UDC 69.022.32 Spouwmuur Cavity wal1 RVblad 01-1 De ontwikkeling van de spouwmuur in Nederland The development of the cavity wal1 in the Netherlands B.H.J.N.Kooij Ten geleide Ten behoeve van het Jaarboek Monumentenzorg 1996, met als thema monumenten en bouwhistorie, heeft dc?auteur het artikel ‘De spouwmuur in oude Nederlandse buitenhuizen’ geschreven. Tijdens de studie voor dit artikel kwamen meer interessante gegevens beschikbaar dan erin verwerkt konden worden. In deze bijdrage komen ook andere bouwwerken aan bod. Zij versterken het beeld van de historische ontwikkeling van de spouwmuur zoals geschetst in het aangehaalde artikel. Het woord ‘spouw’ is afgeleid van het Middelnederlandse ‘spouden’ dat splijten betekent l. De spouw, de ruimte tussen twee parallel lopende muren, werd vroeger in bijzondere gevallen gevuld met isolatiemateriaal, terwijl deze bouwwijze tegenwoordig algemeen gebruikelijk is. De geïsoleerde spouwmuur komt, vergeleken met de vroegste toepassingen van ongeïsoleerde spouwmuren, tamelijk vroeg voor. In dit RVblad wordt een schets gegeven van vier eeuwen toepassing van de spouwmuur in Nederland, waarbij de aandacht vooral wordt gericht op de historische voorbeelden. Over de historie van spouwmuren, een typisch Nederlandse constructiewijze en heden ten dage alom toegepast, is weinig bekend. Het is voor het eerst dat dit onderwerp op deze manier wordt belicht. Redactieraad RestQurQtievQdemecum Begrippen Een spouwmuur is een muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte, een zogenoemde spouw, gescheiden RDMZ RV 1998/40 34 muren. Omdat in Nederland voor muren bijna alleen baksteen werd toegepast, was vochtwering het grootste voordeel van ongeïsoleerde spouwmuren. Steens muren zijn niet altijd waterdicht, waardoor de binnenzijde tamelijkvochtig kan zijn en men behang niet direct op de muur kan plakken afb. 1. Bij de meeste gebouwen zijn de spouwmuren buitenmuren met een binnen- en een buitenblad; men spreekt dan over buitenspouwmuren. De breedte van de tussenruimte, de spouw, van de geïsoleerde spouwmuur varieert in de meeste gevallen van vijf tot tien centimeter; de spouw is dan geheel of gedeeltelijk gevuld met isolatiemateriaal. Tegenwoordig wordt de spouw bij bestaande gebouwen op grond van overheidsmaatregelen nogal eens opgevuld met (een hoogwaardig) isolatiemateriaal om het warmteverlies te beperken; dit is thans het hoofddoel van de spouwmuren geworden. Het zogenoemde dichtsteken van de spouw past men toe, als het kozijn voor of achter de spouw geplaatst moet worden. Wanneer op verschillende plaatsen de spouwmuren zijn dichtgemetseld, dus niet alleen bij de kozijnen maar bijvoorbeeld ook op de hoeken van het gebouw en bij de aansluiting van binnenmuren, spreekt men van onvolwaardige of onvolledige spouwmuren. Er ontstaan als het ware kamers in het metselwerk. Het nadeel van dit type spouwmuur zou de kans op een koude- en vochtbrug kunnen zijn: dit is afhankelijk van het materiaal. Spouwmuren waarvan de bladen niet gekoppeld zijn door middel 1.Zeist, eenvoudig vooroorlogs huis (ca. 1924) metspouwmuur: (foto 1997) Spouwmuur RVblad 01-2 van hetzelfde bouwmateriaal, zowel horizontaal als verticaal, worden volwaardige of volledige spouwmuren genoemd. Het voordeel daarvan is dat koude- en vochtbruggen bijna geen problemen vormen. Tot dit tweede type spouwmuur worden ook die spouwmuren gerekend die alleen bij raam- en deurkozijnen zijn dichtgestoken. Vergeleken met het eerste type is het tweede type echter minder stabiel. Geluidsisolatie kan bij woningen ook een reden zijn om een spouwmuur aan te brengen tussen de woningen. Contactgeluid wordt dan aanzienlijk teruggedrongen, mits men geen ankers aanbrengt. Men spreekt bij dergelijke toepassingen over binnenspouwmuren 2. In het algemeen werd het onderste deel van het opgaande metselwerk, het deel onder de grond en een klein deel boven de grond, als trasraam uitgevoerd. Een trasraam dat bestaat uit hardere steen en water- a werende specie, is aan te bevelen tegen optrekkend vocht. Het is algemeen gebruikelijk dat de spouwmuur even onder het maaiveld begint; het deel daaronder is massief. De eerste toepassingen Op een ontwerptekening uit 1666 van architect Adriaen Dortsman (1635/36 - 1682) voor het Sixhuis, Herengracht 619 te Amsterdam, is alleen de voorgevel als onvolledige spouwmuur ontworpen afb. Za-e. De Amsterdamse patriciër Jan Six (1618 - 1700) heeft het huis laten ontwerpen op een in 1665 aangekocht terrein in de nieuwe uitleg 3. De spouwmuur komt voor op de tekeningen van de bel-etage en de verdieping, maar niet van het souterrain. Of de spouwmuur ook daadwerkelijk zo is gebouwd, is niet vastgesteld. De tekeningen van het Sixhuis behoren in ieder geval tot de oudste voorbeelden 4. Een tweede voorbeeld uit de tweede helft van de 17de eeuw is huis b. Bel-etage. c. Verdieping. e. Dwarsdoorsnede aanzicht rech ter zijgevel. 2a t/m d. Amsterdam, Herengracht 619, ontwerptekeningen uit 1666 voorhetsixhuis van Adriaen Dortsman metspouw. Spouwmuur RVblad 01-3 De Nes te Nigtevecht van de Amsterdamse architect, stadsmetselaar en keurmeester van baksteen, Herbert Kramer (t 1705). Het huis is in opdracht van Pieter Reael gebouwd in 1687. Er zijn van het reeds lang verdwenen huis tekeningen bekend uit ca. 1700 van D. Stoopendaal, waarop duidelijk een volwaardige spouwmuur is te zien afb. 3. De spouwmuur is aangegeven op de plattegrond van de bel-etage en de eerste verdieping, maar niet op die van het souterrain. Ook de oranjerie (1688 - ‘95) op de buitenplaats Berbice te Voorschoten van Pieter de la Court van der Voort moet genoemd worden 5. a. Ach tergevel. b. Bel-etage. c. cersre veralepmg d. Tweede verdieping. Dit is één van de drie oudste oranjerieën in Nederland afb. 4. De buitenbouwmuur is hier anderhalfsteens (Ijsselformaat), de binnenmuur is steens en de spouw, met een breedte van ca. tien cm is opgevuld met het hoogwaardige isolatiemateriaal boekweitdoppen. De spouw van de volwaardige 3a t/m d. Nigtevech t, huis de Nes. Tekeningen uit ca. 1700 van D. Stoopendaal naar ontwerp van architect H. Kramer: RDMZRV 1998/40 - 35 Spouwmuur RVblad 01-4 4. Voorschoten, exterieur van de oranjerie op de buitenplaats Berbice. (foto 1974) spouwmuur loopt tot aan de onderkant van de zoldervloer. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de spouw bij te vullen ingeval de boekweitdoppen wat zijn ingezakt. Op dit moment is dit voorbeeld de oudst bekende geïsoleerde spouwmuur. In het eerste stenen woonhuis in Broek in Waterland, Leeteinde 12 is een volwaardige spouwmuur aangetroffen afb. 5. Het werd in 1740 gebouwd in opdracht van Jan Hillebrandsz Verlaan en Vroutje Pieters Kok. Beiden waren afkomstig uit Broeker regentenfamilies 6. De vochtige streek bracht de ontwerper er waarschijnlijk toe een spouwmuur toe te passen met een smalle spouw van vijf cm en de 5. Broek in Waterland, voorgevel van Leeteide 12. (foto 1992) begane grond een viertal treden boven het maaiveld aan te brengen. De balklaag is hier opgelegd in de buitenmuur 7. Over de restauratie van het huis Sparrendaal, gelegen aan de Hoofdstraat in Driebergen en in 1754 gebouwd in opdracht van burgemeester Mr. Jacob Berck, vermeldt architect ir. J.B.Baron van Asbeck ‘...de buitenmuren waren geen anderhalfsteensmuren, zoals vermoed, doch spouwmuren bestaande uit een steensbuitenmuury een spouw van ca. 3 cm en een binnenspouwmuur van IJsselsteentjes,diemet taaie nagels aan de buitenmuur bevestigd WQSgeweest. De spouwmuren dienden opnieuw opgemetseld en metgetordeerd koperdraad bevestigd 6. Driebergen, huis Sparrendaal, voorgevel. (foto 1997) te worden aan de buitenmuur...’ afb. 6 8. Bij Huis Zypendaal te Arnhem kon tijdens de restauratie in de jaren 1979 - ‘82 worden vastgesteld dat de muren uitgevoerd waren als onvolledige spouwmuren afb. %Het huis staat met drie gevels in het water en dat is waarschijnlijk de reden waarom hier spouwmuren zijn toegepast. Het buitenhuis is in 1762 - ‘64 naar alle waarschijnlijkheid gebouwd door stadsarchitect Hendrik Viervant in opdracht van mr. Hendrik Willem Brantsen, secretaris van Arnhem. De muurdikte was totaal 56 cm, het binnenblad was halfsteens, de spouw ca. 9 cm en het buitenblad was anderhalfsteens afb. 8. Aan de achterzijde heeft P.J.H.Cuypers in 1883 - ‘84 %Arnhem, Huis Zypendaal, voorzijde. (foto 1996) Spouwmuur RVblad 01-5 56 cm ‘12steen spouw:9 cm 1’/2steen buiten 8. Arnhem, Huis Zypendaal, principe van de spouwmuur: een uitbreiding gerealiseerd g. Het is niet bekend of ook dit deel spouwmuren heeft. Een ander belangrijk voorbeeld bevindt zich in Haarlem. De bibliotheek van het Teylersmuseum werd, kort nadat in oktober 1779 de tekeningen van architect Leendert Viervant (1752 - 1801),zoonvan Hendrik Viervant, waren goedgekeurd, gebouwd als een ovale zaal achter het Teylers Fundatiehuis afb. 9. Voor deze ovale zaal, ook wel Boek- en Konstzael genoemd, zijn op de begane grond glazen kasten ontworpen voor natuurkundige instrumenten en op de verdieping een inrichting voor de bibliotheek. Over de muren van de zaal is te lezen in het bestek: ...te maakene Gebouw te Metzelen van beste 9. Haarlem, interieur van de bibliotheek van het Teylersmuseum. (foto 1980) G. Moppen in 2 steens Muuren ..... ‘O. De spouw en het binnenblad zijn gezien de tekeningen hierbij niet meegerekend; de totale dikte van de muur is dus meer dan daar vermeld staat afb. IOa-b. Uit de late 18de eeuw is een aantal ontwerptekeningen bekend van P.E.Duyvené waarop een onvolledige spouwmuur staat aangegeven. Het betreft de plattegrond van de bel-etage van het uit 1789 daterende huis Buitenrust dat staat aan het Zuider Buiten Spaarne te Haarlem. De spouw is ook in de uitgebouwde salon aan de achterzijde van het huis doorgezet. Bij de haardpartijen en bij de aansluiting van de binnenbouwmuren op de buitengevel wordt de spouw onderbroken afb. ll. 1Oaen b. Haarlem, ontwerp tekeningen van de bibliotheek van het Teylersmuseum van architect L. Viervan t uit 1779. a. Langsdoorsnede. RDMZRV 1998/40 36 b. Grondbalklaag. Spouwmuur RVblad 01-6 a. Eén van de varianten voor de voorgevel. b. Ach tergevel. c. Souterrain. d. Bel-etage. e. Eerste verdieping. 11a t/m d. Haarlem, landhuis Buitenrust aan het Zuider Buiten Spaarne, ontwerptekeningen uit 1789 van de Amsterdamse architect PE. Duyvené. De 19de en begin 20ste eeuw De eerste helft van de 19de eeuw heeft relatief weinig voorbeelden van spouwmuren nagelaten. Bekend zijn de spouwmuren in de nieuwbouw van het van oorsprong 16de-eeuwsePaleis Noordeinde in Den Haag; hier wordt later nog op teruggekomen afb. 12.Uit de tweede helft van de 19de eeuw kan uit een redelijk aantal voorbeelden geput worden. Toepassingen zijn te vinden bij: schoorstenen, pompen, beerputten, regenbakken 11,kerkel1 12,gevangenissen, krankzinnigengestichten 13,stationsgebouwen, bomvrije remises, munitiemagazijnen, scholen 14, magazijnen 15,badhuizen, landhuisjes en watertorens 16. Enkele voorbeelden: een onvolledige spouwmuur is aangetroffen in het Hervormde Diaconieweeshuis aan de Hooftskade te Den Haag. 12.Den Haag, ach tergevelpaleis Noordeinde. (foto 1984) Spouwmuur RVblad 01-7 a. Voorgevel. b. Plattegrond. 13a en b. Haarlem, ontwerp uit 1888 voor een school aan de Leidsevaart van Stadsarchitect J. Leijh. li Het ontwerp van architect Eli Sabander (1808 - 1878) werd gerealiseerd in 1864 - ‘67. Van de buitenmuur met een dikte van 45 cm is het buitenblad steens en het binnenblad halfsteens r7. Van de Haarlemse stadsarchitect Jacques Leijh zijn diverse scholen bekend waar spouwmuren zijn toegepast. Eén ervan werd in 1888 aan de Leidsevaart gebouwd; niet alle gevels zijn als spouwmuur uitgevoerd afb. 13a-b. Ook van architect Leijh is het ontwerp voor het hoofdbureau van politie aan de Smedestraat te Haarlem. De voorgevel en de celmuren zijn als spouwmuur getekend afb. 14a-b. Een voorbeeld van een andersoortige toepassing dan in gebouwen vindt men bij de in 1885 gebouwde tuinmuur van het Hof te Dieren afb. 15. De terrasvormige warmtemuur rond de moestuin is als onvolledige spouwmuur gebouwd, bedoeld voor leifruitteelt. De muur is opgebouwd uit een buitenblad van één steen, een spouw en een binnenblad (tuinzijde) van elk een halve steen: de muur is dus totaal tweesteens dik r*. IJsopslagplaatsen Een aparte vermelding verdienen de ijsputten, ijstorens, ijskelders, ijshokken, ijspakhuizen en visschuren. Al deze bouwsels dienden ertoe om ‘s winters ijs in op te slaan, zodat het hele jaar door ijs voorhanden was. Als isolatiewand werd vaak een geïsoleerde spouwmuur toegepast. 8-I 1alm a Langsdoorsnede. b. Plattegrond. 140 en b. Haarlem, ontwerp uit 1897 voor het hoofdbureau van politie in de Smedestraat van Stadsarchitect J. Leijh. 15.Dieren, Hof te Dieren, detail van de warmtemuurrond demoestuin. (foto 1983) RDMZRV 1998140 37 Spouwmuur RVblad 01-8 16.Bloemendaal, ijskelder aan de Mollaan. (foto 1968) Van de ca. 100 bekend zijnde ijsopslagplaatsen bezit ongeveer 25% een spouwmuur. Het merendeel stamt uit de 19de eeuw. Het isolatiemateriaal in de spouw bestond meestal uit turf(molm), in enkele gevallen uit zaagsel of een mengsel van deze twee. De spouwbreedte is in veel gevallen aanzienlijk breder dan gewoonlijk, 40 cm of meer is geen uitzondering. Een tweetal karakteristieke voorbeelden. De ijskelder aan de Mollaan (tegenover no 5) te Bloemendaal, die van oorsprong heeft behoord 1Z Breukelen, Oud Aa, ijspakhuis (met mansarde kap) gebouwd in 1910.(foto 1995) bij de hofstede De Rijp, is een gaaf voorbeeld van een ronde stenen kelder, waarvan de koepel en de wanden voorzien zijn van een spouw afb. 16. Een rieten afdekking over de koepel en het portaal maakt deel uit van het concept. Een datering van de kelder is niet bekend: mogelijk midden 19de eeuw, gezien de aard van de toegepaste baksteen lg. Het ijspakhuis aan Oud Aa 4 te Breukelen werd in 1910 gebouwd in opdracht van vishandelaar Griffioen afb. 1%De spouwmuur van dit pakhuis bestaat uit een 18.Naarden, bastion Oudmolen, dubbele spouwmuur in de remise. (foto 1994) steens buitenmuur, een spouw van 40 cm gevuld met turfmolm en een halfsteens binnenmuur; de totale dikte is 70 cm. Het vlakke plafond werd afgedekt met een dikke laag turfmolm 2o. De dubbele spouwmuur Dit type spouwmuur is nagenoeg niet toegepast, zeker niet voor de 19de eeuw. Op dit moment zijn slechts twee voorbeelden bekend. Het eerste voorbeeld bevindt zich in een van de gebouwen van de vestingwerken van Naarden. Aan de noordwestzijde is bastion Oudmolen gesitueerd. Hier bevindt zich een complex waarin ondergebracht zijn een bomvrije remise, een munitiemagazijn en een ijskelder. De remise ligt tussen het saillant en de bomvrije kazerne en is in 1877 gebouwd, gelijktijdig met de kazerne. Het bouwwerk heeft slechts één verdieping. Twee jaar na de bouw zijn er tekeningen vervaardigd van de remise. Hierop zijn de aangebrachte spouwen te zien. Er blijkt sprake te zijn van onvolledige spouwmuren. Het bouwhistorisch onderzoek in 1994, uitgevoerd in opdracht van de Rijksgebouwendienst, toonde inderdaad dubbele spouwmuren aan 21.De binnen- en middenmuur blijken halfsteens te zijn. De buitenmuur, de eigenlijke bouwmuur, is aanzienlijk dikker. Blijkens een Spouwmuur RVbJad 01-9 De tot nu toe oudst bekende tekening waarop (onvolledige) spouwmuren staan aangegeven, is van de Amsterdamse architect Philips Vingboons (1607 - 1678) uit 1642. Het betreft hier het definitieve ontwerp voor het buitenhuis Vredenburg in de Beemster 23.Frederick Alewijn (1603 - 1665),een vermogend koopman en architectuurminnaar, gaf zowel Philips Vingboons als Pieter Post (1608 - 1669) opdracht om ontwerpen te maken voor dit buitenhuis 24.De eerste tekeningen van Vingboons dateren uit 1639, het definitieve ontwerp is van 1642. Niet op al zijn ontwerpen staan spouwmuren aangegeven. Uiteindelijk werd niet zijn ontwerp gerealiseerd, maar dat van Pieter Post.Dit huis bestaat al geruime tijd niet meer. a. Voorgevel. b. Plattegrond. andere tekening uit 1879 heeft het gewelf ook een dubbele spouwmuur afb. 18. Het tweede voorbeeld bevond zich te Doesburg. De in 1930 afgebroken ijskelder van de bierbrouwerij van de firma Neeb lag in de stadswal. De wanden en het tongewelf hadden een spouw van 20 cm; over het geheel was nog een extra tongewelf met een extra spouw van 40 cm aangebracht 22.Een datering is momenteel wegens gebrek aan gegevens niet te geven. Spouwmuren op ontwerpbouwtekeningen en Op het ontwerp van P Vingboons voor huis Vredenburg wordt de spouw in de korte westgevel (regengevel) en oostgevel, waarschijnlijk een boekenkastgevel, duidelijk aangegeven met twee evenwijdige lijnen afb. 19a-b. Hier heeft men te maken met een onvolledige spouwmuur die gedeeltelijk is uitgevoerd. Vergelijkbaar zijn ook de ontwerptekeningen uit 1666 van A. Dortsman voor het Sixhuis en de ontwerptekening van P.E.Duyvené voor het in 1789 gebouwde huis Buitenrust (1789)in Haarlem. Niet altijd werden spouwmuren zo aangegeven op ontwerptekeningen. In bepaalde gevallen, vooral in de late 18de en de eerste helft van de 19de eeuw, werd de spouw slechts met een zwarte lijn aangegeven. De tekening van D. Stoopendaal van huis De Nes is hiervan een karakteristiek voorbeeld 25.Op de tekeningen uit 1814- ‘16 van architect der paleizen en landsgebouwen B.W.H.Ziesenis (1768 - 1820) voor de uitbreiding van het Paleis Noordeinde te Den Haag, wordt de spouw ook in zwart aangegeven. Op de tekeningen van de nieuwe achtergevels en een bijbehorende detailtekening uit 1815is precies aangegeven hoe de spouw horizontaal en verticaal door de muur loopt afb. 20. 19a en b. Beemster,gepubliceerde versie van het definitieveplan voorhuis Vredenburg van Philips Vingboons uit 1642. b. Detail van hetmuurwerk. a. Plattegrond 2Oa en b. Den Haag, tekening voor een nieuwe achtergevel van paleis Noordeinde van B.WH. Ziesenis uit 1815 RDMZRV 1998/40 - 38 Spouwmuur RVblad 01-10 genoodzaakt die op in te dienen ontwerpen aan te geven. Op bouwkundige tekeningen die vanaf het begin van de loste eeuw zijn gemaakt, zal men in de meeste gevallen kunnen zien of spouwmuren zijn toegepast. 21a en b. Pentekeningen uit 1794 van een ontwerp voor een koepel en een ijskelder van J.C.Michaél voor Oud-Berkenrode aan de Herenweg in Bloemendaal. Verder is een tweetal mooie, gekleurde ontwerptekeningen voor een ijskelder op Oud Berkenrode te Bloemendaal bekend van J.G. Michael uit 1794 afb. 21. De spouw is op beide tekeningen duidelijk in zwart aangegeven 26. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw worden de spouwmuren in bijna alle gevallen duidelijk aangegeven met twee muren. Een voorbeeld uit deze periode is het ontwerp voor een dorpsstation uit 1870 van architect Th. van Grieken afb. 22 27.Hier is voor de onvolledige spouwmuur gekozen. Doordat de bouwverordeningen van gemeenten spouwmuren gingen voorschrijven, was men 22. Ontwerp voor een Groot Dorpsstation (in een landelijkestreek) van architect Th. van Grieken uit ca. 1870. De spouwmuur in de bouwkundige literatuur In de bouwkundige literatuur uit de 17de en 18de eeuw is over spouwmuren niets te vinden. Een belangrijk Nederlands werk over bouwkunde is in 1833 uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Deze Handleiding tot de Burgerlijke Bouwkunde, geschreven door Leendert van Heusden, diende tot het geven van doelmatig onderwijs aan handwerksgezellen in de bouw. Hoewel uitgebreid wordt ingegaan op de diverse bouwmaterialen, worden de gezellen niet onderwezen over spouwmuren 28.Blijkbaar was rond 1833 de spouwmuur nog niet ingeburgerd. Kort voor het midden van de 19de eeuw komen de eerste vermeldingen. Vergeleken met de stroom bouwkundeboeken en handleidingen voor de metselaar, zijn de bouwkundige handwoordenboeken iets eerder met het verschijnsel spouwmuur. Zo vermeldt architect Pijtak de spouwmuur al in 1848 2g. 23. Tekening uit 1877 van spouwmuren met bindstenen. l SPouwmuur RVblQd01-11 ,--- - In de Handleiding tot de Kennis der Burgerlijke en Militaire Bouwkunst voor de Kadetten der Genie uit 1850 wordt de spouwmuur nog niet besproken, maar in bijna alle bouwkundeboeken die vanaf ca. 1870 verschijnen, zijn korte passages gewijd aan de spouwmuur 30.Een van de eerste boeken is bijvoorbeeld het Handboek voor Burgerlijke Bouwkunst van Van Grieken uit 1871. Hij behandelt de spouwmuur alsof dit type muur al jaren werd toegepast. Bovendien adviseert hij zogenoemde bindstenen bij spouwmuren te gebruiken voor de sterkte afb. 23 31. Voor de dikten der muren adviseert het Vak- en Kunstwoordenboek van Van Keirsbilck uit 1899 tweemaal een steensmuur te nemen; mogelijk speelt hier Vlaamse traditie mee 32.Tot ongeveer de jaren twintig van de 20ste eeuw werden spouwmuren met steens buitenblad en halfsteens binnenblad gepropageerd. In de Praktische MetSdQQr van G.A. Scholten uit 1914 vindt men dit nog terug 33.In 1920 stelt architect Zwiers dat het ook heel goed mogelijk is de spouwmuur precies andersom uit te voeren 34. Oude benamingen en vermeldingen Het boek van Pieter de la Court van der Voort (1664 - 1739) is een belangrijke bron voor de benamingen. Hij gebruikt in zijn boek Byzondere Aenmerkingen Wegenshet Qenleggen vQnPragtige en Gemene Landhuizen, Lusthoven, Plantagien, en Qenklevende CierQden uit 1737 een viertal benamingen voor het zelfde begrip: 1) dubbele muuren, 2) gespouwde muuren, 3) spouwmuur, 4) gespouwe muuren 35. Door het ontbreken van bestekken van de oudste voorbeelden is men aangewezen op exemplaren uit de 18de eeuw. Haslinghuis’ Bouwkundige Termen vermeldt als het oudst bekende voorbeeld de 18de-eeuwse muur van het Gemeenlandshuis te Diemen afb. 24 36.In het bestek uit 1726 RDMZRV 1998/40 39 24. Diemen, de voorgevel van het Gemeenlandshuis. (foto 1996) komt men het begrip ‘gespouwde muren’ tegen 37.Het huis is oorspronkelijk voor het Hoogheemraadschap Zeeburg en Diemerdijk in 1726 gebouwd naar ontwerp van Cornelis van der Does, timmerman te Amsterdam 38. Volgens Meischke is de omvang en indeling te vergelijken met die van een buitenhuis, maar het mist de fijne en gedetailleerde afwerking van de bekende ontwerpers. Toch is de technische vooruitgang zichtbaar in de toepassing van onvolledige spouwmuren: de voorgevel is volgens het bestek twee moppen dik. Het natte milieu aan de dijk vereiste waarschijnlijk spouwmuren als vochtweerders. In het bestek van het Nieuw Weesen Armenhuys tot Oostzaandam uit 1737 gaf men de spouwmuur slechts in een omschrijving aan 3g. Maar in het bestek voor ‘Het verbeteren der fronten OranjePromers en Promers-Turfpoort der Vesting Naarden’ uit 1875 werden spouwmuren nadrukkelijk voorgeschreven 40.Verder kan nog genoemd worden het bestek van het R.K. Weeshuis uit 1878 aan de Kroonstraat in het oude centrum van Nijmegen 41. Een vroeg 2Oste-eeuws voorbeeld is het bestek uit 1906 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor de Technische Hogeschool te Delft voor het maken van gebouwen voor Mechanische Technologie, Werktuig- en Scheepsbouwkunde c.a. op een terrein tussen de Nieuwelaan en de Ezelsveldlaan te Delft. In het bestek werden spouwmuren voorgeschreven met een spouw van zes cm, die op afstanden van één meter in de hoogte en de breedte verbonden moesten worden met gegalvaniseerd ijzeren muurverbindingen. Uit recent onderzoek bleek de spouw niet te zijn aangebracht 42. Technische ontwikkeling Bij de spouwmuren uit de 17de, 18de en 19de eeuw is het buitenblad steeds de dragende muur en minstens één steen dik. De spouw bevindt zich dan ‘binnen’. De nietdragende muur, soms wel spouwmuur genoemd, werd dus aan de Spouwmuur RVblad 01-12 onvolledige spouw "|. (minder goede constructie) spouwanker typen 3. 25. Diverse spouwankers. binnenzijde van de bouwmuur toegevoegd. Deze wijze van bouwen sloot bij de bouwtraditie uit die tijd aan. Er gold toen de regel dat een halfsteensmuur geen balkdragende muur mocht zijn. Het komt wel voor dat de balkkoppen in de muur verrot zijn, dan gaat de binnenmuur de functie van dragende muur overnemen; de spouw 'gaat zich omdraaien'. Waarschijnlijk al ten tijde van P. Vingboons ontstond de onvolledige spouwmuur. Niet alleen bij de kozijnen, maar ook op andere plaatsen gaat men de spouw dichtsteken, zodat het buiten- en binnenblad door hetzelfde bouwmateriaal met elkaar verbonden zijn. Tot ver in de 19de eeuw is dit type spouwmuur toegepast. Tegenwoordig wordt de gehele muur spouwmuur genoemd. De architectuur moet het wel mogelijk maken om een spouwmuur toe te passen. Een 26. Een houten kozijnaansluiting. gevel met veel ramen, glas en kleine muurdarnmen leent zich veel minder om dubbele muren toe te passen dan een blinde gevel. Om die reden komt op het ontwerp voor het buitenhuis Vredenburg een onvolledige spouwmuur voor die slechts gedeeltelijk is uitgevoerd. Tot het begin van de 20ste eeuw kwamen de twee typen ongeïsoleerde spouwmuren bij huizen naast elkaar voor. Omdat in de spouwmuren van de vroegste toepassingen bij huizen geen isolatiemateriaal is aangetroffen, kan men concluderen dat men aan de thermische isolatie geen hoge eisen stelde. Bij andere toepassingen, zoals bij ijsopslagplaatsen, paste men wel isolatiemateriaal toe, zoals turfmolm en zaagsel. Vanaf het begin van de 20ste eeuw komt hoofdzakelijk de volwaardige spouwmuur van twee maal een halve steen voor, waarvan het binnenblad de dragende muur is; de spouw bevindt zich dus 'buiten'. Aanzienlijke materiaalbesparingen konden door deze constructiewijze worden bereikt. Later komen ook regelmatig toepassingen voor van een baksteenmuur van een halve steen en een betonwand of een andersoortige kunststeenmuur. Om snel te bouwen zijn ook de zogenoemde betonnen spouwmuurblokken toegepast. Vanaf rond 1900, toen spouwmuren van twee maal een halve steen werden toegepast, werden spouwankers, ook wel spouwijzers genoemd, aangebracht tussen de twee bladen van de muur afb. 25. Sinds het moment dat spouwmuren werden voorgeschreven in de bouwverordening, was men genoodzaakt spouwankers te gebruiken. In het begin paste men ankers van ijzerdraad toe, maar later komen allerlei typen in de handel. In de literatuur worden spouwankers pas rond 1900 voor Spouwmuur RVbladOl-13 het eerst genoemd. Voorheen De spouw begint niet bij elk werden soms op enkele plaatsen historisch voorbeeld onder het maaiveld. Bij het Sixhuis en huis De Nes begint de spouw niet bij het muurankers toegepast, zoals in de achtergevel van de oranjerie op de buitenplaats Berbice, met het doel de beide spouwmuurbladen op de juiste onderlinge afstand te houden. Het trasraam werd in de tweede helft van de 19de eeuw op brede schaal toegepast. Door de productie van verschillende kwaliteiten baksteen was het mogelijk een trasraam te maken. Op dit moment is nog niet precies bekend hoe het zit met de toepassing van trasraam in de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw; uit de 17de eeuw zijn wel toepassingen bekend. souterrain maar bij de bei-etage. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw, mogelijk parallel lopend aan de ontwikkeling van het trasraam, wordt algemeen de spouw even onder het maaiveld aangelegd. In bijna alle gevallen loopt de spouw verticaal. Slechts bij molenrompen is een schuine spouw bekend; deze constructie is zeer problematisch gebleken 43. In het verleden werd de binnenzijde van muren veelal volgens traditie met latwerk, tengel en behang afgewerkt. Men zou verwachten dat met de komst van 28. Een stalen kozijnaansluiting, nu met knel- ofklemlat. [spouw] 29. Spouwkozijnstenen. de spouwmuur een dergelijke afwerking niet meer nodig was. Maar men paste toch de afwerking die men gewend was bij gewone muren, ook toe bij de spouwmuren. Van Huis Zypendaal is bekend dat de wanden traditioneel waren afgewerkt. De aansluiting van houten kozijnen op de spouwmuur levert in het algemeen geen problemen op; meestal is een spouwlat de oplossing. Bij houten kozijnen kan ook een steensponning uitkomst bieden; het binnenblad en buitenblad zijn dan iets verschoven ten opzichte van elkaar. De sponning in het kozijn overbrugt dit verschil afb.26. Bij stalen kozijnen ligt de aansluiting moeilijker, omdat zij vrij smal zijn en geheel in de spouw kunnen verdwijnen. Als oplossing werden wel spouwkozijnstenen toegepast44. Houten stelkozijnen 27. Diverse stalen kozijnaansluitingen. RDMZRV1998/40 -40 óf knel- of klemlatten hebben in Spouwmuur RVblad 01-14 31. Temperatuurverloop in (tweemaal halfsteens)spouwmuur; mét en zonder 6 cm isolatie. 30. Modernespouwmuurmetisolatie en spouwankers. (foto 1997) bepaalde gevallen ook uitkomst geboden afb. 27-29. Vochtproblemen, warmte isolatie en ventilatie Tegenwoordig wordt hoogwaardig isolatiemateriaal met dampdoorlatende eigenschappen, zoals bijvoorbeeld glas- of steenwol, in de spouw aangebracht. Hierdoor kan een aanzienlijke besparing van stookkosten worden bereikt. Waterdampdiffusie treedt op bij plaatsen met een hoge relatieve vochtigheid naar plaatsen met een lage relatieve vochtigheid, waardoor de spouw vochtig wordt en ventilatie is aan te bevelen. Dat kai met open stootvoegen boven en beneden, of met spouwroosterstenen 45.De zogenoemde ModelBouwVerordening (MBV) schrijft tien cm2ventilatie-opening voor, onder en boven, per m* gevel. Steensmuren laten meer warmte door dan spouwmuren van tweemaal een halve steen. Bovendien is bij geïsoleerde spouwmuren het warmteverlies aanzienlijk lager dan bij ongeïsoleerde muren. Via convectie, geleiding en straling treedt warmteverlies op. Er is eigenlijk een tegenstrijdig belang tussen warmte-isolatie en vochtwering; voor het eerste is zo min mogelijk ventilatie in de spouw gewenst, voor het tweede is een optimale ventilatie nodig. Er moet dus een compromis gevonden worden. Met de moderne isolatiematerialen zijn veel oplossingen mogelijk. Uitgebreide verhandelingen over de zogenoemde beredeneerde spouwmuur treft men aan in de moderne bouwkundeboeken. Vooral de bouwfysica heeft veel bijgedragen aan de algemene erkenning van de spouwmuur 46. Tot de jaren zestig van de 20ste eeuw treft men bij bouwwerken meestal geen spouwisolatie aan, immers vochtwering was het hoofddoel. Er zijn slechts enkele historische voorbeelden bekend, in het bijzonder bij ijskelders en oranjerieën, waar de spouw wel gevuld is met een isolatiemateriaal. Thermische isolatie was bij deze voorbeelden het hoofddoel. Het heeft na het begin van de algemene toepassing van de ongeïsoleerde spouwmuur nog tamelijk lang geduurd voordat men deze muren grootschalig ging isoleren afb. 30 en 31. In het algemeen is aan te raden om met het na-isoleren van monumenten zeer kritisch om te gaan, omdat het niet juist isoleren grote gevolgen kan hebben. Hierbij zal extra aandacht nodig zijn voor de vochthuishouding. Wanneer men spouwmuren van monumenten toch wil na-isoleren en men redelijk makkelijk de spouw kan vullen, kunnen zowel oude als moderne isolatiematerialen worden gebruikt. In de 17de eeuw paste men al boekweitdoppen toe. Zij vormen een ideaal isolatiemateriaal, vooral bij smalle spouwen. Het is nog steedsin de handel. Bij zeer brede spouwen is toepassing van het goedkopere turf mogelijk. Moderne isolatiematerialen zijn in vele vormen verkrijgbaar, zoals platen, schuimen, korrels en opgerolde dekens. Afhankelijk van de breedte en de bereikbaarheid van de spouw zal bekeken moeten worden welk materiaal het best kan worden toegepast. Als de spouw niet makkelijk van bovenaf kan worden gevuld, is men aangewezen op moderne technieken zoals het volschuimen. Spouwmuren waarvan het buitenblad bestaat uit geglazuurde steen, strengpers of verblendsteen, kunnen bij onvoldoende vorstbestendigheid bij ‘lekkende’ voegen schade aan de muur veroorzaken als isolatiemateriaal in de spouw wordt aangebracht. Bij wat oudere gevels van dit type Spouwmuur RVblad 01-15 wordt na-isoleren meestal ontraden. De introductie in Nederland De bakstenen spouwmuur kan op twee manieren zijn ontstaan. De eerste mogelijkheid is dat het idee afkomstig is uit de houtbouw: een houten wand van regels met een binnen- en een buitenbetimmering. De tussenruimte kan eventueel met isolatiemateriaal of tochtremmers zijn opgevuld. Wanneer deze constructie wordt 'vertaald' in steen, heeft men de spouwmuur. Deze relatie is echter moeilijk aan te tonen. Een andere mogelijkheid is dat de spouwmuur al lang bekend was uit andere cultuurperioden of -stromen of het buitenland. Pieter de la Court van der Voort is een van de eersten die iets over spouwmuren heeft gepubliceerd, terwijl men het van hem eigenlijk niet zou verwachten. De la Court is immers heruitgave van Vitruvius gelezen hebben en hieruit ideeën hebben opgedaan én in praktijk gebracht. Juist bij de theoretische architecten van het Hollands Classicisme leefde veel belangstelling voor de tien boeken van Vitruvius. De architecten J. van Campen en P. Vingboons waren van huis uit geen technisch onderlegde bouwkundigen, zodat de spouwmuur als innovatie zeer waarschijnlijk niet van hen is. Zowel in de ontwerpen als in de uitvoering van gebouwen probeerden zij de ideeën van Vitruvius toe te passen. De Woningwet van 1901, de Bouwverordening en de Model Bouwverordening Hoewel vanaf het midden van de 19de eeuw enkele woningbouwverenigingen en fabrikanten plaatselijk al verbeteringen in de volkswoningbouw brachten, was toch de Woningwet van de Minister van Binnenlandsche Zaken mr. Goeman Borgesius (1847 - 1917) nodig om een grootschalige vernieuwing van de grond te krijgen 50. De bouwverordeningen, die vóór 1900 weinig voorstelden, moesten met de inwerkingtreding van de Woningwet in 1902 door iedere gemeente worden vastgelegd. In de decennia die daarop volgden, gingen gemeenten hun bouwverordening wijzigen ten gunste van de spouwmuur. Langzaam kwam er beweging in de volkswoningbouw, mede door subsidies van de overheid en de opkomst van meer woningbouwverenigingen. Een vroeg voorbeeld van spouwmuren in de volkswoningbouw zijn geen bouwkundige of architect. Hij wordt in de literatuur wel gekarakteriseerd als een dilettanttuinarchitect. In zijn eerder genoemde boek beschrijft hij precies hoe een oranjerie met spouwmuur gebouwd moet worden en hoe men de spouw kan isoleren afb. 32. Bovendien geeft hij aan dat hij niet de ontdekker van de spouwmuur is. In zijn inleiding schrijft hij: 'Hunnemuren waren veeltyds dubbelde, en van goede steenen met steen-kalk gemetzelt, op dat de regen niet zoude doordringen;...' 47. Hij heeft het hier over de ouden, onze voorouders, waarmee hij de Grieken en Romeinen bedoelt, met andere woorden zoals Vitruvius het beschrijft 48 . De Romeinen gebruikten de spouw voor een andere functie dan nu algemeen gebruikelijk is, namelijk voor vloer- en wandverwarming. In de tijd van De la Court was er veel belangstelling voor de klassieken en de ordeboeken, ontstaan sinds de eerste heruitgave van Vitruvius' werk in 1485 49. Pieter de Ia Court, een zeer ontwikkeld en vermogend man, zal zeker een RDMZRV1998/40-41 32. Tekening van de oranjerie uit het boek van Pieter de la Court van der Voort uit 1737. Spouwmuur RVblad 01-16 de 28 eengezinswoningen in het Agnetapark te Delft uit 1882 - ‘85. Dit eerste Nederlandse tuindorp werd gebouwd in opdracht van gist- en spiritusfabrikant J.C.van Marken afb. 33. Als architect trad op prof. E. Gugel van de Polytechnische School in Delft: de uitvoering stond onder leiding van diens assistent F.M.L. Kerkhoff. Alleen de west- en zuidwestzijde van de woningen werden als spouwmuur gemetseld: het buitenblad is hier steens, het binnenblad is halfsteens 51. De Woningwet onderging diverse wijzigen in 1962 en in volgende jaren. Om meer eenheid te krijgen in alle bouwverordeningen werd vanaf 1965 de Model Bouwverordening geïntroduceerd. In 1992 werd de MBV opgevolgd door het Bouwbesluit, zijnde een onderdeel van de Woningwet. Over de stabiliteit, een zwak punt van de tweemaal halfsteens spouwmuur, schrijft de MBV dat de twee bladen op afstanden van niet meer dan één meter horizontaal en niet meer dan 60 cm verticaal moeten zijn gekoppeld. De hoogte mag zeven meter zijn voor balkdragende en tien en een halve meter voor nietbalkdragende halfsteensmuren. Volgens de MBV moet het binnenspouwblad aan de spouwzijde zijn afgekwast met de op het spouwblad voorhanden zijnde specie. In het verleden werd dikwijls de binnenzijde van de buitenmuur vertind. De invloed van het Portlandcement De spouwmuren werden tot in de eerste helft van de 19de eeuw gemetseld met kalkspecie en tras. Hoewel eind 18de eeuw het eerste Nederlandse (het rode Amsterdamse) cement in de handel kwam, kreeg dit product toch geen vaste voet aan de grond en bleef de schelpkalk een belangrijk bouwproduct. In het buitenland, met name in Engeland, heeft men vanaf het tweede kwart van de 18de eeuw diverse pogingen ondernomen om een cement met goede hydraulische eigenschappen te ontwikkelen. In 1840 leidde dit uiteindelijk in Engeland tot de oprichting van de eerste Portlandcement-fabriek. Aangezien in Nederland de basis- 33. Delft, Agnetapark, Zocherweg 1-3. (foto 1974) grondstoffen voor Portlandcement ontbraken, strandden tussen 1870 en 1925 telkens weer diverse pogingen tot productie. Pas met de oprichting in 1925 van de eerste grootschalige portlandcementfabriek ENCI te Maastricht kwam er een definitieve doorbraak. Grote hoeveelheden cement uit eigen land kwamen nu beschikbaar, zodat de ontwikkeling van de bouw en daarmee ook de spouwmuur extra wind in de zeilen kreeg. Men behoefde nu minder cement te importeren uit de buurlanden België, Duitsland en Engeland. Door de ontwikkeling van het gewapend beton werd de vraag naar cement steeds groter. In 1931 lukte het om bij Hoogovens in IJmuiden een tweede cementfabriek op te richten; hier werd het zogenoemde hoogovencement geproduceerd op basis van hoogovenslakken 52.De spouwmuur heeft zich wel los van de komst van het cement ontwikkeld, maar heeft zijn grootschalige toepassing in diverse uitvoeringen toch aan het Portlandcement te danken 53.Door het moderne cement in de metselspecie ontstond een hogere aanvangsterkte en een hogere stijfheid van het metselwerk. De eerste polemiek In het begin van de 20ste eeuw komt er voor het eerst enige polemiek op gang over de spouwmuur, vooral uit de Delftse hoek. Niet alle schrijvers hadden veel op met de halfsteens spouwmuren. Met name prof. Van der Kloes, toentertijd een autoriteit op het gebied van bouwmaterialen, was een heftig tegenstander. Als redacteur van het maandblad Bouwstoffen schreef hij diverse kritische stukjes over dit onderwerp. In 1921: ‘..sedert eenjaar of vijftien, zijn spouwmuren in gebruikgekomen van tweemaal een halven steen dikte en deze slechte manier van bouwen vindt hoe langer hoe meer ingang.’ 54. Op de volgende pagina gaat hij in op de voorgenomen wijziging van de bouwverordening van Voorburg Spouwmuur RVblad 01-17 ten gunste van 2 x 1J2 steensspouwmuur: '.. Zulk een stroom van vrij algemeen in de mode gekomen. Aan bescherming tegen koude wordt verdwazing zullen ook wij niet kunnen daarbij niet meer gedacht, 't is enkel de eerste spouwmuren voor. De vermogende opdrachtgevers wilden extra geld uitgeven voor meer comfort in het binnenklimaat van hun huizen. De spouwmuur werd hoofdzakelijk toegepast vanwege de vochtwering. Bleef het gebruik van de ongeïsoleerde spouwmuur in de 17de eeuw hoofdzakelijk beperkt tot de particuliere (buiten)huizen, rond 1700 werd het toepassingsgebied allengs groter. Niet alleen bij particulieren, maar nu ook bij openbare gebouwen vonden toepassingen plaats; bekend zijn spouwmuren in een weeshuis, een museum, een gemeenlandshuis en enkele oranjerieën en ijskelders. Na het midden van de 19de eeuw zijn grote aantallen toepassingen bekend. Naast de volwaardige spouwmuur is vanaf eind 17de eeuw tot ongeveer de Tweede Wereldoorlog ook de onvolwaardige- of onvol- te doen om het behang op den muur ledige spouwmuur gebruikt. Waar 0 260. 34. Tekening van muren met holle stenen uit 1874. stuiten, doch dit mag ons niet terug- houden van elke poging daartoe. Daarom hebben wij gemeend ons standpunt tegenover de voorgenomen wijziging der Voorburgsche bouwverordening eenigszins uitvoerig te moeten toelichten.' Later in dat jaar heeft hij het over prutswerk: '..Het is en blijft knoeiwerk. Hetzgn. vertinnen maakt het weinig of niet beter, maar zal het iets opleveren dan dient aan de buitenste helft de meeste zorg besteed te worden.'55. Anderen, die de kritiek niet deelden, weerlegden dit in de nummers van dezelfde jaargang 56 . Het volgende jaar publiceerde Van der Kloes het artikel 'Dom en slecht bouwen'. Een citaat hieruit: '....Dezer dagen bezichtigde ik een buurt arbeiderswoningen, gebouwd door een te goeder naam bekende en goed beklante architectenfirma. Wat ik daar zag grenst aan het ongelooflijke. Een binnenste halfsteensmuur van Waalvorm-kalkzandsteen en een buitenste-schrik niet lezer!- van een Ifsselsteentje....'57. In zijn boek Kunststeen deel H schrijft hij: '..Aldus 'geventileerde' 2x:/2 steens buitenmuur zijn in den woningbouw RDMZRV1998/40-42 te kunnen plakken....'58. Vele jaren later laat zelfs prof. Wattjes zich nog kritisch uit over spouwmuren in tegenstelling tot bijvoorbeeld de eerder genoemde architect Zwiers 59. In het begin van de 20ste-eeuwse werd de muur met holle stenen geïntroduceerd in de bouw afb. 34. Hoewel Van der Kloes hier een groot voorstander van was, heeft een grootschalige toepassing nooit plaats gevonden. 'Dat een muur van hollen steen in dit opzicht beter doel treft dan een spouwmuur is den meesten bouwlieden eveneens onbekend'60. Conclusies In de late 16de en de vroege 17de eeuw werd de spouwmuur waarschijnlijk nog niet toegepast. Er zijn uit deze periode geen voorbeelden bekend. Wel zijn er duidelijke aanwijzingen dat met de komst van het Classicisme in Nederland de spouwmuur werd geïntroduceerd. De oudste voorbeelden komen uit de tijd van de opleving van de bouwactiviteiten na het Twaalfjarig Bestand (1609 - '21). Bij de particuliere (buiten)huizen kwamen dit gebeurde vanwege thermische eisen is isolatiemateriaal in de spouw aangebracht. Rond 1700 zijn de eerste voorbeelden te vinden bij oranjerieën en ijskelders. Isolatiemateriaal treft men alleen aan bij volwaardige spouwmuren. De toepassingsgebieden van de volwaardige (geïsoleerde) spouwmuur zijn nu vrij groot. Oude spouwmuren zijn moeilijk te herkennen, zodat ze vaak bij toeval, bijvoorbeeld tijdens restauraties, worden ontdekt. In de oude stadscentra vindt men ze nagenoeg niet, omdat men daar dikwijls te maken heeft met middeleeuwse kernen en omdat bij het naast elkaar bouwen van panden de toepassing van spouwmuren voor de zijmuren niet zinvol is. Het vochtige en koele klimaat van Nederland zal er sterk toe hebben bijgedragen dat de spouwmuur steeds meer werd toegepast. De spouwmuur is zeker geen modeverschijnsel, zoals wel gesuggereerd werd door schrijvers in het begin van de 20ste eeuw. Buiten de opkomst van de bouwfysica was Spouwmuur RVblad 01-18 een tweetal zaken belangrijk voor de sterke ontwikkeling van de muren geven wel meer stabiliteit, maar ook een aanzienlijke spouwmuur in de 20ste eeuw: 1. de Woningwet van 1901 en de daaruit voortkomende kostenverhoging. De economische aspecten spelen heden ten dage, net als in voorgaande eeuwen, een belangrijke rol. Bouwverordening en Model Bouwverordening en 2. de verkrijgbaarheid op grote schaal van cement. In het begin van de 20ste eeuw is men nieuwe wegen ingegaan. Vragen over energiebesparing Met de Monumentenwet van 1961 zijn officieel monumenten en dus spouwmuren van historische gebouwen beschermd. Noten en optimale vochtwering kwamen aan de orde. Vooral na de Tweede Wereldoorlog maakte de spouwmuur een sterke ontwikkeling door; niet alleen in praktische, ook in theoretische zin. Door de bouwfysica heeft de spouwmuur een vaste plaats gekregen in de bouwwereld. Spouwmuren hebben in het algemeen de volgende voordelen: 1. Alleen de buitenmuur moet van een harde steen gemetseld wor- den, zodat voor de binnenmuur een zachtere en dus goedkopere steen voldoende is. 2. Bij vochtdoorslag van het buitenblad loopt het water in de spouw naar beneden. Het binnenspouwblad blijft droog, mits het vocht afgevoerd wordt. 3. Betengeling is niet meer nodig (zoals bij massieve steensmuren), zodat er geen ruimten 1 N. van Wijk, Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal, 's-Gravenhage 1912. In oude bouwkundeboeken komt het begrip splijtmuren voor, maar hiermee worden geen spouwmuren bedoeld maar doorlopende dragende binnenmuren. 2 Amsterdam, Baksteenconstructies: leerboek voor het samenstellen der in den gewonen huisbouw voorkomende verbanden en constructies in gebakken steen, Deventer 1915,44. 3 P. Vlaardingenbroek, Adriaen Dortsman en Jan Six', Bulletin KNOB, jrg.95,1996, nr. 5,149-169. 4 In het centrum van Maarssen staat aan Zandweg 44 huis Ten Bosch, het oudste nog bestaande buitenhuis aan de Vecht en een van de vele die in de 17de eeuw door vermogende Amsterdammers daar oncontroleerbare narigheden: vocht, rotting, insecten, muizenfamilies etc. werden gebouwd. In dit buitenhuis komen mogelijk spouwmuren voor. Het huis heeft een T-vormige plattegrond en 4. De isolerende werking is vooral bij grote temperatuurverschillen kostenbesparend. De spouwmuur kan als een economische mogelijk rondom een spouwmuur. De Amsterdammer Pieter Belten, zwager van de Amsterdamse burgemeester Joan Huydecoper, liet tussen 1627-'29 in de bocht van de Vecht het buitenhuis bouwen. Het ontwerp van dit huis wordt door R. Meischke toegeschreven aan Jacob van Campen (1596-1657). Op een tweetal restauratiefoto's uit de collectie van de RDMZ lijken in het achterste gedeelte van de zijgevels van het huis spouwmuren voor te komen. De muren zijn ca. 43 cm dik en mogelijk opgebouwd uit een éénsteens buitenmuur (dragende muur) en een halfsteens binnenmuur met daartussen een comfort. Een nadeel van spouwmuren kan de geringe stabiliteit zijn. In de 20ste eeuw zijn spouwankers in allerlei soorten toegepast om de stabiliteit te verbeteren. Ook met bindstenen werd geëxperimenteerd om dit probleem op te lossen; deze ontwikkeling duurde maar kort. Zwaardere 5 Bij de bescherming en beschrijving van de buitenplaatsen, in het kader van de Monumentenwet, heeft de eigenaresse van de historische buitenplaats Berbice te Voorschoten, mevr. R.J.M. Begeer, gewezen op de bijzondere spouwmuur van de oranjerie op haar terrein. C. Visser, Adjunct Inspecteur bij het Gem. Bouw- en Woningtoezicht te meer ontstaan voor allerhande investering gezien worden voor de verhoging van het leef- smalle spouw. Dit voorbeeld zou mogelijk het oudste voorbeeld in Nederland kunnen zijn. Door het ontbreken van een destructief-onderzoek kon het vermoeden nog niet worden bevestigd. Jacob van Campen: het klassieke ideaal in de Gouden Eeuw, onder red. van Jacobine Huisken, Koen Ottenheym en Gary Schwartz, Amsterdam 1995. R. Meischke, De vroegste werken van Jacob van Campen, KNOB 65 (1966), afl. 5,131-145. 6 R. Meischke, H.J. Zantkuijl, W. Raue, P.T.E.E. Rosenberg, Huizen in Nederland, Friesland en Noord-Holland, Amsterdam Zwolle 1993, 316-319. 7 Vriendelijke mededeling van dr. ing. H.J. Zantkuijl te Hoorn. 8 Ir. J.B. Baron van Asbeck, De restauratie van Sparrendaal, KNOB, 6e serie, jrg. 17, afl. 2,1964,123-140. 9 J.C. Bierens de Haan, 'Huis Zypendaal', in Gelders Landschap, jrg. 5 no. 2, juni 1983,10-11. 10 Teyler 1778-1978, Studies en bijdragen over Teylers Stichting naar aanleiding van het tweede eeuwfeest, Haarlem 1978,170. 11 G.C.W. Pijtak, Architect, Hoofd-opzigter bij den Aken-Maastrichtschen Spoorweg, Bouwkundig Woordenboek, 's-Hertogenbosch 1848, 560; A. van Houcke en J. Sleypen, Vak en Kunstwaarden nr. 4, Ambacht van den Metselaar, Gent 1897, 20, 324-325. 'Om alle schade bij geburen te voorkomen, metselt men eenen spouwmuur tusschen den gemeenschappelijken muur en den daarnevenstaanden muur van den beerput. Dezelfde opmerkingen dienen in aanmerking te komen bij het bouwen van regenbakken enz.' Spouwmuur RVblad 01-19 12 Twee voorbeelden van kerken uit het midden van de 19de eeuw met spouwmuur: de R.K. kerk te Leimuiden en de R.K. Kerk te Alphen aan den Rijn. Vriendelijke mededeling van M. van Hemert, architect bij de RDMZ. In Bouwkunst 1913,19-28, wordt de nieuw gebouwde R.K. kerk met pastorie te Delft van architect Jac. van Gils besproken. Op de bijgevoegde tekening van de plattegrond zijn onvolwaardige spouwmuren te zien. De kerk en kaplanie van Leveroy uit 1923, een ontwerp van architect Jos Wielders, hebben een spouwmuur. 13 M. Sirag Jzn., Beknopt Leerboek der Burgerlijke Bouwkunde, Arnhem 19294, 41-45; tweesteens spouwmuren komen voor bij gevangenissen, krankzinnigengestichten en kerken. Diaconieweeshuis aan de Hooftskade, VOM-reeks 6, Den Haag 1992, 57-103. 25 Spouwmuren zijn mogelijk nog te vinden op tekeningen of in werken van de volgende architecten: Daniël 18 De buitenzijde is gemetseld in kruisverband en de binnenzijde, die naar de tuin is gericht, in halfsteensverband. Steenformaat: machinale klinkersteen 21,2 x 10,5 x 4,7 cm. Zie ook RVbijdrage 17, B.H.J.N. Kooij en B. Olde Meierink, Historische experimentele fruitmuren in Nederland, Zeist 1997. Stalpaert (1615-1676), Arent van 's-Gravensande (1662f), Steven Vennecool (1657-1719), Jean Coulon (1678-1760), de groep van de architectenfamilie Husly-Otten (18de eeuw), Abraham van der Hart (1747-1820), Jan de Greef (1784-1835) en de Genie. 19 26 A. W. Reinink en J.G. Vermeulen, IJskelders, koeltechniek van weleer, Utrecht 1981, 208. De wanddikte is 65 cm (stenen: 23 x 10 x 5 cm) en de koepeldikte 55 cm (stenen: 15,5 x 7 x 4). Reinink, zie noot 19, 208. Het is niet bekend of een van beide ontwerpen ook 20 27 daadwerkelijk uitgevoerd is. Door de bouw van een woonwijk is onderzoek ter plaatse niet meer mogelijk. te van de buitenmuur wordt anderhalf- Hedendaagse bouwkunst, Groningen 1870, Plaat 40: ontwerp voor een Groot steen aangegeven. Waarschijnlijk is deze muur een steen dik. Dorpsstation in een landelijke streek van architect Th. van Grieken. 21 28 Reinink, zie noot 19, 209. Voor de dik- 14 J.A. van der Kloes, Onze Bouwmaterialen, deel II Kunststeen, Delft/Amsterdam 19233,138. 'Ter bescherming tegen koude werden van oudsher, zij het ook bij hooge uitzondering spouwmuren aangewend; voor schoolgebouwen b.v. werden deze van overheidswege voor de Zuid- en Westzijde der scholen voorgeschreven. [....] Aldus 'geventileerde' 2 x ]/2 steens buitenmuren zijn in den woningbouw vrij algemeen in de mode gekomen. Aan bescherming tegen koude wordt daarbij niet meer gedacht, 't is enkel te doen om het behang op den muur te kunnen plakken.' waardebepaling van Vesting Naarden, door de Maatschappij tot Nut van 't Rijksgebouwendienst, Bureau Algemeen, Amsterdam-Uithoorn 1833. Rijksbouwmeester, Adviesgroep Monumenten in Rijksbezit. Het onderzoek is uitgevoerd door}. Kamphuis, A. Viersen en E. Vink, aug. 1994. In de middelste ruimte op de verdieping was ten tijde van het onderzoek een gat (in rapport afb. 84) in de muur, zodat de dubbele spouwmuur kon worden vastgesteld. De middenmuur was aan de binnenzijde vertind. 16 C.J.M. Schiebroek, G.W.J. van Drie, M.H.M. Nieuwenhuys, et al., Baksteen in Nederland: de taal van het metselwerk, Den Haag/De Steeg 1991,136-146. Jos Wielders heeft het opgaande werk (tot aan het reservoir) van de watertoren van Schimmelt (1927) ontworpen als spouwmuur. 17 Reinink, zie noot 19, 213. Th. M. M. van Grieken, Bouw- en Werktuigkundige bij de Staatsspoorwegen te Groningen, Handboek voor Burgerlijke Bouwkunst deel U, Groningen 1871,103-104. J.J. Havelaar, C.J. Doornenbal en C.L.M. Hiddes, Weldadigheid gewijd, weeshuizen in Den Haag en het Hervormde RDMZ RV 1998/40 - 43 Leendert van Heusden, Handleiding tot de Burgerlijke Bouwkunde, uitgegeven Kazerne Oudmolen, 22 15 Bouwhistorische documentatie en 23 Koen Ottenheym, Philips Vingboons (1607-1678) Architect, Zutphen 1989, 47-59,177, 210. In het eerste afbeeldingenboek van P. Vingboons uit 1648 is het definitieve ontwerp opgenomen; een eerder ontwerp mét spouwmuur van het zelfde huis is eveneens hierin opgenomen. 29 Pijtak, zie noot 11, 560; L. van Puyvelde, Handwoordenboek voor de Bouwkunsten de Oudheidkunde, 's-Gravenhage 1924,98. 30 Jhr. C.M. Storm van 's-Gravesande, Handleiding tot de Kennis der Burgerlijke en Militaire Bouwkunst voor de Kadetten der Genie, Breda 18502. 31 Van Grieken, zie noot 15,103-104, 112; J.K. Kempees, len LuitenantIngenieur, De Praktische Metselaar, naar het Duitsch van C. Schwatlo, Leiden 1874,149. 32 J. en V. van Keirsbilck, Vak- en Kunstwaarden nr. 5: Ambacht van den Metselaar, Gent 1899, 286-287. 33 24 Op de tekeningen van de 17de- G.A. Scholten, De Praktische Metselaar, 's-Gravenhage 19143,254. eeuwse architect Pieter Post konden tot op heden nog geen spouwmuren De onvolledige spouwmuur wordt hier gepropageerd, het buitenblad als ontdekt worden. J.J. Terwen en K.A. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669), steensmuur, spouw 5-7 cm en het binnenblad als halfsteensmuur. Zutphen 1993. 34 L. Zwiers, Bouwkundig Woordenboek, Amsterdam 1920, 388. In het werk van Spouwmuur RVbladOl-20 L. Zwiers is een hoofdstuk over spouwmuren te vinden in Beknopte Leerboek der Constructieve Burgerlijke Bouwkunde, Amsterdam/Rotterdam 1924,186-188. 35 pjeter de la Court van der Voort, Byzondere Aenmerkingen Wegens het aen- leggen van Pragtige en Gemene Landhuizen, Lusthoven, Plantagien, en aanklevende Geraden, Amsterdam 1737, 234-236. De 4e benaming wordt in de inleiding genoemd. 36 E.J. Haslinghuis, Bouwkundige Termen, Utrecht/Antwerpen 1986,336. 37 Amsterdam, Archief van Hoogheemraadschap Amstelland. 'Bestek en de Conditien, waar na de Meeren Dykgraaf en de Hooge Heemraaden van den Zeeburg en de Diemerdyk sullen aanbesteeden by inschryvinge,............ tot het maaken en opbouwen van een Huys, agter den Zeedyk aan Jaaphannes, even buyten de stad Amsterdam,....' Kopje 10 uit het bestek: '....Overmits de voorgevel geen gespouwde muur heeft gelyk d'andere buyten muren, en geen loot in de selve word gelegd, sal den Aanneemer op ider boven drumpel van de kosynen, loot moeten leggen van 10 duym breet en so lang als ider kosyn breet is, ook op alle de steene neuten onder de kosynen stukken loot so groot 39 Bestek uit 1737 voor de bouw van een Nieuw Wees en Armenhuys te Oostzaandam. Hoofdstuk 3: 'Dan ter 45 Perijn en Kooiman, zie noot 44,179. 46 Zie bijvoorbeeld: Algemene hoogte van 24 voeten de muur regt op een mop dik, met een half steens muur van goütze bovensteen, aan de binnenkant een duijm van den ander af.......' Met dank aan de Heer S. de Jong te Zaandam. Bouwkunde, Onder redactie van C.G. Engelsman, C. Punselie, A. van der Tol, en H. Uffen, Delft 19846. R. Jellema, M.C.A. Meischke en J.A. Muller, Bouwkunde deel I, Delft 19659 en Bouwkunde deel 9, Delft 19676. 40 Bouwhistorische documentatie en waardebepaling van Vesting Naarden, Promerskazerne, Rijksgebouwendienst, Bureau Rijksbouwmeester, Adviesgroep Monumenten in Rijksbezit, het onderzoek is uitgevoerd door J. Kamphuis, A. Viersen en E. Vink, oktober 1994. Op p. 92: '..Op den boog onder 4 moet in dat vertrek, op een afstand van 0,22 M van het buitenrechtstand, een spouwmuur worden gemetseld dik 0,22 M tot tegen het gewelf.....' Op p. 102 .., 'In lokaal 31 moeten op den aardboog op 0,22 M afstand van de muren waartegen grond komt spouwmuren worden gemetseld dik l steen.....' 41 G.A.N. Weeshuisarchief, inv.nr. 871, bestek uit 1878. Zie verder v.m. R.K. Weeshuis Kroonstraat 150 Nijmegen, bouwhistorisch onderzoek en waardebepaling, Groningen 1995, Rapport van bureau IBID. Men paste zelfs spouwmuren toe, die niet uit louter baksteen bestaan. Deze 'muren' bestaan voor de helft of zelfs helemaal uit kunststof-materialen, beton of andere soorten kunststeen. 47 Pieter de la Court 1737, zie noot 35, 5-6.'... Daerentegen bestaen veele hedendaegse Landhuizen uit meer verdiepingen, met dunder, en geen gespouwe muuren opgehaelt, waer in groote lichten met groote glazige schuifraemen gestelt zyn, de welke niet alleen van buiten geen houte vensters hebben, maer slegts van binnen met zeeer dunne blinden, die het licht naeulyks afkeeren, voorzien zyn;........ dog vooral de doorslaende vogtige muuren in het voor- en na-jaer, aen 's mensen gezontheid, en de daer in zyn- de meubelen ten uiterste nadeelig en schadelyk zyn; dae by komt dat de meeste hedendaegse Gebouwen met derzelver Cieraeden veeltyds zoo ontydig en haestelyk geplaetst als de stylen in 't vierkant zyn...' 42 Bij bouwkundig vooronderzoek van worden, dat ze dikwils aen 't vergaen Kopje 14 uit het bestek:'..... Op de tweede verdieping in de groote kamer na de Iperslooter Sluys te maken en op te dit complex in 1995 konden de spouwen in de muren niet aangetoond worden. Dank aan de heer ing. zyn, eer de regte tyd van haer gebruik aenkomt.'. metselen, alsmede in alle de kamers tegen de endel ofte symuuren en tegen C.J. Doornenbal, architect te Santpoort. 48 J.H.A. Mialaret, Vitruvius'Bouwkunst, vertaald en toegelicht, Maastricht 1914, de agtergevel, na dat alvorens de strooken loot wel tegen de muren zullen zyn opgeslagen, halve steensmuren, 43 37, 238. De Romeinen pasten dubbele muren, vloeren en plafonds toe bij hun dienende voor de gespouwde muren tot schuinlopende spouwmuur op, zoals bij boven met de derde laag balken gelyk. het NMB-hoofdgebouw te Amsterdam (1983-'86) van de architecten Alberts en Van Huut. Totaal andere problemen gaan dan meespelen, zoals speciale stenen met schuine hoek, isolatie en verankering. 38 Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, deel V-II, de gemeente Amsterdam, 's-Gravenhage 1928, 454. Meischke e.a., zie noot 6, 83-84. Vanaf 1970 is het pand in gebruik bij het Hoogheemraadschap Amstelland. Restauratie vond plaats in de jaren 1970-'74. Vriendelijke mededeling van M.W.J. van Rooden. Tegenwoordig komt langzaam de 44 Perijn en Kooiman, Bouwmaterialen, Groningen/Alkmaar 1968,178. De spouwkozijnstenen van hardgebakken klei of gres zijn waterdicht, zodat ze het voordeel hebben dat er geen vochtbrug kan ontstaan. warme badhuizen; het was bedoeld als warmte-isolatie. Pagina 37: '.....4. Wenscht men niet in dat euvel te vallen, dan zal men, door een middenruimte (daartoe) vrij te houden, achter (en tevens) tusschen de buitenzijdsche muurwanden, inwendig twee-voets (vullings-) muren optrekken, 't zij uit behakten rooden steen of uit gebakken tichel-steenen, of uit lagen van „harden steen", en er tevens de buitenwanden met ijzeren ankerhaken en lood mede in verbinding brengen.......'. 49 R. Stenvert, Constructing the Past, Utrecht 1991,460-462. Spouwmuur RVbladOl-21 De eerste heruitgave van Vitruvius' tien boeken over de bouwkunst dateert uit 1485/92. Nadien vinden er in WestEuropa zeker veertien heruitgaven 57 plaats, totdat in 1547 in Parijs een eerste 58 Franse vertaling verscheen; een jaar later werd ook een Duitse vertaling Bouwstoffen 1922,118. Prof J.A. van der Kloes bespreekt een spouwmuur in 'Dom en slecht bouwen'. Van der Kloes, zie noot 14,138. 59 zij de tien boeken gelezen hebben. J.G. Wattjes, Constructie van Gebouwen deel I, muren en aangebouwde schoorstenen, Amsterdam/Rijswijk 1941,68-75, 182. L. Zwiers en J.P. Mieras, Handboek der burgerlijke bouwkunst, deel II: steenconstructies, Amsterdam 1916-'18, 167-169. De schrijver is positiever over de spouwmuur dan Van der Kloes. 'Een andere methode om goede buitengevels te maken, is de spouwmuur,.....'. 50 60 uitgegeven in Nürnberg. Pas in 1914 werd door J.H.A. Mialaret een volledige Nederlandse vertaling vervaardigd. De 17de-eeuwse Nederlandse architecten waren dus aangewezen op Latijnse, Duitse of Franse vertalingen van Vitruvius; alleen van de hoger opgeleiden mag worden verwacht dat H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 'Wat leidde tot de Woningwet van 1901', SpiegelHistoriael (1976), 517-525. 51 N.L. Prak, Het Nederlandse Woonhuis 1800-1940, Delft 1991,127-130. Verder noemt hij voorbeelden met spouwmuren o.a. op pagina 114-116, een traditionele villa aan Parklaan 9 te Rotterdam uit 1874-'76, gebouwd in opdracht van bankier Rudolf Mees. De Van der Kloes, zie noot 14,138. Herkomst afbeeldingen TH. M. M. van Grieken, Bouw- en Werktuigkundige bij de Staatsspoorwegen te Groningen, Handboek voor Burgerlijke Bouwkunst deel II, Groningen 1871, p. 112: 23. J.K. Kempees, len Luitenant-Ingenieur, architecten waren de timmerlieden De Praktische Metselaar, naar het Duitsch van C. Schwatlo, Leiden 1874, (fig. 253 J.M. Binsbergen en J.C. Bellingwout; op en 254): 34. pagina 56-57 een onduidelijke binnen- Gemeentearchief Haarlem: 11 a t/m lle, spouwmuur aan de Javastraat 2-12 te Rotterdam uit 1862-'64, ontwerp van 13a en b, 14a en b, 21 a en b. Teylersmuseum: lOa en b. architect P. Vermaas i.o.v. de Rotterdamse Bouwvereniging NV. B.H.J.N. Kooij: l, 8 (naar gegevens G. Berends), 28 (naar gegevens M.W.J. van Rooden), 29, 30, 31. Hedendaagse Bouwkunst, Groningen 1870, afb. 40: 22 52 A. Heerding, Cement in Nederland, IJmuiden/Heiloo 1971, 71-124. 53 Het zou voor de bouwhistorie interessant zijn als ook voorbeelden van Algemeen Rijksarchief te Den Haag, map Z. 17 en 6:20a en b. Prentenkabinet der Rijksuniversiteit te spouwmuren gevonden zouden Leiden, PK 3103, 3104, 3105, 3108 en worden, die gemetseld zijn met het rode Amsterdamse cement (uitvinding van de Amsterdamse cementkoper Adriaan de Booys (1721-1804)); wellicht te vinden in Amsterdam en omgeving bij werken van de Amsterdamse stadsbouwmeester Van der Hart. 3109:2a t/m 2e. 54 Bouwstoffen 1921,10. 55 Bouwstoffen 1921, 84. 56 Bouwstoffen 1921, 24. RDMZ RV1998/40 - 44 Rijksarchief Utrecht: 3a. Museum Flehite, Amersfoort, top. atlas: 3b, c en d. P. de la Court van der Voort, Byzondere Aenmerkingen over het aenleggen van pragtige en gemene landhuizen, lusthoven, plantagien en aenklevende cieraeden, Amsterdam 1737: 32. Kamphuis bureau voor bouwhistorie te Delft: 18 R. Jellema, M.C.A. Meischke en J.A. Muller, Bouwkunde, Leerboek in zeven delen voor het middelbaar technisch onderwijs, deel I, Delft 19484, p. 270: 25. Joh. van Es en onder red. van A. Rauwerda, Bouwconstructies, Leerboek ten dienste van het Nijverheidsonderwijs, deel 3, Haarlem [etc.] z.j.3, fig. 99 t/m 101:26. G. Arendzen en JJ. Vriend, Bouwkunde, deel I: Hand- en studieboek voor den bouwkundige, Amsterdam 19443, p. 270: 27. RDMZ: Tekeningencollectie: 19a t/m 19c; G.J. Dukker: 4, 5,9,12,16, 24, 33; A.J. van der Wal: 6; P. van Galen: 7,15; IJ. Th. Heins: 17. Spouwmuur RVbladOl-22 Summary Cavity walls are so common these days that it is impossible to imagine the practice of building today without them. Cavity walls are used for moisture proofing and thermal insulation. In the past, moisture proofing was the main goal. In special cases, for example orangeries and icehouses, there were special requirements as to thermal insulation. However, that was not customary for houses. It was only in this century, after the 1960s, that homes were insulated on a large scale, thanks to government stimulation. It took more than three centuries for the cavity wall to be widely appreciated. The architects of Dutch Classicism (early 17th century) found a source of inspiration for their designs in the ten books of Vitruvius. They tried to apply the principle of cavity walls, that was found in this classic text, in their work. Of the 17th and 18th century applications that we know of, the majority are located outside city centres. The clients belonged to which cavity walls are discussed. From about 1850, the name cavity wall appears generally. Whereas previously the concept cavity wall was indicated (linguistically) with an adjective now and then, after 1850 it is exclusively designated by the noun. Innovation began only in the early 20th century, with the issues of energy-saving and optimal moisture-proofing. Starting in the 1920s especially, cavity walls are used as outside wall more generally and on a larger scale in house construction. The cavity wall has had to slowly conquer its position. In the first place, a great deal of research had to be done to arrive at balanced solutions. Compared to popular and traditional architecture, which only make use of massive walls, the cavity wall offered many advantages in moisture-proofing and, moreover, minor advantages in thermal insulation. Nine-inch massive walls are not always waterproof, allowing the interior to become damp. In addition to the enhanced comfort, there was the added and not-to-be- underestimated advantage of the wealthier classes, who desired and could afford to expend extra rodent control. Today hardly a single building is financial means for extra comfort inside the home. The western provinces are clearly forerunners in this development. The building tradition, which was fairly orthodox in practice, afforded no place for the cavity wall in the period before 1850. In older examples of cavity walls, the building tradition is still visible in the construction. The second wall that completed the cavity wall, which was generally on the inside of the building, was of no importance, constructionally speaking. From the middle of the 19th century, cavity walls are used more and more. At the same time, considerably more books on architecture, architectural desk dictionaries and practical guides for the bricklayer are published, in constructed without cavity walls. Due to the advent of many new building materials, especially after the Second World War, the cavity wall went through an intense developmental phase, not only in a practical, but also in a theoretical sense. One can find extensive treatises on the cavity wall in books on modern architecture. In part due to the physics of building, the cavity wall has got a regular place in the building world. Now cavity walls are used that consist of other material than brick. These 'walls' are made half or even entirely of synthetic materials, such as concrete or other kinds of synthetic stone.
© Copyright 2024 ExpyDoc