ADEMCO Vista-12B Beveiligingssysteem Programmeerhandleiding Dit inbraakpaneel voldoet aan prEN50131-1:2004 en TS50131-3; Grade 2, Class II. K10022-2NLPR 5/06 Rev. A EERSTE STAP: TAAL SELECTEREN Als u het systeem gaat programmeren, moet u eerst de juiste taal selecteren. Voer de volgende stappen uit: 1. Ga naar de programmeerstand. 2. Druk op [∗] + 28 (gegevensveld voor het selecteren van de taal). 3. Druk op het nummer dat overeenkomt met de gewenste taal: 0 = Engels, 1 = Niet gebruikt, 2 = Duits, 3 = Nederlands 4. Ga verder met het programmeren van het systeem, zoals gewenst. OM DE PROGRAMMEERSTAND TE STARTEN, gebruik methode A of B (u moet een alfa bedieningspaneel gebruiken wat is aangesloten op de aansluitpunten van het bedieningspaneel): A. STROOM AAN, druk tegelijkertijd op [∗] en [#] binnen 50 seconden na het aanzetten van de stroom. Wanneer ✱98 werd gebruikt om de programmeerstand te verlaten, is dit de enige methode die kan worden gebruikt om de programmeerstand opnieuw te starten. B. De eerste keer, toets het volgende in: installateurcode (4 + 1 + 1 + 2) plus 8 + 0 + 0. OPMERKING OVER TOEGANG DOOR INSTALLATEUR: Voor sommige installaties is het wellicht nodig dat de installateur geen toegang kan krijgen tot het systeem zonder de toestemming van de eindgebruiker (conform EN50131-1). Gebruik veld *26, ingang 2, om deze optie te selecteren. Indien geselecteerd (Installateurcode ingeschakeld), moet de systeemmaster of de partitiemaster eerst de installateurcode inschakelen voordat deze kan worden gebruikt. Nadat de installateurcode is ingeschakeld, blijft deze actief totdat een andere gebruiker zijn code invoert. De installateurcode inschakelen: mastercode + [#] + 65. Programmeerprocedures voor gegevensvelden Taak Procedure Naar gegevensveld Gegevens invoeren Druk op [∗] + [veldnummer], gevolgd door de vereiste ingave. Als het gewenste veldnummer verschijnt, voer de vereiste ingave in. Als de laatste ingave voor een veld is ingevoerd, klinkt er drie maal een piep vanaf het bedieningspaneel en wordt vervolgens het volgende veld getoond. Als het aantal getallen dat in een gegevensveld ingevoerd moet worden minder is dan het maximum aantal beschikbare getallen (bijv. de telefoonnummervelden *41, *42), voer de gewenste gegevens in en druk vervolgens op [*] om de ingave te beëindigen. Druk op [#] + [veldnummer]. De gegevens voor het betreffende veldnummer worden weergegeven. In deze stand worden er geen wijzigingen geaccepteerd. Veld controleren Invoer verwijderen Druk op [∗] + [veldnummer] + [∗]. (Geldt alleen voor velden *40-*43, *45, *94, en pagervelden) Menustand programmeren (∗ ∗56, 57, ∗58, ∗79, ∗80, ∗81, ∗82, ∗83) Druk op [✱] + [interactieve standnr.] (bijv. ✱56). Het alfa bedieningspaneel toont de eerste melding in een serie van meldingen. Interactieve stand Gebruikt voor het programmeren van ✱56 Zoneprogrammering Zonetypen, meldcodes, omschrijvingen, en serienummers voor 5800 RF-zenders. ✱57 functietoets programmeren Toetsen zonder label op het bedieningspaneel voor speciale functies ✱58 Zoneprogrammering Dezelfde opties als *56, maar met minder meldingen. Bedoeld voor degenen die bekend zijn met deze vorm van programmeren, anders wordt *56 aangeraden. ✱79 toekennen modulen Toekennen van moduleadressen en individuele uitgangen relais/X10 ✱80 uitgangen programmeren 4229 of 4204 relaismodules, 6164 relais, X10, of trigger uitgangen ✱81 Zonelijst programmeren ✱82 teksten programmeren ✱83 Configureerbare zonetype Zonelijsten voor het activeren van X10, belzones, pagerzones, etc. Zone omschrijvingen Attributen voor configureerbare zonetypes DOWNLOADEN INITIALISEREN en STANDAARDINSTELLINGEN HERSTELLEN ✱96 Reset het download-ID en het accountnummer van de abonnee. ✱97 Stelt alle gegevensvelden in op de originele fabriekswaarden. Druk op ∗97 in de programmeermodus en druk vervolgens op 1 of 2 om de gewenste set standaardinstellingen van de fabriek te laden. Hiermee worden alle gegevensvelden gereset naar de respectieve standaardtabelwaarden. De standaardwaarden staan naast het invoervakken van het gegevensveld op het Programmeringsformulier met unieke waarden in tabel 1 en 2, die waar van toepassing worden aangegeven (DT1 = standaardtabel 1; DT2 = standaardtabel 2). Standaardinstellingen gebruikerscode: Als u alleen de standaardwaarden van de gebruikerscodes wilt herstellen, drukt u op ∗97 en vervolgens op 3. DE PROGRAMMEERSTAND VERLATEN: ✱98 De programmeerstand wordt verlaten en het opnieuw invoeren wordt voorkomen door: Installateurcode + 8 + 0 + 0. Wanneer *98 wordt gebruikt voor het verlaten van de programmeerstand, moet het systeem worden uitgezet en moet methode 1 (zoals hierboven beschreven) worden gebruikt om naar de programmeerstand te gaan. ✱99 De programmeerstand wordt verlaten en het is toegestaan opnieuw gegevens in te voeren met: installateurcode + 8 + 0 + 0 of de hierboven beschreven methode A. Speciale berichten OC = OPEN CIRCUIT (geen communicatie tussen het bedieningspaneel en het controlepaneel). IF of INGAVEFOUT = FOUT (ongeldig veldnummer ingegeven; voer opnieuw een geldig veldnummer in). Na het opstarten wordt na ongeveer 4 seconden AC, dl (uitgeschakeld) of Bezig Standby en NIET GEREED weergegeven. Dit wordt na ongeveer 1 minuut gewijzigd in het bericht “Gereed”, waardoor PIRS, enz., stabiliseren. U kunt deze vertraging uitsluiten door op [#] + [0] te drukken. Als E4 of E8 verschijnt, zijn er meer zones geprogrammeerd dan dat de expansie-eenheden kunnen verwerken. Pas de programmering aan en zet het controlepaneel volledig uit en vervolgens weer aan om deze melding te wissen en verwijder vervolgens de melding uitgeschakeld. –2– P R OG R A M ME ER F OR M U L IE R Het invoeren van een getal wat anders is dan het gegeven getal leidt tot onvoorspelbare resultaten. De waarden die tussen haakjes worden weergegeven, zijn de standaardwaarden van de fabriek. De unieke waarden van tabel 1 en 2 worden aangegeven waar van toepassing (DT1 = standaardtabel1; DT2 = standaardtabel 2). ∗20 Installateurcode | [4112] | ∗31 | 0–9 = viercijferige code van de installateur ∗21 Een alarm per zone / Snel inschakelen instellen Ingave Enkelvoudig alarmsignaal 0 1 2 3 4 5 6 7 Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja [DT1: 0,0,0; DT2: 1,11] 0 = snel inschakelen niet mogelijk; 1 = snel inschakelen mogelijk ∗22 RF-opties Part. 1 Part. 2 Com [DT1: 1,2; DT2: 0,0] Ingave 1 – 0 = geen RF-storing detectie; 1 = RF-jam geactiveerd Jam Supv Ingave 2 – supervisie-interval; 0 = 12 uur; 1 = 2 uur; 2 = 20 minuten wanneer uitgeschakeld/ 2 uur wanneer ingeschakeld 3 = 12 uur voor inbraakzones/ 3 uur voor brandzones ∗23 ∗32 Versneld overbruggen 0 = Niet versneld overbruggen 1 = snel overbruggen (code + [6] + [#]) Part. 1 Part. 2 Com RF huis-ID code | [00,00,00] | | ∗33 ∗34 ∗35 Preventie van inschakelen opheffen ∗36 ∗37 [30, 30, 30] Part 1 Part 2 Com Ingangsvertraging 1 Ingangsvertraging 2 Part 1 Part 2 Com Hoorbare uitgangswaarschuwing [DT1: 1,10,1; DT2: 0,0,0] 0 = nee; 1 = ja ∗38 Lichtnetcommunicatie-apparaat (X-10) huis-ID [DT1: 3; DT2: 0] 0 = Engels, 1 = Niet gebruikt, 2 = Duits, 3 = Nederlands Contact-ID via ECP-bus voor ACM Uitgangvertraging [DT1: 60,600,60; DT2: 30,30,30] [0] 0 = A; 1 = B, 2 = C, 3 = D, 4 = E, 5 = F, 6 = G, 7 = H, 8 = I, 9 = J, #10 = K, #11 = L, #12 = M, #13 = N, #14 = O, #15 = P ∗29 [DT1: 3; DT2: 2] Zie *35 voor ingaven. Belfunctie bij zonelijst / #65 Prog.modus Taalselectie Time-out van sirene [DT1: 35,350,35; DT2: 30,30,30] Ingave 1: Belfunctie bij zone 1 2 0 = nee; 1 = ja, selecteer belzones op zonelijst 3, met menumodus *81 Ingave 2: #65 Programmamodus (voor toegang met installateurcode) 0 = Met de installateurcode kan de programmeermodus worden geopend 1 = Directe toegang met installateurcode uitschakelen; Systeem- of Partitiemastercode kan installateurcode inschakelen door [#] + 65 in te voeren ∗28 [0] 00 tot 96 = respectievelijk 00 tot 96 seconden Part 1 Part 2 Com 97 = 120 seconden; 98 = 180 seconden; 99 = 240 seconden Conform EN50131-1: Ingangsvertraging moet ten minste 30 seconden zijn maar mag niet langer dan 45 seconden zijn. [0, 0] ∗27 Brandalarm Sirene timeout 00 tot 96 = respectievelijk 00 tot 96 seconden 97 = 120 seconden Als opheffen niet is geselecteerd, zal het [DT1: 0,0; DT2: 7,0] systeem niet inschakelen als een van de vermelde omstandigheden bestaat. Ingave 1 0 = geen preventie van inschakelen opheffen 1 = het is toegestaan het systeem in te schakelen met een RF-probleem 2 = het is toegestaan het systeem in te schakelen zonder netvoeding 4 = het is toegestaan het systeem in te schakelen met een (bijna) lege accu 8 = het is toegestaan het systeem in te schakelen met een telefoon- of communicatiefout Voorbeeld: voor het inschakelen met “RF-probleem” en “lege systeembatterij”, voer 5 (1+4) in Ingave 2 0 = sabotage kan niet worden opgeheven (zie veld *175 voor meer sabotageopties) 1 = het is toegestaan het systeem in te schakelen met een sabotage 2 = het is toegestaan het systeem één keer in te schakelen met een sabotagedefect 4 = het is toegestaan het systeem in te schakelen met een belsupervisiefout OPMERKING: Als sabotageoptie 1 of 2 is geselecteerd, moet het tweede getal in veld *175 “0” zijn. ∗26 Kiezer uitschakelen bij nachtelijk verblijf Nee Nee Nee Nee Ja Ja Ja Ja 0 = geen; 1 = 1min.; 2 = 2 min.; 3 = 3 min.; 4 = 4 min.; 5 = 8 min.; 6 =16 min 00 = geen RF ID code Part. 1 Part. 2 Com 01–31 = huis-ID voor 5828H/5805LCDH in samenwerking met 6128RFH-xx (niet van toepassing op 5839H of op 5828H/5805LCDH gebruikt met 5882EUH) ∗25 Bel uitschakelen bij nachtelijk verblijf Nee Nee Ja Ja Nee Nee Ja Ja 0 = sirene stopt na time-out; 1 = geen time-out van sirene [DT1: 0,0,0; DT2: 1,1,1] ∗24 [0] Kiezer/bel uitschakelen bij nachtelijk verblijf [0] 0 = nee; 1 = gebruik contact-ID uitvoer op de voorwaarden van ECP. (bijv. TCP-IP ethernet) –3– Bevestiging inschakeling bel Part 1 Part 2 Com | | | Eerst ingave voor elke partitie selecteert Part. 1 Part. 2 Com of inschakeling van bedrade bedieningspaneel sirene activeert: [00, 00, 00] 0 = nee; 1 = ja; bel van 1 seconde Tweede ingave voor elke partitie selecteert of inschakeling van externe RF-apparaten sirene en/of trigger 2 activeert; output: selecteert ook de activatieduur voor de bel/trigger (inschakelen = 2 bellen geselecteerde duur met 1 seconde ertussen; uitschakelen = 1 bel geselecteerde duur). Voer 0-15 in van de tabel. Ingave Bel bij sirene Uitvoer trigger 2 0 geen geen OPMERKING: 1 geen 250mS Bij gebruik trigger 2 2 geen 1 seconde uitvoer voor het in 3 geen 4 seconden bel, wijs geen 4 250mS geen andere functies toe 5 250mS 250mS aan trigger 2. 6 250mS 1 seconde 7 250mS 4 seconden 8 1 seconde geen 9 1 seconde 250mS #+10 1 seconde 1 seconde #+11 1 seconde 4 seconden #+12 4 seconden geen #+13 4 seconden 250mS #+14 4 seconden 1 seconde #+15 4 seconden 4 seconden ∗39 Opstarten in vorige conditie ∗51 [1] 0 = opstarten in vorige conditie uitgeschakeld; 1 = opstarten in vorige conditie ∗52 PABX toegangscode | | | | ∗53 | ∗54 ∗55 Tweede telefoonnummer *46*, *51* of *52*. Voorbeelden: For Acct. 1234, voer in 1 | 2 | 3 | 4 ; voor Acct. B234, voer in #+11| 2 | 3 | 4 Eerste klantnummer (part. 1) | | | | | | | | | ∗44 Tweede klantnummer (Part. 1) ∗46 | | | | | | | | | | Tweede klantnummer (part. 2) [15,15,15,15,15,15,15,15,15,15] ∗47 | | | | | | | | Eerste klantnummer (part. 2) [15,15,15,15,15,15,15,15,15,15] | | | | | | | | | Telefoonsysteem selecteren/ Kiezerpogingen [DT1: 1, 8; DT2: 1,6] Ingave 1: Telefoonsysteem selecteren 1 Als meldkamer zich NIET op een satellietverbinding bevindt: 0=Puls; 1=Toon; Als meldkamer zich op een satellietverbinding bevindt: 2 = Puls; 3 = Toon Ingave 2: Kiezerpogingen: 1 – 10 (voor 10 voert u #+10 in) ∗48 Rapportindeling 0 = 3+1,4+1, ADEMCO L/S STANDAARD 1 = 3+1,4+1, RADIONICS STANDAARD 2 = 4+2, ADEMCO L/S STANDAARD 3 = 4+2, RADIONICS STANDAARD 5 = CID met 10-cijferige subs-account (id) nr. 6 = 4+2, ADEMCO EXPRESS 7 = CID met 4-cijferige subs-account (id) nr 8 = 3+1,4+1, ADEMCO L/S UITGEBREID 9 = 3+1,4+1, RADIONICS UITGEBREID #+10 = ROBOFON 8 (6-cijferige subs-account nr.) #+11 = ROBOFON Contact-id ∗49 Deel/Dubbel rapportage Belvertraging (inbraak) Dynamische seinvertraging [0] Dynamische seinprioriteit [0] Voor 3+1 of 4+1 standaardformaat: voer een code in de eerste box in: 1–9, #+10 voor 0, #+11 voor B, #+12 voor C, #+13 voor D, #+14 voor E, #+15 voor F. A 0 (niet #+10) in het eerste vakje zal het rapport uitschakelen. A 0 (niet #+10) in het tweede vakje geeft als resultaat dat er automatisch naar het volgende veld wordt gegaan. Voor een uitgebreid of 4+2 formaat: voer de codes in beide vakjes in (eerste en tweede getal) voor 1–9, 0, of B–F, zoals hierboven beschreven. A 0 (niet #+10) in het tweede vakje zal het uitgebreide bericht voor dat rapport verwijderen. A 0 (niet #+10) in beide vakjes zal het rapport uitschakelen. Voor Ademco Contact-ID® rapportage: voer in het eerste vakje een willekeurig getal (geen 0) in, om zone naar rapport in te schakelen (ingaven in het tweede vakje worden genegeerd). A 0 (niet #+10) in het eerste vakje zal het rapport uitschakelen. ∗59 Rapportcode voor uitgangsfout ∗60 Rapportcode problemen [00] | ∗61 Rapportcode problemen [00] | ∗62 Rapportcode stroomuitval [00] | ∗63 Rapportcode lege batterij [00] | Rapportcode test [00] | ∗64 2 [0] Gebruik de planstand om periodiek testrapporten te plannen. ∗65 Rapportcode open ∗66 Rapportcode inschakelen weg/blijven [0,0,0] Part. 1 Part. 2 Part 3 [7, 7] hoofd. tweede OPMERKING: Als u audio“pieptonen” wilt insch. (Volg- mij functie), raadpleegt u Systeembediening hoofdstuk in de Installatie-instr. en de Gebruikershandleiding [0,0,0,0,0,0] Geheel Deel Part. 1 ∗67 GeheelDeel Part. 2 Geheel Deel Gemeenschappelijk RF-zender Rapportcode lege batterij ∗68 Rapportcode annuleren ∗69 Alarm herstellen [00] | [00] | [0] Stuur herstelcode (als de fout is gewist): 0 = bij onderbreking van sirene (indien hersteld) of bij uitschakelen (al dan niet hersteld) 1 = nadat de zone is hersteld 2 = alleen na uitschakelen [0] 0 = uitschakelen (alleen standaard-/back-uprapportage) Hoofdtelefoonnummer Tweede telefoonnummer 1 = alarm, herstellen, annuleren Anderen 2 = alles behalve open/sluiten, test Open/sluiten, test 3 = alarm, herstellen, annuleren Alles 4 = alles behalve open/sluiten, test Alles 5 = alles Alles ∗50 [0] SYSTEEMSTATUS PROGRAMMEREN & RAPPORTCODES HERSTELLEN: Voor velden *43, *44 , *45, *46, *51 en *52, voer 4, 6 (Robofon 8), of 10 cijfers in, afhankelijk van de selectie van het rapportformaat in *48. Voer 0–9; #+11 voor B; #+12 voor C; #+13 voor D; #+14 voor E; #+15 voor F. Om de invoer uit een veld te verwijderen, druk respectievelijk op *43*, *44*, *45*, ∗45 SESCOA / Radionics 0 = Hoofdnummer eerst; 1 = ECP contact-ID eerst (bijv. TCP-IP ethernet) | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | [15,15,15,15,15,15,15,15,15,15] | Vertraging selecteerbaar van 0 tot 225 seconden met een toename van 15 seconden. 0 = geen vertraging (beide signalen worden verzonden); 1 = 15 sec; 2 = 30 sec, etc. Hoofdtelefoonnummer [15,15,15,15,15,15,15,15,15,15] | | | | | | | | 0 = Radionics (0-9, B-F); 1 = SESCOA (0-9 alleen rapportage) Voer tot 30 getallen in voor elk telefoonnummer. Om invoer te wissen, druk respectievelijk op ∗41∗ of ∗42∗. ∗43 Tweede klantnummer (gemeensch. part.) [15,15,15,15,15,15,15,15,15,15] | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | ∗42 | Voor velden *51 en *52, zie bovenstaande box ∗43 voor ingaven. Voer tot 6 getallen in. Wanneer er minder dan 6 getallen zijn ingevoerd, sluit af door op [✶] te drukken. Om de ingaven van het veld te wissen, druk op ∗40∗ ∗41 | | | | | | | | [15,15,15,15,15,15,15,15,15,15] Voor belvelden *40 -*42, voer het aantal getoonde getallen in. Vul geen ongebruikte posities in. Voer in 0–9; #+11 voor '∗'; #+12 voor '#'; #+13 voor een pauze van 2-seconden. Wanneer er minder dan het maximum aantal ingevoerde getallen is ingevoerd, sluit het veld af door op [✶] te drukken. Het volgende gegevensveld wordt getoond. ∗40 Eerste klantnummer (gemeensch. part.) ∗70 Rapportcode alarm hersteld ∗71 Rapportcode probleem hersteld [00] | ∗72 Rapportcode uitsluiten hersteld [00] | [0] [DT1: 0; DT2: 1] 0 = geen; 1 = 15 seconden; 2 = 30 seconden; 3 = 45 seconden –4– ∗73 ∗91 Rapportcode stroomtoevoer hersteld [00] | ∗74 Rapportcode lege batterij hersteld [00] | ∗75 Rapportcode lege batterij RF hersteld [00] Rapportcode test hersteld [00] | [3][10] | ∗76 ∗77 ∗92 Maand van start/einde zomertijd Weekend van start/einde zomertijd [DT1: 1,0; DT2: 0,0] Ingave 1: 0 = uitgeschakeld 1 2 1-15 = ingeschakeld, na 1 15 min. lijnuitval (#+10 = 10 min; #+11 = 11 min; #+12 = 12 min; #+13 = 13 min; #+14 = 14 min; #+15 = 15 min) Ingave 2: 0 = bedieningspaneeldisplay bij lijnfout 1 = bedieningspaneeldisplay plus bedieningspaneelprobleemgeluid 2 = Hetzelfde als “1”, plus geprogrammeerde uitgangsapparaat START. Als een partitie is ingeschakeld, wordt ook de externe bel geactiveerd. OPMERKING: Het uitvoerapparaat moet worden geprogrammeerd om te worden GESTOPT in veld ∗80 of GESTOPT met code+ # + 8 + uitgangsnummer. | [5][5] 0 = uitgeschakeld; 1 = eerste; 2 = tweede; 3 = derde 4 = vierde; 5 = laatste; 6 = een na laatste; 7 = twee na laatste ∗84 Automatisch deel inschakelen ∗93 [0] 0 = geen; 1 = partitie 1; 2 = partitie 2; 4 = partitie 3 Voeg de waarden toe voor meerdere partities. ∗85 Gekoppelde zones timer\'Weer op de been' | [0][0] Verifiëren bedieningspaneel display annuleren/ Inbelvertraging uitval netspanning [0] Overige fout vertragingstijd [0] (voor configuratie zonetype zones – optie alarm/probleem verwerken) 0 = 15 seconden 4 = 90 seconden 8 = 4 min #+12 = 8 min 1 = 30 seconden 5 = 2 minuten 9 = 5 min #+13 = 10 min 2 = 45 seconden 6 = 2-1/2 min #+10 = 6 min #+14 = 12 min 3 = 60 seconden 7 = 3 min #+11 = 7 min #+15 = 15 min ∗88 Uitgangopties Rapportcode gebeurtenislog vol [00] Zie vakje boven ∗59 voor ingaven. ∗90 Gebeurtenislog inschakelen Downloadtelefoonnr. | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | ∗95 Voer tot 30 getallen in, 0–9; #+11 voor '∗'; #+12 voor '#'; #+13 voor een pauze van 2-seconden. Vul geen ongebruikte posities in. Wanneer er minder dan 30 getallen zijn ingevoerd, sluit af door op ∗ te drukken. Druk op ∗94∗ om gegevens in het veld te wissen. Aantal belsignalen voor het downloaden [15] 0 = begin download bewakingsstation uitschakelen 1–14 = aantal keren overgaan (1–9, # +10 =10, # +11 =11, # +13 =13, # +14 =14); 15 = Antwoordapparaat/fax omzeilen (# +15 =15). | | | | | | | | | | | | | | | | | | | Voer tot 20 getallen in, 0–9; #+11 voor '∗'; #+12 voor '#'; #+13 voor een pauze van 2-seconden. Vul geen ongebruikte posities in. Wanneer er minder dan 20 getallen zijn ingevoerd, sluit af door op ∗ te drukken. Druk op ∗160∗ om gegevens in het veld te wissen. ∗161 Karakters pager 1 | | | | | | | | | | | | | | | Voer de optionele toegevoegde karakters in, tot 16 getallen. 0–9; #+11 = '∗'; #+12 = '#'; #+13 = 2 seconden pauze. ∗162 Rapportageopties pager 1 [DT1: 1; DT2: 0] 0 = alle inbraakzones moeten in tact zijn voordat er kan worden ingeschakeld (moet 0 zijn als het systeem zonetype 82 gebruikt – Blockschloss) 1 = alle inbraakzones behalve het uitgangspad (zonelijst 12) moeten in tact zijn voor er wordt ingeschakeld. Zones voor de uitgangsroute veroorzaken een alarm als deze niet is hersteld aan het einde van de uitgangstijd 2 = alle inbraakzones behalve de uitgangsroute (zonelijst 12) moeten in tact zijn voor er wordt ingeschakeld. Zones voor de uitgangsroute worden overbrugd als deze niet zijn hersteld aan het einde van de uitgangstijd 3 = laatste deur, oneindige uitgangsvertraging, beëindigd als de uitgangsdeur 5 seconden is gesloten. Zo niet, wordt er opnieuw gestart (gebruik zonelijst 8 om een zonenummer aan de uitgangsdeur toe te kennen) ∗89 [0] ∗160 Telefoonnummer pager 1 1 2 Ingave 1: Controle annuleren: 0 = nee, 1 = ja Ingave 2: Inbelvertraging uitval netspanning 0 = willekeurige rapporttijd tussen 30 en 60 minuten na fout 1-6 = 10 tot 60 minuten in stappen van 10 minuten (1 = 10 min, 2 = 20 min, 3 = 30 min, 4 = 40 min, 5 = 50 min, 6 = 60 min) ∗87 Aant. rapporten per ingeschakelde periode per zone (intermittente sensor) 0 = Onbeperkt aantal rapporten; 1 – 6 = 1 – 6 rapportparen ∗94 Gekoppelde zonestimer: Invoeren 0 = 15 seconden 4 = 90 seconden 8 = 4 min #+12 = 8 min 1 = 30 seconden 5 = 2 minuten 9 = 5 min #+13 = 10 min 2 = 45 seconden 6 = 2-1/2 min #+10 = 6 min #+14 = 12 min 3 = 60 seconden 7 = 3 min #+11 = 7 min #+15 = 15 min Wijs toe voor alle gekoppelde zones op zonelijst 4, met *81 menustand. Weer op de been: 1-15 uur (tevens moet het schema 'Weer op de been' worden geprogrammeerd voor het tijdvenster waarbinnen deze functie actief is) ∗86 [0] Telefoonlijnsupervisie inschakelen | 0 = uitgeschakeld; 1-12 = maand (1 = januari, 2 = februari, etc) #+10 = oktober; #+11 = november; #+12 = december ∗78 Opties (overig) 0 = Geen; 4 = Audioalarmverificatie(AAV); 8 = Uitgangsvertraging opnieuw starten Meerkeuze voorbeeld: voor AAV (4) + Uitgangsvertraging opnieuw starten (8) = # + 12 [15] 0 = geen; 1 = Alarm/Alarm herstellen; 2 = Probleem/Probleem herstellen; 4 = Uitsluiten/Uitsluiten herstellen; 8 = Openen/Sluiten. Voorbeeld: om "Alarm/Alarm herstellen" en "Openen/Sluiten" te selecteren, voer 8 (1 + 8) in; om alles te selecteren, voer #15 in. OPMERKING: systeemberichten worden in het log opgeslagen als er niet-nul ingaven worden gemaakt. Kies voor elke selectie uit: [0,0,0] Part. 1 Part. 2 Com geen rapport verzonden; 1 = open/sluit alle gebruikers; 4 = alle alarmen en problemen 5 = alle alarmen/problemen en openen/sluiten voor alle gebruikers 12 = Alarmen/problemen voor alle zones ingevoerd in zonelijst 9 13 = Alarmen/problemen voor alle zones ingevoerd in zonelijst 9 en openen/sluiten voor gebruikers ∗163 Telefoonnummer pager 2 (zie veld *160 voor ingaven). | | | | | | | | | | | | | | | | | | | ∗164 Karakters pager 2 (zie veld *161 voor ingaven). | | | | | | | | | | | | | | | ∗165 Rapportageopties pager 2 | Zie veld *162 voor ingaven. [0,0,0] Part. 1 Part. 2 Part 3 Gebruik zonelijst 10 wanneer opties 12 of 13 worden gebruikt. ∗166 Pagervertragingsoptie voor alarm [3] 0 = geen, 1 = 1 minuut, 2 = 2 minuten, 3 = 3 minuten Deze vertraging geldt ook voor ALLE pagers in het systeem. De vertraging heeft geen reset voor het afgaan van nieuwe alarmen terwijl een bestaande pagervertraging in werking is. ∗173 RF rapportageopties [3] 0 = geen; 1 = RF-sabotage rapporteert tijdens het uitschakelen 2 = RF-button zendt signaal voor lege batterij 3 = RF-sabotage rapporteert tijdens het uitschakelen en RF-button verstuurt een signaal voor lege batterij –5– ∗175 Sabotageopties ∗182 Dag van overschakeling naar zomertijd [0] [0,0] (zie veld *25 voor het opheffen van 1 2 sabotageopties tijdens het inschakelen) Ingave 1: 0 = standaard sabotagebescherming 1 = detecteert sabotage van overbrugde zones 2 = detecteert sabotage in teststand 3 = detecteert sabotage in teststand van overbrugde zones Ingave 2: 0 = alle gebruikers kunnen een sabotage wissen (moet “0” zijn als in veld *25 getal 2 is gesteld op 1 of 2) 1 = alleen de installateur kan een sabotage wissen ∗176 Sireneopties Ingave 1: Ingave 2: 0 = aanzetten op zondagmorgen; 1 = aanzetten op zaterdagmorgen; 2 = aanzetten op vrijdagmorgen ∗183 Datum/tijd formaat 0 = 12-uur tijd/MMDDJJ datum 1 = 12-uur tijd/DDMMJJ datum ∗185 Onderdrukkingopties downloader ∗177 Apparaatduur 1, 2 [0,1] (gebruikt in menustand *80 apparaatsecties 5/6) Ingave 1: 0 = 15 seconden 4 = 90 seconden 8 = 4 min 1 = 30 seconden 5 = 2 min 9 = 5 min 2 = 45 seconden 6 = 2-1/2 min #+10 = 6 min 3 = 60 seconden 7 = 3 min #+11 = 7 min Ingave 2: 1 tot en met 7 voor het aantal dagen ∗178 RF-supervisie en RF-storing 1 2 ∗186 Weergaveopties ∗187 Bediendeelgeluid op trigger 1 ∗188 Sabotageopties bedieningspaneel [DT1: 0,1; DT2: 0,0] Ingave 1: [0] 0 = ongelimiteerd aantal zones overbruggen in elke partitie 1-7 = toegestane aantal overbrugde zones in elke partitie (elke afzonderlijke partitie gebruikt deze ingave) Ingave 2: (voor Touch Screen Style bedieningspanelen) [DT1: 13; DT2: 5] Kristal voor 0 60Hz 1 50Hz 2 3 4 60Hz 50Hz 60Hz 5 50Hz 6 7 8 60Hz 50Hz 60Hz 9 50Hz #+10 #+11 #+12 60Hz 50Hz 60Hz #+13 50Hz #+14 #+15 60Hz 50Hz back-up van klok back-up van klok klok klok back-up van klok back-up van klok klok klok back-up van klok back-up van klok klok klok back-up van klok back-up van klok klok klok Weergave netspanning verlies nee Klokweergave nee nee nee nee ja nee nee nee ja nee ja ja nee nee nee ja nee ja nee nee ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja [0,0] AUI 1 AU2 Het systeem ondersteunt maximaal twee touch screen style bedieningspanelen (bijvoorbeeld Symphony Advanced User Interface, en 6270 Touch Screen Keypad). Gebruik de volgende tabel om de gewenste opties te selecteren voor real-time kloksynchronisatie (50Hz, 60Hz, Crystal),netspanningsverlies display (onafhankelijk of netspanningsverlies-rapport is ingeschakeld in *62), en klokdisplay (tijd weergegeven op de onderregel van alfabedieningspanelen). X10 OPMERKING: “X10” (lichtnetcommunicatieapparaten) gebruikt de geselecteerde wisselstroomfrequentie om met het besturingselement te communiceren. Netsp. freq. Bedieningspaneel blokkeren: 0 = uitschakelen; 1 = 15 minuten blokkeren inschakelen bij sabotage Bedieningspaneel supervisie en sabotageprobleem detectie: 0 = nee, 1 = ja ∗189 AUI-apparaat 1 en 2 activeren ∗181 Netspanning- en klokweergaveopties Ingave [0] 0 = geen geluid bij trigger 1 1 = nabootsen bed.paneel 1, 5 = nabootsen bed.paneel 5, adres 16 adres 20 2 = nabootsen bed.paneel 2, 6 = nabootsen bed.paneel 6, adres 17 adres 21 3 = nabootsen bed.paneel 3, 7 = nabootsen bed.paneel 7, adres 18 adres 22 4 = nabootsen bed.paneel 4, 8 = nabootsen bed.paneel 8, adres 19 adres 23 OPMERKING: wanneer deze optie wordt gebruikt, wijs dan geen andere functies toe aan trigger 1. [0] ∗180 Limiet overbrugde zones [0,0] Ingave 1: Vergrendel het eerste alarm in het display: 0 = uitschakelen; 1 = inschakelen Ingave 2: Zet het display uit (behalve voor stroomverlies) behalve tijdens uitgangsvertraging. Schakelt uit wanneer de uitgangsvertraging verloopt of 30 seconden na het uitschakelen; 0 = uitschakelen; 1 = inschakelen #+12 = 8 min #+13 = 10 min #+14 = 12 min #+15 = 15 min 0 = basis RF-supervisie en melding RF-storing 1 = rapporteert een RF-supervisie als sabotagealarm wanneer is ingeschakeld 2= rapporteert RF-storing als sabotagealarm wanneer is ingeschakeld 3 = rapporteert RF-storing & RF-supervisie als sabotagealarm wanneer is ingeschakeld [0] 0 = geen onderdrukking 1 = onderdruk het bekijken van de gebuikercodes 2 = onderdruk commando en programma download bij systeem ingeschakeld 3 = onderdruk gebruikerscode bekijken, commando en programma download bij systeem ingeschakeld [0,0] 0 = EXTERNE SIRENE; 1 2 1 = ZELFACTIVERENDE EXTERNE SIRENE 0 = vertraging uitschakelen 1 = sirene en uitbellen met 30 seconden vertragen (indien ingangsvertraging actief is en een instantzone fout is, wordt de sirene met 30 seconden vertraagd en wordt het rapport met 30 seconden vertraagd, tenzij in veld *50 een grotere vertraging is ingesteld) 2 = indien ingeschakeld in de modus Aanwezig en er treedt een alarmgebeurtenis op, wordt de sirene-uitgang vertraagd met de ingestelde ingangsvertraging. [3] 2 = 24-uur tijd/MMDDJJ datum 3 = 24-uur tijd/DDMMJJ datum Opmerking over AUI-compatibiliteit: Voor de correcte werking van het AUI-apparaat gebruikt u AUI-apparaten met de volgende revniveaus: 6270 series gebruiken versie 1.0.9 of hoger; 8132/8142 (Symphony) series gebruiken versie 1.1.175 of hoger. Touch Screen (AUI) apparaat 1: AUI-apparaatadres moet zijn ingesteld op 1 Touch Screen (AUI) apparaat 2: AUI-apparaatadres moet zijn ingesteld op 2 Voer de thuispartitie van elke AUI in. 0 = uitgeschakeld; 1 = partitie 1; 2 = partitie 2; 3 = gemeenschappelijke partitie nee –6– BEDIENINGSPANEELOPTIES OPM.: 1. De opties van bedieningspaneel 1 (adres 16) zijn standaard ingesteld en kunnen niet worden gewijzigd. 2. Voor elk bedieningspaneel moet een uniek adres zijn toegekend. Bedieningspanelen die met hetzelfde adres zijn geprogrammeerd geven onvoorspelbare resultaten. ∗190 Bedieningspaneel 2, adres 17 Partitie: Geluid: [0] [0] 0 = bedieningspaneel uitgeschakeld; Part. Geluid 1-2 = partitienummer 0 = geen onderdrukking 1 = onderdruk inschakelen/uitschakelen en E/E tonen 2 = onderdruk alleen beltonen 3 = onderdruk inschakelen/uitschakelen, E/E en beltonen Velden *191-*196, zie veld ∗190 voor ingaven. Part. ∗191 Bedieningspaneel 3, adres 18 [0] [0] ∗192 Bedieningspaneel 4, adres 19 [0] [0] ∗193 Bedieningspaneel 5, adres 20 [0] [0] ∗194 Bedieningspaneel 6, adres 21 [0] [0] ∗195 Bedieningspaneel 7, adres 22 [0] [0] Geluid ∗197 Uitgangsvertraging tijdweergave interval [0] 0 = geen weergave; 1-5 = seconden tussen vernieuwen display ∗198 Partitienummer op display [0] 0 = nee 1 = ja (paritienummer getoond op een alfa bedieningspaneel) ∗199 ECP-weergave voor apparaatfout [0] 0 = 3-cijferige weergave (“1” + apparaatadres); voor 6148, 6164 1 = 2-cijferige vaste weergave zoals “91” voor bedieningspanelen van de 6128-serie ∗196 Bedieningspaneel 8, adres 23 [0] [0] –7– *56 WERKBLAD ZONEPROGRAMMERING [standaardwaarden worden tussen haakjes getoond] Zone Zn.type 1 2 3 4 5 6 OPMERKINGEN: Zonetype: zie kaart op de volgende pagina Basisbedradingstype (zns 1-6) 0 = EOL 1 = NC 2 = NO 3 = zoneverdubbeling 4 = dubbelgebalanceerd Invoertype: 2 = AW (zones 17-24) 3 = RF (zones 9-24) 4 = UR (zones 9-24) 5 = BR (zones 49-64) 7 = RM (zones 9-24) OPMERKING: Zones 9-14 zijn niet beschikbaar afhankelijk van het wel of niet ingeschakeld zijn van zoneverdubbeling voor zones 1-6. Reactietijd: 0 = 10msec 1 = 400msec 2 = 700msec 3 = 1.2 sec OPMERKING: Wanneer zoneverdub. is geselecteerd, geldt de reactietijd geselecteer voor de basiszone automatisch voor de bijbehorende dubbele zone. Gereserveerde zones 91 = adreseerbaar apparaatrapport insch./uitsch. Standaard zonetype = [05]. 92 = Dwangrapport insch./uitsch. [01] [04] [03] [03] [03] [03] Partitie Rapport [1] [1] [1] [1] [1] [1] Zone Zn.type Partitie Rapport 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 49 [1] 50 [1] 51 [1] 52 [1] 53 [1] 54 [1] 55 [1] 56 [1] 57 [1] 58 [1] 59 [1] 60 [1] 61 [1] 62 [1] 63 [1] 64 [1] 91 [05] n.v.t. 92 n.v.t. n.v.t. 95 [00] 96 [00] 99 [06] Basis kabeltype Reactietijd [EOL] [EOL] [EOL] [EOL] [EOL] [EOL] Invoertype [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] [BR] n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. –8– Locatie [1] [1] [1] [1] [1] [1] Lus Serienummer n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Locatie Adresseerbaar apparaatrapport Dwangrapport bedieningspaneel [1] / [∗] bedieningspaneel [3] / [#] bedieningspaneel [∗] / [#] ∗56 MENUCODE ZONEPROGRAMMEREN (druk op *56 als u in de programmeerstand bent) 0 = nee 1 = ja (er verschijnt een melding nadat het serie- en lusnummer is ingevoerd om elke zender te bevestigen) We raden aan dat het programmeren van elke zender wordt bevestigd. RF Bevestigen? 0 = Nee, 1 = Ja Enter Zn num. (00 = Stop) 17 Overzichtscherm [∗] om verder te gaan; “IN: L” = invoertype en lus; “IN: AD” = adres van kabel uitbreidingsmodule “HW: RT” = basisconfiguratie voor bedrade zones (EOL, NO, NC, zoneverdubbeling, dubbel gebalanceerd) en reactietijd Zn ZT P MC In: L 17 00 1 10 RF: 1 17 Zn Type Omtrek 03 17 Partitie 1 17 Meld code e e 1 01 2 00 10 17 BEDRADE TYPE EOL 0 02 Reactietijd 1 17 Ingang type RF-ZENDER Voer het zonenummer in dat wordt geprogrammeerd: bedrade zones 01-6 en 09-14 voor zoneverdubbeling; expansiezones 17-24; draadloze zones 09-24; RFbutton zones 49-64 91 = Meldcode voor apparaatadres (voer een meldcode in voor zone 91 om adresseerbare apparaatrapportage in te schakelen). 92 = dwangmeldcode inschakelen (voer een rapportcode in voor zone 92 om dwangmelding in te schakelen). 95, 96, 99 = noodgevalzones 00 om te stoppen; [∗] om verder te gaan. 3 Voer het gewenste zonetype in van de hieronder getoonde lijst. Wanneer u 00 invoert, verschijnt melding “Zone verwijderen?” 00 = Niet gebruikt 08 = 24-uur hulp 21 = inschakelen geheel* 01 = ingang/uitgang #1 09 = brand 22 = uitgeschakelen* 02 = ingang/uitgang #2 10 = intern vertraagd 23 = geen alarm 03 = omtrek 12 = Monitorzone 24 = stille inbraak 04 = Volgzone 14 = Gas 77 = Sleutelschakelaar 05 = dag storing/nachtalarm 16 = brand met verificatie 81 = AAV Monitorzone 06 = 24-uur stil 20 = ingeschakeld - Deel* 82 = Blockschloss sleutelschakelaar 07 = 24-uur luid 90-93 = Configureerbaar *5800 alleen button-type zenders Voer de gewenste partitie in voor deze zone 1-3 = partitie [∗] om verder te gaan Voer de meldcode in voor deze zone, bestaande uit 2 hexadecimale getallen, die om en om bestaan uit 2 numerieke getallen. Voorbeeld: voor een rapportcode van “10,” voer 01 en 00 in. Voor Contact-ID®, geldt dat voor het invoeren van elke ingave die niet nul is als het eerste getal, wordt de meldcode voor deze zone ingeschakeld. 01-09, 10 voor 0, 11 voor B, 12 voor C, 13 voor D, 14 voor E, #15 voor F 00 om uit te schakelen; [∗] om verder te gaan. Deze melding verschijnt alleen voor zonenummer 01-06. Zone 1 wordt automatisch ingesteld voor EOL-bediening. Voer het gewenste type basisbekabeling in: 0 = EOL; 1 = NC; 2 = NO; 3 = zoneverdubbeling (ZD); 4 = dubbel gebalanceerd (DB) [∗] om verder te gaan Deze melding verschijnt alleen voor basis bedradezones 01-06 (zone 02 wordt gebruikt als voorbeeld in het display). 0 = 10mSec; 1 = 400mSec; 2 = 700mSec; 3 = 1.2 seconden [∗] om verder te gaan Deze melding wordt overgeslagen voor zones 1-6 en voor zones 09-14 als zoneverdubbeling is ingeschakeld bij melding “bedrade type”. Alle RF-zenders hebben een of meerdere unieke invoerlussen (zie onderstaande lijst). Elke invoerlus heeft zijn eigen programmeerzone nodig (bijv. de vier ingaven voor 5804 vereisen vier zones). 2 = AW (extra bedrade zones) 3 = RF (RF-zender met supervisie) 4 = UR (RF-zender zonder supervisie). 5 = BR (RF-zender zonder toezicht; verstuurt defecten, en lege batterijsignalen, maar er is geen toezicht op periodieke aanmeldsignalen, en er is geen hetstelmelding nodig; de zender mag van het terrein worden verplaatst). 7 = RM (RF-bewegingsmelder met toezicht; verstuurt defecten en lege batterijsignalen, en verstuurt periodieke aanmeldsignalen; het bedieningspaneel negeert herstelsignalen van de melder maar zet een zone automatisch op "gereed" na een aantal seconden; [∗] om verder te gaan OPMERKINGEN: • Voor de ingebouwde basis bekabelingzones wordt het invoertype automatisch weergegeven als HW en kan niet worden gewijzigd. • Om het invoertype van een hiervoor geprogrammeerd draadloos apparaat te wijzigen (type RF, UR, BR, RM) aan een bekabelde zone (type AW), moet u eerst het serienummer van de zender verwijderen. –9– 17 INVOER S/N: L A022-4064 1 17 Serienummer L A022-4064 1 VRZND BEVESTIGEN * is overslaan Ingv A022-4063 1 Ontv A022-4064 1 Voor draadloze zenders, voer het serienummer en lusnummer als volgt in: 1. a. Verzend twee reeksen openen/sluiten. Wanneer u een buttonzender gebruikt, druk twee keer op de button; maar wacht ongeveer 4 seconden voordat u de button voor de tweede keer indrukt. OF b. Voer handmatig het 7-cijferig serienummer in wat staat afgedrukt op het label van de zender. Druk op [∗] om naar positie “L” te gaan en voer vervolgens het lusnummer in. Indien gewenst, druk op [C] om het eerder ingevoerde serienummer te kopiëren (gebruikt bij het programmeren van een zender met verscheidene invoerlussen). De cursor verplaatst zich naar de nummerpositie van de lus. c. Om een bestaand serienummer te verwijderen, voer in veld lusnummer 0 in. Het serienummer veranderd in nullen. Wanneer 0 foutief is ingevoerd, voer het lusnummer opnieuw in of druk op [#] en het serienummer verschijnt opnieuw in het display. 2. Druk op [∗] om verder te gaan. Het systeem controleert nu op dubbele combinaties voor serie-/lusnummers. Wanneer een serie/lusnummer niet dubbel in het systeem zit, toont het display de betreffende ingave van het serienummer en lusnummer. [∗] om verder te gaan Deze melding verschijnt alleen als u op “Ja” hebt gedrukt bij de eerste melding in deze sectie. Het systeem gaat naar de bevestigingsstand waarmee de werking van de geprogrammeerde invoer kan worden bevestigd. Activeer de melder of button die met deze zone overeenkomt. [∗] om verder te gaan Wanneer het verzonden serie-/lusnummer niet overeenkomt met het ingevoerde serienummer, toont het display de ingevoerde en ontvangen serie-/lusnummers. Indien dit zo is, activeer de lusinvoer of button op de zender opnieuw. Wanneer er geen overeenkomst is, druk twee maal op [#] en voer (of verzend) het correcte serienummer in. [∗] om verder te gaan Zn ZT P RC In: L 17 03 10 RF: 1s Als het verzonden serienummer overeenkomt met het ingevoerde serienummer, klinkt er 3 keer een piep van het bedieningspaneel en het overzicht wordt weergegeven en daarmee de programmering van de betreffende zone. “S” betekent dat er een serienummer is ingevoerd van een zender. [∗] om de zone-informatie te accepteren en verder te gaan. ALPHA PROGR? 0 = NEE; 1 = JA 0 Wanneer u nu omschrijvingen wilt programmeren voor zones, voer 1 (Ja) in en zie sectie *82 Omschrijving programmeren voor procedures. Om omschrijvingen later te programmeren, voer 0 (nee) in. [∗] om verder te gaan E N TE R Z N N U M . (00 = STOP) 11 Wanneer u 0 (Nee) hebt ingevoerd bij de melding voor Alfa programmeren, stuurt het systeem melding VOER ZONENUMMER IN terug voor de volgende zone. Als alle zones zijn geprogrammeerd, voer 00 in om af te sluiten. ∗58 Procedures programmeerstand voor experts (druk ∗58 als u in stand data programmeren bent) RF Bevestigen? 0 = Nee, 1 = Ja Zn ZT P RC HW: RT 01 09 1 10 EL 1 Zn ZT P RC IN: L 10 – – – : – Zn ZT P RC IN: L 10 00 1 10 RF 1 0 = nee 1 = ja (er verschijnt een melding nadat het serie- en lusnummer is ingevoerd om elke zender te bevestigen) We raden aan dat het programmeren van elke zender wordt bevestigd. Er wordt een overzicht weergegeven van alle 1-en die op dit moment zijn geprogrammeerd. Voer het zonenummer in dat wordt geprogrammeerd, druk vervolgens op [∗]. In dit voorbeeld wordt zone 10 ingevoerd. 01-06, 09-24 en 49-64 = zonenummer [D] = voor het toekennen van sjablonen voor het programmeren van draadloze toegang (zie sectie Sjablonen voor draadloze toegang in i/i) kunt u kiezen uit een aantal vooraf ingestelde sjablonen voor het eenvoudig programmeren van een zone met draadloze toegang. 00 = afsluiten (wanneer alle zones zijn geprogrammeerd, voert u 00 in om af te sluiten) [∗] om verder te gaan Er wordt een overzicht weergegeven met de programmering van de geselecteerde zone. Om de zone-informatie te programmeren, ga als volgt te werk: Voer achtereenvolgens Zonetype (ZT; zie zonetype kaart zoals getoond in melding *56 menustand "Zonetype"), partitie (P), rapportcode (RC) en invoer apparaattype (IN)* in (lusnummer (L) wordt bij de volgende melding ingevoerd). OPMERKING: In de stand Expert kunnen de hexadecimale rapportcodes A tot en met F niet worden ingevoerd. De hexadecimale rapportcodes A tot en met F kunt u alleen invoeren met de Procedure voor zoneprogrammeren. • Gebruik de toetsen [A] (Verder) en [B] (Terug) op het bedieningspaneel om de cursor binnen het scherm te verplaatsen. • Gebruik toets [C] om de attributen van de vorige zone te kopiëren. * Als HW (basisbekabeling) of AW (Hulp) voor het type invoerapparaat is ingevoerd, zal het display gelijk zijn aan de getoonde melding, behalve wanneer HW of AW onder “IN” staat. Druk op [∗] om de instelling op te slaan en verder te gaan. Indien noodzakelijk, druk op [#] voor een back-up zonder op te slaan. Voor draadloze apparaten (invoertype RF, UR, BR, RM), ga verder naar de melding voor het serie-/lusnummer. Voor apparaten met bekabeling, ga terug naar de melding van het eerste overzichtscherm om de volgende zone te programmeren. – 10 – Voer handmatig het serienummer in (te vinden op het label van de zender), door de getallen in te voeren op de posities met "X". Gebruik indien nodig [A] (verder) of [B] (terug). OF Verzend twee reeksen openen/sluiten. Wanneer u een buttonzender gebruikt, druk twee keer op de button; maar wacht ongeveer 4 seconden voordat u de button voor de tweede keer indrukt. Gebruik toets [C] om het serienummer van de vorige zone te kopiëren. Druk op [∗] om verder te gaan met het lusnummer en voer deze vervolgens in. 10 INVOER S/N: L AX X X - X X X – Zn ZT P RC In L 10 03 1 10 RF: 1s Druk op [∗] om het bestaande serie- en lusnummer te accepteren en ga verder naar de melding “Bevestigen” zoals hierboven beschreven in menu *56. Indien noodzakelijk, druk op [#] voor het opnieuw inleren van het serienummer. Als het verzonden serienummer overeenkomt met het ingevoerde serienummer, klinkt er 3 keer een geluidssignaal vanaf het bedieningspaneel en het overzicht wordt weergegeven van de geprogrammeerde informatie voor de betreffende zone. Druk op [∗] om de volgende zone te programmeren. Zie de paragraaf over melding “Overzichtscherm" op de vorige pagina. Sjablonen voor het programmeren van draadloze handzenders (druk op [D] in menu *58 overzichtscherm) Met deze procedure programmeert u draadloze toegang, maar de toegang wordt niet actief totdat deze is toegewezen aan een gebruikersnummer (zie sectie Systeembediening, toekennen van commandoattributen in de installatie-instructies). SJABLOON? 1–6 1 Voer het gewenste sjabloonnummer 1-3 in (zie onderstaande kaart, sjablonen 4-6 worden niet gebruikt voor VISTA-48B). Druk op [#] als u wilt terugkeren naar menu *58 overzichtscherm. Indien noodzakelijk, druk op [#] voor een back-up van het sjabloonnummer of om deze opnieuw in te voeren. Druk op [∗] om verder te gaan naar de weergave van het sjabloon. L 01 02 03 04 T 23 22 21 23 Wanneer [∗] is ingedrukt, wordt het geselecteerde sjabloon weergegeven. De bovenste regel toont de lusnummers, de onderste regel toont het zonetype wat voor elke lus is toegekend. Druk op [∗] om de sjabloon vast te leggen en verder te gaan. PARTITIE Voer de partitie in waarvoor de toegang actief is. 1 = partitie 1; 2 = partitie 2; 3 = partitie 3 (of partitie voor gemeenschappelijke ruimte) Druk op [∗] om verder te gaan. 1 Enter Start Zone 00 = Stop Serienummer AXXX-XXXX 36 – VRZND VR BEVESTIGING * is overslaan Het systeem zoekt naar het hoogst beschikbare achtereenvolgende 4-zonegroep (de vier zones ingeval van 5804) en tonen het laagste zonenummer van de groep. Als u een andere zone wilt starten, voer de gewenste zone in en druk op [∗]. Als het zonenummer is weergegeven, heeft het systeem het benodigde aantal achtereenvolgende zones beschikbaar wat begint met het zonenummer dat u hebt ingevoerd. Zo niet, zal het systeem opnieuw een zone weergeven die kan worden gebruikt. Als het benodigde aantal opeenvolgende zones niet beschikbaar is, zal het systeem “00“ weergeven. Druk op [∗] om te accepteren en verder te gaan. Voer handmatig het serienummer in wat op het label is afgedrukt voor de draadloze toegang of druk op de button om het serienummer te verzenden. Druk op [∗] om het serienummer te accepteren. Het systeem voert een controle uit op dubbele gegevens. Indien nodig, druk op [#] voor een back-up zonder op te slaan en om het serienummer opnieuw in te voeren. Gebruik toets [A] om verder te gaan binnen het scherm en toets [B] om terug te gaan. Indien u “Ja” hebt ingevoerd bij melding INSTELLEN OM TE BEVESTIGEN? (eerste melding na de ingave in menu ∗58 Expert programmeren), zal de weergave aan de linkerkant verdwijnen. Bevestig serie- en lusnummers door het activeren van de draadloze toegang. Zie verder de melding “Bevestigen” zoals hierboven beschreven in menu *56, voor meer informatie over het bevestigen van het serienummer. Als het verzonden serienummer overeenkomt met het ingevoerde serienummer, klinkt er 3 keer een geluidssignaal vanaf het bedieningspaneel en u keert terug naar de melding START ZONENUMMER IN voor het invoeren van de startzone voor de volgende draadloze toegang. BELANGRIJK: Als de bevestiging is weergegeven, is de toegang nog niet actief tot deze is toegewezen aan een gebruikersnummer (gebruik commando attributen toekennen, attribuut “4”). Zie sectie Systeembediening in de installatie-instructies. [∗] om bevestigen over te slaan. – 11 – Voor gedefinieerde standaardsjablonen voor draadloze toegang 5804 5804BD/5804BDV Lus Functie Zonetype SJABLOON 1 SJABLOON 2 SJABLOON 3 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 Geen reactie Uitschakelen Inschakelen weg Geen reactie Geen reactie Uitschakelen Inschakelen weg Inschakelen deel 24-uur hoorbaar Uitschakelen Inschakelen weg Inschakelen deel 23 22 21 23 23 22 21 20 7 22 21 20 Lus SJABLOON 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 SJABLOON 5 SJABLOON 6 Functie Zonetype Geen reactie Geen reactie Inschakelen weg Uitschakelen Geen reactie Inschakelen deel Inschakelen weg Uitschakelen 24-uur hoorbaar Inschakelen deel Inschakelen weg Uitschakelen 23 23 21 22 23 20 21 22 7 20 21 22 LOOP 3 Identificatie invoerlus zenders 5800-serie Alle zenders zoals hieronder getoond hebben een of meerdere unieke invoer-ID-codes door de fabrikant toegekend. Elke invoer heeft een eigen programmeerzone nodig (bijv. de 4 input’s van 5804 hebben vier programmeerzones nodig). LOOP 4 YOU MUST ENROLL THIS BUTTON LOOP 1 5802H ENROLL AS "UR" OR "RF" ON O FF LOOP 2 (REED) LOOP 2 LOOP 3 (TERMINALS) LOOP 1 5804H ENROLL AS "BR" 5814H ENROLL AS "RF" LOOP 1 (INTERNAL SHOCK SENSOR 5819SH ENROLL AS "RF" LOOP 2 (REED) Opmerking: Voor informatie over nietgetoonde zenders, zie de instructies behorende bij de zender voor details over de lusnummers, etc. LOOP 1 (TERMINALS) 5808H ENROLL AS "RF" LOOP 1 (Green) (Red) (Yellow) ALTERNATE POSITION FOR LOOP 2 5816H ENROLL AS "RF" 5852H (GBD) ENROLL AS "RF" 5888H ENROLL AS "RF" OR "RM" VISTA48B-001-V0 LOOP 1 Tabel met apparaatadressen Adres Melding† Apparaat 00 03 017-23 100 103 117-123 08 16 17 18 19 20 21 22 23 28 Geprog. door … RF-ontvanger *56 zoneprogrammering: ingave type invoerapparaat; Alternatieve communicatiemedia (ACM) automatisch als ECP contact-ID uitvoer voor ACM-veld *29 is ingeschakeld Telecommando spraakmodule identiek als bedieningspaneel inschakelen; zie hieronder Zoneuitbreiding (4219/4229)/6164: *56 zoneprogrammering: ingave type invoerapparaat, gevolgd door: 108 4219/4229 zones 17 - 24 / 6164 zone 17-20 • automatisch als zonenr. 17-24 is ingevoerd als AW-type of relais toegekend aan Relaismod. (4204)/6164 bed.paneel met relais: *79 uitvoerapparaat programmeren: melding apparaatadres: Bedieningspanelen: Gegevensveld programmeren zoals hieronder aangegeven: n.v.t bedieningspaneel 1 • altijd ingeschakeld voor partitie 1, alle geluiden ingeschakeld. n.v.t bedieningspaneel 2 • gegevensveld *190 n.v.t bedieningspaneel 3 • gegevensveld *191 n.v.t bedieningspaneel 4 • gegevensveld *192 n.v.t bedieningspaneel 5 • gegevensveld *193 n.v.t bedieningspaneel 6 • gegevensveld *194 n.v.t bedieningspaneel 7 • gegevensveld *195 n.v.t bedieningspaneel 8 • gegevensveld *196 n.v.t 5800TM module automatisch † Adresseerbare apparaten zijn tijdens het rapporteren te herkennen aan “1” plus het apparaatadres. Voer de rapportcode in voor zone 91 voor het inschakelen van het rapporteren van adresseerbare apparaten (standaard = rapport ingeschakeld). Zie veld *199 voor adresseerbare apparaten (ECP) met 3-cijferige/2-cijferige identificatieopties op het display van het bedieningspaneel. *57 FUNCTIETOETS PROGRAMMEREN Optie Functie P1 A P2 Com P1 B P2 Com P1 C P2 Com 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 00 P1 D P2 Com Opmerkingen Personenoproep Tijdweergave Inschakelen WEG Inschakelen BLIJVEN Inschakelen Nacht Stap inschakelen Apparaat activeren Apparaat: Comm. Test Macrotoets 1 Ken elke macrotoets toe aan slechts een partitie. † Macrotoets 2 Ken elke macrotoets toe aan slechts een partitie. † Noodsituatietoetsen: zone 95 zone 99 zone 96 Pers. oproep Pers. noodgeval n.v.t Stil alarm n.v.t Hoorbaar alarm n.v.t Brand n.v.t Noodsituatietoetsen: A = toetsenparen [1] / [∗] (zone 95); B = toetsenparen [∗] / [#] (zone 99); C = toetsenparen [3] / (zone 96) † Er zijn slechts twee macro's voor het gehele systeem. – 12 – Partitie 1 Functie toets “A” Zone 95 00 A 1 OFF 2 AWAY 3 STAY B 4 MAX 5 TEST 6 BYPASS C 7 INSTANT 8 CODE 9 CHECK D * READY 0 # keypad_keys-00-001-V0 Start programmeren van functietoets door op ∗57 te drukken als u in stand data programmeren bent. Druk de gewenste functietoets in, A-D. Druk toets OPMERKING: Een toets die als functietoets is geprogrammeerd, is niet langer beschikbaar voor gebruik als macrotoets voor een 0 = Verlaten 0 eindgebruiker of paniektoets. [∗] om verder te gaan 1 = functietoets is actief in partitie 1 2 = functietoets is actief in partitie 2 3 = functietoets is actief in partitie 3 [∗] om verder te gaan Voer de gewenste functie in voor deze toets: 00 = Voor de geselecteerde functietoets, zal deze functie als volgt zijn (standaardinstelling): Als A is geselecteerd = zone 95 (noodsituatietoets gelijk als toetsenpaar [1] [∗]) Als B is geselecteerd = zone 99 (noodsituatietoets gelijk als toetsenpaar [∗] [#]) Als C is geselecteerd = zone 96 (noodsituatietoets gelijk als toetsenpaar [3] [#]) Als D is geselecteerd = persoonoproep met een enkele knop 01 = persoonoproep met een enkele knop (verstuurd bericht 999-9999 naar een pager) 02 = tijd weergeven 03 = inschakelen WEG (meld inschakeling als gebruiker 00 ) 04 = inschakelen BLIJVEN (meld inschakeling als gebruiker 00 ) 05 = inschakelen DEEL (geeft een rapport als gebruiker 00 wanneer het sluiten van rapporten is ingeschakeld) 06 = Stapsgewijs inschakelen (schakelt eerst DEEL in Nacht in, en dan GEHEEL IN) 07 = Commando voor uitgang (voor apparaat geprogrammeerd als systeembediening type 66 in menu *80) 08 = Communicatietest (verstuurt contact-ID code 601) 09 -10= Respectievelijk macrotoets 1-2 (gedefinieerd door commando [#] [6] [6]) [∗] om verder te gaan; u gaat terug naar de melding toetsnummer waarbij de letter van de volgende functietoets wordt weergegeven. – 13 – WERKBLAD VAN OUTPUTRELAIS/X10 APPARATEN VOOR ∗79, ∗80 en ∗81. Voor apparaten die met een bedieningspaneel worden geactiveerd, gebruik menu *79 om een systeemuitvoernummer toe te kennen en combineer deze met het overeenstemmende apparaat. Voor automatische activatie, gebruik menu *79 zoals hierboven getoond en gebruik menu *80 om de staat van het systeem te bepalen voor het activeren/deactiveren van apparaten. ∗79 TOEKENNEN VAN RELAIS/KABEL DRAAGAPPARAAT (Moet geprogrammeerd zijn voordat *80 wordt gebruikt) OUTPUTTYPE Relais X10 Uitg Module Pos Nr. Omschrijving nummer Adr. (1-4) Omschrijving 01 Nr. 17 OUTPUTTYPE Relais X10 Module Pos Nr. Omschrijving Adr. Omschrijving (1-4) Trigger 1 on board Positieve/ 02 18 Trigger 2 on board 03 04 Het activeren/deactiveren van apparaten in de normale bedieningstand: negatieve trigger Positieve/ negatieve trigger Code + # + 7 + NN start apparaat NN. Code + # +8 + NN stopt apparaat NN. Start toekennen uitvoerapparaat door op *79 te drukken in stand data programmeren bent. Voer een logisch (of referentie) relaisnummer in zoals door het systeem wordt gebruikt Enter Uitgang nr 01-04 = relais/X-10 00 = Stop xx 17-18 = trigger aan boord (kan worden geprogrammeerd voor omgekeerde uitvoer; zie volgende melding) [∗] om verder te gaan 17 Inverteren? 0 = Nee, 1 = Ja XX Uitgang Type Verwijder? 0 0 Deze melding verschijnt alleen voor triggers 17 en 18. 0 = nee (standaardinstelling); stelt het niveau van de trigger in op hoog 1 = ja; stelt de trigger van de uitvoer in op laag (kan worden gebruikt voor het opnieuw instellen van de rookmelder met 4 kabeldraden door het aansluiten van een stuurdraad naar de negatieve stroomklem van de rookmelder. Selecteer 1 bij deze melding en stel in als zonetype 54, opnieuw instellen van de brandzone in menu *80). [∗] om terug te keren naar melding Uitvoernummer Selecteer of dit een relais is of een kabel draagapparaat (X-10). 0 = verwijder dit uitvoernummer 1 = relais op 4204/4229-module, 6164 bedieningspaneel (ga naar melding “B”) 2 = X10 (ga naar melding “A”) [∗] om verder te gaan “A” XX UNITNR. yy Voer de unitcode van het apparaat in (ingesteld op het apparaat) 01-04 = voorgedefinieerd adres [∗] om terug te keren naar melding Uitvoernummer “B” XX Module Addr. 07-15 XX Relais Positie 1-4 yy Voer het voor gedefinieerde moduleadres in (stel de instelschakelaars van de module in op het geselecteerde adres of het adres van 6164) 07-15 = voorgedefinieerd adres (zie tabel met apparaatadressen) om verder te gaan [∗] om verder te gaan zz Voer het werkelijke (of fysieke) relaisnummer in voor de relaismodule waar deze zich bevindt. Voor de modules van 4204 zijn de relaisnummers 1-4. Voor de modules van 4229 zijn de relaisnummers 1-2. Voor bedieningspaneel 6164 is het relaisnummer 1. 1-4 = relaispositie [∗] om terug te keren naar melding Uitvoernummer voor het programmeren van het volgende apparaat – 14 – ✱80 UITVOERDEFINITIES OPMERKINGEN: 1. Voor relaisapparaten 4229, 4204 en 6164 die zijn geprogrammeerd in stand *79, *80 en *81. 2. Voor kabel draagapparaten (plcd) moet veld 27 worden geprogrammeerd met een huiscode. 3. Sabotageschakelaars van de expansie-eenheden kunnen niet worden gebruikt voor de bediening van apparaten. Zonetypes: 00 = Niet gebruikt 08 = 24-uur hulp 01 = ingang/uitgang #1 09 = brand 02 = ingang/uitgang #2 10 = intern vertraagd 03 = omtrek 12 = Monitorzone 04 = Volgzone 14 = Gas 05 = dag storing/nachtalarm 16 = brand met verificatie 06 = 24-uur stil 20 = ingeschakeld - Deel* 07 = 24-uur luid Voor systeembediening bestaat de keuze uit: 20 = ingeschakeld - Deel 38 = Bel 21 = inschakelen - WEG 39 = Willekeurig brandalarm 22 = Uitschakelingcode (Code + UIT) 40 = Uitsluiten 31 = Einde uitgangstijd 41 = ** Defect stroomtoevoer 32 = Start van ingangstijd 42 = 88 Systeembatterij leeg 33 = Willekeurig inbraakalarm 43 = Communicatiefout 36 = **Bij sireneonderbreking*** 52 = bevestiging ontvangst 54 = Reset brandzone 21 = inschakelen geheel* 22 = uitschakelen* 23 = geen alarm 24 = stille inbraak 77 = Sleutelschakelaar 81 = AAV Monitorzone 82 = Blockschloss sleutelschakelaar 90-93 = Configureerbaar *5800 alleen button-type zenders ** Gebruik 0 (willekeurig) voor invoer part.nr (P). 58 = Dwang *** of bij Uitschakelen. 60 = AAV trigger 66 = Functietoets (gebruik menu *57 om een functietoets toe te kennen, functie “07,”) 67 = Defect aan sirene 68 = Telefoonlijnfout 78 = rood lampje sleutelschakelaar (apparaatactie niet gebruikt voor deze optie) 79 = groen lampje sleutelschakelaar (apparaatactie niet gebruikt voor deze optie) 80 = willekeurige sabotageschakelaar in het systeem WERKBLAD UITVOERDEFINITIES Uitg Functie nummer (1-12) Activatietype en detail Geactiveerd Zonelijst Zonetype Zonenr. (ZN) (ZL) (ZT) door 0 = wissen 1-12 = lijst (Zie tabel) 00 = geen 01-06, 091 = zn-lijst 24, 49-64 2 = zn-type 3 = zn-nr. Partitie nummer (P) Gebeurtenis (voor zonelijst/geactiveerd door) Door zonenr. Door zonelijst (bij gebruik ZT-trig) 0 = herstellen 0 = willekeurig 1 = alarm 1 = partitie 1 2 = defect 2 = partitie 2 3 = probleem 3 = gemeenschappelijk 0 = herstellen 1 = alarm 2 = defect 3 = probleem 4 = normaal uit Actie 0 = uit 1 = puls 2s 2 = gesloten blijven 3 = puls 4 = Toggle 5 = duur 1†† 6 = duur 2†† Nummer Apparaat 1-18= app R = relais T = trigger X = X10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 †† Duur is ingesteld in programmeerveld *177. Duur 1 (actie 5) is vanaf 15 seconden tot 15 minuten. Duur 2 (actie 6) is van 1 dag tot 7 dagen. Start toekennen uitvoerapparaat door op ∗80 te drukken in stand Data programmeren. Voer het uitvoernummer in dat moet worden gedefinieerd. Uitgang funct # # 01-12 = Uitvoer functienummer (00 = Stop) 01 [∗] om verder te gaan 00 = afsluiten 01 A G P Trig ?00 0 0 – ZL=1 01 Geactiveerd: Zonelijst Het scherm toont een overzicht van de huidige uitvoerprogrammering A = Uitvoeractie; G = gebeurtenis sturen; P = partitie; Trig = type trigger Een vraagteken geeft aan dat het getoonde apparaat nog niet is toegekend. Gebruik menu *79 voor het toekennen van het apparaat. [∗] om verder te gaan Selecteer waar de aanvang van de gebeurtenis van deze apparaatdefinitie moet gebeuren. 0 = verwijderen (verwijdert de uitvoerfunctie en voorgaande programmering) Verwijderen? 0 = NEE, 1 = JA Om deze uitvoerdefinitie te verwijderen, druk op 1. Als u deze uitvoer niet wilt verwijderen, druk op 0. 1 = zonelijst (ga naar melding “A”) 2 = zonetype(ga naar melding “B”) 3 = zonenummer (ga naar melding “C”) [∗] om verder te gaan – 15 – “A” 01 Zn lijst 1 Als zonelijst was geselecteerd, verschijnt het volgende scherm. Anders gaat u verder naar de volgende rij. Voer het gewenste zonelijstnummer in wat bij dit uitvoernummer behoort. 01-12 = zonelijst (zonelijsten 09-10 niet gebruiken voor uitvoerdefinities als ze worden gebruikt voor personenoproepen) Voer de gebeurtenis van de zonelijst in wat deze uitvoer activeert: Enter gebeurtenis Alarm 1 0 = herstellen; 1 = alarm; 2 = open; 3 = Sabotage [∗] om verder te gaan OPMERKING: Voor alarm, defect en probleem zal een gebeurtenis in een WILLEKEURIGE zone de uitvoer activeren, maar ALLE zones in de lijst moeten zijn hersteld voordat de uitvoer kan worden hersteld. Druk op [∗] om verder te gaan en ga door naar melding “Uitvoeractie.” “B” 01 Voer zonetype in Omtrek 03 Als zonetype was geselecteerd, verschijnt het volgende scherm. Anders gaat u verder naar de volgende rij. Voer het gewenste zonetype in voor dit uitvoernummer. Zie lijst voor werkblad *80 voor zonetypes. Voer de partitie in waarvoor dit zonetype zal plaatsvinden. 01 Partitie Willekeurige partitie 0 0 = willekeurige partitie; 1 = partitie 1; 2 = partitie 2; 3 = partitie 3 Druk op [∗] om verder te gaan en ga door naar melding “Uitvoeractie.” “C” 01 Voer zonenr. in 12 Als het zonenummer is geselecteerd, verschijnt het volgende scherm. Voer het gewenste zonenummer in wat bij dit uitvoernummer behoort. Druk op [∗] om verder te gaan. Voer de gebeurteniszone in wat deze uitvoer activeert 01 Voer gebeurtenis in Herstellen 0 0 = herstellen; 1 = alarm 2 = defect; 3 = probleem Druk op [∗] om verder te gaan naar de melding “Uitvoeractie” 01 Uitgang actie 2 sec. sluiten 1 Enter Uitgang nr R02 02 02 A G P TRIG R02 1 1 3 ZL=1 Voer de gewenste apparaatactie in zoals hieronder vermeld. 0 = uit 4 = Wijzig apparaatstatus 1 = Puls 2 seconden 5 = duur 1 (zie gegevensveld *177 ingave 1, van 15 sec. tot 15 minuten) 2 = Sluiten en gesloten blijven 6 = duur 2 (zie gegevensveld *177 ingave 2, van 1 tot 7 dagen) 3 = Puls 1 sec. AAN, 1 sec. UIT Druk op [∗] om verder te gaan. Voer het gewenste uitvoernummer in (geprogrammeerd in menu *79) wat bij deze uitvoer behoort. 01-04 = Uitvoernummer 17-18 = trigger aan boord Druk op [∗] om verder te gaan. Er verschijnt een overzichtscherm met de geprogrammeerde instellingen. Druk op [∗] om terug te keren naar de melding uitvoer functienummer. – 16 – ✱81 ZONELIJSTEN Lijstnr. 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 Gebruikt voor … Bevat deze zones... Algemene doeleinden (AD) Algemene doeleinden Bel per zone of GP Gekoppelde zones Zones nachtelijk verblijf of GP Algemene doeleinden Algemene doeleinden Instelzones laatste contact of GP Zones voor activatie van pager 1 Zones voor activatie van pager 2 Algemene doeleinden Uitgangzones (*88) of GP OPMERKINGEN: • Elke lijst kan willekeurige of alle zonenummers van het systeem bevatten. • Een zonelijst kan aan meer dan een uitvoerrelais worden toegekend. • Wanneer u zonelijst 4 voor gekoppelde zones maakt, voeg dan alleen zones toe die aan zonetype 3, 4 of 5 zijn toegekend. Voeg geen zones in die een vertraging hebben (ingang-/uitgangzones, binnen met vertraging) of 24-uur zones, aangezien ze voor een onvoorspelbare werking kunnen zorgen en mogelijk niet functioneren zoals was bedoeld. Start programmeerstand voor zonelijst door op ∗81 te drukken in stand data programmeren. Enter Zn lijst (00 = Stop) 01 01 Enter Zn num. (00 = Stop) 00 Voer het te programmeren zonelijstnummer in (of 00 om deze ingaven te beëindigen). 01-12 = zonelijstnummer [∗] om verder te gaan Voer elk zonenummer in dat aan de zonelijst moet worden toegevoegd. 01-06, 09-24, 49-64 = zonenummers gevolgd door [∗] om elke zone te accepteren 00 om verder te gaan BELANGRIJK: Voer geen brandzones in de zonelijsten in die worden gebruikt voor acties om het apparaat te STOPPEN. 01 Verw. Zn lijst? 0 = NEE 1 = JA 0 0 = de lijst niet verwijderen, de huidige zonelijst blijft opgeslagen 1 = deze zonelijst verwijderen; alle zones in de zonelijst worden automatisch verwijderd en het systeem gaat terug naar de melding Zonelijstnummer. [∗] om verder te gaan 01 Verw. Zone? 0 = NEE 1 = JA 0 = zones niet verwijderen; sla de zonelijst op en keer terug naar de melding Zonelijstnummer. 1 = ga naar de volgende melding om zones te verwijderen [∗] om verder te gaan 0 01 verwijderen? (00 = Stop) 00 Voer elk zonenummer in die van de lijst moet worden verwijderd 01-06, 09-24, 49-64 = zones die moeten worden verwijderd van de lijst, gevolgd door [∗] om elke zone te accepteren Als u klaar bent, druk op 00 om terug te keren naar de melding Zonelijstnummer. – 17 – *82 DESCRIPTOR PROGRAMMEREN Start programmeren van de zoneomschrijving door op *82 te drukken als u in menustand data programmeren bent. O m s c h r i j vi n g . ? 0 = nee 1 = Ja00 De melding “Alfa program.?” verschijnt. 1 = programmazoneomschrijving of partitieomschrijving 0 = verlaten [∗] om verder te gaan Kies.ZN.=0 Part =1 Met deze melding selecteert u of u zoneomschrijvingen of partitieomschrijvingen invoert. 0 = creëer zonedescriptors (zie melding Zonenr.? hieronder) 1 = creëer partitieomschrijvingen [∗] om verder te gaan Wanneer u “1” hebt geselecteerd verschijnt de volgende melding: Voer een tweecijferig partitieomschrijving (11-13) in die wordt geprogrammeerd en druk vervolgens op [∗]. PART 00 11 = Omschrijving part 1; 12 = Omschrijving part 2; 13 = Omschrijving part 3 Voer de descriptor in zoals beschreven in stappen 1-3 in onderstaande sectie zonenummer. Zonenr.? 00 Voer het zonenummer in voor de descriptor die u aan het programmeren bent. Druk op [∗] om verder te gaan. Er verschijnt een cursor aan het begin van de tweede regel. Speciale toetsen: [6] = accepteer karakter en plaats de cursor in de volgende positie naar rechts [4] = verplaats de cursor naar links [8] = Sla descriptor op 1. Zie de Karakterkaart hieronder. Druk op [#], gevolgd door een 3 cijferige ingave voor de eerste letter die u wilt tonen (bijv. #065 voor “A”). Druk op [6] om de cursor naar rechts te verplaatsen, in de positie voor het volgende karakter. 2. Herhaal stap 1 voor het invoeren van de karakters totdat de gewenste descriptor is ingevoerd. U kunt toets [4] gebruiken om, indien nodig, de cursor naar links te plaatsen. Omschrijvingen kunnen maximaal 16 karakters hebben. 3. Wanneer u klaar bent, druk op [8] om de descriptor op te slaan en terug te keren naar de melding “Zonenr.?” Om een descriptor in te voeren voor de volgende zone, 4. Voer het zonenummer in voor de volgende omschrijving, druk op [∗] en herhaal stappen 1-3. Om een omschrijving te vervangen, kunt u deze eenvoudigweg overschrijven. Om af te sluiten, voer zonenummer “00” in. KARAKTERKAART (ASCII) (Voor het creëren van Zone-/Partitiedescriptors) 032 (spatie) 033 = ! 034 = " 035 = # 036 = $ 037 = % 038 = & 039 = ' 040 = ( 041 = ) 042 = * 043 = + 044 = 045 = 046 = 047 = 048 = 049 = 050 = 051 = 052 = 053 = 054 = 055 = , – . / 0 1 2 3 4 5 6 7 056 = 057 = 058 = 059 = 060 = 061 = 062 = 063 = 064 = 065 = 066 = 067 = 8 9 : ; < = > ? @ A B C 068 = 069 = 070 = 071 = 072 = 073 = 074 = 075 = 076 = 077 = 078 = 079 = D E F G H I J K L M N O 080 = 081 = 082 = 083 = 084 = 085 = 086 = 087 = 088 = 089 = 090 = 091 = P Q R S T U V W X Y Z [ – 18 – 092 = 093 = 094 = 095 = 096 = 097 = 098 = 099 = 100 = 101 = 102 = 103 = ¥ ] ^ _ ` a b c d e f g 104 = 105 = 106 = 107 = 108 = 109 = 110 = 111 = 112 = 113 = 114 = 115 = h i j k l m n o p q r s 116 = 117 = 118 = 119 = 120 = 121 = 122 = 123 = 124 = 125 = 126 = 127 = t u v w x y z { | } → ← 148 = 149 = 150 = 151 = 153 = 154 = 158 = 159 = 226 = ö ä Æ ø ö ỏ Ä Å β *83 PROGRAMMEREN CONFIGUREERBARE ZONETYPE WERKBLAD CONFIGUREERBARE ZONETYPE Optie Zoneattributen Uitsluitopties Reactie op kortsluiting Reactie op open Vent. zone Zonebewerking Geluid na een probleem Geluid na een alarm Belvertraging Weergaveopties Code contact-ID ZT 90 ZT 91 ZT 92 ZT 93 Selectieopties Zoneattributen 0 = geen 1 = alleen uitgangvertr. 2 = ingang/uitgang 1 2 = ingang/uitgang 1 4 = volgt ingang/uitgang 5 = heeft verificatie† 6 = terugstelbaar Uitsluitopties 0 = niet uit te sluiten 1 = autom. overbruggen als stand BLIJVEN is ingeschakeld Reactie op kortsl./Open 0=geen 2=probleem 1=alarm 3=defect Vent. zone 0=nee, 1=ja Zonebewerking 0=geen 1= zonetype heeft een automatisch herstel 1= zonetype gebruikt tijdvertraging Overig Defect en automatisch herstel Fout vertragingstijd en automatisch herstel Geluid na een probleem 0=geen 1=1 geluidssignaal per minuut 2=normale snelklinkende tonen Geluid na een alarm 0=geen 1= alleen geluid van bedieningspaneel 2= constant geluid van de sirene 3= pulssirene (tijdelijk) Belvertraging 0=nee, 1=ja Weergaveopties 0= geen display 1= alleen display 2 = alleen bel 3 = bel & disp. Code contact-ID 000-999 Start programmeerstand voor configureerbare zone door op ∗83 te drukken in stand data programmeren. Voer het configureerbare zonetype in dat wordt geprogrammeerd. Enter Zn type 90-93 (00 = Stop) 90 [∗] om verder te gaan 90 Zn attributen 0 Voer de gewenste zoneattributen in. 0 = geen 1 = alleen uitgangvertr. 2 = ingang/uitgang 1 3 = ingang/uitgang 2 4 = volgt ingang/uitgang 5 = heeft verificatie (spanning wordt gereset bij gebeurtenis en wanneer code + UIT om te wissen omstandigheid. Als de omstandigheid voortduurt, wordt de zone geactiveerd) 6 = Opnieuw instelbaar (na Code + UIT) [∗] om verder te gaan 90 Overbrug optie 0 Selecteer het type reactie als de zones voor dit zonetype sluiting hebben als het systeem is ingeschakeld. 0=geen 2=probleem OPMERKING: • Voor dubbelgebalanceerde zones moet de ingave hier 0 zijn. 1=alarm 3=defect • Voor zoneverdubbelde zones moeten beide zones van het verdubbelde paar worden toegekend aan hetzelfde [∗] om verder te gaan reactiepunt voor een kortsluiting. 90 Antwoord op In. 0 Uit. Selecteer het type reactie als de toegekende zones voor dit zonetype open is wanneer het systeem is ingeschakeld. 0 = geen 2 = probleem 1 = alarm 3 = defect [∗] om verder te gaan 90 Antwoord open In. 0 Uit. Indien geselecteerd, kan het systeem worden ingeschakeld zelfs als de zones die voor deze zonetype zijn toegekend defect zijn. OPMERKING: Na het inschakelen worden defecten op deze zones genegeerd totdat de zone is hersteld. 0=nee; 1=ja; [∗] om verder te gaan. 90 Vent.zone 0 = NEE 1 = JA 90 Alm/Probl. Proc 0 Selecteer de gewenste acties voor de zones toegekend aan dit zonetype. 0 = geen; 1 = zonetype heeft automatisch herstel; 2 = zonetype gebruikt overig defect tijdvertraging (geselecteerd in veld *87) en automatisch herstel [∗] om verder te gaan 0 Selecteer het gewenste geluid na een probleemtoestand voor de zones toegekend aan dit zonetype. 0=geen; 1=een geluidssignaal elke minuut; 2=normaal probleemgeluid (snelle geluidssignalen) [∗] om verder te gaan 0 Selecteer het type geluid na een alarmtoestand voor de zones toegekend aan dit zonetype. 0=geen; 1=alleen geluid bedieningspaneel; 2= continu sirenegeluid; 3=pulssirene (tijdelijk) [∗] om verder te gaan 90 Probleem geluid 90 Alm geluid 90 Kies vertr 0 = nee 1 = Ja Voer de gewenste uitsluitoptie in. 0 = zonetype kan niet worden overbrugd 1 = autom. overbruggen als stand BLIJVEN is ingeschakeld [∗] om verder te gaan Indien geselecteerd zorgen defecten op zones die zijn toegekend aan dit zonetype voor een vertraging in de rapportage voor de duur van de ingestelde belvertraging (*50) 0=nee; 1=ja; [∗] om verder te gaan. – 19 – 90 Weergave optie 1 Hiermee selecteert u of defecten op zones die zijn toegekend aan dit zonetype worden weergegeven op de toetsbediening en/of een belgeluid veroorzaakt. 0=geen display; 1=alleen display; 2=alleen bel; 3=bel & display [∗] om verder te gaan Voer het gewenste driecijferige (000-999) contact-ID voor rapportcodes van defecten en problemen in die voorkomen in zones die zijn toegekend aan dit zonetype. [∗] om verder te gaan; en gaat terug naar de melding voor het invoeren van het configureerbare zonetype. Alarm-ID: 000 Fout-ID: 000 BELANGRIJK: • Zorg ervoor dat de code niet in conflict is met de huidige voorgedefinieerde contact-ID voor rapportcodes. Zie sectie Systeemcommunicatie in de installatie-instructies voor een lijst met standaard contact-IDcodes. • Zonealarmrapportcode (prompt in *56 Zoneprogrammering) en Probleemrapportcode (*60) en de relevante herstelcodes (*70, *71) moeten zijn ingeschakeld zodat de configureerbare zonetypecodes kunnen worden gerapporteerd. Schema’s: (installateurcode + [#] + [6] [4]; met beheerdercode is er alleen toegang tot schema's 01-04 en gebeurtenissen 00-08) Nr. Gebeurtenis (zie onderstaande lijst) Apparaatnr voor gebeurt. relais=01-04 startimpuls = 17, 18 Gebruikersgroep voor gebeurt. voer 1-8 in Partitie Starttijd/-dagen Voor gebeurt. “04-06”; voer 1, 2 of 3 in Selecteer de dagen door “1” in te voeren onder elke gewenste positie UU:MM ZMDWDVZ 01 02 03 04 05 06 07 08 Gebeurt.: Beheerder/Installateur 00 = wis gebeurtenis 01 = apparaat aan/uit 02 = gebruikerstoegang 03 = rap. kind niet thuis 05 = geforceerd inschakelen WEG 06 = automatisch uitschakelen 07 = “herinnering” weergeven 08 = tijdvenster uitschakelen 04 = geforc.insch. BLIJVEN Waarschuwing tijdvertraging 01-15 = minuten Stoptijd/-dagen Selecteer de dagen door “1” in te voeren onder elke gewenste dag Herhale n Willekeurig Voer 0-4 (zie onderstaa nde lijst) 0= nee 1 = ja UU:MM ZMDWDVZ Alleen installateur 11 = periodiek testrapport 12 = weer op de been Herhaalopties: 0 = geen herhaling 1= elke week herhalen 2 = tweewekelijks (om de week) herh. 3 = om de drie weken herhalen 4 = om de vier weken herhalen Start Schema’s maken door installateurcode in te voeren + [#] + [6] [4] wanneer u in de normale bedieningsstand bent. OPMERKING: met de beheerdercode kan alleen toegang worden gekregen tot schema’s 01-04 en gebeurtenissen 00-08. Enter Schema 00=Stop 00 Enter Gebeurtenis GEBEURTENIS IN OPMERKING: Gebeurtenissen 07 zorgen ervoor dat het bedieningspaneel elke 30 sec. een geluid afgeeft als er berichten worden getoond. Stop de geluidssignalen door het invoeren van gebruikerscode + UIT. Voer het gewenste schemanummer in. 01-04 = eindgebruiker schema’s 05-08 = schema’s voor alleen installateurs [∗] om verder te gaan Voer het gewenste gebeurtenisnummer in voor de gebeurtenis die moet plaatsvinden op een bepaald tijdstip. 00 = wis gebeurtenis 01 = Relais aan/uit 02 = Gebruikerstoegang 03 = Rapport Kind niet thuis naar Pager (verstuurd naar alle pagers in de partitie van de gebruiker; het bericht dat wordt verstuurd is 777-7777 04 = Geforceerd ingeschakeld BLIJVEN (Geforceerd overbruggen wordt automatisch ingeschakeld ongeacht de instelling in veld *23) 05 = Geforceerd ingeschakeld WEG (Geforceerd Overbruggen wordt automatisch ingeschakeld ongeacht de instelling in veld *23) 06 = Automatisch uitschakelen 07 = “Bericht” weergeven 08 = Tijdvenster uitschakelen (systeem kan alleen tijdens deze tijdsperiode worden uitgeschakeld. Uitzondering: als er een inbraakalarm afgaat, kan het systeem buiten het ingestelde tijdvenster worden uitgeschakeld. 11 = periodiek testrapport (alleen installateur) om verder te gaan 12 = weer op de been (alleen installateur) [∗] om verder te gaan – 20 – APPARAATNUMMER XX Deze melding verschijnt als gebeurtenis “1” (relais aan/uit) is geselecteerd, anders wordt deze overgeslagen. Voer het fysieke apparaatnummer in zoals geprogrammeerd in menu ∗79 en druk vervolgens op [*] om verder te gaan naar de melding “Start.” Apparaatnummers 17 en 18 zijn respectievelijk gemarkeerd als de ingebouwde triggers 1 en 2. 01-18 = apparaatnummer [∗] om verder te gaan X Deze melding verschijnt als gebeurtenis “2” (gebruikertoegang) is geselecteerd. Anders wordt deze overgeslagen. 1-8 = groepsnummer [∗] om verder te gaan naar melding “Start.” X Deze melding verschijnt als gebeurtenissen “3-8 of 10” zijn geselecteerd. Anders wordt deze overgeslagen. 0 = alle partities; 1 = partitie 1; 2 = partitie 2; 3 = partitie 3 [∗] om verder te gaan Groep Nr. PARTITIE START ZMDW DVZ UU MMA M 0 0 1 0 0 0 0 WAARSCHUWING TIJDVERTRAGING 00 S T O P Z M DW D V Z UU MMA M 0 0 1 0 0 0 0 Voer voor de starttijd en dagen van de week in waarop de gebeurtenis moet plaatsvinden. Om dagen te selecteren, plaats de cursor onder de gewenste dagen met behulp van toets [∗] om de cursor verder te verplaatsen en druk op “1" om de dag te selecteren. 01-12 (00-23) = uur (gebruik 00-23 als 24-uur tijd is ingeschakeld) 00-59 = minuten 0 = AM; 1 = PM Dagen = plaats “1” onder dagen [∗] om verder te gaan Deze melding verschijnt als gebeurtenissen “4 of 5” zijn geselecteerd. Voer de gewenste hoeveelheid tijd in waarvoor het systeem een waarschuwing afgeeft wanneer het inschakelen van het systeem aanstaande is. Het systeem geeft elke 30 seconden een geluidssignaal om gebruikers erop attent te maken dat het systeem elk moment kan worden ingeschakeld. Anders wordt deze melding overgeslagen. 01-15 = aantal minuten waarschuwing van tijdvertraging voor inschakelen [∗] om verder te gaan Voer voor de stoptijd en dagen van de week in waarop de gebeurtenis moet plaatsvinden. Om dagen te selecteren, plaats de cursor onder de gewenste dagen met behulp van toets [∗] om de cursor verder te verplaatsen en druk op “1" om de dag te selecteren. Deze ingave geldt alleen voor de volgende gebeurtenissen: 1 (relais aan/uit); 2 (gebruikerstoegang); 3 (rapport kind niet thuis) 01-12 (00-23) = uur (gebruik 00-23 als 24-uur tijd is ingeschakeld) 00-59 = minuten 0 = AM; 1 = PM Dagen = plaats “1” onder dagen [∗] om verder te gaan Herhaaloptie 0-4 X Willekeurig 0=NEE 1=JA X Voer de gewenste herhaaloptie in voor dit schema. Voorbeeld: om een schema te maken dat elke dag wordt uitgevoerd selecteert u alle dagen met herhaaltelling 1. Om een schema te maken dat een week wordt uitgevoerd en vervolgens stopt, selecteert u elke dag met herhaaltelling 0. 0 = niet herhalen 1= herhaal schema elke week 2 = herhaal het schema tweewekelijks (om de week) 3 = herhaal het schema om de drie weken 4 = herhaal het schema om de vier weken [∗] om verder te gaan Wanneer deze optie is geselecteerd zullen de start- en stoptijden variëren binnen de 60 minuten van de “uurtijd." Voorbeeld: als een schema is ingesteld om op 6:15 pm te starten, zal dit de eerste keer gebeuren om 6:15pm, maar op daaropvolgende dagen zal deze willekeurig starten tussen 6:00 en 6:59 OPMERKING: gebruik de optie Willekeurig niet als de start en stoptijden binnen hetzelfde uur vallen, anders kunnen er onvoorspelbare situaties gebeuren (bijv. de willekeurige stoptijd vindt plaats voor de starttijd). 0 = nee 1 = ja [∗] om verder te gaan – 21 – WAARSCHUWING DE BEPERKINGEN VAN DIT ALARMSYSTEEM Ondanks dat dit systeem een geavanceerd ontworpen beveiligingssysteem is, biedt dit geen enkele gegarandeerde bescherming tegen inbraak of andere noodsituaties. Het is bij elk alarmsysteem mogelijk dat als gevolg van een defect of een andere vorm, of het nu voor commercieel of huiselijk gebruik is, er geen alarm wordt afgegeven om verscheidene redenen. Bijvoorbeeld: • Indringers kunnen zich toegang verschaffen door onbewaakte openingen of hebben de technische kennis een alarmmelder te omzeilen of een alarmapparaat uit te schakelen. • Melders tegen indringers (bijv. passieve infraroodmelders), rookmelders en menige andere sensorapparaten werken niet zonder stroom. Apparaten die op batterijen werken zullen niet zonder batterijen of met lege batterijen kunnen werken en ook niet als de batterijen niet op de juiste wijze zijn aangesloten. Apparaten die geheel op wisselstroom werken zullen niet functioneren als de stroomtoevoer is afgesloten om welke reden dan ook en hoe kort deze afsluiting ook is. • Signalen die door draadloze zenders zijn verstuurd kunnen worden geblokkeerd of gereflecteerd door metaal voordat deze de alarmontvanger bereiken. Zelfs wanneer het signaalpad recent is getest tijdens de wekelijkse test, is het mogelijk dat het signaal wordt geblokkeerd als er een metalen object in het signaalpad is geplaatst. • Een gebruiker kan mogelijk de paniek- of noodknop niet snel genoeg bereiken. • Terwijl rookmelders een belangrijke rol hebben gespeeld in het reduceren van dodelijke slachtoffers als gevolg van huiselijke brand, activeren ze mogelijk niet op tijd of geven niet op tijd een waarschuwing om verschillende redenen in bijna 35% van alle branden. Mogelijke redenen waarom rookmelders die in samenwerking met dit systeem worden gebruikt niet werken: rookmelders zijn niet juist geïnstalleerd of geplaatst. Rookmelders detecteren mogelijk geen brand waar de rook de melders niet bereiken, bijvoorbeeld in schoorstenen, in muren of op daken of aan de andere zijde van een gesloten deur. Rookmelders kunnen mogelijk ook geen brand ontdekken op een andere verdieping van een huis of gebouw. Een melder op de eerste verdieping kan bijvoorbeeld een brand op de begane grond of in de kelder niet melden. Bovendien hebben rookmelders detectiebeperkingen. Geen enkele rookmelder kan elke vorm van brand telkens weer ontdekken. In het algemeen geven de melders niet altijd een melding van branden als gevolg van onachtzaamheid en veiligheidsrisico’s zoals roken in bed, gewelddadige explosies, gas dat ontsnapt, onjuiste opslag van brandbare materialen, overbelaste elektrische circuits, kinderen die met lucifers spelen of brandstichting. Afhankelijk van de aard van de brand en/of de locaties van de rookmelders, kan de melder niet voldoende waarschuwing afgeven om alle aanwezigen in staat te stellen tijdig te kunnen ontsnappen om verwonding of de dood tegen te gaan, zelfs wanneer het apparaat reageert zoals wordt verwacht. • Passieve infrarood bewegingsmelders kunnen een indringing alleen waarnemen binnen de afstand zoals in diagramvorm wordt weergegeven in de installatiehandleiding van dat apparaat. Passieve infraroodmelders bieden geen volumetrische bescherming. Ze creëren wel meerdere beschermingsstralen. Een indringer kan alleen worden waargenomen in onbelemmerde gebieden die zijn voorzien van deze stralen. Ze kunnen geen beweging of indringing melden dat plaatsvindt achter muren, plafonds, vloeren, gesloten deuren, glazen scheidingen, glazen deuren of ramen. Mechanische sabotage, afdekking, beschildering of bespuiten van enig materiaal op de spiegels, ramen of enig deel van het optische systeem kan de detectiecapaciteit beperken. Passieve infraroodmelders detecteren wijzigingen in de temperatuur. Als de omgevingstemperatuur van een beschermde ruimte naar 32° tot 40° C toegaat, wordt de waarnemingsprestatie minder. • Waarschuwingsapparaten zoals sirenes, bel of hoorn kunnen mensen mogelijk niet wakker maken als deze zich bevinden aan de andere kant van een gesloten of een gedeeltelijk open deur. Als een waarschuwingsapparaat afgaat op een andere verdieping van een huis dan de slaapkamers, is het mogelijk dat ze de mensen in de slaapkamers niet wakker maken of waarschuwen. Zelfs personen die wakker zijn hoeven het alarm niet te horen als het alarm wordt gedempt door een stereo, radio, airco of ander apparaat, of door passerend verkeer. Ten slotte kunnen alarmapparaten, hoe luid ze ook zijn, mensen met een gehoorbeschadiging of mensen met een diepe slaap niet waarschuwen. • Telefoonlijnen die nodig zijn voor het verzenden van alarmsignalen van een gebouw naar een centraal bewakingsstation kunnen buiten gebruik zijn of tijdelijk buiten gebruik zijn. Telefoonlijnen kunnen mogelijk niet (volledig) werken als gevolg van slimme indringers. • Zelfs wanneer het systeem reageert op de noodsituatie zoals is bedoeld, kunnen bewoners onvoldoende tijd hebben zich te beschermen tegen de noodsituatie. In geval van een bewaakt alarmsysteem, kunnen autoriteiten mogelijk niet juist reageren. • Deze apparatuur, net als andere elektrische apparaten, is onderhevig aan defecten. Ondanks dat deze apparatuur is ontworpen om meer dan 10 jaar mee te gaan, kunnen elektrische onderdelen het op elk moment begeven. De meest gangbare oorzaak waardoor een alarmsysteem niet werkt bij een indringing of brand, is gebrekkig onderhoud. Dit alarmsysteem moet wekelijks worden getest om er zeker van te zijn dat alle sensoren en zenders juist werken. Het beveiligingsbedieningspaneel (en bedieningspaneel op afstand) moet ook worden getest. Draadloze zender (gebruikt in sommige systemen) worden ontworpen zodat de batterij een lange levensduur heeft onder normale systeemvoorwaarden. De gebruiksduur van batterijen kan 4 tot 7 jaar zijn, afhankelijk van de omgeving, het gebruik en het specifieke draadloze apparaat dat wordt gebruikt. Externe factoren zoals luchtvochtigheid, hoge of lage temperaturen alsmede grote temperatuurschommelingen, kunnen allemaal leiden tot een verminderde levensduur van de batterij in een willekeurige installatie. Het draadloze systeem kan een (bijna) lege batterij herkennen, waardoor er voldoende tijd is om de batterij te verwisselen zodat bescherming gewaarborgd blijft voor dat betreffende punt binnen het systeem. Door het installeren van een alarmsysteem kun je mogelijk korting krijgen op de verzekeringspremie, maar een alarm is geen vervanging van een verzekering. Huiseigenaren, eigenaren van onroerend goed en verhuurders moeten continu voorzichtig handelen om zichzelf te beschermen en zich blijvend verzekeren tegen hun leven en eigendommen. We blijven doorgaan met het ontwikkelen van verbeterde beschermingsapparaten. Gebruikers van alarmsystemen zijn het zichzelf en hun naasten verschuldigd op de hoogte te blijven van deze ontwikkelingen. – 22 – BEPERKTE GARANTIE Honeywell International Inc., handelend door middel van haar zaken in beveiligings- en maatwerkelektronica (“Verkoper”) 165 Eileen Way, Syosset, New York 11791, garandeert dat zijn product(en) voldoen aan haar eigen ontwerp en specificaties en voor 24 maanden vrij zijn van gebreken in materiaal en vakmanschap bij normaal gebruik en onderhoud ingaande per datumstempel op het product (de producten) of, voor product(en) zonder datumstempel, voor 12 maanden per datum oorspronkelijke aankoop tenzij de installatie-instructie of catalogus een kortere periode aangeeft, in welk geval de kortere periode van kracht is. De verplichting van de Verkoper is beperkt tot het repareren of, als dit zijn keus is, het vervangen zonder materialen of arbeid in rekening te brengen van ieder product dat (alle producten die) niet blijkt (blijken) te voldoen aan de specificaties van de Verkoper of dat blijkt (die blijken) gebreken te vertonen in materialen of vakmanschap bij normaal gebruik en onderhoud. Verkoper heeft geen enkele verplichting onder deze Beperkte Garantie of anderszins als het product (de producten) zijn veranderd of onjuist gerepareerd of niet zijn onderhouden door de onderhoudsafdeling van de fabriek. Het aansluiten van apparaten op een communicatiebus van een Honeywell beveiligingssysteem (bijv. de keypadbus pollinglus) die niet zijn gefabriceerd of goedgekeurd door Honeywell zullen deze beperkte garantie nietig verklaren. Voor garantiezaken, stuur de producten - met de vervoerskosten vooruit betaald - aan de dichtstbijzijnde geautoriseerde distributeur. ER WORDEN GEEN GARANTIES GEGEVEN, UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE, VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF ANDERSZINS, DIE VERDER GAAN DAN WAT HIER IS BESCHREVEN. IN GEEN ENKEL GEVAL KAN VERKOPER DOOR IEMAND AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR WELKE GEVOLGSCHADE OF BIJKOMENDE SCHADE OOK ALS GEVOLG VAN DE SCHENDING VAN DEZE OF IEDERE ANDERE GARANTIE, UITDRUKKELIJK OF STILZWIJGEND, OF OP IEDERE ANDERE BASIS VAN AANSPRAKELIJKHEID DAN OOK, ZELFS ALS HET VERLIES OF DE SCHADE IS VEROORZAAKT DOOR DE ONACHTZAAMHEID OF FOUT VAN DE VERKOPER ZELF. Verkoper beweert niet dat met het product (de producten) dat (die) hij verkoopt, niet kan worden gemanipuleerd of niet kan worden omzeild; dat het product (de producten) persoonlijke verwondingen kan voorkomen of het verlies van eigendommen door inbraak, beroving, brand of anderszins; of dat het product (de producten) in alle gevallen geschikte waarschuwing of bescherming zal geven. De klant begrijpt dat een alarmsysteem dat correct is geïnstalleerd en onderhouden, slechts het risico vermindert van een inbraak, beroving, brand of andere gebeurtenissen in vergelijking met de afwezigheid van een alarminstallatie, maar dat het geen verzekering of garantie is dat zoiets zich niet zal voordoen of dat het gevolg daarvan geen persoonlijke verwonding of verlies van eigendom is. DIENTENGEVOLGE IS DE VERKOPER NIET AANSPRAKELIJK VOOR ENIGE PERSOONLIJKE VERWONDING, SCHADE AAN EIGENDOMMEN OF ANDERE VERLIEZEN OP BASIS VAN EEN CLAIM DAT HET PRODUCT (DE PRODUCTEN) GEEN WAARSCHUWING HEEFT GEGEVEN. WORDT DE VERKOPER ECHTER AANSPRAKELIJK GEHOUDEN, DIRECT OF INDIRECT, VOOR ENIG VERLIES OF SCHADE DIE VOORTVLOEIT UIT DEZE BEPERKTE GARANTIE OF ANDERSZINS, ONGEACHT OORZAAK OF OORSPRONG, DAN ZAL DE MAXIMUM AANSPRAKELIJKHEID VAN DE VERKOPER IN GEEN ENKEL GEVAL DE AANKOOPPRIJS VAN HET PRODUCT (DE PRODUCTEN) OVERSCHRIJDEN, HETGEEN HET VOLLEDIGE EN ENIGE VERHAAL ZAL ZIJN OP VERKOPER. Deze garantie komt in de plaats van alle vorige garanties en is de enige garantie die de Verkoper geeft voor dit product (deze producten). Geen enkele vermeerdering of wijziging, schriftelijk of mondeling, van de verplichtingen van deze Beperkte Garantie is geautoriseerd. – 23 – www.honeywell.com/security CONFORM MET EN50131-1 BEVEILIGINGSGRAAD 2 OMGEVINGSKLASSE 2 1 2 + 4 + DE SPANNING VAN ALLE UITGANGEN IS BEPERKT. AUX. POWER UITGANG 10.5-13.8VDC 600mA MAX. 5 6 ▲ 7 AANSLUITING 4 AANSLUITING 5 AANSLUITING 6 AANSLUITING 7 SYNC COM DATA 165 Eileen Way, Syosset, New York 11791 Copyright © 2006 Honeywell International Inc. 8 12 14 15 17 ZONE AANSLUITING VOOR DOUBLE BALANCED ZONES 2k ZONE 4 2k TAMPER CONTACTS 2k 2k ZONE 3 2k 14 TAMPER CONTACTS 13 5 6.2k 3k 11 1/9 2 / 10 3 / 11 4 / 12 5 / 13 6 / 14 ZONE PAREN ZONE AANSLUITING VOOR ZONE VERDUBBELING ZONE 10 ZONE 2 10 N.C. RELAIS OF 22 23 24 EOLR VAN 2000 OHMS INKOMENDE TELEFOONLILJN TELEPHONE WIRING (VIA RJ31X-PLUG EN DIRECT CONNECT-KABEL) UITGAANDE + VIOLET N.O. TIP RING RING TIP (BRUIN) (GRIJS) (GROEN) (ROOD) 21 HITTTEMELDER _ _ 25 AARDE EOLVOEDINGSUPERVISIERELAISMODULE GEBRUIK N.O.CONTACT, DAT GESLOTEN WORDT WANNEER VOEDING IS INGESCHAKELD. ROOD WEKELIJKS TESTEN IS VEREIST OM DE CORRECTE WERKING TE WAARBORGEN. TEVENS MOET HET SYSTEM MINIMAAL ÉÉN KEER PER DRIE JAAR GECONTROLEERD WORDEN DOOR EEN GEKWALIFICEERDE INSTALLATEUR POWER SHUTDOWN: HET SYSTEEM ZAL NIET MEER OP DE ZONES REAGEREN ALS DE SPANNING ONDER DE 9,6V ZAKT. V12B-NL-SOC-V0 WAARSCHUWING: OM HET RISICO VAN EEN SCHOK TE VOORKOMEN, SLUIT U DE TELEFOONLIJN AF BIJ DE TELCO-PLUG VOORDAT U SERVICE UITVOERT AAN DIT APPARAAT. NAAR ZONE-UITG.(_) NAAR ZONE-UITG. (+ ) 4-ADERIGE ROOK- OF VERBRANDINGSMELDER ZWART 4-ADERIGE ROOKMELDERAANSLUITINGEN + CONTACT WORDT TIJDELIJK GEOPEND WANNEER BRANDALARM WORDT GERESET _ 4 PROGRAMMEER RELAIS ALS ZONETYPE 54 (RESET BRANDZONE) VOOR UITGANG, PROGRAMMEER UITGANG 17 VOOR "INVERTEREN"= JA IN MENUMODUS 79 EN ALS ZONETYPE 54 IN MENUMODUS 80 AUXVOEDINGOUTPUTAANSLUITINGEN + • MAXIMUM ZONE WEERSTAND: (ELKE ZONE) 300 OHMS PLUS EOL) • ZONE RESPONSE 1-6: 10, 350, OR 700 MSEC (PROGRAMMEERBAAR) 2000 OHMS EOL 2000 OHMS EOL 16 2000 OHMS EOL 13 ONTVANGERS MOETEN OP ADRES 0 STAAN ZIE INSTRUCTIES 2000 OHMS EOR 2k 12 11 ADEMCO 5882EU/5882EUH RF ONTVANGERS DRAADLOZE ZONES EN/OF 2000 OHMS EOL 10 GL GN ZW RD GL GN 2000 OHMS EOL 9 ZW RD GN GL NAAR TRANS. ZW RD UNITS MOETEN OP ADRES 7-15 WORDEN GEZET ZIE INSTRUCTIES VISTA 12B OVERZICHT AANSLUITINGEN OPMERKING: BEDIENDEELBEDIENDELEN SPANNING (S) EN ANDERE (IN BEIDE PARTITIES) ADDRESSEERBARE EN ALLE ANDERE APARATEN APPARATEN DIE STROOM TREKKEN (e.g. 4204, VAN UITGANG 4 EN 4219, 4229, 5 MOETEN WORDEN 5882EU/5882EUH, INBEGREPEN IN DE 7845i) BEREKENINGEN RAADPLEEG VAN AUXINSTRUCTIES STROOMAFNAME. BEDIENDELEN K10022-2NL OF 6128RFH, LATER VOOR 6148, EN 6164 VOLLEDIGE INFORMATIE. BEDIENDELEN KUNNEN WORDEN GEBRUIKT (EERSTE BEDIENDEEL MOET ADRES 16 HEBBEN.) 3 RODE JUMPER DOORKNIPPE VOOR SIRENE SUPERVISIE. SLUIT EEN 2000 OHM WEERSTAND DIRECT OVER DE SIRENE + LOSSE KABELS VOOR ACCUAANSLUITING ALARMUITGANG 10,5 - 13,8 VDC, 2 A MAX. CONTINU VOOR INBRAAK/PANIEK, TIJDELIJK PULSGELEID VOOR BRAND. KAN ADEMCOSIRENE nr. 702 OF 12 V-BEL GEBRUIKEN. ZIE INSTRUCTIES. 220 VAC TRANSFORMATOR 16.5VAC, 25VA OM DE TOTALE STANDBY BELASTING TE BEPALEN, VOEG 100mA TOE AAN DE TOTALE BALASTRING OP DE AUX UITGANG VERZEGELD LOODZUURTYPE. ACCU HOEFT NORMALITER PAS NA 3 JAAR TE WORDEN VERVANGEN. ZWART ROOD ZWART GND (-) + ROOD: PWR ( + ) BATTERIJ 12V, 4AH GEEL: DATA OUT LAAD SPANNING 13.8VDC. MAXIMUM LAAD STROOM 650mA. GROEN: DATA IN OUTPUT 17 (TRIG. 1) (GEBRUIK SA4120XM-1-KABEL) HI 5 6 7 8 niet gebruikt OPTIONEL VOOR 16 EXTRA ZONES (VAN EEN VAN BEIDE OF BEIDE GROEPEN) LO 1 2 3 4 LO ZONE 1 LO ACCUCAPACITEIT VOOR NOODINBRAAKSTAND-BY, GEBRUIK MINIMAAL 4 UUR HI ADEMCO No. 6164 (4 ZONES PLUS 1 RELAIS) -OFADEMCO No. 4229 BEDRADE UITBREIDING (8 EOL BEDRADE ZONES PLUS 2 RELAIS) -ORADEMCO No. 4219 BEDRADE UITBREIDING (8 EOL BEDRADE ZONES) -OFADEMCO No. 4204 RELAY MODULE (4 OUTPUT RELAYS) HI 8-PIN CONNECTOR VOOR XM10E INTERFACE EN ON BOARD TRIGGERS ZIE INSTRUCTIES (GEBRUIK SA4120XM-1 KABEL) HI ZONE 2 LO BATTERIJZEKERING 3A TER VERVANGING, GEBRUIK DEZELFDE WAARDE (bijv. ADEMCO nr. 90-12) HI ZONE 3 LO +12 AUX GND OUTPUT 18 (TRIG. 2) ZW HI ZONE 4 LO ZONE 5 } ZONE 6 K10022-2NLPR 5/06 Rev. A ▲ ÊK10022-2NLPR>Š } }
© Copyright 2025 ExpyDoc