Future-Me: Wat is het en bestaat het?

Wassenaarseweg 56
2333 AL Leiden
Postbus 2215
2301 CE Leiden
TNO-rapport
www.tno.nl
TNO/LS 2014 R10331
T +31 88 866 90 00
F +31 88 866 06 10
Future-Me: Wat is het en bestaat het?
Datum
24 februari 2014
Auteur(s)
Dr. W. Otten
In samenwerking met:
Dr. O.A. Blanson Henkemans
Mevr. L-M. Ouwehand
Aantal pagina's
Aantal bijlagen
Opdrachtgever
Projectnaam
Projectnummer
35 (incl. bijlagen)
8
Programmasubsidie VWS 2011-2014
Future-Me: een verkenning
051.01285/02.09
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
toestemming van TNO.
Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van
opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor
opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten
overeenkomst.
Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
© 2014 TNO
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
2 / 25
Inhoudsopgave
Samenvatting ............................................................................................................................ 3
1
Introductie ................................................................................................................ 4
2
2.1
2.2
Future-Me: Afbakening............................................................................................ 6
Voorspellen van de gezondheid ................................................................................ 6
Evalueren van de toekomst ....................................................................................... 9
3
Interventies die het Future-Me concept gebruiken: Literatuuronderzoek ....... 13
4
Interventies die het Future-Me concept gebruiken: Consultatie experts ........ 17
5
5.1
5.2
Interventies die het Future-Me concept gebruiken: Nederlandse interventies 18
Effectieve interventies.............................................................................................. 18
Goed onderbouwde interventies .............................................................................. 18
6
Conclusies en aanbevelingen .............................................................................. 20
7
Referenties ............................................................................................................. 23
Bijlage(n)
A Bijlage I – Valued Activity Disability (Katz & Yelin 2001)
B Bijlage II – Aspiration Index (Kasser & Ryan, 1996)
C Bijlage III – Possible Selves Questionnaire (Markus & Nurius, 1986)
D Bijlage IV – Zoektochten Pubmed
E Bijlage V – Zoektochten Psycinfo
F Bijlage VI – Zoektochten Scopus
G Bijlage VII – Mailing aan experts
H Bijlage VIII – Deelnemende experts
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
3 / 25
Samenvatting
Future-Me is een interventieconcept met als doel het individu de gevolgen van zijn
huidige leefstijl op de toekomst te verhelderen. Uitgangspunt is dat mensen niet
goed in staat zijn de lange termijn gevolgen van hun gedrag in te schatten,
waaronder de gevolgen van ongezond gedrag. Het eerste onderdeel van Future-Me
is het voorspellen van de gevolgen van iemands gedrag op diens toekomstige
gezondheid. Hiervoor zijn evidence-based prognostische modellen vereist, die de
gevolgen van de huidige gezondheidsstatus en gedrag voorspellen (bijv. roken),
maar ook voorspellen wat er gebeurt als het gedrag verandert en dientengevolge
de gezondheidsstatus (bijv. stoppen met roken). Het tweede onderdeel is het
waarderen van deze twee mogelijkheden: doorgaan of veranderen. Belangrijk is dat
beide opties en hun gevolgen geplaatst worden in de bredere context van iemands
waarden in het leven, diens doelen, en huidige activiteiten om deze te bereiken.
Doel van het huidige project was om na te gaan of er interventies bestaan die
werken met het beschreven Future-Me-concept. Hiertoe is in hoofdstuk 2 het
concept Future-Me duidelijker afgebakend. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden de
resultaten beschreven van de activiteiten om Future-Me interventies te vinden:
literatuuronderzoek (hoofdstuk 3), consultatie van experts (hoofdstuk 4) en het
bekijken van de interventie-database van het Loket Gezond Leven (RIVM) om
Nederlandse interventies te vinden (hoofdstuk 5).
De hoofdconclusie is dat een interventie volgens het Future-Me raamwerk zoals
beschreven in de conceptuele analyse (zie Figuur 1) niet gevonden is in het
literatuuronderzoek, de consultatie van experts en een analyse van de i-database
van RIVM. Globaal gesproken zijn vooral interventies gevonden die passen in het
onderdeel ‘voorspellen van de gezondheid’, maar daarin worden niet expliciet de
gevolgen van onveranderd gedrag afgewogen tegen de gevolgen van veranderd
gedrag. Veel minder interventies zijn gevonden die vallen onder het onderdeel
‘evalueren van de toekomst’. Van hét kenmerk van Future-Me dat de voorspelde
gezondheid wordt geplaatst in de bredere context van andere domeinen in iemands
leven (waarden, doelen, activiteiten) is geen enkel voorbeeld gevonden.
Tot slot worden in hoofdstuk 6 de witte vlekken op het gebied van Future-Meachtige interventies beschreven. Ook wordt ingegaan op de vervolgstappen om te
komen tot een Future-Me interventie.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
1
4 / 25
Introductie
Future-Me is een interventieconcept met als doel het individu de gevolgen van zijn
huidige leefstijl op de toekomst te verhelderen. Uitgangspunt is dat mensen niet
goed in staat zijn de lange termijn gevolgen van hun gedrag in te schatten,
waaronder de gevolgen van ongezond gedrag. Idee is om door gesimuleerd
ervaringsleren te laten zien hoe persoonlijke, belangrijke doelen of activiteiten
gefrustreerd worden door dergelijke lange termijn effecten van gedrag.
Vanuit de psychologie is bekend dat mensen het lastig vinden om de toekomst in te
schatten. Een bekend fenomeen is dat mensen een geldbedrag in de toekomst
minder waard vinden dan exact hetzelfde bedrag in het heden. Dit staat bekend in
de economie en psychologie als “time-discounting” of “time-preference” (bijv.,
Attema, Bleichrodt, & Wakker, 2012; Doyle, 2013). Mensen kunnen ook slecht hun
toekomstige emoties inschatten (zgn., “affective forecasting”), omdat men geen
rekening houdt met het coping-mechanisme om sterke emoties af te zwakken (zgn.
“immune neglect”) (bijv. Hoerger, 2012). Zo onderschatten mensen het plezier na
sporten, omdat men zich teveel richt op de moeite die het kost om te beginnen met
sport (zgn. “forecasting myopia”) (Ruby et al., 2011). Mensen verwachten ook dat
negatieve gebeurtenissen eerder anderen overkomen dan henzelf, en dat positieve
gebeurtenissen eerder henzelf overkomen dan anderen (zgn. onrealistisch
optimisme, Weinstein, 1980).
Mensen hebben dus vaak onjuiste en te rooskleurige verwachtingen over de
toekomst. Deze verwachtingen worden meer realistisch, wanneer een gebeurtenis
dichterbij komt in tijd en men feedback kan verwachten (Sweeny & Krizan, 2013).
Bijvoorbeeld, men denkt de marathon uit te lopen een maand van te voren, maar
een dag voor de marathon is men pessimistischer. Realisme blijkt ook uit de
toekomstige zelfbeelden (“future or possible selves”, Markus & Nurius, 1986) van
oudere mensen (70-80 jaar) vergeleken met minder oude mensen (50-60 jaar):
ouderen zijn meer gericht op het onderhouden van de gezondheid, terwijl jongeren
meer gericht zijn op het bevorderen van de gezondheid (McGinty, Dark-Freudeman,
& West, 2013).
De interventie Future-Me zou mensen moeten laten zien wat de gevolgen zijn van
hun gedrag op hun toekomstige gezondheid en leven, door deze gevolgen
realistischer en dichterbij in de tijd te presenteren. Hierdoor wordt de neiging van
mensen gecorrigeerd om de toekomst onjuist en te rooskleurig in te schatten,
waardoor mensen meer gemotiveerd worden om hun gezondheid te bevorderen.
Het eerste onderdeel van Future-Me is het voorspellen van de gevolgen van
iemands gedrag op diens toekomstige gezondheid. Hiervoor zijn evidence-based
prognostische modellen vereist, die de gevolgen van de huidige gezondheidsstatus
en gedrag voorspellen (bijv. roken), maar ook voorspellen wat er gebeurt als het
gedrag verandert en dientengevolge de gezondheidsstatus (bijv. stoppen met
roken) (zgn. risico-calculatoren, bijv. Woloshin, Schwartz, & Welch, 2002, 2008).
Het tweede onderdeel is het waarderen van deze twee mogelijkheden: doorgaan of
veranderen. Naast de kennis over beide gedragsopties en hun gezondheidsgevolgen is ook het waarderen hiervan cruciaal. Belangrijk is dat beide opties en
hun gevolgen geplaatst worden in de bredere context van iemands waarden in het
leven, diens doelen, en huidige activiteiten om deze te bereiken (bijv. Pieterse et
al., 2013).
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
5 / 25
Doel van het huidige project is om na te gaan of er interventies bestaan die werken
met het beschreven Future-Me-concept. Bij gevonden interventies wordt in kaart
gebracht welke effecten deze interventies hadden en onder welke condities deze
effecten optraden. Hiertoe wordt in hoofdstuk 2 het concept Future-Me duidelijker
afgebakend. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden de resultaten beschreven van de
activiteiten om Future-Me interventies te vinden: literatuuronderzoek (hoofdstuk 3),
consultatie van experts (hoofdstuk 4) en het bekijken van de interventie-database
van het Loket Gezond Leven (RIVM) om Nederlandse interventies te vinden
(hoofdstuk 5). Tot slot worden in hoofdstuk 6 de witte vlekken op het gebied van
Future Me-achtige interventies beschreven. Ook wordt ingegaan op de
vervolgstappen om te komen tot een Future-Me interventie.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
2
6 / 25
Future-Me: Afbakening
Het Future-Me concept bestaat uit twee grote onderdelen. Het eerste deel is gericht
op het voorspellen van iemands toekomstige gezondheid. Het tweede deel gaat
over het evalueren van deze toekomst door deze te plaatsen in de bredere context
van iemands waarden in het leven, diens doelen, en huidige activiteiten om deze te
bereiken.
2.1
Voorspellen van de gezondheid
Een eerste stap in het ontwikkelen van Future-Me is het achterhalen van relevante
prognostische modellen. Een dergelijk model kan op basis van parameters van de
huidige gezondheidsstatus van een persoon voorspellen hoe iemands toekomstige
gezondheid is. Dergelijke modellen beschrijven de relatie tussen risicofactoren en
gezondheidsuitkomsten en zijn gebaseerd op (a) grootschalige epidemiologische
gegevens, of (b) bekende werkingsmechanismen. Dergelijke modellen worden
aangeduid als prognostische modellen, predictie regels, of risico-calculatoren.
Kenmerken zijn:
1. Vaststellen van parameters van de gezondheid
2. De parameters voorspellen gezondheidsuitkomsten
3. Voorspellen kan op niveau van het individu
De parameters moeten veranderbaar zijn door gedrag. Bijvoorbeeld, hoge
bloeddruk door innemen van medicatie, te hoog cholesterol door veranderen van
voeding en veel stress door uitvoeren van ontspanningsoefeningen. Een familiaire
belasting of een aangeboren aandoening zijn niet te beïnvloeden. Op deze wijze
kan ook voorspeld worden wat de toekomstige gezondheid zal zijn als men een
parameter in het model verandert. Aanvullende kenmerken zijn dus:
4. Door gedrag veranderbare parameters van de gezondheid
5. Voorspellen toekomstige gezondheid bij voortzetten huidige gedrag, èn
6. Voorspellen toekomstige gezondheid bij veranderen van gedrag.
In Figuur 1 staat dit schematisch weergegeven. Bovenaan staat in blauw hoe
“Present-Me” verschillende Future-Me’s kan hebben afhankelijk van diens gedrag.
In zwart staat het prognostisch model, zoals hierboven beschreven. Onderaan
staan in groen de onderdelen van een interventie, namelijk een assessment (waarin
parameters worden gemeten), een calculatie (waarin voorspellingen worden
gedaan) en een presentatie (waarin de resultaten worden gepresenteerd). De
interventie zal (de motivatie tot) gedragsverandering beïnvloeden (groen pijl). Het
rode deel wordt in sectie 2.2. beschreven.
Voorbeelden van risico-calculatoren
Een bekende risico-calculator in Nederland is “Je echte leeftijd”, een
televisieprogramma dat door verschillende commerciële TV-zenders (RTL4, RTL5,
en SBS6) sinds 2002 is uitgezonden. Het doel was mensen bewust te maken van
hun leefgewoonten, door dit uit te drukken in een 'Echte Leeftijd': is iemands 'Echte
Leeftijd' ouder dan zijn leeftijd in jaren, dan leeft hij "ongezond" is de conclusie die
in dit programma werd getrokken. In het TV-programma werden mensen gecoacht
om gezonder en jeugdiger te worden (laatste seizoen was 2013 op SBS6 waar het
programma “The biggest loser Holland” heette). Bij het programma hoorde een
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
7 / 25
website en een online test. Na 4 seizoenen (2002-2005) was de “Echte LeeftijdTest" op internet door meer dan 1,6 miljoen mensen gemaakt
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Je_Echte_Leeftijd). Deze online-test is niet meer
beschikbaar op internet (site “http://www.jeechteleeftijd.nl/” of
“http://www.echteleeftijd.nl/”). Er werd wel gediscussieerd over deze test,
bijvoorbeeld dat een auto zonder airbag je echte leeftijd behoorlijk verlaagde
(http://partyflock.nl/topic/903868:Je-echte-leeftijd-test-populair-van-tv). Het achterliggende
prognostisch model, namelijk hoe de vragen bijdroegen aan het berekenen van de
echte leeftijd, was niet bekend. Om de resultaten van de test te presenteren als een
leeftijd die ouder is naarmate je ongezonder had geleefd, sprak veel mensen aan.
Het idee van “je echte leeftijd”-test is op meer sites op internet terug te vinden. Zo
biedt de site http://www.eeuwigslank.nl/ een test met 24 dichotome vragen (ja/nee).
Het populaire boek ‘De voedselzandloper’ van Kris Verburgh heeft ook een website,
waar een test ingevuld kan worden die iemands gezondheid en zo de échte leeftijd
inschat (http://www.voedselzandloper.com/test.html). De test bestaat uit 58 vragen en
geeft als resultaat een score tussen 0 en meer dan 200 punten, waarbij een score
minder dan 80 punten een gezonde score is. Tevens wordt bij elke vraag uitleg
gegeven. Ook het tijdschrift Psychologie biedt op haar website een test-je-leeftijd
test aan (http://tests.psychologiemagazine.nl/Gezondheid/Test%20leeftijd ) die bestaat uit
46 vragen. De uitkomst van deze test is een levensverwachting.
Al deze testen vragen naar niet-beïnvloedbare factoren (bijv. aandoeningen in de
familie, IQ en persoonlijkheid) en beïnvloedbare factoren (bijv. voeding, beweging,
rijstijl, sociale situatie). Helaas is het achterliggende prognostische model niet
duidelijk, dus ook niet welke factor of vraag nu meer of minder bijdraagt aan je
echte leeftijd of levensverwachting. Een ander kenmerk is dat een gebruiker zelf
een vraag moet veranderen om te zien hoe de uitslag beïnvloed wordt. Bijvoorbeeld
de vraag naar roken de ene keer met ‘ja’ en de ander keer met ‘nee’ beantwoorden.
Men krijgt op die manier niet gemakkelijk inzicht in welke verandering het meest zal
bijdragen aan een gezonde leeftijd. De feedback in de vorm van de echte leeftijd is
geen beschrijving van een toekomstige gezondheidsuitkomst, maar meer een
waarschuwing voor de effecten van de huidige leefwijze. Het geeft vooral aan dat
als men zo doorgaat men niet op de goede weg is. Het is echter een vrij generieke
maat, die niet goed weergeeft wat er nu specifiek in de toekomst mis zal gaan en
hoe men dus moet veranderen.
Naast deze generieke risico-calculatoren, bestaan ook calculatoren gericht op
specifieke aandoeningen. Zo heeft het KWF de Kanker risicotest
(http://www.kwf.nl/preventie/kankerrisicotest/Pages/default.aspx) waar men via het
beantwoorden van een aantal vragen (de Keuzehulp) verwezen wordt naar één of
meer specifieke testen die de kans op twaalf soorten kanker berekenen. Deze test
is gebaseerd op de Amerikaanse website Your disease risk
(http://www.yourdiseaserisk.wustl.edu/). Het is een wetenschappelijk onderbouwde
risicocalculator (http://www.kwf.nl/preventie/kankerrisicotest/Pages/Verantwoording.aspx;
Elias et al., 2012; Timmermans & Oudhoff, 2012 ). Na het beantwoorden van een
aantal vragen krijgt men de uitslag als een absolute kans op de betreffende soort
kanker en in vergelijking met de gemiddeld kans in Nederland. Dit gebeurt in cijfers
en grafisch. Tevens wordt uitgelegd wat ‘(mijn) risico’ betekent, en aangegeven
welke veranderbare factoren het risico positief of negatief beïnvloeden. Ook kan
men zien welke onveranderbare factoren invloed uitoefenen. Ook hier moet men
zelf een vraag veranderen om te zien hoe de risicoschatting verandert.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
8 / 25
Verschillende organisaties (Nierstichting, Hartstichting, Diabetes Fonds, NHG, LHV,
e
NVAB) hebben in het kader van het preventieconsult dat in de 1 lijn wordt
aangeboden een risicocalculator ontwikkeld om de kans op diabetes, hart- en
vaatziekten of nierschade te bepalen: de Risicotest (https://www.testuwrisico.nl/).
Vergeleken met andere testen is bij deze risicotest veel aandacht besteed aan de
vormgeving door gebruik te maken van een eenvoudige opzet, visualisaties en
korte vragen en antwoordmogelijkheden. Op deze manier kan de test ook ingevuld
worden door mensen met minder gezondheidsvaardigheden. De uitslag is een kans
op diabetes, hart- en vaatziekten of nierschade die in cijfers en grafisch wordt
weergeven, en als absolute kans en in vergelijking met de gemiddelde Nederlander.
Ook hier wordt aangegeven welke (on)veranderbare factoren bijdragen aan het
risico. Vervolgens wordt men verwezen naar een leefstijltest
(http://www.testuwleefstijl.nl/). Men laat ook zien dat mensen eerst iets moeten meten
(vragen van de test), dan weet men iets (kans-informatie) en dan kan men wat doen
(veranderbare factoren). Het doen wordt door de leefstijltest extra onderbouwd. De
Leefstijltest vraagt naar iemands leefstijl (bewegen, roken, alcohol, voeding en
ontspanning ) en over onderwerpen die iets zeggen over iemands gezondheid (bijv.
bloeddruk, bloedsuiker, BMI, nierschade). Na de test krijgt men praktische adviezen
om gezonder te kunnen leven en wordt doorverwezen naar websites, organisaties
of hulpverleners. Ook hier moet men zelf een vraag veranderen om te zien hoe de
risicoschatting verandert.
Voor zorgverleners is er recent ook een risico-calculator ontwikkeld om het
gezondheidsrisico voor een patiënt vast te stellen en vervolgens behandeladviezen
te geven (http://www.cardiometabool.nl/). “Deze website en het bijbehorende
instrument helpt zorgverleners om bij een combinatie van bepaalde cardiometabole
aandoeningen de behandeling integraal op te pakken. Het instrument is gebaseerd
op de bestaande richtlijnen voor de verschillende aandoeningen en vermeldt de
juiste behandeling bij de specifieke comorbiditeit.”
In het kader van dit verslag is geen literatuuronderzoek gedaan naar studies waarin
de effectiviteit van deze risico-calculatoren is geëvalueerd. Zover bekend is er geen
onderzoek gedaan of de Nederlandse kanker risicotest en de risicotest de
gezondheid van mensen bevordert door een verandering in gedrag. Een
Amerikaans onderzoek (Harle, Downs & Padman, 2012) gebaseerd op risicocalculatoren zoals “your disease risk” onderzocht of de risicoperceptie en het
gedrag veranderden, nadat het persoonlijk risico op prediabetes was berekend op
een interactieve website, waarbij ook was aangegeven hoe dit risico verhoogd of
verlaagd werd door risicofactoren, zoals gedrag. De risicoperceptie werd alleen
realistischer wanneer de calculator aangaf dat het berekende risico (objectieve
risico) lager was dan het risico wat door de respondent zelf van tevoren was
ingeschat (subjectieve risico). Er werden geen effecten op gedrag gevonden. Zoals
de onderzoekers aangeven zouden er bij een andere website, bij een andere
aandoening en/of een andere populatie wellicht wel effecten kunnen worden
gevonden.
Een mogelijke verklaring waarom effecten achterwege blijven is dat de kans op een
aandoening niet in de bredere context van iemands toekomstige leven wordt
geplaatst. De ‘missing link’ is de evaluatie van deze toekomstbeelden, en dat is het
tweede onderdeel van het Future-Me concept.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
2.2
9 / 25
Evalueren van de toekomst
Om na te gaan wat de invloed is van een toekomstige aandoening moet iemand
een idee hebben van de impact daarvan op de bredere context van zijn leven, zoals
zijn activiteiten, doelen en waarden. Verschillende perspectieven kunnen
gehanteerd worden om iemands (huidige en toekomstige) leven te beschrijven.
Vanuit onderzoek in het medische en gezondheidszorg domein zijn Kwaliteit van
Leven en de 'International Classification of Functioning, Disability and Health' (ICF)benadering relevant. Bij kwaliteit van leven wordt vaak onderscheid gemaakt tussen
fysieke, psychische en sociale kwaliteit van leven, waarbij dit in het algemeen, maar
ook ziekte-specifiek kan worden gevraagd (zie
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/.
Bij de ICF wordt beschreven dat mensen als organisme functies en anatomische
eigenschappen hebben. Deze beïnvloeden het handelen van mensen (activiteiten)
en diens deelname aan het maatschappelijk leven (participatie). Daarnaast
onderscheidt de ICF externe en persoonlijke factoren ( zie http://www.rivm.nl/whofic/icf.htm). Een aandoening kan leiden tot beperkingen in de activiteiten en
problemen bij participatie. Binnen de ICF worden negen domeinen gehanteerd
waarbinnen activiteiten en participatie kunnen vallen (voor verdere onderverdeling
binnen deze domeinen zie http://class.who-fic.nl/browser.aspx?scheme=ICF-nl.cla):
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Leren en toepassen van kennis
Algemene taken en eisen
Communicatie
Mobiliteit
Zelfverzorging
Huishouden
Tussenmenselijke interacties en relaties
Belangrijke levensgebieden
Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
TNO heeft de ICF Measure of Participation and ACTivities (IMPACT) vragenlijst
ontwikkeld die nagaat of mensen beperkingen ervaren binnen deze domeinen
(https://www.tno.nl/content.cfm?context=thema&content=inno_case&laag1=891&laag2=902
&item_id=788). IMPACT bestaat uit twee onderdelen: een screener vragenlijst
waarin globaal gevraagd wordt naar problemen in bovenstaande domeinen, en
indien dat het geval is worden meer specifieke vragen daarover gesteld. De
screener (IMPACT-S) is betrouwbaar (interne consistentie en test-hertest
betrouwbaarheid) en valide (convergente validiteit) (Post et al., 2008). Een andere,
uitgebreide lijst van activiteiten die belemmerd kunnen worden is beschreven in
Katz & Yelin (2001), en staat in Bijlage I. De Kwaliteit van leven-instrumenten en de
ICF-classificatie zijn bedoeld om de huidige gezondheidstoestand te evalueren.
Een ander perspectief komt vanuit de positieve psychologie, waarin naast aandacht
voor tevredenheid met het leven (zgn. “life satisfaction”, Diener, Emmons, Larsen, &
Griffin, 1985), ook gekeken wordt naar andere aspecten van psychologisch welzijn,
zoals zingeving en autonomie (bijv., Ryff & Keyes, 1995). Dit sluit aan bij onderzoek
naar behoeften ("needs"), motieven ("motivation"), en vooral ook doelen ("goals").
Een goed voorbeeld is de zelf-determinatie theorie van Deci & Ryan (2000;
http://www.selfdeterminationtheory.org/) en de verschillende theorieën rond zelfregulatie (bijv., De Ridder & De Wit, 2006). Bijvoorbeeld, in de vragenlijst Sources
of Meaning Profile (SOMP) (Reker 1994; Van Ranst & Marcoen 1996) worden 16
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
10 / 25
mogelijke bronnen van zingeving beoordeeld: vrijetijdsactiviteiten, tegemoetkomen
aan basisbehoeften, creatieve activiteiten, persoonlijke relaties, persoonlijke
verwezenlijkingen, persoonlijke groei of rijpheid, religieuze of godsdienstige
betrokkenheid, bezig met maatschappelijke problemen, altruïsme of ten dienste
staan van de medemens, blijvende waarden en idealen, traditie en cultuur,
nalatenschap, financiële zekerheid, algemeen menselijke waarden,
genotsactiviteiten, en bezit. Men wordt gevraagd of de aangegeven dingen of
activiteiten op dit moment zin geven aan het leven. Een instrument dat meer gericht
is op de toekomst is de Aspiration Index (Kasser & Ryan, 1996) waarin 35
levensdoelen staan beschreven, die onderverdeeld zijn in zeven categorieën:
rijkdom, beroemdheid, uiterlijk, persoonlijke groei, relaties, maatschappij, en
gezondheid. Gezondheid als doel op zich is dus één van de zeven categorieën. Per
doel geeft men aan (a) hoe belangrijk men deze vindt, (b) hoe waarschijnlijk het is
dat deze in de toekomst bereikt wordt, en (c) hoeveel men nu al bereikt heeft. In
Bijlage II staat een overzicht van de 35 doelen.
Het onderscheid tussen het heden en de toekomst wordt expliciet geadresseerd in
het concept van Markus & Nurius (1986) “possible selves”. “Possible selves” geven
iemands gedachten en gevoelens weer over wat men denkt dat men kan worden.
Op deze manier geven “possible selves” richting aan gedrag door doelen te stellen
die men wil bereiken en een interpretatiekader voor hoe men nu over zichzelf denkt.
Er is vooral onderzoek gedaan naar “possible selves” in het kader van
schoolloopbaan, carrière en levensloop (adolescent, volwassene, oudere).
“Possible selves” kunnen gemeten worden met open en gesloten vragen
(Oyserman & Fryberg, 2006). In Bijlage III staat de Possible Selves Questionnaire
(Markus & Nurius, 1986), een vragenlijst met gesloten vragen.
In Figuur 1 staat het deel over het evalueren van de toekomst in rood weergegeven.
De beschreven perspectieven kunnen gebruikt worden om de belangrijke domeinen
van iemands huidige leven vast te stellen tijdens het assessment-deel van de
interventie. Echter, er bestaan geen expliciet prognostische modellen die
berekenen hoe levensdomeinen uit het heden de domeinen in de toekomst
voorspellen. Daarom staat er in Figuur 1 een open rood-omrande pijl tussen het
heden en verleden. Zoals hierboven beschreven zal de toekomst vooral voorspeld
kunnen worden door het individu zelf op basis van diens doelen en motieven, zoals
via de Aspiration index of Possible selves.
Beide onderdelen “Voorspellen van de gezondheid’ en “Evalueren van de
toekomst” (zwarte en rode deel van Figuur 1) beïnvloeden elkaar zoals
weergegeven staat met de oranje pijlen in Figuur 1. Het belangrijkste onderdeel wat
Future-Me onderscheidt van andere interventies is dat de voorspelling van de
toekomstige gezondheid geplaatst wordt in de context van andere levensdomeinen
van een persoon (rechter oranje pijl). Hiervoor zal iemand uitgaand van het
voortzetten van diens huidige gedrag in de toekomst (Figuur 1, ‘No change’ in
blauwe deel):
1
2
3
moeten weten wat zijn risico is op een bepaalde aandoening (risico-calculator);
weten wat de aandoening inhoudt wat betreft mogelijke beperkingen en
problemen; en
in hoeverre deze beperkingen en problemen invloed hebben op zijn
toekomstige levensdomeinen.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
11 / 25
Zover bekend bestaat er geen interventie uitgaand van bovenstaande drie stappen,
maar een gefingeerd voorbeeld is het volgende. Eerst wordt via de Kanker risico
test iemands risico op borstkanker berekend. Vervolgens kan op de site
https://www.kanker.nl/ betrouwbare informatie gevonden worden over de gevolgen
van borstkanker, bijvoorbeeld over vermoeidheid en kanker
(https://www.kanker.nl/bibliotheek/borstkanker/gevolgen/189-vermoeidheid-en-kanker). Ten
derde gaat iemand na in hoeverre deze gevolgen invloed hebben op belangrijke
levensdomeinen die zij wil nastreven in de toekomst. Hierdoor realiseert iemand
zich wat de gevolgen zijn van het huidige gedrag op diens toekomstige gezondheid
en leven. Deze gevolgen zijn realistischer en concreter gepresenteerd, omdat ze
afgestemd zijn op de persoonlijke domeinen die iemand in zijn leven belangrijk
vindt. De verwachting is dat de neiging van mensen om de toekomst onjuist en te
rooskleurig in te schatten daardoor gecorrigeerd wordt. Mensen zullen gemotiveerd
worden om hun gedrag te veranderen zodat ze daardoor belangrijke domeinen in
de toekomst kunnen blijven nastreven (Figuur 1, ‘Change’ in blauwe deel).
Een nadere afbakening is dat Future-Me bedoeld is om de motivatie te verhogen
om gedrag te veranderen. Na deze eerste fase in gedragsverandering volgen nog
andere fasen, zoals planning, initiatie en continuatie (bijv. Rothman et al., 2011),
waarvoor andere interventies gebruikt worden.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
12 / 25
Future
Me 1
No change
Change A
Future
Me 2
Present
Me
Change B
Future
Me 3
Health Parameters
Health Parameters
 Physiology, physical,
mental
 Health Outcome
 Behavior
 Determinants
Prognostic model
Context Life Domains
Context Life Domains
 Quality of Life (physical,
mental, social)
 Activities, participation
 Life satisfaction
 Goals, motives, needs
 Possible Selves
 Quality of Life (physical,
mental, social)
 Activities, participation
 Life satisfaction
 Goals, motives, needs
 Present Selves
Intervention
Assessment
 Physiology, physical,
mental
 Health Outcome
 Behavior
 Determinants
Intervention
Calculation
Intervention
Presentation
(Motivation for) Behavior Change
Figuur 1:
Schematische weergave van de afbakening van een Future-Me interventie.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
3
13 / 25
Interventies die het Future-Me concept gebruiken:
Literatuuronderzoek
Om Future-Me achtige interventies op het spoor te komen, is een literatuuronderzoek uitgevoerd. Omdat verwacht werd dat het moeilijk zou zijn om dergelijke
interventies te traceren, is besloten om de zoektocht niet te beperken tot een
specifiek gezondheidsdomein, zoals hart- en vaatziekten, kanker of leefstijl en ook
geen beperkingen qua publicatiejaar of taal toe te passen. Er is zo breed mogelijk
gezocht in de volgende databases: Pubmed, Psycinfo, Scopus, en de Cochrane
Reviews.
Tabel 1:
Overzicht gebruikte zoektermen in de verschillende databases.
Pubmed
Psycinfo
Scopus
consumer health information
cardiovascular disease
diabetes
diagnostic self evaluation
diabetes
effect
(Mesh)
exercise
effective
future selves
effectiveness
effectiveness
health behavior (Mesh)
future
evaluation
health communiation (Mesh)
future selves
exercise
(health) risk calculator(s)
health behavior
future selves
Internet (Mesh)
health education
health education
lifestyle assessment
health promotion
health promotion
lifestyle intervention
intervention
intervention
lifestyle modification
lifestyle
lifestyle
online risk calculator
personalized
lifestyle intervention
personalized lifestyle
physical activity
physical activity
possible selves
possible selves
personalized
program evaluation (Mesh)
predictive models
possible selves
prognostic model(s)
prognosis
predictive
risk assessment (Mesh)
prognostic model
prediction
risk communication
program evaluation
prognostic model(s)
risk factors (Mesh)
tailored
tailored
risk information
tailoring
tailoring
risk taking (Mesh)
test(s)
webbased
De Cochrane Reviews bleken geen interventies te bevatten die op Future-Me leken.
Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende zoektermen die zijn gebruikt in de
overige drie databases. Deze termen zijn in verschillende zoekcombinaties
gebruikt. In Bijlagen IV, V en VI staan de verschillende zoektochten voor
respectievelijk de databases Pubmed, Psycinfo en Scopus weergegeven. Het bleek
lastig om één goede zoekstrategie te vinden die precies antwoord op de vraag gaf.
Uiteindelijk is in Pubmed de volgende zoekstrategie uitgevoerd: (future selve(s) OR
possible selve(s) OR prognostic model(s) OR (health) risk calculator(s) OR
personalized lifestyle) AND (Internet OR webbased OR (risk) communication OR
risk information). In de andere twee databases werd een soortgelijke zoekstrategie
gehanteerd. Deze zoektochten werden tussen 15 en 29 oktober 2013 uitgevoerd.
De resultaten van de verschillende zoektochten werden bekeken op relevantie voor
Future-Me achtige interventies. Hierbij was Figuur 1 de leidraad.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
14 / 25
In totaal werden 154 artikelen gevonden, waarvan er 7 dubbel waren. In Tabel 2
staat een overzicht van het aantal artikelen dat gevonden werd per database. De
meeste artikelen kwamen uit Pubmed en een paar uit Psycinfo
Tabel 2:
De databases waar de 147 artikelen gevonden zijn.
Database
N
%
Pubmed
125
85
Psycinfo
15
10
Scopus
7
5
Cochrane Review
0
0
totaal
147
100
Op basis van de schematische weergave van Future-Me in Figuur 1 zijn de
artikelen beoordeeld door één beoordelaar (WO) die de titel en samenvatting heeft
gelezen. In Tabel 3 staan de resultaten weergegeven.
De hoofdconclusie is dat er geen enkele interventie is gevonden die voldoet aan
Future-Me, volgens het Future-Me-raamwerk zoals in Figuur 1 beschreven.
Er zijn twee interventies gevonden die elementen hadden van zowel het
voorspellen van de gezondheid als het evalueren van de toekomst.
De eerste betreft een discreet keuze experiment van Dolan, Kavetsos, en Tsuchiya
(2013), die 645 personen herhaaldelijk lieten kiezen tussen twee toekomstige
gezondheidstoestanden die varieerden in lengte en kwaliteit van leven, maar ook in
de tevredenheid met het leven. Kwaliteit van leven was gebaseerd op de dimensies
van de EQ-5D (mobiliteit, zelfzorg, dagelijkse activiteiten, pijn/ongemak, depressie).
Mensen werd dus steeds een keuze tussen twee toekomstig gezondheidstoestanden voorgelegd zoals bij ‘voorspellen van de gezondheid’, alleen dit waren
hypothetische toestanden. Men moest kiezen tussen leven in 3 jaar perfecte
gezondheid of 5 jaar in een hypothetische toestand. Daarnaast werd in de
gezondheidstoestanden gekeken naar meer dan alleen fysieke gezondheid,
namelijk de kwaliteit van de gezondheid en tevredenheid met het leven zoals in
‘evalueren van de toekomst’. Ontevredenheid met het leven leidde tot een voorkeur
om eerder te sterven in goede gezondheid, terwijl tevredenheid met het leven
leidde tot een voorkeur om langer te leven in slechtere gezondheid.
De tweede studie betreft Feinstein (1999), die een model beschrijft voor arts-patiënt
interactie om het risico voor hart- en vaatziekten (HVZ) te reduceren. Het ‘voorspelt
de gezondheid’ door het risico op HVZ te berekenen via een risicocalculator
(“ERIS/St. Joseph health risk appraisal”) en op basis daarvan medische adviezen te
geven. Het model bestaat uit acht belangrijke opeenvolgende elementen: (1)
gewenste arts-patiënt communicatie stijl, (2) definiëren van de arts- en patiënt rol,
(3) de digitale risico-calculator, (4) rangorde van de gezondheidswensen van de
patiënt, (5) rangorde van de gezondheidswensen van de arts, (6) een gezamenlijk
rangordening, (7) interventie plannen hoe de gezondheidswensen te realiseren, en
(8) follow-up om na te gaan of de vastgestelde doelen in de interventieplannen
behaald zijn. Het model voldoet deels aan ‘evalueren van de toekomst’ door te
kijken naar de gezondheidswensen van de patiënt, en doelen af te spreken en
strategieën hoe deze doelen te bereiken.
43% van de artikelen bleek alleen te gaan over aspecten rond het ‘voorspellen van
de gezondheid’, en 56% van de artikelen alleen over elementen uit ‘evalueren van
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
15 / 25
de toekomst’. In de bespreking hiervan moet men zich realiseren dat het
literatuuronderzoek niet was opgezet om interventies te vinden die specifiek bij één
van de onderdelen apart thuishoorde.
Kijkend naar de artikelen die vallen onder het ‘voorspellen van de gezondheid’ valt
op dat de meeste artikelen (22%) gaan over getailorde interventies om de
gezondheid te bevorderen. In het algemeen worden bij deze interventies
risicofactoren vastgesteld en op basis daarvan worden adviezen gegeven,
bijvoorbeeld de huidige fysieke activiteit wordt geëvalueerd en op maat advies
wordt geboden (Bull, Jamrozik, & Blanksby, 1999). Daarnaast bood 6% van de
interventies ook een risicocalculator, in aanvulling op getailorde gezondheidsinformatie. Deze interventies kwamen het meest in buurt van het ideale ‘voorspellen
van de gezondheid’, hoewel de expliciete vergelijking tussen de gevolgen van het
huidig versus veranderd gedrag op de toekomstige gezondheid in alle gevallen
ontbrak. Het beste voorbeeld was Laan et al. (2012) die een protocol beschreven
van een Nederlands onderzoek om het risico op hart- en vaatziekten (HVZ) te
verminderen, door een online tool aan te bieden waarin op basis van leefstijl een
risico wordt berekend op HVZ, waarop getailorde adviezen worden gegeven.
Tabel 3:
Beoordeling van de artikelen in het raamwerk van Future-Me.
N
%
1. Voorspellen van de gezondheid
63
43
identificeren tailoring variabelen
14
10
persoonlijke reminder
2
1
risico-calculator
3
1
tailored health intervention
32
22
calculator + tailored health intervention
8
6
overige health interventions
4
3
82
56
Health: disease/disorder
12
8
Health: ageing
11
8
non-Health: identity
12
8
non-Health: school, career
12
8
anders
17
12
physical health (risky behaviors)
12
8
psychological health
4
3
overige possible selves
2
1
Elementen uit 1+2 ”voorspellen + evalueren”
2
1
Gehele Raamwerk Future-Me (1+2+onderlinge relatie)
0
0
totaal
147
100
(assessment risk factor + education/coaching)
2. Evalueren van de toekomst
possible selves beschrijvend
possible selves relaties/interventie
Kijkend naar de artikelen die vallen onder ‘evalueren van de toekomst’ beschrijft
44% hoe verschillende mensen hun toekomstig zelf zien. Dit kan gaan over mensen
met een ziekte of aandoening (bijvoorbeeld mensen met een depressie of de ziekte
van Alzheimer), oudere mensen, de identiteit van vrouwen of adolescenten, of de
toekomstbeelden gerelateerd aan school of carrière. De enige artikelen die
enigszins voldoen aan het idee van ‘evalueren van de toekomst’ zijn de 11%
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
16 / 25
artikelen waarin toekomstbeelden worden gerelateerd aan risicofactoren (bijv.
ongezond gedrag) of waarin de toekomstbeelden worden gemanipuleerd.
Bijvoorbeeld, Song, Kim, Kwon, & Jung (2013) lieten rokers hun toekomstige
gezicht zien als het hoofd van hun avatar in een serious game, waardoor men meer
van plan was te gaan stoppen met roken. In de onderzoeken van Ouellette et al.
(2005) en Murru & Martin Ginis (2010) bleek de opdracht om zich een gezonde,
actieve toekomstige zelf voor te stellen bewegen te bevorderen.
Concluderend blijkt uit het literatuuronderzoek dat er geen interventie is gevonden
volgens het Future-Me raamwerk zoals beschreven in Figuur 1. Wel vinden we
elementen van dit raamwerk terug in de literatuur. Het lijkt erop dat de volgende
elementen gedrag stimuleren om de gezondheid te bevorderen: (a) risicocalculator,
(b) op basis waarvan getailorde gedragsadviezen worden gegeven, en (c) het
voorstellen van de eigen toekomst.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
4
17 / 25
Interventies die het Future-Me concept gebruiken:
Consultatie experts
Op zoek naar interventies die voldeden aan het raamwerk van Future-Me (zie
Figuur 1) zijn ook experts gevraagd naar voorbeelden van Future-Me-achtige
interventies, waarbij experts op het gebied van (a) (digitale) gedragsinterventies om
gezondheid te bevorderen en (b) beslissingsondersteuning zijn benaderd. De
experts werden gezocht in het eigen netwerk, maar ook door te kijken naar
bestaande overzichten van experts op deze gebieden. Zo werd het overzicht van
experts doorgenomen die deelgenomen hadden aan de Delphi-studie om de
digitale checklist eASI versie 1.0 te beoordelen. Ook werden de ledenlijsten
geraadpleegd van de Nederlandse tak van de International Society for Research on
Internet Interventions (NSRII-NL; http://www.nsrii.nl/) en het platform Shared
Decision Making/Gedeelde Besluitvorming (LinkedIn groep Platform SDM/GB).
Uiteindelijk zijn 24 experts op het gebied van (digitale) gedragsinterventies om
gezondheid te bevorderen en 7 experts op het gebied van beslissingsondersteuning benaderd. Zij werden gemaild met de vraag of ze een Future-Me achtige
interventie kenden, en zo ja of zij daarover geïnterviewd konden worden. De vraag
werd als volgt aan hen voorgelegd (zie ook Bijlage VII):
TNO is bezig met een inventarisatie van zogenaamde “Future-Me” interventies. Een
dergelijk digitale interventie heeft de onderstaande vier functionaliteiten:
1
2
3
4
Op basis van individuele parameters voorspellen van de toekomstige fysieke
gezondheid (bijvoorbeeld risico calculatoren, zoals de Kanker risicotest van het
KWF).
Focus is op veranderbare factoren (gedrag) waarbij toekomstige gezondheid
getoond wordt bij huidige toestand versus een verandering (bijvoorbeeld kans
op longkanker bij roken versus na stoppen met roken).
Beschrijven huidige bronnen van psychologisch welzijn en tevredenheid, zoals
werk, hobby’s, familie, vrienden, ontspanning, etc.
Aangeven hoe de toekomstige fysieke gezondheid er voor zorgt dat men
bepaalde dingen niet meer kan doen waar men welzijn/plezier aan ontleende
(Bijvoorbeeld niet meer voetballen, omdat men te kortademig is).
De mailing (15 december 2014) werd gevolgd door een herinnering (20 december
2014). Twee experts bleken afwezig op basis van hun out-of-office bericht. In totaal
hebben 13 experts gereageerd (13/29 = 45% response). Geen van hen kende een
interventie die aan deze vier functionaliteiten voldeed. In Bijlage VIII staat het
overzicht van de experts die gereageerd hebben.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
5
18 / 25
Interventies die het Future-Me concept gebruiken:
Nederlandse interventies
Op zoek naar interventies die voldeden aan het raamwerk van Future-Me (zie
Figuur 1) is tenslotte de database met Nederlandse interventies van het Loket
Gezond Leven onderzocht, de i-database. Dit is gedaan door één onderzoeker
(WO) die eind januari 2014 de interventies in de database heeft bekeken. Er is niet
systematisch nagegaan waarom interventies niet voldeden, omdat de verwachting
was dat dit niet meer informatie zou opleveren dan in hoofdstukken 2 en 3 al was
gevonden.
Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; http://www.rivm.nl/) is één
van de partners van het Loket gezond leven ( http://www.loketgezondleven.nl/),
dat opgezet is om professionals te ondersteunen bij het bevorderen van een
gezonde leefstijl van burgers. Daartoe heeft zij een database opgezet waarin allerlei
interventies worden verzameld die hieraan bijdragen
(http://www.loketgezondleven.nl/interventies/i-database/). Eind januari 2014 zitten er
1843 interventies in de database. Deze interventies worden beoordeeld op hun
kwaliteit, effectiviteit en uitvoerbaarheid via een erkenningstraject
(http://www.loketgezondleven.nl/interventies/kwaliteit-van-interventies/) en dit oordeel
wordt weergegeven in een aantal niveaus (zie
http://www.loketgezondleven.nl/interventies/kwaliteit-van-interventies/beoordeling/niveauscriteria/). Interventies zijn bekeken die als (a) effectief (niveaus II,III,IV), of (b) goed
onderbouwd (niveau I) zijn beoordeeld.
5.1
Effectieve interventies
In totaal stonden er 26 interventies in de database die beoordeeld waren als een
effectieve interventie. Nagegaan is of deze interventies voldeden aan het Future-Me
raamwerk (Figuur 1). Van de 5 niveau IV-interventies bleek geen te passen in
Future-Me. Van de 21 niveau III-interventies bleek geen te passen in Future-Me.
Echter, van deze 21 interventies waren er 5 interventies die deels pasten in het
onderdeel ‘voorspellen van de gezondheid’, omdat het een getailorde
gezondheidsinterventie was (assessment van factoren en hierop afgestemd
veranderingsadvies): Drinktest.nl, Krachtvoer, Stoppen met roken op maat 2.0,
Surfen naar sportblessure preventie, en Minder drinken. De laatste bevatte ook een
risico-calculator, wat een belangrijk onderdeel is van het onderdeel ‘voorspellen van
de gezondheid’. Immers, er moet wel een concrete gezondheidstoestand voorspeld
worden in de toekomst en niet alleen een evaluatie dat de huidige leefstijl ongezond
is en aangepast moet worden. Van de 21 interventies bleek één interventie te
passen in het onderdeel ‘waarderen van de toekomst’, namelijk Op verhaal komen.
Er waren geen niveau II interventies in de database.
5.2
Goed onderbouwde interventies
In totaal stonden er 132 interventies in de database die beoordeeld waren als
‘Goed onderbouwd’. Ook van deze interventies voldeed geen van deze aan het
volledige Future-Me raamwerk (Figuur 1). Van de 132 interventie pasten 35
interventies (27%) (deels) in het onderdeel ‘voorspellen van de gezondheid’. Het
grootste deel, 33 interventies, betrof getailorde gezondheidsinterventie waarin
factoren of determinanten werden vastgesteld en hierop een afgestemd
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
19 / 25
veranderingsadvies en aanbod werd gedaan. Het grootste deel betrof
gecombineerde beweeg- en voedingsinterventies, zoals de Beweegkuur, de Coachmethode,. B.Slim beweeg meer, eet gezond, JUMP-in, Lekker Fit! Lespakket, en
VETisnietVET. Daarnaast ook interventies voor mannen die seks hebben met
mannen in kader van HIV-preventie (bijvoorbeeld, Gaycruise.nl), en rook- en
drugspreventie (bijvoorbeeld, Rooksignaal, de Wiet-Check). Twee interventies
waren specifieker in het voorspellen van de toekomstige gezondheidstoestand:
Diabetes voorkómen en Valanalyse 65+ voor de eerstelijnszorg. Bij beide wordt een
test afgenomen om het risico op diabetes/vallen te voorspellen en wordt ingegaan
op de beïnvloedbare factoren die deze risico’s verhogen en verlagen.
Het tweede onderdeel van het Future-Me raamwerk betreft het onderdeel
‘waarderen van de toekomst’. Hierin zal iemand eerst de bredere context van zijn
leven beschrijven, zoals zijn activiteiten, doelen en waarden, en ten tweede hoe de
toekomstige gezondheidstoestand deze bredere context beïnvloedt. Tien
interventies (8%) werden gevonden die meer ingingen op het beschrijven van de
bredere context van iemands leven. Dit waren interventies die gingen over
seksualiteit, intimiteit en grensoverschrijdend gedrag (bijvoorbeeld, Boys R Us,
Let’s talk), pesten (bijvoorbeeld, Plezier op school), en weerbaarheid (bijvoorbeeld
Rots en Water, Levensvaardigheden). Eén interventie, Wijzer met Welder, plaatst
de gezondheidstoestand binnen een bredere context van iemands leven door zich
ook te richten op de gevolgen van iemands gezondheidsklachten op diens werk.
Bij het beoordelen van de interventies in de database van loket gezond leven bleek
dat veel interventies uit verschillende onderdelen bestaan in de vorm van een
cursus, lespakket of therapie. Wellicht dat in één van die onderdelen toch aspecten
van Future-Me zitten wat niet blijkt uit de beschrijving in de database. Daarnaast
betreft het veel verschillende gezondheidsonderwerpen. De eMental-health
interventies uitgaand van cognitieve gedragstherapie lijken niet goed te passen in
het onderdeel ‘voorspellen van de gezondheid’, en zodoende in het Future-Me
concept.
Concluderend blijkt ook het zoeken van Nederlandse interventies in de i-database
van het RIVM geen interventies op te leveren die aan het gehele Future-Me
concept voldoen.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
6
20 / 25
Conclusies en aanbevelingen
De hoofdconclusie is dat een interventie volgens het Future-Me raamwerk uit Figuur
1 niet gevonden is in het literatuuronderzoek (hoofdstuk 3), de consultatie van
experts (hoofdstuk 4), en een analyse van de i-database van RIVM (hoofdstuk 5).
Globaal gesproken zijn vooral interventies gevonden die passen in het onderdeel
‘voorspellen van de gezondheid’, maar daarin worden niet expliciet de gevolgen
van onveranderd gedrag afgewogen tegen de gevolgen van veranderd gedrag.
Veel minder interventies zijn gevonden die vallen onder het onderdeel ‘evalueren
van de toekomst’. Van hét kenmerk van Future-Me dat de voorspelde gezondheid
wordt geplaatst in de bredere context van andere domeinen in iemands leven
(waarden, doelen, activiteiten) is geen enkel voorbeeld gevonden.
Een kritische kanttekening is dat het lastig bleek om een passende zoekstrategie te
vinden om de literatuur te doorzoeken. Het zoeken was daarbij gericht op een
interventie die het volledige Future-Me concept dekte (zie Figuur 1). Bij de
consultatie van de experts bleek ongeveer de helft te reageren op de vraag naar
Future-Me achtige concepten. Echter diegene die reageerden, waren allemaal
zodanig ingevoerd in het veld en zeker van hun zaak, dat de verwachting is dat
meer experts geen ander antwoord zal geven. De i-database bevat een redelijk
omvangrijk aantal Nederlandse interventies en ook daarin zijn geen voorbeelden
gevonden.
Welke vervolgstappen zijn aan te bevelen? Gegeven dat er nog geen Future-Me
achtige interventie bestaat, zijn er een aantal mogelijkheden.
Ten eerste, onderzoek naar aspecten van het model (Figuur 1) waar de
onderliggende (gedragstheoretische) kennis nog beperkt is. Hierbij valt bijvoorbeeld
te denken aan het systematischer nagaan welke biases en heuristieken mensen
gebruiken bij het inschatten van hun eigen toekomst en welke technieken er zijn om
deze te ontkrachten (zgn. “debiasing”). Bijvoorbeeld, Wilson et al. (2012) vonden
dat een toekomstbeeld vroeger in de tijd positiever werd beoordeeld dan een
toekomstbeeld later in de tijd. Een manier om dit te ontkrachten was door een zelfbevestigingstechniek (zgn. “self-affirmation”) te gebruiken, waarin mensen
bevestigd worden in hun persoonlijke waarden en kracht, waardoor men minder
defensief reageert op informatie die het zelfbeeld bedreigt (zie Epton & Harris,
2008). Een ander voorbeeld is dat mensen verschillen in hun oriëntatie op de
toekomst, sommige zijn meer gericht op lange termijn gevolgen dan anderen.
Joireman et al. (2012) laten zien dat mensen die meer letten op de toekomst meer
geneigd zijn gezond te eten en meer te bewegen. Een dergelijk persoonlijkheidsverschil kan gebruikt worden om te tailoren of te personaliseren bij Future-Me
achtige interventies.
Ten tweede, een inventarisatie naar interventies die specifiek gericht zijn op de
aparte onderdelen van het Future-Me raamwerk. Binnen het onderdeel ‘voorspellen
van de gezondheid’ lijkt het of interventies met risico-calculatoren redelijk los staan
van de getailorde gezondheidsinterventies. Daar interventies op het gebied van het
voorspellen van de gezondheid een breed gebied bestrijkt is het advies om deze
inventarisatie te richten op een specifiek gezondheidsdomein. De suggestie is om
aan te sluiten bij de bekende risico-calculatoren van het KWF en het preventieconsult (zie sectie 2.1 voorbeelden risico-calculatoren). Dit betekent vormen van
kanker of het cardiometabool syndroom. Dit laatste sluit aan bij de aandacht vanuit
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
21 / 25
TNO voor het ontwikkelen van prognostische modellen voor Type 2 Diabetes
(Europees FP7-project Mission-T2D, Thema Biomedische innovaties, proeftuin P4)
en Obesitas (Domino, prof. van Buuren, Thema Levenslang gezond). Een andere
mogelijkheid is om de aandacht te richten op leefstijl en preventie. Bijvoorbeeld,
aan te sluiten bij het TNO-project om de leefstijl van MBO-leerlingen te bevorderen
door hen een online leefstijl test en advies aan te bieden
(http://www.testjeleefstijl.nl/, Dr. Paulussen, Thema Levenslang gezond).
Aansluiting kan ook gezocht worden bij Nederlandse getailorde gezondheidsinterventies uit de i-database of interventies die in een RCT onderzocht gaan
worden en in het Nederlandse trial register geregistreerd staan
(http://www.trialregister.nl/), zoals Laan et al., 2012).
Naast het aansluiten op een specifiek gezondheidsdomein moet ook gelet worden
op een aantal kenmerken van de modellen die ten grondslag liggen aan risicocalculatoren in het onderdeel ‘voorspellen van de gezondheid’. Veel van deze
modellen zijn gebaseerd op het wel of niet aanwezig zijn van één gedrag
(bijvoorbeeld wel of geen alcohol drinken), maar niet op een verandering in gedrag
(bijvoorbeeld na tien jaar alcohol drinken stoppen met alcohol drinken). De risicocalculator van Woloshin et al. (2008) maakt onderscheid tussen nooit rokers,
voormalige rokers en huidige rokers bij de risicoschattingen op verschillende
aandoeningen, maar of andere risico-calculatoren dit doen moet worden nagegaan.
Immers, een voormalig roker loopt een ander risico dan iemand die nooit gerookt
heeft. Een gerelateerd kenmerk is dat veel risico-calculatoren kijken naar
geïsoleerde gedragingen, zoals roken bij Woloshin et al. (2008). Echter veel
gedragingen zullen samen voorkomen zoals roken én drinken. De vraag is of risicocalculatoren hiermee rekening houden.
Er zijn weinig interventies gevonden die passen binnen het onderdeel ‘evalueren
van de toekomst’. In het huidige onderzoek is vooral gekeken naar onderzoek
binnen de lijn van toekomstbeelden (zgn. “possible selves”). Het verdient
aanbeveling om dit uit te breiden naar interventies gericht op psychologisch welzijn
(bijv. zingeving, vitaliteit), kwaliteit van leven en het ICF-raamwerk. Wat betreft het
laatste heeft TNO de IMPACT-vragenlijst ontwikkeld om het functioneren en de
participatie te meten, en de VITA-16 om de vitaliteit in kaart te brengen. Als
interventie technieken zou ook gekeken kunnen worden naar (a) het gebruik van
narratieven (Green & Brock, 2005), (b) verhalen van anderen (Shaffer & ZikmundFisher, 2013), en (c) waarde-verhelderingstechnieken (Pieterse et al., 2013).
Dergelijke interventies kunnen los staan van een bepaalde aandoening, want het
gaat om het bepalen van wat iemand in het heden en de toekomst belangrijk vindt
in diens leven.
Bij de verbinding tussen de twee onderdelen ‘voorspellen van de gezondheid’ en
‘evalueren van de toekomst’ is het wel belangrijk om te kijken naar specifieke
aandoeningen. Bij specifieke aandoeningen bestaan wellicht predictie modellen die
gezondheid relateren aan de bredere context, zoals activiteiten, doelen en
waarden. Bijvoorbeeld, een model die naast een voorspelling over de gezondheid
ook iets zegt over de gevolgen daarvan voor bepaalde activiteiten. Op zich is het
leggen van de verbinding tussen beide onderdelen van Future-Me ook een
onderdeel wat verder geëxploreerd moet worden.
Ten derde de ontwikkeling van een interventie die het hele Future-Me-concept
bevat, geïnspireerd door de bestaande (en waar mogelijk effectieve) voorbeelden
van interventies die de diverse onderdelen van het concept operationaliseren.
Aandachtspunt daarbij is de concrete vormgeving en uitvoering van de interventie
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
22 / 25
Future-Me. Future-Me zou niet een eenmalige assessment moeten zijn, maar een
monitoring systeem om te zien of men al dichter bij de gewenste toekomstige zelf is
gekomen. Het onderdeel ‘voorspellen van de gezondheid’ geeft aan welke
informatie verzameld zou moeten worden, maar er moet ook nagedacht worden
hoe de informatie verzameld wordt. Liefst zo eenvoudig en minst invasief mogelijk.
Bijvoorbeeld via sensoren in een smartphone of gedragen in kleding. Een andere
vraag is hoe de informatie gepresenteerd kan worden. Zou er een avatar gebruikt
moeten worden in een simulatie of serious game (vgl. Mii van de Wii, SIMS), om de
toekomstige gevolgen voor de gezondheid en andere domeinen van het leven te
visualiseren? Of zou feedback in de vorm van je echte leeftijd geschikt zijn of
infographics? Tot slot, de vraag of alle onderdelen van Future-Me via een digitale
tool worden geïmplementeerd of dat er sprake is van blended care, waarbij ook een
professional is betrokken, zoals de opzet is in het Preventie consult.
Tot slot is een vervolgstap om te kijken naar mogelijke partners/financiers die
interesse hebben in het verder ontwikkelen van het Future-Me raamwerk. Gedacht
kan worden aan de eerder genoemde TNO-partners of –projecten. Binnen TNO
past Future-me goed in het Shared Research programma ePartner. Daarnaast zijn
het KWF en de organisaties die betrokken zijn bij het preventie consult
(Nierstichting, Hartstichting, Diabetes Fonds, NHG, LHV, NVAB) mogelijke partners.
Zorgverzekeraar CZ en bedrijf Medicinfo staan vaak open voor eHealth
zorginnovaties. Tot slot, wordt gedacht aan de partners van de LSH-Impulse call
STAPSS, namelijk het hartrevalidatie programma MyCARDSS, PatientCoach rond
longziekten, eCoach rond nierziekten, de serious game voor nierziekten, en de
A-CaRe webportal voor overlevenden van kanker.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
7
23 / 25
Referenties
Attema, A.E., Bleichrodt, H., & Wakker, P.P. (2012) A direct method for measuring
discounting and QALYs more easily and reliably. Medical Decision Making,32,
583-593.
Bull, F.C., Jamrozik, K., & Blanksby, B.A. (1999) Tailored advice on exercise--does
it make a difference? American Journal of Preventive Medicine, 16, 230-239.
Crutzen, R., Kohl, L., & De Vries, N.K. (2013) Kennissynthese online preventie.
Maastricht: Universitaire Pers Maastricht.
Diener, E., Emmons, R.A., Larsen, R.J., & Griffin, S. (1985) The Satisfaction With
Life Scale. Journal of Personality Assessment, 49, 71-75.
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “What” and “Why” of Goal Pursuits: Human
Needs and the Self Determination of Behavior. Psychological Inquiry, 11, 227–268.
De Ridder, D., & De Wit, J. (Eds.) (2006). Self-regulation in health behavior.
Chichester, UK: Wiley.
Dolan, P., Kavetsos, G., & Tsuchiya, A. (2013) Sick but satisfied: the impact of life
and health satisfaction on choice between health scenarios. Journal of Health
Economics, 32, 708-714.
Doyle, J.R. (2013) Survey of time preference, delay discounting models. Judgment
and Decision Making, 8, 116–135.
Elias, S., Grooters, H.G., Bausch-Goldbohm, R.A., Van den Brandt, P.A.,
Kampman, E., Van Leeuwen, F.E, Peeters, P.H., De Vries, E., Wiger,
S., & Kiemeney, L.A. (2012). De KWF Kanker Risico Test. Nederlands Tijdschrift
voor Geneeskunde, 156(21), A4888.
Epton, T., & Harris, P.R. (2008) Self-affirmation promotes health behavior change.
Health Psychology, 27, 746-752.
Feinstein, R.E. (1999) Prevention-oriented primary care: a collaborative model for
office-based cardiovascular risk reduction. Heart Disease, 1, 264-271.
Green, M. C., & Brock, T. C. (2005). Persuasiveness of narratives. In T. C. Brock, &
M. C. Green (Eds.), Persuasion: Psychological insights and perspectives
(pp. 117-142) Sage.
Harle, C.A., Downs, J.S., & Padman, R. (2012) Effectiveness of personalized and
interactive health risk calculators: A randomized trial. Medical Decision Making,
32, 594-605.
Hoerger, M. (2012) Coping strategies and immune neglect in affective forecasting:
Direct evidence and key moderators. Judgment and Decision Making, 7, 86–96.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
24 / 25
Joireman, J., Shaffer, M.J., Balliet, D., & Strathman, A. (2012) Promotion orientation
explains why future-oriented people exercise and eat healthy: Evidence from the
two-factor consideration of future consequences-14 scale. Personality and Social
Psychology Bulletin, 38, 1272-1287.
Kasser, T., & Ryan, R.M. (1996) Further examining the American dream:
Differential correlates of intrinsic and extrinsic goals. Personality and Social
Psychology Bulletin, 22, 280-287.
Katz, P.P., & Yelin, E.H. (2001) Activity loss and the onset of depressive symptoms:
do some activities matter more than others? Arthritis and Rheumatism,
44, 1194-202.
Krijgsman, J., De Bie, J., Burghouts, A., De Jong, J., Cath, G-J., Van Gennip,
L., & Friele, R. (2013) eHealth, verder dan je denkt. eHealth-monitor 2013.
Den Haag: Nictiz en NIVEL.
Laan, E.K., Kraaijenhagen, R.A., Peek, N., Busschers, W.B., Deutekom, M.,
Bossuyt, P.M., et al. (2012) Effectiveness of a web-based health risk assessment
with individually-tailored feedback on lifestyle behaviour: study protocol. BMC Public
Health, 12:200-2458-12-200.
Markus, H., & Nurius, P. (1986) Possible selves. American Psychologist,
41, 954-969.
McGinty, H.L., Dark-Freudeman, A., & West, R.L. (2013). Health hopes and fears
for the future in relation to health behavior and current health status. Journal of
Health Psychology, 18, 1509-1518.
Murru, E.C., & Martin Ginis, K.A. (2010) Imagining the possibilities: The effects of a
possible selves intervention on self-regulatory efficacy and exercise behavior.
Journal of Sport and Exercise Psychology, 32, 537-554
Ouellette, J.A., Hessling, R., Gibbons, F.X., Reis-Bergan, M., & Gerrard, M. (2005)
Using images to increase exercise behavior: Prototypes versus possible selves.
Personality and Social Psychology Bulletin, 31, 610-620.
Oyserman, D., & Fryberg, S. (2006). The possible selves of diverse adolescents:
Content and function across gender, race and national origin. In C. Dunkel & J.
Kerpelman (Eds.), Possible selves: Theory, research, and application. Huntington,
NY: Nova.
Pieterse, A.H., de Vries, M., Kunneman, M., Stiggelbout, A.M., & Feldman-Stewart,
D. (2013) Theory-informed design of values clarification methods: a cognitive
psychological perspective on patient health-related decision making. Social Science
and Medicine, 77, 156-163.
Post, M.W., de Witte, L.P., Reichrath, E., Verdonschot, M.M., Wijlhuizen, G.J.,
Perenboom, R.J. (2008) Development and validation of IMPACT-S, an ICF-based
questionnaire to measure activities and participation. Journal of Rehabilitation
Medicine, 40, 620-627.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
25 / 25
Reker, G.T. (1994) Logotheory and logotherapy: Challenges, opportunities, and
some empirical findings. International Forum for Logotherapy, 17, 47-55.
Rothman, A.J., Baldwin, A.S., Hertel, A.W., & Fuglestad, P. (2011). Self-regulation
and behavior change: Disentangling behavioral initiation and behavioral
maintenance. In K. Vohs & R. Baumeister (Eds.), Handbook of self-regulation:
nd
Research, theory, and applications (2 ed.; pp. 106-122). New York, NY: Guilford
Press.
Ruby, M. B., Dunn, E. W., Perrino, A., Gillis, R., & Viel, S. (2011). The invisible
benefits of exercise. Health Psychology, 30, 67–74.
Ryff, C.D., & Keyes, C.L.M. (1995) The structure of psychological well-being
revisited. Journal of Personality and Social Psychology, 69, 719-727.
Shaffer, V. A., & Zikmund-Fisher, B. J. (2013). All stories are not alike: A purpose-,
content-, and valence-based taxonomy of patient narratives in decision aids.
Medical Decision Making, 33, 4-13.
Song, H., Kim, J., Kwon, R.J., Jung, Y. (2013) Anti-smoking educational game
using avatars as visualized possible selves. Computers in Human Behavior,
29, 2029-2036.
Sweeny, K., & Krizan, Z. (2013) Sobering up: a quantitative review of temporal
declines in expectations. Psychological Bulletin, 139, 702-24.
Timmermans, D.R., & Oudhoff, J. (2012) Weergave van risico's in de KWF Kanker
Risico Test. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 156(21), A4961.
Van Ranst, N., & Marcoen, A. (1996) Zinervaring bij ouderen: zingevingsbronnen,
welbevinden, coping en houding tegenover de dood. Tijdschrift voor Gerontologie
en Geriatrie, 27, 5-13.
Weinstein N.D. (1980). Unrealistic optimism about future life events. Journal of
Personality and Social Psychology, 39, 806-820.
Wilson, A.E., Buehler, R., Lawford, H., Schmidt, C., & Yong, A.G. (2012) Basking in
projected glory: The role of subjective temporal distance in future self-appraisal.
European Journal of Social Psychology, 42, 342-353.
Woloshin, S., Schwartz, L.M., & Welch, H.G. (2002) Risk charts: Putting cancer in
context. Journal of the National Cancer Institute, 94, 799-804.
Woloshin, S., Schwartz, L.M., & Welch, H.G. (2008) The risk of death by sex, age
and smoking status in the United States: Putting health risk in context. Journal of
the National Cancer Institute, 100, 845-853.
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
A
Bijlage A | 1/1
Bijlage I – Valued Activity Disability (Katz & Yelin 2001)
Household maintenance
Any home maintenance or repairs
Minor maintenance inside house, such as replacing
fuses or touching up paint
Major maintenance inside house, such as wiring,
plumbing, or painting
Minor maintenance outside house, such as yard or
garden work
Routine car maintenance
Housework
Take care of houseplants
Sew or mend clothes
Do own laundry
Do own ironing
Do own light housework, such as dusting
Do own heavier housework, such as vacuuming
Prepare and cook own meals
Wash dishes and clean up after meals
Nurturing activities
Take care of pets
Take care of family members who are ill, such as a
spouse or parent
Shop for other family members
Shop for friends and relatives
Take care of a sick person in your household
Take someone else to the doctor
Shopping/errands
Shop for yourself
Go to the post office yourself
Go to the bank yourself
Shop for food yourself
Shop for clothes yourself
Visit the doctor yourself
Shop at the drug store yourself
Social interaction
Visit in person with family members who do not live
in your home
Visit in person with your friends
Talk on the telephone with family members who do
not live in your home
Talk on the telephone with friends
Correspond with friends or family by mail
Visit sick friends at home or in the hospital
Transportation
Drive yourself around the city in a car
Get around the city in a car with someone else
driving
Get around the city on a bus, train, BART, or other
form of mass transit
Travel to other areas of the state or country by train
or plane
Travel to other areas of the state or country by car
Social events
Participate in holiday festivities
Attend parties with family or friends
Watch sports in person
Go on day trips, such as picnics
Go away on vacation, such as camping,
sightseeing, or touring
Be involved in hobby clubs, such as garden or
bridge clubs
Entertainment outside the home
Attend lectures or seminars
Go to the theater to see plays
Visit cultural facilities, such as museums, zoos, or
gardens
Visit the library
Take educational courses, but not for a degree
Shop at large suburban shopping mall or downtown
San Francisco or Oakland
Go to movies in a movie theater
Leisure activities — sedentary, in the home
Watch television
Read books
Read newspapers or magazines
Recreational activities
Be involved in hobbies and crafts, such as music,
carpentry, dressmaking, knitting, creative
writing, or gardening
Be involved in physical activities, such as walking,
bicycling, running, dancing, or sports
Get around your neighborhood by walking
Get around your neighborhood on a bicycle
Service
Be involved with public service organizations, such
as League of Women Voters, fraternal groups,
or groups supporting the arts
Be involved with political parties or other partisan
causes
Work as a volunteer
Religious activities
Attend church services regularly
Be involved in church organizations
Have family and private prayers at home
Work
Work full-time for pay
Work overtime
Work part-time for pay
Be involved in work-related education and training
Use a computer at home
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
B
Bijlage B | 1/1
Bijlage II – Aspiration Index (Kasser & Ryan, 1996)
Extrinsic Life-goals
Wealth
 To be a very wealthy person.
 To have many expensive possessions.
 To be financially successful.
 To be rich.
 To have enough money to buy everything I want.
Fame:
 To have my name known by many people.
 To be admired by many people.
 To be famous.
 To have my name appear frequently in the media.
 To be admired by lots of different people.
Image:
 To successfully hide the signs of aging.
 To have people comment often about how attractive I look.
 To keep up with fashions in hair and clothing.
 To achieve the "look" I've been after.
 To have an image that others find appealing.
Intrinsic Life-goals
Personal growth:
 To grow and learn new things.
 At the end of my life, to be able to look back on my life as meaningful and
complete.
 To choose what I do, instead of being pushed along by life.
 To know and accept who I really am.
 To gain increasing insight into why I do the things I do.
Relationships:
 To have good friends that I can count on.
 To share my life with someone I love.
 To have committed, intimate relationships.
 To feel that there are people who really love me, and whom I love.
 To have deep enduring relationships.
Community:
 To work for the betterment of society.
 To assist people who need it, asking nothing in return.
 To work to make the world a better place.
 To help others improve their lives.
 To help people in need.
Other Life-goals
Health:
 To be physically healthy.
 To feel good about my level of physical fitness.
 To keep myself healthy and well.
 To be relatively free from sickness.
 To have a physically healthy life style
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
C
Bijlage C | 1/1
Bijlage III – Possible Selves Questionnaire (Markus &
Nurius, 1986)
Answer for each of the items below the following three question (1 = not at all, 4 =
somewhat, 7 = very much):
"Describes you now"
"Like this to describe you in the future"
"Think that this will describe you in the future"
































In good shape
Athletic
Financially secure
Travel extensively
Content with life
Self-employed
Living in a nursing home
Long-lived
Ordinary
Good parent
Famous
Have a breakdown
In poor health
Close to family
Unemployed
Alone
Street person
Unwanted/forgotten by my family
Married
On welfare
Creative
Divorced
Physically disabled
Depressed
Spouse/child abuser
Competent
Loved
Bored
In good health
Not in control of your life
Carefree
Drug/alcohol dependent
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
D
Bijlage IV – Zoektochten Pubmed
Bijlage D | 1/2
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
Bijlage D | 2/2
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
E
Bijlage V – Zoektochten Psycinfo
Bijlage E | 1/2
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
Bijlage E | 2/2
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
F
Bijlage VI – Zoektochten Scopus
Bijlage F | 1/1
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
G
Bijlage G | 1/1
Bijlage VII – Mailing aan experts
Beste xxxxxxxxxxx,
TNO is bezig met een inventarisatie van zogenaamde “Future-Me” interventies. Een
dergelijk digitale interventie heeft de onderstaande vier functionaliteiten:
Op basis van individuele parameters voorspellen van de toekomstige fysieke
gezondheid (bijvoorbeeld risico calculatoren, zoals de Kanker risicotest van het
KWF).
Focus is op veranderbare factoren (gedrag) waarbij toekomstige gezondheid
getoond wordt bij huidige toestand versus een verandering (bijvoorbeeld kans op
longkanker bij roken versus na stoppen met roken).
Beschrijven huidige bronnen van psychologisch welzijn en tevredenheid, zoals
werk, hobby’s, familie, vrienden, ontspanning, etc.
Aangeven hoe de toekomstige fysieke gezondheid er voor zorgt dat men bepaalde
dingen niet meer kan doen waar men welzijn/plezier aan ontleende (Bijvoorbeeld
niet meer voetballen, omdat men te kortademig is).
Wilt u met een REPLY aangeven of u een interventie kent die hieraan voldoet, door
onderstaande vraag te beantwoorden.
 Nee, ik ken geen interventie die hieraan voldoet
 Ja, ik ken een dergelijke interventie, namelijk
………………………………………………………………………….
Indien u een dergelijke interventie kent, vindt u het dan goed als wij telefonisch
contact met u opnemen om kort een aantal vragen te stellen?
 Nee, ik wil niet gebeld worden
 Ja, ik ben bereikbaar op tel nr
………………………………………………………………………….
Wij willen u alvast heel hartelijk bedanken voor het lezen van de mail en
beantwoorden van onze vraag.
Vriendelijke groet,
Dr. Wilma Otten en Dr. Olivier Blanson Henkemans
TNO-rapport | TNO/LS 2014 R10331
H
Bijlage H | 1/1
Bijlage VIII – Deelnemende experts
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Drs. B. Brandenburg, Medicinfo
Dr. R. Crutzen, Universiteit Maastricht
Prof. Dr. S. van Dulmen, Nivel
Prof. dr. ir. R.D. Friele, NIVEL
Drs. J. Krijgsman, Nictiz
Dr. A. Oenema, Universiteit Maastricht
Dhr. Ing. P. Pelsmaeker, Stichting digitalezorg.nl / sr. Business Developer
eHealth TNO
Dr. A.H. Pieterse, Leids Universitair Medisch Centrum
Prof. dr. M.J. Sorbi, Universiteit Utrecht
Prof. dr. A.M. Stiggelbout, Leids Universitair Medisch Centrum
Prof. dr. D.R.M. Timmermans, Vrije Universiteit
Prof. dr. H. de Vries, Universiteit Maastricht
Prof. dr. T. van der Weijden, Universiteit Maastricht