“Bio-melkvee na 2015”

 “Bio-­melkvee na 2015” Biobedrijfsnetwerk Melkvee, Pamel 25 februari 2014 Inleiding Wim Govaerts In 2015 valt het quotum weg. Op zich kan dit een grotere vrijheid betekenen voor de melkveehouders, maar aan die vrijheid zitten ook grenzen. Die grenzen liggen voor ieder bedrijf anders : -­‐ grond -­‐ stalplaatsen -­‐ nutriënten -­‐ arbeid -­‐ biolastenboek : verhouding krachtvoer / ruwvoer Op basis van het Biosano-­‐model (kostprijsberekening biomelk) berekende Wim een aantal ontwikkelingsscenario’s voor zowel biologische als gangbare melkveehouderij. Vraag is hoe biologische bedrijven na 2015 verder kunnen evolueren, maar ook of omschakelen naar bio in de quotum-­‐vrije situatie voor gangbare boeren aantrekkelijk kan zijn. Gangbare boeren hebben meer mogelijkheden om extern voer aan te kopen. Veel pulp en draf aankopen, kan ervoor zorgen dat gangbare boeren een deel van hun grond kunnen besteden aan marktbare teelten, wat voor extra inkomen kan zorgen. Of ze kunnen op het grondoverschot meer melken (in totaal tot dubbel zoveel melk per bedrijf als onder bio-­‐uitbating). Puur zakelijk bekeken kon het voor gangbare boeren in het quotum-­‐tijdperk interessant zijn om om te schakelen, zeker als er arbeid op overschot was. Puur op de kosten was een prijsverschil van enkele centen voldoende, maar het prijsverschil was veel groter, dus kwam ook de extra-­‐
arbeid voor bio er nog vlot uit. Nu valt het quotum weg, en krijgen we automatisch een intensivering van de productie. Als bio intensiveert, klopt “het verhaal” dan nog wel (zijn we nog bio bezig) ? En anderzijds is er de vraag naar de ontwikkeling van de sector : om omschakeling te stimuleren, terugschakelen te voorkomen en jonge boeren een perspectief te geven, moet het prijsverschil tussen bio en gangbaar groter zijn. Met de cijfers die voor Biosano werden samengebracht zien we dat de huidige biomelkprijs zowel kosten als arbeid vergoedt. Bio kan nog wel wat intensiever produceren (bv 1000 liter per koe meer), wat de kostprijs met ongeveer 3 cent kan verlagen. Als we bekijken wat gangbare boeren nog kunnen intensiveren (meer melk per koe, meer voer aankopen of op eigen grondoverschot meer melken, een aantal koeien extra voor zover ze er in de bestaande stal bij kunnen, …) kan hun kostprijs nog met 4 tot 8 cent dalen. Om een significant verschil te krijgen tussen bio en gangbaar moet de melkprijs bio zo’n 10 cent boven de gangbare uitstijgen. Discussie Om te groeien in bio is meer grond nodig. Bioboeren kunnen nog een stukje vooruit met beheersgrasland (natuurgronden), maar ook gangbare boeren zijn daarin geïnteresseerd. De ontwikkelingsmodellen zijn gebaseerd op de Biosano-­‐cijfers. De grondkosten zijn daarin meegerekend op basis van initiële waarde. Als Biosano zijn voortrekkersrol verder wil spelen, moet dit geactualiseerd worden, zodat de rente op de grond correct doorgerekend wordt. Alle biologische koemelk in Europa kan vlot afgezet worden bij Europese verwerkers (die dan zelf wel exporteren). Dat het primaire product afzet vindt op de thuismarkt, betekent dat de biokoemelkmarkt zou kunnen georganiseerd worden zoals de biogeitenmelkmarkt : kostprijsgebonden melkprijsvorming. Hoe kan bio intensiveren ? Meer krachtvoer voederen zou een optie kunnen zijn. Beste oplossing is dat ingezet wordt op productiever land, maar dat is begrensd door o.m. het vraagstuk van de klavermoeheid en de mestwetgeving. Inzake mestwetgeving kan derogatie een optie zijn (voor sommige teelten is de MAP-­‐norm dierlijke mest strenger dan 170 kg N) en naar oplossing voor klavermoeheid wordt gezocht. Trends in de Nederlandse melkveehouderij : -­‐ meer en efficiënter ruwvoer produceren -­‐ meer bedrijfseigen eiwit -­‐ onderscheidendheid (belangrijk om prijsverschil met gangbaar te verantwoorden !) -­‐ vlees van de melkveestapel valoriseren De sector moet ook een beetje versterken. Waarmee kan je vandaag naar potentiële omschakelaars om ze te overtuigen ? De grondkosten correct doorgerekend krijgen in de melkprijs kan daar het verschil maken. Daarom moeten we het nu al doorrekenen, en hier en daar laten vallen, zodat het in de discussie rond de melkprijs van volgend jaar hard kan gemaakt worden. Ook voor verwerkers is het belangrijk dat we nieuwe leveraars kunnen aantrekken. Met een grotere sector wordt het ook interessanter voor voedingsbedrijven om biologische reststromen apart te valoriseren. Bestaande biobedrijven kunnen omschakelaars helpen door in het tweede jaar omschakeling omschakelvoer en biovoer uit te wisselen of gronden te ruilen. Groei als sector is ook belangrijk voor de logistiek, daar zijn nog 2 à 3 centen per liter te winnen. We moeten dus strategisch potentiële omschakelaars actief benaderen. In principe zouden de landbouworganisaties die betrokken zijn bij Bio zoekt Boer ons daar moeten bij helpen. In de stuurgroep Bio zoekt Keten / Bio zoekt Boer is beslist verder niet actief in te zetten op de zuivel. De inspanningen uit het verleden hebben te weinig opgeleverd (de huidige melkprijs is nochtans een mooi resultaat). Als de melkveehouders willen dat er iets gebeurt, zal BMV een goed onderbouwde vraag moeten voorleggen aan BioForum : voor groei gaan in de sector, met een duurzame prijs op een aanvaardbaar niveau. De perspectieven in de markt zijn er. Concrete aanpak op het bedrijf Intensiveren in bio kan best op het land gebeuren : het land moet voer opbrengen ! 1. Oplossingen voor de klavermoeheid. Project van dichtbij opvolgen m.b.t. de praktische toepasbaarheid in de bedrijven. 2. Alternatieven voor de bemesting. 3. Bulkteelten als voeder. Mais en voederbieten liggen moeilijk in bio. Dirk teelt voederaardappelen. Als het voor voeder is, spelen variëteit, sortering, allerlei kwaliteitseisen weinig of geen rol. Sarpo Mira geeft 40 ton verse stof = 8 ton krachtvoer. 4. Keuze van grassen en klavers. De verplichte voorkeur voor biozaden speelt in het nadeel van de bioboeren. Wat zijn goede rassen, en hoe lossen we het gebrek aan continuïteit op? Nick Van Eeckeren (Louis Bolk Instituut) heeft een meerjarige rassenproef lopen. Interessante klaverrassen (Rutinova, Astur) blijken moeilijk te bestuiven. Verdere werking Biobedrijfsnetwerk Er zijn nog in zeer beperkte mate middelen beschikbaar voor de periode april 2014 tot maart 2015. Vervolgens is geen subsidiëring meer mogelijk. Wat is er nodig ? Wie hebben we daarbij nodig ? Welke bijdrage kan daar tegenover staan ? Biobedrijfsadvies kan kansen bieden voor netwerk-­‐uitwisseling. Adviesmomenten kunnen opengesteld worden voor de collega’s, maar er kunnen ook bezwaren zijn omwille van privacy. We kunnen alvast een win-­‐win-­‐situatie vinden door de vergaderingen van de coöperatie te koppelen aan een technisch netwerkgedeelte. Wim kan in dat deel ook terugkoppeling geven van het CCBT-­‐onderzoek. Toch zal er ook in het geval van een koppeling van de vergaderingen altijd nog nood zijn aan een soort structuur die ervoor zorgt dat de resultaten van zo’n technisch overleg de “stem van de boeren” kan zijn. De volgende bijeenkomst zal plaatsvinden eind mei, met als thema : “optimalisatie van het grondgebruik”.