Annet Berntsen feb '14 Les 187 36 Bouwstenen en bezinning De afgelopen drie jaar verzamelde Bureau-ICE een schat aan scores over het startniveau taal en rekenen in het middelbaar beroepsonderwijs. De gegevens werden verzameld bij vrijwel alle ROC’s. Het betreft scores op de zogenaamde TOA-toets(Toolkit Onderwijs en Arbeidsmarkt). De analyse van de TOA-toetsen bood een schat aan informatie. Bureau ICE deelde die informatie met het beroepsonderwijs op een conferentie eind oktober 20131 en in een publicatie2. In dit artikel trekt Karen Heij, directeur van Bureau-ICE, in gesprek met Lesredacteur Annet Bernsten enkele conclusies: ‘Wordt het niet eens tijd dat we ons bezinnen op de niveaus?’ TOA-toetsresultaten in het mbo De TOA-toets, ontwikkeld door Bureau-ICE, stelt de niveaus van reken- en taalvaardigheid vast en wordt afgenomen als studenten aan het middelbaar beroepsonderwijs beginnen. Steeds vaker is de TOA ook een voortgangstoets, want het mbo is sinds een paar jaar verplicht om met studenten toe te werken naar de referentieniveaus. Voor de opleidingsniveaus 1, 2 en 3 is het doel te komen tot niveau 2F, voor de niveau 4 opleidingen is 3F het te behalen niveau. Drie conclusies en tien bouwstenen Een eerste conclusie is dat het niveau van de instroom nog steeds niet matcht met de niveaus die behaald zouden moeten worden. Dat beeld is nog niet verbeterd. Het is voor iedereen bekend dat het opnieuw invoeren van taal- en rekenonderwijs in het beroepsonderwijs pionieren betekende. Er waren te weinig docenten beschikbaar en de ruimte voor ontwikkeling is nog steeds beperkt. Een tweede conclusie is dat het niveau taal en rekenen hoger is naarmate een cursist een hogere opleiding start. Dit is positief voor de toeleveranciers van het beroepsonderwijs. Meer aandacht voor taal in het vmbo heeft zin. Mbo-studenten op niveau 4 zijn vaardiger in taal en rekenen dan studenten op niveau 3. De laatste zijn weer vaardiger dan studenten op niveau 2 en die scoren weer beter dan studenten op niveau 1. Een derde reeks van conclusies is getrokken door met een open mind te kijken naar start- en voortgangsscores volgens de referentietoetsen van de TOA. De progressie op taal en rekenen gedurende de opleiding is niet altijd even groot. Gemiddeld gaan studenten er maar een kwartniveau op vooruit. Het mbo onderhoudt dus het niveau maar is niet in staat om achterstanden weg te werken tot op het doelniveau. •Bij luisteren halen studenten het beoogde eindniveau wel. •Op taalverzorging wordt vrijwel geen progressie geboekt. •Bij rekenen zien we een heel ander fenomeen: het is evident dat studenten groeien, maar ze vallen weer terug na de zomervakantie. Alleen aan het einde van niveau 4 maken ze wel een spurt naar het beoogde niveau. •Alleen mbo 3-studenten komen in de buurt van het vereiste eindniveau. •Voor mbo 2 en mbo 4 zijn de problemen het grootst om het eindniveau te behalen, vooral bij rekenen. Deze kwantitatieve gegevens laten ook zien dat de kwaliteit van het taalen rekenonderwijs enorm varieert. Waarom heeft een bepaald ROC be Gun het mbo de tijd tere resultaten op taal, en juist in die beroepsrichtingen? Hoe komt het dat juist bepaalde opleidingen voor rekenen betere scores behalen? Daarom heeft Bureau ICE ook een kwalitatief onderzoek gedaan. Dit bestond uit diepte-interviews op tien ROC’s en een enquête die beantwoord is door 119 taal-en rekendocenten. In de publicatie Het streefniveau voorbij, bouwstenen voor succesvol taal- en rekenonderwijs2 wordt de verbinding gelegd tussen toetsscores en succesfactoren. Dat levert tien bouwstenen op voor beter taal- en rekenonderwijs in het mbo. Tien bouwstenen voor goed taal- en rekenonderwijs in het mbo 1.Stevige sturing op taal en rekenen leidt tot betere resultaten. 2.Een docent in zijn kracht boekt succes. 3.Remedial teaching boven Taal en Rekenen; taal- en rekenlessen apart of integraal in het programma? 4.Beroepsgericht taalonderwijs als ambitie. 5.Bij rekenen is nog veel te winnen. 6.Meer rendement door te toetsen. 7.In het vmbo is winst te boeken. 8.Teams aan zet. 9.Motivatie als sleutel tot succes. 10.Maatwerk als standaard. Karen Heij: ‘Leerstofonafhankelijke toetsen als de TOA zien wij bij ICE als hulpmiddel voor het onderwijs. De focus lag voor ons altijd al bij de start van de opleiding. Hoe groot is het probleem: hoe ver zit een leerling van het beoogde niveau af? Laten we dat meten, onafhankelijk van een lesmethode. Intussen zitten wij op een bak met data, drie miljoen om precies te zijn. Wat kunnen we daarmee doen voor het onderwijs, welke waardevolle bouwstenen zijn daarin te vinden? Zo tonen onze gegevens aan dat leerlingen langzamerhand iets vaardiger uit het vmbo komen. De aandacht voor taal en rekenen daar levert dus wat op. Het gemiddelde van scores op de TOA-toetsen in het beroepsonderwijs is misschien teleurstellend, maar wij zien ook zulke succesverhalen. Het kan wel! Daar gaat het goed! Die parels komen boven drijven en hebben veel met elkaar gemeen. Dat is interessant om te delen met het veld. Daaruit destilleerden we de tien bouwstenen voor succes. leerlingen die al 16 jaar zijn of ouder, van het ene niveau naar het andere? Taaldocenten wisten gewoon te weinig, voor rekenen waren er niet eens vakdocenten! Het mbo is nu pas de weg aan het vinden. Ik geloof erin dat je een ambitie kunt neerleggen om in het onderwijs iets nieuws te realiseren, maar mensen zijn de weg aan het vinden. Ik heb persoonlijk en als taalkundige de behoefte gehad om al doende te bekijken wat wel of niet werkt. Alle ROC’s die met regie aan taalen rekenonderwijs werken, doen het beter. Regie is niet voor niets onze eerste bouwsteen. Daarnaast moet het taalonderwijs ‘inzakken’ in een team. Blijf ook meten. Zo kan de taal- en rekendocent een krachtige docent blijven. De veerkracht van de docent in het beroepsonderwijs is bijzonder. Het zijn doeners en ze zijn zeker niet bang om te experimenteren. Goede taaldocenten doen het ook echt erg goed! Soms waren ze voorheen Nt2-docent in het volwassenenonderwijs. Hun input is positief omdat zij een beeld en ideeën hebben over niveauverhoging. Minder succesvolle ex-Nt2-docenten zijn er ook. Niet iedereen is zomaar in staat een mbo-klas goed te managen.’ Wat zie je in het mbo gebeuren? ‘Gun het mbo de tijd om het goed te doen! Er moesten van overheidswege niveaus worden ingevoerd, maar er was geen blauwdruk voor scholen hoe dat moest gebeuren. Niemand wist hoe dat moest: hoe breng je mbo Een van de bouwstenen is RT boven TR, kun je dat uitleggen? ‘Veel ROC’s begonnen met taal- en rekencentra op één locatie voor alle studenten, buiten de reguliere lessen om. Dat werkt dus niet, dat is geld in We zien zulke mooie succesverhalen. Het kan wel! 37 Les 187 Was er een aanleiding voor de analyse van de TOA-scores? feb '14 In gesprek met Karen Heij, directeur van Bureau-ICE feb '14 Les 187 38 In deze tabel is per mbo-niveau per periode zichtbaar hoe de studenten landelijk gemiddeld scoren op de referentietoetsen van de TOA, uitgedrukt in ontwikkelscores.Voor de hogere mbo-niveaus zijn data over meerdere periodes beschikbaar omdat deze opleidingen langer durenn een put mikken. Taal en rekenen moe ten een plek krijgen in het curriculum. We zien dat terug in de data: waar taal- en rekenen dichtbij het beroep aangeboden worden, werkt het beter. Taal- en rekenonderwijs moet maatwerk zijn: wat heb je als student nodig, passend bij deze beroepsopleiding? Dus geen remedial teaching, maar aanvullen op wat nu nodig is. Dat kan eventueel nog in een taal- en rekencentrum op de eigen locatie, maar ingebed en met docenten als echte experts. Dat betekent ook niet-generiek naar het aanbod durven kijken. Hoe motiverend zijn verplichte lessen voor studenten die al op het vereiste referentieniveau zitten? Wie heeft er extra uren nodig? Taal- en rekenonderwijs zou je dus niet verplicht moeten stellen. Stel wel als team borging en onderhoud vast van deelvaardigheden, op basis van voortgang die gedurende de hele opleiding wordt gemaakt.’ Welke rol zie je voor de taaldocent? ‘Het feit dat taal apart getoetst wordt in examens, wil niet zeggen dat taal geïntegreerd in het vakonderwijs niet meer van belang is. Dat heeft juist de voorkeur. Daar waar taal gekoppeld wordt aan het vakonderwijs, daar gaan de resultaten echt omhoog. Voor leren is motivatie een heel belangrijke factor en die motivatie vindt de student in de vaklessen. Maar, echt taalgericht vakonderwijs zie ik nergens van de grond komen. Begrijp me goed: ik geloof in de zogenaamde drieslag taal3. Maar de taaldocent kan het beste vakgericht met taal bezig zijn. De taaldocent die weet wat de vakdocenten aan het doen zijn, en daar de lessen Nederlands op afstemt, die taaldocent boekt betere resultaten. Mijn pleidooi is om vooral geen slaaf te worden van een taalmethode, maar de creatieve speler. Je moet als docent de ruimte krijgen en heel goed de vakinhoud kennen om te werken aan onderhoud en niveauverhoging, voor alle deelvaardigheden.’ TOA- en COE-toetsen: meten die hetzelfde? ‘De TOA is een goede voorspeller van de kans op succes. Wij zorgen ervoor dat de kans zo klein mogelijk is dat een student slaagt op de TOA en zakt op het centraal ontwikkelde examen. (COE, dit zijn de Centraal Ontwikkelde Examens voor het mbo voor rekenen, luisteren en lezen door Cito, AB) Dat de TOA dus iets moeilijker is dan het centraal ontwikkelde examen, dat is een bewuste keuze. Maar we zien nu dat de TOA - met name voor reke- Als het gemeenschappelijk referentiekader wordt losgelaten, dan trekken we een mist op nen - heel veel moeilijker blijkt in vergelijking met de COE-eindtoets. Zoveel moeilijker, dat we de cesuur hebben moeten bijstellen. (De cesuur is de zak/slaaggrens, AB) Inhoudelijk vind ik dat eigenlijk niet kunnen. Lastiger is de vergelijking van scores op luisteren en lezen. De TOA toetst die vaardigheden apart. De COE-eindscore voor taal is één punt, gebaseerd op een optelling van de scores luisteren en lezen. Wij weten niet hoe die score opgebouwd is. Dat is nu nog een black box. Als we willen leren van elkaar, zou ik meer openheid verwachten: zo wegen we lezen en luisteren. Als er nu gezegd wordt dat er betere resultaten behaald worden op taal in het mbo, dan kan ik dat uitsluitend verklaren omdat de zak/slaaggrens gezakt is. Slaagde je eerst bij 65% goed, nu is dat bij 59%. Maar, wat zijn we dan aan het doen? We moeten of accepteren dat nu nog heel veel studenten zakken, of we leggen de meetlat één niveau onder wat eigenlijk gewenst zou zijn, en verwachten dat het niveau pas in de loop der jaren omhoog kan. Als je nu al de cesuur laat zakken, dan trek je een mist op. De situatie is dan dezelfde als in het verleden: van de ene leerling kun je zeggen dat je die goed vindt, en een ander vindt van niet. Dat was de situa- We moeten het probleem duidelijk maken: leerlingen en studenten voldoen nog niet aan het vereiste niveau volgens het Referentiekader. Door de cesuur te verlagen lijkt het voor de buitenkant (lees: de politiek) of het beter gaat op het mbo. Dat vind ik geen goede zaak.’ Annet Berntsen Kun je de titel van jullie publicatie nog eens duiden: Het streefniveau voorbij? Er zit bewust iets dubbels in de titel. Enerzijds zijn de streefniveaus nog niet eens in zicht. Wordt het daarom niet eens tijd dat we ons bezinnen op de niveaus? Is dit wel realistisch, is dit wel voor iedereen haalbaar? Als je kijkt naar de student die na een mbo4 opleiding het hbo wil gaan doen, dan is niveau 3F heel legitiem. Maar al die leerlingen die vanuit het mbo 4 gewoon als vakman of vakvrouw aan de slag gaan en niet naar Noten 1.De conferentie vond plaats op 29 oktober 2013. 2.Het streefniveau voorbij, bouwstenen voor succesvol taal- en rekenonderwijs. De publicatie is te downloaden op: www.toets.nl/uploads/Rendement sonderzoek%20Het%20streefnivea u%20voorbij.pdf De tabellen bij dit artikel zijn af- komstig uit deze publicatie. 3.Drieslag taal: een model voor de integratie van taal- en vakontwikkeling in het beroepsonderwijs. Zie: www.itta.uva.nl/projecten/ drieslag-taal-20 De ontwikkelscores zijn een verfijnde waarde. Hiermee wordt vooruitgang inzichtelijk gemaakt zónder dat een student een referentieniveau vooruit hoeft te zijn gegaan TOA is de online toetsenbank van Bureau ICE waarmee de voortgang van deelnemers op het gebied van taal en rekenen efficiënt gemonitored kan worden. De toetsen taal en rekenen in de TOA zijn ontwikkeld aan de hand van het Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen van de commissie Meijerink of van het Europees Referentiekader, oftewel Common European Framework of Reference (ERK/ CEF). In de TOA zijn toetsen te vinden voor Nederlands en rekenen, maar ook voor de moderne vreemde talen Engels, Frans en Duits en voor het meten van studievaardigheid. De toetsen in de TOA hebben een diagnostische functie. Toetsen met de TOA is geen doel op zich, maar een middel om de leerprestaties van studenten te vergroten. De toetsenbank kan voor verschillende doelen worden ingezet, bijvoorbeeld voor het vaststellen van het startniveau of om de voortgang van een deelnemer te evalueren. Er is keuze uit meer dan 500 toetsen die zijn goedgekeurd door de onderwijsinspectie. De gebruiker kan eenvoudig inloggen met gebruikersnaam, wachtwoord en instellingscode. Hij heeft dan direct toegang tot de hele digitale toetsenbank. De toetsen kunnen eenvoudig worden klaargezet voor de deelnemers. Voor meer informatie: www.toets.nl feb '14 het hbo gaan, voor hen is 3F te veel gevraagd. Anderzijds zien we talrijke succesverhalen, het kan wel! Als ik nu mocht besluiten, dan zou ik de lat laten liggen waar die ligt en onszelf tijd gunnen om het goed te gaan doen. Studenten hebben recht op goed taalen rekenonderwijs.’ 39 Les 187 tie van vóór het gemeenschappelijk referentiekader. Die niveaus zijn zo belangrijk omdat leerlingen anders onvergelijkbaar zijn. Als een leerling 2F op het vmbo gehaald heeft, kan het niet zo zijn dat hij 2F op het mbo niet behaalt, omdat de cesuur daar hoger ligt. Stel dat je die leerling bent?
© Copyright 2025 ExpyDoc