Spouwmuur - Omgeving in de Praktijk

UDC 69.022.32
Spouwmuur
Cavity wal1
RVblad 01-1
De ontwikkeling
van de spouwmuur in Nederland
The development of the cavity wal1
in the Netherlands
B.H.J.N.Kooij
Ten geleide
Ten behoeve van het Jaarboek
Monumentenzorg 1996, met als
thema monumenten en bouwhistorie, heeft dc?auteur het artikel
‘De spouwmuur in oude
Nederlandse buitenhuizen’
geschreven. Tijdens de studie voor
dit artikel kwamen meer interessante gegevens beschikbaar dan
erin verwerkt konden worden. In
deze bijdrage komen ook andere
bouwwerken aan bod. Zij
versterken het beeld van de
historische ontwikkeling van de
spouwmuur zoals geschetst in het
aangehaalde artikel.
Het woord ‘spouw’ is afgeleid van
het Middelnederlandse ‘spouden’
dat splijten betekent l. De spouw,
de ruimte tussen twee parallel
lopende muren, werd vroeger in
bijzondere gevallen gevuld met
isolatiemateriaal, terwijl deze
bouwwijze tegenwoordig
algemeen gebruikelijk is. De
geïsoleerde spouwmuur komt,
vergeleken met de vroegste toepassingen van ongeïsoleerde
spouwmuren, tamelijk vroeg voor.
In dit RVblad wordt een schets
gegeven van vier eeuwen toepassing van de spouwmuur in
Nederland, waarbij de aandacht
vooral wordt gericht op de
historische voorbeelden. Over de
historie van spouwmuren, een
typisch Nederlandse constructiewijze en heden ten dage alom
toegepast, is weinig bekend. Het is
voor het eerst dat dit onderwerp op
deze manier wordt belicht.
Redactieraad RestQurQtievQdemecum
Begrippen
Een spouwmuur is een muur die
bestaat uit twee evenwijdige, door
een smalle luchtruimte, een
zogenoemde spouw, gescheiden
RDMZ RV 1998/40
34
muren. Omdat in Nederland voor
muren bijna alleen baksteen werd
toegepast, was vochtwering het
grootste voordeel van ongeïsoleerde spouwmuren. Steens muren zijn
niet altijd waterdicht, waardoor de
binnenzijde tamelijkvochtig kan
zijn en men behang niet direct op
de muur kan plakken afb. 1.
Bij de meeste gebouwen zijn de
spouwmuren buitenmuren met een
binnen- en een buitenblad; men
spreekt dan over buitenspouwmuren. De breedte van de tussenruimte, de spouw, van de geïsoleerde spouwmuur varieert in de
meeste gevallen van vijf tot tien
centimeter; de spouw is dan geheel
of gedeeltelijk gevuld met isolatiemateriaal. Tegenwoordig wordt de
spouw bij bestaande gebouwen op
grond van overheidsmaatregelen
nogal eens opgevuld met (een
hoogwaardig) isolatiemateriaal om
het warmteverlies te beperken; dit
is thans het hoofddoel van de
spouwmuren geworden.
Het zogenoemde dichtsteken van
de spouw past men toe, als het
kozijn voor of achter de spouw
geplaatst moet worden. Wanneer
op verschillende plaatsen de
spouwmuren zijn dichtgemetseld,
dus niet alleen bij de kozijnen maar
bijvoorbeeld ook op de hoeken van
het gebouw en bij de aansluiting
van binnenmuren, spreekt men van
onvolwaardige of onvolledige
spouwmuren. Er ontstaan als het
ware kamers in het metselwerk. Het
nadeel van dit type spouwmuur zou
de kans op een koude- en vochtbrug kunnen zijn: dit is afhankelijk
van het materiaal.
Spouwmuren waarvan de bladen
niet gekoppeld zijn door middel
1.Zeist, eenvoudig vooroorlogs huis (ca. 1924) metspouwmuur: (foto 1997)
Spouwmuur
RVblad 01-2
van hetzelfde bouwmateriaal,
zowel horizontaal als verticaal,
worden volwaardige of volledige
spouwmuren genoemd. Het voordeel daarvan is dat koude- en
vochtbruggen bijna geen
problemen vormen. Tot dit tweede
type spouwmuur worden ook die
spouwmuren gerekend die alleen
bij raam- en deurkozijnen zijn
dichtgestoken. Vergeleken met het
eerste type is het tweede type
echter minder stabiel.
Geluidsisolatie kan bij woningen
ook een reden zijn om een spouwmuur aan te brengen tussen de
woningen. Contactgeluid wordt
dan aanzienlijk teruggedrongen,
mits men geen ankers aanbrengt.
Men spreekt bij dergelijke toepassingen over binnenspouwmuren
2.
In het algemeen werd het onderste
deel van het opgaande metselwerk,
het deel onder de grond en een
klein deel boven de grond, als trasraam uitgevoerd. Een trasraam dat
bestaat uit hardere steen en water-
a
werende specie, is aan te bevelen
tegen optrekkend vocht. Het is
algemeen gebruikelijk dat de
spouwmuur even onder het maaiveld begint; het deel daaronder is
massief.
De eerste toepassingen
Op een ontwerptekening uit 1666
van architect Adriaen Dortsman
(1635/36 - 1682) voor het Sixhuis,
Herengracht 619 te Amsterdam, is
alleen de voorgevel als onvolledige
spouwmuur ontworpen afb. Za-e.
De Amsterdamse patriciër Jan Six
(1618 - 1700) heeft het huis laten
ontwerpen op een in 1665 aangekocht terrein in de nieuwe uitleg 3.
De spouwmuur komt voor op de
tekeningen van de bel-etage en de
verdieping, maar niet van het souterrain. Of de spouwmuur ook
daadwerkelijk zo is gebouwd, is
niet vastgesteld. De tekeningen van
het Sixhuis behoren in ieder geval
tot de oudste voorbeelden 4.
Een tweede voorbeeld uit de tweede helft van de 17de eeuw is huis
b. Bel-etage.
c. Verdieping.
e. Dwarsdoorsnede aanzicht rech ter zijgevel.
2a t/m d. Amsterdam, Herengracht 619, ontwerptekeningen uit 1666 voorhetsixhuis van Adriaen Dortsman metspouw.
Spouwmuur
RVblad 01-3
De Nes te Nigtevecht van de
Amsterdamse architect, stadsmetselaar en keurmeester van
baksteen, Herbert Kramer (t 1705).
Het huis is in opdracht van Pieter
Reael gebouwd in 1687. Er zijn van
het reeds lang verdwenen huis
tekeningen bekend uit ca. 1700 van
D. Stoopendaal, waarop duidelijk
een volwaardige spouwmuur is te
zien afb. 3. De spouwmuur is aangegeven op de plattegrond van de
bel-etage en de eerste verdieping,
maar niet op die van het souterrain.
Ook de oranjerie (1688 - ‘95) op de
buitenplaats Berbice te Voorschoten van Pieter de la Court van
der Voort moet genoemd worden 5.
a. Ach tergevel.
b. Bel-etage.
c. cersre veralepmg
d. Tweede verdieping.
Dit is één van de drie oudste oranjerieën in Nederland afb. 4. De
buitenbouwmuur
is hier anderhalfsteens (Ijsselformaat), de binnenmuur is steens en de spouw, met
een breedte van ca. tien cm is
opgevuld met het hoogwaardige
isolatiemateriaal boekweitdoppen.
De spouw van de volwaardige
3a t/m d. Nigtevech t, huis de Nes. Tekeningen uit ca. 1700 van D. Stoopendaal naar ontwerp van architect H. Kramer:
RDMZRV
1998/40
- 35
Spouwmuur
RVblad 01-4
4. Voorschoten, exterieur van de oranjerie op de buitenplaats
Berbice. (foto 1974)
spouwmuur loopt tot aan de
onderkant van de zoldervloer.
Hierdoor ontstaat de mogelijkheid
om de spouw bij te vullen ingeval
de boekweitdoppen wat zijn
ingezakt. Op dit moment is dit
voorbeeld de oudst bekende
geïsoleerde spouwmuur.
In het eerste stenen woonhuis in
Broek in Waterland, Leeteinde 12 is
een volwaardige spouwmuur
aangetroffen afb. 5. Het werd in
1740 gebouwd in opdracht van Jan
Hillebrandsz Verlaan en Vroutje
Pieters Kok. Beiden waren
afkomstig uit Broeker regentenfamilies 6. De vochtige streek bracht
de ontwerper er waarschijnlijk toe
een spouwmuur toe te passen met
een smalle spouw van vijf cm en de
5. Broek in Waterland, voorgevel van Leeteide 12. (foto 1992)
begane grond een viertal treden
boven het maaiveld aan te brengen.
De balklaag is hier opgelegd in de
buitenmuur 7.
Over de restauratie van het huis
Sparrendaal, gelegen aan de
Hoofdstraat in Driebergen en in
1754 gebouwd in opdracht van
burgemeester Mr. Jacob Berck,
vermeldt architect ir. J.B.Baron
van Asbeck ‘...de buitenmuren waren
geen anderhalfsteensmuren, zoals
vermoed, doch spouwmuren
bestaande uit een steensbuitenmuury
een spouw van ca. 3 cm en een binnenspouwmuur van IJsselsteentjes,diemet
taaie nagels aan de buitenmuur
bevestigd WQSgeweest. De spouwmuren dienden opnieuw opgemetseld en
metgetordeerd koperdraad bevestigd
6. Driebergen, huis Sparrendaal, voorgevel. (foto 1997)
te worden aan de buitenmuur...’ afb. 6 8.
Bij Huis Zypendaal te Arnhem kon
tijdens de restauratie in de jaren
1979 - ‘82 worden vastgesteld dat
de muren uitgevoerd waren als
onvolledige spouwmuren afb. %Het
huis staat met drie gevels in het
water en dat is waarschijnlijk de
reden waarom hier spouwmuren
zijn toegepast. Het buitenhuis is in
1762 - ‘64 naar alle waarschijnlijkheid gebouwd door stadsarchitect
Hendrik Viervant in opdracht van
mr. Hendrik Willem Brantsen,
secretaris van Arnhem. De muurdikte was totaal 56 cm, het binnenblad was halfsteens, de spouw ca.
9 cm en het buitenblad was anderhalfsteens afb. 8. Aan de achterzijde
heeft P.J.H.Cuypers in 1883 - ‘84
%Arnhem, Huis Zypendaal, voorzijde. (foto 1996)
Spouwmuur
RVblad 01-5
56 cm
‘12steen
spouw:9 cm
1’/2steen
buiten
8. Arnhem, Huis Zypendaal, principe van de spouwmuur:
een uitbreiding gerealiseerd g.
Het is niet bekend of ook dit deel
spouwmuren heeft.
Een ander belangrijk voorbeeld
bevindt zich in Haarlem. De bibliotheek van het Teylersmuseum werd,
kort nadat in oktober 1779 de
tekeningen van architect Leendert
Viervant (1752 - 1801),zoonvan
Hendrik Viervant, waren goedgekeurd, gebouwd als een ovale
zaal achter het Teylers Fundatiehuis
afb. 9. Voor deze ovale zaal, ook wel
Boek- en Konstzael genoemd, zijn
op de begane grond glazen kasten
ontworpen voor natuurkundige
instrumenten en op de verdieping
een inrichting voor de bibliotheek.
Over de muren van de zaal is te
lezen in het bestek: ...te maakene
Gebouw te Metzelen van beste
9. Haarlem, interieur van de bibliotheek van het Teylersmuseum. (foto 1980)
G. Moppen in 2 steens Muuren ..... ‘O.
De spouw en het binnenblad zijn
gezien de tekeningen hierbij niet
meegerekend; de totale dikte van
de muur is dus meer dan daar
vermeld staat afb. IOa-b.
Uit de late 18de eeuw is een aantal
ontwerptekeningen bekend van
P.E.Duyvené waarop een onvolledige spouwmuur staat aangegeven.
Het betreft de plattegrond van de
bel-etage van het uit 1789 daterende huis Buitenrust dat staat aan het
Zuider Buiten Spaarne te Haarlem.
De spouw is ook in de uitgebouwde
salon aan de achterzijde van het huis
doorgezet. Bij de haardpartijen en
bij de aansluiting van de binnenbouwmuren op de buitengevel
wordt de spouw onderbroken afb. ll.
1Oaen b. Haarlem,
ontwerp tekeningen
van de bibliotheek
van het Teylersmuseum van
architect
L. Viervan t uit
1779.
a. Langsdoorsnede.
RDMZRV
1998/40
36
b. Grondbalklaag.
Spouwmuur
RVblad 01-6
a. Eén van de varianten voor de voorgevel.
b. Ach tergevel.
c. Souterrain.
d. Bel-etage.
e. Eerste verdieping.
11a t/m d. Haarlem, landhuis Buitenrust aan het Zuider Buiten Spaarne, ontwerptekeningen uit 1789 van de Amsterdamse architect
PE. Duyvené.
De 19de en begin 20ste eeuw
De eerste helft van de 19de eeuw
heeft relatief weinig voorbeelden
van spouwmuren nagelaten.
Bekend zijn de spouwmuren in de
nieuwbouw van het van oorsprong
16de-eeuwsePaleis Noordeinde in
Den Haag; hier wordt later nog op
teruggekomen afb. 12.Uit de tweede helft van de 19de eeuw kan uit
een redelijk aantal voorbeelden
geput worden. Toepassingen zijn te
vinden bij: schoorstenen, pompen,
beerputten, regenbakken 11,kerkel1
12,gevangenissen, krankzinnigengestichten 13,stationsgebouwen,
bomvrije remises, munitiemagazijnen, scholen 14,
magazijnen 15,badhuizen, landhuisjes en watertorens 16.
Enkele voorbeelden: een onvolledige spouwmuur is aangetroffen
in het Hervormde Diaconieweeshuis aan de Hooftskade
te Den Haag.
12.Den Haag, ach tergevelpaleis
Noordeinde. (foto 1984)
Spouwmuur
RVblad 01-7
a. Voorgevel.
b. Plattegrond.
13a en b. Haarlem, ontwerp uit 1888 voor een school aan de Leidsevaart van Stadsarchitect
J. Leijh.
li
Het ontwerp van architect Eli
Sabander (1808 - 1878) werd
gerealiseerd in 1864 - ‘67. Van de
buitenmuur met een dikte van
45 cm is het buitenblad steens en
het binnenblad halfsteens r7.
Van de Haarlemse stadsarchitect
Jacques Leijh zijn diverse scholen
bekend waar spouwmuren zijn
toegepast. Eén ervan werd in 1888
aan de Leidsevaart gebouwd; niet
alle gevels zijn als spouwmuur
uitgevoerd afb. 13a-b. Ook van
architect Leijh is het ontwerp voor
het hoofdbureau van politie aan de
Smedestraat te Haarlem. De voorgevel en de celmuren zijn als
spouwmuur getekend afb. 14a-b.
Een voorbeeld van een andersoortige toepassing dan in
gebouwen vindt men bij de in 1885
gebouwde tuinmuur van het Hof te
Dieren afb. 15. De terrasvormige
warmtemuur rond de moestuin is
als onvolledige spouwmuur
gebouwd, bedoeld voor leifruitteelt. De muur is opgebouwd uit
een buitenblad van één steen, een
spouw en een binnenblad (tuinzijde) van elk een halve steen: de
muur is dus totaal tweesteens dik r*.
IJsopslagplaatsen
Een aparte vermelding verdienen
de ijsputten, ijstorens, ijskelders,
ijshokken, ijspakhuizen en
visschuren. Al deze bouwsels
dienden ertoe om ‘s winters ijs
in op te slaan, zodat het hele jaar
door ijs voorhanden was. Als
isolatiewand werd vaak een
geïsoleerde spouwmuur toegepast.
8-I 1alm
a Langsdoorsnede.
b. Plattegrond.
140 en b. Haarlem, ontwerp uit 1897 voor het hoofdbureau van politie in de Smedestraat
van Stadsarchitect J. Leijh.
15.Dieren, Hof te Dieren, detail van de
warmtemuurrond demoestuin. (foto 1983)
RDMZRV
1998140
37
Spouwmuur
RVblad 01-8
16.Bloemendaal, ijskelder aan de Mollaan. (foto 1968)
Van de ca. 100 bekend zijnde ijsopslagplaatsen bezit ongeveer 25%
een spouwmuur. Het merendeel
stamt uit de 19de eeuw.
Het isolatiemateriaal in de spouw
bestond meestal uit turf(molm),
in enkele gevallen uit zaagsel of
een mengsel van deze twee. De
spouwbreedte is in veel gevallen
aanzienlijk breder dan gewoonlijk,
40 cm of meer is geen uitzondering. Een tweetal karakteristieke
voorbeelden.
De ijskelder aan de Mollaan
(tegenover no 5) te Bloemendaal,
die van oorsprong heeft behoord
1Z Breukelen, Oud Aa, ijspakhuis (met mansarde kap) gebouwd in
1910.(foto 1995)
bij de hofstede De Rijp, is een gaaf
voorbeeld van een ronde stenen
kelder, waarvan de koepel en de
wanden voorzien zijn van een
spouw afb. 16. Een rieten afdekking
over de koepel en het portaal
maakt deel uit van het concept.
Een datering van de kelder is niet
bekend: mogelijk midden 19de
eeuw, gezien de aard van de toegepaste baksteen lg.
Het ijspakhuis aan Oud Aa 4 te
Breukelen werd in 1910 gebouwd
in opdracht van vishandelaar
Griffioen afb. 1%De spouwmuur
van dit pakhuis bestaat uit een
18.Naarden, bastion Oudmolen, dubbele spouwmuur in de remise. (foto 1994)
steens buitenmuur, een spouw van
40 cm gevuld met turfmolm en een
halfsteens binnenmuur; de totale
dikte is 70 cm. Het vlakke plafond
werd afgedekt met een dikke laag
turfmolm 2o.
De dubbele spouwmuur
Dit type spouwmuur is nagenoeg
niet toegepast, zeker niet voor de
19de eeuw. Op dit moment zijn
slechts twee voorbeelden bekend.
Het eerste voorbeeld bevindt zich
in een van de gebouwen van de
vestingwerken van Naarden. Aan
de noordwestzijde is bastion
Oudmolen gesitueerd. Hier bevindt
zich een complex waarin ondergebracht zijn een bomvrije remise,
een munitiemagazijn en een ijskelder. De remise ligt tussen het saillant en de bomvrije kazerne en is in
1877 gebouwd, gelijktijdig met de
kazerne. Het bouwwerk heeft
slechts één verdieping. Twee jaar
na de bouw zijn er tekeningen vervaardigd van de remise. Hierop zijn
de aangebrachte spouwen te zien.
Er blijkt sprake te zijn van
onvolledige spouwmuren. Het
bouwhistorisch onderzoek in 1994,
uitgevoerd in opdracht van de
Rijksgebouwendienst, toonde
inderdaad dubbele spouwmuren
aan 21.De binnen- en middenmuur
blijken halfsteens te zijn. De buitenmuur, de eigenlijke bouwmuur, is
aanzienlijk dikker. Blijkens een
Spouwmuur
RVbJad 01-9
De tot nu toe oudst bekende
tekening waarop (onvolledige)
spouwmuren staan aangegeven,
is van de Amsterdamse architect
Philips Vingboons (1607 - 1678)
uit 1642. Het betreft hier het
definitieve ontwerp voor het
buitenhuis Vredenburg in de
Beemster 23.Frederick Alewijn
(1603 - 1665),een vermogend
koopman en architectuurminnaar,
gaf zowel Philips Vingboons als
Pieter Post (1608 - 1669) opdracht
om ontwerpen te maken voor dit
buitenhuis 24.De eerste tekeningen
van Vingboons dateren uit 1639,
het definitieve ontwerp is van 1642.
Niet op al zijn ontwerpen staan
spouwmuren aangegeven.
Uiteindelijk werd niet zijn ontwerp
gerealiseerd, maar dat van Pieter
Post.Dit huis bestaat al geruime tijd
niet meer.
a. Voorgevel.
b. Plattegrond.
andere tekening uit 1879 heeft
het gewelf ook een dubbele
spouwmuur afb. 18.
Het tweede voorbeeld bevond zich
te Doesburg. De in 1930 afgebroken
ijskelder van de bierbrouwerij van
de firma Neeb lag in de stadswal.
De wanden en het tongewelf
hadden een spouw van 20 cm; over
het geheel was nog een extra
tongewelf met een extra spouw van
40 cm aangebracht 22.Een datering
is momenteel wegens gebrek aan
gegevens niet te geven.
Spouwmuren op ontwerpbouwtekeningen
en
Op het ontwerp van P Vingboons
voor huis Vredenburg wordt de
spouw in de korte westgevel (regengevel) en oostgevel, waarschijnlijk
een boekenkastgevel, duidelijk
aangegeven met twee evenwijdige
lijnen afb. 19a-b. Hier heeft men te
maken met een onvolledige
spouwmuur die gedeeltelijk is
uitgevoerd. Vergelijkbaar zijn ook
de ontwerptekeningen uit 1666 van
A. Dortsman voor het Sixhuis en de
ontwerptekening van P.E.Duyvené
voor het in 1789 gebouwde huis
Buitenrust (1789)in Haarlem.
Niet altijd werden spouwmuren zo
aangegeven op ontwerptekeningen.
In bepaalde gevallen, vooral in de
late 18de en de eerste helft van de
19de eeuw, werd de spouw slechts
met een zwarte lijn aangegeven. De
tekening van D. Stoopendaal van
huis De Nes is hiervan een
karakteristiek voorbeeld 25.Op de
tekeningen uit 1814- ‘16 van
architect der paleizen en
landsgebouwen B.W.H.Ziesenis
(1768 - 1820) voor de uitbreiding
van het Paleis Noordeinde te Den
Haag, wordt de spouw ook in zwart
aangegeven. Op de tekeningen van
de nieuwe achtergevels en een
bijbehorende detailtekening uit
1815is precies aangegeven hoe de
spouw horizontaal en verticaal
door de muur loopt afb. 20.
19a en b. Beemster,gepubliceerde versie van het definitieveplan voorhuis Vredenburg van
Philips Vingboons uit 1642.
b. Detail van hetmuurwerk.
a. Plattegrond
2Oa en b. Den Haag, tekening voor een nieuwe achtergevel van paleis Noordeinde van B.WH. Ziesenis uit 1815
RDMZRV
1998/40
- 38
Spouwmuur
RVblad 01-10
genoodzaakt die op in te dienen
ontwerpen aan te geven. Op bouwkundige tekeningen die vanaf het
begin van de loste eeuw zijn
gemaakt, zal men in de meeste
gevallen kunnen zien of spouwmuren zijn toegepast.
21a en b. Pentekeningen uit 1794 van een ontwerp voor een koepel en een ijskelder van
J.C.Michaél voor Oud-Berkenrode aan de Herenweg in Bloemendaal.
Verder is een tweetal mooie,
gekleurde ontwerptekeningen
voor een ijskelder op Oud
Berkenrode te Bloemendaal
bekend van J.G. Michael uit 1794
afb. 21. De spouw is op beide
tekeningen duidelijk in zwart
aangegeven 26.
Vanaf de tweede helft van de 19de
eeuw worden de spouwmuren in
bijna alle gevallen duidelijk aangegeven met twee muren. Een
voorbeeld uit deze periode is het
ontwerp voor een dorpsstation uit
1870 van architect Th. van Grieken
afb. 22 27.Hier is voor de onvolledige spouwmuur gekozen.
Doordat de bouwverordeningen
van gemeenten spouwmuren
gingen voorschrijven, was men
22. Ontwerp voor een Groot Dorpsstation (in een landelijkestreek)
van architect Th. van Grieken uit ca. 1870.
De spouwmuur in de bouwkundige literatuur
In de bouwkundige literatuur uit de
17de en 18de eeuw is over spouwmuren niets te vinden. Een belangrijk Nederlands werk over bouwkunde is in 1833 uitgegeven door
de Maatschappij tot Nut van ‘t
Algemeen. Deze Handleiding tot de
Burgerlijke Bouwkunde, geschreven door Leendert van Heusden,
diende tot het geven van doelmatig
onderwijs aan handwerksgezellen
in de bouw. Hoewel uitgebreid
wordt ingegaan op de diverse
bouwmaterialen, worden de gezellen niet onderwezen over spouwmuren 28.Blijkbaar was rond 1833
de spouwmuur nog niet ingeburgerd.
Kort voor het midden van de 19de
eeuw komen de eerste vermeldingen. Vergeleken met de stroom
bouwkundeboeken en handleidingen voor de metselaar, zijn de
bouwkundige handwoordenboeken iets eerder met het
verschijnsel spouwmuur.
Zo vermeldt architect Pijtak de
spouwmuur al in 1848 2g.
23. Tekening uit 1877 van spouwmuren met bindstenen.
l SPouwmuur
RVblQd01-11
,---
-
In de Handleiding tot de Kennis der
Burgerlijke en Militaire Bouwkunst
voor de Kadetten der Genie uit 1850
wordt de spouwmuur nog niet
besproken, maar in bijna alle
bouwkundeboeken die vanaf
ca. 1870 verschijnen, zijn korte
passages gewijd aan de spouwmuur 30.Een van de eerste boeken
is bijvoorbeeld het Handboek voor
Burgerlijke Bouwkunst van Van
Grieken uit 1871. Hij behandelt de
spouwmuur alsof dit type muur al
jaren werd toegepast. Bovendien
adviseert hij zogenoemde
bindstenen bij spouwmuren te
gebruiken voor de sterkte afb. 23 31.
Voor de dikten der muren adviseert
het Vak- en Kunstwoordenboek van
Van Keirsbilck uit 1899 tweemaal
een steensmuur te nemen;
mogelijk speelt hier Vlaamse
traditie mee 32.Tot ongeveer de
jaren twintig van de 20ste eeuw
werden spouwmuren met steens
buitenblad en halfsteens binnenblad gepropageerd. In de Praktische
MetSdQQr
van G.A. Scholten uit 1914
vindt men dit nog terug 33.In 1920
stelt architect Zwiers dat het ook
heel goed mogelijk is de spouwmuur precies andersom uit te
voeren 34.
Oude benamingen en vermeldingen
Het boek van Pieter de la Court van
der Voort (1664 - 1739) is een
belangrijke bron voor de benamingen. Hij gebruikt in zijn boek
Byzondere Aenmerkingen Wegenshet
Qenleggen vQnPragtige en Gemene
Landhuizen, Lusthoven, Plantagien, en
Qenklevende CierQden uit 1737 een
viertal benamingen voor het zelfde
begrip: 1) dubbele muuren,
2) gespouwde muuren, 3) spouwmuur, 4) gespouwe muuren 35.
Door het ontbreken van bestekken
van de oudste voorbeelden is men
aangewezen op exemplaren uit de
18de eeuw. Haslinghuis’
Bouwkundige Termen vermeldt als
het oudst bekende voorbeeld de
18de-eeuwse muur van het
Gemeenlandshuis te Diemen
afb. 24 36.In het bestek uit 1726
RDMZRV
1998/40
39
24. Diemen, de voorgevel van het Gemeenlandshuis. (foto 1996)
komt men het begrip ‘gespouwde
muren’ tegen 37.Het huis is
oorspronkelijk voor het
Hoogheemraadschap Zeeburg en
Diemerdijk in 1726 gebouwd naar
ontwerp van Cornelis van der Does,
timmerman te Amsterdam 38.
Volgens Meischke is de omvang en
indeling te vergelijken met die van
een buitenhuis, maar het mist de
fijne en gedetailleerde afwerking
van de bekende ontwerpers. Toch is
de technische vooruitgang zichtbaar in de toepassing van onvolledige spouwmuren: de voorgevel
is volgens het bestek twee moppen
dik. Het natte milieu aan de dijk
vereiste waarschijnlijk spouwmuren als vochtweerders.
In het bestek van het Nieuw Weesen Armenhuys tot Oostzaandam uit
1737 gaf men de spouwmuur
slechts in een omschrijving aan 3g.
Maar in het bestek voor ‘Het
verbeteren der fronten OranjePromers en Promers-Turfpoort der
Vesting Naarden’ uit 1875 werden
spouwmuren nadrukkelijk voorgeschreven 40.Verder kan nog
genoemd worden het bestek van
het R.K. Weeshuis uit 1878 aan de
Kroonstraat in het oude centrum
van Nijmegen 41.
Een vroeg 2Oste-eeuws voorbeeld is
het bestek uit 1906 van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken
voor de Technische Hogeschool te
Delft voor het maken van
gebouwen voor Mechanische
Technologie, Werktuig- en
Scheepsbouwkunde c.a. op een
terrein tussen de Nieuwelaan en de
Ezelsveldlaan te Delft. In het bestek
werden spouwmuren voorgeschreven met een spouw van zes cm, die
op afstanden van één meter in de
hoogte en de breedte verbonden
moesten worden met gegalvaniseerd ijzeren muurverbindingen.
Uit recent onderzoek bleek de
spouw niet te zijn aangebracht 42.
Technische ontwikkeling
Bij de spouwmuren uit de 17de,
18de en 19de eeuw is het buitenblad steeds de dragende muur en
minstens één steen dik. De spouw
bevindt zich dan ‘binnen’. De nietdragende muur, soms wel spouwmuur genoemd, werd dus aan de
Spouwmuur
RVblad 01-12
onvolledige spouw
"|.
(minder goede constructie)
spouwanker typen
3.
25. Diverse spouwankers.
binnenzijde van de bouwmuur
toegevoegd. Deze wijze van
bouwen sloot bij de bouwtraditie
uit die tijd aan. Er gold toen de
regel dat een halfsteensmuur geen
balkdragende muur mocht zijn.
Het komt wel voor dat de balkkoppen in de muur verrot zijn,
dan gaat de binnenmuur de
functie van dragende muur
overnemen; de spouw 'gaat zich
omdraaien'.
Waarschijnlijk al ten tijde van
P. Vingboons ontstond de
onvolledige spouwmuur. Niet
alleen bij de kozijnen, maar ook op
andere plaatsen gaat men de
spouw dichtsteken, zodat het
buiten- en binnenblad door
hetzelfde bouwmateriaal met
elkaar verbonden zijn. Tot ver in de
19de eeuw is dit type spouwmuur
toegepast. Tegenwoordig wordt de
gehele muur spouwmuur
genoemd. De architectuur moet
het wel mogelijk maken om een
spouwmuur toe te passen. Een
26. Een houten kozijnaansluiting.
gevel met veel ramen, glas en
kleine muurdarnmen leent zich
veel minder om dubbele muren
toe te passen dan een blinde gevel.
Om die reden komt op het ontwerp
voor het buitenhuis Vredenburg
een onvolledige spouwmuur voor
die slechts gedeeltelijk is
uitgevoerd.
Tot het begin van de 20ste eeuw
kwamen de twee typen ongeïsoleerde spouwmuren bij huizen
naast elkaar voor. Omdat in de
spouwmuren van de vroegste
toepassingen bij huizen geen
isolatiemateriaal is aangetroffen,
kan men concluderen dat men aan
de thermische isolatie geen hoge
eisen stelde.
Bij andere toepassingen, zoals bij
ijsopslagplaatsen, paste men wel
isolatiemateriaal toe, zoals turfmolm en zaagsel. Vanaf het begin
van de 20ste eeuw komt hoofdzakelijk de volwaardige spouwmuur van twee maal een halve
steen voor, waarvan het binnenblad
de dragende muur is; de spouw
bevindt zich dus 'buiten'.
Aanzienlijke materiaalbesparingen
konden door deze constructiewijze
worden bereikt. Later komen ook
regelmatig toepassingen voor van
een baksteenmuur van een halve
steen en een betonwand of een
andersoortige kunststeenmuur.
Om snel te bouwen zijn ook de
zogenoemde betonnen spouwmuurblokken toegepast.
Vanaf rond 1900, toen spouwmuren van twee maal een halve
steen werden toegepast, werden
spouwankers, ook wel spouwijzers
genoemd, aangebracht tussen de
twee bladen van de muur afb. 25.
Sinds het moment dat spouwmuren
werden voorgeschreven in de
bouwverordening, was men
genoodzaakt spouwankers te
gebruiken. In het begin paste men
ankers van ijzerdraad toe, maar
later komen allerlei typen in de
handel. In de literatuur worden
spouwankers pas rond 1900 voor
Spouwmuur
RVbladOl-13
het eerst genoemd. Voorheen
De spouw begint niet bij elk
werden soms op enkele plaatsen
historisch voorbeeld onder het
maaiveld. Bij het Sixhuis en huis
De Nes begint de spouw niet bij het
muurankers toegepast, zoals in de
achtergevel van de oranjerie op de
buitenplaats Berbice, met het doel
de beide spouwmuurbladen op de
juiste onderlinge afstand te
houden.
Het trasraam werd in de tweede
helft van de 19de eeuw op brede
schaal toegepast. Door de
productie van verschillende
kwaliteiten baksteen was het
mogelijk een trasraam te maken.
Op dit moment is nog niet precies
bekend hoe het zit met de
toepassing van trasraam in de 18de
en de eerste helft van de 19de
eeuw; uit de 17de eeuw zijn wel
toepassingen bekend.
souterrain maar bij de bei-etage.
Vanaf de tweede helft van de 19de
eeuw, mogelijk parallel lopend aan
de ontwikkeling van het trasraam,
wordt algemeen de spouw even
onder het maaiveld aangelegd. In
bijna alle gevallen loopt de spouw
verticaal. Slechts bij molenrompen
is een schuine spouw bekend; deze
constructie
is zeer problematisch
gebleken 43.
In het verleden werd de binnenzijde van muren veelal volgens
traditie met latwerk, tengel en
behang afgewerkt. Men zou
verwachten dat met de komst van
28. Een stalen kozijnaansluiting, nu met
knel- ofklemlat.
[spouw]
29. Spouwkozijnstenen.
de spouwmuur een dergelijke
afwerking niet meer nodig was.
Maar men paste toch de afwerking
die men gewend was bij gewone
muren, ook toe bij de spouwmuren.
Van Huis Zypendaal is bekend dat
de wanden traditioneel waren
afgewerkt.
De aansluiting van houten kozijnen
op de spouwmuur levert in het
algemeen geen problemen op;
meestal is een spouwlat de oplossing. Bij houten kozijnen kan ook
een steensponning uitkomst
bieden; het binnenblad en buitenblad zijn dan iets verschoven ten
opzichte van elkaar. De sponning in
het kozijn overbrugt dit verschil
afb.26.
Bij stalen kozijnen ligt de aansluiting moeilijker, omdat zij vrij
smal zijn en geheel in de spouw
kunnen verdwijnen. Als oplossing
werden wel spouwkozijnstenen
toegepast44. Houten stelkozijnen
27. Diverse stalen kozijnaansluitingen.
RDMZRV1998/40 -40
óf knel- of klemlatten hebben in
Spouwmuur
RVblad 01-14
31. Temperatuurverloop in (tweemaal halfsteens)spouwmuur; mét en zonder 6 cm
isolatie.
30. Modernespouwmuurmetisolatie
en spouwankers. (foto 1997)
bepaalde gevallen ook uitkomst
geboden afb. 27-29.
Vochtproblemen,
warmte isolatie en ventilatie
Tegenwoordig wordt hoogwaardig
isolatiemateriaal met dampdoorlatende eigenschappen, zoals bijvoorbeeld glas- of steenwol, in de
spouw aangebracht. Hierdoor kan
een aanzienlijke besparing van
stookkosten worden bereikt.
Waterdampdiffusie treedt op bij
plaatsen met een hoge relatieve
vochtigheid naar plaatsen met een
lage relatieve vochtigheid, waardoor de spouw vochtig wordt en
ventilatie is aan te bevelen. Dat kai
met open stootvoegen boven en
beneden, of met spouwroosterstenen 45.De zogenoemde
ModelBouwVerordening (MBV)
schrijft tien cm2ventilatie-opening
voor, onder en boven, per m* gevel.
Steensmuren laten meer warmte
door dan spouwmuren van tweemaal een halve steen. Bovendien is
bij geïsoleerde spouwmuren het
warmteverlies aanzienlijk lager
dan bij ongeïsoleerde muren. Via
convectie, geleiding en straling
treedt warmteverlies op. Er is
eigenlijk een tegenstrijdig belang
tussen warmte-isolatie en vochtwering; voor het eerste is zo min
mogelijk ventilatie in de spouw
gewenst, voor het tweede is een
optimale ventilatie nodig. Er moet
dus een compromis gevonden
worden. Met de moderne isolatiematerialen zijn veel oplossingen
mogelijk. Uitgebreide verhandelingen over de zogenoemde
beredeneerde spouwmuur treft
men aan in de moderne bouwkundeboeken. Vooral de bouwfysica heeft veel bijgedragen aan
de algemene erkenning van de
spouwmuur 46.
Tot de jaren zestig van de 20ste
eeuw treft men bij bouwwerken
meestal geen spouwisolatie aan,
immers vochtwering was het
hoofddoel. Er zijn slechts enkele
historische voorbeelden bekend,
in het bijzonder bij ijskelders en
oranjerieën, waar de spouw wel
gevuld is met een isolatiemateriaal.
Thermische isolatie was bij deze
voorbeelden het hoofddoel. Het
heeft na het begin van de algemene
toepassing van de ongeïsoleerde
spouwmuur nog tamelijk lang
geduurd voordat men deze muren
grootschalig ging isoleren
afb. 30 en 31.
In het algemeen is aan te raden om
met het na-isoleren van monumenten zeer kritisch om te gaan, omdat
het niet juist isoleren grote
gevolgen kan hebben. Hierbij zal
extra aandacht nodig zijn voor de
vochthuishouding. Wanneer men
spouwmuren van monumenten
toch wil na-isoleren en men
redelijk makkelijk de spouw kan
vullen, kunnen zowel oude als
moderne isolatiematerialen
worden gebruikt. In de 17de eeuw
paste men al boekweitdoppen toe.
Zij vormen een ideaal isolatiemateriaal, vooral bij smalle spouwen. Het is nog steedsin de handel.
Bij zeer brede spouwen is toepassing van het goedkopere turf
mogelijk.
Moderne isolatiematerialen zijn in
vele vormen verkrijgbaar, zoals
platen, schuimen, korrels en
opgerolde dekens. Afhankelijk van
de breedte en de bereikbaarheid
van de spouw zal bekeken moeten
worden welk materiaal het best kan
worden toegepast. Als de spouw
niet makkelijk van bovenaf kan
worden gevuld, is men aangewezen
op moderne technieken zoals het
volschuimen.
Spouwmuren waarvan het buitenblad bestaat uit geglazuurde steen,
strengpers of verblendsteen,
kunnen bij onvoldoende vorstbestendigheid bij ‘lekkende’
voegen schade aan de muur
veroorzaken als isolatiemateriaal in
de spouw wordt aangebracht.
Bij wat oudere gevels van dit type
Spouwmuur
RVblad 01-15
wordt na-isoleren meestal
ontraden.
De introductie in Nederland
De bakstenen spouwmuur kan op
twee manieren zijn ontstaan. De
eerste mogelijkheid is dat het idee
afkomstig is uit de houtbouw: een
houten wand van regels met een
binnen- en een buitenbetimmering. De tussenruimte kan
eventueel met isolatiemateriaal
of tochtremmers zijn opgevuld.
Wanneer deze constructie wordt
'vertaald' in steen, heeft men de
spouwmuur. Deze relatie is echter
moeilijk aan te tonen.
Een andere mogelijkheid is dat de
spouwmuur al lang bekend was uit
andere cultuurperioden of
-stromen of het buitenland. Pieter
de la Court van der Voort is een van
de eersten die iets over spouwmuren heeft gepubliceerd, terwijl
men het van hem eigenlijk niet zou
verwachten. De la Court is immers
heruitgave van Vitruvius gelezen
hebben en hieruit ideeën hebben
opgedaan én in praktijk gebracht.
Juist bij de theoretische architecten
van het Hollands Classicisme leefde
veel belangstelling voor de tien
boeken van Vitruvius. De architecten J. van Campen en
P. Vingboons waren van huis uit
geen technisch onderlegde bouwkundigen, zodat de spouwmuur als
innovatie zeer waarschijnlijk niet
van hen is. Zowel in de ontwerpen
als in de uitvoering van gebouwen
probeerden zij de ideeën van
Vitruvius toe te passen.
De Woningwet van 1901, de
Bouwverordening en de Model
Bouwverordening
Hoewel vanaf het midden van de
19de eeuw enkele woningbouwverenigingen en fabrikanten
plaatselijk al verbeteringen in de
volkswoningbouw brachten, was
toch de Woningwet van de Minister
van Binnenlandsche Zaken mr.
Goeman Borgesius (1847 - 1917)
nodig om een grootschalige
vernieuwing van de grond te
krijgen 50.
De bouwverordeningen, die vóór
1900 weinig voorstelden, moesten
met de inwerkingtreding van de
Woningwet in 1902 door iedere
gemeente worden vastgelegd. In
de decennia die daarop volgden,
gingen gemeenten hun bouwverordening wijzigen ten gunste
van de spouwmuur. Langzaam
kwam er beweging in de volkswoningbouw, mede door subsidies
van de overheid en de opkomst van
meer woningbouwverenigingen.
Een vroeg voorbeeld van spouwmuren in de volkswoningbouw zijn
geen bouwkundige of architect.
Hij wordt in de literatuur wel
gekarakteriseerd als een dilettanttuinarchitect. In zijn eerder
genoemde boek beschrijft hij
precies hoe een oranjerie met
spouwmuur gebouwd moet worden en hoe men de spouw kan
isoleren afb. 32. Bovendien geeft
hij aan dat hij niet de ontdekker
van de spouwmuur is. In zijn inleiding schrijft hij: 'Hunnemuren waren veeltyds dubbelde, en van goede
steenen met steen-kalk gemetzelt, op
dat de regen niet zoude doordringen;...' 47. Hij heeft het hier over de
ouden, onze voorouders, waarmee
hij de Grieken en Romeinen bedoelt, met andere woorden zoals
Vitruvius het beschrijft 48 . De
Romeinen gebruikten de spouw
voor een andere functie dan nu algemeen gebruikelijk is, namelijk
voor vloer- en wandverwarming.
In de tijd van De la Court was er
veel belangstelling voor de klassieken en de ordeboeken, ontstaan
sinds de eerste heruitgave van
Vitruvius' werk in 1485 49. Pieter de
Ia Court, een zeer ontwikkeld en
vermogend man, zal zeker een
RDMZRV1998/40-41
32. Tekening van de oranjerie uit het boek van Pieter de la Court van der Voort uit 1737.
Spouwmuur
RVblad 01-16
de 28 eengezinswoningen in het
Agnetapark te Delft uit 1882 - ‘85.
Dit eerste Nederlandse tuindorp
werd gebouwd in opdracht van
gist- en spiritusfabrikant J.C.van
Marken afb. 33. Als architect trad
op prof. E. Gugel van de
Polytechnische School in Delft: de
uitvoering stond onder leiding van
diens assistent F.M.L. Kerkhoff.
Alleen de west- en zuidwestzijde
van de woningen werden als
spouwmuur gemetseld: het buitenblad is hier steens, het binnenblad
is halfsteens 51.
De Woningwet onderging diverse
wijzigen in 1962 en in volgende
jaren. Om meer eenheid te krijgen
in alle bouwverordeningen
werd
vanaf 1965 de Model
Bouwverordening geïntroduceerd.
In 1992 werd de MBV opgevolgd
door het Bouwbesluit, zijnde een
onderdeel van de Woningwet.
Over de stabiliteit, een zwak punt
van de tweemaal halfsteens spouwmuur, schrijft de MBV dat de twee
bladen op afstanden van niet meer
dan één meter horizontaal en niet
meer dan 60 cm verticaal moeten
zijn gekoppeld. De hoogte mag
zeven meter zijn voor balkdragende
en tien en een halve meter voor nietbalkdragende halfsteensmuren.
Volgens de MBV moet het binnenspouwblad aan de spouwzijde zijn
afgekwast met de op het spouwblad
voorhanden zijnde specie. In het
verleden werd dikwijls de binnenzijde van de buitenmuur vertind.
De invloed van het Portlandcement
De spouwmuren werden tot in de
eerste helft van de 19de eeuw
gemetseld met kalkspecie en tras.
Hoewel eind 18de eeuw het eerste
Nederlandse (het rode
Amsterdamse) cement in de handel
kwam, kreeg dit product toch geen
vaste voet aan de grond en bleef de
schelpkalk een belangrijk bouwproduct. In het buitenland, met
name in Engeland, heeft men vanaf
het tweede kwart van de 18de eeuw
diverse pogingen ondernomen om
een cement met goede hydraulische eigenschappen te ontwikkelen. In 1840 leidde dit uiteindelijk
in Engeland tot de oprichting van
de eerste Portlandcement-fabriek.
Aangezien in Nederland de basis-
33. Delft, Agnetapark, Zocherweg 1-3. (foto 1974)
grondstoffen voor Portlandcement
ontbraken, strandden tussen 1870
en 1925 telkens weer diverse pogingen tot productie. Pas met de
oprichting in 1925 van de eerste
grootschalige portlandcementfabriek ENCI te Maastricht kwam er
een definitieve doorbraak. Grote
hoeveelheden cement uit eigen
land kwamen nu beschikbaar, zodat
de ontwikkeling van de bouw en
daarmee ook de spouwmuur extra
wind in de zeilen kreeg. Men
behoefde nu minder cement te
importeren uit de buurlanden
België, Duitsland en Engeland.
Door de ontwikkeling van het
gewapend beton werd de vraag
naar cement steeds groter.
In 1931 lukte het om bij Hoogovens
in IJmuiden een tweede cementfabriek op te richten; hier werd het
zogenoemde hoogovencement
geproduceerd op basis van hoogovenslakken 52.De spouwmuur
heeft zich wel los van de komst van
het cement ontwikkeld, maar heeft
zijn grootschalige toepassing in
diverse uitvoeringen toch aan het
Portlandcement te danken 53.Door
het moderne cement in de metselspecie ontstond een hogere aanvangsterkte en een hogere stijfheid
van het metselwerk.
De eerste polemiek
In het begin van de 20ste eeuw
komt er voor het eerst enige polemiek op gang over de spouwmuur,
vooral uit de Delftse hoek. Niet alle
schrijvers hadden veel op met de
halfsteens spouwmuren. Met name
prof. Van der Kloes, toentertijd een
autoriteit op het gebied van bouwmaterialen, was een heftig tegenstander. Als redacteur van het
maandblad Bouwstoffen schreef hij
diverse kritische stukjes over dit
onderwerp.
In 1921: ‘..sedert eenjaar of vijftien,
zijn spouwmuren in gebruikgekomen
van tweemaal een halven steen dikte
en deze slechte manier van bouwen
vindt hoe langer hoe meer ingang.’ 54.
Op de volgende pagina gaat hij in
op de voorgenomen wijziging van
de bouwverordening van Voorburg
Spouwmuur
RVblad 01-17
ten gunste van 2 x 1J2 steensspouwmuur: '.. Zulk een stroom van
vrij algemeen in de mode gekomen.
Aan bescherming tegen koude wordt
verdwazing zullen ook wij niet kunnen
daarbij niet meer gedacht, 't is enkel
de eerste spouwmuren voor. De
vermogende opdrachtgevers
wilden extra geld uitgeven voor
meer comfort in het binnenklimaat
van hun huizen. De spouwmuur
werd hoofdzakelijk toegepast
vanwege de vochtwering. Bleef het
gebruik van de ongeïsoleerde
spouwmuur in de 17de eeuw
hoofdzakelijk beperkt tot de
particuliere (buiten)huizen, rond
1700 werd het toepassingsgebied
allengs groter. Niet alleen bij
particulieren, maar nu ook bij
openbare gebouwen vonden
toepassingen plaats; bekend zijn
spouwmuren in een weeshuis, een
museum, een gemeenlandshuis en
enkele oranjerieën en ijskelders. Na
het midden van de 19de eeuw zijn
grote aantallen toepassingen
bekend.
Naast de volwaardige spouwmuur
is vanaf eind 17de eeuw tot
ongeveer de Tweede Wereldoorlog
ook de onvolwaardige- of onvol-
te doen om het behang op den muur
ledige spouwmuur gebruikt. Waar
0
260.
34. Tekening van muren met holle stenen uit 1874.
stuiten, doch dit mag ons niet terug-
houden van elke poging daartoe.
Daarom hebben wij gemeend ons
standpunt tegenover de voorgenomen
wijziging der Voorburgsche bouwverordening eenigszins uitvoerig te
moeten toelichten.'
Later in dat jaar heeft hij het over
prutswerk: '..Het is en blijft knoeiwerk. Hetzgn. vertinnen maakt het
weinig of niet beter, maar zal het iets
opleveren dan dient aan de buitenste
helft de meeste zorg besteed te
worden.'55. Anderen, die de kritiek
niet deelden, weerlegden dit in de
nummers van dezelfde jaargang 56 .
Het volgende jaar publiceerde Van
der Kloes het artikel 'Dom en slecht
bouwen'. Een citaat hieruit: '....Dezer
dagen bezichtigde ik een buurt
arbeiderswoningen, gebouwd door
een te goeder naam bekende en goed
beklante architectenfirma. Wat ik daar
zag grenst aan het ongelooflijke. Een
binnenste halfsteensmuur van
Waalvorm-kalkzandsteen en een
buitenste-schrik niet lezer!- van een
Ifsselsteentje....'57.
In zijn boek Kunststeen deel H schrijft
hij: '..Aldus 'geventileerde' 2x:/2 steens
buitenmuur zijn in den woningbouw
RDMZRV1998/40-42
te kunnen plakken....'58. Vele jaren
later laat zelfs prof. Wattjes zich nog
kritisch uit over spouwmuren in
tegenstelling tot bijvoorbeeld de
eerder genoemde architect Zwiers 59.
In het begin van de 20ste-eeuwse
werd de muur met holle stenen
geïntroduceerd in de bouw afb. 34.
Hoewel Van der Kloes hier een
groot voorstander van was, heeft
een grootschalige toepassing nooit
plaats gevonden. 'Dat een muur van
hollen steen in dit opzicht beter doel
treft dan een spouwmuur is den meesten bouwlieden eveneens onbekend'60.
Conclusies
In de late 16de en de vroege 17de
eeuw werd de spouwmuur waarschijnlijk nog niet toegepast. Er zijn
uit deze periode geen voorbeelden
bekend. Wel zijn er duidelijke aanwijzingen dat met de komst van het
Classicisme in Nederland de
spouwmuur werd geïntroduceerd.
De oudste voorbeelden komen uit
de tijd van de opleving van de
bouwactiviteiten na het Twaalfjarig
Bestand (1609 - '21). Bij de particuliere (buiten)huizen kwamen
dit gebeurde vanwege thermische
eisen is isolatiemateriaal in de
spouw aangebracht. Rond 1700 zijn
de eerste voorbeelden te vinden bij
oranjerieën en ijskelders.
Isolatiemateriaal treft men alleen
aan bij volwaardige spouwmuren.
De toepassingsgebieden van de
volwaardige (geïsoleerde) spouwmuur zijn nu vrij groot.
Oude spouwmuren zijn moeilijk te
herkennen, zodat ze vaak bij toeval,
bijvoorbeeld tijdens restauraties,
worden ontdekt. In de oude stadscentra vindt men ze nagenoeg niet,
omdat men daar dikwijls te maken
heeft met middeleeuwse kernen en
omdat bij het naast elkaar bouwen
van panden de toepassing van
spouwmuren voor de zijmuren niet
zinvol is.
Het vochtige en koele klimaat van
Nederland zal er sterk toe hebben
bijgedragen dat de spouwmuur
steeds meer werd toegepast. De
spouwmuur is zeker geen modeverschijnsel, zoals wel gesuggereerd werd door schrijvers in het
begin van de 20ste eeuw. Buiten de
opkomst van de bouwfysica was
Spouwmuur
RVblad 01-18
een tweetal zaken belangrijk voor
de sterke ontwikkeling van de
muren geven wel meer stabiliteit, maar ook een aanzienlijke
spouwmuur in de 20ste eeuw:
1. de Woningwet van 1901 en de
daaruit voortkomende
kostenverhoging. De economische aspecten spelen heden ten
dage, net als in voorgaande eeuwen, een belangrijke rol.
Bouwverordening en Model
Bouwverordening en
2. de verkrijgbaarheid op grote
schaal van cement.
In het begin van de 20ste eeuw
is men nieuwe wegen ingegaan.
Vragen over energiebesparing
Met de Monumentenwet van 1961
zijn officieel monumenten en dus
spouwmuren van historische
gebouwen beschermd.
Noten
en optimale vochtwering
kwamen aan de orde. Vooral na
de Tweede Wereldoorlog maakte de spouwmuur een sterke
ontwikkeling door; niet alleen
in praktische, ook in theoretische zin. Door de bouwfysica
heeft de spouwmuur een vaste
plaats gekregen in de bouwwereld.
Spouwmuren hebben in het algemeen de volgende voordelen:
1. Alleen de buitenmuur moet van
een harde steen gemetseld wor-
den, zodat voor de binnenmuur
een zachtere en dus goedkopere
steen voldoende is.
2. Bij vochtdoorslag van het
buitenblad loopt het water in de
spouw naar beneden. Het
binnenspouwblad blijft droog,
mits het vocht afgevoerd wordt.
3. Betengeling is niet meer nodig
(zoals bij massieve steensmuren), zodat er geen ruimten
1
N. van Wijk, Etymologisch Woordenboek
der Nederlandsche taal, 's-Gravenhage
1912. In oude bouwkundeboeken komt
het begrip splijtmuren voor, maar hiermee worden geen spouwmuren
bedoeld maar doorlopende dragende
binnenmuren.
2
Amsterdam, Baksteenconstructies:
leerboek voor het samenstellen der in den
gewonen huisbouw voorkomende
verbanden en constructies in gebakken
steen, Deventer 1915,44.
3
P. Vlaardingenbroek, Adriaen
Dortsman en Jan Six', Bulletin KNOB,
jrg.95,1996, nr. 5,149-169.
4
In het centrum van Maarssen staat aan
Zandweg 44 huis Ten Bosch, het oudste
nog bestaande buitenhuis aan de Vecht
en een van de vele die in de 17de eeuw
door vermogende Amsterdammers daar
oncontroleerbare narigheden:
vocht, rotting, insecten, muizenfamilies etc.
werden gebouwd. In dit buitenhuis
komen mogelijk spouwmuren voor. Het
huis heeft een T-vormige plattegrond en
4. De isolerende werking is vooral
bij grote temperatuurverschillen kostenbesparend. De spouwmuur kan als een economische
mogelijk rondom een spouwmuur. De
Amsterdammer Pieter Belten, zwager
van de Amsterdamse burgemeester Joan
Huydecoper, liet tussen 1627-'29 in de
bocht van de Vecht het buitenhuis
bouwen. Het ontwerp van dit huis wordt
door R. Meischke toegeschreven aan
Jacob van Campen (1596-1657).
Op een tweetal restauratiefoto's uit de
collectie van de RDMZ lijken in het
achterste gedeelte van de zijgevels van
het huis spouwmuren voor te komen.
De muren zijn ca. 43 cm dik en mogelijk
opgebouwd uit een éénsteens buitenmuur (dragende muur) en een halfsteens binnenmuur met daartussen een
comfort.
Een nadeel van spouwmuren
kan de geringe stabiliteit zijn. In
de 20ste eeuw zijn spouwankers
in allerlei soorten toegepast om
de stabiliteit te verbeteren. Ook
met bindstenen werd geëxperimenteerd om dit probleem op
te lossen; deze ontwikkeling
duurde maar kort. Zwaardere
5
Bij de bescherming en beschrijving van
de buitenplaatsen, in het kader van de
Monumentenwet, heeft de eigenaresse
van de historische buitenplaats Berbice
te Voorschoten, mevr. R.J.M. Begeer,
gewezen op de bijzondere spouwmuur
van de oranjerie op haar terrein.
C. Visser, Adjunct Inspecteur bij het
Gem. Bouw- en Woningtoezicht te
meer ontstaan voor allerhande
investering gezien worden voor
de verhoging van het leef-
smalle spouw. Dit voorbeeld zou
mogelijk het oudste voorbeeld in
Nederland kunnen zijn. Door het ontbreken van een destructief-onderzoek
kon het vermoeden nog niet worden
bevestigd.
Jacob van Campen: het klassieke ideaal in
de Gouden Eeuw, onder red. van Jacobine
Huisken, Koen Ottenheym en Gary
Schwartz, Amsterdam 1995.
R. Meischke, De vroegste werken van
Jacob van Campen, KNOB 65 (1966),
afl. 5,131-145.
6
R. Meischke, H.J. Zantkuijl, W. Raue,
P.T.E.E. Rosenberg, Huizen in Nederland,
Friesland en Noord-Holland, Amsterdam
Zwolle 1993, 316-319.
7
Vriendelijke mededeling van dr. ing.
H.J. Zantkuijl te Hoorn.
8
Ir. J.B. Baron van Asbeck, De restauratie
van Sparrendaal, KNOB, 6e serie, jrg. 17,
afl. 2,1964,123-140.
9
J.C. Bierens de Haan, 'Huis Zypendaal',
in Gelders Landschap, jrg. 5 no. 2,
juni 1983,10-11.
10
Teyler 1778-1978, Studies en bijdragen
over Teylers Stichting naar aanleiding van
het tweede eeuwfeest, Haarlem 1978,170.
11
G.C.W. Pijtak, Architect, Hoofd-opzigter bij den Aken-Maastrichtschen
Spoorweg, Bouwkundig Woordenboek,
's-Hertogenbosch 1848, 560; A. van
Houcke en J. Sleypen, Vak en
Kunstwaarden nr. 4, Ambacht van den
Metselaar, Gent 1897, 20, 324-325. 'Om
alle schade bij geburen te voorkomen,
metselt men eenen spouwmuur
tusschen den gemeenschappelijken
muur en den daarnevenstaanden muur
van den beerput. Dezelfde opmerkingen dienen in aanmerking te komen bij
het bouwen van regenbakken enz.'
Spouwmuur
RVblad 01-19
12
Twee voorbeelden van kerken uit het
midden van de 19de eeuw met spouwmuur: de R.K. kerk te Leimuiden en de
R.K. Kerk te Alphen aan den Rijn.
Vriendelijke mededeling van M. van
Hemert, architect bij de RDMZ.
In Bouwkunst 1913,19-28, wordt de
nieuw gebouwde R.K. kerk met pastorie
te Delft van architect Jac. van Gils
besproken. Op de bijgevoegde tekening
van de plattegrond zijn onvolwaardige
spouwmuren te zien.
De kerk en kaplanie van Leveroy uit
1923, een ontwerp van architect Jos
Wielders, hebben een spouwmuur.
13
M. Sirag Jzn., Beknopt Leerboek der
Burgerlijke Bouwkunde, Arnhem 19294,
41-45; tweesteens spouwmuren komen
voor bij gevangenissen, krankzinnigengestichten en kerken.
Diaconieweeshuis aan de Hooftskade,
VOM-reeks 6, Den Haag 1992, 57-103.
25
Spouwmuren zijn mogelijk nog te
vinden op tekeningen of in werken van
de volgende architecten: Daniël
18
De buitenzijde is gemetseld in kruisverband en de binnenzijde, die naar de
tuin is gericht, in halfsteensverband.
Steenformaat: machinale klinkersteen
21,2 x 10,5 x 4,7 cm. Zie ook RVbijdrage
17, B.H.J.N. Kooij en B. Olde Meierink,
Historische experimentele fruitmuren
in Nederland, Zeist 1997.
Stalpaert (1615-1676), Arent van
's-Gravensande (1662f), Steven
Vennecool (1657-1719), Jean Coulon
(1678-1760), de groep van de
architectenfamilie Husly-Otten
(18de eeuw), Abraham van der Hart
(1747-1820), Jan de Greef (1784-1835) en
de Genie.
19
26
A. W. Reinink en J.G. Vermeulen,
IJskelders, koeltechniek van weleer, Utrecht
1981, 208. De wanddikte is 65 cm
(stenen: 23 x 10 x 5 cm) en de koepeldikte 55 cm (stenen: 15,5 x 7 x 4).
Reinink, zie noot 19, 208. Het is niet
bekend of een van beide ontwerpen ook
20
27
daadwerkelijk uitgevoerd is. Door de
bouw van een woonwijk is onderzoek
ter plaatse niet meer mogelijk.
te van de buitenmuur wordt anderhalf-
Hedendaagse bouwkunst, Groningen
1870, Plaat 40: ontwerp voor een Groot
steen aangegeven. Waarschijnlijk is
deze muur een steen dik.
Dorpsstation in een landelijke streek
van architect Th. van Grieken.
21
28
Reinink, zie noot 19, 209. Voor de dik-
14
J.A. van der Kloes, Onze
Bouwmaterialen, deel II Kunststeen,
Delft/Amsterdam 19233,138. 'Ter
bescherming tegen koude werden van
oudsher, zij het ook bij hooge uitzondering spouwmuren aangewend; voor
schoolgebouwen b.v. werden deze van
overheidswege voor de Zuid- en
Westzijde der scholen voorgeschreven.
[....] Aldus 'geventileerde' 2 x ]/2 steens
buitenmuren zijn in den woningbouw
vrij algemeen in de mode gekomen.
Aan bescherming tegen koude wordt
daarbij niet meer gedacht, 't is enkel te
doen om het behang op den muur te
kunnen plakken.'
waardebepaling van Vesting Naarden,
door de Maatschappij tot Nut van 't
Rijksgebouwendienst, Bureau
Algemeen, Amsterdam-Uithoorn 1833.
Rijksbouwmeester, Adviesgroep
Monumenten in Rijksbezit. Het onderzoek is uitgevoerd door}. Kamphuis,
A. Viersen en E. Vink, aug. 1994. In de
middelste ruimte op de verdieping was
ten tijde van het onderzoek een gat (in
rapport afb. 84) in de muur, zodat de
dubbele spouwmuur kon worden vastgesteld. De middenmuur was aan de
binnenzijde vertind.
16
C.J.M. Schiebroek, G.W.J. van Drie,
M.H.M. Nieuwenhuys, et al., Baksteen in
Nederland: de taal van het metselwerk,
Den Haag/De Steeg 1991,136-146.
Jos Wielders heeft het opgaande werk
(tot aan het reservoir) van de watertoren
van Schimmelt (1927) ontworpen als
spouwmuur.
17
Reinink, zie noot 19, 213.
Th. M. M. van Grieken, Bouw- en
Werktuigkundige bij de
Staatsspoorwegen te Groningen,
Handboek voor Burgerlijke Bouwkunst
deel U, Groningen 1871,103-104.
J.J. Havelaar, C.J. Doornenbal en C.L.M.
Hiddes, Weldadigheid gewijd, weeshuizen
in Den Haag en het Hervormde
RDMZ RV 1998/40 - 43
Leendert van Heusden, Handleiding
tot de Burgerlijke Bouwkunde, uitgegeven
Kazerne Oudmolen,
22
15
Bouwhistorische documentatie en
23
Koen Ottenheym, Philips Vingboons
(1607-1678) Architect, Zutphen 1989,
47-59,177, 210. In het eerste
afbeeldingenboek van P. Vingboons uit
1648 is het definitieve ontwerp
opgenomen; een eerder ontwerp mét
spouwmuur van het zelfde huis is eveneens hierin opgenomen.
29
Pijtak, zie noot 11, 560; L. van
Puyvelde, Handwoordenboek voor de
Bouwkunsten de Oudheidkunde,
's-Gravenhage 1924,98.
30
Jhr. C.M. Storm van 's-Gravesande,
Handleiding tot de Kennis der Burgerlijke
en Militaire Bouwkunst voor de Kadetten
der Genie, Breda 18502.
31
Van Grieken, zie noot 15,103-104,
112; J.K. Kempees, len LuitenantIngenieur, De Praktische Metselaar, naar
het Duitsch van C. Schwatlo, Leiden
1874,149.
32
J. en V. van Keirsbilck, Vak- en
Kunstwaarden nr. 5: Ambacht van den
Metselaar, Gent 1899, 286-287.
33
24
Op de tekeningen van de 17de-
G.A. Scholten, De Praktische Metselaar,
's-Gravenhage 19143,254.
eeuwse architect Pieter Post konden tot
op heden nog geen spouwmuren
De onvolledige spouwmuur wordt hier
gepropageerd, het buitenblad als
ontdekt worden. J.J. Terwen en
K.A. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669),
steensmuur, spouw 5-7 cm en het
binnenblad als halfsteensmuur.
Zutphen 1993.
34
L. Zwiers, Bouwkundig Woordenboek,
Amsterdam 1920, 388. In het werk van
Spouwmuur
RVbladOl-20
L. Zwiers is een hoofdstuk over spouwmuren te vinden in Beknopte Leerboek
der Constructieve Burgerlijke Bouwkunde,
Amsterdam/Rotterdam 1924,186-188.
35 pjeter de la Court van der Voort,
Byzondere Aenmerkingen Wegens het aen-
leggen van Pragtige en Gemene
Landhuizen, Lusthoven, Plantagien, en
aanklevende Geraden, Amsterdam 1737,
234-236. De 4e benaming wordt in de
inleiding genoemd.
36
E.J. Haslinghuis, Bouwkundige Termen,
Utrecht/Antwerpen 1986,336.
37
Amsterdam, Archief van Hoogheemraadschap Amstelland. 'Bestek en
de Conditien, waar na de Meeren
Dykgraaf en de Hooge Heemraaden van
den Zeeburg en de Diemerdyk sullen
aanbesteeden by inschryvinge,............
tot het maaken en opbouwen van een
Huys, agter den Zeedyk aan Jaaphannes,
even buyten de stad Amsterdam,....'
Kopje 10 uit het bestek: '....Overmits de
voorgevel geen gespouwde muur heeft
gelyk d'andere buyten muren, en geen
loot in de selve word gelegd, sal den
Aanneemer op ider boven drumpel van
de kosynen, loot moeten leggen van
10 duym breet en so lang als ider kosyn
breet is, ook op alle de steene neuten
onder de kosynen stukken loot so groot
39
Bestek uit 1737 voor de bouw van een
Nieuw Wees en Armenhuys te
Oostzaandam. Hoofdstuk 3: 'Dan ter
45
Perijn en Kooiman, zie noot 44,179.
46
Zie bijvoorbeeld: Algemene
hoogte van 24 voeten de muur regt op
een mop dik, met een half steens muur
van goütze bovensteen, aan de binnenkant een duijm van den ander af.......' Met
dank aan de Heer S. de Jong te Zaandam.
Bouwkunde, Onder redactie van
C.G. Engelsman, C. Punselie,
A. van der Tol, en H. Uffen, Delft 19846.
R. Jellema, M.C.A. Meischke en J.A.
Muller, Bouwkunde deel I, Delft 19659 en
Bouwkunde deel 9, Delft 19676.
40
Bouwhistorische documentatie en
waardebepaling van Vesting Naarden,
Promerskazerne, Rijksgebouwendienst,
Bureau Rijksbouwmeester, Adviesgroep
Monumenten in Rijksbezit, het onderzoek is uitgevoerd door J. Kamphuis,
A. Viersen en E. Vink, oktober 1994. Op
p. 92: '..Op den boog onder 4 moet in
dat vertrek, op een afstand van 0,22 M
van het buitenrechtstand, een spouwmuur worden gemetseld dik 0,22 M tot
tegen het gewelf.....' Op p. 102 .., 'In
lokaal 31 moeten op den aardboog op
0,22 M afstand van de muren waartegen
grond komt spouwmuren worden
gemetseld dik l steen.....'
41
G.A.N. Weeshuisarchief, inv.nr. 871,
bestek uit 1878. Zie verder v.m. R.K.
Weeshuis Kroonstraat 150 Nijmegen,
bouwhistorisch onderzoek en waardebepaling, Groningen 1995, Rapport van
bureau IBID.
Men paste zelfs spouwmuren toe, die
niet uit louter baksteen bestaan. Deze
'muren' bestaan voor de helft of zelfs
helemaal uit kunststof-materialen,
beton of andere soorten kunststeen.
47
Pieter de la Court 1737, zie noot 35,
5-6.'... Daerentegen bestaen veele
hedendaegse Landhuizen uit meer
verdiepingen, met dunder, en geen
gespouwe muuren opgehaelt, waer in
groote lichten met groote glazige
schuifraemen gestelt zyn, de welke
niet alleen van buiten geen houte vensters hebben, maer slegts van binnen
met zeeer dunne blinden, die het licht
naeulyks afkeeren, voorzien zyn;........
dog vooral de doorslaende vogtige
muuren in het voor- en na-jaer, aen 's
mensen gezontheid, en de daer in zyn-
de meubelen ten uiterste nadeelig en
schadelyk zyn; dae by komt dat de
meeste hedendaegse Gebouwen met
derzelver Cieraeden veeltyds zoo
ontydig en haestelyk geplaetst
als de stylen in 't vierkant zyn...'
42
Bij bouwkundig vooronderzoek van
worden, dat ze dikwils aen 't vergaen
Kopje 14 uit het bestek:'..... Op de tweede verdieping in de groote kamer na de
Iperslooter Sluys te maken en op te
dit complex in 1995 konden de
spouwen in de muren niet aangetoond
worden. Dank aan de heer ing.
zyn, eer de regte tyd van haer gebruik
aenkomt.'.
metselen, alsmede in alle de kamers
tegen de endel ofte symuuren en tegen
C.J. Doornenbal, architect te Santpoort.
48
J.H.A. Mialaret, Vitruvius'Bouwkunst,
vertaald en toegelicht, Maastricht 1914,
de agtergevel, na dat alvorens de
strooken loot wel tegen de muren zullen
zyn opgeslagen, halve steensmuren,
43
37, 238. De Romeinen pasten dubbele
muren, vloeren en plafonds toe bij hun
dienende voor de gespouwde muren tot
schuinlopende spouwmuur op, zoals bij
boven met de derde laag balken gelyk.
het NMB-hoofdgebouw te Amsterdam
(1983-'86) van de architecten Alberts en
Van Huut. Totaal andere problemen
gaan dan meespelen, zoals speciale
stenen met schuine hoek, isolatie en
verankering.
38
Voorloopige lijst der Nederlandsche
Monumenten van Geschiedenis en Kunst,
deel V-II, de gemeente Amsterdam,
's-Gravenhage 1928, 454.
Meischke e.a., zie noot 6, 83-84. Vanaf
1970 is het pand in gebruik bij het
Hoogheemraadschap Amstelland.
Restauratie vond plaats in de jaren
1970-'74.
Vriendelijke mededeling van
M.W.J. van Rooden.
Tegenwoordig komt langzaam de
44
Perijn en Kooiman, Bouwmaterialen,
Groningen/Alkmaar 1968,178.
De spouwkozijnstenen van hardgebakken klei of gres zijn waterdicht, zodat ze
het voordeel hebben dat er geen vochtbrug kan ontstaan.
warme badhuizen; het was bedoeld als
warmte-isolatie. Pagina 37: '.....4.
Wenscht men niet in dat euvel te vallen,
dan zal men, door een middenruimte
(daartoe) vrij te houden, achter (en
tevens) tusschen de buitenzijdsche
muurwanden, inwendig twee-voets
(vullings-) muren optrekken, 't zij uit
behakten rooden steen of uit gebakken
tichel-steenen, of uit lagen van „harden
steen", en er tevens de buitenwanden
met ijzeren ankerhaken en lood mede
in verbinding brengen.......'.
49
R. Stenvert, Constructing the Past,
Utrecht 1991,460-462.
Spouwmuur
RVbladOl-21
De eerste heruitgave van Vitruvius' tien
boeken over de bouwkunst dateert uit
1485/92. Nadien vinden er in WestEuropa zeker veertien heruitgaven
57
plaats, totdat in 1547 in Parijs een eerste
58
Franse vertaling verscheen; een jaar
later werd ook een Duitse vertaling
Bouwstoffen 1922,118. Prof J.A. van der
Kloes bespreekt een spouwmuur in
'Dom en slecht bouwen'.
Van der Kloes, zie noot 14,138.
59
zij de tien boeken gelezen hebben.
J.G. Wattjes, Constructie van Gebouwen
deel I, muren en aangebouwde schoorstenen, Amsterdam/Rijswijk 1941,68-75,
182. L. Zwiers en J.P. Mieras, Handboek
der burgerlijke bouwkunst, deel II: steenconstructies, Amsterdam 1916-'18,
167-169. De schrijver is positiever over
de spouwmuur dan Van der Kloes. 'Een
andere methode om goede buitengevels te maken, is de spouwmuur,.....'.
50
60
uitgegeven in Nürnberg. Pas in 1914
werd door J.H.A. Mialaret een volledige
Nederlandse vertaling vervaardigd.
De 17de-eeuwse Nederlandse
architecten waren dus aangewezen op
Latijnse, Duitse of Franse vertalingen
van Vitruvius; alleen van de hoger
opgeleiden mag worden verwacht dat
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 'Wat
leidde tot de Woningwet van 1901',
SpiegelHistoriael (1976), 517-525.
51
N.L. Prak, Het Nederlandse Woonhuis
1800-1940, Delft 1991,127-130. Verder
noemt hij voorbeelden met spouwmuren o.a. op pagina 114-116, een
traditionele villa aan Parklaan 9 te
Rotterdam uit 1874-'76, gebouwd in
opdracht van bankier Rudolf Mees. De
Van der Kloes, zie noot 14,138.
Herkomst afbeeldingen
TH. M. M. van Grieken, Bouw- en
Werktuigkundige bij de
Staatsspoorwegen te Groningen,
Handboek voor Burgerlijke Bouwkunst deel
II, Groningen 1871, p. 112: 23.
J.K. Kempees, len Luitenant-Ingenieur,
architecten waren de timmerlieden
De Praktische Metselaar, naar het Duitsch
van C. Schwatlo, Leiden 1874, (fig. 253
J.M. Binsbergen en J.C. Bellingwout; op
en 254): 34.
pagina 56-57 een onduidelijke binnen-
Gemeentearchief Haarlem: 11 a t/m lle,
spouwmuur aan de Javastraat 2-12 te
Rotterdam uit 1862-'64, ontwerp van
13a en b, 14a en b, 21 a en b.
Teylersmuseum: lOa en b.
architect P. Vermaas i.o.v. de
Rotterdamse Bouwvereniging NV.
B.H.J.N. Kooij: l, 8 (naar gegevens
G. Berends), 28 (naar gegevens
M.W.J. van Rooden), 29, 30, 31.
Hedendaagse Bouwkunst, Groningen
1870, afb. 40: 22
52
A. Heerding, Cement in Nederland,
IJmuiden/Heiloo 1971, 71-124.
53
Het zou voor de bouwhistorie interessant zijn als ook voorbeelden van
Algemeen Rijksarchief te Den Haag,
map Z. 17 en 6:20a en b.
Prentenkabinet der Rijksuniversiteit te
spouwmuren gevonden zouden
Leiden, PK 3103, 3104, 3105, 3108 en
worden, die gemetseld zijn met het rode
Amsterdamse cement (uitvinding van
de Amsterdamse cementkoper Adriaan
de Booys (1721-1804)); wellicht te
vinden in Amsterdam en omgeving bij
werken van de Amsterdamse stadsbouwmeester Van der Hart.
3109:2a t/m 2e.
54
Bouwstoffen 1921,10.
55
Bouwstoffen 1921, 84.
56
Bouwstoffen 1921, 24.
RDMZ RV1998/40 - 44
Rijksarchief Utrecht: 3a.
Museum Flehite, Amersfoort, top. atlas:
3b, c en d.
P. de la Court van der Voort, Byzondere
Aenmerkingen over het aenleggen van
pragtige en gemene landhuizen, lusthoven,
plantagien en aenklevende cieraeden,
Amsterdam 1737: 32.
Kamphuis bureau voor bouwhistorie te
Delft: 18
R. Jellema, M.C.A. Meischke en
J.A. Muller, Bouwkunde, Leerboek in zeven
delen voor het middelbaar technisch onderwijs, deel I, Delft 19484, p. 270: 25.
Joh. van Es en onder red. van
A. Rauwerda, Bouwconstructies, Leerboek
ten dienste van het Nijverheidsonderwijs,
deel 3, Haarlem [etc.] z.j.3, fig. 99 t/m
101:26.
G. Arendzen en JJ. Vriend, Bouwkunde,
deel I: Hand- en studieboek voor den bouwkundige, Amsterdam 19443, p. 270: 27.
RDMZ: Tekeningencollectie: 19a t/m
19c; G.J. Dukker: 4, 5,9,12,16, 24, 33;
A.J. van der Wal: 6; P. van Galen: 7,15;
IJ. Th. Heins: 17.
Spouwmuur
RVbladOl-22
Summary
Cavity walls are so common these
days that it is impossible to imagine
the practice of building today
without them. Cavity walls are used
for moisture proofing and thermal
insulation. In the past, moisture
proofing was the main goal. In
special cases, for example
orangeries and icehouses, there
were special requirements as to
thermal insulation. However, that
was not customary for houses. It
was only in this century, after the
1960s, that homes were insulated
on a large scale, thanks to
government stimulation.
It took more than three centuries
for the cavity wall to be widely
appreciated. The architects of
Dutch Classicism (early 17th
century) found a source of
inspiration for their designs in the
ten books of Vitruvius. They tried to
apply the principle of cavity walls,
that was found in this classic text, in
their work.
Of the 17th and 18th century
applications that we know of, the
majority are located outside city
centres. The clients belonged to
which cavity walls are discussed.
From about 1850, the name cavity
wall appears generally. Whereas
previously the concept cavity wall
was indicated (linguistically) with
an adjective now and then, after
1850 it is exclusively designated by
the noun.
Innovation began only in the early
20th century, with the issues of
energy-saving and optimal
moisture-proofing. Starting in the
1920s especially, cavity walls are
used as outside wall more generally
and on a larger scale in house
construction. The cavity wall has
had to slowly conquer its position.
In the first place, a great deal of
research had to be done to arrive
at balanced solutions. Compared
to popular and traditional
architecture, which only make use
of massive walls, the cavity wall
offered many advantages in
moisture-proofing and, moreover,
minor advantages in thermal
insulation. Nine-inch massive walls
are not always waterproof, allowing
the interior to become damp. In
addition to the enhanced comfort,
there was the added and not-to-be-
underestimated advantage of
the wealthier classes, who desired
and could afford to expend extra
rodent control.
Today hardly a single building is
financial means for extra comfort
inside the home. The western
provinces are clearly forerunners
in this development.
The building tradition, which was
fairly orthodox in practice, afforded
no place for the cavity wall in the
period before 1850. In older
examples of cavity walls, the
building tradition is still visible in
the construction. The second wall
that completed the cavity wall,
which was generally on the inside
of the building, was of no
importance, constructionally
speaking.
From the middle of the 19th
century, cavity walls are used
more and more. At the same
time, considerably more books
on architecture, architectural desk
dictionaries and practical guides
for the bricklayer are published, in
constructed without cavity walls.
Due to the advent of many new
building materials, especially after
the Second World War, the cavity
wall went through an intense
developmental phase, not only in a
practical, but also in a theoretical
sense. One can find extensive
treatises on the cavity wall in books
on modern architecture. In part
due to the physics of building, the
cavity wall has got a regular place
in the building world. Now cavity
walls are used that consist of other
material than brick. These 'walls'
are made half or even entirely of
synthetic materials, such as
concrete or other kinds of synthetic
stone.