Download Becher China 28.4 - Skript Historisch Tijdschrift

Artikel: Een ideologie van eeuwige strijd. Geweld tijdens de Culturele Revolutie in China
Auteur: Manen Becher
Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 28.4, 39-54.
© 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam
ISSN 0165-7518
Abstract: Not available.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar
verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele
historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder
publiek te presenteren.
Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het
machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de
redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar
bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam •
www.skript-ht.nl • [email protected]
Manon Becher
Geweld tijdens de Culturele Revolutie in China
Revoluties gaan vaak gepaard met geweld. Waarom mensen, die in
gewone tijden niet gewelddadig zijn, tot geweld overgaan, is het
onderwerp van dit artikel. Manon Becher vergelijkt de aanleidingen
hiervoor tijdens de Culturele revolutie in China op het platteland en
in de steden.
Van 1966 tot 1969 ging een golf van geweld door China waarbij veel
slachtoffers zijn gevallen. Honderdduizenden mensen hebben direct of
indirect geleden. Het geschatte aantal doden loopt uiteen van één tot
twintig miljoen.' Hoewel we de omvang van de tragedie niet in exacte
cijfers kunnen uitdrukken, is het een feit dat grootschalig geweld heeft
plaatsgevonden, en talloze mensen op gruwelijke wijze zijn vermoord.
In dit artikel wil ik me richten op de redenen waarom de mensen
massaal tot geweld zijn overgegaan.
De meeste wetenschappelijke publicaties over de Culturele Revolutie
beperken zich tot een interpretatie van het conflict in de partijtop van
China, maar gaan voorbij aan het 'spontane' karakter van de revolutie.
Hoewel de Culturele Revolutie inderdaad is gelanceerd uit politieke
redenen, verklaart dit niet waarom de mensen massaal tot geweld
overgingen. Bovendien wordt de Culturele Revolutie nog steeds
onterecht als een stedelijke beweging gezien, terwijl er zelfs in kleine
dorpjes in afgelegen gebieden massaslachtingen hebben plaatsgevonden.
Het lijkt opmerkelijk dat de boeren op afgelegen delen van het
platteland zo politiek betrokken waren dat zij bereid werden zich tegen
elkaar te keren. Juist hierom vormt het geweld op het platteland een
interessant studieobject.
In dit artikel zal ik illustreren waarom de bevolking overging tot geweld,
en onderzoeken of de mensen op het platteland handelden uit dezelfde
motivatie als de inwoners van de steden. Ik zal proberen verschillende
interpretaties van het geweld te verenigen door deze in een historische
en sociale context te plaatsen. Ik ga uit van de visie dat geweld wordt
veroorzaakt door de combinatie van een aantal factoren: er is een
bepaalde omstandigheid en ideologie die geweld legitimeert en/of
stimuleert; er is een gespannen situatie met strijdende belangengroepen;
en er is een individuele motivatie die de mensen aanzet gewelddadig te
handelen.
39
Het gedachtegoed van Mao Zedong
Aangezien de Culturele Revolutie niet kan worden begrepen als een op
zichzelf staande gebeurtenis, zal ik eerst kort de ideologie en de
omstandigheden beschrijven die de lancering van de revolutie legitimeerde. In de negentiende eeuw woedde in China een bijna constante
strijd tussen het communisme en het nationalisme. In 1949 verdreef de
Chinese Communistische Partij (CCP), waar Mao Zedong inmiddels
onbetwist leider van was, de nationalisten naar Taiwan. 'Het
gedachtegoed van Mao Zedong', ook wel als het Maoïsme aangeduid, is
de Chinese aanpassing van het communisme. Het Maoïsme bevat een
aantal grondgedachten die de hele Chinese samenleving hebben
beïnvloed en tijdens de Culturele Revolutie van essentieel belang waren.
Volgens 'het gedachtegoed van Mao' moet er een ononderbroken revolutie plaatsvinden, die wordt uitgevoerd door mobilisatie van de massa
en zich desnoods tegen de partij zelf moet keren om een hoger politiek
of economisch doel te bereiken. Zelfs in tijden van stabiliteit dient een
continue strijd te worden gevoerd tegen de, al dan niet verborgen,
tegenstanders van de Partij en het loerende pacifisme. Het idee van
voortdurende klassenstrijd is hier nauw mee verbonden. Het Chinese
communisme streeft naar een egalitaire verdeling van bezit en inkomen.
IJver en arbeid moeten voortkomen uit de morele motivatie van de
arbeiders, en elitevorming moet in alle tijden worden voorkomen.
Intellectuelen waren politiek verdacht en werden in verschillende
massacampagnes vervolgd. Het Maoïsme deelt de bevolking hiërarchisch
in door middel van klassenlabels. Mensen werden als het ware
'gecategoriseerd', op basis van de economische en politieke
omstandigheden van de familie voor de 'bevrijding'. De 'slechte' of
'zwarte' klassen werden gevormd door de landeigenaren, rijke boeren,
counterrevolutionairen (voormalige leden van de Guomindang^ en
supporters van de Japanners) en criminelen.^ De rest van de bevolking
werd ingedeeld op basis van bezit. De armsten kregen de hoogste
klassenlabels aangezien deze groep door de kapita-listen was uitgebuit
en daarom als politiek correct werd beschouwd. Zij vormden de 'goede',
oftewel 'rode' klassen. Aan de top van de hiërarchie stonden de mensen
die de kaders zouden vormen, de strijders die hadden gevochten voor de
revolutie. Zij genoten een groot aantal privileges en hun status zou tot
in de jaren zeventig vrijwel onaantastbaar blijven.^
De situatie in 1966
Politieke campagnes tijdens de jaren vijftig hadden het volk extreem
politiek bewust gemaakt en een sfeer van constante alertheid en angst
gecreëerd. Tijdens de campagnes werden de slechte klassen vervolgd en
26.1
publiekelijk vernederd. De Anti-Rechtsen campagne^ van 1957 is door
verschillende wetenschappers aangeduid als de voornaamste oorzaak
van de verstoorde verhoudingen in de samenleving. In 1965 waren
mensen reeds 'gewend' aan het gebruik van geweld als een middel om
nationaal belang te verdedigen. Binnen de samenleving was een
algemeen patroon te onderscheiden waarin de slechte klassen als
'minder mens' werden beschouwd en te maken hadden met constante
vernedering en discriminatie.
Het falen van de Grote Sprong Voorwaarts^ creëerde voor het eerst
bedenkingen binnen de Partij over het blindelings volgen van Mao.
Hoewel de macht van Mao niet werkelijk in geding was, kozen steeds
meer van zijn trouwste volgers voor een meer gematigd beleid.
Langzaam ging Mao zich richten tot Partijleden die wel vasthielden aan
zijn ideeën van constante revolutie. Lin Biao, de minister van Defensie
en leider van het Volksbevrijdingsleger, was hier één van. Sinds 1963
had Lin Biao binnen het leger een aantal hervormingen doorgevoerd
waarin het 'Denken van Mao Zedong' centraal stond. Het voorbeeld van
het leger werd gevolgd en door het hele land werd een ware Mao-cultus
gestart. Hoewel Mao en Lin Biao streefden naar een nieuwe radicalisering van het beleid, onder andere van de Socialistische Opvoedingscampagne'"', bleef navolging uit. Binnen de Partij begonnen verschillende
opvattingen verder uit elkaar te groeien. In 1965 liep de spanning op en
mondde uit in een discussie over het culturele apparaat, waarin twee
groepen lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan. De overwinning
was voor Mao en de radicalen, die van mening waren dat kunst en media
een socialistische zuivering moesten doorgaan, al het feodale en
westerse moest worden geweerd en de Partij moest worden geprezen.
Al snel kregen de politieke spanningen navolging op middelbare scholen
en universiteiten. Nadat een groep jongeren in Peking het universiteitsbestuur had aangevallen, verspreidden protesten zich naar scholen in
heel China. Hoewel belangrijke leiders als Liu Shaoqi en Deng Xiaoping*^
probeerden de onrust te sussen door werkteams te sturen, moedigde
Mao de opstand juist aan. In augustus werden de Rode Gardisten
gevormd, een groepje middelbare scholieren dat politiek actief werd en
een eed aflegde waarin zij verklaarden tot de dood te strijden voor de
Grote Voorzitter Mao. Zij zouden de 'soldaten van de Culturele
Revolutie' worden. Op 8 augustus werden door het elfde plenum van het
achtste Centrale Comité van de CCP de zestien punten van de Grote
Proletarische Culturele Revolutie uitgevaardigd. De Culturele Revolutie
was officieel van start gegaan. Gedurende dezelfde maand verscheen
Mao meerdere malen op Tiananmen plein waar de Rode Gardisten grote
parades hielden, met het rode boekje zwaaiden en hun loyaliteit aan hun
leider verklaarden. Naast de enorme mobilisatie van de scholieren en de
explosie van de Mao-cultus, werd de politieke strijd tussen Mao en zijn
41
'tegenstanders' publiekelijk uitgevochten. Veel hoge functionarissen
werden afgezet en vervangen door radicaler denkenden die de lancering
van de Culturele Revolutie hadden gesteund. Liu Shaoqi en Deng
Xiaoping waren onder de eersten van de vele slachtoffers.-'
Redenen om de revolutie te lanceren
Er zijn verschillende theorieën over de motivatie van Mao en zijn medestanders om een revolutie te ontketenen. Grofweg zijn deze interpretaties onder te verdelen in het machtsstrijd-model en het ideologischconflict-model.
Volgens de westerse variant van het machtsstrijd-model was de
Culturele Revolutie de uitkomst van een persoonlijk conflict tussen Liu
Shaoqi en Mao Zedong. In deze variant wordt Mao's frustratie over het
afnemen van zijn dominante positie in de Partij gezien als zijn
voornaamste reden om de Culturele Revolutie te lanceren. De
verzwakking van zijn positie werd zichtbaar door de (voorzichtige)
kritiek op de Grote Sprong Voorwaarts, het beperkte effect van de
Socialistische Opvoedingscampagne en de trage reactie op de oproep te
strijden tegen kritiek van intellectuelen, Dit beeld van de Culturele
Revolutie als Mao's laatste poging om aan de macht te blijven, moet
enigszins worden gerelativeerd. Hoewel Mao iets minder blindelings
werd gevolgd, was zijn persoonlijke positie niet werkelijk in het geding.
Hij was nog steeds de grote man die de hele politieke agenda kon
bepalen en beïnvloeden. Deze macht werd veilig-gesteld door zijn
prestige en charisma, gekoppeld aan de Leninistische structuur van de
Partij waarbinnen hij nog steeds de machtige positie als Voorzitter
bekleedde. 10
Volgens Chinese interpretaties zijn de Bende van Vier^', prominente
functionarissen en voorstanders van de Culturele Revolutie, en Lin Biao
verantwoordelijk voor het opzetten van Mac tegen de Partij. Mao zelf
heeft wel enige schuld in de zin dat hij was weggedreven van 'zijn eigen
denken', maar de Bende van Vier heeft van zijn fouten gebruik gemaakt
door hem onterecht te laten geloven dat er een serieuze dreiging was die
vanuit de Partijtop zelf kwam, om zo zelf aan politieke macht te winnen.
Het is duidelijk dat deze interpretatie een sterke politieke motivatie
heeft. De status van Mao, de grondlegger van de Volkrepubliek China,
wordt in stand gehouden en het communisme blijft de juiste en
rechtmatige ideologie.'^
Het ideologische-conflict-model legt niet de nadruk op Mao's strijd om
zijn persoonlijke macht, maar om zijn ideologie als de richtlijn van het
beleid van de Partij te behouden.'^ Zoals gezegd werd er vanaf 1960 een
26.1
gematigder beleid gevoerd waarin er geen radicale beslissingen werden
genomen en het strikte collectieve beleid enigszins werd versoepeld.
Mao's grootste angst was dat China net als Rusland 'revisionistisch''"*
zou worden. Deze angst werd gesterkt door de internationale
ontwikkelingen rond China in de volle hevigheid van de Koude Oorlog.
Rond 1965 vonden ingrijpende politieke veranderingen plaats in heel
Azië, dus het gevoel van externe dreiging was niet irreëel.'^ Veel van de
ideologische verklaringen zien tevens Mao's hoge leeftijd als één van de
redenen van zijn angst dat 'zijn denken' verloren zou gaan. Hij wilde
niet de geschiedenis in gaan als één van de Chinese leiders, maar blijvend als grondlegger van de hele Chinese ideologie.
Het is onmogelijk vast te stellen vanuit welke motivatie de leiders écht
handelden, maar het ideologisch-conflict-model lijkt het meest aannemelijk. Veel westerse interpretaties zien de Culturele Revolutie te negatief als een pure strijd om macht en besteden onvoldoende aandacht aan
de ideologische aspecten. Mao dacht te weten wat de juiste weg was voor
China. Hij was bereid de hele samenleving op zijn kop te zetten om dit
te bereiken, met miljoenen doden als gevolg. Hoewel Mao naar mijn idee
handelde uit de overtuiging uiteindelijk het beste voor China te
bereiken, speelde eigenbelang en frustratie tevens een essentiële rol. Hij
was op leeftijd en de politieke leiders gingen duidelijk een meer gematigde koers volgen die niet in overeenstemming was met zijn ideologie.
De angst dat China dezelfde weg op zou gaan als de door hem zo gehate
Sovjetunie, maakte hem gek. Hoewel zijn persoonlijke macht op dat
moment niet echt in geding was, was zijn plaats in de geschiedenisboeken dat wel. Naast Mao hebben belangrijke personen zoals Lin Biao
en de Bende van Vier, ingespeeld en gebruik gemaakt van Mao's ontevredenheid. Ofschoon het duidelijk is dat eigen politiek gewin een
belangrijke motivatie vormde, hadden zij zonder hulp van Mao nooit
deze macht en invloed kunnen verkrijgen.
Het escaleren van geweld in de steden
Het geweld in de steden escaleerde nadat Mao de Gardisten openlijk
aanspoorde zich te keren tegen alle slechte elementen in de samenleving. De eerste Gardisten die in de steden waren gevormd behoorden
tot de rode klasse en waren meestal kinderen van kaderleden. Van juli
tot augustus 1966 betroffen de eerste ongeregeldheden voornamelijk de
vernieling van westerse of traditionele objecten. Na de toespraak van
Mao in augustus gingen ook de middenklassen zich organiseren. Er
ontstonden twee groepen Gardisten die werden gekenmerkt door hun
klassenlabels: de Conservatieven, voornamelijk uit de rode klasse, en de
Rebellen van midden of lagere klassen. Volgens de Rebellen kon
iedereen een goede revolutionair zijn, ongeacht zijn klasse. De
43
Conservatieven keerden zich tegen bepaalde 'kapitalistische' kaderleden, leraren en de slechte klassen, maar verdedigde in principe de
Partij. De Rebellen richtten zich vooral tegen verkeerde ideeën en de
corruptie van het hele bestuurlijk apparaat. De Rebellen waren duidelijk
voor grotere structurele veranderingen dan de Conservatieven. Van
augustus tot december werden de steden van China getekend door een
periode van 'Rode Terreur'. Iedereen kon beschuldigd worden van
feodaliteit of revisionisme. De botsingen tussen de facties werden steeds
gewelddadiger. Tienduizenden mensen werden vernederd, vervolgd,
gevangen genomen, gemarteld en vermoord.
De periode werd gevolg door de Januari Revolutie. De Gardisten vielen
met steun van arbeiders belangrijke gebouwen binnen waar zij de
leiders afzetten en zelf de macht eisten. De chaos werd steeds groter. In
februari veranderde Mao zijn beleid en gaf het leger toestemming in te
grijpen om de orde te herstellen en revolutionaire comités op te zetten.
Hoewel het leger aanvankelijk de Rebellen moest steunen, gebeurde dit
niet. De soldaten behoorden tot de betere klassen en hadden moeten
toezien hoe de Rebellen hun mensen hadden vernederd. Toen de Partij
eind februari verklaarde dat iedereen die zich tegen het leger keerde
contrarevolutionair was, kreeg het leger de vrije hand een bloedbad aan
te richten. Vanaf april kregen de Rebellen plotseling weer steun van de
Partij. Het tij keerde en er volgde wederom een bloedige periode van
factiestrijd en botsingen met het leger.
In augustus besloot de regering eindelijk een eind te maken aan de
verdeeldheid. De macht van het leger werd hersteld en veel voormalige
partijfunctionarissen kregen hun oude functie terug. Er zou een nieuw
bestuur moeten worden gevormd waarin de oude facties zich zouden
verenigen. Ondanks het nieuwe beleid van de Partij kon de cyclus van
geweld niet direct worden doorbroken. Tot diep in 1968 ging de
factiestrijd gewoon door. Vooral de Conservatieven richten met steun
van het leger in veel steden een massaslachting aan. In de zomer van
1968 werden wederom de slechte klassen het slachtoffer. De Campagne
ter Zuivering van de Klassengelederen werd gestart. De slechte klassen
dienden als zondebok om de strijdende groepen een gemeenschappelijke
vijand te geven. Op het negende Partijcongres van 1969 kwam er een
officieel einde aan de Culturele Revolutie.'^
Interpretaties van het geweld
In het Westen wordt de Culturele Revolutie vaak geïnterpreteerd als een
beweging die werd geleid door de Partijtop, waarin de bevolking werd
gebruikt, misleid en gemanipuleerd. Het volk wordt zo afgeschemerd als
het slachtoffer van de dictatuur van Mao. Zulke verklaringen gaan
26.1
,
•
geheel voorbij aan de actieve rol van de bevolking. Het Maoïstische
regime werd niet uitsluitend gekenmerkt door terreur en onderdrukking, maar vond brede steun onder het volk. Verscheidene Chinese
wetenschappers illustreerden tevens dat de Culturele Revolutie ook een
tijd was waarin het volk het idee had vrij te zijn en het recht in eigen
handen te kunnen nemen.i'' Ik zal nu verduidelijken waarom de mensen
deelnamen en hoe de geweldplegers hun acties legitimeerden.
Om de Culturele Revolutie te kunnen begrijpen moeten we proberen te
denken vanuit de geest van die tijd. Het Maolsme moet niet worden
gezien als een ideologie van de Partij, maar als een paradigma. Onder
een paradigma versta ik in dit geval het complete wereldbeeld van het
volk. Het vormt de realiteit, het dagelijkse leven; niet alleen een
ideologie, maar de ultieme waarheid. De Chinese wetenschapper Mobo
Gao spreekt van een politiek en sociologisch paradigma bestaande uit
gezamenlijke kennis en sociaal gedeelde waarden, geloof, gedrag,
regeringsmethoden, disciplinaire techniek, onderwijs en nog veel meer.
Het Maoïsme bepaalde niet alleen normen, waarden en politiek, maar
bevatte tevens een sterk organisatorisch aspect dat mensen constant
categoriseerde. Dit werd onder andere gedaan via onderwijs en
propaganda, maar tevens door middel van de organisatie van werkunits,
het bijhouden van persoonlijke rapporten en de vele campagnes.i*^ Door
de structuur van de maatschappij was de bevolking compleet van de
staat afhankelijk gemaakt. Door het Maoïsme als paradigma te zien,
kunnen we verklaren waarom zelfs de slachtoffers het Maoïsme niet in
twijfel konden trekken. Er was geen alternatief. Een paradigma bepaalt
immers de grenzen waarbinnen kan worden gedacht. Pas als het
paradigma onhoudbaar wordt door oplopende contradicties die niet
vanuit het paradigma zelf kunnen worden verklaard, kan er ruimte
ontstaan voor de vorming van een nieuw paradigma en een afbraak van
de oude. Zodra men denkt vanuit een nieuw paradigma lijkt het alsof
gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het oude paradigma niet
rationeel meer zijn te verklaren, hoewel dat destijds wel zo was.i''
Politicoloog Lu Xiuyuan gaat verder in op dit idee door de kracht van
het Maoïsme te verklaren aan de hand van Foucault's notie van
'punishment and discipline'. Lu Xiuyuan stelt dat alleen politieke onderdrukking, in de bewoording van Foucault als punishment aangeduid,
onvoldoende verklaring geeft aangezien de bevolking deze onderdrukking destijds niet zo ervoer en ook niet herkende. De mensen trokken
het totale beleid niet, of niet bewust, in twijfel. De kracht van het
regeringsbeleid was veel groter door de combinatie van punishment met
ideologische opvoeding, discipline in de terminologie van Foucault.
Deze disciplinaire dimensie, oftewel de opname van een ideologie onder
het volk, is een veel sterkere en juist positieve kracht die werkt van
binnenuit de samenleving.2"
45
Hoewel de CCP via voorlichting, onderwijs en sterke propaganda er
alles aan heeft gedaan om de richtlijnen van het Maoïsme te laten leven
onder de bevolking, verklaart dit niet het enthou-siasme waarmee dit
werd ontvangen. Mensen moeten zich kunnen identificeren met een
ideologie voordat deze zal worden overgenomen.
Eén van de redenen van de acceptatie van het Maoïsme was dat de
Chinese bevolking zich vernederd voelde door het Westen en haar
centrale plaats in de wereld wilde heroveren. De hervormingen en
maatregelingen die sinds het eind van de negentiende eeuw waren
doorgevoerd hadden weinig vruchten afgeworpen. Veel Chinezen waren
bereid om de samenleving radicaal te veranderen. Er heerste het idee dat
China ziek was en van binnenuit door een kwaal werd getergd. Alleen de
vorm van de kwaal en de middelen om deze te bestrijden zijn door de
geschiedenis heen veranderd. Mao leek de nieuwe oplossing te bieden.
De klassen-vijanden, het Westen en de feodaliteit vormden de kwaal.
Een andere reden van de succesvolle acceptatie van het Maoïsme is het
feit dat veel aspecten hiervan zijn ontleend aan oude Chinese gebruiken.
Terwijl de communisten claimden de traditionele cultuur te vervangen
voor een betere, socialistische cultuur, hebben zij hier aspecten van
gebruikt om het nieuwe regime te rechtvaardigen. Het communisme
bood een oplossing voor het dilemma van verschillende concurrerende
rituelen door zich tegen de hele traditie te keren en zelf een nieuwe aan
te bieden, die door het volk werd erkend juist omdat er bekende
elementen van de traditionele cultuur in waren opgenomen.^! Veel
elementen van het Maoïsme zijn deels te traceren naar oude Chinese
gebruiken: de Mao-cultus, het gebruik van sterke symbolen, de
legitimatie van geweld en zelfs de notie van klassenstrijd.^^ De filosoof
Li Zehou, één van de meest prominente leiders van de 'verlichtingsbeweging' in de post Mao periode, stelt dat het Maoïsme tevens
teruggreep naar traditionele Chinese filosofie waarin de mens, de natuur
en het universum één geheel vormde en de leider zo machtig kon zijn
dal deze als 'regenmaker' kon fungeren.^^ Het Maoïsme berustte niet op
economische wetten of verstand, maar op het creëren van hoop,
vertrouwen en broederschap.^'*
Barend J. ter Haar illustreert hoe een invloedrijk 'demonisch paradigma'
in de Chinese Confucianistische traditie, grote overeenkomsten
vertoont met het 'Messiaans Denken van Mao Zedong'. De demons zijn
wezens die dicht bij de mens leven maar niet geheel in hetzelfde
universum. Ze zijn lelijk, gewelddadig, en vormen een constante bedreiging voor de mens en de samenleving als geheel. De enige manier om ze
te bestrijden is door net zo gewelddadig te worden als de demons zelf.^'
Uiteindelijk zal er een leider komen die met behulp van een spiritueel
leger alle demons zou verslaan en orde in de wereld zou brengen.^^ De
26.1
overeenkomsten met de notie van klassenstrijd, de verering van Mac en
de Rode Gardisten als zijn leger, zijn treffend. Volgens ter Haar heeft de
CCP het oude 'demonische paradigma' eerst afgebroken, en deze
vervolgens in een nieuw jasje gestoken en voor eigen doeleinden te
kunnen gebruiken. Zowel in het 'demonisch paradigma' als in het
Maoïsme zijn de symbolen gebaseerd op sterke tegenstellingen zoals
goed versus kwaad en was de propaganda zo krachtig door het gebruik
van talloze spirituele symbolen.^'^ Juist doordat het Maoisme tijdens de
Culturele Revolutie zo teruggreep naar oude tradities zien veel
wetenschappers de beweging ook wel als een protest tegen de
modernisering van de samenleving.^^
Sinds de oprichting van de Volksrepubliek heeft er in China dus een
soort ideologische transformatie plaatsgevonden. Met sterke symbolen
werd de ideologie zichtbaar gemaakt waardoor deze een reële betekenis
voor het volk kreeg. We kunnen concluderen dat het Maoisme als paradigma in de jaren zestig het hele wereldbeeld van de Chinese bevolking
vormde.
Sociale spanningen in de steden
Hoewel het Maoïsme geweld legitimeerde vormt dit alleen nog onvoldoende motivatie het ook te gebruiken. Er heerste tevens grote sociale spanningen in de samenleving. Verscheidene wetenschappers wijzen
de enorme verdeeldheid en sociale spanningen gecreëerd door de regeringspolitiek in de jaren vóór 1966 aan als de voornaamste oorzaken van
de escalatie van geweld.^'' Door de klassenlabels was de bevolking
verdeeld en voelden grote groepen in de samenleving zich permanent
gediscrimineerd. Door de willekeur van het beleid was het onzeker wie
het volgende slachtoffer zou worden van een eventueel komende
campagne.
Onder de jeugd was de druk om naar de universiteit te gaan groot,
terwijl het aantal beschikbare plaatsen uitermate laag was. Tussen
scholen was een hiërarchie ontstaan waarbinnen de meeste universiteitsstudenten van de 'goede scholen' kwamen. Voornamelijk op deze goede
scholen was een duidelijke scheidslijn te trekken tussen scholieren die
wegens hun klassenorigine waren aangenomen en scholieren van lagere
klasse maar met uitmuntende leerprestaties. Voor beide groepen was het
onzeker wat het belangrijkste criterium zou worden in de toekomst. Er
heerste een competitieve sfeer die werd versterkt door campagnes die de
nadruk legden op politiek activisme, één van de criteria tot toelating op
de Universiteit.
Tijdens de Culturele Revolutie kwamen deze spanningen tot uitbarsting.
47
De jongeren kregen de kans om hun eigen revolutie te bouwen waar
altijd zo heroïsch over was gesproken. Dit was dé mogelijkheid je
loyaliteit aan Mao voor eens en altijd te bewijzen. Zowel ideologische
als persoonlijke motivatie speelden een belangrijke rol. De autoriteit die
in een normaal rechtssysteem conflicten in bedwang houdt, was tijdens
de Culturele Revolutie verdwenen. Er waren groepen gecreëerd die zich
om verschillende redenen gediscrimineerd voelden en die hun kans
zagen af te rekenen met de vijand. Doordat de definitie van volksvijand
ondui-delijk en veranderbaar was, kon iedereen slachtoffer worden
gemaakt. De scholieren waren opgegroeid in een samenleving waarin
geweld als legitiem middel werd beschouwd ter verdediging van het
landsbelang. Toen het geweld eenmaal was begonnen escaleerde het en
viel niet meer te stoppen. Beide groepen handelden uit naam van Mao en
zagen hun vijand als de personificatie van het kwaad. Het leger, dat de
Conserva-tieven steunde, keek neer op de Rebellen en week niet terug
voor het vergieten van bloed. Tot augustus 1967 stimuleerde de Partij
het geweld door telkens een andere partij te steunen. Na het vele
bloedvergieten kon de regering de cyclus van geweld en wraak niet
zomaar doorbreken en duurde het meer dan een jaar voor het echt
voorbij was.^o
Het escaleren van geweld op het platteland
Ondanks grootschalig geweld in zelfs hele afgelegen gebieden van het
platteland, is hier veel minder over gepubliceerd. Hoewel informatie
betreffende het aantal slachtoffers op het platteland nog geringer is dan
in de steden, is het duidelijk dat er geweld heeft plaatsgevonden. Uit
onderzoek van annalen die door districten (xian) zijn gepubliceerd, is
gebleken dat rond de 36 miljoen mensen op het platteland politiek zijn
vervolgd en er tussen de 750.000 en de 1,5 miljoen mensen zijn omgekomen.3' De vraag is nu of het geweld op het platteland om dezelfde
redenen uitbrak en escaleerde als in de steden.
Het leven op het platteland was in de periode voor de Culturele Revolutie door dezelfde politieke campagnes verstoord als in de steden. Sinds
de jaren vijftig was het volk voorgelicht en onderwezen over de Partij en
leefde onder hetzelfde paradigma van het Maoïsme. De klassenstrijd was
in de dorpen een reëel onderdeel van het dagelijkse bestaan. Tijdens de
Socialistische Opvoedingscampagne waren stedelijke kaderleden naar
het platteland gestuurd om kritiek uit te lokken tegen lokale
bestuurders en deze waar nodig te straffen. De kaderleden hadden van
hun opdrachtgevers quota gekregen die het aantal 'slechte mensen' per
dorp vaststelden. De druk om hen te vinden was groot. Na de campagne
werden de meeste afgezette bestuurders gewoon weer in hun positie
hersteld, maar de campagne had veel kwaad bloed gezet. Binnen de
26.1
dorpen heerste tevens een gespannen sfeer door de aanwezigheid van
jongeren die uit ideologische motivatie vanuit de steden naar het
platteland waren getrokken. Mao had hen opgeroepen hun revolutionaire geest te bewijzen door zwaar werk te verrichten en zich in te
zetten voor de opbouw van het platteland. Veel jongeren waren gedesillusioneerd en stonden op slechte voet met de plaatselijke bevolking.
Bovendien heerste er onderling een sterke competitieve sfeer omdat de
kansen om hogerop te komen en lid te worden van de communistische
jeugdbond, net als in de steden, erg klein waren. Veel jongeren van de
middenklasse waren gefrustreerd omdat er sinds de Socialistische
Opvoedingscampagne sterke nadruk op klassenstrijd werd gelegd en
hun promotiekansen aanzienlijk waren gereduceerd. Op het platteland
was dus net als in de steden de ideologische motivatie onder de jongeren
heel sterk en heerste er grote sociale spanningen tussen verschillende
belangengroepen.
Hoewel de gebeurtenissen op het platteland vrijwel synchroon lopen aan
die In de steden, is tevens duidelijk dat de echte escalatie van het geweld
pas later plaatsvond. Terwijl in de steden de beginperiode van de Rode
Terreur zeer gewelddadig was, vond er op het platteland nog relatief
weinig geweld plaats. In gebieden rond grote steden werden soms wel
massaal mensen van de slechte klassen vermoord, als direct gevolg van
Gardisten die het omringende gebied binnentrokken. Rond januari
vonden, net als in de steden, de eerste machtsovernames plaats op het
platteland, hoewel het in de dorpen de Conservatieven waren die de
eerste coups pleegden. In sommige dorpen kregen de jongeren weinig
weerstand en stapte het leidinggevende gezag op. In zulke gevallen
ontstond er meestal een machtsvacuüm aangezien de Gardisten onbekwaam en onervaren waren in leidinggeven. In andere dorpen was de
strijd harder en werden twee facties gevormd. Deze waren meestal de
uiting van conflicten die al langer in de dorpen speelden, bijvoorbeeld
tussen twee familielijnen. In tegenstelling tot in de steden speelde
klassenachtergrond geen daadwerkelijke oorzaak van het conflict, maar
werd wel gebruikt als legitimatie. Loyaliteit aan de gemeenschap en
voorouders vormden belangrijkere motivaties voor het gebruik van
geweld.
De dorpen werden tevens door de Conservatieven betrokken bij het
geweld in de steden. De loyaliteit van de bevolking in de steden lag
meestal bij de Rebellen en in de dorpen juist bij de Conservatieven.
Omdat deze laatstgenoemde in de steden in de minderheid waren,
zochten zij steun in de dorpen en probeerden de inwoners te mobiliseren tegen de Rebellen in de steden. De boeren werd verteld dat de
Rebellen werden geleid door de slechte klassen, zodat het gevaar een
bekende gedaante kreeg. Het geweld nam grote en gruwelijke proporties
aan. In veel gevallen moest het leger worden ingeschakeld om de
49
massale slachtingen te stoppen.
Hoewel het geweld tijdens de factiestrijd toenam en in sommige
plaatsen escaleerde, vond het merendeel van het geweld plaats na de
oprichting van de revolutionaire comités in 1968. Dit is in vergelijking
met het geweld in de steden dus relatief laat. Het nieuwe gezag genoot
de steun van de Parlij en het leger en niets stond hen in de weg zich te
wreken op een ieder die hen in de periode ervoor had vernederd. De
Campagne ter Zuivering van de Klassengelederen stimuleerde het
geweld. De campagne definieerde zes groepen 'slechte' mensen waartegen moest worden gestreden, maar op zo'n onduidelijke wijze dat
iedereen slachtoffer kon worden gemaakt. Deze nieuwe groepen 'slechte'
mensen kregen dezelfde ondergeschikte status als de zwarte klasse en
konden op de meest onmenselijke wijze worden behandeld. Het overgrote merendeel van de slachtoffers op het platteland werd gemaakt
door de nieuwe politieke en militaire macht, in de laatste fase van de
Culturele Revolutie.^^
Conclusie
Tijdens de Culturele Revolutie heeft zowel op het platteland als in de
steden grootschalig geweld plaatsgevonden. Hoewel de revolutie was
gelanceerd uit politieke motivatie op nationaal niveau, was de Culturele
Revolutie grotendeels een beweging die werd gedragen en uitgevoerd
door het volk. Ondanks significante verschillen qua escalatie en patroon
van het geweld in de steden en op het platteland, komen de motivaties
voor het gebruik van geweld sterk overeen. Het Maoïsme, gekarakteriseerd door een positieve notie van geweld, bood een sterke ideologische
legitimatie. Binnen de samenleving heerste grote sociale spanningen.
Significante sociale groepen voelden zich om verschillende redenen
gediscrimineerd. Zowel op het platteland als op de scholen in steden
was de competitie tussen jongeren enorm en allesbepalend voor hun
toekomst. De jongeren stonden onder hoge druk hun politieke
correctheid te bewijzen. De Culturele Revolutie bood die mogelijkheid.
Hoewel zowel de Conservatieven en de Rebellen claimden te handelen
in de naam van Mao, werd hun interpretatie van de klassenvijand
gedreven door hun persoonlijke status in de samenleving. Door de
vijand te definiëren als klassenvijand, een altijd dreigend en
onmenselijk kwaad, werd grootschalig geweld gelegitimeerd en kon dit
een gruwelijke vorm aannemen. De Partij wakkerde het geweld verder
aan door telkens van kant te wisselen. Het leger bleef ongeacht het
beleid voornamelijk de Conservatieven steunen, aangezien zij tot
dezelfde klasse behoorde. Toen het geweld eenmaal escaleerde werd een
cyclus van wraak gestart die niet meer viel te stoppen.
26.1
Noten
1. Lynn T. White, Policies of chaos. Tlie organizational causes of violence in China's Cultural Revolution
(Princeton 1989) 7. En: Anne F. Thurston, 'Urban violence during the Cultural Revolution: Who is to blame?
in: J.N. Lipman en S. Harrell e d., Violence in China: essays in culture and counterculture (New York 1990)
149.
2. De Guomindang was de nationalistische partij en de tegenstander van de communisten tijdens de
burgeroorlog die woedde tot 1949.
3. Anita Chan, Richard Madsen en Jonathan Unger, Chen Village under Mao and Deng (California 1992) 16.
4. Ibidem, 21-22.
5. Na aanhoudend aansporen van de Partij en Mao zelf om het regeringsbeleid te beoordelen, kwam een
onvoorziene golf van kritiek op gang vanuit intellectuele hoek en van ontevreden boeren. Om deze
ontwikkelingen te stoppen werd de Anti-Rechtsen campagne gestart tegen een ieder die zich te kritisch had
geuit. De vervolgden werden verbannen, vernederd en soms vermoord, en kregen een permanent lage status
als counterrevolutionairen.
6. De Grote Sprong VoonA/aarts werd in 1958 gelanceerd met het doel China binnen vijf jaar te moderniseren.
Wfegens irrationeel en inefficiënt beleid, zoals zinloze productie van staal, waren de economische gevolgen
desastreus. In 1960 en 1961 werd China getroffen door een hongersnood waarbij miljoenen mensen om het
leven zijn gekomen.
7. De Socialistische Opvoedingscampagne werd in 1962 gelanceerd met het doel de socialistische moraal op
het platteland te verhogen, de klassenstrijd weer op de voorgrond te brengen, en de toenemende corruptie
van kaderleden tegen te gaan. Tienduizenden kaderleden werden naar het platteland gestuurd om de
campagne uit te voeren.
8. Liu Shaoqi was na Mao de invloedrijkste persoon binnen de Partij en Mao's potentiële opvolger. Deng
Xiaoping bekleedde tevens een van de hoogste posities, en zou uiteindelijk na de dood van Mao in eer
hersteld worden en de man worden achter de economische hervormingen.
9. Zie o.a. Jonathan Spenoe, Op zoek naar het moderne China, (New York 1990) 587-600; Edwin E. Moise,
Modern China, a history (New York 1986) 169-183; Jack Gray, Rebellions and Revolutions: China from the
1800s to the 1980s (Oxford 1990) 336-346. Lowell Dittmer, 'Reconstructing China's Cultural Revolution',
China Information vol.11, no.'s 2-3 (1996/7) 1 - 2 1 .
10. Roderick MacFarquhar, The Origins of the Cultural Revolution 3: The coming of the cataclysm 1961-1966
(New York 1997)468.
11. Jiang Qing, Zhang Chunqiao, Yao Wfenyuan en Wang Hongwen.
12. Mobo CF. Gao, 'Maoist discourse and a critique of the pressent assesment of the Cultural Revolution',
Bullettin of Concerned Asian Scholars juli (1994) 17.
13. Ibidem, 16.
14. Lenin was de eerste die deze term had gebruikt en omschreef 'revisionisme' als volgt: 'het is een
vervreemde vorm van de basisprincipes van het communisme. Revisionisme ontkent klassenstrijd en de
dictatuur van het proletariaat, het broedt een nieuwe elite vanuit de Partij zelf die de uitbuitende klasse zal
worden en de samenleving terug zal leiden naar kapitalisme; of nog erger, naar sociaal-imperialisme,
kapitalisme verscholen onder Marxistische voorwendselen' (in: Han Suyin, Wnd in the tower, Mao Tsetung
and the Chinese Cultural Revolution 1949-1975 (London 1976) 93).
15. Mobo CR Gao, 'Maoist discourse and a critique of the present assessment' 17.
16. Zie onder andere, Lynn T White, Policies of chaos; Anne R Thurston, 'Urban violence during the Cultural
51
Revolution'; Edwin E. Moise, Modern China
17. Lu Xiuyuan, 'A step towards understanding popular violence during China's Cultural Revolution', Pacific
Affairs, vol. 67. nr. 4 (1994)547.
18. Mobo C.R Gao, 'Maoist discourse', 14.
19. Ibidem, 30-31.
20. Lu Xiuyuan, 'A step towards understanding popular violence', 551.
2 1 . Barend J. ter Haar, 'China's inner demons: the political impact of the demonological paradigm.' China
Information vo\.^^, no.'s 2-3 (1996/7) 82.
22. Ibidem, 204.
23. Woei Lien Chong, 'Mankind and nature in Chinese thought: Li Zehou on the traditional roots of Maoist
Voluntarism', China Information vol.11, no.'s 2-3 (1996/7) 173.
24. Lu Xiuyuan, 'A step towards understanding popular violence', 551.
25. Barend J. ter Haar, 'China's inner demons', 54-59.
26. Ibidem, 62-81.
27. Zie o.a Barend J. ter Haar, 'China's inner demons', 8; Goran Aijmer, 'Political ritual: aspects of the Mao
cult during the Cultural Revolution', China Information vol.11, no.'s 2-3 (1996/7)216; Lynn T. White, Policies
of chaos, 34-35, en Stephan Landberger, 'Mao as the kitchen God: Religious aspects of the Mao cult during
the Cultural Revolution', China Information, vol.11, no's 2-3 (1996/7) 196-197.
28. Zie o.a. Woei Lien Chong, 'Mankind and nature in Chinese thought', 139. Edward Friedman, 'Modernity's
bourgeoisie: victim or victimizer?', China Information vol.11, no.'s 2-3 (1996/7) 96. Goran Aijmer, 'Political
ritual: aspects of the Mao cult' 216.
29. Lynn T. Whyte, Policies of chaos, 7; Stanley Rosen, Red Guard Factionalism and the Cultural Revolution
in Guangzhou (Canton) (Colorado 1982) 59.
30. Lynn T. Whyte, Policies of chaos; Stanley Rosen, Red Guard Factionalism; Anne F. Thurston, 'Urban
violence during the Cultural Revolution', 149-158.
3 1 . Adrew G. Walder, 'The Cultural Revolution in the Countryside', 74.
32. Adrew G. Walder, 'The Cultural Revolution in the Countryside'; Jonathan Unger, 'Cultural Revolution
Conflict in the Villages', The China Quarterly 153 (1998) 82-106; Anita Chan, 'Chen Village'; Andrew G. Walder
en Yang Su, 'The Cultural Revolution in the Countryside: Scope, timing and human impact'. The China
Quarterly 173 (2003) 74-99.
26.1