Agenda - De Boeck

1
Statio
Provincie I: Africa
Carthago
Leptis Magna
Nakijken: ligging Leptis Magna
Agenda
■
■
■
■
Rome
■
■
■
Hoe zag de wereld er volgens de Romeinen uit?
Hoe worden naamwoorden verbogen?
Welke functies en rollen onderscheiden we in het
Latijn?
Hoe krijg je 37 olifanten op een gammel vlot?
Ken je de onbepaalde voornaamwoorden nog?
Reuzenslang versus olifant: een Afrikaanse
knokpartij
De derde Punische oorlog: verslag van een
volkerenmoord
I
Intro
In 27 v.C. wordt Augustus de eerste princeps*. Er breekt een Taalsteun
gouden periode aan voor Rome, waarin vrede en welvaart
* princeps (de eerste,
heersen. Aan het einde van zijn leven zou Augustus hebben
de voornaamste): titel
gezegd: ‘Ik trof een stad in baksteen aan, en liet er een
waarmee de Romeinse
achter in marmer.’
keizers werden aangeduid.
Op een open vlakte ten noordwesten van Rome, het
Het woord keizer is een
Campus Martius, laat Augustus door Agrippa het ene na het
verbastering van ‘Caesar’,
andere bouwproject uitvoeren. Marcus Vipsanius Agrippa is
een naam, geen titel.
Augustus’ boezemvriend en een militair genie.
Hij is de drijvende kracht achter alle successen van Augustus.
Onderstaande wereldkaart, de zogenaamde orbis terrarum, is op basis van het geografische
werk van Agrippa in opdracht van diens zus op de Porticus Vipsania gegraveerd. De kaart
verheerlijkt de grootsheid van Rome voor alle inwoners en bezoekers van de stad.
ges
De kaart zelf is verloren gegaan, maar kon worden gereconstrueerd op basis van beschrijvingen van latere auteurs als Plinius Maior en Pomponius Mela.
Gan
SERES
es
art
Iax
us
Ind
xus
PARTHIA PERSIS
ASIA
Tigris
O
MESOPOTAMIA
SYRIA
JUDÆA
CYRENE
GRÆCIA
SICILIA
r
ITALIA
EUROPA
Roma
Rhen
us
GERMANIA
12
NUMIDIA
MAURETANIA
I. FORTUNATA
GALLIA
BRITANNIA
AFRICA
H
Iste
ILLYRIA
I
LYBIA
P
THRACIA
Nilus
O
THULE
ÆGYPTUS
A
CYPRUS
RHODES
DACIA
ARABIA
I
ASIA
MINOR
Tanais
ARIA
Euphrates
ARMENIA
SARMATIA
NA
T
Mare
Caspium
INDIA
OBA
Æ
SCYTHIA
TAPR
HISPANIA
Statio 1
1 Wat valt op aan de oriëntatie van de kaart? Geef een verklaring daarvoor.
De kaart is naar het oosten georiënteerd. De Romeinen kenden nog geen magnetisch
noorden. De belangrijkste windrichting was voor hen het oosten, omdat daar de zon
opkwam.
2 Welke naam
• Turkije:
• Marokko:
• China:
• Israël:
hadden de Romeinen voor de volgende moderne landen?
Asia Minor
Mauretania
Seres
Iudaea
3 Welke moderne landen komen in grote lijnen overeen met:
• Scythia? Rusland
• Arabia?
Saudi-Arabië
• Germania? Duitsland
4 Wat betekent orbis terrarum letterlijk? Kring van de landen
Hoe kan je dit vlot vertalen? De aarde, de wereld
II
Oost west, Rome best
Kennismaking met onze gids: Pomponius Mela
De boeiende Romeinse wereld zullen we verkennen met een rondvaart die een jaar duurt.
Waar iets interessants te beleven valt, gaan we van boord, en vaak zullen we diep in het
binnenland doordringen. We ontmoeten primitieve stammen in Africa en academische
geletterdheid in Achaea, omgekochte priesters in Aegyptus en woeste barbaren in Gallia, geisoleerde monotheïsten in Iudaea en vleesetende holbewoners in Scythia. Onder het motto
‘alle wegen leiden naar Rome’ belanden we na elke uitstap weer op het Forum Romanum.
Bij het begin van onze
rondvaart nemen we een
professioneel gidsenbureau
onder de arm: Pomponius
Mela & Co.
Opgelet! De gidsbeurten
gebeuren in twee talen:
Nederlands en Latijn.
Welkom aan boord!
Statio 1
13
Over Pomponius Mela weten we zo goed als niets. Wel
weten we uit zijn werk dat hij in de 1ste eeuw n.C. is
geboren in Tingentera, een stadje in het geromaniseerde*
Zuid-Spanje. Zoals veel andere getalenteerde jongemannen
trekt hij naar Rome om carrière te maken.
Taalsteun
* romanisering: proces waarbij de door Rome onderworpen volkeren geleidelijk
de Romeinse cultuur, taal
en levenswijze overnemen
Naar Grieks voorbeeld schrijft Pomponius een geografisch
werk in de vorm van een virtuele rondvaart. Hij voert de
lezer van aan zijn werktafel mee langs de kusten van de Middellandse Zee. Alle Romeinse
provincies worden aangedaan: Noord-Afrika, Egypte, Klein-Azië, Griekenland, Italië, Gallië
en Pomponius’ thuisland zelf worden beschreven.
Het werk staat bekend onder twee titels: De chorographia of De situ terrarum orbis.
Het woord chorographia is afgeleid van het Grieks en betekent letterlijk ‘plaatsbeschrijving’. Het werk wordt gekenmerkt door lange opsommingen van volkeren en streken. De
Romeinen vonden dergelijke beschrijvingen heel interessant, voor een moderne lezer zijn
die eerder saai. Gelukkig last de auteur hier en daar pittige details in over verschillende
volkeren. Pomponius gidst zelf met veel plezier in de uithoeken van het rijk. Bepaalde
provinciae laat hij gidsen door Isidorus van Sevilla.
Het eerste boek opent met een overzicht van de volledige wereld.
Woorduitleg
Mundus partibus differt; unde sol oritur, oriens
nuncupatur1 aut ortus, quo demergitur2 occidens
vel occasus, qua3 decurrit4 meridies, ab adversa parte
septentrio.
1
2
3
4
nuncupare, o: noemen
demergere, o: onderdompelen
qua (bijw.): waarlangs
decurrere, o: op het hoogste punt
voorbijkomen
Uit: Pomponius Mela, De chorographia, I, 3
Noteer de Latijnse benaming van de windstreken.
noorden
septentrio
westen
oosten
occidens/occasus
oriens/ortus
zuiden
meridies
14
Statio 1
III
Barre oorden en tegenvoeters
Opfrissing van de voornaamwoorden
zona, ae, v.
frigus, goris, o.
habitabilis, is, e
incognitus, a, um
zone
koude
bewoonbaar
onbekend
Woorduitleg
1 Terra cingitur undique mari, eodemque in duo
latera divisa, quae hemisphaeria1 nominantur, ab oriente
divisa ad occasum. Zonis° quinque distinguitur2.
Mediam aestus infestat3, frigus° ultimas; reliquae
5 habitabiles° paria habent anni tempora, sed non pariter.
Antichthones4 alteram zonam, nos alteram colunt. Illius
situs5 ob ardorem6 intercedentis7 plagae8 incognitus°, huius
dicendus est9.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
hemisphaerium, i, o.: halfrond
distinguere, o: scheiden
infestare, o: teisteren, beschadigen
antichthonis, num, m. mv.:
tegenvoeters
situs, us, m.: ligging, plaats
ardor, ris, m. = aestus
intercedere, o: ergens tussen liggen
plaga, ae, v.: gebied
huius dicendus est: ‘ik zal het over
dit deel hebben’
Uit: Pomponius Mela, De chorographia, I, 4
1 Welke benaming voor mari
vind je op de kaart?
Oceanus
2 Hoe worden de twee delen
van de aarde genoemd?
Hemisphaeria
3 Welke delen van de aarde
zijn volgens Pomponius niet
bewoonbaar? Waarom niet?
Het midden is niet
bewoonbaar door de hitte, de
uitersten niet door de koude.
4 Reliquae habitabiles paria habent anni tempora, sed non pariter.
• Wat bedoelt Pomponius met anni tempora? De seizoenen
• Wat bedoelt Pomponius met sed non pariter? De bewoonbare delen van de wereld
hebben dezelfde seizoenen, maar op een ander moment.
5 Waarom is het gebied van de Antichthonen voor ons volledig onbekend?
De hitte tussen ons en hen maakt het voor ons onmogelijk om erheen te gaan.
Statio 1
15
1 Onderstreep alle voornaamwoorden.
2 Benoem ze (persoonlijk, bezittelijk ...).
Aanwijzend: eodem, illius, huius / betrekkelijk: quae / onbepaald: alteram
3 Wat is de gebruikelijke uitgang van de genitief enkelvoud van de voornaamwoorden? -ius
Haal die genitieven uit de tekst: illius, huius.
4 Ken je ook nog de typische uitgang van de datief enkelvoud van de voornaamwoorden? -i
5 Eodem (r. 1) verwijst naar mari
. Hoe weet je dat?
Door het genus (‘mari’ is onzijdig, ‘eodem’ mannelijk of onzijdig)
6 Waarnaar verwijst Illius (r. 6)? Naar de zone waar de antichthonen wonen (in het zuiden)
En huius (r. 7)? Naar de zone waar wij wonen (in het noorden)
7 Welk werkwoord herken je in de vorm dicendus (r. 8)? Dicere
Dicendus is een nd-vorm. Je leert er alles over in statio 5!
IV
Ook het internet heeft zijn heilige
Vertaaloefening
Isidorus (560-636) was de aartsbisschop van Sevilla en
de samensteller van een lijvige encyclopedie met als titel
Etymologiae. In hoofdstuk XIV (De terra et partibus) beschrijft hij de ligging van de werelddelen. Hij is de werknemer van Pomponius Mela & Co. en zal ons door een aantal
provincies gidsen. Maar eerst geeft hij ons met kennis van
zaken een beschrijving van de volledige wereld.
1 Welke Latijnse woorden
circumfluere, o
ambire, io
aequaliter (bijw.)
herken je? Wat betekenen ze?
circum + fluere
amb(i) (rond) + ire
Isidorus van Sevilla (Murillo, 1628)
stromen rond
gaan rond
gelijk
aequus
2 Welke moderne woorden herken je in de volgende Latijnse woorden?
circulus, i, m.
cirkel
evidenter (bijw.)
evident
3 Ken je de namen van de windstreken nog? Oriens/ortus, meridies, occidens/occasus,
septentrio
16
Statio 1
4 Een tekst bestaat uit zinnen die met elkaar zijn verweven tot een logische samenhang. Ons woord ‘tekst’ is afgeleid van het Latijnse texere dat ‘weven’ betekent.
Signaalwoorden leggen een verband tussen verschillende zinnen: tegenstelling, reden, gevolg ... Verwijswoorden verwijzen naar iets wat of iemand die door de lezer is gekend. Voornaamwoorden en een aantal bijwoorden (bv. daar, dan ...) zijn
verwijswoorden.
• Omcirkel alle signaalwoorden in de tekst.
• Onderstreep alle verwijswoorden.
Woorduitleg
1 Undique enim Oceanus circumfluens° mundi in circulo°
ambit° fines. Divisus est autem trifarie1: e quibus una
pars Asia, altera Europa, tertia Africa nuncupatur2. Quas
tres partes orbis3 veteres non aequaliter° diviserunt. Nam
5 Asia a meridie per orientem usque ad septentrionem
pervenit; Europa vero a septentrione usque ad occidentem;
atque inde Africa ab occidente usque ad meridiem. Unde
evidenter° orbem dimidium4 duae tenent, Europa et
Africa, alium vero dimidium sola Asia; sed ideo istae duae
10 partes factae sunt, quia inter utramque ab Oceano Mare
Magnum ingreditur, quod eas intersecat5. Quapropter6 si
in duas partes orientis et occidentis orbem dividas7, Asia
sit8 in una, in altera vero Europa et Africa.
1
2
3
4
5
6
7
8
trifarie (bijw.): in drie stukken
nuncupare, o: noemen
orbis (terrarum), is, m.: wereld
dimidium, i, o.: helft
intersecare, o: in tweeën snijden
quapropter (bijw.): daarom
dividas: ‘je zou verdelen’
sit: hij/zij/het zou zijn
Uit: Isidorus Hispalensis, Etymologiae, XIV, 1-3
1 Wat is het (verzwegen) onderwerp van divisus est (r. 2)? Mundus = de wereld
2 Vertaal het onderwerp veteres (r. 4) letterlijk. Wie zou daarmee worden bedoeld?
De ouden: auteurs uit de vorige eeuwen
3 Isidorus heeft voor zijn aardrijkskundige lemmata* rijkelijk geput uit Pomponius. Hoe kan je dat zien aan het
taalgebruik van Isidorus in de eerste regels?
Taalsteun
* lemma: artikel in een
encyclopedie
Woordkeuze: nuncupare
4 Bij een pleonasme gebruik je woorden die overbodig zijn, bijvoorbeeld ‘nat water’. Waar
in de eerste zin vind je een pleonasme? Circumfluens in circulo ambit. (r. 1-2)
Statio 1
17
5 Vertaal de tekst.
Van alle kanten immers gaat de Oceaan rond de grenzen van de wereld in een
cirkel, er rond stromend. Die (de wereld) is in drie stukken verdeeld: daarvan wordt
het ene deel Azië genoemd, het tweede Europa en het derde Afrika. Vroegere
(lett.: oude) auteurs hebben die drie delen van de aarde (= van de kring (der
landen)) niet gelijk verdeeld. Want Azië reikt van het zuiden over het oosten tot
het noorden. Europa echter van het noorden tot het westen. En vandaar Afrika van
het westen tot het zuiden. Daarom omvatten (lett.: hebben) twee delen duidelijk de
helft van de wereld, Europa en Afrika, maar Azië omvat in zijn eentje de andere
(helft). Maar daarom zijn die twee delen geworden, omdat tussen elk van beide
vanuit de Oceaan de Grote Zee binnenkomt die hen in twee snijdt. Daarom, als je
de wereld in twee delen van het oosten en het westen zou verdelen, zou Azië in
het ene liggen, maar Europa en Afrika in het andere.
Je vraagt je natuurlijk nog altijd af waarop de titel van dit hoofdstuk slaat ... Toen men in
2005 een patroonheilige voor het internet zocht, dacht het Vaticaan dat de patroonheilige
van de encyclopedieën het meest geschikt was voor die moeilijke taak. Isidorus had in z’n
eentje al een volledige encyclopedie geschreven en is dus van oudsher bevoegd ter zake.
Sindsdien is, naast de ganzenveer en de inktpot, ook het toetsenbord een van zijn attributen.
V
Welkom in Afrika!
Opfrissing van de naamvallen
Onthoud!
• -tor, -ris, m.: degene die de actie uitvoert
• -tus/-sus, -us, m.: de handeling zelf
1 Vertaal de volgende woorden.
cursus - ortus - narrator - sensus - gladiator - casus - victor - spectator
Het lopen, het ontstaan, de verteller, het voelen, de zwaardvechter, het vallen, de
overwinnaar, de toeschouwer
2 Wat betekenen de volgende Latijnse woorden?
habitare, o
wonen
domicilium, i, o.
huis, woning
victus, us, m. (< vivere) leven, levenswijze
bestia, ae, v.
beest
humi (bijw.)
op de grond
vasa, orum, o. mv.
vazen, vaatwerk
18
Statio 1
1 Orae sic habitantur° ad nostrum maxime
Zo worden de kusten bewoond door
bewoners die zo goed als volledig aan
onze gebruiken zijn aangepast, behalve
dat sommigen verschillen in taal en in
de verering van de goden die ze van hun
voorouders hebben behouden en die
ze vereren volgens de gewoonte van de
voorouders. Hun naaste buren hebben
weliswaar geen steden, maar toch zijn er
woningen die mapalia worden genoemd.
Hun levenswijze is ruw en ontbeert
verfijning. De leiders kleden zich in mantels,
het gewone volk in huiden van beesten en
schapen. Rust en maaltijden worden op
de grond genoten. Hun vaatwerk wordt
gemaakt van hout of schors. Hun drank
bestaat uit melk en bessensap. Hun voedsel
bestaat uit vlees, voornamelijk van wilde
dieren: want hun kuddes, aangezien dat hun
enige rijkdom is, sparen ze zo veel mogelijk.
ritum moratis a cultoribus , nisi quod
quidam linguis differunt et cultu deorum
quos patrios servant ac patrio more
5 venerantur4.
Proximis nullae quidem urbes sunt, tamen
domicilia° sunt quae mapalia appellantur.
Victus° asper et munditiis5 carens.
Primores6 sagis7 velantur8, vulgus bestiarum°
10 pecudumque9 pellibus10. Humi° quies
epulaeque11 capiuntur. Vasa° ligno12 fiunt
aut cortice13. Potus14 est lac15 sucusque16
bacarum17. Cibus est caro18 plurimum
ferina19: nam gregibus, quia id solum
15 opimum20 est, quod potest21 parcunt.
1
2
3
Naar: Pomponius Mela, De chorographia, I, 37
Woorduitleg
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
ritus, us, m.: godsdienstig gebruik, rite
moratus, a, um ad: aangepast aan
cultor, ris, m.: bewoner
venerari, or: vereren
munditia, ae, v.: verfijning, netheid
primores, rum, m. mv.: de leiders
sagum, i, o.: mantel
velare, o: bedekken, bekleden
pecus, udis, v.: schaap
pellis, is, v.: pels, vel
epulae, arum, v. mv.: maaltijd
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
lignum, i, o.: hout
cortex, ticis, m.: schors
potus, us, m.: drank
lac, lactis, o.: melk
sucus, i, m.: sap
baca, ae, v.: bes
caro, carnis, v.: vlees
ferinus, a, um: van wilde dieren
opimum, i, o.: rijkdom
quod potest: zo veel mogelijk
Haal alle naamwoorden (dus ook de voornaamwoorden!) uit het eerste deel van de tekst (r.
1-5) en noteer ze in de linkerkolom. Geef van elk naamwoord de naamval, het genus en het
getal. Geef alle mogelijkheden. Onderstreep daarna, op basis van de vertaling, de vorm die
het woord in de tekst heeft.
Als je meer dan één fout hebt, maak dan de tweede reeks (r. 6-8). Heb je ook daar meer
dan één fout, maak dan de derde reeks (r. 9-15).
Opmerking: de vocatief is niet in deze oefening opgenomen.
R. 1-5
orae
gen. v. enk./dat. v. enk./nom. v. mv.
ritum
acc. m. enk.
nostrum
nom./acc. o. enk./acc. m. enk./gen. mv.
Statio 1
19
moratis
dat./abl. m.-v.-o. mv.
quidam
nom. m. enk./nom. m. mv.
cultoribus
linguis
cultu
deorum
quos
patrios
patrio
more
dat./abl. v. mv.
abl. m. enk.
gen. m. mv.
acc. m. mv.
acc. m. mv.
dat./abl. m.-o. enk.
abl. m. enk.
proximis
R. 6-8
dat./abl. m.-v.-o. mv.
urbes
nom./acc. v. mv.
nullae
domicilia
quae
nom. v. mv.
nom./acc. o. mv.
nom. v. enk./nom. v. mv./nom. o. mv./acc. o. mv.
mapalia
nom./acc. o. mv.
victus
nom. m. enk./gen. m. enk./nom. m. mv./acc. m. mv.
munditiis
dat./abl. v. mv.
asper
nom. m. enk.
primores
R. 9-15
nom./acc. m. mv.
vulgus
nom./acc. o. enk.
sagis
bestiarum
pecudum
pellibus
quies
epulae
vasa
ligno
cortice
potus
lac
sucus
bacarum
20
dat./abl. m. mv.
dat./abl. o. mv.
gen. v. mv.
gen. v. mv.
dat./abl. v. mv.
nom. v. enk.
nom. v. mv.
nom./acc. o. mv.
dat./abl. o. enk.
abl. m. enk.
nom. m. enk./gen. m. enk./nom. m. mv./acc. m. mv.
nom./acc. o. enk.
nom. m. enk.
gen. v. mv.
Statio 1
cibus
nom. m. enk.
ferina
nom. v. enk./abl. v. enk./nom. o. mv./acc. o. mv.
caro
nom. v. enk.
gregibus
dat./abl. m. mv.
id
nom./acc. o. enk.
solum
nom./acc. o. enk./acc. m. enk.
opimum
VI
nom./acc. o. enk.
Cultuur: Provincia Africa
Een geografische inleiding
Voor de Romeinen was de naam van Afrika onlosmakelijk verbonden met die van Carthago.
De provincia Africa werd ingelijfd als een nieuwe provincie na de derde Punische oorlog
(149-146 v.C.). Die provincie omvatte slechts het noorden van het huidige Tunesië, wat
ongeveer overeenkomt met het Carthaagse grondgebied. Honderd jaar later voegde Julius
Caesar daar nog het oosten van Numidia aan toe, onder de naam Africa Nova. In de decennia daarna werden zowel de indeling en de benaming als het bestuur van de provincie een
paar keer grondig gewijzigd. Zo werd vanaf de regeerperiode van keizer Augustus de naam
Africa Proconsularis gebruikt om zowel de oorspronkelijke provincie (Africa Vetus) als de
door Caesar toegevoegde gebieden (Africa Nova) aan te duiden. De toevoeging van proconsularis wijst erop dat de provincie onder toezicht stond van een proconsul* die jaarlijks door
de senaat werd verkozen en aan het hoofd stond van het plaatselijke legioen. Augustus’
troonopvolger en stiefzoon Tiberius voegde aan die provincie nog de regio Tripolitana
toe, wat overeenkomt met het noordwesten van het huidige Libië. Ten tijde van keizer
Claudius werd ook de regio Mauretania (het huidige Noord-Marokko en Noord-Algerije)
een Romeinse provincie en werd heel het veroverde Noord-Afrikaanse gebied voor het eerst
systematisch in provincies opgedeeld. Het door de Romeinen geannexeerde* gebied was op
zijn grootst onder keizer Septimius Severus, die regeerde van 193 tot 211 n.C.
Op de volgende kaart zie je de provinciale indeling van Noord-Afrika ten tijde van keizer
Severus, ca. 200 n.C.
Taalsteun
Gades Malaca
Tingis
Tipasa
Caesarea
Hippo Regius Utica
Cirta
Zama
Carthago
Hadrumentum
Vescera
Africa Nova
Middellandse
Zee
Leptis Magna
Tripolitana
Mauretania Tingitana
* proconsul:
ambtenaar (liefst
ex-consul) die wordt
aangesteld om een
Romeinse provincie
te besturen. Een
mogelijke vertaling
is ‘provinciegouverneur’.
* annexeren: een
gebied inlijven
Mauretania Caesariensis
Numidia
Africa Proconsularis
Provinciale indeling van (het westen van) Noord-Afrika en een overzicht van de belangrijkste steden
Statio 1
21
Opdrachten
1 Neem je atlas. Carthago ligt op 36° 53' 12" breedtegraad en op 10° 18' 53" lengtegraad.
Duid Carthago aan op de kaart.
2 Waarom is de ligging van Carthago zo gunstig?
Centraal in de Middellandse Zee, natuurlijke haven
3 Welke naam kreeg die regio onder Augustus? Africa Proconsularis
4 Duid Africa Nova aan. Wie veroverde dat? Julius Caesar
5 In welk huidig land ligt Africa Nova? Algerije
6 Duid Tripolitana aan. Hoe is die naam blijven voortleven?
In de naam van de Libische hoofdstad Tripoli
7 Wie veroverde die regio? Tiberius
VII
Over graansnuiven en behaarde vrouwen
Oefenen op tekstbegrip
Pomponius beperkt zich meestal tot opsommingen en beschrijvingen van de verschillende
kusten, maar hier en daar neemt hij de tijd om iets te vertellen over bepaalde volksstammen.
Hieronder lees je een fragment over Afrikaanse stammen uit Ethiopië.
In de volgende teksten zal je heel wat conjunctieven zien staan. De conjunctief is een
werkwoordsvorm die je pas leert in statio 2. Toch is er geen probleem: in heel wat
bijzinnen in het Latijn worden conjunctieven gebruikt zonder speciale vertaling. Tenzij
anders aangegeven, vertaal je de conjunctief dus telkens als een indicatief (de tijd staat
erbij).
Je hebt al gemerkt dat je de letterlijke vertaling niet altijd kan gebruiken in een tekst. Noteer
op de tweede schrijflijn hoe je het woord in de volgende tekst best in de context vertaalt.
sonus, i, m.
cohaerere, eo
incedere, o
absorbere, eo
flexus, us, m.
includere, o
detrahere, o
22
klank, geluid
samen vastzitten
binnengaan, binnenvallen
(met de neus) opsnuiven
buiging, kromming
(claudere) insluiten, omsluiten
aftrekken
Statio 1
samenkleven
afstropen
Woorduitleg
1 Sunt autem trans ea quae deserta1 modo diximus,
muti2 populi et quibus pro eloquio3 nutus4 est,
alii sine sono° linguae, alii sine linguis, alii labris5
etiam cohaerentibus°, nisi quod sub naribus6 etiam
5 fistula7 est per quam bibere avenis8, et cum incessit°
libido vescendi9, grana10 singula frugum11 passim
nascentium12 absorbere° possunt. Aliis ante
adventum Eudoxi13 ignotus ignis fuit.
Adeo iis placuit ut14 libuerit15 amplecti16
10 flammas et ardentia sinu abdere17 donec
nocerentur18.
Super eos grandis litoris flexus° grandem insulam
includit°, in qua tantum feminas vivere narrant, toto
corpore hirsutas19 et sine coitu20 marum21 sua
15 sponte22 fecundas23. Adeo asperos efferosque24 mores
habent ut25 quaedam contineri vix vinculis possint26
ne reluctentur27.
Hoc Hanno28 rettulit et quia detracta° occisis feminis
coria29 pertulerat, fides habita est.
Naar: Pomponius Mela, De chorographia, III, 80-82
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
Hanno Navigator
1 Gades
Atlantische
Oceaan
Carthago
Canarische
eilanden
6 Île de Cerné
S A H A R A
l
ga
né
Sé
Kaapverdische
eilanden
deserta, orum, o. mv.: wildernis
mutus, a, um: stom, sprakeloos
eloquium, i, o.: spraak
nutus, us, m.: het knikken, het buigen
(van het hoofd)
labrum, i, o.: lip
naris, is, v.: neusgat
fistula, ae, v.: pijp, buis
avena, ae, v.: (riet)halm
vescendum, i, o.: het eten
granum, i, o.: korrel
frux, frugis, v.: graan
nasci, or: (hier) groeien
Eudoxus, i, m.: verder onbekende
avonturier die Afrika zou hebben verkend
ut (voegw. + conj.): dat
libuerit: conjunctief perfectum
amplecti, or: omarmen
abdere, o: verbergen
nocerentur: conjunctief imperfectum
hirsutus, a, um: stekelig, ruw, borstelig
coitus, us, m.: geslachtsgemeenschap,
paring
mas, maris, m.: man, mannetje
sua sponte: uit zichzelf
fecundus, a, um: zwanger
efferus, a, um: verwilderd, razend
ut (voegw. + conj.): dat
possint: conjunctief presens van posse
ne relectentur: ‘opdat ze geen weerstand
zouden bieden’
Hanno, onis, m.: zie hieronder
corium, i, o.: vel, huid
Mount
Cameroon
Corne d’occident
De Carthagers waren altijd op zoek naar nieuwe
handelsroutes en afzetmarkten. In de 5de eeuw
v.C. vertrok koning Hanno op een wel heel ambitieuze expeditie: met ongeveer 30 000 mensen
passeerde hij de zuilen van Hercules (de Straat
van Gibraltar) voor een ontdekkingsreis langs de
westkust van Afrika. Een brandende berg (misschien een uitbarstende Mount Cameroon) was
het eindpunt van de expeditie. Onderweg stichtte
Hanno nederzettingen en beleefde hij allerlei
avonturen, waarvan hij een verslag liet ophangen
in de tempel van Ba’al Hammon in Carthago.
Golf van
Guinee
Corne de sud
Reis van Hanno
Statio 1
23
De wilde vrouwen waarvan sprake is in de tekst (vanaf r. 13),
werden door de gidsen gorilla genoemd. Toen een missionaris
en een natuurkundige in de 19de eeuw in Liberia op grote
mensapen stootten, gaven ze die naar Hanno de
wetenschappelijke naam Troglodytes gorilla.
1 Hoe communiceren de muti populi (r. 2) volgens Pomponius?
Via een soort gebarentaal (knikken en buigen van het
hoofd)
2 Welke drie soorten van muti populi zijn er?
Zonder stem (geluid van taal)/zonder tongen/met de lippen aan elkaar gekleefd
3 Welke ‘techniek’ heeft de laatste soort ontwikkeld om te kunnen eten en drinken?
Onder de neus hebben ze een smal buisje waarlangs ze kunnen drinken met een
rietje. Om te eten hanteren ze een absorptietechniek, waarbij ze korreltje per
korreltje tot zich nemen.
4 Welk effect had het vuur op de stammen die dat nog nooit hadden gezien?
Ze waren zo verwonderd dat ze de vlammen voortdurend bij zich hielden tot ze zich
verbrandden.
uitbreiding
5 Toon aan dat Pomponius die volkeren eerder als dieren dan als mensen beschrijft. In de
tekst kan je vier elementen terugvinden.
• Ze ontberen een aantal fundamenteel menselijke eigenschappen, zoals een
spraakvermogen.
• Ze hebben een gebrek aan rationele capaciteiten (hun omgang met het vuur).
• De vrouwen op het eiland hebben behaarde armen (apen).
• Pomponius gebruikt typisch dierlijke termen: ‘mas’ (mannetje), ‘corium’
(dierenhuid).
6 Hoe zou je hirsutas (r. 14) hier vertalen? Behaard
7 Wat is de meest opmerkelijke eigenschap van de vrouwen van het Afrikaanse eiland voor
de kust? Voortplanting zonder mannen
8 Waarom kan Hanno de vrouwen niet gevangennemen?
Ze zijn woest en wild van zeden.
9 Welk overtuigend bewijs van zijn fantastische avontuur bracht Hanno mee naar Carthago?
Afgestroopte huiden
24
Statio 1
VIII
Cultuur: de suprematie van Rome
Een onstuitbare militaire expansie
1 Vorig jaar heb je gezien hoe Rome Carthago in drie oorlogen overwon
en zo de suprematie* over het Middellandse Zeegebied verwierf. Weet je
nog hoe de Romeinen de Middellandse Zee sindsdien noemden?
Mare nostrum
Taalsteun
* suprematie:
militair
overwicht
2 In 146 v.C. maakte Scipio Aemilianus Africanus Minor de stad Carthago met de grond gelijk. Het grondgebied werd verdeeld en de volledige overlevende bevolking werd als slaaf
verkocht. Van welke beroemde man was die generaal de adoptiefkleinzoon? Waarom was
die zo beroemd?
Scipio Africanus. Hij had in 202 v.C. Hannibal verslagen in de slag bij Zama.
3 Rome was begonnen als een piepkleine nederzetting van een kleine, Indo-Europese
volksstam. Carthago was een kolonie van Tyrus, een machtige Fenicische handelsnatie.
Waarom had Rome volgens jou uiteindelijk toch zo’n militair overwicht?
Persoonlijk antwoord
Bekijk de grote historische rijken in een notendop.
Virtutes vs. pragmatisme
De militaire overmacht van de Romeinen sprak al in de oudheid zelf tot de verbeelding. In
tegenstelling tot wat velen denken, was het niet de sterke organisatie van het leger die Rome in
de eerste eeuwen zo superieur maakte. Pas met de hervormingen van Marius in 106 v.C. kreeg
Rome het gedisciplineerde en gedrilde beroepsleger waarmee het een wereldrijk is geworden.
Een grote rol speelde in de eerste plaats de Romeinse mentaliteit. Enerzijds hechtten de
Romeinen bijzonder veel waarde aan de traditionele virtutes die tegelijk de kwaliteiten
uitmaakten van een goede soldaat. Dat bewijst de volgende beroemde uitspraak.
Woorduitleg
Dulce et decorum* est pro patria mori.
* decorus, a, um: passend, mooi, bevallig, eervol
Uit: Horatius, Carmina, III, 2, 13
In al hun principes waren de Romeinen anderzijds
Taalsteun
heel pragmatisch* ingesteld. De Romeinen hadden
* pragmatisch: op de praktijk inspeheel uitgebreide religieuze voorschriften en een
lend, zakelijk
gesofisticeerd rechtssysteem dat ze altijd bleven
respecteren. Tegelijk waren ze voortdurend op zoek
naar uitzonderingen en achterpoortjes om de geest van de wet te omzeilen. Op die manier
kon later de keizer alle macht in handen hebben zonder dat aan de officiële instellingen werd
geraakt. De senaat vaardigde alle wetten uit, maar informeerde uiteraard altijd naar de mening
van de keizer.
Statio 1
25
Ook in hun benadering van andere volkeren waren de Romeinen pragmatisch. Zo
aarzelden ze niet om vreemde goden te importeren als hun dat goed uitkwam. Voor die
praktijk hadden ze zelfs een eigen woord: evocatio. Op het moment dat de troepen van
Scipio Aemilianus al klaarstonden om Carthago met de grond gelijk te maken, voerden de
Romeinen een dergelijke evocatio uit. Ze vroegen aan Ba’al, Astarte, Melquart en de andere
Carthaagse goden om naar Rome te komen, met een nog grotere verering in het vooruitzicht. Eenmaal het ritueel was vervuld, konden de Romeinse soldaten de stad en de tempels
met een gerust geweten plunderen en in brand steken. Aangezien er na de evocatio geen
goden meer woonden, kon er immers ook geen sprake zijn van goddeloosheid.
Handige jongens, die Romeinen!
De Romeinen waren niet alleen pragmatisch,
ze waren ook bekend om hun flexibiliteit en
vindingrijkheid. Dat bleek wanneer de Romeinen
een oorlog op zee moesten uitvechten tegen de
Carthagers zonder zelfs maar over een vloot te
beschikken. Meer nog, ze hadden geen flauw
idee hoe je aan de bouw van een oorlogsschip
moest beginnen. De Carthagers wisten dat en
wachtten rustig af. Tot hun pijnlijke verbazing
werden ze nog geen twee maanden later
geconfronteerd met een machtige vloot van 120
Een quinquereem, de machtigste oorlogsbodem uit de oudheid
quinqueremen. De verbazing werd verbijstering
toen ze kennismaakten met een ingenieuze vernieuwing die de Carthaagse vloot voor Sicilië naar de bodem joeg. Hoe waren de Romeinen
in dat huzarenstukje geslaagd?
De Romeinen hadden een Carthaags schip ongeschonden in handen gekregen en gezien dat
dit uit genummerde onderdelen bestond. Na enig puzzelwerk begrepen ze dat de schepen
in elkaar werden gezet zoals hedendaagse zelfbouwkasten. Ze maakten die onderdelen dus
in serie na en zetten die in elkaar volgens de nummering.
Intussen werden mensen die in de meeste gevallen nog nooit op een schip hadden gezeten,
tot vaardige roeiers opgeleid. Aan wal werden banken opgesteld op precies dezelfde manier
als in het buitgemaakte oorlogsschip. De bemanning nam daarop plaats en moest onder
toezicht doen alsof ze uit alle macht aan het roeien waren - met lege handen en het strand
onder de voeten.
Rome was op twee maanden tijd een geduchte zeemacht geworden.
De Romeinen namen niet alleen de modellen met verbazend
gemak over, ze vernieuwden ze ook. In de oudheid bestonden slechts twee technieken om een schip aan te vallen:
rammen of enteren. Aangezien voor rammen jarenlange
ervaring en training nodig was, ontwierpen Romeinse bouwkundigen een instrument om het enteren makkelijker te
maken. Op de boeg monteerden ze een soort loopbrug
(corvus) die ze op het vijandelijke schip konden doen neervallen, waar het door middel van een pin werd vastgezet.
26
Statio 1
Romeinse zelfzekerheid
Een laatste typisch Romeinse eigenschap was hun spreekwoordelijke zelfzekerheid die soms
op het arrogante af was. De Romeinen beschouwden het als een schande om te onderhandelen, zelfs wanneer hun eigen stad in gevaar was. Hun verrassende onbuigzaamheid deed hen
soms onverantwoorde risico’s nemen die bij winst echter enorme voordelen opleverden - niet
in de laatste plaats het ontzag van andere volkeren.
Het imperium
Pragmatisch, vindingrijk, handig en zelfzeker zijn helpt je een heel eind vooruit, maar de
Romeinen konden pas uitgroeien tot een wereldmacht door de unieke manier waarop de
staat was georganiseerd.
Tijdens de republiek werd het imperium, het bevel over een leger, waargenomen door een
consul. Aangezien die maar voor een jaar werd aangesteld, was de drang om overwinningen
te behalen heel groot. Uit voorzichtige bezettingsoorlogen die vaak jaren aansleepten, viel
weinig eer te halen. Daarom volgden de meeste imperatores een harde en agressieve tactiek
waarbij ze de vijand (maar ook zichzelf) nauwelijks adempauze gunden. Dat verraste de
tegenstanders die langgerekte oorlogen met wisselende kansen, onderbrekingen en onderhandelingen gewoon waren.
Wat met de overwonnenen?
Het grootste verschil tussen de Romeinen en andere grootmachten lag echter in de behandeling van de onderworpen volkeren. De grote rijken uit het Oosten (Babyloniërs, Assyriërs,
Perzen) hadden de gewoonte om wreed en bijzonder veeleisend op te treden tegenover de
overwonnen volkeren. De Grieken en de Feniciërs van hun kant waren in de eerste plaats
kolonisten die handelsrelaties aanknoopten met de plaatselijke bevolking. Militaire expedities ondernamen ze slechts wanneer hun belangen in gevaar werden gebracht (wanneer dat
het geval was, konden ze bijzonder meedogenloos uit de hoek komen).
De Romeinen volgden een geheel eigen koers, waarbij opstandige volkeren zwaar werden
gestraft, maar loyale volkeren met burgerrecht werden beloond. Op die manier werd al snel
heel Italië geromaniseerd. De Romeinen slaagden daar in de eerste plaats in dankzij hun
pragmatische geest. In plaats van hun cultuur op te leggen, werden plaatselijke goden en
gebruiken verweven met de Romeinse, waardoor de identiteit van het volk zelf Romeins
werd. In heel Italië weerklonk dan ook de kreet: civis Romanus sum.
Terwijl de Griekse en Fenicische legers vooral uit huurlingen bestonden, vochten in het
Romeinse leger dus hoofdzakelijk Romeinse burgers. Hoe belangrijk dat verschil was, kon
Carthago drie jaar lang aan den lijve ondervinden, toen het door zijn eigen huurlingenlegers
werd belegerd (241-238 v.C.).
Beeld uit de serie Rome (2006):
Octavianus in een triomftocht
Statio 1
27
Opdrachten
1 Ken je de volgende virtutes?
• Clementia:
mildheid
• Iustitia:
rechtvaardigheid
• Prudentia:
wijsheid
• Pietas:
(religieus) plichtsbesef
• Dignitas:
waardigheid
2 In 249 v.C. werd de beruchte Claudius Appius Pulcher belast met een vlootexpeditie
tegen Carthago. Naar traditioneel gebruik had hij kippen mee waarmee men de voortekens kon waarnemen. Toen die weigerden te eten, liet Appius hen overboord zwieren,
met de woorden bibant, quoniam edere nolunt (laat ze dan drinken, aangezien ze niet
willen eten) (Cicero, De natura deorum, II, 7). Tegen welke virtus/virtutes heeft Appius
gezondigd?
‘Pietas’ in de eerste plaats, maar ook ‘prudentia’ en ‘dignitas’
3 De Romeinen waren superieur op het land, de Carthagers onoverwinnelijk op zee. Met
welke techniek slaagden de Romeinen erin om ook ter zee te kunnen vechten zoals op
het land?
Met de ‘corvus’ konden de Romeinen andere schepen enteren en zo man tegen man
vechten.
4 In de tekst worden de oorzaken van de militaire slagkracht van Rome gezocht in de mentaliteit van de Romeinen en in hun politiek systeem.
a Welke eigenschappen van de Romeinen leverden hun al die overwinningen op?
•
•
•
•
Virtutes
Pragmatische ingesteldheid
Flexibiliteit en vindingrijkeid
Zelfzekerheid
b Welk gevolg had het systeem van de jaarlijkse consulverkiezingen op de manier van
oorlog voeren? Verwerk het woord imperium in je antwoord.
De consul had het ‘imperium’ over het leger en wou overwinningen behalen.
Doordat hij daar maar een jaar de tijd voor had, voerde hij snelle en harde
oorlogen zonder veel pauzes.
c Wat was het voordeel van het toekennen van burgerrechten?
Door burgerrechten toe te kennen aan onderworpen volkeren kon Rome in zijn
vele veldslagen beschikken over ‘Romeinse’ soldaten, in tegenstelling tot de
huurlingenlegers van bijvoorbeeld Carthago.
28
Statio 1
Het einde en het begin van Carthago
In 146 v.C. werd Africa definitief een Romeinse provincie door de totale verwoesting van
Carthago. Die gebeurtenis werd later door pro-Romeinse schrijvers omschreven als een
definitieve overwinning op een barbaarse en onbetrouwbare vijand. In werkelijkheid was de
heldendaad van Scipio Aemilianus een genocide op een volk dat al zijn wapens al letterlijk
aan de Romeinen had gegeven - een voorwaarde van de generaal om de onderhandelingen
aan te vatten.
Laat je even meevoeren door het volgende verslag van de inname van Carthago ...
De soldaten trokken behoedzaam op, omdat het
door de dichte bebouwing en de steile helling een
ideale plek was voor hinderlagen. Drie smalle
straten liepen langs de helling omhoog, met aan
weerszijden vijf verdiepingen hoge huizen. De
bewoners ervan deden nog een laatste wanhopige
poging om de legionairs tegen te houden door ze
vanaf de daken te bestoken met projectielen.
Scipio, een ervaren belegeraar, trok het initiatief al
snel weer naar zich toe. Hij gaf zijn mannen de
opdracht de huizen te bestormen en zich een weg
naar het dak te banen. Nadat ze dat hadden veroverd, legden ze planken neer om op een volgend
dak te komen. Tijdens die strijd, hoog boven de
straat, ging de slachting op de grond door.
Toen het verzet op de daken was gebroken, gaf
Scipio de opdracht de huizen in brand te steken.
Om zijn troepen een goede doortocht te bieden,
liet hij ook opruimploegen komen om de straten
te ontdoen van puin. Maar niet alleen stenen en
balken stortten omlaag, ook kinderen en bejaarden
die zich in de gebouwen hadden verstopt. Velen van hen leefden nog, ondanks hun
gruwelijke brandwonden en andere kwetsuren, en hun meelijwekkende kreten voegden
zich in de kakofonie van geluiden waarmee de slachting gepaard ging. Sommigen werden
vertrappeld door de optrekkende Romeinse cavalerie. Anderen kwamen op een nog
ergere manier aan hun einde, toen de opruimploegen met hun ijzeren haken de lichamen
wegtrokken en, levend of dood, in grote kuilen gooiden.
Zes dagen en nachten gingen die helse tonelen door. Scipio wisselde geregeld de
eenheden die het bloedige werk deden af om hun krachten en emoties te sparen. Op de
zevende dag verscheen een delegatie van Carthaagse bestuurders voor de Romeinse generaal, met in hun handen olijftakken uit de tempel van Eshmun als symbool van vrede. Ze
smeekten hem om hun leven en dat van hun medeburgers te sparen. Scipio stemde toe,
en later die dag verlieten 50 000 mannen, vrouwen en kinderen de citadel via een kleine
poort in de muur, een ellendig slavenbestaan tegemoet.
Uit: Richard Miles, Carthago. Opkomst en ondergang van een stad, 2010
Dit betekende echter niet het einde van Carthago. Een belangrijk onderdeel van de romanisering van het rijk was namelijk de urbanisatie: op strategische punten werden stedelijke
centra uitgebouwd, onderling verbonden door een uitgebreid wegennetwerk.
Hoewel er een heilig verbod was om de stad Carthago herop te bouwen, stichtten de
Gracchen er in 122 v.C. onder slechte voortekens een nieuwe stad, Iunonia, die slechts
dertig jaar bleef bestaan. Ook Julius Caesar vatte het plan op om Carthago herop te bouwen.
Statio 1
29
Na zijn dood zette Augustus volgens een sterk stedenbouwkundig patroon een stad neer
die uit honderd identieke blokken in dambordpatroon bestond. De Colonia Iulia Carthago
groeide vrij snel uit tot een bloeiende handelsstad. Met ongeveer 500 000 inwoners was het
een van de allergrootste steden uit het Romeinse imperium. De ruïnes die je vandaag nog
kan bezichtigen, dateren dus van de periode waarin Carthago werd heropgebouwd door
Rome.
Op de kaart van Africa (blz. 21) kan je zien dat Carthago niet de enige belangrijke Afrikaanse stad in de Romeinse oudheid was. Steden als Utica, Hippo Regius en
Hadrumentum vormden ook belangrijke stedelijke centra in Africa Proconsularis. Een
van de bloeiendste culturele centra was ongetwijfeld Leptis Magna. Die van oorsprong
Fenicische stad maakte deel uit
van de regio Tripolitana en
werd omstreeks 30 n.C. ingelijfd in de provincia Africa.
Onder Romeinse heerschappij
groeide de stad geleidelijk
uit tot een bloeiend economisch en cultureel centrum.
Verschillende monumenten
verrezen achtereenvolgens aan
de horizon: een markt en een
theater ten tijde van Augustus,
het grootste amfitheater van
Noord-Afrika onder keizer
Nero en een thermencomplex
Theater in Leptis Magna
uit de regeerperiode van
Hadrianus.
De bloeiperiode bereikte haar hoogtepunt in het jaar 193 n.C., toen Septimius Severus,
afkomstig van Leptis Magna, het keizerlijke ambt bemachtigde en zo de allereerste Romeinse
keizer van Afrikaanse origine werd. Rond het jaar 203 werden o.a. een monumentale triomfboog en een gloednieuw marktplein opgericht naar aanleiding van een bezoek van Severus
aan zijn geboortestad.
Bekijk het beeldfragment.
1 Met welk probleem heeft de archeologische site van Leptis Magna nu te maken?
Sinds het uitbreken van de Arabische lente blijven de toeristen weg uit angst voor
onlusten.
2 Welke exportproducten worden in het fragment vermeld?
Slaven, ivoor, goud en wilde dieren
3 Leptis Magna geeft een goed beeld van de romanisatie. Leg uit.
De Grieken waren de eersten die het land koloniseerden, de Romeinen veroverden het
later. Net als overal in hun rijk maakten ze er een echte Romeinse stad van.
30
Statio 1
Woorduitleg
Non sermo Poenus*, non habitus tibi,
externa non mens: Italus, Italus.
* Poenus, a, um: Fenicisch
Uit: Statius, Silvae, IV, 45-46
Opdracht
Welk aspect van de Romeinse politiek komt hier duidelijk tot uiting? Romanisering
IX
Rumble in the jungle
Opfrissing van de functies en uitzonderingen bij de verbuigingen
Met Plinius Maior (23-79 n.C.) heb je vorig jaar al
kennisgemaakt. Plinius hield zo van lezen dat hij
vaak vergat te slapen. Zijn interesse ging uit naar
werkelijk alles, waardoor hij een wandelende encyclopedie was geworden. Zijn kennis zette hij ook
op schrift: in totaal schreef hij 160 werken, waarvan
er één bewaard is gebleven. Uiteindelijk werd zijn
ongebreidelde nieuwsgierigheid hem fataal: de
uitbarsting van de Vesuvius was voor de wetenschapper Plinius zo opwindend dat hij er in een bootje
heen voer. De laatst vastgestelde ontdekking van
Plinius Maior was dat vulkaangassen giftig zijn ...
Overwinning van Apollo op de Python
(Huis van de Vettii, Pompeii)
Je weet al dat Plinius alle schoolvakken interessant kan maken door de meest fantastische
anekdotes. Vorig jaar las je onwaarschijnlijke verhalen over dieren.
Uiteraard mogen olifanten niet ontbreken in een statio over Afrika.
Plinius merkt op dat twee dieren zo goed als onkwetsbaar zijn: de reuzenslang en de olifant.
Als die twee onoverwinnelijke dieren het tegen elkaar opnemen, wie wint dan het duel?
Wat betekenen de volgende woorden?
elephantus, i, m.
olifant
adscendere, o (↔ descendere) stijgen, omhoog gaan
omhoog klimmen
difficultas, atis, v.
moeilijkheid
inicere, io
werpen op
impar, imparis (+ dat.)
niet gelijk aan, niet opgewassen tegen
luctatus, us, m. (luctari: vechten) gevecht
praecludere, o
aan de voorkant sluiten
afsluiten
spectaculum, i, o.
schouwspel, spektakel
frigidus, a, um
koud
insidiari, or
een hinderlaag leggen
ebibere, o
uitdrinken, opdrinken
commori, ior
samen sterven
Statio 1
31
Woorduitleg
1 Mira est quorundam animalium sollertia1 astutissima2,
sicut apparet e fabulis quibusdam de pugnis draconum3
elephantorumque° narratis. Adscendere° in altitudinem
elephanti draconi difficultas° est. Itaque draco in
5 arborem adscendit et ab excelsa4 parte in elephantum
se inicit°. Qui sciens imparem° esse sibi luctatum°
contra nexus5 draconis, in arborem aut rupem accedit
et sic draconem atterere6 conatur. Cavens draco pedes
elephanti primum alligat7 cauda8. Solvit hic nodos9
10 manu, at ille interea in ipsas nares10 eius caput condit
pariterque spiritum elephanti praecludit° et mollissimas
lancinat11 partes.
Draco autem aliqui obvius deprehensus in12 elephantum
se erigit13 oculosque eius maxime petit et aggreditur.
15 Ita fit ut plerumque elephanti caeci ac fame adfecti
reperiantur14.
Quae alia tantae dimicationis15 causa est, nisi quod
natura paria sibi spectaculum° componit?
1 sollertia, ae, v.: vaardigheid,
bedrevenheid
2 astutus, a, um: sluw, listig
3 draco, onis, m.: slang, draak
4 excelsus, a, um: hoog
5 nexus, us, m.: verstrengeling
6 atterere, o: stukwrijven, verpletteren
7 alligare, o: vastbinden
8 cauda, ae, v.: staart
9 nodus, i, m.: knoop
10 naris, is, v.: neusgat
11 lancinare, o: verscheuren, uiteenrijten
12 obvius deprehensus in: ‘wanneer hij
onverwachts stoot op’
13 erigere, o: oprichten
14 reperiantur: conjunctief presens
15 dimicatio, onis, v.: gevecht
16 aestu torrente: ‘terwijl de hitte brandt’
17 praecipue (bijw.): voornamelijk
18 mergere, o: onderdompelen
19 defigere, o: vasthechten
20 consumant: conjunctief presens
21 siccare, o: uitdrogen, leegmaken
22 concidere, o: neervallen
23 inebriatus, a, um: dronken
Est et alia talis pugnae fabula. Elephantis enim
20 frigidissimus° est sanguis. Quam ob rem aestu torrente16
praecipue17 a draconibus petuntur. Qua causa dracones
in amnem mersi18 insidiantur° elephantis bibentibus:
cauda alligant manum eorum et in aurem se defigunt19,
quoniam is solus locus defendi non potest manu.
25 Dracones tanti sunt ut omnem sanguinem frigidum°
consumant20. Itaque elephanti ab iis ebibuntur°
siccatique21 concidunt22. Sed inebriati23 dracones
opprimuntur ac commoriuntur°.
Naar: Plinius Maior, Naturalis historia, VIII, 12
1 Wat bedoelt Plinius met mira ... astutissima (r. 1)?
Mozaïek uit Carthago met olifant en slang
Bepaalde dieren zijn heel sluw.
2 De slang is in het nadeel door de hoogte van de olifant. Hoe lost ze dat probleem op?
Ze klimt in een boom om zich van daar op de olifant te werpen.
Wie is in het voordeel in die situatie? De slang
32
Statio 1
3 Wat doet de olifant, als hij de slang op zich voelt vallen?
Hij probeert haar te verpletteren tegen een boom of een rots.
4 Wat betekent manu (r. 10), als het over olifanten gaat? Slurf
5 Beschrijf het verdere verloop van het gevecht.
De slang verstrengelt zich rond de poten van de olifant. De olifant ontwart de knoop
met zijn slurf, maar dan duwt de slang haar hoofd in zijn neusgaten, blokkeert zo
zijn ademhaling en bijt in het vlees van de slurf.
6 Wat doet de slang, als ze onverwachts tegenover een olifant komt te staan en dus geen
tijd heeft om in een boom te klimmen?
Ze probeert de ogen van de olifant te raken.
7 Welke reden geeft de schrijver voor het bestaan van dergelijke tweedracht?
De natuur plaatst de dieren samen als een spektakel voor zichzelf.
In regel 9-10 wordt naar twee verschillende personages verwezen. In het Nederlands
zeggen we ‘De eerste ..., de laatste ...’. Welke voornaamwoorden worden in het Latijn
gebruikt?
- De eerstgenoemde (uit de vorige zin): ille
- De laatstgenoemde: hic
8 In regel 19 schrijft Plinius dat er nog een tweede verhaal over het gevecht bestaat (est et
alia talis pugnae fabula). Parafraseer dat verhaal.
9 Klopt het dat olifanten koud bloed hebben?
Neen: olifanten zijn warmbloedige zoogdieren.
uitbreiding
De olifant heeft heel koud bloed. In de zomer ligt de slang in rivieren op de loer om
op het gepaste moment zijn slurf te verstrengelen en zijn oren aan te vallen die de
olifant niet kan verdedigen met zijn slurf. De slang zuigt al het bloed van de olifant
op. Leeggezogen valt de olifant op de dronken slang, waardoor ze allebei sterven.
10 Wie is het agressiefst volgens Plinius? De slang
Waarom?
Ze is de kwaadaardige, listige schurk die strategieën ontwikkelt om de
nietsvermoedende olifant aan te vallen: ze ligt op de loer (insidiantur, r. 22) of klimt
in bomen (in arborem adscendit, r. 5).
Statio 1
33
1 Animalium (r. 1) is een afwijkend substantief van de tweede klasse. Ken je de andere
afwijkende substantieven en adjectieven nog? Vul de tabel aan.
abl. enk.
animal
mare
substantieven
milia
moenia
dives
pauper
adjectieven
vetus
animal-i
mar-i
nom./acc. o. mv.
gen. mv.
animal-ia
animal-ium
mar-ia
mar-ium
moen-ia
moen-ium
mil-ia
divit-e
divit-a
pauper-e
pauper-a
veter-e
veter-a
mil-ium
divit-um
pauper-um
veter-um
2 Rumble in the jungle: noodzakelijke versus niet-noodzakelijke zinsdelen.
Geef alle zinsdelen uit het eerste deel van de tekst (r. 1-12) een plaats in de tabel.
Noteer bij langere zinsdelen alleen het eerste en het laatste woord.
Bezint eer ge begint ...
a Ken je de naam nog van de functie van een veelvoorkomend niet-noodzakelijk zinsdeelstuk? In de tabel is geen aparte kolom voorzien, omdat die functie altijd bij een
kern hoort: kern + BVB . Ze vormen samen het zinsdeel dat je moet invullen.
b Welk zinsdeel is soms noodzakelijk, soms niet-noodzakelijk? Bepaling van gesteldheid
c Wat is de functie van de vocatief? Aanspreking
Aangezien die functie heel weinig voorkomt en er geen enkele in de tekst voorkomt, is
ze niet in de tabel opgenomen.
O
noodzakelijke zinsdelen
LV
voorwerp
quorundam ...
astutissima
sicut ... narratis
adscendere
... elephanti
draconi
draco
itaque
in arborem
draco
se
Qui
34
niet-noodzakelijke zinsdelen
BWB
BVG
ab excelsa parte
in elephantum
in arborem aut
rupem
Qui
draconem
atterere
sic
draco
pedes elephanti
primum
cauda
Statio 1
sciens ... draconis
cavens
hic
nodos
manu
ille
caput
interea
in ipsas nares eius
ille
spiritum
elephanti
pariter
ille
mollissimas
partes
d And the winner is ... Welke functie komt het meest voor? BWB (14)
Wie behaalt zilver? O/LV (7)
En brons? BVG (2)
3 De ene BWB is de andere niet. Bepaal de naamval en de rol van de volgende BWB’s.
• draconi (r. 4): datief, voor- of nadeel
• cauda (r. 9):
ablatief, middel
• manu (r. 9):
ablatief, middel
4 Schrijf uit het laatste deel van de tekst (r. 19-28) alle zinsdelen over die een BVB bevatten. Verbind de BVB telkens met haar kern.
• alia talis pugnae fabula
• quam ob rem
• qua causa
• elephantis bibentibus
• manum eorum
• is solus locus
• omnem sanguinem frigidum
• frigidissimus sanguis
5 Haal nu alle BVG’s uit de tekst. Denk eraan: een BVG kan de vorm aannemen van een
substantief, een adjectief
of een participium .
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
sciens ... draconis
cavens
obvius
deprehensus
caeci
fame adfecti
Statio 1
spectaculum
in amnem mersi
bibentibus
solus locus
siccati
inebriati
35
X
Schipper, mag ik overvaren?
Oefenen met tekst
Iedereen kent het verhaal van
Hannibal die met zijn olifanten de
Alpen oversteekt. Op het eerste
gezicht minder spectaculair, maar
misschien nog indrukwekkender,
is de manier waarop Hannibal de
Rhône oversteekt. De rivier is breed
en diep, aan de overkant staan
duizenden woeste Galliërs gevechtsklaar en de olifanten zijn met geen
stokken op de gammele vlotten te
krijgen. En niets is gevaarlijker dan
een panikerende olifant ...
Volgens mij waren er verschillende manieren om de olifanten over te zetten. En inderdaad, de
berichtgeving daaromtrent is heel verschillend. Sommigen vertellen dat de olifanten eerst op
de oever werden samengebracht, en dat daarna de wildste van de kudde, woedend op zijn
kornak die het water in vluchtte, de achtervolging inzette, waardoor de hele kudde werd meegesleurd in het diepe water. Ondanks hun angst daarvoor en het feit dat hun poten de bodem
niet meer raakten, werden ze toch door de stroming zelf naar de andere oever gesleurd.
Maar het is juister om te geloven dat de olifanten werden overgezet door middel van
vlotten. Die strategie zou op voorhand de veiligste zijn gebleken, waardoor het na de
gebeurtenissen beter lijkt om daaraan geloof te hechten. Een vlot van 60 meter lang en 15
meter breed werd vanaf de oever in de rivier geworpen en met sterke touwen vastgemaakt
aan het hoogstgelegen deel van de oever, zodat het niet werd meegesleurd door de
stroom. Zoals een brug werd het bedekt met wat opgeworpen aarde, zodat de beesten er
zich onverschrokken op durfden bewegen zoals op een vaste ondergrond. Daaraan werd
een even breed tweede vlot verbonden van 30 m lang dat geschikt was om de rivier over
te steken. Dan werden de olifanten, met de wijfjes op kop, op het grootste vlot gedreven,
dat stabiel was zoals een weg. Wanneer ze dan op het tweede, kleinere vlot kwamen,
werden de zwak aangespannen kabels onmiddellijk losgemaakt en werd het vlot door
een aantal snelle zeilboten naar de overkant gesleept. Na het ontschepen van de eerste
olifanten werd dat herhaald, totdat de hele kudde was overgebracht.
Zolang ze zich op een vaste brug waanden, voelden de olifanten zich op hun gemak. De
eerste angst dook op, wanneer ze op het losgemaakte vlot werden meegesleurd in het
ruime sop. Dicht op elkaar gedrongen - zo ver mogelijk weg van de uiteinden - heerste er
grote paniek, totdat de angst zelf, veroorzaakt door het zien van alleen maar water, weer
voor rust zorgde. Sommige beesten gingen echter zo wild tekeer dat ze in het water vielen
en hun kornak van zich af wierpen. Hun massa hield hen overeind: stap voor stap zochten
ze de bodem en bereikten ze de overkant.
Uit: Livius, Ab Urbe Condita, XXI, 28
1 Geef twee elementen die aantonen dat Livius een objectieve versie van de feiten probeert
weer te geven. Staaf je antwoorden met woorden uit de tekst.
• Hij raadpleegt verschillende bronnen: ‘de berichtgeving daaromtrent is heel
verschillend’.
• Hij gaat er op een kritische manier mee om: ‘maar het is juister om te geloven ...’.
36
Statio 1
2 Waarom hebben ze twee vlotten nodig om de olifanten over te zetten?
De olifanten durven alleen op een vlot dat niet beweegt. Maar een vlot dat niet
beweegt, is te groot om de oversteek te maken.
3 a Welk element op de afbeelding (blz. 36) stemt
niet overeen met het verhaal, behalve het feit
dat Livius over slechts één berijder per olifant
spreekt?
In de tekst is er sprake van slechts één vlot
waarop alle olifanten samen de oversteek
maken
b Welke slimme toevoeging aan het vlot heeft de
tekenaar gemaakt?
Een houvast voor de slurf
4 Waarom kalmeren de meeste olifanten op het
kleinere vlot opnieuw?
Ze zijn doodsbang wanneer ze alleen water
rond zich zien. Hun grote schrik werkt
verlammend, waardoor ze kalmeren.
Een kornak
5 Geef een synoniem voor kornak:
olifantenbestuurder
XI
uitbreiding
6 Omcirkel alle voegwoorden in de tekst. Denk goed na: de opdracht lijkt makkelijker dan
ze is!
Italus, Italus
Septimius Severus, de eerste Afrikaanse keizer
In het cultuurhoofdstuk over de provincie Africa maakte je al kennis
met de eerste Romeinse keizer die in Afrika werd geboren: Lucius
Septimius Severus. Ken je zijn geboortestad nog? Leptis Magna
Severus staat vandaag bekend als een goede keizer. Hij
maakte een einde aan de crisis van het vijfkeizerjaar in
193 n.C. en voerde de nodige hervormingen in om Rome
opnieuw degelijk te kunnen besturen. Die hervormingen
waren vooral van militaire aard. Severus is dan ook
vooral beroemd door de vele militaire expedities die hij
tijdens zijn regeerperiode ondernam. In de volgende tekst
krijg je een beknopte biografie van de keizer. Lees de tekst en
vul daarna de steekkaart in.
Statio 1
Buste van keizer Severus
37
1 Vul aan.
administratio, onis, v.
rebellare, o
interior, ior, ius
bellicus, a, um
securitas, atis, v.
hostis publicus, m.
indicare, o
administratie, bestuur
rebelleren, in opstand komen
meer naar binnen gelegen
oorlogs-, van de oorlog
veiligheid
publieke vijand
aanduiden
2 Een passus is een Romeinse lengtemaat en komt overeen
met twee passen, wat 1,5 m bedraagt. Waarmee komt
mille passus dan overeen? 1,5 km . Welke moderne
woorden herken je daarin? Mijl, (Eng.) mile
In het meervoud gebruikt men het substantief milia
(lt.: duizendtallen), gevolgd door de genitief passuum.
Boog van Severus (Leptis Magna)
Woorduitleg
1 Hinc imperii Romani administrationem° Septimius
Severus accepit, oriundus1 ex Africa, provincia
Tripolitana, oppido Lepti. Solus omni memoria
et ante et postea ex Africa imperator fuit. Hic
5 primum fisci2 advocatus3, mox militaris tribunus4,
per multa deinde et varia officia atque honores
usque ad administrationem totius rei publicae
venit. Pertinacem5 se appellari voluit in honorem
eius Pertinacis, qui a Iuliano6 occisus erat. Parcus7
10 admodum8 fuit, natura saevus. Bella multa et
feliciter gessit. Pescennium Nigrum9, qui in Aegypto
et Syria rebellaverat°, apud Cyzicum10 interfecit.
Parthos11 vicit et Arabes12 interiores° et Adiabenos13.
Arabes eo usque14 superavit ut etiam provinciam ibi
15 faceret15. Idcirco16 Parthicus, Arabicus, Adiabenicus
dictus est. Multa toto orbe Romano reparavit17.
Sub eo18 etiam Clodius Albinus, qui in occidendo
Pertinace19 socius fuerat Iuliano, Caesarem20 se
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
38
Statio 1
oriundus, a, um: afkomstig
fiscus, i, m.: keizerlijke schatkist
advocatus, i, m.: raadsman
militaris tribunus, i, m.: krijgstribuun
Pertinax, acis, m.: Pertinax, één van de vijf
Romeinse keizers die in het jaar 193
n.C. regeerde
Iulianus, i, m.: Julianus, een van de vijf
keizers in 193
parcus, a, um: zuinig, gierig
admodum (bijw.): heel, buitengewoon
Pescennius Niger: generaal die zich in 193
door zijn legertroepen liet uitroepen tot
keizer
Cyzicus, i, v.: stad in huidig N-W Turkije
Parthi, orum, m. mv.: de Parthen,
belangrijke volksstam in het huidige
Midden-Oosten (o.a. Iran)
Arabes, um, m. mv.: Arabieren
Adiabeni, orum, m. mv.: inwoners van
Adiabena (in het huidige Irak)
eo usque ... ut (+ conj.): ‘in die mate ... dat’
faceret: conjunctief imperfectum
idcirco (bijw.): daarom, om die reden
reparare, o: opnieuw verwerven, herwinnen
sub eo: letterlijk ‘onder die (hem)’
in occidendo Pertinace: ‘bij de moord op
Pertinax’
Caesar, ris, m.: Caesar, vaste naam van de
Romeinse keizers
in Gallia21 fecit, victusque apud Lugdunum22 et
20 interfectus.
Severus tamen praeter bellicam° gloriam etiam
civilibus studiis clarus fuit et litteris doctus,
philosophiae scientiam ad plenum23 adeptus24.
Novissimum bellum in Britannia habuit, utque
25 receptas25 provincias omni securitate° muniret26,
vallum27 per CXXXIII passuum milia° a mari ad
mare deduxit28. Decessit29 Eboraci30 admodum
senex, imperii anno sexto decimo, mense tertio.
Divus appellatus est. Filios duos successores31
30 reliquit, Bassianum et Getam, sed Bassiano Antonini
nomen a senatu voluit imponi32. Itaque dictus
est M. Aurelius Antoninus Bassianus patrique
successit33. Nam Geta hostis publicus° indicatus°
confestim34 periit.
21 Gallia, ae, v.: Gallië, een Romeinse
provincie die grotendeels overeenkomt met
het huidige Frankrijk
22 Lugdunum, i, o.: stad in Gallië, nu Lyon
23 ad plenum: geheel, totaal
24 adipisci, or, adeptus sum: behalen,
verwerven
25 recipere, io: (hier) in bezit nemen,
veroveren
26 ut muniret: ‘om te versterken’
27 vallum, i, o.: verschansing,
(verdedigings)wal
28 deducere, o: (hier) doortrekken, voortzetten
29 decedere, o: overlijden
30 Eboraci: ‘in Eboracum’, stad in de provincie
Britannia, het huidige York
31 successor, ris, m.: opvolger
32 imponere, o: (hier) toevoegen, geven
33 succedere, o (+ dat.): opvolgen
34 confestim (bijw.): onmiddellijk
Naar: Eutropius, Breviarium historiae Romanae, VIII, 18-19
1 Vul de steekkaart in.
Naam
Geboorteplaats
Politieke carrière
Septimius Severus
Leptis Magna (provincia Africa)
1 raadsman van de keizerlijke schatkist
2 krijgstribuun
3 verschillende ereambten
4 leiding van de hele staat (keizer)
Karakter
1 spaarzaam, zuinig
2 grimmig, hard
Militaire overwinningen
1
2
3
4
1
2
Interesses
Plaats van overlijden
strijd tegen Pescennius Niger
verovering van Parthia, Arabia en Adiabena
strijd tegen Clodius Albinus
oorlog in Britannia; doortrekken van de muur
literatuur
filosofie
Eboracum (York)
Zonen
16 jaar en 3 maanden
1 Bassianus
2 Geta
Opvolger
Bassianus
Duur regeerperiode
Statio 1
39
2 In de voorbereiding heb je ontdekt hoeveel kilometer mille passus is. Bereken nu hoe
lang de muur was die Severus heeft doorgetrokken: 133 x 1,5 = 199,5 km
1 Geef de naamval en de functie van de volgende woord(groep)en uit de tekst. Als het om
een BWB gaat, geef je ook de rol (behalve bij voorzetselgroepen).
administrationem (r. 1)
accusatief
LV
nominatief
NDgez
ablatief
ex Africa (r. 2)
imperator (r. 4)
BWB
accusatief
se (r. 8)
onderwerp
toto orbe Romano (r. 16) ablatief
omni securitate (r. 25)
mense tertio (r. 28)
successores (r. 29)
BWB (plaats)
ablatief
BWB (wijze)
ablatief
BWB (tijd)
accusatief
BVG
genitief
Antonini (r. 30)
BVB
ablatief
a senatu (r. 31)
BWB
datief
patri (r. 32)
hostis publicus (r. 33)
voorwerp
nominatief
BVG
2 Welke rol heeft a senatu (r. 31)? Handelende persoon
XII
Cultuur: achter de schermen van een wereldrijk
Brood en spelen
Het belang van de Noord-Afrikaanse provincies beperkte zich niet tot het culturele domein.
De provincie Africa was in de eerste plaats een van de belangrijkste graanleveranciers van
Rome. Om de honderdduizenden inwoners te kunnen voeden, hadden de keizers nood aan
een structurele graantoevoer vanuit de meest vruchtbare provincies (voornamelijk Egypte,
Noord-Afrika en Sicilië). Onder het bewind van Augustus werd Rome meermaals geteisterd
door zware hongersnoden. Daardoor zag hij zich genoodzaakt de graanbevoorrading
grondig te reorganiseren. Een van de belangrijkste maatregelen was ongetwijfeld de opwaardering van het ambt van praefectus annonae (hoofd van de graantoevoer), dat voortaan
een permanente functie werd. De praefectus annonae was onder meer bevoegd voor de
controle van de bevoorrading door de verschillende provincies.
Behalve graan exporteerden de Afrikaanse provincies ook grote hoeveelheden olijfolie, wijn
en vee. Het transport over zee vertrok vanuit verschillende havensteden, waarvan Carthago
de belangrijkste was.
Noord-Afrika speelde niet alleen een essentiële rol in de toevoer van levensmiddelen. Het
was ook de grootste leverancier van wilde dieren die bestemd waren voor de Romeinse
amfitheaters. Ongeveer dertig verschillende soorten deden hun intrede in het Colosseum:
leeuwen, tijgers, olifanten, giraffen, neushoorns, krokodillen, apen ... Een van de populairste
dierenshows was de venatio: een jachtpartij waarbij exotische dieren werden opgejaagd en
meestal afgeslacht voor de ogen van duizenden toeschouwers.
40
Statio 1
Een andere vorm van vermaak vormden de zogenaamde executies ad bestias, waarbij voornamelijk zware criminelen (bestiarii) zonder enige bescherming of wapenuitrusting het duel
moesten aangaan met bijvoorbeeld een wilde beer.
Veel keizers maakten zich razend populair bij het Romeinse
plebs door groots opgezette, decadente spektakels voor
de arena te organiseren. Toch waren er grenzen. Wie die
overtrad, viel in ongenade. De meest beruchte keizer op
dat vlak is ongetwijfeld Commodus, die regeerde van 180
tot 192 n.C. Hij hield ervan een prominente rol te spelen
in de spektakels. Zo zou hij vaak in zijn eentje naar het
amfitheater zijn getrokken om er naakt als gladiator te
vechten. Ter ere van zijn sterk ontwikkelde fysieke eigenschappen liet hij verschillende standbeelden oprichten
waarop hij werd afgebeeld als Hercules. Tijdens arenaspelen trad hij vaak op de voorgrond, ofwel om verminkte
burgers en soldaten te executeren, ofwel om grote aantallen wilde dieren af te slachten. Zijn kwalijke reputatie
inspireerde regisseur Ridley Scott tot de grotendeels
fictieve plot van de film Gladiator (2000), waarin
Commodus op de voorgrond treedt als een megalomane
en wrede heerser.
De slachtpartijen van Commodus waren slechts de excessen van één man. Op grote schaal
waren de gevolgen van die fascinatie voor exotische dieren veel desastreuzer. Als je bedenkt
dat tijdens de officiële openingsceremonie van het Colosseum in 81 n.C. duizenden dieren
genadeloos werden afgeslacht, is het niet verwonderlijk dat verschillende exotische diersoorten met uitsterven waren bedreigd. Een groot aantal dieren kwam bovendien niet eens
levend aan in Italië. De Romeinse schrijvers zelf besteden doorgaans weinig aandacht aan
die kwestie. Wanneer ze dat wel doen, lees je vaak alleen merkwaardige of uitzonderlijke
anekdotes, zoals in dit fragment van Plinius Maior.
Vroeger was het een zware opgave
leeuwen te vangen en gebeurde dat
meestal met behulp van valkuilen.
Tijdens Claudius’ regering werd bij toeval
een voor de reputatie van zo’n wild dier
bijna beschamende vangmethode ontdekt, toen een Gaetulische herder zijn
mantel over een aanstormende leeuw
wierp. Dat werd meteen als schouwspel
in de arena geïntroduceerd, want zodra
de kop van een leeuw door een lap
wordt bedekt, hoe licht ook, verstart zijn
geweldige woestheid op haast onvoorstelbare wijze, zodat hij zonder verzet
kan worden geketend. Al zijn kracht
schuilt namelijk in zijn ogen.
Uit: Plinius Maior, Naturalis historia, VIII, 21 (vertaling: J. van Gelder, M. Nieuwenhuis en T. Peters)
Statio 1
41
Opdrachten
1 Numismatiek*: iedereen kan het. Hieronder zie je een afbeelding
van een Romeinse munt uit de 2de eeuw n.C.
Taalsteun
* numismatiek: studie
van munten
a Welke keizer is afgebeeld? Hadrianus
b Duid de volgende zaken aan: afgestroopte olifantenhuid, schorpioen, hoorn des
overvloeds, modius (Romeinse maat: 8,75 liter) graan.
uitbreiding
2 Dit jaar leer je in de lessen Nederlands over stijlfiguren. Een daarvan is de metafoor. Een
metafoor is een vorm van beeldspraak, waarbij je twee zaken met elkaar vergelijkt zonder
het voegwoord ‘(zo)als’ te gebruiken. Hieronder lees je een beroemd voorbeeld uit een
toneelstuk van William Shakespeare.
All the world’s a stage,
and all the men and women merely players:
they have their exits and their entrances.
(As You Like It, act 2, scene 7, 123-141)
‘Afrika, de coulissen van Rome.’ Op welke gelijkenissen is deze metafoor gebaseerd?
Net zoals de coulissen in het theater de plaats zijn waar je de belangrijkste attributen
voor een toneelstuk (kledij, decor ...) terugvindt, is Afrika de regio die onontbeerlijk is
voor de stad Rome: dagelijks brood, maar ook bron van spektakel (wilde dieren).
3 Bekijk het beeldfragment uit de film Gladiator en beantwoord de vragen.
a In welke Afrikaanse stad speelt de scène zich af? Zucchabar
b Wat is het beroep van Proximo?
Slavenhandelaar
c In het beeldfragment zie je heel wat dieren de revue passeren. Som zes verschillende
soorten op.
Leeuw, cobra, dromedaris, gier, giraf, flamingo (stier, ezel, paard)
d Aan welk bouwwerk kan je zien dat de stad geromaniseerd is?
Aan het amfitheater
42
Statio 1
XIII
Alle wegen leiden naar Rome
De reis doorheen Africa werd georganiseerd door Pomponius Mela, een deskundige gids
die het terrein heel goed kent. Stel nu echter dat je op eigen houtje een Romeinse provincie
wilt verkennen. Dat wordt een lastige en gevaarlijke reis, waar je best niet onvoorbereid aan
begint.
Voor je de tocht aanvat, wil je natuurlijk eerst weten waar je precies bent terechtgekomen.
Dit is de fase van de oriëntatie, waarin je vooral vragen stelt:
Wat weet je al over de plaats? Wat wil je zeker nog weten vooraleer je aan de tocht begint?
Wat is de eindbestemming, en wat wil je onderweg zien? Is de tocht wel haalbaar? Wat zijn
de gevaren? Wie kan je helpen?
Eenmaal je daar een idee van hebt, begint de voorbereiding van de tocht. Om het risico
op verdwalen zo klein mogelijk te houden, bepaal je eerst een route waarin je zo concreet
mogelijk beslist waar je precies heen wilt en welke plaatsen je onderweg zal bezoeken.
Je zorgt voor een goede bagage en kiest een gepast vervoersmiddel. Je maakt een planning
om te zorgen dat je tijdig je bestemming bereikt. Als je in groep reist, zal je de taken verdelen. De ene leest de kaart, de andere gaat op verkenning, nog een andere zorgt voor het
eten, en de bagage wordt op voorhand verdeeld. Als je een dagboek wilt bijhouden van de
reis, is dit een goed moment om daarmee te beginnen.
De reis zelf is de uitvoering. Je bezoekt gebouwen, bekijkt kunstwerken, spreekt met de
plaatselijke bevolking, leest informatie over de plaats waar je bent … Een georganiseerde
reiziger zal deze informatie zorgvuldig bijhouden, in de vorm van foto’s, notities, filmpjes,
brochures ...
Op het einde van de reis moet namelijk een verslag worden gemaakt, waarin je die hopen
informatie verwerkt. Je denkt na over de vorm en de structuur van je verslag.
Eenmaal thuis breng je verslag uit van je reis, in de
vorm van een diavoorstelling, een artikel in de krant,
een lezing, of een lange e-mail.
Ten slotte reflecteer je over je tocht. Wat was er goed
aan? Wat zal je zeker anders doen op je volgende reis?
Ergo
Roma I
… Wat zijn de verschillende fasen van een onderzoek?
Statio 1
43
XIV Differentiatie
Differentiatie
1 Olifanten worden in Azië nog altijd intensief gebruikt als lastdieren, zoals je op de eerste
afbeelding kunt zien. Vooral om hout van moeilijk bereikbare plaatsen weg te halen, is
de olifant onovertroffen. Merkwaardiger is dat ook in onze contreien de olifant als levende bulldozer werd ingezet. Zo werden olifanten gebruikt om de Noord-Zuidverbinding in
Brussel te graven. In de oudheid werden olifanten voor verschillende doeleinden ingezet.
Bij welke afbeelding (nummers 2-5) horen de volgende teksten? Noteer in het vakje
boven elke tekst het nummer van de afbeelding die erbij past.
1
3
2
4
5
5
De Epirische koning Pyrrhus behaalde een nipte overwinning op de Romeinen, die hem
zoveel verliezen kostte dat het hem een beroemde uitspraak ontlokte: ‘Nog één zo’n overwinning en ik ben eraan’.
Woorduitleg
1 Actum erat, nisi elephanti converso in
1 procucurrissent: conjunctief
plusquamperfectum
spectaculum bello procucurrissent1, quorum
2 cum ... tum: nu eens ... dan weer ...
3 deformitas, atis, v.: mismaaktheid
cum2 magnitudine tum deformitate3 et novo
4 stridor, ris, m.: gekrijs
odore simul ac stridore4 consternati5 equi, cum6
5 consternare, o: vrees aanjagen, schichtig maken
7
8
6 cum (voegw. + conj.): toen
5 incognitas sibi beluas , amplius quam erant,
7 belua, ae, v.: beest
9
10
suspicarentur , fugam stragemque late dederunt .
8 amplius (bijw.): meer
9 suspicari, or: hoog inschatten (conjunctief
Uit: Florus, Epitome de T. Livio Bellorum omnium annorum, DCC, I, XIII
imperfectum)
10 fugam stragemque late dare: ‘op de vlucht
jagen en een massale slachting aanrichten’
44
Statio 1
4
Karel de Grote (742-814) kreeg in zijn paleis in Aken bezoek van Isaac, een gezant van de
kalief van Bagdad.
Woorduitleg
Venit Isaac cum elephanto et ceteris muneribus quae
a rege Persarum missa sunt, et Aquisgrani* omnia
imperatori detulit; nomen elephanti erat Abul Abaz.
* Aquisgrani = ‘in Aken’
Uit: Einhard, Annales regni Francorum, Anno 802, 117
3
In de 3de eeuw n.C. beschreef Solinus allerlei wonderlijke fenomenen en eigenaardige volkeren. Elke zin begint met de naam van een volk (de Serbotae, de Azachaei en de Psambari).
Woorduitleg
Serbotae longi sunt ad1 pedes duodecim. Azachaei
captos venatibus2 elephantos devorant3. Psambaris
nulla est aurita4 quadrupes5, nec elephanti quidem.
1
2
3
4
5
ad (+ acc.): (hier) ongeveer
venatus, us, m.: jacht
devorare, o: verslinden
auritus, a, um: langorig
quadrupes, edis, v.: viervoeter
Uit: Solinus, De mirabilibus mundi, XXX
2
Generaal Perdicca trad keihard op tegen opstandige soldaten in het leger van Alexander de
Grote.
Woorduitleg
Tum Perdicca CCC milites fere a ceteris militibus
discretos1 elephantis in conspectu totius exercitus
obicit2; omnesque beluarum3 pedibus obtriti4 sunt.
1
2
3
4
discernere, o: scheiden, afzonderen
ob- (voorvoegsel): voor
belua, ae, v.: beest
obterere, o: verpletteren
Naar: Curtius Rufus, Historia Alexandri Magni, X, 9
2 Weinig mensen weten het, maar er is een link tussen de koning
van de dieren en degene die zijn naam zou geven aan alle keizers ...
Statio 1
45
Woorduitleg
1 De Caesarum nomine est aliquid disputandum1:
Caesarem vel ab elephanto, qui lingua Maurorum2
caesai dicitur, in proelio caeso eum, qui primus sic
appellatus est, doctissimi viri et eruditissimi3 putant
5 dictum, vel quia mortua matre, sed ventre caeso,
sit4 natus, vel quod5 cum magnis crinibus6 sit utero7
parentis effusus8, vel quod oculis caesiis9 et ultra10
humanum morem viguerit11.
1 est disputandum: ‘moet worden uitgelegd’
2 Mauri, orum, m. mv.: Moren (inwoners
van Afrika)
3 eruditus, a, um: geleerd, ontwikkeld
4 natus sit: conjunctief perfectum. Vertaal
met ‘hij zou geboren zijn’.
5 quod (voegw.): omdat
6 crinis, is, m.: haar
7 uterus, i, m.: baarmoeder
8 effundere, o: uitwerpen
9 caesius, a, um: grijsblauw
10 ultra (+ acc.): meer dan
11 vigere, eo: krachtig zijn (conjunctief
perfectum)
Uit: Historia Augusta, II, 3-4
Opdrachten
1 Waarom heeft de eerste Caesar die naam gekregen?
Geef de vier hypothesen.
• Hij heeft een olifant gedood in een gevecht (caedere).
• Hij is met een keizersnede ter wereld gekomen (ventre
caeso), nadat zijn moeder was gestorven (mortua matre).
• Hij is met lang haar ter wereld gekomen.
• Hij had grijsblauwe ogen (caesius) en was heel sterk.
Olifant op een munt van Caesar
2 Welke hypothese is niet gebaseerd op woordverwantschap?
De laatste hypothese is gebaseerd op een uiterlijke gelijkenis (kracht).
3 Wil je een echte uitdaging? Vertaal dan de tekst!
Over de naam van de keizers moet altijd iets uitgelegd worden: zeer geleerde en
ontwikkelde mannen menen dat hij, die eerst zo genoemd werd, Caesar genoemd
wordt, ofwel (afkomstig) van ‘olifant’, die in de taal van de Moren caesai genoemd
wordt, nadat hij een olifant in een gevecht gedood had, ofwel omdat hij geboren
zou zijn uit zijn gestorven moeder, maar nadat haar buik opengesneden werd, ofwel
omdat hij met veel haar uit de baarmoeder van zijn moeder geworpen werd, ofwel
omdat hij grijsblauwe ogen had en ver boven de menselijke gewoonte krachtig was.
46
Statio 1