uit_Volledige tekst

Uitgaansgeweld
Auteurs: drs. E. de Bie en prof. dr. W.J.M. de Haan
Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Vakgroep Strafrecht en Criminologie
Betrokken Officier van Justitie: mr. K. Bunk
Arrondissementsparket Leeuwarden
1. Basisfeiten
a. Aard
Definitie
Exacte en betrouwbare gegevens over de aard, omvang en spreiding van uitgaansgeweld zijn, net als
over veel andere vormen van criminaliteit, niet voorhanden. Daarbij komt dat onduidelijk is wat precies
onder uitgaansgeweld wordt verstaan en hoe het moet worden gedefinieerd. Zo vormt uitgaansgeweld
slechts een deel van wat tegenwoordig wel wordt omschreven als zinloos of willekeurig geweld.
Zoals verwacht is in ruim 50% van de gevallen van zinloos geweld volgens het slachtoffer geen sprake
van een directe aanleiding, zo blijkt uit onderzoek in de politieregio Haaglanden. Echter ruim 18%
procent heeft een verkeersconflict als aanleiding en kan derhalve niet zonder meer tot uitgaansgeweld
worden gerekend. Slechts in 3% van de gevallen wordt een directe relatie met de horeca aangegeven.
In andere inventarisaties en onderzoeken naar geweld op straat en in de horeca omzeilt men het
definitieprobleem door het onderzoek te beperken tot op een bepaald gebied. Uitgaansgeweld wordt
in die gevallen gedefinieerd als geweld dat in het uitgaansgebied plaats vindt. Deze onderzoeken
bieden veelal slechts zicht op de lokale situatie en niet duidelijk is in hoeverre deze situatie
representatief is voor de landelijke situatie.
b. Omvang
Onveiligheid in de horeca
Recentelijk is wel landelijk onderzoek verricht naar onveiligheid in de horeca. Het onderzoek richt zich
met name op jongeren, alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan. Onder agressie wordt in dit
onderzoek ook uitschelden en bedreigen verstaan.
•
•
Van de 49 horeca-ondernemers die meewerkten aan het onderzoek heeft ruim twee derde
(69%) in het voorgaande jaar te maken gehad met agressie binnen hun café of disco. In de
meeste gevallen gaat het om fysieke agressie tegen personen (47%) en verbale agressie
(45%).
Van de ruim 1.500 geënqueteerde jongeren zegt een vijfde (19%) in het afgelopen jaar
slachtoffer te zijn geweest van agressie tijdens het uitgaan, het merendeel 1-2 keer (82%). De
overigen zijn het afgelopen jaar 3-4 keer (9%) of vaker (9%) slachtoffer geweest . Kijken we
alleen naar fysiek geweld dan blijkt dat 48% is geslagen/geschopt en 7% gestoken/geslagen.
Ook een vijfde (21%) van de jongeren geeft aan zich het afgelopen jaar schuldig te hebben
gemaakt aan agressie. 40% van deze personen zegt dat het gaat om fysieke agressie tegen
personen en 4% geeft aan dat het slaan/steken met een voorwerp betrof.
Aan de jongeren is ook gevraagd hoe de situatie zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Iets meer
dan de helft van de jongeren (55%) geeft aan dat naar hun mening agressie in de horeca is
toegenomen, terwijl een derde aangeeft dat de agressie niet is toegenomen.
c. Daders
Sekse
Agressie en crimineel gedrag worden doorgaans als typisch mannelijk gedrag gezien. Uit
verschillende inventarisaties van geweld in het uitgaansgebied door de politie blijkt dat het merendeel
van de daders mannen betreft. De percentages liggen ruwweg tussen de 80 en 90 procent. Op basis
van politiecijfers wordt overigens wel geconcludeerd dat er bij alle vormen van criminaliteit, dus ook
geweldsdelicten, sprake is van een toename van de omvang van meisjescriminaliteit.
1
Leeftijd
De leeftijd van de daders ligt ruwweg tussen de 18 en 28 jaar. Het onderzoek naar zinloos geweld in
de regio Haaglanden meldt dat
•
•
•
30% van de daders jonger is dan 18 jaar,
40 % is tussen de 18 en 25 jaar en
30% is 25 jaar of ouder.
Opvallend is overigens dat vooral jongeren tot en met 20 jaar aangeven zich agressief te gedragen.
Uit diepte-interviews blijkt dat bij veel jongeren het agressieve gedrag vermindert naarmate ze ouder
zijn geworden. De jongens krijgen een vriendin en gaan minder vaak met een grote groep jongens uit.
Etniciteit
Uit onderzoek in de politieregio Utrecht naar straatgeweld blijkt dat het vooral Nederlandse mannen
betreft. Er is geen sprake van een oververtegenwoordiging van allochtone jongeren.
Recidive
Uit het onderzoek naar zinloos geweld blijkt een kleine 32% van de verdachten (34 van de 107) reeds
eerder een proces verbaal te hebben gekregen wegens een geweldsdelict. Dit hoeft overigens niet
specifiek zinloos geweld te betreffen.
d. Slachtoffers
Leeftijd
Jongeren zijn over het algemeen vaker slachtoffer van geweldsdelicten dan ouderen. De
politiemonitor van 1999 geeft het volgende beeld van het percentage slachtoffers van geweldsdelicten
(bedreiging, mishandeling en portemonneediefstal met geweld):
1993 1995 1997 1999
15 - 17 jaar 8,0
9,2
11,6 13,4
18 - 24 jaar 9,8
9,5
10,0 13,6
25 en ouder 4,2
4,3
4,6
4,9
Omdat jongeren over het algemeen meer uitgaan dan ouderen mag worden verondersteld dat het
beeld voor uitgaansgeweld nog meer in het nadeel van jongeren tot 25 jaar uitvalt.
Sekse
Het merendeel van de slachtoffers van geweld zijn mannen al ligt de verhouding tussen de beide
seksen anders dan die bij de daders. Bijna 80% van de slachtoffers van zinloos geweld is man en
20% vrouw. Jongens zijn (in het afgelopen jaar) vaker slachtoffer geweest van uitgaansgeweld dan
meisjes, namelijk 23% tegenover 15%.
Etniciteit
Ook slachtoffers van geweldsdelicten blijken overwegend blanke Nederlandse mannen.
Kenmerken specifieke doelgroep
Verder dient te worden aangetekend dat uit onderzoek ook blijkt dat er een overlap bestaat tussen
daders en slachtoffers van geweld. Voor de ruim 1500 personen die in horeca-gelegenheden zijn
geënquêteerd, geldt bijvoorbeeld dat 38% van de slachtoffers in het afgelopen jaar tevens dader is
geweest als gekeken wordt naar agressie tijdens het uitgaan.
2
e. Situaties
Tijdstip delict
Uitgaan vindt voor een belangrijk deel plaats in het weekend, het is dus niet verwonderlijk dat het
merendeel van het uitgaansgeweld plaats vindt in de nacht van vrijdag op zaterdag en in de nacht van
zaterdag op zondag. In enkele steden, bijvoorbeeld Groningen en Leeuwarden, wordt geconstateerd
dat ook de nacht van donderdag op vrijdag een belangrijkere plaats gaat innemen als het gaat om
uitgaansgeweld. De tijstippen waarop uitgaans geweld plaats vinden liggen ruwweg tussen 01.00 uur
en 05.00 uur 's nachts.
Uit het onderzoek in de regio Haaglanden blijkt dat het beeld van zinloos geweld, dat meer omvat dan
uitgaansgeweld, meer diffuus is. Een groot deel (50%) blijkt namelijk overdag plaats te vinden. 's
Avonds en 's nachts vindt respectievelijk 30 en 20 procent van de gevallen van zinloos geweld plaats.
Plaats delict
Het merendeel van de delicten vindt op of in de buurt van locaties waar sprake is van een concentratie
van uitgaangelegenheden. Veelal betreft dit het centrum van de steden en dorpen.
Op het platteland is er daarnaast nog wel eens sprake van een concentratie rond zogenoemde
discoroutes (in- en uitstapplaatsen van de discobussen).
f. Schade
Letsel
Uit het onderzoek naar zinloos geweld in de regio Haaglanden blijkt dat 54% van de gebeurtenissen
afloopt zonder letsel bij het slachtoffer. Bij 31% is sprake van verwondingen van lichte aard en bij 14%
van zware verwondingen. In totaal 24% van de slachtoffers moest in een ziekenhuis worden
behandeld. Over de duur van de opname zijn verder geen gegevens bekend.
Het onderzoek van Nijboer en Timmerman, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen scholieren
en discobezoekers, laat zien dat er bij de scholieren in 6 gevallen een medische behandeling nodig
was van de 89 personen die zelf slachtoffer waren geworden. Bij de geënquêteerde discogangers (in
totaal 455 ondervraagden) was bij 23 van 43 personen die zelf slachtoffer zijn geworden sprake van
letsel en moesten 7 personen zich minimaal onder doktersbehandeling stellen.
Zij merken verder op dat het opvallend is dat er bij de discobezoekers sprake is van 'grover' geweld, in
de zin dat er vaker medische hulp nodig is.
Materiële schade
Directe materiële schade voor het slachtoffer is er bijvoorbeeld bij schade aan kleding en/of
accessoires (brillen en dergelijke). Bij instrumentele geweldsdelicten zoals bijvoorbeeld straat - en
tasjesroof is het makkelijker om een beeld te krijgen van de materiële schade voor het slachtoffer.
Cijfers over schade van slachtoffers bij zinloos geweld of geweld in het uitgaansgebied blijken, zoals
gezegd, minder belangrijk dan het opgelopen letsel en worden doorgaans niet gegeven.
Bij materiële schade van uitgaansgeweld moet overigens ook gedacht worden aan de horeca als
slachtoffer.
•
•
Direct in de zin van beschadigingen aan het interieur en het (terras)meubilair door
vechtpartijen.
Indirect in de zin van inkomstenderving (omzetverlies) doordat mensen uit angst thuisblijven of
bepaalde café's en kroegen gaan mijden (mede door negatieve publiciteit).
Ook hierover zijn geen gegevens bekend. Materiële schade voor de samenleving als geheel is
gelegen in het feit dat door de politie tijd en geld moet worden gestoken in het opnemen van aangiften
en het opsporen en verhoren van verdachten van uitgaansgeweld. Ook het justitiële apparaat maakt
kosten in verband met de veroordeling van de desbetreffende daders.
Daarnaast zijn er natuurlijk nog de kosten voor de medische behandeling van slachtoffers die door
verzekeraars moeten worden vergoed en kosten die samenhangen met het arbeidsverzuim door het
opgelopen letsel. Cijfers hierover zijn niet voorhanden.
Immateriële schade
Bij immateriële schade voor het slachtoffer moet gedacht worden aan de psychische schade die het
slachtoffer van uitgaansgeweld oploopt. Met name het onvoorspelbare karakter van deze vorm van
3
geweld en het idee dat iedereen zo maar zonder aanleiding te geven slachtoffer kan worden, lijkt
mensen angst in te boezemen. De immateriële schade vo or de samenleving als geheel is moeilijk in te
schatten. Dat deze vorm van geweld de gemoederen bezighoudt blijkt wel uit de grote interesse van
de media en de aandacht van de politiek voor dit fenomeen. Het Twaalf Stedendebat is mede opgezet
naar aanleiding van de verontwaardiging over enkele aandachttrekkende gevallen van geweld op
straat.
In algemene zin kan worden geconstateerd dat er een lichte toename is van het aantal mensen dat
zich wel eens onveilig voelt: van 29% in 1997 naar 31% in 1999. Het percentage dat zich vaak
onveilig voelt blijft min of meer gelijk.
g. Overige feiten
Regionale spreiding
Uitgaansgeweld is niet iets dat als een specifieke grote stadproblematiek kan worden beschouwd. Al
eerder is onderzoek gedaan in criminaliteit in recreatiegebieden zoals Renesse in de gemeente
Westenschouwen waar men veel last heeft (gehad) van zogenoemde recreatiecriminaliteit.
Geweldpleging maakt hiervan onderdeel uit. Ook nu speelt dit waarschijnlijk nog een rol en verklaart
dit wellicht waarom een kleine plaats als Westenschouwen, na Amsterdam, op de tweede plaats staat
in de top-25 van steden met geweldsmisdrijven.
Uit het onderzoek naar agressie in de horeca blijkt dat in plattelandsgebieden het probleem groter is
dan in stedelijke gebieden. Dit kan deels worden verklaard door hogere alcoholconsumptie en ook
door de aanwezigheid van een ander soort publiek. Een ander belangrijk aspect is dat de groep
waarmee jongeren uitgaan op het platteland over het algemeen groter is dan in de steden.
Alcohol en drugs
De relatie tussen alcohol en geweld is niet geheel duidelijk. Alcoholgebruik vergroot het risico op
agressie. Jongeren en horeca-ondernemers noemen alcohol als belangrijkste factor voor het ontstaan
van agressie tijdens het uitgaan.
Naast de invl oed van alcohol op agressief gedrag tijdens het uitgaan wordt agressie in toenemende
mate toegeschreven aan drugsgebruik. Het gaat daarbij voornamelijk om de combinatie van drugs (en
dan met name pillen) en alcohol.
Drie kwart van de daders geeft aan onder invloed te zijn geweest van alcohol en/of drugs, de jongeren
die zich agressief gedragen behoren voor een belangrijk deel tot de excessieve drinkers. Ook bij de
slachtoffers is vaak sprake van drank en/of drugsgebruik. Op de vraag of de slachtoffers op het
moment van agressie alcohol en/of drugs hebben gebruikt, antwoordt twee derde bevestigend.
Groepsgedrag
Uitgaansgeweld zou met name een delict zijn dat in groepsverband wordt gepleegd. Bij de delicten die
tot zinloos geweld kunnen worden gerekend is in ongeveer de helft van de gevallen sprake van meer
daders. Het blijkt dat vooral jongens jonger dan 20 jaar uitgaan in grote groepen. Een aantal jongeren
is van mening dat er vaker sprake is van agressie als de groep voornamelijk uit jongens bestaat. Ruim
een kwart van de geënqueteerde jongeren is van mening dat er vaker sprake is van agressie als de
groep groter is. Horeca-ondernemers wijzen hier ook op.
Wapens
Het toenemend aantal mensen dat met een wapen op stap gaat, wordt wel gezien als een belangrijke
oorzaak voor de toename van het uitgaansgeweld. Het percentage jongeren dat aangeeft een wapen
mee te nemen als ze uitgaan is echter niet erg groot en ook in slechts een klein aantal gevallen van
zinloos geweld is sprake van wapengebruik.
Het wapenbezit onder jongeren is uitgebreid onderzocht in Groningen. Hieruit blijkt dat er een
onderscheid moet worden gemaakt tussen de bevindingen bij de scholieren en de
discotheekbezoekers.
•
•
Bij scholieren geeft ruim 11% van de meisjes en 40% van de jongens aan een wapen te
bezitten. In het merendeel van de gevallen betreft het steekwapens (jongens 91% en meisjes
84%).
Van de bezoekers van discotheken geeft een kleine 10 % van de vrouwen en ruim 14% van
de mannen aan een wapen te bezitten.
4
Hierbij dient te worden aangetekend dat van de groep discotheekbezoekers gemiddeld 3,8% aangeeft
het wapen ook werkelijk mee te nemen als ze uitgaan. Uit het onderzoek naar agressie in de horeca
blijkt dat 5% van de jongeren aangeeft tijdens het uitgaan een wapen bij zich te dragen. Verder valt op
dat zowel onder jongeren die (in het afgelopen jaar) agressie hebben vertoond als onder jongeren die
slachtoffer zijn geweest, het wapenbezit aanzienlijk hoger is dan onder degenen die niet bij agressie
betrokken zijn geweest.
Omgevingsfactoren
Van de jongeren die gevraagd werd naar de invloed van factoren in horecagelegenheden als
muzieksoort, temperatuur, publiek en dergelijke, was bijna drie kwart van mening dat deze factoren
van invloed zijn op het al dan niet voorkomen van agressie in horecagelegenheden. De meest
genoemde factoren zijn
•
•
•
de aard van het publiek,
de beveiliging en
de muzieksoort.
Een op de tien jongeren noemt het piekuur als factor. Verder worden warmte en drukte genoemd als
bron van irritatie. Ook de inrichting van een horecagelegenheid speelt een belangrijke rol, voorkomen
moet worden dat teveel mensen elkaar kruisen. Horeca-ondernemers noemen met name
•
•
•
de muzieksoort,
de drukte en
het muziekvolume
als factoren die van invloed zijn op agressie tijdens het uitgaan. De kans op geweld (in café's) wordt
groter als er groepen mannen zijn die elkaar niet kennen, als het publiek zich verveelt of zich
ongemakkelijk voelt (ruimte, ventilatie, geluidssterkte, gebrek aan zitplaatsen).
2. Taken van actoren en organisaties
a. Openbaar Ministerie
Van het Openbaar Ministerie wordt met name een snelle en strenge aanpak verwacht van de daders
die door de politie zijn opgepakt voor uitgaansgeweld (vergelijkbaar met het zogenoemde lik op stuk
beleid).
b. Gemeente
Voor de gemeente is een taak weggelegd in het kader van het horecabeleid. Steeds meer gemeenten
hebben bijvoorbeeld al een integraal horecabeleid opgesteld (30%) of hebben plannen in die richting
(20%). Verder kan gedacht worden aan het voorkomen van concentraties en een te eenzijdig horecaaanbod in een bepaald gebied. Ook bij reconstructies of herinrichtingen van het uitgaansgebied is het
voor de gemeente mogelijk maatregelen te nemen die uitgaansgeweld kunnen reduceren zoals het
zorgen voor voldoende verlichting.
c. Politie
De politie heeft met name een taak als het gaat om maatregelen in de toezichthoudende sfeer.
•
•
•
Het regelen van voetsurveillance en dergelijke in het uitgaansgebieden op momenten dat daar
behoefte aan is zoals in de nachtelijke uren.
Verder wordt gestreefd naar een snelle en adequate reactie na meldingen bijvoorbeeld vanuit
de horeca.
Verder is een taak weggelegd voor de politie om de aangiftebereidheid te vergroten; dit kan
onder andere door een betere terugkoppeling van informatie naar de aangever van het delict.
5
d. Schoolbestuur
Voor scholen is een taak weggelegd van
•
•
•
voorlichting,
bewustwording en
training.
In dit kader wordt er bijvoorbeeld al aandacht besteed aan wapenbezit en -gebruik op scholen. Ook
binnen het concept van de veilige school kan aandacht worden besteed aan uitgaansgeweld. Verder
behoren bijvoorbeeld weerbaarheidstrainingen tot de mogelijkheden.
e. Overige actoren
Horeca
Voor de horeca ligt er vooral een taak in het kader van het verantwoord gastheerschap waarbij
gedacht kan worden aan
•
•
•
•
•
toegangsontzeggingen,
het weigeren dóór te schenken van alcohol,
het afschaffen of in ieder geval synchroniseren van piekuren,
het aannemen van gekwalificeerd personeel, met name als het gaat om portiers,
het aanbieden van cursussen voor personeel (bijvoorbeeld omgaan met agressie).
Verder wordt gedacht aan het opstellen van een veiligheidsplan voor de grotere
uitgaansgelegenheden. Dit laatste wordt overigens in steeds meer gemeenten verplicht gesteld door
de eis van een veiligheidsplan te koppelen aan het verstrekken van een vergunning.
Vervoersbedrijven/taxibranche
Een belangrijke taak voor vervoersbedrijven is te proberen voorkomen dat er een schaarste ontstaat in
de nachtelijk uren, met name rond de sluitingstijden van uitgaansgelegenheden. Voor de minder
verstedelijkte gebieden worden veelal zogenoemde discobussen ingezet en in de meer verstedelijkte
gebieden taxibusjes. Verder kan worden gedacht aan het aan- en afrijden van taxi's en bussen via
overeengekomen routes.
3. Mogelijke vormen van aanpak
Inleiding
Het opzetten van preventie- en interventieprogramma's wordt bemoeilijkt door het lacunes in de
kennis over geweldscriminaliteit in Nederland. Het ontbreekt bovendien aan gedegen evaluatieonderzoek zodat het moeilijk is, zoniet onmogelijk, zogenoemde 'best practices' te bepalen om geweld
terug te dringen. Dit geldt nog in sterker mate als het gaat om specifieke vormen van geweld.
Ondanks het feit dat uitgaansgeweld zich voor een groot gedeelte afspeelt in het publieke domein (op
straat) en slechts in beperkte mate in horecagelegenheden zelf, richt de aanpak zich toch voor een
belangrijk deel op de horeca.
a. Situationele preventie
Sociale preventie - terugdringen alcoholmisbruik
Het terugdringen van alcoholmisbruik, met name door jongeren, om uitgaansgeweld terug te dringen
staat in veel gemeentelijke plannen centraal. Een belangrijke taak is hierbij weggelegd voor de
horeca.
•
•
De nadruk wordt gelegd op het naleven van het schenkverbod van alcoholhoudende dranken
aan jongeren beneden de 16 jaar en sterke drank aan jongeren beneden de 18 jaar en het
niet meer schenken aan klanten die dronken zijn. Dit alles valt onder het zogenaamd
verantwoord gastheerschap waaraan horecaondernemers zich dienen te houden.
Verder wordt het afschaffen van piekuren ('happy hours') overwogen.
6
•
•
In veel gevallen pleit men in elk geval voor het afstemmen (synchroniseren) van de piekuren
om het kroeg hoppen te voorkomen.
Verder wordt gebruik gemaakt van toegangsontzeggingen voor bepaalde café's of kroegen als
personen zich veelvuldig schuldig maken aan geweldplegingen.
Technopreventie - Vergroten toezicht
Ook het vergroten van toezicht wordt belangrijk geacht om uitgaansgeweld terug te dringen.
Voor horecagelegenheden gaat het dan om het inzetten van portiers, bewakingspersoneel,
metaaldetectoren en dergelijke. In het publiek domein gaat het om het eveneens om maatregelen in
de toezichthoudende sfeer zoals (voet)surveillances van de politie en camerabewaking van
zogenoemde hot spots.
In navolging van het keurmerk veilig wonen wordt momenteel overwogen het Politiekeurmerk Veilig
Uitgaan voor bepaalde horecagebieden in te voeren. Het idee achter het keurmerk is om met alle
partijen bindende afspraken te maken en maatregelen te treffen die de veiligheid en de gezelligheid in
horecagebieden ten goede moeten komen. Het model dat oorspronkelijk is ontwikkeld in Eindhoven
dient voor veel gemeenten als voorbeeld.
Centrale elementen zijn:
•
•
•
•
projectmatig politietoezicht,
huis- en gedragsregels voor horecazaken,
opleiding voor portiers,
optreden tegen wildplassers.
De kracht van een dergelijk keurmerk, zo wordt benadrukt, zit in de controle op de naleving van de
afspraken, het mag geen vrijblijvende zaak zijn.
b. Gedragsbeïnvloeding
Individueel
Amerikaans onderzoek wijst uit dat de effectiviteit het grootst is bij interventies die zowel gericht zijn
op het reduceren van risicofactoren als op het versterken van beschermende factoren in gezin, op
school en de buurt. Om de nodige gedragsverandering tot stand te brengen bij jongeren met een
verhoogd risico in een achterstandssituatie is een individuele interventie niet voldoende ook al is deze
zeer intensief. Ten aanzien van uitgaansgeweld richt men zich echter met name op de gehele groep
van jongeren die uitgaan en niet specifiek op risicogroepen. Er wordt bijvoorbeeld geappelleerd aan
het gezond verstand van uitgaand publiek via acties als 'Hou het gezellig' in Groningen en 'Op Stap?
Doe effe normaal!!' in Roermond. In verschillende steden wordt getracht jongeren door middel van
posters te attenderen op de mogelijke gevolgen van hun regelovertredend gedrag. Op de posters
wordt bijvoorbeeld de hoogte van de boetes aangegeven voor overtredingen zoals wildplassen en het
nuttigen van alcohol in het openbaar.
Sociale controle
Verder kunnen tot de maatregelen om tot een gedragsbeïnvloeding te komen ook de spotjes van
postbus 51 (Ben jij sterker dan drank?) worden gerekend, waarmee men bijvoorbeeld probeert het
alcoholgebruik met name onder jongeren terug te dringen. Projecten in de trant van "kennen en
gekend worden" (bijvoorbeeld in Oss) zijn vooral gericht op het doorbreken van de anonimiteit van
groepen in het centrum, met name in het nachtelijke uur. Getracht wordt in gesprek te raken met
jongeren, mede om te laten zien dat er op ze gelet wordt. Het gaat met name dus om
gedragsverandering te bewerkstelligen door het vergroten van sociale controle door meer toezicht.
Onder andere door voetsurveillances van de politie in het centrum en videocamera's op specifieke
locaties en op specifieke tijdstippen. In het kader van kennen en gekend worden wordt getracht de
anonimiteit in de nachtelijke uren te doorbreken.
Wapenbezit
Verder wordt gestreefd naar een ontmoedigen van wapenbezit (en daardoor ook gebruik) door
voorlichting (onder andere op scholen) en intensivering van controle in de horeca. Tevens bezit men
de mogelijkheden om ingenomen wapens en voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt niet
meer terug te geven bij het verlaten van de zaak.
7
Horeca-ondernemers
Zowel vo or horecaondernemers als klanten probeert men een gedragsverandering te realiseren. Voor
de eerste groep bijvoorbeeld door het formuleren van een integraal horecabeleid waarin naast regels
t.a.v. alcoholverstrekking ook tal van andere zaken geregeld worden die te maken hebben met de
kwaliteit van het uitgaanscentrum:
•
•
•
•
opleidingseisen voor bewakings- en beveiligingspersoneel,
het opstellen van een veiligheidsplan,
de introductie van huisregels en
een meer verantwoord gastheerschap.
Horeca-bezoekers
Ook voor de bezoekers heeft dit gevolgen. In Roermond bijvoorbeeld is men overgegaan tot het
uitreiken van gele en rode kaarten door de horeca aan bezoekers die zich niet aan de huisregels
houden of die strafbare feiten in of buiten de ondernemingen plegen. Deze maatregel kan individueel
of collectief door de horecaondernemers worden toegepast.
Slachtoffers
Specifiek gericht op de slachtoffers valt te denken aan maatregelen om de aangiftebereidheid van
slachtoffers van geweldsdelicten te vergroten. In verschillende steden wordt hieraan extra aandacht
besteed, onder andere door een betere terugkoppeling van informatie over de afhandeling van het
delict door politie en justitie.
c. Civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen
Inleiding
De strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen lopen enigszins door elkaar als het gaat om de
aanpak van uitgaansgeweld. Dit komt door het veelal integraal opgezette horecabeleid en de integrale
aanpak van de problematiek. In verschillende regio's is men overgegaan tot het afsluiten van
intentieverklaringen of convenanten (bijvoorbeeld Stappen zonder klappen in het Zaancentrum, Nee
tegen geweld in Leeuwarden) in een poging uitgaansgeweld en overlast te beteugelen. Meestal zijn
gemeente, politie, horeca-ondernemers en het Openbaar Ministerie de participanten. Bij het niet
nakomen van de in het convenant vastgelegde afspraken kan een bestuursrechtelijk dan wel een
strafrechtelijk traject wordt gevolgd.
Bestuursrechtelijke maatregelen
Bestuursrechtelijk kunnen gemeente en Openbaar Ministerie overgaan tot een waarschuwing bij een
eerste signalering van het niet naleven van
•
•
•
artikel 16 (1e lid) van de drank- en horecawet (verboden alcoholhoudende drank te
verstrekken aan personen beneden de leeftijdgrens van 16 jaar),
artikel 38, 2e lid van de drank- en horecawet (het verstrekken van drank buiten de inrichting
behoudens ontheffing van de burgemeester bij bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke
aard) of
artikel 252 Wetboek van Strafrecht (het toedienen van bedwelmende drank aan iemand die in
kennelijke staat van dronkenschap verkeert of een kind beneden de 16 jaar of iemand met
geweld of bedreiging met geweld dwingt tot het gebruik van bedwelmende drank).
Dit kan ook bij het overtreden van de sluitingstijd, bij geluidsoverlast gebruik of handel van drugs in het
bedrijf et cetera. Bij volgende overtreding kan worden overgegaan tot intrekking van de vergunning
betreffende het sluitingsuur voor een of meerdere weekenden.
Strafrechtelijke maatregelen
Strafrechtelijk kan worden opgetreden afhankelijk van de aard en omvang van de eerste overtreding
maar bij een volgende overtreding wordt procesverbaal opgemaakt en volgt veelal een strafrechtelijke
reactie. Onderzoek naar de effectiviteit van preventiemaatregelen in de centra van steden, daar waar
zich het merendeel van het uitgaansgeweld afspeelt, zijn betrekkelijk zeldzaam.
8
Evaluaties van enkele projecten (Rem op geweld Arnhem, Terugkijken en vooruitzien Groningen)
geven aan dat sprake is van een gunstig effect. Omdat het veelal gaat om een pakket van
maatregelen kan echter niet bepaald kan worden welke van de maatregelen met name effect sorteert.
Ook is niet altijd duidelijk of de maatregelen een verschuiving dan wel een of verplaatsing van geweld
tot gevolg hebben gehad.
4. Literatuur en links
Bieleman, B, M. Maarsingh, G. Meijer
Aangeschoten wild; onderzoek naar jongeren, alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan
Groningen/ Rotterdam, Stichting Intraval, 1998
Haan, W.J.M. de, E. de Bie
Jeugd en geweld; een interdisciplinair perspectief
Den Haag, Interdepartementale Commissie Jeugdonderzoek (CJO), Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Directie jeugdbeleid, 1999
Hoogenboom B., P. Hoogenboom-Statema
Foute kroeg; horeca en criminaliteit in Rotterdam
Den Haag, SDU, 1996
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Geweld op straat; uitkomsten van het Twaalf Stedendebat; hoofdlijnen en suggesties voor beleid
Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 1998
Nijboer en Timmerman
Een vals gevoel van veiligheid; wapenbezit onder jongeren
Groningen, Onderzoekscentrum voor Criminologie en jeugdcriminologie, Rijksuniversiteit Groningen,
1992
Projectbureau Politiemonitor
Politiemonitor bevolking 1999
Den Haag/Hilversum, Uitvoeringsconsortium Projectbureau Politiemonitor, 1999
Young, H., J. van Kan. P. Versteegh
Zinloos geweld: overdreven of onderbelicht?
Den Haag, Politie Haaglanden, Informatieknooppunt, Analyse & Research, 1998
9