BS03069-1 / 03 / 16 september 2014 (Herziening: maart 2014) PAT BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie enoxaparine natrium Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken. - Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig. - Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. - Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u. - Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Inhoud van deze bijsluiter 1. Waarvoor wordt dit middel gebruikt? 2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn? 3. Hoe gebruikt u dit middel? 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u dit middel? 6. Aanvullende informatie 1. WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT? Clexane bevat als werkzame stof enoxaparine natrium; dit is een zogenaamde “laagmoleculaire heparine” die behoort tot de geneesmiddelengroep die bekend is onder de naam “anticoagulantia” (antistollingsmiddelen). Clexane stopt het dikker worden van bestaande bloedstolsels in de aderen en helpt uw lichaam de bloedstolsels af te breken. Daarnaast wordt Clexane gebruikt om de vorming van bloedstolsels in uw aderen te voorkomen. Clexane wordt gebruikt: - om de vorming van bloedstolsels te voorkomen: o bij operaties o bij lange perioden van bedrust vanwege een ziekte. - bij de behandeling van bloedstolsels: o in de aderen (trombose) o bij plotseling beklemmend pijnlijk gevoel op de borst (instabiele angina pectoris) o na een hartaanval (myocardinfarct). 2. WANNEER MAG U DIT MIDDEL NIET GEBRUIKEN OF MOET U EXTRA VOORZICHTIG ZIJN? Wanneer mag u dit middel niet gebruiken? - Als u allergisch (overgevoelig) bent voor de werkzame stof enoxaparine natrium of voor één van de andere stoffen die in dit geneesmiddel zitten - Als u allergisch (overgevoelig) bent voor heparine of afgeleiden van heparine - Als bij u plotseling een ontsteking van het hart(zakje) (acute bacteriële endocarditis) optreedt - Als u ernstige bloedstollingsstoornissen heeft - Als u een bloedafwijking heeft gepaard gaande met blauwe plekken en bloedingsneiging (trombocytopenie) - Als u last heeft van bloedverlies in het spijsverteringskanaal bijvoorbeeld veroorzaakt door een maagzweer (ulcus pepticum), tumoren, middenrifbreuk (hiatus hernia) of het ontstaan van zakvormige uitstulpingen in de slokdarm, maag of darm (diverticulose) - Als u een beroerte/herseninfarct, ook wel "attack" of hersenbloeding genoemd (CVA (cerebrovasculair accident)) heeft gehad, behalve wanneer er bloedstolsels in het lichaam aanwezig zijn - Als u een ernstige verhoogde bloeddruk (hypertensie) heeft - Als u netvliesaandoeningen (retinopathie) heeft, veroorzaakt door een verhoogde bloeddruk (hypertensie) en suikerziekte (diabetes) - Als bij u vocht uit de wervelkolom wordt afgenomen (lumbale punctie) - Als u een ruggenprik krijgt toegediend om het onderlichaam te verdoven (spinale anesthesie) Als één van de hierboven vermelde waarschuwingen op u van toepassing is, neem Clexane dan niet in. Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts voordat u Clexane inneemt. Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel? Als u gelijktijdig andere middelen gebruikt die de bloedstolling verminderen Als u een ruggenprik krijgt toegediend Als u een misvormd ruggenmerg heeft Als u in het verleden een ruggenmergoperatie heeft ondergaan Als u een dotterbehandeling ondergaat (PCI) Als u kunst hartkleppen heeft Als u zwanger bent én kunst hartkleppen heeft Als u een verhoogde kans op bloedingen heeft (zie rubriek 2 “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?”). Dit is bijvoorbeeld het geval: o als u recent een operatie aan de zenuwen of ogen heeft ondergaan o als u een ongecontroleerde hoge bloeddruk (hypertensie) heeft o als uw lever minder goed werkt (leverinsufficiëntie) o als u ouder bent dan 65 jaar. Als u een ernstige vorm van nierfalen heeft Als u in het verleden een bloedafwijking (tekort aan bloedplaatjes) heeft gehad, gepaard gaande met blauwe plekken en bloedingsneiging (trombocytopenie) nadat u een bloedverdunnend middel (heparine) had gebruikt Als u ondergewicht heeft (vrouwen < 45 kg en mannen < 57 kg). Clexane dient niet in de spieren (intramusculair) toegediend te worden. Clexane is bestemd voor injecties onder de huid (subcutaan). Bloedonderzoek Het gebruik van Clexane kan de resultaten van sommige bloedonderzoeken beïnvloeden. Als er een bloedonderzoek bij u wordt uitgevoerd, dan is het belangrijk dat u aan uw arts vertelt dat u Clexane gebruikt. Raadpleeg uw arts als één van de bovenstaande waarschuwingen op u van toepassing is of dat in het verleden is geweest. Gebruikt u nog andere geneesmiddelen? Gebruikt u naast Clexane nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan? Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor nodig heeft. Clexane en sommige andere geneesmiddelen kunnen elkaar beïnvloeden en ernstige bijwerkingen veroorzaken. U mag geen van de volgende geneesmiddelen samen met Clexane innemen: middelen die de bloedstolling tegengaan en via de mond ingenomen worden (orale anticoagulantia) middelen die de vorming van bloedstolsels tegengaan (trombocytenaggregatieremmers) bepaalde groep van pijnstillende middelen met ook een ontstekingsremmende en koortswerende werking (prostaglandinesynthetaseremmers) aspirine-achtige geneesmiddelen (acetylsalicylzuur) bloedplasmavervangende middelen (dextranen) geneesmiddelen die een maagzweer kunnen veroorzaken, zoals corticosteroïden. Indien gelijktijdig gebruik van bovenstaande geneesmiddelen met Clexane noodzakelijk is, zult u nauwkeurig door een arts gevolgd worden. Laboratoriumonderzoeken kunnen hiervan deel uit maken. Er zijn geen interacties bekend bij gelijktijdig gebruik van enoxaparine natrium en middelen die bloedstolsels oplossen (trombolytica). Zwangerschap en borstvoeding Wilt u zwanger worden, bent u zwanger of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt. Dit geneesmiddel dient alleen tijdens de zwangerschap te worden gegeven in overleg met uw arts. Gebruik van Clexane vlak vóór en tijdens de bevalling wordt afgeraden in verband met een verhoogd risico op bloedingen bij zowel de moeder als het kind. Tijdens de behandeling met Clexane mag u borstvoeding blijven geven. Rijvaardigheid en het gebruik van machines Er zijn geen gegevens bekend over een effect op de rijvaardigheid of het gebruik van machines. 3. HOE GEBRUIKT U DIT MIDDEL? Niet alle doseringen zijn mogelijk met Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie. Voor deze doseringen zijn in Nederland andere toedieningen/sterktes op de markt. Als u dit geneesmiddel krijgt Voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, zal uw arts of verpleegkundige mogelijk een bloedonderzoek uitvoeren. Als u in het ziekenhuis ligt, krijgt u Clexane toegediend door uw arts of verpleegkundige. Clexane moet namelijk via een injectie worden toegediend. Als u naar huis gaat, moet u mogelijk doorgaan met het gebruik van Clexane en moet u het geneesmiddel zelf toedienen (zie de instructies hieronder over hoe u dit moet doen). Clexane wordt gewoonlijk onder de huid (subcutaan) toegediend via een injectie. Als u niet zeker weet waarom u Clexane krijgt, of als u vragen heeft over hoeveel Clexane aan u wordt toegediend, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Hoeveel krijgt u toegediend? Gebruik dit middel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts beslist hoeveel u van het geneesmiddel krijgt. De hoeveelheid Clexane die u krijgt, hangt af van de reden waarom het gebruikt wordt. Als u problemen heeft met uw nieren, krijgt u mogelijk een lagere dosis Clexane. 1. Ter voorkoming van bloedstolselvorming a) Bij operaties De gebruikelijke dosis is 20 mg of 40 mg per dag. De dosis hangt af van de waarschijnlijkheid dat zich bij u een bloedstolsel vormt. Als u een laag tot gemiddeld risico heeft op de vorming van een bloedstolsel, dan ontvangt u 20 mg Clexane per dag. Als u een operatie moet ondergaan, dan krijgt u uw eerste injectie meestal 2 uur vóór de operatie. Als u een hoger risico heeft op de vorming van een bloedstolsel, dan ontvangt u 40 mg per dag. Als u een operatie moet ondergaan, dan krijgt u uw eerste injectie meestal 12 uur vóór de operatie. De behandeling moet worden voortgezet zolang er een risico is dat bloedstolsels ontstaan (in het algemeen totdat u weer loopt (gemiddeld 7 tot 10 dagen na de operatie). b) Bij lange perioden van bedrust vanwege een ziekte Als u vanwege uw ziekte in bed moet blijven, dan krijgt u gewoonlijk 40 mg Clexane per dag gedurende 6 tot 14 dagen. 2. Behandeling van bloedstolsels a) In de aderen (trombose) De gebruikelijke dosis is 1,5 mg per kilogram lichaamsgewicht, één keer per dag of 1 mg per kilogram lichaamsgewicht, om de 12 uur (tweemaal daagse injectie onder de huid) afhankelijk van de ernst van de trombose. Clexane wordt meestal gedurende ten minste 10 dagen toegediend. b) Bij plotseling beklemmend pijnlijk gevoel op de borst (instabiele angina pectoris) De gebruikelijke dosis is 1 mg per kilogram lichaamsgewicht, om de 12 uur (tweemaal daagse injectie onder de huid). Clexane wordt meestal gedurende ten minste 2 tot 8 dagen toegediend. Gewoonlijk vraagt uw arts u om tevens aspirine te gebruiken. c) Na een hartaanval (myocardinfarct) Clexane kan gebruikt worden bij twee verschillende typen hartaanvallen, NSTEMI en STEMI. De dosering hangt af van uw leeftijd en het type hartaanval. ci) Dosering bij NSTEMI hartaanval: De gebruikelijke dosis is 1 mg per kilogram lichaamsgewicht, om de 12 uur (tweemaal daagse injectie onder de huid). Clexane wordt meestal gedurende ten minste 2 tot 8 dagen toegediend. Gewoonlijk vraagt uw arts u om tevens aspirine te gebruiken. cii) Dosering bij STEMI hartaanval: Als u jonger bent dan 75 jaar: U krijgt 30 mg Clexane toegediend via een injectie in uw ader (intraveneuze injectie Clexane 300 mg/3 ml). Tegelijkertijd krijgt u Clexane ook onder uw huid toegediend via een onderhuidse injectie (subcutane injectie). De gebruikelijke dosis is 1 mg per kilogram lichaamsgewicht. Daarna krijgt u om de 12 uur 1 mg Clexane per kilogram lichaamsgewicht (tweemaal daagse injectie onder de huid). De maximale hoeveelheid Clexane die bij de eerste twee injecties wordt gegeven, is 100 mg. De injecties worden gewoonlijk gedurende maximaal 8 dagen gegeven. Als u 75 jaar bent of ouder: Uw arts of verpleegkundige geeft u injecties met Clexane onder uw huid (subcutane injectie). De gebruikelijke dosis is 0,75 mg per kilogram lichaamsgewicht, om de 12 uur (tweemaal daagse injectie onder de huid). De maximale hoeveelheid Clexane die bij de eerste twee injecties wordt gegeven, is 75 mg. Patiënten die een dotterbehandeling (PCI) ondergaan: Afhankelijk van het tijdstip waarop u voor het laatst Clexane heeft ontvangen, beslist uw arts of u een extra dosis Clexane ontvangt voorafgaand aan de dotterbehandeling. Deze wordt via een injectie in uw ader toegediend (intraveneuze injectie Clexane 300 mg/3 ml). Hoe injecteert u Clexane bij uzelf? Als u in staat bent om Clexane bij uzelf te injecteren, dan zal uw arts of verpleegkundige u laten zien hoe u dit moet doen. Probeer niet uzelf een injectie te geven als u niet geleerd heeft hoe u dit moet doen. Als u niet zeker weet wat u moet doen, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of verpleegkundige. Voordat u Clexane bij uzelf injecteert Controleer de vervaldatum op het geneesmiddel. Gebruik het geneesmiddel niet als de datum is verstreken. Controleer of de injectiespuit niet beschadigd is en of het geneesmiddel dat erin zit een heldere oplossing is. Als dat niet het geval is, neem dan een andere injectiespuit. Zorg ervoor dat u van te voren weet hoeveel u gaat injecteren. Beslis waar u het geneesmiddel wilt injecteren; in de buik of in de heup. Injecteer iedere keer afwisselend rechts of links. Clexane dient vlak onder de huid van uw buik of heup geïnjecteerd te worden, maar niet in de nabijheid van de navel of van eventueel littekenweefsel (houd tenminste 5 cm afstand). Controleer uw buik of heup op rode plekken, veranderingen in de huidkleur, zwellingen, lichte bloedingen of een pijnlijk gevoel. Als u deze verschijnselen heeft, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Instructies voor zelfinjectie met Clexane: 1) Was uw handen en het gebied waar u gaat injecteren met water en zeep. Maak de huid droog. 2) Ga in een gemakkelijke houding zitten of liggen, zodat u ontspannen bent. Zorg ervoor dat u het gebied kunt zien waar u gaat injecteren. Een relaxfauteuil, een standenstoel of een bed met een stapel kussens is ideaal. 3) Kies een plek aan de rechterkant of de linkerkant van uw buik. Deze plek moet ten minste 5 cm van de navel en van uw lichaamszijden verwijderd zijn. Let op: Injecteer niet binnen een afstand van 5 cm ten opzichte van uw navel of in de nabijheid van bestaande littekens of blauwe plekken. Injecteer afwisselend rechts of links van uw buik of heup, afhankelijk van waar u de laatste keer heeft geïnjecteerd. 4) Verwijder voorzichtig het naaldkapje van de Clexane injectiespuit. De injectiespuit is voorgevuld en klaar voor gebruik. Druk voordat u injecteert niet op de zuiger om luchtbellen te verwijderen. Daardoor kan er geneesmiddel verloren gaan. Nadat u het kapje verwijderd heeft, mag de naald met niets in contact komen. Zo zorgt u ervoor dat de naald schoon (steriel) blijft. 5) Neem de injectiespuit in de hand waarmee u schrijft (alsof u een potlood vasthoudt) en knijp met uw andere hand de schoongemaakte huid zachtjes samen tussen duim en wijsvinger, om een huidplooi te vormen. Zorg ervoor dat u tijdens het injecteren de huidplooi blijft vasthouden. 6) Houd de injectiespuit vast met de naald naar beneden (in een verticale hoek van 90º ). Steek de volledige lengte van de naald in de huidplooi 7) Druk de zuiger met uw vinger naar beneden. Het geneesmiddel wordt daardoor in het vetweefsel van uw buik gebracht. Zorg ervoor dat u tijdens het injecteren de huidplooi blijft vasthouden. 8) Trek de naald in een rechte beweging terug. U kunt de huidplooi nu loslaten. Plaats het naaldkapje op de injectiespuit. Om blauwe plekken te voorkomen, mag u na de zelfinjectie niet over de injectieplaats wrijven. 9) Deponeer de gebruikte injectiespuit in de eventueel meegeleverde naaldencontainer. Sluit het deksel van de naaldencontainer goed en bewaar de naaldencontainer buiten het bereik van kinderen. Als de naaldencontainer vol is, geef het dan aan uw arts, apotheker of (thuis)verpleegkundige om weg te gooien. Gooi de naaldencontainer niet weg met uw huisafval. Zie vervolg “Deel 2” BS03069-2 / 03 / 16 september 2014 (Herziening: maart 2014) PAT “Deel 2” Heeft u te veel van dit middel gebruikt? Een overdosering kan bloedingen veroorzaken. Als u denkt dat u te veel of te weinig Clexane heeft gebruikt, vertel het dan onmiddellijk aan uw arts, verpleegkundige of apotheker, ook als er bij u geen verschijnselen optreden die wijzen op een probleem. Als een kind per ongeluk Clexane injecteert of inslikt, breng het dan onmiddellijk naar de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Bent u vergeten dit middel te gebruiken? Als u een dosis vergeten bent, injecteer deze dan zo snel mogelijk. Injecteer geen dubbele dosis op dezelfde dag om een vergeten dosis in te halen. Door een dagboek bij te houden, kunt u voorkomen dat u een dosis vergeet. Als u stopt met het gebruik van dit middel Het is belangrijk dat u doorgaat met het injecteren van Clexane totdat uw arts zegt dat u ermee kunt stoppen. Als u stopt kan zich een bloedstolsel vormen dat gevaarlijk voor u kan zijn. Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. 4. MOGELIJKE BIJWERKINGEN Zoals elk geneesmiddel kan Clexane bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken. Bijwerkingen kunnen in de volgende frequenties voorkomen: zeer vaak (bij 10 of meer op de 100 patiënten), vaak (bij 1 tot 10 op de 100 patiënten), soms (bij 1 tot 10 op de 1000 patiënten), zelden (bij 1 tot 10 op de 10.000 patiënten), zeer zelden (bij minder dan 1 op de 10.000 patiënten) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). De bijwerkingen die worden waargenomen door postmarketing ervaring worden aangegeven met de frequentie niet bekend. Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. De volgende bijwerkingen kunnen voorkomen: Bloed – en lymfestelselaandoeningen Vaak: bloedingen bloedafwijkingen (tekort of teveel aan bloedplaatjes) (trombocytopenie of trombocytose). Zelden: ernstige bloedingen. Niet bekend: bloedarmoede (anemie) veroorzaakt door uitwendig bloedverlies (hemorragische anemie) bloedafwijking (tekort aan bloedplaatjes) gepaard gaande met blauwe plekken en bloedingsneiging (immuno-allergische trombocytopenie); in sommige gevallen verergerd door orgaanuitval of verminderde bloedtoevoer (ischemie) naar de ledematen verhoogd aantal witte bloedcellen (eosinofilie) Immuunsysteemaandoeningen Vaak: allergische reacties. Zelden: ernstige allergische reactie voor bepaalde stoffen, waarbij sterke daling van de bloeddruk, bleekheid, onrust, zwakke snelle pols, klamme huid en verminderd bewustzijn optreden als gevolg van een plotselinge, sterke vaatverwijding (anafylactische/ anafylactoïde reacties). Niet bekend: shock (sterke daling van de bloeddruk, bleekheid, onrust, zwakke snelle pols, klamme huid, verminderd bewustzijn) door een plotselinge sterke vaatverwijding ten gevolge van ernstige overgevoeligheid voor bepaalde stoffen (anafylactische shock). Zenuwstelselaandoeningen Niet bekend: hoofdpijn. Bloedvataandoeningen Niet bekend: bloedingen in de wervelkolom (intraspinale hematomen) bij gelijktijdig gebruik van Clexane en een ruggenprik voor verdoving; dit kan tijdelijke of blijvende verlammingsverschijnselen veroorzaken (zie ook rubriek 2 “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?”) Huid- en onderhuidaandoeningen Vaak: huiduitslag met hevige jeuk en vorming van bultjes (galbulten of urticaria) jeuk (pruritus) huiduitslag (erytheem). Zelden: blaarvormige huidontsteking (bulleuze dermatitis) ontsteking van bloedvaten in de huid (cutane vasculitis). Niet bekend: afsterving van het huidweefsel (huidnecrose) op de plaats van injectie; voordat dit optreedt, ontstaan vaak eerst bloeduitstortingen onder de huid in de vorm van rode puntjes of blauwpaarse plekken (hematomen/purpura) of rode plekken op de huid (erythematode plaques); de behandeling met Clexane dient dan gestaakt te worden. harde ontstekingsknobbels op de injectieplaats; deze verdwijnen na een paar dagen en hoeven geen aanleiding te zijn tot het staken van de behandeling haaruitval. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Niet bekend: botontkalking (osteoporose) na langdurige therapie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Vaak: pijn op de injectieplaats bloeduitstortingen onder de huid in de vorm van rode puntjes of blauwpaarse plekken (hematomen/purpura) andere reacties op de injectieplaats, zoals vochtophoping (oedeem), bloeding, overgevoeligheid en ontsteking. Soms: milde lokale irritatie na onderhuidse injectie. Het melden van bijwerkingen Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden aan het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb via de website www.lareb.nl. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel. 5. HOE BEWAART U DIT MIDDEL? Buiten het bereik en zicht van kinderen houden. Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren. Gebruik dit middel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het Dr. Fisher Farma etiket na “Exp.”. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum. Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en ze komen niet in het milieu. 6. AANVULLENDE INFORMATIE Welke stoffen zitten er in dit middel? - De werkzame stof in dit middel is enoxaparine natrium. Clexane 100 mg/ml bevat 100 mg enoxaparine natrium per ml. - De andere stof in dit middel is water voor injecties. Hoe ziet Clexane eruit en hoeveel zit er in een verpakking? Clexane is een oplossing voor injectie die onder de huid (subcutaan) geïnjecteerd wordt. De volgende verpakkingsgrootte is verkrijgbaar: Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie: wegwerpspuit van 0,8 ml (80 mg), doos met 10 injectiespuiten. Fabrikanten Chinoin Pharmaceutical and Chemical Works Private Co. Ltd. Csanyikvölgy Site, Miskolc, Csanyikvölgy, H-3510 Hongarije Registratiehouder / ompakker Fisher Farma B.V., Schutweg 23, 8243 PC Lelystad RVG-nummer Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie RVG 110160 // 13068 L.v.h.: Noorwegen Dit geneesmiddel wordt in Noorwegen onder de naam “Klexane 100 mg/ml” op de markt gebracht. Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in november 2014. Lever- en galaandoeningen Niet bekend: bepaalde soorten leverschade. BS03071-1 / 04 / 16 september 2014 (Herziening maart 2014) MED De informatie voor de medische beroepsgroep bevat ook informatie over een product met een intraveneuze toedieningswijze. Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie mag echter uitsluitend via subcutane injectie toegediend worden. Informatie voor de medische beroepsgroep NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Clexane 100 mg/ml, bevat 100 mg enoxaparine natrium per ml. De anti-Xa activiteit van 1 mg enoxaparine natrium komt overeen met 100 IE. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek “Lijst van hulpstoffen”. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie. Clexane 100 mg/ml, is bestemd voor subcutane toediening. KLINISCHE GEGEVENS Therapeutische indicaties Profylaxe: - van trombo-embolische aandoeningen van veneuze oorsprong in het bijzonder bij orthopedische en algemene chirurgie - van diepe veneuze trombose bij bedlegerige patiënten die opgenomen zijn voor een acute medische aandoening waaronder: hartinsufficiëntie, acute respiratoire insufficiëntie, ernstige infectie of acute reumatische aandoeningen. Behandeling: - van diepe veneuze trombose - van instabiele angina pectoris en non-Q-wave myocardinfarct in combinatie met acetylsalicylzuur - van acuut myocardinfarct met ST-segmentstijging (STEMI) in combinatie met acetylsalicylzuur en fibrinolytica. Dosering en wijze van toediening Dosering Profylaxe bij orthopedische en algemene chirurgie: Bij patiënten zonder een hoog risico op trombo-embolische aandoeningen wordt een effectieve preventie van trombo-embolieën verkregen met een dosering van 20 mg als éénmaal daagse injectie. Bij profylaxe tegen postoperatieve trombose dient de eerste injectie circa 2 uur voor de operatie te worden toegediend. Bij patiënten met een hoog risico op trombo-embolische aandoeningen, zoals tijdens orthopedische chirurgie of patiënten met een maligne aandoening, dient een dosering van 40 mg als éénmaal daagse injectie te worden aangehouden. Bij profylaxe tegen postoperatieve trombose moet de eerste injectie circa 12 uur voor de ingreep worden toegediend. De behandeling moet worden voortgezet zolang er een risico van het ontstaan van trombo-embolieën bestaat (in het algemeen totdat de patiënt ambulant is, gemiddeld 7 tot 10 dagen na chirurgie). bij acute medische aandoening De aanbevolen dosering is 40 mg eenmaal daags toe te dienen per subcutane injectie. De behandeling wordt minimaal voor 6 dagen voorgeschreven of totdat de patiënt volledig ambulant is, met een maximale duur van 14 dagen. Behandeling van diepe veneuze trombose Bij patiënten met diepe veneuze trombose kan enoxaparine natrium subcutaan worden toegediend als een eenmaal daagse injectie van 1,5 mg/kg lichaamsgewicht of als een tweemaal daagse injectie van 1 mg/kg lichaamsgewicht. Bij patiënten met gecompliceerde trombo-embolische aandoeningen, zoals patiënten met adipositas, kanker, trombofilie, recidiverende diepe veneuze trombose, alsook patiënten met vena iliaca trombose, wordt een dosering van 1 mg/kg tweemaal daags aanbevolen. De duur van de behandeling wordt bepaald door de ernst van de trombose, waarbij als richtlijn een behandelingsduur van 10 dagen kan worden gehanteerd. van instabiele angina pectoris en non-Q-wave myocard infarct De aanbevolen dosering van enoxaparine natrium is 1 mg/kg tweemaal daags toegediend per subcutane injectie, tijdens gelijktijdige behandeling met oraal acetylsalicylzuur (100 tot 325 mg eenmaal daags). De behandeling met enoxaparine natrium dient tenminste twee dagen te duren en te worden voortgezet totdat klinische stabilisatie is bereikt. De gebruikelijke duur van de behandeling is 2 tot 8 dagen. van acuut myocardinfarct met ST-segmentstijging (acute STEMI) De aanbevolen dosering enoxaparine natrium is een eenmalige IV bolus injectie van 30 mg én 1 mg/kg subcutane injectie, gevolgd door een subcutane toediening van 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 12 uur (maximaal 100 mg voor alleen de eerste 2 subcutane doseringen, gevolgd door een subcutane dosering van 1 mg/kg lichaamsgewicht voor de overige doseringen). Indien enoxaparine natrium in combinatie met een trombolytica ((non-)fibrine specifiek) wordt toegediend, dient enoxaparine natrium 15 minuten vóór en 30 minuten na de trombolytica gegeven te worden. Alle STEMI-patiënten dienen tevens met acetylsalicylzuur (ASA) behandeld te worden (75 tot 325 mg eenmaal daags), tenzij ASA is gecontraïndiceerd bij deze patiënten. De aanbevolen duur van de behandeling met enoxaparine natrium is 8 dagen of totdat de patiënt uit het ziekenhuis wordt ontslagen. voor patiënten die daaropvolgend een percutane coronaire interventie (PCI) ondergaan Indien minder dan 8 uur geleden vóór de ballon is opgeblazen, enoxaparine natrium voor het laatst subcutaan is toegediend, is verdere dosisaanpassing niet vereist. Indien meer dan 8 uur geleden vóór de ballon is opgeblazen, enoxaparine natrium voor het laatst subcutaan is toegediend, dient 0,3 mg/kg lichaamsgewicht enoxaparine natrium via een IV bolus injectie gegeven te worden. Bij gebruik volgens het doseringsvoorschrift heeft enoxaparine natrium een gering effect op de globale bloedstollingstests. Het is in de regel niet nodig om stollingsonderzoek te verrichten. Ouderen Behandeling van acuut myocardinfarct met ST-segmentstijging (acute STEMI) De startdosering is 0,75 mg/kg lichaamsgewicht enoxaparine natrium subcutaan toegediend elke 12 uur (maximaal 75 mg voor alleen de eerste 2 subcutane doseringen, gevolgd door een subcutane dosering van 0,75 mg/kg lichaamsgewicht voor de overige doseringen). Een initiële IV bolus injectie dient niet te worden gegeven aan ouderen die ≥ 75 jaar zijn (zie rubriek “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik’”). Overige indicaties Bij ouderen is geen aanpassing van de dosering noodzakelijk, tenzij de nierfunctie is verstoord. Nierinsufficiëntie Ernstige nierinsufficiëntie Bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinine klaring <30 ml/min) is een aanpassing in de dosis vereist, omdat de blootstelling aan enoxaparine natrium significant verhoogd is in deze patiëntenpopulatie. Voor de acute STEMI indicatie: Er is beperkte ervaring opgedaan in patiënten met ernstige nierinsufficiëntie. Indien toegediend is dosisaanpassing nodig, zoals aangegeven in de tabel hieronder. Therapeutische dosering: Standaard dosis Ernstige nierinsufficiëntie 1 mg/kg subcutaan tweemaal daags 1 mg/kg subcutaan eenmaal daags 1,5 mg/kg subcutaan eenmaal daags 1 mg/kg subcutaan eenmaal daags Behandeling van acute STEMI bij patiënten <75 jaar 30 mg eenmalige IV bolus injectie 30 mg eenmalige IV bolus injectie plus 1 mg/kg subcutane injectie plus 1 mg/kg subcutane injectie gevolgd door tweemaal daags gevolgd door eenmaal daags 1 mg/kg subcutane injectie 1 mg/kg subcutane injectie (maximaal 100 mg voor alleen de (maximaal 100 mg voor de eerste eerste 2 subcutane doseringen) subcutane dosering) Behandeling van acute STEMI bij ouderen ≥ 75 jaar 0,75 mg/kg subcutane injectie 1 mg/kg subcutane injectie eenmaal tweemaal daags zonder initiële bolus daags zonder initiële bolus injectie injectie (maximaal 75 mg voor alleen (maximaal 100 mg voor de eerste de eerste 2 subcutane doseringen) subcutane dosering) Profylactische dosering: Standaard dosis 40 mg subcutaan eenmaal daags 20 mg subcutaan eenmaal daags Ernstige nierinsufficiëntie 20 mg subcutaan eenmaal daags 20 mg subcutaan eenmaal daags Matige tot lichte nierinsufficiëntie Bij patiënten met minder ernstige (creatinine klaring 30-50 ml/min) of milde (creatinine klaring 50- 80 ml/min) nierinsufficiëntie is aanpassing van de dosis niet noodzakelijk, maar is zorgvuldige klinische observatie wel aan te bevelen. Leverinsufficiëntie Hoewel geen gegevens uit klinische studies beschikbaar zijn, is voorzichtigheid geboden. Wijze van toediening Subcutane injectie De subcutane injectie van enoxaparine natrium dient bij voorkeur te worden uitgevoerd met de patiënt in zijligging, in het subcutane weefsel van de anterolaterale en posterolaterale abdominale plooi, wisselend links en rechts. De wegwerpspuiten zijn klaar voor gebruik en aanwezige lucht dient niet te worden verwijderd voor injectie. De injectie zelf moet verticaal en over de volle lengte van de naald in een huidplooi (welke tussen de duim en de wijsvinger wordt gehouden) plaatsvinden. Deze plooi moet gedurende de hele injectie worden vastgehouden. Niet alle doseringen zijn mogelijk met Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie. Voor deze doseringen zijn in Nederland andere toedieningsvormen/sterktes op de markt. Contra-indicaties overgevoeligheid voor enoxaparine natrium, heparine of derivaten, inclusief andere LMW heparines acute bacteriële endocarditis ernstige bloedstollingsstoornissen trombocytopenie bij patiënten met een positieve in vitro aggregatietest bij aanwezigheid van enoxaparine natrium bloedverlies van de tractus digestivus door ulcus pepticum, tumoren, hiatus hernia of diverticulose cerebrovasculair accident (CVA), behalve wanneer er systemische embolieën aanwezig zijn ernstige hypertensie retinopathie door hypertensie en diabetes lumbale punctie regionale of spinale anesthesie (bij therapeutische toepassing) tijdens de behandeling met enoxaparine incidenteel gevallen van trombose gemeld. Andere oorzaken hebben hierbij mogelijk een rol gespeeld, maar de huidige gegevens zijn onvoldoende om een goede schatting van de balans tussen werkzaamheid en schadelijkheid te maken. Wanneer besloten wordt tot behandeling, dient dit alleen plaats te vinden onder strikte controle van de anti-Xa spiegels, rekening houdend met de gangbare aanbevelingen voor de piek en dal spiegels bij deze patiënten. Laboratoriumtesten Enoxaparine natrium kan de protrombinetijd verlengen. Bij therapeutische doseringen, kunnen de aPTT (geactiveerde partiële thrombosplatine tijd) en de ACT (actived clotting time) toenemen. Verhoogde aPTT en ATT vertonen geen lineair verband met verhoogde enoxaparine antithrombotische activiteiten; daarom zijn ze niet geschikt voor de controle van de enoxaparine activiteit. Indien controle van het effect van de behandeling noodzakelijk wordt geacht, moet een gestandaardiseerde methode voor de bepaling van de anti-factor-Xa-activiteit worden gebruikt. Bloedingen Zoals met andere anticoagulantia kunnen bloedingen optreden. De oorzaak dient te worden onderzocht en geëigende actie ondernomen. Enoxaparine is gecontraïndiceerd bij situaties met verhoogde kans op bloedingen (zie rubriek “Contra-indicaties”). Extra voorzichtigheid is geboden na recente neuro- of oogheelkundige operaties, bij leverinsufficiëntie, ongecontroleerde arteriële hypertensie, of andere aandoeningen met kans op bloedingen. Ouderen kunnen een verhoogd risico voor bloeding complicaties hebben en dienen goed te worden gecontroleerd, indien ze met therapeutische doseringen worden behandeld (zie ook rubriek “Dosering en wijze van toediening”). Bij patiënten ≥75 jaar die behandeld zijn voor acute STEMI, is geen duidelijk voordeel aangetoond voor enoxaparine over niet-gefractioneerde heparine (UFH), noch een toename in bloeding gerapporteerd. Patiënten tussen 65-75 jaar kunnen een groter bloedingrisico lopen. Nauwkeurige monitoring is geadviseerd. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Algemeen De activiteit van LMW heparines zijn niet onderling vergelijkbaar. Bij verandering van product kan aanpassing van de dosis nodig zijn. Nierinsufficiëntie Voor patiënten met ernstige nierinsufficiëntie is aanpassing van de therapeutische én profylactische doseringen noodzakelijk (zie rubriek “Dosering en wijze van toediening”.). Niet intramusculair toedienen. Laag lichaamsgewicht Bij vrouwen met laag gewicht (< 45 kg) en mannen met laag gewicht (<57 kg) werd een verhoogde blootstelling tijdens profylactische dosering (niet voor gewicht aangepast) gezien. Zorgvuldige monitoring wordt daarom aangeraden. Spinale/epidurale anesthesie Zoals bij andere anticoagulantia zijn incidentele gevallen van intraspinale hematomen gemeld bij gelijktijdig gebruik van enoxaparine natrium en spinale/epidurale anesthesie leidend tot langdurige of blijvende paralyse. De kans op deze zeldzame complicatie kan groter zijn bij het gebruik van postoperatieve epidurale verblijfskatheters of het gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de hemostase beïnvloeden, zoals NSAID´s (met name acetylsalicylzuur). Ook is het risico vergroot bij traumatisch of herhaald neuraxiale punctie of bij patiënten met een misvormd ruggenmerg of die in het verleden een ruggenmergoperatie hebben ondergaan (zie rubriek “Bijwerkingen”). Heparine geïnduceerde thrombocytopenie LMW heparines kunnen thrombocytopenie induceren, net als nietgefractioneerde heparine. Daarom is voorzichtigheid geboden bij patiënten die eerder heparine-geïnduceerde thrombocytopenie hebben gehad. Het wordt aanbevolen het aantal bloedplaatjes te meten voor en regelmatig tijdens de behandeling. Indien een significante afname van het aantal bloedplaatjes wordt waargenomen (ca. 30 tot 50%), dient de behandeling onmiddellijk te worden gestaakt en dient de patiënt te worden overgezet op een andere behandeling. Percutane coronaire revascularisatie procedures Om bloedingsrisico na vasculaire behandeling van instabiele angina te verminderen, dient exact de aanbevolen intervallen tussen de enoxaparine natrium doses aangehouden te worden. Het is belangrijk om hemostase te bereiken op de punctieplaats na PCI. Indien een gesloten hulpmiddel wordt gebruikt, dient de katheter onmiddellijk verwijderd te worden. Indien een manuele compressiemethode wordt toegepast, dient de katheter 6 uur na de laatste intraveneuze/subcutane injectie met enoxaparine natrium verwijderd te worden. Indien de behandeling met enoxaparine natrium wordt voortgezet, dient de volgende dosis pas na 6-8 uur ná verwijdering van de katheter te worden gegeven. Men dient te letten op evt. hematomen rond de injectieplaats. Zwangere vrouwen en andere patiënten met kunst hartkleppen Bij zwangere vrouwen met mechanische kunst hartkleppen die enoxaparine kregen voorgeschreven voor trombose profylaxe, zijn gevallen van trombose van de hartkleppen gezien, in enkele gevallen leidend tot de dood van moeder en kind (zie rubriek “Zwangerschap en borstvoeding”). Ook bij niet-zwangere patiënten met mechanische kunst hartkleppen zijn Zie vervolg “Deel 2” BS03071-2 / 04 / 16 september 2014 (Herziening maart 2014) MED “Deel 2” Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Het wordt aangeraden dat middelen die de hemostase beïnvloeden, worden gestopt voor de aanvang van de behandeling met enoxaparine natrium, tenzij strikt noodzakelijk. Onder deze middelen vallen o.a. de volgende geneesmiddelen: - orale anticoagulantia trombocytenaggregatieremmers prostaglandinesynthetaseremmers acetylsalicylzuur dextranen ulcerogene geneesmiddelen, zoals corticosteroïden. Indien combinatie met deze geneesmiddelen noodzakelijk is, dient het gebruik van enoxaparine natrium gepaard te gaan met zorgvuldige klinische observatie en zonodig laboratoriumonderzoek. Bij gelijktijdige toediening van enoxaparine natrium en trombolytica zijn geen farmacokinetische interacties geobserveerd. Zwangerschap en borstvoeding Een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van enoxaparine tijdens de zwangerschap bij de mens wijst tot nu toe niet op een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen of nadelige effecten tijdens de zwangerschap. De hoeveelheid enoxaparine die de placenta passeert is waarschijnlijk minimaal. Er zijn tot dusver geen aanwijzingen voor schadelijkheid bij dierproeven. Clexane kan op indicatie gebruikt worden tijdens de zwangerschap. Gebruik van Clexane vlak voor en tijdens de bevalling wordt afgeraden in verband met een verhoogd risico op maternale en foetale bloedingen. Vanwege het grote molecuulgewicht van enoxaparine wordt slechts een geringe hoeveelheid in melk uitgescheiden. Aangezien de orale biologische beschikbaarheid van enoxaparine ook nog gering is, is de hoeveelheid die door de zuigeling via de moedermelk wordt opgenomen verwaarloosbaar. Tijdens de behandeling met Clexane kan de borstvoeding gehandhaafd blijven. Zwangere vrouwen met kunst hartkleppen In een klinische studie met zwangere vrouwen met mechanische kunst hartkleppen werd 1 mg/kg bid enoxaparine gegeven. Bij 2 van de 8 vrouwen ontwikkelden zich bloedstolsels die de hartkleppen verstopten en leidden tot de dood van de moeder en de foetus. Er zijn enkele postmarketing bevindingen van hartklep trombose bij zwangere vrouwen met mechanische kunst hartkleppen die enoxaparine kregen voorgeschreven voor trombose profylaxe. Zwangere vrouwen met hartkleppen hebben mogelijk een hoger risico op thromboembolie, maar de huidige gegevens zijn onvoldoende om een goede schatting van de balans tussen werkzaamheid en schadelijkheid te maken. Wanneer besloten wordt tot behandeling met enoxaparine, dient dit alleen plaats te vinden onder strikte controle van de anti-Xa spiegels, rekening houdend met de gangbare aanbevelingen voor piek en dal spiegels bij deze patiënten (zie rubriek “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”). Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Niet van toepassing. Bijwerkingen Bijwerkingen kunnen in de volgende frequenties voorkomen: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). De bijwerkingen die worden waargenomen door postmarketing ervaring worden aangegeven met de frequentie niet bekend. Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. Bloed – en lymfestelselaandoeningen Vaak: bloedingen; een bloeding kan optreden indien meer risicofactoren aanwezig zijn, zoals orgaan beschadiging, invasieve procedures of het gelijktijdig gebruik van middelen die de hemostase beïnvloeden verhoging van het aantal bloedplaatjes (trombocytose) trombocytopenie. Zelden: ernstige bloedingen inclusief retroperitoneale en intracraniële bloedingen zijn gemeld. Sommige van deze gevallen waren dodelijk. Niet bekend: hemorragische anemie immuno-allergische trombocytopenie; in sommige gevallen werd trombose verergerd door orgaanuitval of ischemie van ledematen eosinofilie. Immuunsysteemaandoeningen Vaak: allergische reacties. Zelden: anafylactische/ anafylactoïde. Niet bekend: anafylactische shock. Zenuwstelselaandoeningen Niet bekend: hoofdpijn. Bloedvataandoeningen Niet bekend: intraspinale hematomen bij gelijktijdig gebruik van enoxaparine en spinale/epidurale anaesthesie en post-operatieve epidurale verblijfskatheters; deze bijwerkingen hebben geleid tot verschillende stadia van neurologische afwijkingen, inclusief langdurige en blijvende verlamming (zie ook rubriek “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”: Spinale/epidurale anesthesie). Lever- en galaandoeningen Niet bekend: hepatocellulaire leverschade cholestatische leverschade. Huid- en onderhuidaandoeningen Vaak: urticaria pruritus erytheem. Zelden: bulleuze dermatitis cutane vasculitis. Niet bekend: huidnecrose op de plaats van injectie zijn gemeld met heparines en LMWH´s. Deze verschijnselen worden doorgaans voorafgegaan door purpura of erythematode plaques, geïnfiltreerd en pijnlijk. Behandeling met enoxaparine dient dan te worden gestaakt harde ontstekingsknobbels, niet cystische inkapseling van enoxaparine natrium op de injectieplaats. Deze verdwijnen na een paar dagen en hoeven geen aanleiding te zijn tot het staken van de behandeling alopecia. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Niet bekend: osteoporose na langdurige therapie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Vaak: pijn op de injectieplaats hematomen andere reacties op de injectieplaats, zoals oedeem, bloeding, overgevoeligheid, ontsteking. Soms: milde lokale irritatie na subcutane injectie. Onderzoeken Zeer vaak: verhoging van leverenzymen (voornamelijk transaminasen). Zelden: hyperkaliëmie. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden aan het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb via de website www.lareb.nl. Overdosering Hoewel er geen gevallen bekend zijn, zal de orale toediening van grote hoeveelheden enoxaparine natrium vermoedelijk geen consequenties hebben, in verband met de zeer geringe gastrointestinale absorptie van het product. De plasma anti-Xa en anti-IIa-activiteit kan gecontroleerd worden. Overdosering via subcutane/ intraveneuze toediening van grote doses enoxaparine natrium kan leiden tot hemorragische complicaties. Als antidotum kan een langzame intraveneuze toediening van protamine (sulfaat of hydrochloride) plaatsvinden. De dosering van protamine dient ongeveer tweemaal zo hoog te zijn als de toegediende dosis enoxaparinenatrium: 2 mg of 200 antiheparineeenheden protamine ter neutralisering van de anti-IIa- activiteit, veroorzaakt door 1 mg (100 IE) enoxaparinenatrium. Onder deze omstandigheden en zelfs bij hoge doses protamine wordt de anti-Xa activiteit nooit volledig geneutraliseerd (maximaal 60%). Antitrombotische activiteit zal blijven bestaan. FARMACEUTISCHE GEGEVENS Lijst van hulpstoffen Clexane 100 mg/ml oplossing voor injectie: water voor injecties. Gevallen van onverenigbaarheid Subcutane injectie Niet mengen met andere middelen. Houdbaarheid Gebruik Clexane niet meer na de datum die staat vermeld op het Dr. Fisher Farma etiket achter “Exp.”. Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren. Aard en inhoud van de verpakking Clexane 100 mg/ml: wegwerpspuit (kleurloos glas) van 0,8 ml (80 mg), doos met 10 injectiespuiten Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies Zie rubriek: Dosering en wijze van toediening. Alle ongebruikte producten of afvalmaterialen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. Registerhouder/ompakker Dr. Fisher Farma B.V., Schutweg 23, 8243 PC Lelystad RVG-nummer Clexane 100 mg/ml, oplossing voor injectie RVG 110160 // 13068 L.v.H.: Noorwegen De informatie voor de medische beroepsgroep is voor het laatst goedgekeurd in november 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc