zijn, aangezien in dat geval van enige voorbereiding
door eventuele sprekers geen sprake is.
De verplichting tot openbaar vergaderen heeft betrekking op de vergaderingen waarin het
welstandsadvies formeel wordt vastgesteld. Het is niet verplicht voor informeel vooroverleg over een
principeaanvraag of een schetsplan, dat meestal door een of meer daartoe gemandateerde leden van
de commissie wordt uitgevoerd. De potentiële bouwer kan in het stadium van vooroverleg gebaat zijn
met beslotenheid. Openbaarheid zou dan remmend op het vooroverleg kunnen werken, terwijl uit
oogpunt van de korte bouwplanprocedure vooroverleg stimulering verdient.
Behandeling van aanvragen onder verantwoordelijkheid welstandscommissie
Behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen waarbij onder
verantwoordelijkheid van de welstandscommissie wordt gewerkt (art 9.7 MBV), vraagt voor de
openbaarheid enige aandacht. In geval van veelvoorkomende omgevingsvergunningen voor het
bouwen van kleine bouwwerken (als deze al niet vergunningvrij zijn) zal er geringe belangstelling zijn
om de behandeling van bouwplannen bij te wonen. Het verdient in dat geval aanbeveling om per
_________________________________________________________________________________
51
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
bouwplan slechts vijf minuten te agenderen, zodat aan de openbaarheid kan worden voldaan en er
geen ongebruikte (vergader)tijd verloren hoeft te gaan.
Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
In de praktijk kan, gelet op de korte beslistermijnen, behoefte bestaan aan het onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie afdoen van het welstandadvies.
De meest voorkomende vorm van het ‘onder verantwoordelijkheid afdoen’, komt neer op de afdoening
van een welstandsadvies bij plannen waarvan de mening van de welstandscommissie als bekend mag
worden verondersteld.
Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders ook kiezen voor afdoening onder verantwoordelijkheid met betrekking tot bepaalde categorieën bouwwerken
Negatief adviseren wordt in dit geval meestal uitgesloten.
Voordat de Wabo in werking trad, regelde artikel 48 Woningwet (oud) de aanvraag welstandsadvies
van het college aan de welstandscommissie. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen de reguliere
bouwvergunning en de lichte bouwvergunning. In het eerste geval was het vragen van welstandsadvies verplicht, in het tweede geval niet. (‘Een aanvraag voor een lichte bouwvergunning kunnen zij
voor advies aan de welstandscommissie (..) voorleggen).
Verder bood het Besluit bouwvergunningvrij en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) de
mogelijkheid om zgn. loket- of sneltoetscriteria vast te stellen.
De combinatie van deze mogelijkheden werd door veel gemeenten gebruikt om de beoordeling van
aanvragen voor een licht- bouwvergunningspichtig bouwwerk over te laten aan een niet tot de
welstandscommissie behorende ambtenaar.
Op 1-10-2010 zijn de Wabo en het Bor in werking getreden. Dit heeft gevolgen gehad voor deze
werkwijze.
De welstandscommissie is de door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan
burgemeester en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing
van een bouwwerk, waarvoor een aanvraag omgevingsvergunning is ingediend, in strijd is met
redelijke eisen van welstand (art. 1, onder n. Woningwet).
Op basis van artikel 2.10, lid 1 onder d Wabo moet de aanvraag om een omgevingsvergunning voor
het bouwen in beginsel worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk
waarop de aanvraag betrekking heeft om strijd is met de redelijke eisen van welstand, beoordeeld
naar de criteria zoals vermeld in de welstandsnota, bedoeld in art. 12a, eerste lid, onder a van de
Woningwet.
Het college van burgemeester en wethouders is verplicht om een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen ter advisering voor te leggen aan de welstandscommissie of de stadsbouwmeester (art. 2.26, lid 3 in samenhang met art. 6.2 Bor). Dit hoeft niet wanneer er voor het
desbetreffende bouwwerk geen redelijke eisen van welstand gelden (omdat de gemeenteraad op
basis van art. 12, lid 2 Woningwet heeft bepaald dat geen redelijke eisen van welstand van toepassing
zijn) of bij voorbaat vaststaat dat de omgevingsvergunning reeds op een andere grond moet worden
geweigerd.
Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn artikel 48 Woningwet en het Bblb komen te vervallen.
Onder de Wabo is een bouwwerk omgevingsvergunningplichtig of vergunningvrij; een tussencategorie
_________________________________________________________________________________
52
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
bestaat niet meer. Dit betekent dat iedere aanvraag voor een omgevingsvergunningsplichtig
bouwwerk door het college ter advisering aan de welstandscommissie moet worden voorgelegd.
Dit betekent ook dat het college geen ambtenaar (meer) kan mandateren om te toetsen aan zgn.
loketcriteria.
De (model-)bouwverordening biedt in artikel 9.7 de mogelijkheid voor de welstandscommissie om de
advisering over een aanvraag om welstandsadvies onder verantwoordelijkheid van de commissie over
te laten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden van die commissie. Het aangewezen lid of
de aangewezen leden kunnen alleen adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel
van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
Geen mandatering
Hierbij is overigens geen sprake van mandatering in de zin van de Awb. Art. 10:1 Awb definieert
mandaat immers als: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De
welstandscommissie is geen bestuursorgaan. Bovendien neemt het geen besluiten (in de zin van de
Awb) maar adviseert de commissie het college. Om misverstanden te voorkomen, passen wij art. 9.7
van de modelbouwverordening bij de eerstvolgende wijziging aan.
Samengevat:
Sinds de inwerkingtreding van de Wabo is "flitsen" alleen mogelijk als:
- voor het betreffende bouwplan geen welstandscriteria gelden of,
- het daartoe aangewezen lid van de welstandscommissie aanwezig is, en
- het oordeel van de welstandscommissie over het betreffende bouwplan als bekend mag worden
verondersteld.
Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
Lid 1
Het eerste lid van artikel 9.8 legt een algemeen bestuursrechtelijk uitgangspunt vast, namelijk het
motiveringsbeginsel dat in artikel 12b, eerste lid van de Woningwet is opgenomen. In de praktijk is het
niet ongebruikelijk dat bij positieve welstandsadvisering een expliciete motivering achterwege blijft.
Volgens vaste jurisprudentie verandert dit direct zodra bezwaar tegen de (voorheen) bouwvergunning
wordt ingediend.
Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken
Indien de raad een gebied van de gemeente wenst uit te sluiten van welstandstoezicht, stelt de raad
alternatief 3 of alternatief 4 van artikel 1.3 van de MBV vast. Het desbetreffende gebied is aangeduid
op de kaartbijlage als bedoeld in dit artikel.
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het onderhavige artikel heeft betrekking op de door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI)
uitgegeven normen (NEN's), voornormen (NVN's) en praktijkrichtlijnen (NPR's).
_________________________________________________________________________________
53
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Hoofdstuk 11 Handhaving
Algemeen
Het niet naleven van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012, de bouwverordening of de criteria uit
de Welstandsnota voor bestaande bouwwerken vormt een overtreding waartegen direct met
toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom kan worden opgetreden,
zonder dat daartoe nog (de tussenstap van) een specifieke aanschrijving vereist is. Het Bouwbesluit
2012 geldt voor alle bouwwerken (artikel 1b Woningwet), voor de bouwverordening krijgt deze
systematiek vormt in artikel 7b Woningwet en voor het welstandsvereiste voor bestaande bouw volgt
dit uit artikel 13a Woningwet. Met het generieke handhavinginstrumentarium op grond van de
Gemeentewet en de Awb kan worden afgedwongen dat het bouwen of de staat van een gebouw of
ander bouwwerk gaat voldoen aan de betreffende voorschriften van het Bouwbesluit 2012, dat het
gebruik ervan of de staat of het gebruik van een open erf of terrein in overeenstemming is met de
bouwverordening en dat het uiterlijk van een bouwwerk niet in ernstige mate strijdig is met redelijke
eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria die zijn vastgelegd in de welstandsnota.
Tenzij sprake is van spoedeisende omstandigheden brengt artikel 4:8 van de Awb met zich mee dat
een belanghebbende, die naar verwachting bedenkingen zal hebben tegen een voorgenomen handhavingbesluit, vooraf in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. In het
handhavingbesluit dient vervolgens zorgvuldig te worden omschreven met welke voorschriften van het
Bouwbesluit 2012 het bouwen of de staat van een gebouw of ander bouwwerk in strijd is en met welke
voorzieningen het bouwen of de staat van dat gebouw of ander bouwwerk weer in overeenstemming
met die voorschriften kan worden gebracht. Door zelf binnen de daartoe gestelde termijn maatregelen
te nemen kunnen belanghebbenden de toepassing van bestuursdwang voorkomen (artikel 5:24 Awb)
dan wel overeenkomstig artikel 5:32b van de Awb het verbeuren van een dwangsom voorkomen.
Tegen een handhavingbesluit staan de normale rechtsmiddelen open die de Awb in samenhang met
de Wet op de Raad van State biedt (bezwaar, beroep, hoger beroep en daarnaast de mogelijkheid om
een voorlopige voorziening te vragen).
Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet blijft de mogelijkheid bestaan om met toepassing van
bestuursdwang of op grond van artikel 5:32 van de Awb met een last onder dwangsom, handhavend
op te treden tegen illegale bouw- en sloopwerkzaamheden door middel van het stilleggen van deze
werkzaamheden. Daarbij is het feit dat zonder of in afwijking van een vereiste vergunning wordt
gebouwd of gesloopt op zichzelf in beginsel voldoende aanleiding om spoedshalve bestuursdwang toe
te passen overeenkomstig artikel 5:24 Awb. Het direct met bestuursdwang optreden tegen illegale
bouw- of sloopwerkzaamheden is er immers op gericht te voorkomen dat de illegale situatie verder in
omvang toeneemt, waardoor burgemeester en wethouders mogelijk voor voldongen feiten worden
geplaatst. In dit verband kan onder meer worden verwezen naar de uitspraken van ABRvS van 14
november 2001 (JG 020026) en 11 juni 2003 (BR 2003, 893).
Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Algemeen
Alle artikelen van deze verordening op overtreding waarvan straf is gesteld steunen op artikel 7b van
de Woningwet juncto artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.
_________________________________________________________________________________
54
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Bijlagen behorende bij Bouwverordening 2013 -Toelichting
Bijlage 1
Figuren 1 t/m 19, behorende bij de stedenbouwkundige bepalingen.
Figuur 1 Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen 2.5.7 en 2.5.8)
Figuur 2 Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen 2.5.7 en 2.5.8)
_________________________________________________________________________________
55
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 3 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder a)
Figuur 4 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder a)
_________________________________________________________________________________
56
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 5 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder a)
Figuur 6 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder b)
_________________________________________________________________________________
57
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 7 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder c)
Figuur 8 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder c)
_________________________________________________________________________________
58
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 9 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder d)
Figuur 10 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder e)
_________________________________________________________________________________
59
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 11 Teruglegging met het oog op de daglicht toetreding van achtergevelrooilijn die een scherpe hoek met
elkaar vormen (ingevolge artikel 2.5.11, lid 2)
Figuur 12 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.5.20,
2.5.21, 2.5.23 en 2.5.25). Binnen de bebouwde kom
_________________________________________________________________________________
60
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 13 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.5.20,
2.5.21, 2.5.23 en 2.5.25). Buiten de bebouwde kom
Figuur 14 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.5.20,
2.5.21, 2.5.23 en 2.5.24, alternatief 2). Binnen grootstedelijke delen van de bebouwde kom
_________________________________________________________________________________
61
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 15 Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikelen 2.5.20, derde lid, eerste alinea)
Figuur 16 Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikelen 2.5.20, derde lid, tweede alinea)
_________________________________________________________________________________
62
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 17 Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikelen 2.5.21, tweede lid, eerste alinea)
Figuur 18 Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikelen 2.5.20, tweede lid, tweede alinea)
_________________________________________________________________________________
63
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Figuur 19 Hoogte van een zijgevel tegenover een achtergevelrooilijn (artikelen 2.5.22)
_________________________________________________________________________________
64
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
C. BOUWVERORDENING 2013 – 14e SERIE WIJZIGINGEN
Bijlage 4 bij de ledenbrief van 20 september 2011, ECGR/U201100606
14e serie wijzigingen MBV 1992
De raad der gemeente Brummen
Gezien de ledenbrief van de vereniging van Nederlandse Gemeenten, kenmerk ECGR/U2011…, dd
….
Gelet op artikel 8 van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 (Stcr ….) en het Veegbesluit (Stcr …)
Besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de bouwverordening.
Artikel A Wijzigingen van de bouwverordening
De bouwverordening wordt gewijzigd conform de met II aangegeven hierna volgende ‘wijzigingen van
de bouwverordening’.
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripomschrijvingen
I Motivering
Het Bouwbesluit 2012 dat op 1 april 2012 *in werking zal treden bevat een groot aantal bepalingen
waarin tot dan de bouwverordening heeft voorzien. De betreffende bepalingen van de bouwverordening vervallen daarmee van rechtswege.
II Wijziging van de bouwverordening
De definities van:
- asbest,
- deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8,
- Omgevingsvergunning voor het slopen
worden geschrapt.
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
I Motivering
De artikelen 6.30, lid 1, 6.37 en 6.38 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
_________________________________________________________________________________
65
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
De tekst van artikel 2.5.3 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.5.4 bereikbaarheid van gebouwen door gehandicapten
I Motivering
Artikel 6.49 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.5.4 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
I Motivering
Artikel 6.14 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
I Motivering
Artikel 6.10, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
I Motivering
Artikel 6.10, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.3 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.7.3A (facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming
I Motivering
Artikel 6.10, lid 3 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.3A wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
I Motivering
Artikel 6.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
_________________________________________________________________________________
66
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.4 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
I Motivering
Artikel 6.4 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.5 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
I Motivering
Artikel 6.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.6 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de
nutsvoorzieningen
I Motivering
Artikel 1.1, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 2.7.7 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij de voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een
bouwwerk
Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden
I Motivering
Artikel 1.23 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw
I Motivering
Artikel 1.24 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.4 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
_________________________________________________________________________________
67
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de
bouwwerkzaamheden
I Motivering
Artikel 1.25 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.5 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen
I Motivering
De wijzigingen van de Woningwet die in werkingtreden met het Bouwbesluit 2012 maken het niet meer
mogelijk deze eis in de bouwverordening op te nemen.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.6 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten
I Motivering
Artikel 8.7 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.7 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein
Motivering
Artikel 8.2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.8 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein
I Motivering
Artikel 8.2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.9 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder
I Motivering
De artikelen 8.2, 8.4, 8.5, 8.6 en 8.7 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
_________________________________________________________________________________
68
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
De tekst van artikel 4.10 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.11 Bouwafval
I Motivering
De artikelen 8.8 en 8.9 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.11 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
I Motivering
Artikel 1.25 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.12 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen
I Motivering
De wijzigingen van de Woningwet die in werkingtreden met het Bouwbesluit 2012 maken het niet meer
mogelijk deze eis in de bouwverordening op te nemen.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.13 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming
I Motivering
Artikel 1.25 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 4.14 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het
weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen
Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen
I Motivering
Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.1.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
_________________________________________________________________________________
69
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
I Motivering
De artikelen 6.30, lid 1, 6.37 en 6.38, van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.1.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
I Motivering
Artikel 6.49 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.1.3 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen
Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
I Motivering
Artikel 6.14 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.3.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
I Motivering
Artikel 6.10 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.3.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
I Motivering
Artikel 6.10, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.3.3 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
I Motivering
Artikel 6.18, lid 5 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.3.4 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
_________________________________________________________________________________
70
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
I Motivering
Artikel 6.4 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.3.5 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
I Motivering
Artikel 6.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.3.6 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de
nutsvoorzieningen
I Motivering
Artikel 1.1, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.3.7 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid
Artikel 5.4.1 Preventie
I Motivering
Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 5.4.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen
Paragraaf 1 Overbevolking
Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen
I Motivering
Artikel 7.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.1.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
_________________________________________________________________________________
71
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens
I Motivering
Artikel 7.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.1.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 2 Staken van het gebruik
Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid
I Motivering
Artikel 7.20 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.2.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne
I Motivering
Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.2.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
Artikel 7.3.2 Hinder
I Motivering
Artikelen 7.15, van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.3.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid
Artikel 7.4.1 Preventie
I Motivering
Artikelen 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.4.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 5 Watergebruik
Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water
I Motivering
_________________________________________________________________________________
72
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 7.17 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.5.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 6 Installaties
Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties
I Motivering
Artikel 1.16 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 7.6.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Hoofdstuk 8 Slopen
Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
I Motivering
De artikelen 1.25 en 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.1.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen
I Motivering
Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.1.6 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 8.1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen
I Motivering
Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.1.7 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8.2.1 Sloopmelding
_________________________________________________________________________________
73
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
I Motivering
Paragraaf 1.7 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.2.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het
slopen
I Motivering
Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.2.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen
Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein
I Motivering
Artikel 8.2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.3.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden
I Motivering
Artikel 1.32 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.3.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen
I Motivering
Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.3.3 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt
A I Motivering
Artikel 1.33 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.3.4 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
_________________________________________________________________________________
74
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest
I Motivering
De wijzigingen van de Woningwet die in werkingtreden met het Bouwbesluit 2012 maken het niet meer
mogelijk deze eis in de bouwverordening op te nemen.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.3.5 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Paragraaf 4 Vrij slopen
Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen
I Motivering
De artikelen 8.8 en 8.9 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 8.4.1 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Hoofdstuk 9 Welstand
Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur
I Motivering
Artikel 1, lid 1 sub n c.q. sub o van de Woningwet voorziet al in het bepaalde in artikel 9.3, lid 1.
Artikel 12b lid 4 regelt het bepaalde van artikel 9.3, lid 2.
De inhoud van het door de raad vastgestelde reglement van orde kan per gemeente verschillen, de
door de raad vastgestelde bepaling in artikel 9.3, lid 3 over de inhoud is daarmee overbodig.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 9.3wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
I Motivering
De materiële inhoud van artikel 9.7 lid 3 wordt opgenomen in lid 1 van dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
Aan de eerste zin van het eerste lid wordt achter de woorden ‘van bouwplannen door’ toegevoegd: ‘of
onder verantwoordelijkheid van’.
Artikel 9.7 Afdoening bij mandaat
I Motivering
De materiële kant van het derde lid is opgenomen in het eerste lid van artikel 9.6.
Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn artikel 48 Woningwet en het Besluit bouwvergunningvrij en
licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken komen te vervallen. Onder de Wabo is een bouwwerk
_________________________________________________________________________________
75
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
omgevingsvergunningplichtig of vergunningvrij; een tussencategorie bestaat niet meer. Dit betekent
dat iedere aanvraag voor een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk door het college ter advisering
aan de welstandscommissie moet worden voorgelegd.
Dit betekent ook dat het college geen ambtenaar (meer) kan mandateren om te toetsen aan zgn.
loketcriteria.
II Wijziging van de verordening
Artikel 9.7 wordt in zijn geheel vervangen door:
‘Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
1. De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel
9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe
aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen
waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
2. In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandscommissie.’
Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken
I Motivering
Het bepaalde van artikel 12, lid 4 Woningwet voorziet al in het bepaalde van artikel 9.9.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 9.9 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Hoofdstuk 12. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek
I Motivering
Het gaat hier om oud en niet meer van toepassing zijnde overgangsrecht van de modelverordening
1965 naar de modelverordening 1992.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 12.2 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen
I Motivering
De afdelingen 6.8 en 6.10 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van artikel 12.3 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel 12.6 Slotbepaling Alternatief 2 (gefaseerde inwerkingtreding)
I Motivering
Het vervallen van de tekst volgt uit het vervallen van de in de tekst genoemde artikelen.
_________________________________________________________________________________
76
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst achter het tweede en derde aandachtstreepje van lid 1 van alternatief 2 wordt vervangen
door: ‘(vervallen)’.
Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en
terreinen
I Motivering
Artikel 2.7.6 vervalt en daarmee deze bijlage.
II Wijziging van de bouwverordening
De tekst van bijlage 7 wordt vervangen door: ‘(vervallen)’.
Artikel B Overgangsbepalingen **
Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend vóór 1 april 2012 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de
bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de
aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Artikel C Inwerkingtreding
Deze wijzigingen treden in werking op moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van …..
De voorzitter,
De griffier,
* Ingangsdatum gewijzigd in 1 april 2012 (op 13 december 2011)
** Artikel B gewijzigd (op 13 december 2011) in volgende tekst:
In artikel B staat dat de aanvrager die een bouw- of omgevingsvergunning voor de gewijzigde
bouwverordening heeft ingediend, de mogelijkheid heeft de regelgeving van toepassing te
laten zijn die geldt na de wijziging van de bouwverordening. Dit geldt uiteraard niet voor de van
rechtswege vervallen artikelen van de bouwverordening, omdat het voor deze artikelen in de
plaats komende rijksregelgeving een dergelijke mogelijkheid niet kent.”
_________________________________________________________________________________
77
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
3. INWOONREGELING GEMEENTE BRUMMEN (2014)
Inwoonregeling gemeente Brummen (2014)
Kenmerk
: INT14.2058
Vastgesteld
: B&W-vergadering van 1 juli 2014 met kenmerk BW14.0299
Inwerkingtreding : 10 juli 2014
Publicatiedatum : 9 juli 2014
_________________________________________________________________________________
78
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Inleiding
Omdat veel gemeenten niet de ruimte hebben in hun woningbouwprogrammering om mee te werken
aan formele woningsplitsingen worden door aanvragers creatieve mogelijkheden gezocht om toch een
woning toe te voegen. Omgevingsvergunningen worden ingediend, die toch geen formele woningsplitsingen zijn, maar net passen binnen de geldende inwoonregelingen. In de praktijk ontstaan dan
echter situaties waarbij het inderdaad geen formeel geregelde woningsplitsing is, maar waarbij er toch
twee of meer verblijfsobjecten met een woonfunctie op grond van de BAG ontstaan, of lijken te gaan
ontstaan. Dit brengt met zich mee dat hier uiteindelijk handhavend tegen opgestreden moet worden.
Dit is ook het geval in Brummen. Creatieve vergunningaanvragen worden getoetst aan onze huidige
inwoonregeling en deze aanvragen passen binnen dit beleid. Dit heeft tot gevolg dat de inwoonregeling ten koste kan gaan van de woningbouwprogrammering.
Dit is een ongewenste situatie die noopt tot handhavend optreden omdat er anders toch extra
‘woningen’ ontstaan. Hiervoor is geen ruimte in onze woningbouwprogrammering en het vastgestelde
beleid, het Kwalitatief Woonprogramma 3, wordt doorkruist. Deze beleidsregel is bedoeld om aan dit
soort situaties een einde te maken en de inwoonregeling zo aan te passen dat van woningsplitsing
geen sprake meer kan zijn.
Wat is inwoning
Het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden
in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel
in een met het hoofdgebouw verbonden aan en/of uitbouw. Woningsplitsing en/of kamerbewoning is
niet toegestaan.
Onder kamerbewoning wordt verstaan:
het bewonen van onzelfstandige woonruimte, voor welke bewoning inschrijving in de gemeentelijke
basisadministratie als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
noodzakelijk is, het bewonen van zelfstandige woonruimte door meer dan één gemeenschappelijk
huishouden eveneens als kamerbewoning beschouwd;
Wel of niet meewerken aan verbouwingen
Er kan meegewerkt worden aan verbouwingen ten behoeve van ‘inwoningen’. Voorwaarde is echter
dat er geen woonruimte ontstaat waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd.
De indeling van de gehele woning is daarvoor cruciaal. De indeling bepaalt immers in belangrijke mate
of er ruimte is voor bewoning door meerdere zelfstandige huishoudens. Dit nog los of er volgens de
BAG sprake is van twee of meer woonfuncties (afsluitbaarheid is daarbij één van de criteria). Van
inwoning kan dus alleen sprake zijn zolang er geen extra verblijfsobject ontstaat of kan ontstaan
zonder ingrijpende verbouwing (waarvoor een omgevingsvergunning nodig is).
Bij de beoordeling van verbouwingen tot ‘inwoning’ worden daarvoor in ieder geval de volgende
criteria gehanteerd.
1. Het inwoongedeelte dient binnen de hoofdmassa van de woning te zijn gelegen. De bouwmassa
dient zich visueel te manifesteren als één woning.
2. De woning en het inwoongedeelte dat daar deel van uitmaakt moeten zowel op de begane grond
als op de eventueel aanwezige verdieping te allen tijde door middel van een volwaardige,
rechtstreekse doorgang onderling verbonden zijn.
3. De diverse verblijfsruimten worden op een centrale verkeersruimte per verdieping ontsloten. Ter
ontsluiting van de verdieping mag maximaal één trapopgang aanwezig zijn. Een eigen hoofdingang voor het inwoongedeelte is uitgesloten.
_________________________________________________________________________________
79
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
4. Het inwoongedeelte mag maximaal beschikken over één woonkamer, één slaapkamer en één
sanitaire voorziening, met dien verstande dat maximaal 1/3 van het totale woonoppervlak van de
woning gebruikt mag worden ten behoeve van het inwoongedeelte.
5. Er mag een bijkeuken zijn met water en electra ( wassen/koelen etcetera.) maar er mag in totaal
maar één keuken aanwezig zijn (dus geen zelfstandige keuken en/of keukenblok in het inwoongedeelte).
6. Het perceel mag niet kadastraal (ter plaatse van) de inwoningssituatie) gesplitst zijn.
_________________________________________________________________________________
80
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
4. Brandbeveiligingsverordening Gemeente Brummen 2013
Brandbeveiligingsverordening Gemeente Brummen 2013
Kenmerk
: INT13.2012
Vastgesteld
: raadsvergadering van 19 december 2013 met kenmerk RB13.0073
Inwerkingtreding : 10 juli 2014
Publicatiedatum : 9 juli 2014
_________________________________________________________________________________
81
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen
bouwwerk is;
b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op
de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Artikel 2 Verbodsbepaling
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een
inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:
a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of;
b. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal
worden verschaft of;
c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of
geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.
2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het
gestelde in de artikelen 4 en 5.
3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde
voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend
dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden
gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.
4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 3 Weigeringsgronden
Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van
de inrichting niet brandveilig is en deze brandveiligheid door het stellen van voorschriften ook niet kan
worden bereikt.
Artikel 4 Gebruikseisen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in
de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het
Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39,
van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
Artikel 6 Melden van brand en broei
_________________________________________________________________________________
82
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen
Datum: 9 juli 2014
Weeknummer: 28
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te
melden.
Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen
De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft
bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander terrein, voor zover niet bedoeld in artikel
1.1, eerste lid van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676), en dat met brandbare gewassen is
begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand
en het beperken van de gevolgen van brand.
Artikel 8 Bestuurlijke boete
Overtreding van de regels van de ze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van
maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1.
Artikel 9 Overgangsrecht
1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de Brandbeveiligingsverordening van 1994 en
de Brandbeveiligingsverordening van 2009 en 2010 en die van kracht zijn op het moment van
inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze
verordening.
2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning
op grond van de Brandbeveiligingsverordening van 2010 is ingediend waarop nog niet is beslist,
wordt daarop deze verordening toegepast.
3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de
brandbeveiligingsverordening van 2010 wordt beslist met toepassing van deze verordening.
Artikel 10 Intrekking
De Brandbeveiligingsverordening 2010 (RB10.045) wordt ingetrokken.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking de dag volgend op de dag van haar bekendmaking.
Artikel 12 Citeerartikel
Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening 2013.
_________________________________________________________________________________
83