Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep

Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
M. van Tyghem inlichtingen
[email protected]
Montérie 070-3765764
- bijlage(n)
REO/14.00434 briefnummer
G.1.33 zaaknummer
18 juli 2014 verzenddatum
Verslag van de vergadering van de werkgroep Reorganisaties van 10 juli 2014
(van 13.00 tot 15.00 uur in de Sophiezaal van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen
CAOP - Lange Voorhout 13 te Den Haag).
Aanwezig:
van de zijde van Defensie: E.H. Dekker (voorzitter), F.R.H. van de Hoef (HDP), J.P. Tack (UBOF),
bij agendapunt 3: C.J.J. Stoetman (KMar),
bij agendapunt 4: T.J.C. Plijner (DCIOD), C. van Veldhuisen (CDC)
van de zijde van de centrales: J.A. Kropf (CCOOP), L.H. Schipper, J.A.F. Stassen (AC),
P.J.G. van Sprang (CMHF).
van het secretariaat: M. van Tyghem.
Agenda (REO/14.00383)
1.
2.
3.
4.
5.
Opening en mededelingen.
Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 12 juni 2014 (REO/14.00415).
VRP KMar eenheid bij de dienst Terugkeer & Vertrek (REO/14.00360).
VRP Reorganisatie internationale ondersteuning CZMCARIB (REO/14.00384).
Rondvraag en sluiting.
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
Agendapunt 1: Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering.
Besloten wordt om de volgorde van de agendapunten 3 en 4 om te draaien.
Agendapunt 2: Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 12 juni 2014
(REO/14.00415)
Tekstueel
Blz. 10 – laatste zin wijzigen in: “Daarom vindt hij dat niet alleen de CMC, maar ook de
medezeggenschapsorganen lager in de organisatie adviesrecht hebben.”
Met deze wijziging wordt het verslag vastgesteld.
Actiepuntenlijst
1. VRP DTD / 2. VRP EGB / 3. VRP TGB
De voorzitter deelt mee dat in de vergadering van de werkgroep AP van 15 juli 2014 zal worden
gesproken over het voorzieningenniveau gezondheidszorg en de gevolgen daarvan voor deze
reorganisatietrajecten.
Actiepunten aanhouden.
4. F 100 Motorenonderhoud
Actiepunt handhaven.
5. Verplaatsen NSE buiten ambassade
- Defensie let er voortdurend op dat de procedures rond reorganisatietrajecten worden nageleefd.
Dat is een permanent punt van aandacht.
- Er is een maatwerkoplossing gevonden waar de betrokken medewerker mee akkoord is gegaan.
Actiepunt afvoeren.
6. Discussie over ‘hekken’
De voorzitter stelt voor om dit actiepunt te handhaven.
De heer Kropf wijst op de urgentie van dit punt. In de vorige vergadering is de toezegging gedaan
dat er zo spoedig mogelijk een notitie over dit onderwerp aan de werkgroep AP zou worden gericht
en dat deze notitie daar zo spoedig mogelijk zou worden geagendeerd.
De voorzitter antwoordt dat hij deze toezegging ook gestand wil doen. Hij wil echter ook een goed
stuk aan de werkgroep AP aanbieden waar binnen Defensie overeenstemming over is. Daar is men
nog mee bezig.
De heer Kropf zegt dat dit wel betekent dat, als er in de werkgroep REO weer reorganisatietrajecten
aan de orde komen waar sprake is van ‘hekken’, deze door de CCOOP per definitie niet behandeld
zullen worden.
De heer Schipper merkt op dat het AC hierover een ander standpunt inneemt dan de CCOOP.
De voorzitter herhaalt dat Defensie haar toezegging gestand wil doen. Alleen gaat het om een
lastige materie en het kost enige tijd om daar een goede notitie over te schrijven waar men het
intern over eens is.
Desgevraagd door de heer Van Sprang geeft de voorzitter aan dat er uiterlijk 1 september 2014 een
brief over dit onderwerp zal worden aangeboden aan de werkgroep AP.
Actiepunt aanpassen en handhaven.
2/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
7. Sourcingtraject DVOW
Actiepunt handhaven.
8. Sourcingtraject UCD
De voorzitter meldt dat er inmiddels een brief over de opgesomde onderwerpen is verzonden aan de
werkgroep AP. Defensie zal in de vergadering van 15 juli 2015 voorstellen om deze onderwerpen te
bespreken in een extra vergadering van de werkgroep AP op 2 september 2014.
Actiepunt afvoeren.
Sourcingtrajecten algemeen
De heer Stassen zegt inmiddels van zijn achterban het signaal te hebben ontvangen dat de sourcing
van het mainframe al in een vergevorderd stadium zou zijn. Er is zelfs sprake van dat het contract
nog deze week zou worden getekend. Als dat klopt, dan is dat het tweede geval van sourcing waarin
Defensie eerst contracten afsluit met externe partijen en daarna pas de afgesproken procedures met
centrales en de medezeggenschap doorloopt. Spreker doet een dringend beroep op de voorzitter om
daar aandacht aan te besteden en ervoor te zorgen dat er geen onomkeerbare beslissingen worden
genomen. Het is wel zaak dat, als partijen straks in het kader van het Sociaal Statuut Uitbesteding
(SSU) afspraken gaan maken over de rechtspositie van de betrokken medewerkers, Defensie deze
afspraken nakomt.
De voorzitter zegt dat ook binnen de HDP is vastgesteld dat sourcingtrajecten niet altijd goed lopen
bij Defensie. P-aspecten blijven soms onderbelicht of komen te laat aan bod. De HDP zal dat onder
de aandacht brengen van de leiding van het ministerie en de hoofden van de defensieonderdelen.
Het moet binnen Defensie gemeengoed worden om, niet alleen bij reguliere reorganisatietrajecten,
maar ook bij sourcingtrajecten al in een zeer pril stadium aandacht te besteden aan de P-aspecten en
de centrales en de medezeggenschap hierbij te betrekken.
De heer Schipper geeft aan dat het AC zich ernstig zorgen maakt over de wijze waarop Defensie
met sourcingtrajecten omgaat. Dit is nu het tweede voorbeeld waarbij Defensie contracten afsluit
met partijen die werkzaamheden overnemen zonder de centrales en de medezeggenschap daar op
een fatsoenlijke manier bij te betrekken. Voor het AC raakt de maat vol. De centrale voelt zich niet
serieus genomen en begint zich af te vragen of het nog wel zin heeft om constructief mee te denken
over sourcingtrajecten.
De voorzitter zegt dat de boodschap duidelijk is. Defensie neemt dit signaal zeer serieus en gaat
hiermee aan de slag.
De heer Stassen vraagt of de centrales er vanuit kunnen gaan dat Defensie zich zal houden aan de
afspraken die partijen gaan maken over de personele aspecten. De centrales willen straks niet te
horen krijgen dat er een contract met een bedrijf is afgesloten en dat de afspraken die daarin staan
leidend zijn. Dat zou onacceptabel zijn.
De voorzitter antwoordt dat Defensie zich zal houden aan de afspraken uit het SSU. Wat het
mainframe betreft, is Defensie druk bezig grip te krijgen op de P-aspecten.
De heer Schipper merkt op dat het SSU nog niet hetzelfde is als de personeelsparagraaf. Er kunnen
volgens hem meer afspraken over personele aspecten bij sourcingtrajecten worden gemaakt dan wat
in het SSU staat.
3/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
9. Verplaatsing KMS Weert naar Ermelo
De voorzitter meldt dat voor de verplaatsing van de KMS wordt uitgegaan van 1 januari 2015, mits
het 45 Infanterie Bataljon op tijd is verhuisd naar Havelte. De datum van 1 januari 2015 is haalbaar
als uiterlijk 1 oktober 2014 wordt gestart met het opknappen van de gebouwen in Ermelo. Na het
zomerverlof kan er een definitief besluit worden genomen dat dan wordt gedeeld met het personeel.
De heer Stassen wijst erop dat de medewerkers van Paresto in Weert inmiddels al te horen hebben
gekregen dat er per 1 januari 2015 geen werk meer voor hen is op deze locatie en dat ze zullen
kunnen kiezen of ze meegaan naar Ermelo of niet. Spreker begrijpt dat Paresto zijn personeel alvast
wil informeren, maar verzoekt Defensie om de communicatie volgens de afgesproken procedures te
laten verlopen, zodat ook de centrales het traject kunnen volgen.
De voorzitter is het ermee eens dat het personeel op een eenduidige en gecoördineerde manier dient
te worden geïnformeerd.
Actiepunt afvoeren.
10. Aanbieden DRP’n aan centrales
De voorzitter stelt vast dat het bij defensieonderdelen nog geen vast patroon is om DRP’n digitaal
aan de werkgroep REO aan te bieden. Dat is wel de afspraak. De centrales hebben het DRP nodig
als basis voor het BCO-traject.
11. Duits-Nederlandse samenwerking
De voorzitter meldt dat de integratie van de 11e Luchtmobiele Brigade (LMB) in de Duitse Division
Schnelle Kräfte (DSK) een intensivering is van een reeds bestaande samenwerking met Duitsland.
De samenwerking wordt bestendigd door het toevoegen van tien functies aan de Staf Luchtmobiele
Brigade. Dit wordt geformaliseerd in een beleidsvoornemen Brigade Hoofdkwartieren. De MC van
de 11 LMB heeft met deze wijziging ingestemd onder voorwaarde dat er geen compensatie intern
LMB werd gezocht en daarmee is men akkoord gegaan.
Naar aanleiding van een opmerking van de heer Kropf bevestigt de voorzitter dat na het uitbrengen
van het beleidsvoornemen het reguliere reorganisatietraject zal worden gevolgd.
De heer Stassen vindt het merkwaardig dat de centrales hier kennis van hebben moeten nemen via
de kranten en vervolgens te horen krijgen dat dit nog geformaliseerd zal worden via de afgesproken
procedures. Dit is niet de juiste volgorde.
De heer Kropf informeert wanneer het beleidsvoornemen Brigade Hoofdkwartieren uitkomt.
De heer Van de Hoef zegt dat nog te zullen nagaan. Hij komt binnenkort met een antwoord.
12. Stroomlijning DBBO
De heer Van de Hoef begrijpt dat het feitelijk gaat om acht functies op het gebied van beveiliging
die overgaan van het CLAS naar het CDC. Daar moet nog een opdracht tot reorganisatie voor
worden gegeven. Spreker zal ervoor zorgen dat die opdracht er komt zodat het URD-traject gestart
kan worden.
De heer Schipper zegt de indruk te hebben dat men intussen al bezig is om het betrokken personeel
van het DGLC onder de DBBO te laten functioneren. De centrales maken zich daar zorgen over. Ze
hebben een reorganisatieplan nodig om de rechtspositie van de medewerkers te kunnen regelen. Als
Defensie het werk eerst in de praktijk gaat organiseren en vervolgens pas met een plan komt, dan
kunnen medewerkers in de tussentijd gaan ‘zweven’.
4/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
De voorzitter zegt dat de HDP in haar interne nota over sourcingtrajecten ook nog eens zal wijzen
op de rol van de centrales en de medezeggenschap bij reguliere reorganisatietrajecten. Hij heeft de
indruk dat de aandacht daarvoor de laatste tijd wat begint te verslappen.
De heer Schipper stelt dat duidelijk moet zijn dat het URD van toepassing is.
Agendapunt 4: VRP Reorganisatie Internationale Ondersteuning (RIO) CZMCARIB
(REO/14.00384)
De voorzitter herinnert eraan dat partijen dit onderwerp eerder hebben besproken in de vergadering
van de werkgroep REO van 11 april 2013. Met de brief van 26 juni 2014 wil Defensie de centrales
informeren over de voortgang van het reorganisatietraject en de toezeggingen die zijn gedaan op het
gebied van de bedrijfsvoering.
Volgens de heer Plijner zijn de tekortkomingen in het voorzieningenniveau waar de centrales vorig
jaar op wezen opgelost. Partijen hebben toen afgesproken om een werkorganisatie in te stellen. Die
werkorganisatie is inmiddels een keer verlengd; de formele status is sinds 1 juli 2014 afgelopen.
Het vullen van de functies bleek niet makkelijk. De afspraak was dat er in de werkorganisatie twee
functies mochten worden gepubliceerd: de functie assistent clustermanager Carib (LTZ2) en de
functie locatiemanager NSA voor Aruba (SMJR LDA). De eerste functie is drie maal gepubliceerd.
Het CZSK had hier geen kandidaten voor. In samenspraak met de directeur P&O van het CZSK is
deze functie nu gevuld met iemand van de KMar. Voor de functie locatiemanager NSA in Aruba
zijn na twee keer publiceren twee kandidaten aangeboden. Het ziet er dus naar uit dat men eindelijk
op het afgesproken niveau zal komen. Er is inmiddels echter weer een vacature op Curaçao en
spreker wil ook graag de andere twee vacatures die volgend jaar komen publiceren. Vandaar het
dringend verzoek om het voorliggende VRP te formaliseren.
De heer Kropf zegt dat hem een aantal zaken is opgevallen. Het eerste is dat bij het aangeboden
VRP geen advies zat van de medezeggenschap. Dat vindt hij vreemd. Als een VRP opnieuw wordt
aangeboden na een lange periode waarin er een werkorganisatie is geweest, dan verwacht hij dat de
leerpunten uit die werkorganisatie worden meegenomen bij het opnieuw behandelen van het stuk.
De centrales hebben in de vergadering van 11 april 2013 gewezen op een aantal zaken in het
voorzieningenniveau die niet of niet goed waren geregeld. De heer Plijner stelt dat deze zaken zijn
opgelost, maar de signalen die spreker hierover krijgt uit de West zijn anders. Hij stelt dan ook voor
dat de heer Plijner het voorliggende VRP terugneemt en opnieuw aan de centrales aanbiedt met een
advies van de medezeggenschap waarbij de leerpunten uit de werkorganisatie zijn meegenomen.
Het tweede punt dat spreker opvalt is dat het CZSK de functie assistent clustermanager met de rang
van LTZ2 niet kon vullen. Dat verbaast hem.
Tenslotte wijst spreker erop dat de centrales er inderdaad mee hebben ingestemd dat er functies
werden gevuld, maar wel binnen een werkorganisatie. Daarom vindt hij het vreemd dat er al
functionarissen effectief op deze functies worden bevorderd. De afspraak is dat er ten aanzien van
personeelsleden die in een werkorganisatie zijn geplaatst, geen onomkeerbare rechtspositionele
beslissingen worden genomen. Als partijen afspraken maken over het vullen van functies in een
werkorganisatie, dan worden die functies pas effectief gevuld na BCO 3.
De heer Van Sprang zegt zich volledig aan te sluiten bij de opmerkingen van de heer Kropf. Uit de
contacten die hij heeft in de West begrijpt hij dat daar nog veel onduidelijkheid is. Men vraagt zich
af waarom de besprekingen over het voorzieningenniveau buitenland nog niet zijn afgerond. De
5/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
relatie met het DCIOD-concept is nog steeds niet helder. Dat zijn voor hem voldoende redenen om
zich aan te sluiten bij de vorige spreker.
De heer Schipper memoreert de afspraken die partijen in de vergadering van 11 april 2013 hebben
gemaakt. De centrales hebben zich toen constructief opgesteld door ermee in te stemmen dat er al
functies werden gevuld, maar wel in de context van een werkorganisatie en dat betekent dat er nog
niet effectief kan worden bevorderd. Dat kan wel met terugwerkende kracht. In een werkorganisatie
moet immers goed worden geregistreerd wat een functionaris doet, zodat deze persoon daar rechten
aan kan ontlenen als de functie die hij in de werkorganisatie vervult door een reorganisatieplan
wordt geëffectueerd. Dan kan er een discussie komen over bevordering met terugwerkende kracht.
Dat is wat de centrales in de vorige vergadering hebben bedoeld. Dat is echter niet gebeurd. Daarom
sluit spreker zich volledig aan bij de vorige sprekers.
Op verzoek van de voorzitter wordt de vergadering geschorst
De voorzitter heropent de vergadering. Hij stelt vast dat, ook al hebben beide partijen het besef dat
de situatie van een werkorganisatie niet al te lang moet voortduren, dit reorganisatietraject nog niet
kan worden afgerond. Er is een toezegging gedaan om de werkorganisatie te evalueren. Defensie zal
deze evaluatie met voortvarendheid aanpakken en daar ook de relatie met het voorzieningenniveau
buitenland in mee nemen. Defensie hoopt dat deze evaluatie, die door de medezeggenschap op
TRMC-niveau zal worden uitgevoerd, uiterlijk 1 oktober 2014 zal zijn afgerond. Dat betekent dat
de situatie van de werkorganisatie in ieder geval nog zal voortduren tot en met oktober. Partijen
zullen dan in de vergadering van de werkgroep REO van oktober moeten beslissen of men met dit
traject verder kan.
De heer Plijner legt uit dat de twee functies die van belang waren om het voorzieningenniveau op
peil te houden, de functie van assistent clustermanager was met de rang van eerste luitenant en de
functie van locatiemanager NSE Aruba met de rang van sergeant majoor. De afspraak was dat hij
deze twee functie mocht proberen te vullen. Dat heeft een tijd geduurd. De luitenant is aangenomen
voor een volle functie omdat het nagenoeg ondoenlijk was om voor een werkorganisatie van zes
maanden mensen naar het buitenland te verplaatsen. Dat geldt ook voor de twee personen die vanuit
Nederland zijn aangeboden voor de functie van locatiemanager op Aruba. Men zou deze personen
tekort doen door hun een functie van zes maanden aan te bieden, aldus spreker.
De heer Kropf begrijpt dat het moeilijk is om iemand een functie in het buitenland aan te bieden
voor zes maanden, maar als dat niet lukt dan had men dit ook anders aan kunnen pakken. Dan had
men ervoor kunnen kiezen om, of de functie niet te vullen, of een personeelslid te detacheren of bij
de centrales terug te komen met een aangepaste vraag. Wat Defensie nu heeft gedaan, is echter niet
volgens afspraak. De afspraak is dat in een werkorganisatie geen onomkeerbare rechtspositionele
beslissingen worden genomen en dat betekent dat er geen medewerkers kunnen worden bevorderd
of effectief op een functie geplaatst.
De voorzitter merkt op dat Defensie heeft uitgelegd wat er precies is gebeurd en dat is niet geheel
volgens de regels. Dat is juist. Defensie heeft hier echter wel te maken met een buitenlandsituatie en
met tegenstrijdige wensen. Aan de ene kant wil men de organisatie graag vullen, aan de andere kant
wil men het personeel enige zekerheid bieden. Daarom is dit op deze manier gelopen. Wat Defensie
nu voorstelt is om zo snel mogelijk de evaluatie van de werkorganisatie te laten uitvoeren en om in
de vergadering van de werkgroep REO van oktober hierop terug te komen en te bezien of men met
dit reorganisatietraject verder kan.
6/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
Naar aanleiding van een vraag van de heer Stassen legt de heer Plijner uit dat de twee kandidaten
die uiteindelijk zijn aangeboden voor de functie van locatiemanager NSE Carib twee sergeanten
majoor zijn van het CZSK. Deze kandidaten hebben dus wel de juiste rang, maar komen allebei uit
Nederland. Van deze medewerkers kan niet worden gevraagd om voor zes maanden naar de Carib
te gaan, aldus spreker. Dit biedt hun onvoldoende zekerheid. Dit probleem is vorig jaar ook aan de
orde geweest en toen meenden partijen nog dat “ze daar wel uit zouden komen”. Spreker stelt vast
dat dit nu anders ligt.
Op verzoek van de centrales wordt de vergadering geschorst
De voorzitter heropent de vergadering.
De heer Kropf dankt de voorzitter voor de schorsing. De centrales hebben vastgesteld dat partijen
het erover eens zijn dat de processen anders hadden moeten verlopen. De centrales beschouwen
deze vergadering als een terugkoppeling van Defensie dat het op dit moment niet mogelijk is de
werkorganisatie op een reguliere manier te vullen. Ze geven hierbij toestemming om deze functie in
de werkorganisatie te vullen, maar stellen daarbij één voorwaarde. Als, bijvoorbeeld uit de evaluatie
van de werkorganisatie, blijkt dat deze functie wordt bijgesteld of vervalt, dan moet het betrokken
personeelslid de functie voor de toegezegde periode kunnen blijven uitdienen.
De voorzitter zegt dat Defensie met deze voorwaarde instemt. Deze afspraak kan worden gevoegd
bij de toezegging dat de werkorganisatie zal worden geëvalueerd.
De heer Stassen merkt op dat er inmiddels ook een evaluatie heeft plaatsgevonden van het DCIOD
als geheel. Deze evaluatie zou ook gevolgen kunnen hebben voor de organisatie op de Nederlandse
Antillen. Hoe gaat men daarmee om?
De heer Plijner antwoordt dat de afspraken die partijen in het kader van deze reorganisatie maken
zullen worden gerespecteerd, ook in de nieuwe situatie van het DCIOD. Daar wordt niets meer aan
veranderd.
De voorzitter dankt de heer Plijner voor zijn toelichting en sluit dit agendapunt af.
Agendapunt 3: VRP KMar eenheid bij de dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V)
(REO/14.00360)
De voorzitter constateert dat het concept-VRP DT&V is besproken in het IO REO KMar van
10 december 2013 en van 3 juni 2014. Daar is afgesproken om het VRP ter behandeling aan te
bieden aan de werkgroep REO.
De heer Stoetman licht toe dat de discussie in het IO REO KMar niet zozeer ging over de inhoud
van het plan, maar zich toespitste op de vraag of hier sprake is van het uitbesteden van taken van
Defensie en zo ja, of dan het Sociaal Statuut Uitbesteding van toepassing is. Over de personele
gevolgen zijn duidelijke en goede afspraken gemaakt. Dit is een lopend proces. Bij de DT&V
werken nu nog 6 van de 21 medewerkers. De overige medewerkers zijn al op TTW-basis geplaatst
binnen de KMar, zodat ze zich daar meer geschikt kunnen maken voor een nieuwe functie binnen
de organisatie.
7/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
Volgens de heer Stassen is in het IO REO KMar wel degelijk ook over de inhoud van het plan
gesproken. Wat betreft de algemene personele aspecten, ging de zorg van de centrales vooral uit
naar het personeel dat bij de DT&V achterblijft. De centrales vinden dat deze medewerkers de
mogelijkheid moeten krijgen om mee te dingen naar functies die eventueel bij het ministerie van
V&J overblijven.
De voorzitter concludeert dat in deze vergadering twee punten besproken dienen te worden: het al
dan niet toepassen van het SSU en de algemene personele aspecten en gevolgen.
Hij gaat eerst in op het onderwerp SSU. Het huidige SSU is primair gericht op de overgang van
defensiepersoneel naar een marktpartij. In de vergadering van het SOD van 10 juni 2014 hebben
partijen afgesproken om daarnaast ook een ‘SSU-Overheid’ op te stellen, waarin allerlei vormen
van rijksbrede overgangen en samenwerking aan de orde zullen komen. Toen de discussie in het
IO REO KMar over de DT&V speelde, was deze afspraak nog niet gemaakt.
De heer Schipper komt terug op de algemene personele aspecten. Hij ziet in hoofdstuk 7 van het
VRP bij punt 7.1.3 de volgende personeelsafspraak staan: “De huidige KMar-medewerkers die bij
de DT&V werkzaam zijn kunnen als interne kandidaat mee solliciteren naar de vacatures die bij
DT&V ontstaan. Indien zij worden aangenomen betekent dit dat ze in dienst zullen treden bij DT&V
en dus ontslag aanvragen bij de KMar.” Dat laatste vindt spreker “te kort door de bocht”. Met dit
voorstel laat Defensie haar medewerkers overgaan naar een ander ministerie, zonder vooraf met de
centrales overleg te hebben gevoerd over de voorwaarden. Dat overbrengen van medewerkers van
de ene rijksdienst naar de andere, ziet spreker toch als outsourcen.
Verder verwijst spreker naar de voorlaatste zin van de aanbiedingsbrief: “De KMar verwacht al het
bij deze reorganisatie betrokken KMar personeel een vervolgfunctie te kunnen aanbieden.” Spreker
ziet dat de KMar daar haar uiterste best voor doet, maar vindt ook dat “te kort door de bocht”.
Desgevraagd door de voorzitter legt de heer Stoetman uit dat van de 21 KMar-medewerkers met
een arbeidsplaats bij de DT&V, er nog 6 bij de DT&V werkzaam zijn en DT&V-taken uitvoeren.
De overige medewerkers zijn al op TTW-basis andere functies aan het vervullen binnen de KMar.
Voor de militairen is afgesproken dat zij hun functieduur bij de DT&V kunnen uitdienen. Hun
arbeidsplaats bij de DT&V blijft bestaan tot 1 oktober 2015.
De heer Kropf merkt op dat partijen afdwalen van de principiële vraag en dat is of Defensie taken
en middelen overhevelt naar een andere sector of niet. Volgens spreker is hier duidelijk sprake van.
Er worden 43 VTE inclusief de taken van Defensie overgeheveld naar het ministerie van VenJ. Er is
volgens de centrales nagelaten daarvoor de juiste procedure te volgen. De KMar meent dat de taken
niet aan de orde zijn en dat slechts gekeken moet worden naar de herplaatsing van het betrokken
personeel. Spreker vertrouwt erop dat de KMar daarin slaagt, maar dat laat onverlet de principiële
vraag of dit al dan niet uitbesteden is van werkzaamheden en taken.
De voorzitter merkt op dat bij de DT&V O-stoelen zijn geplaatst afkomstig van Defensie. Nu zich
een reorganisatie bij de DT&V voordoet, leidt dit tot wijzigingen van die stoelen. De vraag ontstaat
daarmee welke minister daarvoor verantwoordelijkheid draagt en welke regels zijn toe te passen.
Hierover zijn in het verleden geen afspraken gemaakt en dat is het bestuurlijk-juridische probleem
dat zich nu voordoet. Een zaak als deze zal ook meegenomen worden bij de opstelling van een
‘SSU Overheid’.
De heer Schipper sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Kropf.
8/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
Zoals in het IO REO KMar naar voren gebracht, bevreemdt het hem dat de KMar aan de DT&V
budget overdraagt zonder functies.
De heer Stoetman merkt op dat de DT&V weliswaar het gezag vormt, maar nimmer het beheer van
de O had; dat ligt bij Defensie. Bij de oprichting van de DT&V verstrekte deze dienst financiële
middelen aan de KMar om arbeidsplaatsen aan te maken om die VTE in te zetten bij de DT&V.
Nu de DT&V daarvan niet langer gebruik maakt, verzoekt zij om teruggave van een deel van die
middelen en kan de KMar die arbeidsplaatsen uitzetten. Er is dus geen sprake van het uitbesteden
van een defensietaak aan een andere overheidssector. Het gaat hier om een taak die Defensie
uitvoerde voor een andere overheidsinstelling en die nu wordt stop gezet.
Dat neemt niet weg, aldus de heer Kropf, dat het gaat om door Defensie gefinancierde
formatieplaatsen. Dit betreft een defensietaak die wordt uitgeoefend vanaf defensiestoelen, waarbij
het niet uitmaakt of die wel of niet gevuld zijn. De O-kant lag steeds bij Defensie en wordt eerst nu
overgedragen. Spreker handhaaft zijn standpunt over de outsourcing.
De voorzitter komt terug op de algemene personele aspecten. Zoals gezegd blijven de militairen hun
taken bij de DT&V uitvoeren tot 1 oktober 2015. Het beleid van de KMar is om deze medewerkers
via functietoewijzing binnen de KMar of elders binnen Defensie te plaatsen. Voor de burgers wordt
ernaar gestreefd hun een nieuwe functie te geven, in eerste instantie binnen Defensie. Als dat niet
lukt of als betrokkene dat zelf niet wil, dan zal Defensie haar best doen om die medewerker bij een
ander ministerie geplaatst te krijgen. Dat is de algemene verantwoordelijkheid van Defensie.
De heer Kropf benadrukt dat eerst moet worden vastgesteld of er sprake is van uitbesteding of niet.
Pas daarna komen de voorzieningen voor militairen en burgers aan de orde. De voorzieningen voor
medewerkers die de voorzitter zojuist opsomde, zien op het vervallen van functies en komen voort
uit het SBK 2012. Spreker herhaalt dat hier sprake is van een interdepartementale overheveling van
formatie en taken inclusief het budget; dat is een O-aangelegenheid. Dit duidt op een uitbesteding.
De heer Schipper merkt op dat de taken die de KMar nu verricht voor de DT&V, door de DT&V
zelf uitgevoerd worden. Het werk blijft dus bestaan, dat blijkt ook uit het door hem aangehaalde
punt 3 van 7.1 Personeelsafspraken. Het ligt dan ook voor de hand de KMar-medewerkers over te
hevelen naar het ministerie van VenJ voor die taakuitvoering. Indien daartoe wordt besloten, moet
overlegd worden over de condities die daarvoor gelden.
De voorzitter geeft aan dat men nog niet de beschikking heeft over een ‘Sociaal Statuut Overheid’.
De heer Kropf stelt dat dit op dit moment niet zo belangrijk is De overgang van Defensiepersoneel
naar het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) gebeurt eveneens zonder een dergelijk statuut. Partijen moeten
het eerst eens zien te worden of hier sprake is van het uitbesteden van taken en het overhevelen van
P-budget of niet. Volgens de centrales is dat hier duidelijk het geval.
Op verzoek van de voorzitter wordt de vergadering geschorst
De voorzitter heropent de vergadering. Hij stelt vast dat de discussie zich toespitst op de vraag of
hier sprake is van het uitbesteden van taken of niet. Dit is een complexe materie. Defensie neemt dit
discussiepunt terug. Ze zal dit intern nog nader bespreken en komt hier in de vergadering van de
werkgroep REO van september op terug. Het VRP KMar eenheid bij de dienst Terugkeer & Vertrek
wordt aangehouden.
9/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
Agendapunt 5: Rondvraag en sluiting
Er zijn geen punten voor de rondvraag.
De voorzitter sluit de vergadering.
10/11
Georganiseerd Overleg Sector Defensie
Werkgroep Reorganisaties
Overleg d.d. 10 juli 2014
Actiepuntenlijst bij het verslag van het overleg d.d. 10 juli 2014
Nr.
Onderwerp
Korte omschrijving acties
Vindplaats
Actienemer
1.
VRP DTD
- informeren naar planning en aandacht vragen voor
positie ‘zwevers’
- opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling
voorzieningenniveau in werkgroep AP
blz. 2 agpt. 2
HDP
2.
VRP EGB
- informeren naar planning en aandacht vragen voor
positie ‘zwevers’
- opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling
voorzieningenniveau in werkgroep AP
blz. 2 agpt. 2
HDP
3.
VRP TGB
- informeren naar planning en aandacht vragen voor
positie ‘zwevers’
- opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling
voorzieningenniveau in werkgroep AP
blz. 2 agpt. 2
HDP
4.
F 100
Motorenonderhoud
bespreken in vergadering REO in aanwezigheid van
DMO en CLSK:
- beleidsvoornemen reorganisatie F 100
Motorenonderhoud (indien gereed)
- evaluatierapport PPS F 100 (REO/13.00233)
blz. 2 agpt. 2
HDP
5.
Discussie over
‘hekken’
notitie over vestigingsplaats zoals bedoeld in het
ontslagbesluit uiterlijk 01-09-2014 aan werkgroep
AP sturen en z.s.m. laten agenderen
blz. 3 agpt. 2
HDP
6.
Sourcingtraject DVOW
- zorgpunten centrales aangaande personele
aspecten opnemen in een brief en die aan de orde
stellen in de werkgroep AP
- concept beleidsvoornemen aan werkgroep REO
voorleggen
blz. 3 agpt. 2
HDP
blz.3 agpt. 2
CLAS/HDP
7.
Sourcingtrajecten/
reorganisatietrajecten
in een interne notitie aandacht vragen voor Paspecten en betrokkenheid centrales en
medezeggenschap
blz.3 agpt 2
HDP
8.
Duits-Nederlands
samenwerking
nagaan wanneer het BV Brigade Hoofdkwartieren
uitkomt
blz. 4 agpt. 2
HDP
9.
Stroomlijning DBBO
zorgen voor opdracht tot reorganisatie zodat URDtraject kan worden gestart
blz. 4 agpt. 2
HDP
10.
VRP RIO CZM
CARIB
- werkorganisatie evalueren
- werkorganisatie vullen onder gestelde voorwaarde
- VRP opnieuw bezien in vergadering REO oktober
blz.7 – agpt 4
DEF
blz. 6 – agpt 4
HDP
- VRP aanhouden
- in september terugkomen op discussiepunt
uitbesteding of niet
blz 10 – agpt 3
HDP
11.
VRP KMar eenheid
DT&V
11/11