1 Statio Provincie I: Africa Carthago Leptis Magna Nakijken: ligging Leptis Magna Agenda ■ ■ ■ ■ Rome ■ ■ ■ Hoe zag de wereld er volgens de Romeinen uit? Hoe worden naamwoorden verbogen? Welke functies en rollen onderscheiden we in het Latijn? Hoe krijg je 37 olifanten op een gammel vlot? Ken je de onbepaalde voornaamwoorden nog? Reuzenslang versus olifant: een Afrikaanse knokpartij De derde Punische oorlog: verslag van een volkerenmoord I Intro In 27 v.C. wordt Augustus de eerste princeps*. Er breekt een Taalsteun gouden periode aan voor Rome, waarin vrede en welvaart * princeps (de eerste, heersen. Aan het einde van zijn leven zou Augustus hebben de voornaamste): titel gezegd: ‘Ik trof een stad in baksteen aan, en liet er een waarmee de Romeinse achter in marmer.’ keizers werden aangeduid. Op een open vlakte ten noordwesten van Rome, het Het woord keizer is een Campus Martius, laat Augustus door Agrippa het ene na het verbastering van ‘Caesar’, andere bouwproject uitvoeren. Marcus Vipsanius Agrippa is een naam, geen titel. Augustus’ boezemvriend en een militair genie. Hij is de drijvende kracht achter alle successen van Augustus. Onderstaande wereldkaart, de zogenaamde orbis terrarum, is op basis van het geografische werk van Agrippa in opdracht van diens zus op de Porticus Vipsania gegraveerd. De kaart verheerlijkt de grootsheid van Rome voor alle inwoners en bezoekers van de stad. ges De kaart zelf is verloren gegaan, maar kon worden gereconstrueerd op basis van beschrijvingen van latere auteurs als Plinius Maior en Pomponius Mela. Gan SERES es art Iax us Ind xus PARTHIA PERSIS ASIA Tigris O MESOPOTAMIA SYRIA JUDÆA CYRENE GRÆCIA SICILIA r ITALIA EUROPA Roma Rhen us GERMANIA 12 NUMIDIA MAURETANIA I. FORTUNATA GALLIA BRITANNIA AFRICA H Iste ILLYRIA I LYBIA P THRACIA Nilus O THULE ÆGYPTUS A CYPRUS RHODES DACIA ARABIA I ASIA MINOR Tanais ARIA Euphrates ARMENIA SARMATIA NA T Mare Caspium INDIA OBA Æ SCYTHIA TAPR HISPANIA Statio 1 1 Wat valt op aan de oriëntatie van de kaart? Geef een verklaring daarvoor. De kaart is naar het oosten georiënteerd. De Romeinen kenden nog geen magnetisch noorden. De belangrijkste windrichting was voor hen het oosten, omdat daar de zon opkwam. 2 Welke naam • Turkije: • Marokko: • China: • Israël: hadden de Romeinen voor de volgende moderne landen? Asia Minor Mauretania Seres Iudaea 3 Welke moderne landen komen in grote lijnen overeen met: • Scythia? Rusland • Arabia? Saudi-Arabië • Germania? Duitsland 4 Wat betekent orbis terrarum letterlijk? Kring van de landen Hoe kan je dit vlot vertalen? De aarde, de wereld II Oost west, Rome best Kennismaking met onze gids: Pomponius Mela De boeiende Romeinse wereld zullen we verkennen met een rondvaart die een jaar duurt. Waar iets interessants te beleven valt, gaan we van boord, en vaak zullen we diep in het binnenland doordringen. We ontmoeten primitieve stammen in Africa en academische geletterdheid in Achaea, omgekochte priesters in Aegyptus en woeste barbaren in Gallia, geisoleerde monotheïsten in Iudaea en vleesetende holbewoners in Scythia. Onder het motto ‘alle wegen leiden naar Rome’ belanden we na elke uitstap weer op het Forum Romanum. Bij het begin van onze rondvaart nemen we een professioneel gidsenbureau onder de arm: Pomponius Mela & Co. Opgelet! De gidsbeurten gebeuren in twee talen: Nederlands en Latijn. Welkom aan boord! Statio 1 13 Over Pomponius Mela weten we zo goed als niets. Wel weten we uit zijn werk dat hij in de 1ste eeuw n.C. is geboren in Tingentera, een stadje in het geromaniseerde* Zuid-Spanje. Zoals veel andere getalenteerde jongemannen trekt hij naar Rome om carrière te maken. Taalsteun * romanisering: proces waarbij de door Rome onderworpen volkeren geleidelijk de Romeinse cultuur, taal en levenswijze overnemen Naar Grieks voorbeeld schrijft Pomponius een geografisch werk in de vorm van een virtuele rondvaart. Hij voert de lezer van aan zijn werktafel mee langs de kusten van de Middellandse Zee. Alle Romeinse provincies worden aangedaan: Noord-Afrika, Egypte, Klein-Azië, Griekenland, Italië, Gallië en Pomponius’ thuisland zelf worden beschreven. Het werk staat bekend onder twee titels: De chorographia of De situ terrarum orbis. Het woord chorographia is afgeleid van het Grieks en betekent letterlijk ‘plaatsbeschrijving’. Het werk wordt gekenmerkt door lange opsommingen van volkeren en streken. De Romeinen vonden dergelijke beschrijvingen heel interessant, voor een moderne lezer zijn die eerder saai. Gelukkig last de auteur hier en daar pittige details in over verschillende volkeren. Pomponius gidst zelf met veel plezier in de uithoeken van het rijk. Bepaalde provinciae laat hij gidsen door Isidorus van Sevilla. Het eerste boek opent met een overzicht van de volledige wereld. Woorduitleg Mundus partibus differt; unde sol oritur, oriens nuncupatur1 aut ortus, quo demergitur2 occidens vel occasus, qua3 decurrit4 meridies, ab adversa parte septentrio. 1 2 3 4 nuncupare, o: noemen demergere, o: onderdompelen qua (bijw.): waarlangs decurrere, o: op het hoogste punt voorbijkomen Uit: Pomponius Mela, De chorographia, I, 3 Noteer de Latijnse benaming van de windstreken. noorden septentrio westen oosten occidens/occasus oriens/ortus zuiden meridies 14 Statio 1 III Barre oorden en tegenvoeters Opfrissing van de voornaamwoorden zona, ae, v. frigus, goris, o. habitabilis, is, e incognitus, a, um zone koude bewoonbaar onbekend Woorduitleg 1 Terra cingitur undique mari, eodemque in duo latera divisa, quae hemisphaeria1 nominantur, ab oriente divisa ad occasum. Zonis° quinque distinguitur2. Mediam aestus infestat3, frigus° ultimas; reliquae 5 habitabiles° paria habent anni tempora, sed non pariter. Antichthones4 alteram zonam, nos alteram colunt. Illius situs5 ob ardorem6 intercedentis7 plagae8 incognitus°, huius dicendus est9. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 hemisphaerium, i, o.: halfrond distinguere, o: scheiden infestare, o: teisteren, beschadigen antichthonis, num, m. mv.: tegenvoeters situs, us, m.: ligging, plaats ardor, ris, m. = aestus intercedere, o: ergens tussen liggen plaga, ae, v.: gebied huius dicendus est: ‘ik zal het over dit deel hebben’ Uit: Pomponius Mela, De chorographia, I, 4 1 Welke benaming voor mari vind je op de kaart? Oceanus 2 Hoe worden de twee delen van de aarde genoemd? Hemisphaeria 3 Welke delen van de aarde zijn volgens Pomponius niet bewoonbaar? Waarom niet? Het midden is niet bewoonbaar door de hitte, de uitersten niet door de koude. 4 Reliquae habitabiles paria habent anni tempora, sed non pariter. • Wat bedoelt Pomponius met anni tempora? De seizoenen • Wat bedoelt Pomponius met sed non pariter? De bewoonbare delen van de wereld hebben dezelfde seizoenen, maar op een ander moment. 5 Waarom is het gebied van de Antichthonen voor ons volledig onbekend? De hitte tussen ons en hen maakt het voor ons onmogelijk om erheen te gaan. Statio 1 15 1 Onderstreep alle voornaamwoorden. 2 Benoem ze (persoonlijk, bezittelijk ...). Aanwijzend: eodem, illius, huius / betrekkelijk: quae / onbepaald: alteram 3 Wat is de gebruikelijke uitgang van de genitief enkelvoud van de voornaamwoorden? -ius Haal die genitieven uit de tekst: illius, huius. 4 Ken je ook nog de typische uitgang van de datief enkelvoud van de voornaamwoorden? -i 5 Eodem (r. 1) verwijst naar mari . Hoe weet je dat? Door het genus (‘mari’ is onzijdig, ‘eodem’ mannelijk of onzijdig) 6 Waarnaar verwijst Illius (r. 6)? Naar de zone waar de antichthonen wonen (in het zuiden) En huius (r. 7)? Naar de zone waar wij wonen (in het noorden) 7 Welk werkwoord herken je in de vorm dicendus (r. 8)? Dicere Dicendus is een nd-vorm. Je leert er alles over in statio 5! IV Ook het internet heeft zijn heilige Vertaaloefening Isidorus (560-636) was de aartsbisschop van Sevilla en de samensteller van een lijvige encyclopedie met als titel Etymologiae. In hoofdstuk XIV (De terra et partibus) beschrijft hij de ligging van de werelddelen. Hij is de werknemer van Pomponius Mela & Co. en zal ons door een aantal provincies gidsen. Maar eerst geeft hij ons met kennis van zaken een beschrijving van de volledige wereld. 1 Welke Latijnse woorden circumfluere, o ambire, io aequaliter (bijw.) herken je? Wat betekenen ze? circum + fluere amb(i) (rond) + ire Isidorus van Sevilla (Murillo, 1628) stromen rond gaan rond gelijk aequus 2 Welke moderne woorden herken je in de volgende Latijnse woorden? circulus, i, m. cirkel evidenter (bijw.) evident 3 Ken je de namen van de windstreken nog? Oriens/ortus, meridies, occidens/occasus, septentrio 16 Statio 1 4 Een tekst bestaat uit zinnen die met elkaar zijn verweven tot een logische samenhang. Ons woord ‘tekst’ is afgeleid van het Latijnse texere dat ‘weven’ betekent. Signaalwoorden leggen een verband tussen verschillende zinnen: tegenstelling, reden, gevolg ... Verwijswoorden verwijzen naar iets wat of iemand die door de lezer is gekend. Voornaamwoorden en een aantal bijwoorden (bv. daar, dan ...) zijn verwijswoorden. • Omcirkel alle signaalwoorden in de tekst. • Onderstreep alle verwijswoorden. Woorduitleg 1 Undique enim Oceanus circumfluens° mundi in circulo° ambit° fines. Divisus est autem trifarie1: e quibus una pars Asia, altera Europa, tertia Africa nuncupatur2. Quas tres partes orbis3 veteres non aequaliter° diviserunt. Nam 5 Asia a meridie per orientem usque ad septentrionem pervenit; Europa vero a septentrione usque ad occidentem; atque inde Africa ab occidente usque ad meridiem. Unde evidenter° orbem dimidium4 duae tenent, Europa et Africa, alium vero dimidium sola Asia; sed ideo istae duae 10 partes factae sunt, quia inter utramque ab Oceano Mare Magnum ingreditur, quod eas intersecat5. Quapropter6 si in duas partes orientis et occidentis orbem dividas7, Asia sit8 in una, in altera vero Europa et Africa. 1 2 3 4 5 6 7 8 trifarie (bijw.): in drie stukken nuncupare, o: noemen orbis (terrarum), is, m.: wereld dimidium, i, o.: helft intersecare, o: in tweeën snijden quapropter (bijw.): daarom dividas: ‘je zou verdelen’ sit: hij/zij/het zou zijn Uit: Isidorus Hispalensis, Etymologiae, XIV, 1-3 1 Wat is het (verzwegen) onderwerp van divisus est (r. 2)? Mundus = de wereld 2 Vertaal het onderwerp veteres (r. 4) letterlijk. Wie zou daarmee worden bedoeld? De ouden: auteurs uit de vorige eeuwen 3 Isidorus heeft voor zijn aardrijkskundige lemmata* rijkelijk geput uit Pomponius. Hoe kan je dat zien aan het taalgebruik van Isidorus in de eerste regels? Taalsteun * lemma: artikel in een encyclopedie Woordkeuze: nuncupare 4 Bij een pleonasme gebruik je woorden die overbodig zijn, bijvoorbeeld ‘nat water’. Waar in de eerste zin vind je een pleonasme? Circumfluens in circulo ambit. (r. 1-2) Statio 1 17 5 Vertaal de tekst. Van alle kanten immers gaat de Oceaan rond de grenzen van de wereld in een cirkel, er rond stromend. Die (de wereld) is in drie stukken verdeeld: daarvan wordt het ene deel Azië genoemd, het tweede Europa en het derde Afrika. Vroegere (lett.: oude) auteurs hebben die drie delen van de aarde (= van de kring (der landen)) niet gelijk verdeeld. Want Azië reikt van het zuiden over het oosten tot het noorden. Europa echter van het noorden tot het westen. En vandaar Afrika van het westen tot het zuiden. Daarom omvatten (lett.: hebben) twee delen duidelijk de helft van de wereld, Europa en Afrika, maar Azië omvat in zijn eentje de andere (helft). Maar daarom zijn die twee delen geworden, omdat tussen elk van beide vanuit de Oceaan de Grote Zee binnenkomt die hen in twee snijdt. Daarom, als je de wereld in twee delen van het oosten en het westen zou verdelen, zou Azië in het ene liggen, maar Europa en Afrika in het andere. Je vraagt je natuurlijk nog altijd af waarop de titel van dit hoofdstuk slaat ... Toen men in 2005 een patroonheilige voor het internet zocht, dacht het Vaticaan dat de patroonheilige van de encyclopedieën het meest geschikt was voor die moeilijke taak. Isidorus had in z’n eentje al een volledige encyclopedie geschreven en is dus van oudsher bevoegd ter zake. Sindsdien is, naast de ganzenveer en de inktpot, ook het toetsenbord een van zijn attributen. V Welkom in Afrika! Opfrissing van de naamvallen Onthoud! • -tor, -ris, m.: degene die de actie uitvoert • -tus/-sus, -us, m.: de handeling zelf 1 Vertaal de volgende woorden. cursus - ortus - narrator - sensus - gladiator - casus - victor - spectator Het lopen, het ontstaan, de verteller, het voelen, de zwaardvechter, het vallen, de overwinnaar, de toeschouwer 2 Wat betekenen de volgende Latijnse woorden? habitare, o wonen domicilium, i, o. huis, woning victus, us, m. (< vivere) leven, levenswijze bestia, ae, v. beest humi (bijw.) op de grond vasa, orum, o. mv. vazen, vaatwerk 18 Statio 1 1 Orae sic habitantur° ad nostrum maxime Zo worden de kusten bewoond door bewoners die zo goed als volledig aan onze gebruiken zijn aangepast, behalve dat sommigen verschillen in taal en in de verering van de goden die ze van hun voorouders hebben behouden en die ze vereren volgens de gewoonte van de voorouders. Hun naaste buren hebben weliswaar geen steden, maar toch zijn er woningen die mapalia worden genoemd. Hun levenswijze is ruw en ontbeert verfijning. De leiders kleden zich in mantels, het gewone volk in huiden van beesten en schapen. Rust en maaltijden worden op de grond genoten. Hun vaatwerk wordt gemaakt van hout of schors. Hun drank bestaat uit melk en bessensap. Hun voedsel bestaat uit vlees, voornamelijk van wilde dieren: want hun kuddes, aangezien dat hun enige rijkdom is, sparen ze zo veel mogelijk. ritum moratis a cultoribus , nisi quod quidam linguis differunt et cultu deorum quos patrios servant ac patrio more 5 venerantur4. Proximis nullae quidem urbes sunt, tamen domicilia° sunt quae mapalia appellantur. Victus° asper et munditiis5 carens. Primores6 sagis7 velantur8, vulgus bestiarum° 10 pecudumque9 pellibus10. Humi° quies epulaeque11 capiuntur. Vasa° ligno12 fiunt aut cortice13. Potus14 est lac15 sucusque16 bacarum17. Cibus est caro18 plurimum ferina19: nam gregibus, quia id solum 15 opimum20 est, quod potest21 parcunt. 1 2 3 Naar: Pomponius Mela, De chorographia, I, 37 Woorduitleg 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 ritus, us, m.: godsdienstig gebruik, rite moratus, a, um ad: aangepast aan cultor, ris, m.: bewoner venerari, or: vereren munditia, ae, v.: verfijning, netheid primores, rum, m. mv.: de leiders sagum, i, o.: mantel velare, o: bedekken, bekleden pecus, udis, v.: schaap pellis, is, v.: pels, vel epulae, arum, v. mv.: maaltijd 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 lignum, i, o.: hout cortex, ticis, m.: schors potus, us, m.: drank lac, lactis, o.: melk sucus, i, m.: sap baca, ae, v.: bes caro, carnis, v.: vlees ferinus, a, um: van wilde dieren opimum, i, o.: rijkdom quod potest: zo veel mogelijk Haal alle naamwoorden (dus ook de voornaamwoorden!) uit het eerste deel van de tekst (r. 1-5) en noteer ze in de linkerkolom. Geef van elk naamwoord de naamval, het genus en het getal. Geef alle mogelijkheden. Onderstreep daarna, op basis van de vertaling, de vorm die het woord in de tekst heeft. Als je meer dan één fout hebt, maak dan de tweede reeks (r. 6-8). Heb je ook daar meer dan één fout, maak dan de derde reeks (r. 9-15). Opmerking: de vocatief is niet in deze oefening opgenomen. R. 1-5 orae gen. v. enk./dat. v. enk./nom. v. mv. ritum acc. m. enk. nostrum nom./acc. o. enk./acc. m. enk./gen. mv. Statio 1 19 moratis dat./abl. m.-v.-o. mv. quidam nom. m. enk./nom. m. mv. cultoribus linguis cultu deorum quos patrios patrio more dat./abl. v. mv. abl. m. enk. gen. m. mv. acc. m. mv. acc. m. mv. dat./abl. m.-o. enk. abl. m. enk. proximis R. 6-8 dat./abl. m.-v.-o. mv. urbes nom./acc. v. mv. nullae domicilia quae nom. v. mv. nom./acc. o. mv. nom. v. enk./nom. v. mv./nom. o. mv./acc. o. mv. mapalia nom./acc. o. mv. victus nom. m. enk./gen. m. enk./nom. m. mv./acc. m. mv. munditiis dat./abl. v. mv. asper nom. m. enk. primores R. 9-15 nom./acc. m. mv. vulgus nom./acc. o. enk. sagis bestiarum pecudum pellibus quies epulae vasa ligno cortice potus lac sucus bacarum 20 dat./abl. m. mv. dat./abl. o. mv. gen. v. mv. gen. v. mv. dat./abl. v. mv. nom. v. enk. nom. v. mv. nom./acc. o. mv. dat./abl. o. enk. abl. m. enk. nom. m. enk./gen. m. enk./nom. m. mv./acc. m. mv. nom./acc. o. enk. nom. m. enk. gen. v. mv. Statio 1 cibus nom. m. enk. ferina nom. v. enk./abl. v. enk./nom. o. mv./acc. o. mv. caro nom. v. enk. gregibus dat./abl. m. mv. id nom./acc. o. enk. solum nom./acc. o. enk./acc. m. enk. opimum VI nom./acc. o. enk. Cultuur: Provincia Africa Een geografische inleiding Voor de Romeinen was de naam van Afrika onlosmakelijk verbonden met die van Carthago. De provincia Africa werd ingelijfd als een nieuwe provincie na de derde Punische oorlog (149-146 v.C.). Die provincie omvatte slechts het noorden van het huidige Tunesië, wat ongeveer overeenkomt met het Carthaagse grondgebied. Honderd jaar later voegde Julius Caesar daar nog het oosten van Numidia aan toe, onder de naam Africa Nova. In de decennia daarna werden zowel de indeling en de benaming als het bestuur van de provincie een paar keer grondig gewijzigd. Zo werd vanaf de regeerperiode van keizer Augustus de naam Africa Proconsularis gebruikt om zowel de oorspronkelijke provincie (Africa Vetus) als de door Caesar toegevoegde gebieden (Africa Nova) aan te duiden. De toevoeging van proconsularis wijst erop dat de provincie onder toezicht stond van een proconsul* die jaarlijks door de senaat werd verkozen en aan het hoofd stond van het plaatselijke legioen. Augustus’ troonopvolger en stiefzoon Tiberius voegde aan die provincie nog de regio Tripolitana toe, wat overeenkomt met het noordwesten van het huidige Libië. Ten tijde van keizer Claudius werd ook de regio Mauretania (het huidige Noord-Marokko en Noord-Algerije) een Romeinse provincie en werd heel het veroverde Noord-Afrikaanse gebied voor het eerst systematisch in provincies opgedeeld. Het door de Romeinen geannexeerde* gebied was op zijn grootst onder keizer Septimius Severus, die regeerde van 193 tot 211 n.C. Op de volgende kaart zie je de provinciale indeling van Noord-Afrika ten tijde van keizer Severus, ca. 200 n.C. Taalsteun Gades Malaca Tingis Tipasa Caesarea Hippo Regius Utica Cirta Zama Carthago Hadrumentum Vescera Africa Nova Middellandse Zee Leptis Magna Tripolitana Mauretania Tingitana * proconsul: ambtenaar (liefst ex-consul) die wordt aangesteld om een Romeinse provincie te besturen. Een mogelijke vertaling is ‘provinciegouverneur’. * annexeren: een gebied inlijven Mauretania Caesariensis Numidia Africa Proconsularis Provinciale indeling van (het westen van) Noord-Afrika en een overzicht van de belangrijkste steden Statio 1 21 Opdrachten 1 Neem je atlas. Carthago ligt op 36° 53' 12" breedtegraad en op 10° 18' 53" lengtegraad. Duid Carthago aan op de kaart. 2 Waarom is de ligging van Carthago zo gunstig? Centraal in de Middellandse Zee, natuurlijke haven 3 Welke naam kreeg die regio onder Augustus? Africa Proconsularis 4 Duid Africa Nova aan. Wie veroverde dat? Julius Caesar 5 In welk huidig land ligt Africa Nova? Algerije 6 Duid Tripolitana aan. Hoe is die naam blijven voortleven? In de naam van de Libische hoofdstad Tripoli 7 Wie veroverde die regio? Tiberius VII Over graansnuiven en behaarde vrouwen Oefenen op tekstbegrip Pomponius beperkt zich meestal tot opsommingen en beschrijvingen van de verschillende kusten, maar hier en daar neemt hij de tijd om iets te vertellen over bepaalde volksstammen. Hieronder lees je een fragment over Afrikaanse stammen uit Ethiopië. In de volgende teksten zal je heel wat conjunctieven zien staan. De conjunctief is een werkwoordsvorm die je pas leert in statio 2. Toch is er geen probleem: in heel wat bijzinnen in het Latijn worden conjunctieven gebruikt zonder speciale vertaling. Tenzij anders aangegeven, vertaal je de conjunctief dus telkens als een indicatief (de tijd staat erbij). Je hebt al gemerkt dat je de letterlijke vertaling niet altijd kan gebruiken in een tekst. Noteer op de tweede schrijflijn hoe je het woord in de volgende tekst best in de context vertaalt. sonus, i, m. cohaerere, eo incedere, o absorbere, eo flexus, us, m. includere, o detrahere, o 22 klank, geluid samen vastzitten binnengaan, binnenvallen (met de neus) opsnuiven buiging, kromming (claudere) insluiten, omsluiten aftrekken Statio 1 samenkleven afstropen Woorduitleg 1 Sunt autem trans ea quae deserta1 modo diximus, muti2 populi et quibus pro eloquio3 nutus4 est, alii sine sono° linguae, alii sine linguis, alii labris5 etiam cohaerentibus°, nisi quod sub naribus6 etiam 5 fistula7 est per quam bibere avenis8, et cum incessit° libido vescendi9, grana10 singula frugum11 passim nascentium12 absorbere° possunt. Aliis ante adventum Eudoxi13 ignotus ignis fuit. Adeo iis placuit ut14 libuerit15 amplecti16 10 flammas et ardentia sinu abdere17 donec nocerentur18. Super eos grandis litoris flexus° grandem insulam includit°, in qua tantum feminas vivere narrant, toto corpore hirsutas19 et sine coitu20 marum21 sua 15 sponte22 fecundas23. Adeo asperos efferosque24 mores habent ut25 quaedam contineri vix vinculis possint26 ne reluctentur27. Hoc Hanno28 rettulit et quia detracta° occisis feminis coria29 pertulerat, fides habita est. Naar: Pomponius Mela, De chorographia, III, 80-82 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 Hanno Navigator 1 Gades Atlantische Oceaan Carthago Canarische eilanden 6 Île de Cerné S A H A R A l ga né Sé Kaapverdische eilanden deserta, orum, o. mv.: wildernis mutus, a, um: stom, sprakeloos eloquium, i, o.: spraak nutus, us, m.: het knikken, het buigen (van het hoofd) labrum, i, o.: lip naris, is, v.: neusgat fistula, ae, v.: pijp, buis avena, ae, v.: (riet)halm vescendum, i, o.: het eten granum, i, o.: korrel frux, frugis, v.: graan nasci, or: (hier) groeien Eudoxus, i, m.: verder onbekende avonturier die Afrika zou hebben verkend ut (voegw. + conj.): dat libuerit: conjunctief perfectum amplecti, or: omarmen abdere, o: verbergen nocerentur: conjunctief imperfectum hirsutus, a, um: stekelig, ruw, borstelig coitus, us, m.: geslachtsgemeenschap, paring mas, maris, m.: man, mannetje sua sponte: uit zichzelf fecundus, a, um: zwanger efferus, a, um: verwilderd, razend ut (voegw. + conj.): dat possint: conjunctief presens van posse ne relectentur: ‘opdat ze geen weerstand zouden bieden’ Hanno, onis, m.: zie hieronder corium, i, o.: vel, huid Mount Cameroon Corne d’occident De Carthagers waren altijd op zoek naar nieuwe handelsroutes en afzetmarkten. In de 5de eeuw v.C. vertrok koning Hanno op een wel heel ambitieuze expeditie: met ongeveer 30 000 mensen passeerde hij de zuilen van Hercules (de Straat van Gibraltar) voor een ontdekkingsreis langs de westkust van Afrika. Een brandende berg (misschien een uitbarstende Mount Cameroon) was het eindpunt van de expeditie. Onderweg stichtte Hanno nederzettingen en beleefde hij allerlei avonturen, waarvan hij een verslag liet ophangen in de tempel van Ba’al Hammon in Carthago. Golf van Guinee Corne de sud Reis van Hanno Statio 1 23 De wilde vrouwen waarvan sprake is in de tekst (vanaf r. 13), werden door de gidsen gorilla genoemd. Toen een missionaris en een natuurkundige in de 19de eeuw in Liberia op grote mensapen stootten, gaven ze die naar Hanno de wetenschappelijke naam Troglodytes gorilla. 1 Hoe communiceren de muti populi (r. 2) volgens Pomponius? Via een soort gebarentaal (knikken en buigen van het hoofd) 2 Welke drie soorten van muti populi zijn er? Zonder stem (geluid van taal)/zonder tongen/met de lippen aan elkaar gekleefd 3 Welke ‘techniek’ heeft de laatste soort ontwikkeld om te kunnen eten en drinken? Onder de neus hebben ze een smal buisje waarlangs ze kunnen drinken met een rietje. Om te eten hanteren ze een absorptietechniek, waarbij ze korreltje per korreltje tot zich nemen. 4 Welk effect had het vuur op de stammen die dat nog nooit hadden gezien? Ze waren zo verwonderd dat ze de vlammen voortdurend bij zich hielden tot ze zich verbrandden. uitbreiding 5 Toon aan dat Pomponius die volkeren eerder als dieren dan als mensen beschrijft. In de tekst kan je vier elementen terugvinden. • Ze ontberen een aantal fundamenteel menselijke eigenschappen, zoals een spraakvermogen. • Ze hebben een gebrek aan rationele capaciteiten (hun omgang met het vuur). • De vrouwen op het eiland hebben behaarde armen (apen). • Pomponius gebruikt typisch dierlijke termen: ‘mas’ (mannetje), ‘corium’ (dierenhuid). 6 Hoe zou je hirsutas (r. 14) hier vertalen? Behaard 7 Wat is de meest opmerkelijke eigenschap van de vrouwen van het Afrikaanse eiland voor de kust? Voortplanting zonder mannen 8 Waarom kan Hanno de vrouwen niet gevangennemen? Ze zijn woest en wild van zeden. 9 Welk overtuigend bewijs van zijn fantastische avontuur bracht Hanno mee naar Carthago? Afgestroopte huiden 24 Statio 1 VIII Cultuur: de suprematie van Rome Een onstuitbare militaire expansie 1 Vorig jaar heb je gezien hoe Rome Carthago in drie oorlogen overwon en zo de suprematie* over het Middellandse Zeegebied verwierf. Weet je nog hoe de Romeinen de Middellandse Zee sindsdien noemden? Mare nostrum Taalsteun * suprematie: militair overwicht 2 In 146 v.C. maakte Scipio Aemilianus Africanus Minor de stad Carthago met de grond gelijk. Het grondgebied werd verdeeld en de volledige overlevende bevolking werd als slaaf verkocht. Van welke beroemde man was die generaal de adoptiefkleinzoon? Waarom was die zo beroemd? Scipio Africanus. Hij had in 202 v.C. Hannibal verslagen in de slag bij Zama. 3 Rome was begonnen als een piepkleine nederzetting van een kleine, Indo-Europese volksstam. Carthago was een kolonie van Tyrus, een machtige Fenicische handelsnatie. Waarom had Rome volgens jou uiteindelijk toch zo’n militair overwicht? Persoonlijk antwoord Bekijk de grote historische rijken in een notendop. Virtutes vs. pragmatisme De militaire overmacht van de Romeinen sprak al in de oudheid zelf tot de verbeelding. In tegenstelling tot wat velen denken, was het niet de sterke organisatie van het leger die Rome in de eerste eeuwen zo superieur maakte. Pas met de hervormingen van Marius in 106 v.C. kreeg Rome het gedisciplineerde en gedrilde beroepsleger waarmee het een wereldrijk is geworden. Een grote rol speelde in de eerste plaats de Romeinse mentaliteit. Enerzijds hechtten de Romeinen bijzonder veel waarde aan de traditionele virtutes die tegelijk de kwaliteiten uitmaakten van een goede soldaat. Dat bewijst de volgende beroemde uitspraak. Woorduitleg Dulce et decorum* est pro patria mori. * decorus, a, um: passend, mooi, bevallig, eervol Uit: Horatius, Carmina, III, 2, 13 In al hun principes waren de Romeinen anderzijds Taalsteun heel pragmatisch* ingesteld. De Romeinen hadden * pragmatisch: op de praktijk inspeheel uitgebreide religieuze voorschriften en een lend, zakelijk gesofisticeerd rechtssysteem dat ze altijd bleven respecteren. Tegelijk waren ze voortdurend op zoek naar uitzonderingen en achterpoortjes om de geest van de wet te omzeilen. Op die manier kon later de keizer alle macht in handen hebben zonder dat aan de officiële instellingen werd geraakt. De senaat vaardigde alle wetten uit, maar informeerde uiteraard altijd naar de mening van de keizer. Statio 1 25 Ook in hun benadering van andere volkeren waren de Romeinen pragmatisch. Zo aarzelden ze niet om vreemde goden te importeren als hun dat goed uitkwam. Voor die praktijk hadden ze zelfs een eigen woord: evocatio. Op het moment dat de troepen van Scipio Aemilianus al klaarstonden om Carthago met de grond gelijk te maken, voerden de Romeinen een dergelijke evocatio uit. Ze vroegen aan Ba’al, Astarte, Melquart en de andere Carthaagse goden om naar Rome te komen, met een nog grotere verering in het vooruitzicht. Eenmaal het ritueel was vervuld, konden de Romeinse soldaten de stad en de tempels met een gerust geweten plunderen en in brand steken. Aangezien er na de evocatio geen goden meer woonden, kon er immers ook geen sprake zijn van goddeloosheid. Handige jongens, die Romeinen! De Romeinen waren niet alleen pragmatisch, ze waren ook bekend om hun flexibiliteit en vindingrijkheid. Dat bleek wanneer de Romeinen een oorlog op zee moesten uitvechten tegen de Carthagers zonder zelfs maar over een vloot te beschikken. Meer nog, ze hadden geen flauw idee hoe je aan de bouw van een oorlogsschip moest beginnen. De Carthagers wisten dat en wachtten rustig af. Tot hun pijnlijke verbazing werden ze nog geen twee maanden later geconfronteerd met een machtige vloot van 120 Een quinquereem, de machtigste oorlogsbodem uit de oudheid quinqueremen. De verbazing werd verbijstering toen ze kennismaakten met een ingenieuze vernieuwing die de Carthaagse vloot voor Sicilië naar de bodem joeg. Hoe waren de Romeinen in dat huzarenstukje geslaagd? De Romeinen hadden een Carthaags schip ongeschonden in handen gekregen en gezien dat dit uit genummerde onderdelen bestond. Na enig puzzelwerk begrepen ze dat de schepen in elkaar werden gezet zoals hedendaagse zelfbouwkasten. Ze maakten die onderdelen dus in serie na en zetten die in elkaar volgens de nummering. Intussen werden mensen die in de meeste gevallen nog nooit op een schip hadden gezeten, tot vaardige roeiers opgeleid. Aan wal werden banken opgesteld op precies dezelfde manier als in het buitgemaakte oorlogsschip. De bemanning nam daarop plaats en moest onder toezicht doen alsof ze uit alle macht aan het roeien waren - met lege handen en het strand onder de voeten. Rome was op twee maanden tijd een geduchte zeemacht geworden. De Romeinen namen niet alleen de modellen met verbazend gemak over, ze vernieuwden ze ook. In de oudheid bestonden slechts twee technieken om een schip aan te vallen: rammen of enteren. Aangezien voor rammen jarenlange ervaring en training nodig was, ontwierpen Romeinse bouwkundigen een instrument om het enteren makkelijker te maken. Op de boeg monteerden ze een soort loopbrug (corvus) die ze op het vijandelijke schip konden doen neervallen, waar het door middel van een pin werd vastgezet. 26 Statio 1 Romeinse zelfzekerheid Een laatste typisch Romeinse eigenschap was hun spreekwoordelijke zelfzekerheid die soms op het arrogante af was. De Romeinen beschouwden het als een schande om te onderhandelen, zelfs wanneer hun eigen stad in gevaar was. Hun verrassende onbuigzaamheid deed hen soms onverantwoorde risico’s nemen die bij winst echter enorme voordelen opleverden - niet in de laatste plaats het ontzag van andere volkeren. Het imperium Pragmatisch, vindingrijk, handig en zelfzeker zijn helpt je een heel eind vooruit, maar de Romeinen konden pas uitgroeien tot een wereldmacht door de unieke manier waarop de staat was georganiseerd. Tijdens de republiek werd het imperium, het bevel over een leger, waargenomen door een consul. Aangezien die maar voor een jaar werd aangesteld, was de drang om overwinningen te behalen heel groot. Uit voorzichtige bezettingsoorlogen die vaak jaren aansleepten, viel weinig eer te halen. Daarom volgden de meeste imperatores een harde en agressieve tactiek waarbij ze de vijand (maar ook zichzelf) nauwelijks adempauze gunden. Dat verraste de tegenstanders die langgerekte oorlogen met wisselende kansen, onderbrekingen en onderhandelingen gewoon waren. Wat met de overwonnenen? Het grootste verschil tussen de Romeinen en andere grootmachten lag echter in de behandeling van de onderworpen volkeren. De grote rijken uit het Oosten (Babyloniërs, Assyriërs, Perzen) hadden de gewoonte om wreed en bijzonder veeleisend op te treden tegenover de overwonnen volkeren. De Grieken en de Feniciërs van hun kant waren in de eerste plaats kolonisten die handelsrelaties aanknoopten met de plaatselijke bevolking. Militaire expedities ondernamen ze slechts wanneer hun belangen in gevaar werden gebracht (wanneer dat het geval was, konden ze bijzonder meedogenloos uit de hoek komen). De Romeinen volgden een geheel eigen koers, waarbij opstandige volkeren zwaar werden gestraft, maar loyale volkeren met burgerrecht werden beloond. Op die manier werd al snel heel Italië geromaniseerd. De Romeinen slaagden daar in de eerste plaats in dankzij hun pragmatische geest. In plaats van hun cultuur op te leggen, werden plaatselijke goden en gebruiken verweven met de Romeinse, waardoor de identiteit van het volk zelf Romeins werd. In heel Italië weerklonk dan ook de kreet: civis Romanus sum. Terwijl de Griekse en Fenicische legers vooral uit huurlingen bestonden, vochten in het Romeinse leger dus hoofdzakelijk Romeinse burgers. Hoe belangrijk dat verschil was, kon Carthago drie jaar lang aan den lijve ondervinden, toen het door zijn eigen huurlingenlegers werd belegerd (241-238 v.C.). Beeld uit de serie Rome (2006): Octavianus in een triomftocht Statio 1 27 Opdrachten 1 Ken je de volgende virtutes? • Clementia: mildheid • Iustitia: rechtvaardigheid • Prudentia: wijsheid • Pietas: (religieus) plichtsbesef • Dignitas: waardigheid 2 In 249 v.C. werd de beruchte Claudius Appius Pulcher belast met een vlootexpeditie tegen Carthago. Naar traditioneel gebruik had hij kippen mee waarmee men de voortekens kon waarnemen. Toen die weigerden te eten, liet Appius hen overboord zwieren, met de woorden bibant, quoniam edere nolunt (laat ze dan drinken, aangezien ze niet willen eten) (Cicero, De natura deorum, II, 7). Tegen welke virtus/virtutes heeft Appius gezondigd? ‘Pietas’ in de eerste plaats, maar ook ‘prudentia’ en ‘dignitas’ 3 De Romeinen waren superieur op het land, de Carthagers onoverwinnelijk op zee. Met welke techniek slaagden de Romeinen erin om ook ter zee te kunnen vechten zoals op het land? Met de ‘corvus’ konden de Romeinen andere schepen enteren en zo man tegen man vechten. 4 In de tekst worden de oorzaken van de militaire slagkracht van Rome gezocht in de mentaliteit van de Romeinen en in hun politiek systeem. a Welke eigenschappen van de Romeinen leverden hun al die overwinningen op? • • • • Virtutes Pragmatische ingesteldheid Flexibiliteit en vindingrijkeid Zelfzekerheid b Welk gevolg had het systeem van de jaarlijkse consulverkiezingen op de manier van oorlog voeren? Verwerk het woord imperium in je antwoord. De consul had het ‘imperium’ over het leger en wou overwinningen behalen. Doordat hij daar maar een jaar de tijd voor had, voerde hij snelle en harde oorlogen zonder veel pauzes. c Wat was het voordeel van het toekennen van burgerrechten? Door burgerrechten toe te kennen aan onderworpen volkeren kon Rome in zijn vele veldslagen beschikken over ‘Romeinse’ soldaten, in tegenstelling tot de huurlingenlegers van bijvoorbeeld Carthago. 28 Statio 1 Het einde en het begin van Carthago In 146 v.C. werd Africa definitief een Romeinse provincie door de totale verwoesting van Carthago. Die gebeurtenis werd later door pro-Romeinse schrijvers omschreven als een definitieve overwinning op een barbaarse en onbetrouwbare vijand. In werkelijkheid was de heldendaad van Scipio Aemilianus een genocide op een volk dat al zijn wapens al letterlijk aan de Romeinen had gegeven - een voorwaarde van de generaal om de onderhandelingen aan te vatten. Laat je even meevoeren door het volgende verslag van de inname van Carthago ... De soldaten trokken behoedzaam op, omdat het door de dichte bebouwing en de steile helling een ideale plek was voor hinderlagen. Drie smalle straten liepen langs de helling omhoog, met aan weerszijden vijf verdiepingen hoge huizen. De bewoners ervan deden nog een laatste wanhopige poging om de legionairs tegen te houden door ze vanaf de daken te bestoken met projectielen. Scipio, een ervaren belegeraar, trok het initiatief al snel weer naar zich toe. Hij gaf zijn mannen de opdracht de huizen te bestormen en zich een weg naar het dak te banen. Nadat ze dat hadden veroverd, legden ze planken neer om op een volgend dak te komen. Tijdens die strijd, hoog boven de straat, ging de slachting op de grond door. Toen het verzet op de daken was gebroken, gaf Scipio de opdracht de huizen in brand te steken. Om zijn troepen een goede doortocht te bieden, liet hij ook opruimploegen komen om de straten te ontdoen van puin. Maar niet alleen stenen en balken stortten omlaag, ook kinderen en bejaarden die zich in de gebouwen hadden verstopt. Velen van hen leefden nog, ondanks hun gruwelijke brandwonden en andere kwetsuren, en hun meelijwekkende kreten voegden zich in de kakofonie van geluiden waarmee de slachting gepaard ging. Sommigen werden vertrappeld door de optrekkende Romeinse cavalerie. Anderen kwamen op een nog ergere manier aan hun einde, toen de opruimploegen met hun ijzeren haken de lichamen wegtrokken en, levend of dood, in grote kuilen gooiden. Zes dagen en nachten gingen die helse tonelen door. Scipio wisselde geregeld de eenheden die het bloedige werk deden af om hun krachten en emoties te sparen. Op de zevende dag verscheen een delegatie van Carthaagse bestuurders voor de Romeinse generaal, met in hun handen olijftakken uit de tempel van Eshmun als symbool van vrede. Ze smeekten hem om hun leven en dat van hun medeburgers te sparen. Scipio stemde toe, en later die dag verlieten 50 000 mannen, vrouwen en kinderen de citadel via een kleine poort in de muur, een ellendig slavenbestaan tegemoet. Uit: Richard Miles, Carthago. Opkomst en ondergang van een stad, 2010 Dit betekende echter niet het einde van Carthago. Een belangrijk onderdeel van de romanisering van het rijk was namelijk de urbanisatie: op strategische punten werden stedelijke centra uitgebouwd, onderling verbonden door een uitgebreid wegennetwerk. Hoewel er een heilig verbod was om de stad Carthago herop te bouwen, stichtten de Gracchen er in 122 v.C. onder slechte voortekens een nieuwe stad, Iunonia, die slechts dertig jaar bleef bestaan. Ook Julius Caesar vatte het plan op om Carthago herop te bouwen. Statio 1 29 Na zijn dood zette Augustus volgens een sterk stedenbouwkundig patroon een stad neer die uit honderd identieke blokken in dambordpatroon bestond. De Colonia Iulia Carthago groeide vrij snel uit tot een bloeiende handelsstad. Met ongeveer 500 000 inwoners was het een van de allergrootste steden uit het Romeinse imperium. De ruïnes die je vandaag nog kan bezichtigen, dateren dus van de periode waarin Carthago werd heropgebouwd door Rome. Op de kaart van Africa (blz. 21) kan je zien dat Carthago niet de enige belangrijke Afrikaanse stad in de Romeinse oudheid was. Steden als Utica, Hippo Regius en Hadrumentum vormden ook belangrijke stedelijke centra in Africa Proconsularis. Een van de bloeiendste culturele centra was ongetwijfeld Leptis Magna. Die van oorsprong Fenicische stad maakte deel uit van de regio Tripolitana en werd omstreeks 30 n.C. ingelijfd in de provincia Africa. Onder Romeinse heerschappij groeide de stad geleidelijk uit tot een bloeiend economisch en cultureel centrum. Verschillende monumenten verrezen achtereenvolgens aan de horizon: een markt en een theater ten tijde van Augustus, het grootste amfitheater van Noord-Afrika onder keizer Nero en een thermencomplex Theater in Leptis Magna uit de regeerperiode van Hadrianus. De bloeiperiode bereikte haar hoogtepunt in het jaar 193 n.C., toen Septimius Severus, afkomstig van Leptis Magna, het keizerlijke ambt bemachtigde en zo de allereerste Romeinse keizer van Afrikaanse origine werd. Rond het jaar 203 werden o.a. een monumentale triomfboog en een gloednieuw marktplein opgericht naar aanleiding van een bezoek van Severus aan zijn geboortestad. Bekijk het beeldfragment. 1 Met welk probleem heeft de archeologische site van Leptis Magna nu te maken? Sinds het uitbreken van de Arabische lente blijven de toeristen weg uit angst voor onlusten. 2 Welke exportproducten worden in het fragment vermeld? Slaven, ivoor, goud en wilde dieren 3 Leptis Magna geeft een goed beeld van de romanisatie. Leg uit. De Grieken waren de eersten die het land koloniseerden, de Romeinen veroverden het later. Net als overal in hun rijk maakten ze er een echte Romeinse stad van. 30 Statio 1 Woorduitleg Non sermo Poenus*, non habitus tibi, externa non mens: Italus, Italus. * Poenus, a, um: Fenicisch Uit: Statius, Silvae, IV, 45-46 Opdracht Welk aspect van de Romeinse politiek komt hier duidelijk tot uiting? Romanisering IX Rumble in the jungle Opfrissing van de functies en uitzonderingen bij de verbuigingen Met Plinius Maior (23-79 n.C.) heb je vorig jaar al kennisgemaakt. Plinius hield zo van lezen dat hij vaak vergat te slapen. Zijn interesse ging uit naar werkelijk alles, waardoor hij een wandelende encyclopedie was geworden. Zijn kennis zette hij ook op schrift: in totaal schreef hij 160 werken, waarvan er één bewaard is gebleven. Uiteindelijk werd zijn ongebreidelde nieuwsgierigheid hem fataal: de uitbarsting van de Vesuvius was voor de wetenschapper Plinius zo opwindend dat hij er in een bootje heen voer. De laatst vastgestelde ontdekking van Plinius Maior was dat vulkaangassen giftig zijn ... Overwinning van Apollo op de Python (Huis van de Vettii, Pompeii) Je weet al dat Plinius alle schoolvakken interessant kan maken door de meest fantastische anekdotes. Vorig jaar las je onwaarschijnlijke verhalen over dieren. Uiteraard mogen olifanten niet ontbreken in een statio over Afrika. Plinius merkt op dat twee dieren zo goed als onkwetsbaar zijn: de reuzenslang en de olifant. Als die twee onoverwinnelijke dieren het tegen elkaar opnemen, wie wint dan het duel? Wat betekenen de volgende woorden? elephantus, i, m. olifant adscendere, o (↔ descendere) stijgen, omhoog gaan omhoog klimmen difficultas, atis, v. moeilijkheid inicere, io werpen op impar, imparis (+ dat.) niet gelijk aan, niet opgewassen tegen luctatus, us, m. (luctari: vechten) gevecht praecludere, o aan de voorkant sluiten afsluiten spectaculum, i, o. schouwspel, spektakel frigidus, a, um koud insidiari, or een hinderlaag leggen ebibere, o uitdrinken, opdrinken commori, ior samen sterven Statio 1 31 Woorduitleg 1 Mira est quorundam animalium sollertia1 astutissima2, sicut apparet e fabulis quibusdam de pugnis draconum3 elephantorumque° narratis. Adscendere° in altitudinem elephanti draconi difficultas° est. Itaque draco in 5 arborem adscendit et ab excelsa4 parte in elephantum se inicit°. Qui sciens imparem° esse sibi luctatum° contra nexus5 draconis, in arborem aut rupem accedit et sic draconem atterere6 conatur. Cavens draco pedes elephanti primum alligat7 cauda8. Solvit hic nodos9 10 manu, at ille interea in ipsas nares10 eius caput condit pariterque spiritum elephanti praecludit° et mollissimas lancinat11 partes. Draco autem aliqui obvius deprehensus in12 elephantum se erigit13 oculosque eius maxime petit et aggreditur. 15 Ita fit ut plerumque elephanti caeci ac fame adfecti reperiantur14. Quae alia tantae dimicationis15 causa est, nisi quod natura paria sibi spectaculum° componit? 1 sollertia, ae, v.: vaardigheid, bedrevenheid 2 astutus, a, um: sluw, listig 3 draco, onis, m.: slang, draak 4 excelsus, a, um: hoog 5 nexus, us, m.: verstrengeling 6 atterere, o: stukwrijven, verpletteren 7 alligare, o: vastbinden 8 cauda, ae, v.: staart 9 nodus, i, m.: knoop 10 naris, is, v.: neusgat 11 lancinare, o: verscheuren, uiteenrijten 12 obvius deprehensus in: ‘wanneer hij onverwachts stoot op’ 13 erigere, o: oprichten 14 reperiantur: conjunctief presens 15 dimicatio, onis, v.: gevecht 16 aestu torrente: ‘terwijl de hitte brandt’ 17 praecipue (bijw.): voornamelijk 18 mergere, o: onderdompelen 19 defigere, o: vasthechten 20 consumant: conjunctief presens 21 siccare, o: uitdrogen, leegmaken 22 concidere, o: neervallen 23 inebriatus, a, um: dronken Est et alia talis pugnae fabula. Elephantis enim 20 frigidissimus° est sanguis. Quam ob rem aestu torrente16 praecipue17 a draconibus petuntur. Qua causa dracones in amnem mersi18 insidiantur° elephantis bibentibus: cauda alligant manum eorum et in aurem se defigunt19, quoniam is solus locus defendi non potest manu. 25 Dracones tanti sunt ut omnem sanguinem frigidum° consumant20. Itaque elephanti ab iis ebibuntur° siccatique21 concidunt22. Sed inebriati23 dracones opprimuntur ac commoriuntur°. Naar: Plinius Maior, Naturalis historia, VIII, 12 1 Wat bedoelt Plinius met mira ... astutissima (r. 1)? Mozaïek uit Carthago met olifant en slang Bepaalde dieren zijn heel sluw. 2 De slang is in het nadeel door de hoogte van de olifant. Hoe lost ze dat probleem op? Ze klimt in een boom om zich van daar op de olifant te werpen. Wie is in het voordeel in die situatie? De slang 32 Statio 1 3 Wat doet de olifant, als hij de slang op zich voelt vallen? Hij probeert haar te verpletteren tegen een boom of een rots. 4 Wat betekent manu (r. 10), als het over olifanten gaat? Slurf 5 Beschrijf het verdere verloop van het gevecht. De slang verstrengelt zich rond de poten van de olifant. De olifant ontwart de knoop met zijn slurf, maar dan duwt de slang haar hoofd in zijn neusgaten, blokkeert zo zijn ademhaling en bijt in het vlees van de slurf. 6 Wat doet de slang, als ze onverwachts tegenover een olifant komt te staan en dus geen tijd heeft om in een boom te klimmen? Ze probeert de ogen van de olifant te raken. 7 Welke reden geeft de schrijver voor het bestaan van dergelijke tweedracht? De natuur plaatst de dieren samen als een spektakel voor zichzelf. In regel 9-10 wordt naar twee verschillende personages verwezen. In het Nederlands zeggen we ‘De eerste ..., de laatste ...’. Welke voornaamwoorden worden in het Latijn gebruikt? - De eerstgenoemde (uit de vorige zin): ille - De laatstgenoemde: hic 8 In regel 19 schrijft Plinius dat er nog een tweede verhaal over het gevecht bestaat (est et alia talis pugnae fabula). Parafraseer dat verhaal. 9 Klopt het dat olifanten koud bloed hebben? Neen: olifanten zijn warmbloedige zoogdieren. uitbreiding De olifant heeft heel koud bloed. In de zomer ligt de slang in rivieren op de loer om op het gepaste moment zijn slurf te verstrengelen en zijn oren aan te vallen die de olifant niet kan verdedigen met zijn slurf. De slang zuigt al het bloed van de olifant op. Leeggezogen valt de olifant op de dronken slang, waardoor ze allebei sterven. 10 Wie is het agressiefst volgens Plinius? De slang Waarom? Ze is de kwaadaardige, listige schurk die strategieën ontwikkelt om de nietsvermoedende olifant aan te vallen: ze ligt op de loer (insidiantur, r. 22) of klimt in bomen (in arborem adscendit, r. 5). Statio 1 33 1 Animalium (r. 1) is een afwijkend substantief van de tweede klasse. Ken je de andere afwijkende substantieven en adjectieven nog? Vul de tabel aan. abl. enk. animal mare substantieven milia moenia dives pauper adjectieven vetus animal-i mar-i nom./acc. o. mv. gen. mv. animal-ia animal-ium mar-ia mar-ium moen-ia moen-ium mil-ia divit-e divit-a pauper-e pauper-a veter-e veter-a mil-ium divit-um pauper-um veter-um 2 Rumble in the jungle: noodzakelijke versus niet-noodzakelijke zinsdelen. Geef alle zinsdelen uit het eerste deel van de tekst (r. 1-12) een plaats in de tabel. Noteer bij langere zinsdelen alleen het eerste en het laatste woord. Bezint eer ge begint ... a Ken je de naam nog van de functie van een veelvoorkomend niet-noodzakelijk zinsdeelstuk? In de tabel is geen aparte kolom voorzien, omdat die functie altijd bij een kern hoort: kern + BVB . Ze vormen samen het zinsdeel dat je moet invullen. b Welk zinsdeel is soms noodzakelijk, soms niet-noodzakelijk? Bepaling van gesteldheid c Wat is de functie van de vocatief? Aanspreking Aangezien die functie heel weinig voorkomt en er geen enkele in de tekst voorkomt, is ze niet in de tabel opgenomen. O noodzakelijke zinsdelen LV voorwerp quorundam ... astutissima sicut ... narratis adscendere ... elephanti draconi draco itaque in arborem draco se Qui 34 niet-noodzakelijke zinsdelen BWB BVG ab excelsa parte in elephantum in arborem aut rupem Qui draconem atterere sic draco pedes elephanti primum cauda Statio 1 sciens ... draconis cavens hic nodos manu ille caput interea in ipsas nares eius ille spiritum elephanti pariter ille mollissimas partes d And the winner is ... Welke functie komt het meest voor? BWB (14) Wie behaalt zilver? O/LV (7) En brons? BVG (2) 3 De ene BWB is de andere niet. Bepaal de naamval en de rol van de volgende BWB’s. • draconi (r. 4): datief, voor- of nadeel • cauda (r. 9): ablatief, middel • manu (r. 9): ablatief, middel 4 Schrijf uit het laatste deel van de tekst (r. 19-28) alle zinsdelen over die een BVB bevatten. Verbind de BVB telkens met haar kern. • alia talis pugnae fabula • quam ob rem • qua causa • elephantis bibentibus • manum eorum • is solus locus • omnem sanguinem frigidum • frigidissimus sanguis 5 Haal nu alle BVG’s uit de tekst. Denk eraan: een BVG kan de vorm aannemen van een substantief, een adjectief of een participium . • • • • • • • • • • • • sciens ... draconis cavens obvius deprehensus caeci fame adfecti Statio 1 spectaculum in amnem mersi bibentibus solus locus siccati inebriati 35 X Schipper, mag ik overvaren? Oefenen met tekst Iedereen kent het verhaal van Hannibal die met zijn olifanten de Alpen oversteekt. Op het eerste gezicht minder spectaculair, maar misschien nog indrukwekkender, is de manier waarop Hannibal de Rhône oversteekt. De rivier is breed en diep, aan de overkant staan duizenden woeste Galliërs gevechtsklaar en de olifanten zijn met geen stokken op de gammele vlotten te krijgen. En niets is gevaarlijker dan een panikerende olifant ... Volgens mij waren er verschillende manieren om de olifanten over te zetten. En inderdaad, de berichtgeving daaromtrent is heel verschillend. Sommigen vertellen dat de olifanten eerst op de oever werden samengebracht, en dat daarna de wildste van de kudde, woedend op zijn kornak die het water in vluchtte, de achtervolging inzette, waardoor de hele kudde werd meegesleurd in het diepe water. Ondanks hun angst daarvoor en het feit dat hun poten de bodem niet meer raakten, werden ze toch door de stroming zelf naar de andere oever gesleurd. Maar het is juister om te geloven dat de olifanten werden overgezet door middel van vlotten. Die strategie zou op voorhand de veiligste zijn gebleken, waardoor het na de gebeurtenissen beter lijkt om daaraan geloof te hechten. Een vlot van 60 meter lang en 15 meter breed werd vanaf de oever in de rivier geworpen en met sterke touwen vastgemaakt aan het hoogstgelegen deel van de oever, zodat het niet werd meegesleurd door de stroom. Zoals een brug werd het bedekt met wat opgeworpen aarde, zodat de beesten er zich onverschrokken op durfden bewegen zoals op een vaste ondergrond. Daaraan werd een even breed tweede vlot verbonden van 30 m lang dat geschikt was om de rivier over te steken. Dan werden de olifanten, met de wijfjes op kop, op het grootste vlot gedreven, dat stabiel was zoals een weg. Wanneer ze dan op het tweede, kleinere vlot kwamen, werden de zwak aangespannen kabels onmiddellijk losgemaakt en werd het vlot door een aantal snelle zeilboten naar de overkant gesleept. Na het ontschepen van de eerste olifanten werd dat herhaald, totdat de hele kudde was overgebracht. Zolang ze zich op een vaste brug waanden, voelden de olifanten zich op hun gemak. De eerste angst dook op, wanneer ze op het losgemaakte vlot werden meegesleurd in het ruime sop. Dicht op elkaar gedrongen - zo ver mogelijk weg van de uiteinden - heerste er grote paniek, totdat de angst zelf, veroorzaakt door het zien van alleen maar water, weer voor rust zorgde. Sommige beesten gingen echter zo wild tekeer dat ze in het water vielen en hun kornak van zich af wierpen. Hun massa hield hen overeind: stap voor stap zochten ze de bodem en bereikten ze de overkant. Uit: Livius, Ab Urbe Condita, XXI, 28 1 Geef twee elementen die aantonen dat Livius een objectieve versie van de feiten probeert weer te geven. Staaf je antwoorden met woorden uit de tekst. • Hij raadpleegt verschillende bronnen: ‘de berichtgeving daaromtrent is heel verschillend’. • Hij gaat er op een kritische manier mee om: ‘maar het is juister om te geloven ...’. 36 Statio 1 2 Waarom hebben ze twee vlotten nodig om de olifanten over te zetten? De olifanten durven alleen op een vlot dat niet beweegt. Maar een vlot dat niet beweegt, is te groot om de oversteek te maken. 3 a Welk element op de afbeelding (blz. 36) stemt niet overeen met het verhaal, behalve het feit dat Livius over slechts één berijder per olifant spreekt? In de tekst is er sprake van slechts één vlot waarop alle olifanten samen de oversteek maken b Welke slimme toevoeging aan het vlot heeft de tekenaar gemaakt? Een houvast voor de slurf 4 Waarom kalmeren de meeste olifanten op het kleinere vlot opnieuw? Ze zijn doodsbang wanneer ze alleen water rond zich zien. Hun grote schrik werkt verlammend, waardoor ze kalmeren. Een kornak 5 Geef een synoniem voor kornak: olifantenbestuurder XI uitbreiding 6 Omcirkel alle voegwoorden in de tekst. Denk goed na: de opdracht lijkt makkelijker dan ze is! Italus, Italus Septimius Severus, de eerste Afrikaanse keizer In het cultuurhoofdstuk over de provincie Africa maakte je al kennis met de eerste Romeinse keizer die in Afrika werd geboren: Lucius Septimius Severus. Ken je zijn geboortestad nog? Leptis Magna Severus staat vandaag bekend als een goede keizer. Hij maakte een einde aan de crisis van het vijfkeizerjaar in 193 n.C. en voerde de nodige hervormingen in om Rome opnieuw degelijk te kunnen besturen. Die hervormingen waren vooral van militaire aard. Severus is dan ook vooral beroemd door de vele militaire expedities die hij tijdens zijn regeerperiode ondernam. In de volgende tekst krijg je een beknopte biografie van de keizer. Lees de tekst en vul daarna de steekkaart in. Statio 1 Buste van keizer Severus 37 1 Vul aan. administratio, onis, v. rebellare, o interior, ior, ius bellicus, a, um securitas, atis, v. hostis publicus, m. indicare, o administratie, bestuur rebelleren, in opstand komen meer naar binnen gelegen oorlogs-, van de oorlog veiligheid publieke vijand aanduiden 2 Een passus is een Romeinse lengtemaat en komt overeen met twee passen, wat 1,5 m bedraagt. Waarmee komt mille passus dan overeen? 1,5 km . Welke moderne woorden herken je daarin? Mijl, (Eng.) mile In het meervoud gebruikt men het substantief milia (lt.: duizendtallen), gevolgd door de genitief passuum. Boog van Severus (Leptis Magna) Woorduitleg 1 Hinc imperii Romani administrationem° Septimius Severus accepit, oriundus1 ex Africa, provincia Tripolitana, oppido Lepti. Solus omni memoria et ante et postea ex Africa imperator fuit. Hic 5 primum fisci2 advocatus3, mox militaris tribunus4, per multa deinde et varia officia atque honores usque ad administrationem totius rei publicae venit. Pertinacem5 se appellari voluit in honorem eius Pertinacis, qui a Iuliano6 occisus erat. Parcus7 10 admodum8 fuit, natura saevus. Bella multa et feliciter gessit. Pescennium Nigrum9, qui in Aegypto et Syria rebellaverat°, apud Cyzicum10 interfecit. Parthos11 vicit et Arabes12 interiores° et Adiabenos13. Arabes eo usque14 superavit ut etiam provinciam ibi 15 faceret15. Idcirco16 Parthicus, Arabicus, Adiabenicus dictus est. Multa toto orbe Romano reparavit17. Sub eo18 etiam Clodius Albinus, qui in occidendo Pertinace19 socius fuerat Iuliano, Caesarem20 se 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 38 Statio 1 oriundus, a, um: afkomstig fiscus, i, m.: keizerlijke schatkist advocatus, i, m.: raadsman militaris tribunus, i, m.: krijgstribuun Pertinax, acis, m.: Pertinax, één van de vijf Romeinse keizers die in het jaar 193 n.C. regeerde Iulianus, i, m.: Julianus, een van de vijf keizers in 193 parcus, a, um: zuinig, gierig admodum (bijw.): heel, buitengewoon Pescennius Niger: generaal die zich in 193 door zijn legertroepen liet uitroepen tot keizer Cyzicus, i, v.: stad in huidig N-W Turkije Parthi, orum, m. mv.: de Parthen, belangrijke volksstam in het huidige Midden-Oosten (o.a. Iran) Arabes, um, m. mv.: Arabieren Adiabeni, orum, m. mv.: inwoners van Adiabena (in het huidige Irak) eo usque ... ut (+ conj.): ‘in die mate ... dat’ faceret: conjunctief imperfectum idcirco (bijw.): daarom, om die reden reparare, o: opnieuw verwerven, herwinnen sub eo: letterlijk ‘onder die (hem)’ in occidendo Pertinace: ‘bij de moord op Pertinax’ Caesar, ris, m.: Caesar, vaste naam van de Romeinse keizers in Gallia21 fecit, victusque apud Lugdunum22 et 20 interfectus. Severus tamen praeter bellicam° gloriam etiam civilibus studiis clarus fuit et litteris doctus, philosophiae scientiam ad plenum23 adeptus24. Novissimum bellum in Britannia habuit, utque 25 receptas25 provincias omni securitate° muniret26, vallum27 per CXXXIII passuum milia° a mari ad mare deduxit28. Decessit29 Eboraci30 admodum senex, imperii anno sexto decimo, mense tertio. Divus appellatus est. Filios duos successores31 30 reliquit, Bassianum et Getam, sed Bassiano Antonini nomen a senatu voluit imponi32. Itaque dictus est M. Aurelius Antoninus Bassianus patrique successit33. Nam Geta hostis publicus° indicatus° confestim34 periit. 21 Gallia, ae, v.: Gallië, een Romeinse provincie die grotendeels overeenkomt met het huidige Frankrijk 22 Lugdunum, i, o.: stad in Gallië, nu Lyon 23 ad plenum: geheel, totaal 24 adipisci, or, adeptus sum: behalen, verwerven 25 recipere, io: (hier) in bezit nemen, veroveren 26 ut muniret: ‘om te versterken’ 27 vallum, i, o.: verschansing, (verdedigings)wal 28 deducere, o: (hier) doortrekken, voortzetten 29 decedere, o: overlijden 30 Eboraci: ‘in Eboracum’, stad in de provincie Britannia, het huidige York 31 successor, ris, m.: opvolger 32 imponere, o: (hier) toevoegen, geven 33 succedere, o (+ dat.): opvolgen 34 confestim (bijw.): onmiddellijk Naar: Eutropius, Breviarium historiae Romanae, VIII, 18-19 1 Vul de steekkaart in. Naam Geboorteplaats Politieke carrière Septimius Severus Leptis Magna (provincia Africa) 1 raadsman van de keizerlijke schatkist 2 krijgstribuun 3 verschillende ereambten 4 leiding van de hele staat (keizer) Karakter 1 spaarzaam, zuinig 2 grimmig, hard Militaire overwinningen 1 2 3 4 1 2 Interesses Plaats van overlijden strijd tegen Pescennius Niger verovering van Parthia, Arabia en Adiabena strijd tegen Clodius Albinus oorlog in Britannia; doortrekken van de muur literatuur filosofie Eboracum (York) Zonen 16 jaar en 3 maanden 1 Bassianus 2 Geta Opvolger Bassianus Duur regeerperiode Statio 1 39 2 In de voorbereiding heb je ontdekt hoeveel kilometer mille passus is. Bereken nu hoe lang de muur was die Severus heeft doorgetrokken: 133 x 1,5 = 199,5 km 1 Geef de naamval en de functie van de volgende woord(groep)en uit de tekst. Als het om een BWB gaat, geef je ook de rol (behalve bij voorzetselgroepen). administrationem (r. 1) accusatief LV nominatief NDgez ablatief ex Africa (r. 2) imperator (r. 4) BWB accusatief se (r. 8) onderwerp toto orbe Romano (r. 16) ablatief omni securitate (r. 25) mense tertio (r. 28) successores (r. 29) BWB (plaats) ablatief BWB (wijze) ablatief BWB (tijd) accusatief BVG genitief Antonini (r. 30) BVB ablatief a senatu (r. 31) BWB datief patri (r. 32) hostis publicus (r. 33) voorwerp nominatief BVG 2 Welke rol heeft a senatu (r. 31)? Handelende persoon XII Cultuur: achter de schermen van een wereldrijk Brood en spelen Het belang van de Noord-Afrikaanse provincies beperkte zich niet tot het culturele domein. De provincie Africa was in de eerste plaats een van de belangrijkste graanleveranciers van Rome. Om de honderdduizenden inwoners te kunnen voeden, hadden de keizers nood aan een structurele graantoevoer vanuit de meest vruchtbare provincies (voornamelijk Egypte, Noord-Afrika en Sicilië). Onder het bewind van Augustus werd Rome meermaals geteisterd door zware hongersnoden. Daardoor zag hij zich genoodzaakt de graanbevoorrading grondig te reorganiseren. Een van de belangrijkste maatregelen was ongetwijfeld de opwaardering van het ambt van praefectus annonae (hoofd van de graantoevoer), dat voortaan een permanente functie werd. De praefectus annonae was onder meer bevoegd voor de controle van de bevoorrading door de verschillende provincies. Behalve graan exporteerden de Afrikaanse provincies ook grote hoeveelheden olijfolie, wijn en vee. Het transport over zee vertrok vanuit verschillende havensteden, waarvan Carthago de belangrijkste was. Noord-Afrika speelde niet alleen een essentiële rol in de toevoer van levensmiddelen. Het was ook de grootste leverancier van wilde dieren die bestemd waren voor de Romeinse amfitheaters. Ongeveer dertig verschillende soorten deden hun intrede in het Colosseum: leeuwen, tijgers, olifanten, giraffen, neushoorns, krokodillen, apen ... Een van de populairste dierenshows was de venatio: een jachtpartij waarbij exotische dieren werden opgejaagd en meestal afgeslacht voor de ogen van duizenden toeschouwers. 40 Statio 1 Een andere vorm van vermaak vormden de zogenaamde executies ad bestias, waarbij voornamelijk zware criminelen (bestiarii) zonder enige bescherming of wapenuitrusting het duel moesten aangaan met bijvoorbeeld een wilde beer. Veel keizers maakten zich razend populair bij het Romeinse plebs door groots opgezette, decadente spektakels voor de arena te organiseren. Toch waren er grenzen. Wie die overtrad, viel in ongenade. De meest beruchte keizer op dat vlak is ongetwijfeld Commodus, die regeerde van 180 tot 192 n.C. Hij hield ervan een prominente rol te spelen in de spektakels. Zo zou hij vaak in zijn eentje naar het amfitheater zijn getrokken om er naakt als gladiator te vechten. Ter ere van zijn sterk ontwikkelde fysieke eigenschappen liet hij verschillende standbeelden oprichten waarop hij werd afgebeeld als Hercules. Tijdens arenaspelen trad hij vaak op de voorgrond, ofwel om verminkte burgers en soldaten te executeren, ofwel om grote aantallen wilde dieren af te slachten. Zijn kwalijke reputatie inspireerde regisseur Ridley Scott tot de grotendeels fictieve plot van de film Gladiator (2000), waarin Commodus op de voorgrond treedt als een megalomane en wrede heerser. De slachtpartijen van Commodus waren slechts de excessen van één man. Op grote schaal waren de gevolgen van die fascinatie voor exotische dieren veel desastreuzer. Als je bedenkt dat tijdens de officiële openingsceremonie van het Colosseum in 81 n.C. duizenden dieren genadeloos werden afgeslacht, is het niet verwonderlijk dat verschillende exotische diersoorten met uitsterven waren bedreigd. Een groot aantal dieren kwam bovendien niet eens levend aan in Italië. De Romeinse schrijvers zelf besteden doorgaans weinig aandacht aan die kwestie. Wanneer ze dat wel doen, lees je vaak alleen merkwaardige of uitzonderlijke anekdotes, zoals in dit fragment van Plinius Maior. Vroeger was het een zware opgave leeuwen te vangen en gebeurde dat meestal met behulp van valkuilen. Tijdens Claudius’ regering werd bij toeval een voor de reputatie van zo’n wild dier bijna beschamende vangmethode ontdekt, toen een Gaetulische herder zijn mantel over een aanstormende leeuw wierp. Dat werd meteen als schouwspel in de arena geïntroduceerd, want zodra de kop van een leeuw door een lap wordt bedekt, hoe licht ook, verstart zijn geweldige woestheid op haast onvoorstelbare wijze, zodat hij zonder verzet kan worden geketend. Al zijn kracht schuilt namelijk in zijn ogen. Uit: Plinius Maior, Naturalis historia, VIII, 21 (vertaling: J. van Gelder, M. Nieuwenhuis en T. Peters) Statio 1 41 Opdrachten 1 Numismatiek*: iedereen kan het. Hieronder zie je een afbeelding van een Romeinse munt uit de 2de eeuw n.C. Taalsteun * numismatiek: studie van munten a Welke keizer is afgebeeld? Hadrianus b Duid de volgende zaken aan: afgestroopte olifantenhuid, schorpioen, hoorn des overvloeds, modius (Romeinse maat: 8,75 liter) graan. uitbreiding 2 Dit jaar leer je in de lessen Nederlands over stijlfiguren. Een daarvan is de metafoor. Een metafoor is een vorm van beeldspraak, waarbij je twee zaken met elkaar vergelijkt zonder het voegwoord ‘(zo)als’ te gebruiken. Hieronder lees je een beroemd voorbeeld uit een toneelstuk van William Shakespeare. All the world’s a stage, and all the men and women merely players: they have their exits and their entrances. (As You Like It, act 2, scene 7, 123-141) ‘Afrika, de coulissen van Rome.’ Op welke gelijkenissen is deze metafoor gebaseerd? Net zoals de coulissen in het theater de plaats zijn waar je de belangrijkste attributen voor een toneelstuk (kledij, decor ...) terugvindt, is Afrika de regio die onontbeerlijk is voor de stad Rome: dagelijks brood, maar ook bron van spektakel (wilde dieren). 3 Bekijk het beeldfragment uit de film Gladiator en beantwoord de vragen. a In welke Afrikaanse stad speelt de scène zich af? Zucchabar b Wat is het beroep van Proximo? Slavenhandelaar c In het beeldfragment zie je heel wat dieren de revue passeren. Som zes verschillende soorten op. Leeuw, cobra, dromedaris, gier, giraf, flamingo (stier, ezel, paard) d Aan welk bouwwerk kan je zien dat de stad geromaniseerd is? Aan het amfitheater 42 Statio 1 XIII Alle wegen leiden naar Rome De reis doorheen Africa werd georganiseerd door Pomponius Mela, een deskundige gids die het terrein heel goed kent. Stel nu echter dat je op eigen houtje een Romeinse provincie wilt verkennen. Dat wordt een lastige en gevaarlijke reis, waar je best niet onvoorbereid aan begint. Voor je de tocht aanvat, wil je natuurlijk eerst weten waar je precies bent terechtgekomen. Dit is de fase van de oriëntatie, waarin je vooral vragen stelt: Wat weet je al over de plaats? Wat wil je zeker nog weten vooraleer je aan de tocht begint? Wat is de eindbestemming, en wat wil je onderweg zien? Is de tocht wel haalbaar? Wat zijn de gevaren? Wie kan je helpen? Eenmaal je daar een idee van hebt, begint de voorbereiding van de tocht. Om het risico op verdwalen zo klein mogelijk te houden, bepaal je eerst een route waarin je zo concreet mogelijk beslist waar je precies heen wilt en welke plaatsen je onderweg zal bezoeken. Je zorgt voor een goede bagage en kiest een gepast vervoersmiddel. Je maakt een planning om te zorgen dat je tijdig je bestemming bereikt. Als je in groep reist, zal je de taken verdelen. De ene leest de kaart, de andere gaat op verkenning, nog een andere zorgt voor het eten, en de bagage wordt op voorhand verdeeld. Als je een dagboek wilt bijhouden van de reis, is dit een goed moment om daarmee te beginnen. De reis zelf is de uitvoering. Je bezoekt gebouwen, bekijkt kunstwerken, spreekt met de plaatselijke bevolking, leest informatie over de plaats waar je bent … Een georganiseerde reiziger zal deze informatie zorgvuldig bijhouden, in de vorm van foto’s, notities, filmpjes, brochures ... Op het einde van de reis moet namelijk een verslag worden gemaakt, waarin je die hopen informatie verwerkt. Je denkt na over de vorm en de structuur van je verslag. Eenmaal thuis breng je verslag uit van je reis, in de vorm van een diavoorstelling, een artikel in de krant, een lezing, of een lange e-mail. Ten slotte reflecteer je over je tocht. Wat was er goed aan? Wat zal je zeker anders doen op je volgende reis? Ergo Roma I Wat zijn de verschillende fasen van een onderzoek? Statio 1 43 XIV Differentiatie Differentiatie 1 Olifanten worden in Azië nog altijd intensief gebruikt als lastdieren, zoals je op de eerste afbeelding kunt zien. Vooral om hout van moeilijk bereikbare plaatsen weg te halen, is de olifant onovertroffen. Merkwaardiger is dat ook in onze contreien de olifant als levende bulldozer werd ingezet. Zo werden olifanten gebruikt om de Noord-Zuidverbinding in Brussel te graven. In de oudheid werden olifanten voor verschillende doeleinden ingezet. Bij welke afbeelding (nummers 2-5) horen de volgende teksten? Noteer in het vakje boven elke tekst het nummer van de afbeelding die erbij past. 1 3 2 4 5 5 De Epirische koning Pyrrhus behaalde een nipte overwinning op de Romeinen, die hem zoveel verliezen kostte dat het hem een beroemde uitspraak ontlokte: ‘Nog één zo’n overwinning en ik ben eraan’. Woorduitleg 1 Actum erat, nisi elephanti converso in 1 procucurrissent: conjunctief plusquamperfectum spectaculum bello procucurrissent1, quorum 2 cum ... tum: nu eens ... dan weer ... 3 deformitas, atis, v.: mismaaktheid cum2 magnitudine tum deformitate3 et novo 4 stridor, ris, m.: gekrijs odore simul ac stridore4 consternati5 equi, cum6 5 consternare, o: vrees aanjagen, schichtig maken 7 8 6 cum (voegw. + conj.): toen 5 incognitas sibi beluas , amplius quam erant, 7 belua, ae, v.: beest 9 10 suspicarentur , fugam stragemque late dederunt . 8 amplius (bijw.): meer 9 suspicari, or: hoog inschatten (conjunctief Uit: Florus, Epitome de T. Livio Bellorum omnium annorum, DCC, I, XIII imperfectum) 10 fugam stragemque late dare: ‘op de vlucht jagen en een massale slachting aanrichten’ 44 Statio 1 4 Karel de Grote (742-814) kreeg in zijn paleis in Aken bezoek van Isaac, een gezant van de kalief van Bagdad. Woorduitleg Venit Isaac cum elephanto et ceteris muneribus quae a rege Persarum missa sunt, et Aquisgrani* omnia imperatori detulit; nomen elephanti erat Abul Abaz. * Aquisgrani = ‘in Aken’ Uit: Einhard, Annales regni Francorum, Anno 802, 117 3 In de 3de eeuw n.C. beschreef Solinus allerlei wonderlijke fenomenen en eigenaardige volkeren. Elke zin begint met de naam van een volk (de Serbotae, de Azachaei en de Psambari). Woorduitleg Serbotae longi sunt ad1 pedes duodecim. Azachaei captos venatibus2 elephantos devorant3. Psambaris nulla est aurita4 quadrupes5, nec elephanti quidem. 1 2 3 4 5 ad (+ acc.): (hier) ongeveer venatus, us, m.: jacht devorare, o: verslinden auritus, a, um: langorig quadrupes, edis, v.: viervoeter Uit: Solinus, De mirabilibus mundi, XXX 2 Generaal Perdicca trad keihard op tegen opstandige soldaten in het leger van Alexander de Grote. Woorduitleg Tum Perdicca CCC milites fere a ceteris militibus discretos1 elephantis in conspectu totius exercitus obicit2; omnesque beluarum3 pedibus obtriti4 sunt. 1 2 3 4 discernere, o: scheiden, afzonderen ob- (voorvoegsel): voor belua, ae, v.: beest obterere, o: verpletteren Naar: Curtius Rufus, Historia Alexandri Magni, X, 9 2 Weinig mensen weten het, maar er is een link tussen de koning van de dieren en degene die zijn naam zou geven aan alle keizers ... Statio 1 45 Woorduitleg 1 De Caesarum nomine est aliquid disputandum1: Caesarem vel ab elephanto, qui lingua Maurorum2 caesai dicitur, in proelio caeso eum, qui primus sic appellatus est, doctissimi viri et eruditissimi3 putant 5 dictum, vel quia mortua matre, sed ventre caeso, sit4 natus, vel quod5 cum magnis crinibus6 sit utero7 parentis effusus8, vel quod oculis caesiis9 et ultra10 humanum morem viguerit11. 1 est disputandum: ‘moet worden uitgelegd’ 2 Mauri, orum, m. mv.: Moren (inwoners van Afrika) 3 eruditus, a, um: geleerd, ontwikkeld 4 natus sit: conjunctief perfectum. Vertaal met ‘hij zou geboren zijn’. 5 quod (voegw.): omdat 6 crinis, is, m.: haar 7 uterus, i, m.: baarmoeder 8 effundere, o: uitwerpen 9 caesius, a, um: grijsblauw 10 ultra (+ acc.): meer dan 11 vigere, eo: krachtig zijn (conjunctief perfectum) Uit: Historia Augusta, II, 3-4 Opdrachten 1 Waarom heeft de eerste Caesar die naam gekregen? Geef de vier hypothesen. • Hij heeft een olifant gedood in een gevecht (caedere). • Hij is met een keizersnede ter wereld gekomen (ventre caeso), nadat zijn moeder was gestorven (mortua matre). • Hij is met lang haar ter wereld gekomen. • Hij had grijsblauwe ogen (caesius) en was heel sterk. Olifant op een munt van Caesar 2 Welke hypothese is niet gebaseerd op woordverwantschap? De laatste hypothese is gebaseerd op een uiterlijke gelijkenis (kracht). 3 Wil je een echte uitdaging? Vertaal dan de tekst! Over de naam van de keizers moet altijd iets uitgelegd worden: zeer geleerde en ontwikkelde mannen menen dat hij, die eerst zo genoemd werd, Caesar genoemd wordt, ofwel (afkomstig) van ‘olifant’, die in de taal van de Moren caesai genoemd wordt, nadat hij een olifant in een gevecht gedood had, ofwel omdat hij geboren zou zijn uit zijn gestorven moeder, maar nadat haar buik opengesneden werd, ofwel omdat hij met veel haar uit de baarmoeder van zijn moeder geworpen werd, ofwel omdat hij grijsblauwe ogen had en ver boven de menselijke gewoonte krachtig was. 46 Statio 1
© Copyright 2024 ExpyDoc