DRIEmaandelijks magazine van Centrum Algemeen Welzijnswerk oost-brabant vzw Maatschappelijke zetel: Redingenstraat 6, 3000 Leuven - P916883 - September 2014 nr 3/2014 Giften zi jn steeds welkom op IBAN BE59 7775 9209 2726 Je bent jong en je wil hulp wanneer je het nodig hebt. Iedereen beschermd tegen armoede? Een huurhuis vinden. Onbegonnen werk? zo gezegd Kunnen en mogen, willen en doen, gaan en terugkomen, misschien is dát wel de essentie van het leven dat elke jongere moet kunnen leiden. Iedereen is nog zijn weg aan ’t zoeken in het nieuwe landschap van integrale jeugdhu lp. Maar daarbij mogen we niet vergeten ook verbinding met elkaar te zoeken. De uitdaging van integrale jeugdhulpverlening ligt erin om onze samenwerking te optimaliseren, elkaar en elkaars evidenties beter te leren kennen. En dat kan ons heel rijk maken. erlening is Continuïteit in hulpv d moet de an Iem . erg belangrijk nemen de verantwoordelijkheid . an hele weg mee te ga België is een rijk land, Vlaanderen is een van de allerrijkste plekken op de wereld… en toch leeft 1 op 7 mensen hier in armoede. Hoe kan dit? 3 Beste lezer, Editoriaal Editoriaal Editoriaal De eerste schoolmaand zit er al weer op. Duizenden Vlaamse kinderen en jongeren rijden elke morgen naar de hun inmiddels vertrouwde klasomgeving en keren ’s avonds naar hun veilige thuishaven terug. Structuur, uitdagingen, mogelijkheden, kansen, dialoog, discussie. Kunnen en mogen, willen en doen, gaan en terugkomen. Misschien is dát wel de essentie van het leven dat elke jongere moet kunnen leiden. Alleen is dat niet de realiteit. Cijfers van het Steunpunt Sociale Planning van de provincie Vlaams-Brabant tonen aan dat ook in Oost-Brabant makkelijk 10 tot 20 percent van de kinderen en jongeren opgroeien in kwetsbare en kansarme gezinnen. Onderwijs, scholingsgraad van ouders, tewerkstelling, huisvesting, sociaal netwerk, financiële mogelijkheden, geborgenheid, een thuis. Het zijn dan lang geen vanzelfsprekendheden. Voor deze jongeren zet het JAC zich dagelijks in. Met de uitnodiging ‘er zijn geen domme vragen’ heet het elke jongere tussen 12 en 25 dag in dag uit welkom. Want het is altijd beter niet te wachten tot een vraag een probleem wordt. Sinds maart 2014 maakt het JAC deel uit van de ‘brede instap’ als rechtstreeks toegankelijke hulp. Jongeren worden meteen verder geholpen of kunnen hun opstap naar meer gespecialiseerde hulp maken. Over de principes en de werking van deze integrale jeugdhulp en de rol van het CAW daarin, vertellen we u in dit nummer graag meer. De mogelijkheden én de beperkingen geven we u mee. Als de nieuwe Vlaamse Regering spreekt over de generatie van morgen als onze toekomst, dan gaat het ook over die grote groep kwetsbaren onder hen. Vast staat dat de verantwoordelijkheid die ze daar moet nemen verder reikt dan de implementatie van de Integrale Jeugdhulp. Overtuigd van de maatschappelijke noodzaak van sociaal werk voor een samenleving die naam waardig, reken ik erop dat men solidariteit verkiest boven individualiteit, mogelijkheden eerder dan restricties. U met mij? Bert Lambeir Directeur CAW Oost-Brabant 4 Integrale jeugdhulp, uitdaging of drempel? Er is veel te doen rond integrale jeugdhulp en het nieuwe decreet over de rechtspositie van de minderjarige in die jeugdhulp. Dit nieuwe decreet zet de jongere centraal zodat hij, maar ook zijn ouders en hulpverleners, makkelijker de juiste hulp vinden. Om dat te realiseren, grijpt het in op de organisatie en werking van de bestaande jeugdhulp. Zo moeten de verschillende jeugdhulpaanbieders hun aanbod op elkaar afstemmen en meer samenwerken met de jongere. Jeugdhulp moet voor iedereen bereikbaar, beschikbaar, begrijpelijk, betaalbaar en bruikbaar zijn. Wat dit inhoudt en hoe dit concreet in zijn werk gaat, of niet gaat… vroegen we aan enkele spelers die midden in het werkveld staan. 5 Het plan achter het decreet Gie Kiesekoms, beleidsmedewerker CAW Oost-Brabant Met het nieuwe decreet Integrale Jeugdhulp (IJH) werd begin 2014 een belangrijke stap gezet in een proces dat reeds een aantal jaren aan de gang is. Tot nu waren de zes betrokken sectoren (bijzondere jeugdbijstand, algemeen welzijnswerk, personen met een handicap, kind en gezin, geestelijke gezondheidszorg en centra voor leerlingenbegeleiding) nog aangewezen op hun eigen regelgeving, met hun eigen indicaties en contra-indicaties. Zo was het in de praktijk niet makkelijk om een kind met een verstandelijke handicap te laten begeleiden door een thuisbegeleidingsdienst van de bijzondere jeugdzorg en hem tegelijk op te vangen in een instelling van het VAPH. Het decreet installeert nieuwe wegen voor hulpvragers en hulpverleners naar de zorg die nodig is. Er is een nieuwe toegangspoort naar de niet-rechtstreeks toegankelijke hulp met een vaste instapprocedure. Maar er is meer. Om het hele plaatje te begrijpen is het belangrijk om de uitgangspunten, de redenen waarom een nieuwe jeugdhulp werd gemaakt, te kennen en te begrijpen en de nieuwe afspraken ook hierin te kaderen. Vermaatschappelijking van de jeugdhulp: een trend die in alle hulpverleningssectoren opgang maakt en die nadruk wil leggen op de krachten en verantwoordelijkheden in de netwerken van de cliënten. Ook in de jeugdhulp worden twee nieuwe overlegstructuren georganiseerd die de cliënt en zijn omgeving op het voorplan zetten. Cliëntover- leg integrale jeugdhulp waar cliënten, hulpverleners en betrokkenen uit het sociaal netwerk samenkomen om de ondersteuning en hulpverlening aan een gezin op elkaar af te stemmen, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. En de bemiddeling in de jeugdzorg. Een communicatieproces waar een neutrale tussenpersoon tracht de con- 6 flicten tussen cliënt en hulpverlening aan te pakken. Tijdige toegang: het tweede doel van IJH is kinderen en jongeren de juiste hulp bieden op het juiste moment. Men wil er voor zorgen dat hulpverlening makkelijker bereikbaar wordt voor jongeren en hun gezin. Daarom worden er inspanningen gedaan om de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp meer bekendheid te geven en wordt het hulpaanbod voor de toegangspoort uitgebreid met bv. de contextbegeleidingen van de Bijzondere Jeugdzorg. We spreken voortaan over de “brede instap”: Centra voor Kind en Gezin (CKG), Centra voor Leerlingenbegeleidingen (CLB) en Centra voor Algemene Welzijnszorg (CAW) hebben een belangrijke taak als aanspreekpunt. De meer gespecialiseerde hulp situeert zich nu achter de toegangspoort en toeleiding naar dit aanbod verloopt steeds via een uitvoerige ‘indicatiestelling’, een proces waarbij de cliënt steeds betrokken wordt. Hulpcontinuïteit waarborgen: het belangrijkste doel van IJH is er voor te zorgen dat de schotten tussen de verschillende sectoren verdwijnen en de gepaste hulp kan aansluiten op de voorgaande. Geen ingewikkelde procedures en wachttijden, maar een vlotte samenwerking tussen sectoren en voorzieningen in het belang van de hulpvrager. Hulpaanbieders zijn er voortaan samen verantwoordelijk voor dat elke hulpvraag ook een gepast antwoord krijgt. Omgaan met verontrusting: wanneer hulpverleners tijdens een begeleidingsproces ongerust zijn over het welzijn en de ontplooiingskansen van de minder- jarigen kunnen ze voortaan beroep doen op de gemandateerde voorzieningen. Vertrouwenscentra en Ondersteuningscentra Jeugdzorg zijn voor hulpverleners bereikbaar om samen in een verontrustende situatie op te treden. Crisisjeugdhulp: de meldpunten en het aanbod crisisjeugdhulp bestaan nu al een tijdje en worden verder uitgebouwd. Participatie van jongeren en hun gezin: de inspraakmogelijkheden van de cliënt werden aanzienlijk vergroot. In elke stap van elke procedure wordt er aandacht geschonken aan de mening van de minderjarige en de personen die voor hem/haar belangrijk zijn. Beslissingen in de hulpverleningstrajecten worden voortaan niet meer over het hoofd van de hulpvrager genomen maar samen met hem. Er zijn ook in de procedures steeds momenten ingebouwd waar de cliënt gehoord wordt en zijn toestemming gevraagd wordt. De opvallendste veranderingen zijn natuurlijk de installatie van de toegangspoort en van de gemandateerde voorzieningen. Ook nieuw zijn de elektronische documenten die gebruikt moeten worden bij de aanmelding. Maar veel belangrijker is de nieuwe cultuur die integrale jeugdhulp wil laten groeien bij jeugdhulpverleners in Vlaanderen. Geen sectorale schotten meer, maar samenwerking om een vlotte professionele hulpverlening te realiseren. De hulpvraag van de minderjarige en zijn context staat centraal. Oplossingen en krachten van het cliëntsysteem vormen de basis van een goede hulpverlening. 7 Het sop en de kool Dat het nieuwe decreet ook nagalmt in het onthaal van het CAW en in het jongerenonthaal, het JAC, spreekt voor zich. Intussen zijn we vijf maanden ver en maken Philippe en An een tussenstand van zaken op. Zij vertellen de verhalen van Sven* en Dries*, en werpen een blik op de veranderingen in het werk en de uitdagingen die ons nog te wachten staan. Het verhaal van Sven (*) Sven is 17 en heeft heel wat problemen. Hij woont niet meer thuis en het conflict tussen Sven en zijn ouders kwam al vaker voor de jeugdrechtbank. Wanneer zijn vader terug naar de jeugdrechtbank stapt met een vraag over de moeilijke situatie, blijkt hun dossier net afgesloten. Aangezien de nieuwe IJH intussen van kracht is, wordt de man door de consulent van de rechtbank naar het CAW gestuurd voor meer informatie en aanmelding. Hoewel de consulent contact- en vertrouwenspersoon van de familie is en het dossier ten gronde kent. De vader neemt contact met het JAC, waar de zoon intussen ook gekend is, voor informatie. Onze JAC-medewerker zegt echter dat hij geen informatie kan geven, vanwege het beroepsgeheim. De zoon heeft expliciet aangegeven dat hij niet wil dat zijn ouders betrokken worden. De vader is heel teleurgesteld en gefrustreerd, omdat hij van het kastje naar de muur gestuurd wordt en nergens de informatie krijgt die hij zoekt. Hij neemt contact op met het volwassenenonthaal van ons CAW. In het verhaal wordt al snel duidelijk dat het geen nut meer heeft de twee partijen samen te brengen. Het dossier is immers al jaren aan de gang. Alle hulp voor de toegangspoort is uitgeput. De minst ingrijpende en aangewezen hulpverlening ligt voor hen achter de toegangspoort. Het is voor iedereen duidelijk dat een kortere weg beter was om dit gezin verder te helpen naar de hulpverlening die ze nodig hebben. Vanuit het volwassenenonthaal wordt het gezin uiteindelijk met toestemming van de vader, aangemeld bij het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ). Het is nu aan hen om te beslissen wat er moet gebeuren. 8 Het verhaal van Dries (*) Dries is 17 en staat op straat. Hij komt met zijn verhaal naar het JAC. Hoewel hij voor even kan intrekken bij een buurvrouw, blijkt dat hij verdere ondersteuning nodig heeft om alleen te kunnen wonen. Aangezien Dries geen middelen heeft en het JAC enkel begeleid zelfstandig wonen kan aanbieden aan jongeren met een leefloon, lijkt een doorstroom naar het aanbod achter de toegangspoort aangewezen. Het JAC dient een A-document in en dat wordt ontvankelijk verklaard. Onze JAC-hulpverlener doet er alles aan om Dries bij te houden en het contact warm te houden. Binnen de voorziene termijn van 60 werkdagen wordt hij doorverwezen. Nadat onze JAC-hulpverlener het contact legt tussen de jeugdhulpregie en het achterliggende aanbod, kan Dries nog voor hij 18 wordt terecht voor een BZW-begeleiding bij de vzw Amber. (*) De naam is fictief maar het verhaal de realiteit. 9 Philippe Jacob en An Verbelen, teamverantwoordelijken bij CAW Oost-Brabant We merken dat we nog heel wat werk voor de boeg hebben om het nieuwe jeugdhulpsysteem te realiseren. Zowel intern tussen de teams als extern met instanties en partners is er nog heel wat af te stemmen. Iedereen is zijn weg aan het zoeken en daarbij moeten we ook sterk inzetten op de verbinding met elkaar. Die verbindingen zijn momenteel niet altijd even duidelijk. Sommige stukken van de puzzel zijn nog niet concreet ingevuld en dan stuit je soms op vragen als ‘Wie mag wat beslissen?’. De consequenties die de nieuwe manier van werken voor het CAW heeft, waren op voorhand onvoldoende gekend. Dat maakt dat we nu voor enkele vraagstukken komen te staan. Vertrouwen en veiligheid Zo’n eerste vraagstuk is de omgang met cliëntinformatie. Het juridisch kader geeft aan dat de informatie die je aan je hulpverlener geeft, bij die hulpverlener blijft. Enkel binnen het eigen team kan die hulpverlener informatie delen. Deze belofte en de garantie van anonimiteit en vertrouwelijkheid, maakt het voor veel mensen een stuk makkelijker om bij ons binnen te stappen en hulp te vragen. Het creëert veiligheid. Die veiligheid moeten we ook garanderen op het ogenblik dat we een aanmelding bij de toegangspoort doen en dat is niet vanzelfsprekend. Vooraf moeten we ‘alles’ geprobeerd hebben en dat betekent ook dat we ‘de context van de jongeren’ moeten betrekken. Het idee erachter, namelijk inzetten op de krachten die nog aanwezig zijn in de directe omgeving, is erg waardevol. Maar hoe we dat kunnen doen en tegelijkertijd naast de jongere kunnen blijven staan wanneer die expliciet aangeeft dat hij zijn ouders niet wil betrekken, zoeken we nog uit. Het nieuwe kader voor IJH geldt maar tot 18 jaar. Hulpverlening loopt maar al 10 te vaak langer - het verhaal van die jongeren is dikwijls niet af. Wanneer ze later terug contact willen nemen met het JAC of het volwassenenonthaal, moeten ze dat kunnen en daarbij terugvallen op een ongeschonden vertrouwensrelatie. Aanmelden en bijhouden Het CAW kreeg, ten tweede, als basispartner van de ‘brede instap’ de rol van ‘contactpersoon-aanmelder’ toegewezen. Dit impliceert dat we na aanmelding (via A- of M-document) het contact met de jongere moeten blijven onderhouden. Wij houden hem op de hoogte van de stand van het dossier en nemen hem uiteindelijk mee naar die onrechtstreeks toegankelijke hulp waar hij/ zij recht op heeft. De impact van die nieuwe rol op onze werking wordt gauw duidelijk in het verhaal van Dries. Ook hier moeten we nog op zoek naar een goed evenwicht. De voorbije maanden bleek in gevallen van maatschappelijke noodzaak, de consultfunctie van het OCJ al een grote hulp. Zij denken snel en concreet mee en geven ideeën om zo’n situatie aan te pakken. Op die manier geraken we er soms met de minst ingrijpende hulp toch uit of kunnen we een situatie tijdelijk ontmijnen in afwachting van een meer duurzame oplossing. Openheid en samenwerking De tekening van IJH is natuurlijk nog niet helemaal af. Een deel rechtstreeks toegankelijke hulpverlening voor de toegangspoort moet nog vorm krijgen. De betrokken organisaties concretiseren momenteel dit aanbod. In januari 2015 zou die oefening rond zijn. Belangrijk hierbij is dat er goede afspraken zijn over doorverwijzing vanuit de brede instap. Kan het CAW beslissen welke hulp er in een bepaald geval nodig is en vervolgens toewijzen aan de gepaste voorziening? Of is het de voorziening die beslist om al dan niet op een toeleiding in te gaan? Hiermee staat of valt een vlotte hulpverlening. Intussen investeren alle partners in samenwerking en afstemming. Verschillende organisaties maken de inhoud van de modules die ze aanbieden vlot beschikbaar, zodat onze hulpverleners een goed zicht krijgen op hun aanbod. Diezelfde klaarheid moeten ook wij scheppen over wat mensen van het CAW wel en niet kunnen verwachten. En in de praktijk? Sinds de start van IJH zijn er in praktijk nog niet veel aanmeldingen (via A- of M-document) gebeurd. We vragen ons soms af waar die cliënten dan zitten. Idealiter is het antwoord: zij worden nu allemaal voor de toegangspoort geholpen en blijken gebaat met de minst ingrijpende hulp die ze daar krijgen. Maar we vrezen dat de realiteit daar enigszins van verschilt. Misschien heeft het met de zomermaanden te maken, maar wij merken voorlopig geen drastische verhoging in aanmeldingen. Wel merken we dat de tendens om meer contextgericht te werken, zowel onze hulpverleners als onze partnerships sterkt uitdaagt. Meer personen uit de context van kinderen en jongeren betrekken, betekent ook meer en beter afstemmen binnen de hulpverlening. Dat laatste staat de komende maanden bovenaan de agenda. Alleen zo leren we gaandeweg nog beter dezelfde taal te spreken. Het nieuwe kader van integrale jeugdhulp verplicht ons om onderling beter te communiceren, nauwer samen te werken, constructief en collectief hulp te bieden. En als dat het eindresultaat is, dan is dat fantastisch. 11 IROJ, Intersectorieel Regionaal Overleg Jeugdhulp Katrien Willems, adjunct-directeur CAW Oost-Brabant Integrale jeugdhulp staat in haar ideeëngoed o.m. voor gedeelde zorg en intersectorieel werken. Deze uitgangspunten vormen de basis van diverse overleg- en werkstructuren die ze in realiteit moeten vertalen. Een van deze organen is het IROJ: Intersectorieel Regionaal Overleg Jeugdhulp, dat op provinciemaat georganiseerd wordt met een uitzondering voor Brussel. Centraal in dit overleg staat de dialoog tussen verschillende actoren binnen de integrale jeugdhulp. Het IROJ heeft als opdracht het decreet integrale jeugdhulp regionaal in uitvoering te brengen. Voor 2014 voorziet het actieplan twee werkdoelen, nl. de organisatie van de eigen werking en de monitoring van de overgang naar het nieuwe jeugdhulplandschap. Het IROJ is samengesteld uit vertegenwoordigers van (direct) betrokken partners. Daarnaast zetelen er vertegenwoordigers van de cliënten van de jeugdhulp, van de Vlaamse Gemeenschap en de Provincies of Vlaamse Gemeenschapscommissie, van jeugdmagistratuur en kinderpsychiatrie, van pleegzorg en tenslotte vanuit de integrale toegangspoort en de gemandateerde voorzieningen. De rol van de leden van het IROJ is divers: zij vertegenwoordigen de sector waarvoor zij afgevaardigd worden, zij faciliteren een intersectorale jeugdhulp, zij hebben een verbindende rol naar hun achterban en werkveld en zij volgen de implementatie van het vernieuwde jeugdhulplandschap op. Zij houden vinger aan de pols van de cliënten van de jeugdhulp, geven gepast signalen door aan de beleidsmakers en houden overzicht op de opdrachten inzake jeugdhulp in de regio. Het is nog erg vroeg om uitspraken te doen over de werking van het IROJ, of dit samenwerkingsverband de sectorgrenzen al dan niet kan overschrijden en cliëntvriendelijke resultaten kan voorleggen. Een eerste grote uitdaging ligt in het geven van een advies aan het Vlaamse beleid over de toekenning van de middelen, vermits deze erg beperkt zijn. In hoeverre kunnen de verschillende sectoren ertoe komen om te adviseren in het voordeel van die initiatieven die intersectoraal werken? Slagen we er effectief in om het (eigen) sectorbelang te overstijgen? Op dit moment wordt er concreet advies gevraagd inzake toekenning van extra middelen voor contextbegeleiding. In de komende maanden zullen we ons met het IROJ buigen over de kandidaturen hiervoor en zullen we maatstaven ontwikkelen om te komen tot een effectief gesprek en een gedragen beslissing. In dit proces zal blijken hoever we staan met onze intersectorale samenwerking en waar nog werkpunten zitten. De eerste stappen in dit gemeenschappelijk overleg, beslissingsproces en advies worden gezet. Het is nog ongewoon en aarzelend, maar het is gestart. Een interessante uitdaging waar CAW Oost-Brabant graag aan meewerkt. 12 Samenwerking tussen, voor en achter de poort Interview met Jan Tibo, directeur vzw Sporen Voor Sporen is de grootste verandering dat er geen Comité Bijzondere Jeugdzorg meer is. En dat brengt best wat aanpassingen met zich mee. Vroeger kwam 55% van de aanmeldingen bij ons via de jeugdrechtbank, de andere 45% kwam via het Comité. Nu komen die veelal door de toegangspoort. Dat betekent dat bij een kleine helft van al onze begeleidingen die consulent van het Comité er niet meer is. Om rechtstreeks met het gezin aan de slag te gaan, om lijnen uit te zetten. Dat is aanpassen. Welke effecten zie je daar van? We zijn nog niet zo lang bezig, er is nog heel veel aan het veranderen. Week na week zijn de zaken wel wat anders voor onze medewerkers. Je leert continu bij. Ik denk dat het voor anderen net zo is. Het is nog vroeg om echt van effecten te kunnen spreken. Welke uitdagingen zie je voor de toekomst? Nu ligt ons volledige aanbod nog achter de toegangspoort. Vanaf 2015 moet dat veranderen. Bijna alle contextbegeleidingen worden dan rechtstreeks toegankelijk. Dan is er geen toegangspoort meer om het proces te stroomlijnen, maar komen aanmeldingen rechtstreeks uit de brede instap, voornamelijk CLB en CAW. De uitdaging ligt er daarin onze samenwerking te optimaliseren. Elkaar en elkaars evidenties beter te leren kennen. Dat kan ons heel rijk maken. Om de verschillende perspectieven te zien en zo te leren van elkaar en van elkaars expertise. Met elkaar te praten en vooral dezelfde taal te leren spreken. Vanuit onze expertise kennen we het belang daarvan. Je moet de verschillende manieren waarop mensen naar een situatie kijken naast elkaar zetten. Alles op tafel leggen, zodat iedereen elkaar verstaat. Zo- dat er over hetzelfde gesproken wordt, in dezelfde verstaanbare taal. Alleen op die manier kan iedereen een volwaardige partner zijn in het verhaal. Dat is ook tussen de verschillende organisaties en instanties nu belangrijk. De jeugdhulp moet toegankelijker worden. Dat moeten we voor ogen houden. Jongeren moeten met hun vragen ergens terecht kunnen, waar ze mogen meespreken over hun eigen situatie. Zodat ze die hulp kunnen krijgen die ze vragen, op een manier die verstaanbaar is. Het zou zonde zijn moesten cliënten van hulpverlener naar hulpverlener doorgeschoven worden, zonder dat iemand het volledige plaatje nog heeft. Continuïteit is heel belangrijk. Iemand moet de verantwoordelijkheid opnemen om de hele weg te gaan. Vzw Sporen is een centrum voor Integrale Jeugdzorg in de regio Leuven en Brussel/Halle-Vilvoorde dat tijdelijk(e) opvang en begeleiding biedt aan ruim 250 kwetsbare kinderen, jongeren en hun gezinnen. 13 Toegang of poort… Interview met Karel De Vos, directeur vzw Cidar Cidar bestaat uit drie delen. Het O.O.O.C. (Onthaal-, Oriëntatie-, en Observatiecentrum), waar we vooral aan diagnostiek doen, de crisis opvangen en zorgen voor overgang van die moeilijke situaties naar leefbare situaties. De Vuurvogel, waar we intensieve contextbegeleiding bieden, vaak voor jongeren die niet meer in residenties terecht kunnen. En Koïnoor, een time-out project bij moeilijkheden op school. Het waren de eerste twee die volledig in de Bijzondere Jeugdbijstand zaten en nu onder de integrale jeugdhulp vallen. Voor Cidar verandert er heel wat door het nieuwe decreet, vertelt Karel De Vos. Vroeger kwamen alle verwijzingen via het Comité of de jeugdrechtbank. Die context is volledig veranderd. De samenwerking met de jeugdrechtbanken loopt nog wel. Via daar komt nu het merendeel van onze cliënten. Maar er is een partner weggevallen. De consulent van het Comité is er niet meer en die zit dus ook niet meer mee aan tafel. Dat zorgt voor nieuwe begeleidingsverhoudingen. Er is niemand meer die op het inhoudelijke niveau van het dossier zorgt voor de organisatie en de doorstroom. Die zegt wat er moet gebeuren. Dat ligt nu allemaal in handen van onze hulpverleners. Welke effecten zie je daar van? We hechten veel belang aan de vraag: “Hoe kom je hier terecht? Wat is er allemaal gebeurd, dat maakt dat je hier bent?” Door daar op te focussen en de verschillende kanten van het verhaal in kaart te brengen, kan je inzichten verwerven en van daaruit vooruit gaan. Het persoonlijk contact dat je daarvoor nodig hebt tussen de verschillende partijen is nu vervangen door een digitale procedure, die heel onpersoonlijk is. De gegevens die in een A-document vervat zitten, zijn vaak afgevlakt. De toegangspoort verwijst door op basis van beschreven modules waar een bepaald stuk hulpverlening in zit. Dat is iets heel anders dan een inhoudelijk overleg tussen alle partijen over wat er al geweest is en wat nog kan, op maat van de cliënt. Welke uitdagingen zie je voor de toekomst? Het zou interessant kunnen zijn, moest wat het O.O.O.C doet ook voor de toegangspoort toegankelijk zijn. Dan kan je samen met je cliënten onderzoeken wat er nog kan of moet gedaan worden. Maar daarvoor zijn andere verhoudingen nodig tussen de verschillende partners. Vzw Cidar is een jongerencentrum dat hulpverlening biedt aan jongeren en hun gezin. 14 Van theorie naar praktijk Een kanttekening Interview met Bruno Vanobbergen, Kinderrechtencommissaris Van meet af aan was het Kinderrechtencommissariaat voorstander van de ontwikkeling van een integrale jeugdhulp. Tegen de uitgangspunten, met name vroegtijdige jeugdhulp, vraaggerichte en minst ingrijpende ondersteuning, betere samenwerking en doorverwijzing tussen hulpverlenende instanties, intersectoraal afgestemde hulp en de jongere als mede-eigenaar van zijn situatie, is weinig in te brengen. Nu de uitvoering van het decreet goed en wel is gestart blijft voor Bruno Vanobbergen, de Vlaamse Kinderrechtencommissaris, de vraag of die uitgangspunten ook realiteit worden. Het decreet voorziet inspraak voor jongeren bij de totstandkoming van de jeugdhulp. Dat klinkt de kinderrechtencommissaris toch als muziek in de oren? Tegenover de eerste versies van het decreet voorziet de finale tekst inderdaad in inspraak van de jongere in de gewenste hulpverlening. Dit opent mogelijkheden voor jeugdwerk op maat. Tegelijkertijd merken we dat de invulling van participatie erg mager blijft: na aanmelding van de jongere bij de hulpverlener zal deze laatste via een ‘A-document’ de zorgen overmaken aan de ‘indicatiesteller’ die op zijn beurt een hulpvoorstel formuleert. Wat ontbreekt is een open dialoog en dat ondermijnt het 15 recht op participatie van de minderjarige aan de totstandkoming van de hulp die hem wordt verleend. Ik zie meer kansen in een open en transparante omgeving waarin ook buiten de lijntjes kan worden gekleurd. Luisterbereidheid en de kracht van het moment maken hier wezenlijk onderdeel van uit. Zit die ruimte voor dialoog dan niet in de voorzieningen die de brede instap organiseren? Ja zeker, althans op papier. Maar participatie en zorg op maat vragen om een ingehouden inspanning die eerst de noden én mogelijkheden van de jongeren en van zijn context zorgvuldig in kaart brengt om vervolgens op die krachten die bij de minderjarigen en zijn omgeving aanwezig verder te bouwen. Van hulpverleners vraagt dit ondersteuning van de jongere én van de context – de middelen waarover de brede instap beschikt zijn hiertoe onvoldoende. Daarop is vermaatschappelijking het antwoord? Het decreet op de integrale jeugdhulp met de contextgerichte insteek voorziet inderdaad in een grotere verantwoordelijkheid van de jongere en zijn omgeving. Ik wil hierbij twee bezorgdheden uitdrukken: enerzijds riskeren we dat net behoeftige ouders en jongeren die verantwoordelijkheid niet kunnen opnemen en niet aan het zelfbeschikkingsideaal kunnen beantwoorden. Anderzijds moeten we erover waken dat jongeren die hun ouders of omgeving niet meekrijgen in de hulpverlening of sterker nog, die er net bij gebaat zijn hun omgeving al dan niet tijdelijk te verlaten, niet van gepaste hulp verstoken blijven. Vermaatschappelijking heeft zijn waarde én zijn grenzen, niet in het minst wanneer het om de meest kwetsbaren onder ons gaat. En nu? Het Kinderrechtencommissariaat heeft in 2013 haar bedenkingen, bezorgdheden en aanbevelingen bij het decreet aan de parlementaire commissie voor welzijn, volksgezondheid, gezin en armoedebeleid overgemaakt. Nu volgen we nauwgezet de uitwerking ervan op het terrein. Daarbij pleiten we onverkort voor meer ruimte voor inspraak van minderjarigen in de totstandkoming van de hulpverlening, trajectbegeleiding gedurende het hele hulpverleningsproces, crisismeldpunten die voor minderjarigen rechtstreeks toegankelijk zijn, duidelijke verantwoordelijkheden voor alle betrokken partijen en één herkenbaar laagdrempelig instappunt. Is er bij dat laatste een rol voor de JAC’s weggelegd? Voor ons moet de brede instap een kwaliteitsvol en toegankelijk rechtstreeks aanbod zijn waar een jongere niet meteen als een ‘probleem’ wordt gezien, maar waar hij gewoon zijn vragen kan stellen. Het JAC kan die opdracht vervullen, maar is – net zoals andere actoren op de eerste lijn – onvoldoende en ongelijk bereikbaar in Vlaanderen. Voorwaarde voor een goede integrale jeugdhulp is een versterkte brede instap, bereikbaar en betrouwbaar voor elke Vlaamse jongere. Zonder dat beschikbare aanbod blijft de slaagkans beperkt. 16 Huis van het Kind. Ook uw kind? Op www.huizenvanhetkind.be lezen we dat ‘de noden van gezinnen en het aanbod lokaal verschillend kunnen zijn’. Daarom zijn de Huizen van het Kind in de eerste plaats een lokaal verhaal. In elke gemeente, of over verschillende gemeenten heen kan er een rijk aanbod samengebracht worden. Iedereen die gezinnen met kinderen ondersteunt, wordt aangemoedigd om dat aanbod te integreren in een samenwerkingsverband Huis van het Kind. Zo vormen opvoedingsondersteuning, preventieve gezondheidszorg, nood aan sociale steun,… een sterk en samenhangend geheel. Een decretaal kader verankert deze samenwerkingsverbanden die lokaal her en der tot sterke initiatieven leidden. De winst die hiermee te boeken valt ligt voor de hand. Daar waar overlap in het aanbod is kan men afstemmen en verschuiven, bijkomende accenten leggen die meer ouders en hun kinderen aanspreken en dus meer noden lenigen. Daar waar hiaten blijken kunnen samenwerkingspartners pogen deze samen op te vullen. En daar waar veel kennis en ervaring zit kan deze tot innovatieve praktijken leiden. Voor de Huizen van het Kind zijn de CAW’s een belangrijke partner. Naast het JAC bieden CAW’s ook diverse begeleidingsmodules aan waarin het gezin in al haar facetten nooit ver weg is. Huizen van het Kind hebben de mogelijkheid om met hun niethulpverleningsgericht aanbod een grote groep gezinnen te bereiken en spelen op die manier een belangrijke doorverwijzersrol. In de andere richting is doorverwijzing op zijn minst even betekenisvol. Dat het CAW – in meer of mindere mate – betrokken is op alle initiatieven van het Huis van het Kind in Oost-Brabant is dan ook niet meer dan een goede zaak. Maar het schort vooralsnog aan het sociaaldemocratisch gehalte van het Huis van het Kind waarmee het decreet haar doel voorbijschiet. Als toekomstige financiering voor gezinsondersteuning enkel wordt toegekend aan erkende Huizen van het Kind, en als wegens ontoereikende budgetten niet alle samenwerkingsinitiatieven worden erkend, en als erkenningsaanvragen niet om het even wanneer kunnen worden ingediend, dan komen er enkel Huizen van het Kind op die plekken waar er ofwel al een stevig aanbod aan gezinsondersteuning aanwezig is, ofwel reeds een ontwikkeld samenwerkingsinitiatief bestaat. Oftewel: het huidige aanbod determineert de toekomstige mogelijkheden. Echt sociaal inclusief beleid vecht dat principe aan. Er is nog veel bouwwerk aan de Huizen van het Kind wil er voor iedereen plaats zijn. 17 Campagne 2014 Welzijnszorg vzw België is een rijk land, Vlaanderen is een van de allerrijkste plekken op de hele wereld … en toch leeft 1 op 7 mensen hier in armoede. Hoe kan dit? Wanneer je ziek bent, je werk verliest of met pensioen gaat dan zou onze sociale bescherming – die hoofdzakelijk bestaat uit de sociale zekerheid en de sociale bijstand - ervoor moeten zorgen dat je op een menswaardige manier kan verder leven. De sociale bescherming zou ons - zoals een grote paraplu - tegen elke vorm van sociale uitsluiting moeten beschermen. Dat 1,6 miljoen mensen in ons land toch in armoede leeft, betekent dat die sociale bescherming niet altijd goed werkt. De campagne ‘Iedereen beschermd tegen armoede?’ legt bloot waar de gaten zitten in die grote paraplu en eist aandacht voor het sociale onrecht dat de meest kwetsbare mensen in onze samenleving treft. Welzijnszorg zet samen met de campagnepartners – beweging.net, CAW, Netwerk tegen Armoede, Samenlevingsopbouw, Welzijnsschakels – alles in op dit belangrijke thema. Ook CAW Oost-Brabant vindt – net zoals Welzijnszorg – dat iedereen recht heeft op een goede sociale bescherming. Dit betekent ook dat er diensten beschikbaar zijn die mensen hierin ondersteunen. Mensen in armoede ervaren vaak net het tegenovergestelde: het is het niet kunnen uitoefenen van je sociale grondrechten onder meer doordat je geen toegang vindt tot bepaalde diensten en voorzieningen. Met de eindejaarscampagne ‘Iedereen beschermd tegen armoede?’ vragen CAW Oost-Brabant & Welzijnszorg aandacht voor het sociale onrecht dat in ons land de meest kwetsbare mensen treft. We pleiten voor een inkomen boven de armoedegrens voor iedereen, voor automatische rechtentoekenning waar het kan, en voor de zekerheid van een kwaliteitsvolle dienstverlening. We willen iedereen oproepen om deze campagne mee zichtbaar te maken, via een petitieactie, ons politiek drukkingswerk te ondersteunen en mee fondsen te werven voor lokale armoedebestrijdingsinitiatieven. In een volgende editie van CAW Inzicht verneem je hier meer over! Nu al meer weten? Kom naar het startmoment van deze boeiende campagne op 13 oktober in het provinciehuis te Leuven, vanaf 19u. CAW Oost-Brabant verzorgt er i.s.m. Welzijnsschakel Leuven een werkwinkel rond het belang van lokale dialoog in de armoedebestrijding. 18 Sociale kruidenier opent in Schapenstraat in Leuven Sinds eind juli kunnen gezinnen die het nodig hebben, terecht in de nieuwe sociale kruidenier in de Schapenstraat nr. 13. De tweede sociale kruidenier (na die van Leren Ondernemen vzw) in Leuven is daarmee een feit. “We hebben momenteel de capaciteit om 70 gezinnen verder te helpen,” vertelt Tinne Dierckx, die samen met Jeroen De Wilde en Ilse Uyttenhove het project binnen CAW Oost-Brabant heeft vormgegeven. “Mensen kunnen pas in de sociale kruidenier terecht wanneer ze bij het CAW, OCMW, Riso, ’t Lampeke of de buurtwerkingen van de stad Leuven een toeleidingsbrief hebben gekregen. Op die manier kunnen we bewaken dat de hulp die mensen bereikt die het het hardst nodig hebben.” De winkel draait dankzij de hulp van heel wat vrijwilligers. Zij zorgen voor een warm onthaal, vullen de rekken aan, helpen klanten met de aankopen en bemannen de kassa. “We krijgen heel wat overschotten van supermarkten en van de Mechelse veiling, maar we kopen ook spullen aan. Daardoor zijn sommige zaken gratis, maar wordt voor andere een klein bedrag gevraagd.” “Momenteel is de sociale kruidenier één keer in de week open, op dinsdag van 12u tot 15u. Hopelijk kunnen we dat op termijn uitbouwen en kunnen we nog meer gezinnen helpen. We willen in de toekomst ook nog meer de verbinding leggen met het Leuvense inloopcentrum van CAW OostBrabant, de Meander en we willen graag vormingen aanbieden rond gezond en budgetvriendelijk koken met onze koopwaar. Intussen blijft een stuurgroep van Leuvense verenigingen zoeken naar een structuur om het sociale kruidenier-model op provinciale schaal uit te zetten, bij voorkeur als een coöperatieve.” 19 Geld telt… CAW Oost-Brabant biedt vanaf januari 2015 de groepswerking ‘Geld Telt’ aan. Dat is een interactief vormingspakket over geldbeheer in het dagelijkse leven en is in de eerste plaats bedoeld voor mensen die hulp en ondersteuning vragen bij het beheren van hun financiën. Tijdens deze vorming begeleidt een groepswerker van CAW Oost-Brabant de deelnemers doorheen verschillende deelaspecten van hun geldbeheer: inkomsten en uitgaven, huishoudgeld, schulden en invorderingen met een gerechtsdeurwaarder als gastspreker, planning en organisatie van financiën, energiekosten en de budgetmeter, verzekeringen en belastingen, kredieten, de effecten van geldtekort op het dagelijkse leven… Een extra infosessie is bedoeld voor de medewerkers van de sociale dienst en/ of personeelsdienst van de organisatie. Hierin worden de beginselen van financiële en schuldhulpverlening toegelicht, in het licht van herkenning van signalen en gericht doorverwijzen: minnelijke en gerechtelijke invordering, loonoverdracht en loonbeslag, specifieke maatregelen bij wanbetaling, collectieve schuldenregeling, de wet op het consumentenkrediet,…. Het vormingspakket ‘Geld telt’ kan aangevraagd worden bij de groepsbegeleider van CAW Oost-Brabant, Mikâil Ilgazoglu. Mikâil is maatschappelijk assistent van opleiding, schuldbemiddelaar en heeft reeds jaren ervaring in het werken met zowel het thema als het begeleiden van groepen. Het is ook mogelijk om een vorming op maat van een organisatie te ontwikkelen. Hierbij vormen de thema’s inkomsten en uitgaven, huishoudbudget, schulden en invordering en de budgetmap de vaste basis van het vormingspakket. De andere onderwerpen kunnen geschrapt, vervangen of verdiept aangeboden worden. Is uw organisatie geïnteresseerd in dit vormingspakket, of wil u meer informatie, contacteer Mikâil Ilgazoglu op 016 21 01 69 of via mail [email protected]. Vrijwilligers gezocht voor project Het Woonanker van CAW Oost-Brabant Half oktober gaat Het Woonanker van start, een initiatief van CAW Oost-Brabant, OCMW en stad Leuven. Het Woonanker helpt mensen die extra steun nodig hebben bij het zoeken naar een huurwoning. Dat doen we met heel concrete dienstverlening. Twee keer per week is er een permanentiemoment, waar we mensen leren zoeken op internet of leren contact leggen met een eigenaar. We vertellen waar je op moet letten bij de bezichtiging van een huurwoning en waar je aan moet denken wanneer je verhuist. We zijn voor de werking van Het Woonanker op zoek naar enthousiaste vrijwilligers. Wil je helpen tijdens de permanentiemomenten? Wil je huizen te huur ‘spotten’ in je buurt en aan ons doorgeven? Ben je een handige harry die alleenstaanden of gezinnen kan helpen bij het verhuizen? Of misschien wil je mensen helpen bij de administratieve rompslomp die een huurhuis zoeken en verhuizen met zich mee brengt? Stel je dan zeker kandidaat! Alle info krijg je bij Els Wydooghe via 016 21 01 91 of [email protected]. CAW InZicht is een uitgave van Centrum Algemeen Welzijnswerk Oost-Brabant vzw Werkten mee aan dit nummer: Philippe Jacob, Gie Kiesekoms, Bert Lambeir, Sabine Lehmann, Greet Monstrey, Lieve Polfliet, Bieke Roggen, An Verbelen, Katrien Willems Eindredactie en coördinatie: Greet Monstrey Lay-out: Sabine Lehmann Verantwoordelijke uitgever: Bert Lambeir Giften: CAW Oost-Brabant is als vzw gemachtigd giften, legaten en schenkingen te ontvangen. Een fiscaal attest wordt afgeleverd bij giften vanaf 40 euro. Maatschappelijke zetel: CAW Oost-Brabant Redingenstraat 6, 3000 Leuven, tel 016 21 01 00, e-mail: [email protected], www.cawoostbrabant.be
© Copyright 2024 ExpyDoc