Juni - Jong aan de Amstel

JAARGANG 14 • JUNI 2014 • NUMMER 2
inhOuD
KORT
Bureau Jeugdzorg heet
nu Jeugdbescherming
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
heet sinds 3 april Jeugdbescherming Regio
Amsterdam (JBRA). Deze naam past beter bij het
werk, stelt Jeugdbescherming in een persbericht:
“Wij werken op een manier die nieuw is in
Nederland. Daar hoort een nieuwe naam bij. Wij
zijn geen ‘bureau’ en onze werkwijze levert ook
minder bureaucratie op: geen dikke rapporten,
maar alleen opschrijven wat nodig is. Gezinnen
komen niet bij Jeugdbescherming op bezoek,
maar de gezinsmanagers gaan naar de gezinnen
toe.”
Meer informatie: www.jbra.nl
THEMA: TOP600: MET ZORG AANGEPAKT
2
3
4
Nieuws
- Sluiting bedreigt Amsterbaken
- ARopMaat vermindert de agressie
Transitie
- Zaanse jeugdzorg krijgt vorm
Passend onderwijs
- ‘Iedere leerling heeft behoefte aan
structuur’
- Ambulante begeleiding:
Samen zorgen dat leerling het redt
- Kenniscentrum begeleidt bij
omgang gedrag
- Psychologen helpen bij
traumatische voorvallen
Programma’s
- PCIT: Geen strijd meer met je kind
- JOT: Aanpak jonge verslaafden
Lik op stuk en intensieve zorg, ook
voor de broertjes en zusjes. Met die
combinatie pakte de gemeente de 600
jongvolwassenen aan die verantwoordelijk
zijn voor 15.000 politiecontacten in
vijf jaar. Top600. Dat werd de naam
van de nieuwe aanpak. Amsterdam en
de omliggende gemeenten startten in
mei 2011 met dit regionale programma.
Inmiddels zijn we drie jaar verder. Werkt
het programma? Welke bijdrage levert de
jeugdzorg? Jong aan de Amstel bracht alle
betrokkenen een bezoekje.
5
6
Lees verder op blz. 7
INTERVIEW
De Opvoedpoli opende 28 mei een kantoor
in Amstelveen. Beide partijen besloten tot
samenwerking omdat de gemeente Amstelveen
en de Opvoedpoli uitgaan van dezelfde
principes: de vraag van de cliënt centraal stellen
en de expertise van professionals bij elkaar laten
komen in een integraal hulpplan.
Het kantoor is gevestigd op de Amsterdamseweg
506, 1181 BX Amstelveen
#Spirit2013
Het populair jaarverslag van Spirit is bijzonder
vormgegeven: spirit2013intweets.nl. In 2013
ontmoetten hulpverleners, jongeren, ouders,
partners, opdrachtgevers en deskundigen elkaar.
Face to face, maar ook via sociale media. Deze
manier van ontmoeten, kennis delen, elkaar
inspireren en innoveren past bij Spirit.
In het jaarverslag passeren belangrijke thema’s
en onderwerpen in vogelvlucht – en dus ook in
tweets – de revue.
Meer informatie: www.spirit.nl
Wachttijden bij de
­Bascule
Veel GGZ-instellingen zien door de
bezuinigingen hun wachttijden oplopen. De
Bascule heeft oplopende wachttijden voor
onderzoek en behandeling. De wachttijd varieert
van nul weken tot negen maanden en is mede
afhankelijk van de complexiteit van de stoornis,
de behandelduur en het aantal beschikbare
behandelplaatsen/bedden.
Een aantal afdelingen heeft geen wachttijd
en bij veel afdelingen is een intake mogelijk
binnen twee maanden. Bij spoedeisende zorg,
zoals crisis, kunnen cliënten acuut worden
opgenomen. Verwijzers kunnen dan contact
opnemen met de dienstdoende kinder- en
jeugdpsychiater (020 - 890 19 00).
De Bascule doet er alles aan de wachttijden
zo kort mogelijk te houden. De instelling
investeerde de laatste jaren veel in het
efficiënter inrichten van de behandelingen.
Het lukte de Bascule cliënten kwalitatief goed
te behandelen voor een geringer budget door
met bewezen effectieve methodes te werken.
Hierdoor gingen de gemiddelde kosten per
behandeling per cliënt omlaag en levert de
Bascule een substantiële bijdrage aan de
verlaging van de zorgkosten voor verzekerden
in Nederland.
Meer informatie: www.debascule.com
Burgemeester Eberhard van der Laan
‘We zitten boven op de Top600’
Een enorm succes, noemt burgemeester
Eberhard van der Laan de aanpak van
de Top600, de groep van 600 jongeren
die zich veelvuldig schuldig maakt aan
overvallen, woninginbraken, geweld
en straatroof. “De recidive is met 53
procent teruggebracht”, zegt hij. Maar
we zijn er nog niet. “Nog lang niet alles
is intelligent geregeld, maar we zijn op
de goede weg.”
zorg’, maar nu pakken we het echt anders aan.
Met de penitentiaire inrichting als fantastische
partner zetten we namelijk nog veel eerder in,
zitten we erbovenop, is er contact met de regis­
seur en dat zie je terug in de resultaten. Op het
moment dat de jongen vast komt te zitten, zijn
we al bezig met zijn terugkeer. We kijken hoe hij
zijn schuld kan saneren, we zoeken een opleiding
en proberen een dagbesteding te vinden. Op het
moment van vrijlating, weet de jongen wat hem
te doen staat. Bovendien wordt hij met een auto
gebracht naar de plek waar hij gaat wonen en we
leveren hem voor de deur af. Die aanpak hebben
we vanaf 1 juli 2013. We hebben 26 jongeren op
die manier begeleid en slechts twee van hen heb­
ben gerecidiveerd. Dat is een waanzinnig succes.”
Liquidaties
Het succes van de ‘Aanpak Top600’ weerspiegelt
zich ook in de criminaliteitscijfers. Volgens het
CBS daalt de jeugdcriminaliteit in Amsterdam.
Tegelijk lijkt het erop dat de criminaliteit
ernstiger wordt, gezien de liquidaties die de
laatste maanden plaatsvonden in Amsterdam
Zuidoost en Westerpark. “Dat is het vergelijken
van appels met peren”, zegt Van der Laan.
“Die liquidaties hebben niets te maken met
de Top600. Die liquidaties worden gepleegd
door jongens die zijn doorgegroeid in de
zware misdaad, dat zijn over het algemeen
geen jongens uit de Top600. In feite is de
‘Aanpak Top600’ ontstaan als reactie op deze
gewelddadige criminaliteit. Met deze aanpak
willen we juist voorkomen dat de jongens verder
Pijnlijk
doorgroeien in de criminaliteit.”
Uitgerekend een dag voor dit interview, verschijnt En we moeten alles wel in perspectief blijven
er een stuk in Het Parool dat stelt dat ‘het sys­
zien, eindigt de burgemeester. “Pas kreeg ik
teem faalt bij de aanpak van jonge, criminelen’.
een boekje van een vriend van me. ‘Moordatlas
“Pijnlijk”, noemt Van der Laan het verhaal. “Een van Amsterdam’ heet het. Als opdracht had hij
pijnlijke vergissing door het interview te relateren voorin gezet dat er in 1998 in totaal 64 moorden
aan de Top600 en bovendien zijn de resultaten
in Amsterdam plaatsvonden. In 2013 waren
van het onderzoek verkeerd gepresenteerd. Het
het er 21. Daarmee wil ik het probleem niet
onderzoek naar 200 dossiers van de Top600
bagatelliseren. Dit probleem verdient aandacht,
gaat namelijk over de periode voordat ze in de
net als de 600 jongens. Nog lang niet alles is
Top600 kwamen. Inmiddels is er heel wat ver­
intelligent geregeld, maar we zijn op de goede
anderd.” Zo is met de ‘Aanpak Top600’ juist een weg.”
breder scala aan maatregelen voorhanden.
L
ik op stuk, effectieve zorg en preventie. Dat
zijn volgens de burgemeester de drie pijlers
van de ‘Aanpak Top600’. “We hadden hier in de
stad een groep jongeren die ons zorgen baarde.
Ze maakten zich veelvuldig schuldig aan crimi­
naliteit en de recidive was hoog.” Bovendien leek
de criminaliteit steeds gewelddadiger te worden.
De moord op de Amsterdamse juwelier Hund in
oktober 2010 was de directe aanleiding om de
groep van 600 jongeren, die de meeste problemen
veroorzaakte, persoonsgericht en stelselmatig aan
te pakken.
Focus
“We gingen aan de slag met alle betrokkenen,
zoals de jeugdzorg, de politie en de leerplicht­
ambtenaren en we kwamen tientallen systeem­
fouten tegen in de drie pijlers. Daar gingen we
aan werken. Belangrijk daarbij is dat we ons
focussen op de jongere en dat een regisseur de
inzet vanuit de drie pijlers coördineert.”
“We zitten erbovenop”, verduidelijkt Van der
Laan. “Zo krijgen we een beter inzicht in hetgeen
de jongere beweegt en kunnen we betere inter­
venties plegen. Laat ik een voorbeeld geven.
Iedere jongen ging in beroep tegen de straf die
hij kreeg opgelegd. Het duurt alleen ongeveer
twee jaar voordat een zaak in hoger beroep
voorkomt. Op het moment van de zitting, weet
die jongen al niet meer voor welk delict hij te­
rechtstaat. We spraken daarom met het Openbaar
Ministerie af dat het hoger beroep van deze
jongeren binnen drie maanden dient. Op die
manier zitten we erbovenop.”
FOTO : SAK E R I JPK EM A
Opvoedpoli opent
­kantoor in Amstelveen
DOO R : MA RT I N G E RRIT SEN
Blauwe vuilniszak
Van der Laan geeft nog een voorbeeld. “Als
vroeger iemand uit detentie kwam, kreeg hij een
blauwe vuilniszak met zijn spullen mee en dat
was het. En dat in de wetenschap dat het recidi­
vepercentage de eerste 48 uur het hoogst is. De
afgelopen jaren is weliswaar al ingezet op ‘Na­
Eberhard van der Laan: “Met deze aanpak voorkomen we juist dat jongens verder doorgroeien in de criminaliteit.”
1
NIEUWS
DOO R : MA RT I N G E R R IT S E N
‘Sluiting Amsterbaken desastreus voor jonge
gedetineerden’
“Onbegrijpelijk dat de staatssecretaris van Veiligheid werkgelegenheid
belangrijker vindt dan veiligheid.” Marjan Koopman, inhoudelijk directeur van
de justitiële jeugdinrichting (JJI) Amsterbaken is nog een beetje beduusd van het
voornemen van Fred Teeven om de jeugdgevangenis te sluiten. “Dit is desastreus.”
jeugdrechters in de toekomst jongeren minder
snel in een JJI zullen plaatsen omdat dat de kans
op terugkeer in de samenleving bemoeilijkt. Het
risico is dat de rechter ze dan plaatst in De Kop­
peling, maar dat is een behandelcentrum voor
Nachtdetentie
civiel geplaatste jongeren. En we hadden nu juist
De sluiting heeft directe gevolgen voor twee van afgesproken dat we jongeren die een strafbaar
de programma’s van Amsterbaken, namelijk de
feit hebben gepleegd niet meer zouden mengen
nachtdetentie en de PIJ (jeugd-TBS in de volks­
met jongeren die gedwongen behandeling nodig
mond – red.). In beide gevallen wordt de jongere hebben om een andere reden.”
voorzichtig teruggebracht in de samenleving. Hij “Een ander risico,” gaat Koopman verder, “is
heeft overdag een baantje of gaat naar school
dat een deel van de jongens die we nu opvan­
en ’s avonds zit hij weer in detentie. “Dat is na­
gen eerder terugvallen naar de jeugdzorg. De
tuurlijk niet te realiseren vanuit Sassenheim of
jeugdzorg krijgt dan te maken met zwaardere
Lelystad.”
problematiek, maar krijgt daarvoor geen extra
“We hebben een maatschappelijke taak om er­
financiering. Wij worden namelijk gefinancierd
voor te zorgen dat de jongeren het juiste pad
door het ministerie van Veiligheid en Justitie. De
kiezen”, gaat Koopman verder. “Dat doen we met jeugdzorg wordt straks gefinancierd door de ge­
Halt, de leerplicht, de reclassering, de jeugdzorg
meente, die bovendien ook nog eens 15 procent
en alle andere organisaties. Het liefst zo dicht
op de jeugdzorg moet bezuinigen.”
mogelijk bij huis. Dat is ook het uitgangspunt
Werkgelegenheid
van de transitie jeugdzorg.” Het is mede om die
Teeven blijft vooralsnog bij zijn beslissing. De
reden dat burgemeester Eberhard van der Laan
staatssecretaris stelt dat de landelijke capaciteit
in het geweer kwam: “De mogelijkheid tot sa­
in de JJI’s groter is dan de huidige bezetting en
menwerking met de lokale ketenpartners komt
dat het daarom logisch is dat er JJI’s moeten
(…) onder druk te staan en kan waarschijnlijk
sluiten. Zeker omdat de verwachting is dat de
niet op het huidige niveau gehandhaafd blijven.
En de beperking van recidive is gediend met een criminaliteit verder daalt. Maar waarom hij uit­
goede voorbereiding van de gedetineerden op de gerekend de JJI uitkiest met een van de hoogste
samenleving en een goede samenwerkingsrelatie bezettingsgraden die ook net nog eens voor 40
miljoen euro is verbouwd? Teeven stelt dat het
met de ketenpartners.” Dat geldt zeker voor de
noorden en het zuiden van het land al eerder
leden van de Top600. Van der Laan: “Een in­
zijn getroffen door sluitingen in het gevangenis­
tensieve ketenaanpak met de lokale partners is
wezen. Daarom is nu het westen aan de beurt.
essentieel bij resocialisatie, zoals we zien bij de
Koopman: “Het is natuurlijk vreemd dat de
‘Aanpak Top600’. Een mogelijk risico is dat de
langetermijngedragsverandering van de jongeren staatssecretaris van Veiligheid werkgelegenheid
die in Amsterbaken verblijven onder druk komt te belangrijker vindt dan veiligheid.”
staan. Hierdoor neemt de kans op recidive toe.”
De Tweede Kamer debatteert op 2 juli over het
Risico
veiligheidsbeleid van de staatssecretaris en in dat
Koopman ziet nog twee belangrijke risico’s van
debat zal de sluiting van Amsterbaken aan de orde
de sluiting. “De kans bestaat dat de Amsterdamse komen.
senheim of Lelystad. Laat staan vanuit Limburg
of Groningen. Daar heb je alleen de dossiers van
de jongens , maar niet de kennis van de lokale
situatie.”
FOTO: MARJA FAFIANI
V
Marjan Koopman: “Sluiting Amsterbaken bemoeilijkt
de terugkeer van deze jongens in de samenleving.”
NIEUWS
erbijstering. Dat overheerst na de brief die
Fred Teeven 14 mei naar de Tweede Kamer
stuurde over de sluiting van Amsterbaken. Want
dat is uitgerekend de JJI met een van de hoogste
bezettingsgraden in Nederland. Afgelopen drie
maanden konden nog 34 jongens wegens plaats­
gebrek niet worden geplaatst. Bovendien komt
meer dan een kwart van de preventie gehechte
jongeren in Nederland uit het zorggebied van
Amsterbaken. Die moeten van de staatssecretaris
in de toekomst naar Lelystad of Sassenheim. En
als daar geen plaats is, maar naar Groningen of
Limburg. “De kwaliteit van het programma dat
Amsterbaken biedt is hoog”, stelt Koopman.
Haar bureau ligt vol met papieren. Straks komt
een groep Kamerleden zich op de hoogte stel­
len van het werk van Amsterbaken. “Wij bieden
plaats aan tachtig jongeren die de kinderrechter
hier plaatst vanwege het plegen van een misdrijf.
Wij zijn niet alleen gericht op detentie, maar
vooral ook op behandeling zodat de jongeren
bij terugkeer in de samenleving niet meer reci­
diveren. Elke maandag komen hier de Raad voor
de Kinderbescherming, Jeugdbescherming Regio
Amsterdam, de William Schrikkergroep, gemeente
Amsterdam en Reclassering Nederland bij elkaar.
Samen maken we afspraken hoe we de jongeren
aanpakken. Het is belangrijk dat dit vanuit het
lokale veld gebeurt. Wij weten bijvoorbeeld of
jongeren uit een probleemstraat komen, of ze
een ‘leiderrol’ hebben in een groep hangjonge­
ren, wat de impact van vrijlating is op andere
jongeren die we in beeld hebben. Op basis van
die gegevens maken we samen een plan waar­
bij we de jongeren zodanig begeleiden bij de
terugkeer in de samenleving dat de kans op
recidive kleiner wordt. Dat lukt niet vanuit Sas­
DOO R : A N JA G E L D E R MA N S
Promotieonderzoek: ARopMaat vermindert agressie
Controlefuncties van de hersenen kun je trainen. Dat is volgens onderzoekster
Larissa Hoogsteder het geheim van de behandeling Agressie Regulatie op Maat
(ARopMaat) die De Waag biedt. Ze promoveerde 22 mei op dit onderwerp.
“A
RopMaat is ontstaan door mijn werk­
ervaring bij een justitiële jeugdinrichting.
Ik merkte dat groepsgerichte behandeling van
jongeren met een ernstig agressieprobleem
vaak weinig of geen effect sorteert”, vertelt
Larissa Hoogsteder, programmamanager
bij De Waag. “Als jongeren verplicht naar
groepsbijeenkomsten gaan, is de kans groot dat
ze alleen hun tijd uitzitten en gevoelig blijven
voor het negatieve gedrag van groepsgenoten.
Dat helpt natuurlijk niet.”
ARopMaat is bedoeld voor jongeren tussen de
16 en 24 jaar met ernstige agressieproblematiek.
De behandeling bestaat uit verschillende
modules met een op maat gemaakt individueel
traject en twaalf groepsbijeenkomsten. Daarbij
maakt ARopMaat gebruik van cognitieve
gedragstherapie, mindfullness oefeningen
en dramatherapeutische technieken. Het
programma sluit daarmee aan bij huidige
wetenschappelijke inzichten.
Irrationele gedachten
Bij ARopMaat leren jongeren hun impulsen
beter beheersen en krijgen zij inzicht in hun
gedrag. De behandeling is gebaseerd op het
RNR-model (Risk Need Responsivity): hoe
ernstiger de problematiek, hoe intensiever
en langer de behandeling. Hoogsteder: “Het
gaat erom dat ze baas worden over de eigen
reacties. In de training geven we veel ruimte
aan het verminderen van stress, leren focussen,
het reguleren van emoties, rollenspellen en het
verminderen van irrationele gedachten. We
houden bij de training altijd rekening met de
leerstijl van de jongere en kijken ook naar het
totaalplaatje. Heeft de jongere bijvoorbeeld
ADHD of is er sprake van verslaving? Dan
worden ook die problemen behandeld.”
Moraliseren
De behandelingsduur varieert van vijf maanden
tot anderhalf jaar. Hoogsteder: “Het duurt soms
wel een half jaar voordat je echt contact hebt
met een jongere. Daarna kan je pas echt aan
de slag. De behandeling wordt afgerond als de
doelen grotendeels zijn behaald.” Het verschil
met andere therapieën is volgens Hoogsteder
dat de meeste behandelingen te kort duren.
“Ook zie je dat sommige behandelvormen
gericht zijn op het moraliseren. Als je als
behandelaar stelt dat het fout is wat de jongere
doet, dan werkt dat vaak averechts. Bij deze
jongeren moet je laten zien dat je begrip
hebt voor hun situatie. Vervolgens kun je dan
duidelijk maken dat het voor henzelf beter is als
ze hun agressieve gedrag onder controle krijgen
en op een andere manier leren reageren.
Het helpt ook als je als behandelaar in hen
blijft geloven. Ook als ze weer de fout in zijn
gegaan. ”Uit het onderzoek van Hoogsteder
blijkt dat ARopMaat leidt tot vermindering
van agressie en dat de kans op recidive kleiner
wordt. Hoogsteder: “Het is niet zo dat deze
jongeren daarna geen problematisch gedrag
meer vertonen. Wel vertonen ze minder vaak en
minder heftig agressief gedrag. Maar ook dan
heb je veel gewonnen.”
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
Larissa Hoogsteder promoveerde 22 mei aan de
Universiteit van Amsterdam.
2
TRANSITIE
DOO R : TA MA R A F R A N K E
KORT
Zaanse jeugdteams krijgen vorm
‘We zijn makkelijk te vinden en echt
laagdrempelig’
‘Veiligheid Leger des Heils
goed’
De Inspectie Jeugdzorg deed onlangs onderzoek bij
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R)
om zicht te krijgen op de kwaliteit van de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. De
Inspectie concludeert dat het Leger des Heils goed
zicht houdt op de veiligheid van kinderen en de
veiligheidsrisico’s beperkt. De Inspectie stelt verder
dat de professionals kinderen en hun ouders goed bij
de hulpverlening betrekken.
Als sterke punten noemt de Inspectie verder de
outreachende, systematische en concrete manier van
werken met gedegen plannen van aanpak en het
inschatten van risico’s voor de veiligheid. Ook werkt
men goed samen met ketenpartners.
Meer informatie: www.legerdesheils.nl
FOTO: SAKE RIJ PKEMA
Ook Goal! coaches voor
LVB-jongere
Ineke Weeland, Judith Wolke en Annemarie Reijersen van Buuren van het Jeugdteam. Het team heeft binnenkort twee keer per week spreekuur. Daarvoor is geen
verwijzing of indicatie nodig. Iedereen kan binnenlopen, bellen of zich via de website aanmelden.
Kennisdelen
De wat zwaardere problemen bij opvoeden en opgroeien. Daarvoor zijn de
Jeugdteams in Zaanstad bedoeld. De nieuwe organisatie van de jeugdzorg
krijgt in die gemeente al aardig vorm nu daar sinds enkele maanden de Sociale
Wijkteams en de Jeugdteams actief zijn. Samen met de Centra Jong vormen zij
het fundament voor de jeugdzorg na de transitie. Wat betekent dit in praktijk?
Tamara Franke nam een kijkje.
Ondertussen druppelen de andere leden van
het Jeugdteam binnen. Het is tijd voor het
wekelijkse casusoverleg. In een Jeugdteam
zitten medewerkers van Spirit, MEE Amstel
en Zaan, Jeugd GGZ, Jeugdbescherming
Regio Amsterdam, straathoekwerkers,
jeugdverpleegkundigen en pedagogen. Deze
aandagochtend 9.00 uur. Jeugd­
Een meisje met loverboyproblematiek. De moeder samenwerking moet leiden tot een snelle
bescherming Regio Amsterdam belt
heeft zelf aangifte gedaan bij de politie en via
integrale uitvoering, waarbij vroegsignalering
Jeugdteam Molenwerf. De politie heeft een
Jeugdbescherming Regio Amsterdam kwam ze bij en preventie centraal staan en er wijkgericht
melding gedaan over een onveilige situatie
ons Jeugdteam. Dit is lastige problematiek, want wordt gewerkt. Judith Wolke, medewerker
voor een jongetje van acht jaar. De ouders zijn
het hele gezin leidt onder deze situatie. Hulp­
Jeugdteam en Spirit: “Eén gezin, één plan
gescheiden en het jongetje is in het weekend
verlening is dus noodzakelijk. Het gaat om de
en één regisseur. We werken zoveel mogelijk
bij zijn vader. Gisteravond probeerde de moeder,
toekomst van dit meisje en van haar gezin.”
vanuit de mogelijkheden van het gezin en de
dronken, het jongetje eerder op te halen.
mogelijkheden van het netwerk. De verschillende
Samenwerken
Schreeuwend en scheldend. De vader weigerde
disciplines van het team bieden hierbij een grote
Het Jeugdteam heeft binnenkort twee keer per
zijn zoontje mee te geven, waarop de politie de
meerwaarde. We hebben één keer per week
week spreekuur. Daarvoor is geen verwijzing of
moeder afvoerde. Volgens de politie is de kans
casusoverleg en kijken dan wie tijd heeft en wie
indicatie nodig. Iedereen kan binnenlopen, bel­
groot dat de moeder geweld gebruikt tegen
het meest geschikt is voor welke casus. Daarnaast
len of zich via de website aanmelden. Daarnaast beoordelen we welke inhoudelijke aanpak past
hulpverleners. Dat is al eens eerder gebeurd.
worden natuurlijk nog cliënten doorverwezen
“Klinkt heftig”, zegt Ineke Weeland van
bij een gezin.”
Jeugdteam Molenwerf. “We gaan eerst maar eens door het schoolmaatschappelijk werk, de huisarts Het multidisciplinaire karakter komt ook naar
of Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Maar
contact opnemen met de vader en de moeder.”
voren bij het huisbezoek. Judith: “We proberen
natuurlijk ook door de Centra Jong en het Soci­ altijd met twee mensen te gaan. Ook vanuit de
Laagdrempelig
aal Wijkteam. De samenwerking met het Sociaal
gedachte dat twee meer horen dan een. Maar
Zaanstad telt vijf nieuwe Jeugdteams die jeug­
Wijkteam gaat overigens nog verder. Annemarie: ook om van elkaar te leren. Zo werk ik met
digen en hun gezinnen ondersteunen bij de wat
“Zij helpen bij alle problemen die niet opvoed­
Triple P en een collega is net met de cursus
zwaardere problemen bij opgroeien en opvoeden. kundig zijn. Maar een gezin heeft altijd slechts
begonnen. Om te zien hoe het in de praktijk
De teams zijn laagdrempelig, werken samen met één regisseur.”
werkt, gaat hij met mij mee op huisbezoek.”
Centra Jong en Sociale Wijkteams en bevinden
Caseload
zich in de wijk. Jeugdteam Molenwerf zit samen Inschatten
Rond de middag neemt de vader contact op
Op dit moment is het aantal beschikbare uren
met het Sociale Wijkteam tijdelijk in een leeg­
staande school. Annemarie Reijersen van Buuren, met Ineke en stelt haar gerust. Volgens de vader van de medewerkers nog een probleem.
hoeft Ineke niet bang te zijn voor geweld door
Annemarie: “Iedereen heeft zijn caseload vanuit
projectleider van het Jeugdteam: “Uiteindelijk
de moeder. Hij maakt zich ook absoluut geen
de eigen organisatie meegenomen en die
komen we samen met het Sociale Wijkteam in
gezinnen moeten eerst worden ‘afgewerkt’. Maar
een groot buurtcentrum, waar 1500 mensen per zorgen over de veiligheid van zijn zoontje. Hij
is ervan overtuigd dat de moeder een goede
uiteindelijk is de oude caseload weg en kunnen
week gebruik van maken. Dan zijn we makkelijk
moeder is en dat zijn zoontje daar veilig is. De
we hier meer investeren in casuïstiek, intervisie,
te vinden en dus echt laagdrempelig.”
moeder schijnt een enkele keer heel erg dron­
trainingen en deskundigheidsbevordering. Dat
Loverboy
ken te worden en dan is er een scene, maar dat
is wel mijn doel. Een zo professioneel mogelijk
Ineke belt die ochtend meerdere keren met de
is alles. De andere politiemeldingen waren van
team dat goed en prettig met elkaar samenwerkt.
moeder en de vader, maar kan beiden niet berei­ vergelijkbare situaties een aantal jaar geleden.
Daarom lunchen we nu gezamenlijk tijdens het
ken. Bij de politie vraagt ze de eerdere meldingen Maar de vader vindt het wel prettig als het
wekelijkse casusoverleg. Zo leer je elkaar ook op
op. Uit de verslagen blijken dat er twee te zijn;
Jeugdteam nog contact opneemt met de moeder. een andere manier kennen.”
een van twee jaar geleden en een van drie jaar
“Ik ben blij dat de vader zo open en realistisch is.
terug. “Dat klinkt al iets minder acuut. Voordat
Een politiemelding is ernstig en ik maak me dan Aan het eind van de middag belt de moeder
ik de beide ouders heb gesproken, onderneem ik toch zorgen over de veiligheid van het jongetje.
terug. “Ze was meteen in de verdediging”, zegt
geen actie. Ik ga nu eerst samen met de straat­
Maar de politie kan het natuurlijk ook verkeerd
Ineke. “Maar ze heeft toch ingestemd met een
hoekwerker op huisbezoek bij een ander gezin.
inschatten.”
gesprek. Morgenochtend ga ik bij haar langs.”
M
3
Vanaf deze zomer werkt MEE Amstel en Zaan mee
aan het Coachproject Goal! van RadarAdvies. Jongeren van 12 tot 23 jaar met een licht verstandelijke beperking worden daarbij aan een Goal! coach
gekoppeld die door MEE wordt getraind en ondersteund. De coaches worden ingezet bij jongeren die
de binding met school en werk dreigen te verliezen
en daardoor dreigen af te glijden naar de Top600. De
coach – een vrijwilliger die zich voor een jaar aan de
jongere verbindt – onderhoudt wekelijks contact en
begeleidt en ondersteunt de jongere op het gebied
van school en werk of andere zaken waar hij in het
dagelijks leven tegenaan loopt. Ze praten met elkaar
en stellen samen, haalbare, doelen op. De coaches
bieden zo een extra steun in de rug voor deze groep
jongeren.
Meer informatie: www.radaradvies.nl/goal
Roparun in de
jeugdgevangenis
Maar liefst 294,30 kilometer binnen 24 uur liepen
tien jongens van Amsterbaken. Hiermee zamelden
ze € 2.112,29 voor de Roparun. Wethouder Eric van
den Burg gaf donderdag 22 mei om 15.00 uur het
startschot voor deze bijzondere estafetteloop, die
geheel plaatsvond binnen de muren van de jeugdgevangenis. Door het ontbreken van vrijheid renden de
jongens op twee loopbanden. Op vrijdag 23 mei om
15.00 uur bereikten zij met veel trots de finish.
Deze bijzondere sponsoractie was een voorloper van
de Roparun. Dit is een estafetteloop van meer dan
500 kilometer van Parijs en Hamburg naar Rotterdam
waarbij hardlopers, in teamverband, een sportieve
prestatie leveren om geld op te halen voor Stichting
Ropa. Deze stichting zet zich in voor mensen met
kanker.
Meer informatie: www.spirit.nl
Aandacht voor Leefklimaat
bij Spirit
Spirit heeft naast de besloten behandeling in Amsterbaken en De Koppeling, nog een aantal verblijfsgroepen, zoals XL- en leer-leefgroepen. Vanaf 2013
besteedt Spirit op alle leef- en behandelgroepen extra aandacht aan een positief leefklimaat. Dat moet
gebeuren met een positieve sfeer, steun en groei.
Een positief leefklimaat draagt bij aan de groeikansen en motivatie, meent Spirit. Jongeren leren zo
problemen beter aan te pakken. Het versterkt het
geloof van de jongere dat hij zelf verantwoordelijk is
voor succes (of falen) en daarmee zijn zelfvertrouwen.
Allen gaven in de Vragenlijst Leefklimaat aan hoe zij
het verblijf bij Spirit ervaren. De pedagogisch medewerkers en de jongeren bespreken deze uitkomsten
op de groep.
Meer informatie: [email protected]
COLOFON
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van
zestien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en
jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht
verstandelijk beperkten in de stadsregio Amsterdam:
Altra, Arkin, Cordaan Jeugd, De Bascule, GGZ inGeest,
HVO-Querido, Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
Leger des Heils, Lijn5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t
Kabouterhuis, Ons Tweede Thuis, Opvoedpoli, Spirit,
De Waag en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan
de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale
nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per
jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet
noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties.
Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten
worden ontleend.
Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong
aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande
schriftelijke toestemming van de redactie.
Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu
Kernredactie Sarah Zagt (Spirit), Maureen Veurman
(Jeugbescherming Regio Amsterdam), Bertie van der
Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule)
Redactie Eveline Wiebes (Arkin), Nel Pols (Cordaan
Jeugd), Peter Heuseveldt (MEE Amstel en Zaan), Hiske
Dibbets (De Waag), Elvira Draijer (William Schrikker
Groep), Marc Onnen (HVO Querido), Maria Lichtendonk
(Leger des Heils), Suzan van Dijk (Opvoedpoli), Ineke
Barnhard (Ons Tweede Thuis), Daphne Wolthuis (Lijn5),
Moniek Zijm (MOC ’t Kabouterhuis)
Vaste medewerkers Marja Fafiani, Tamara Franke,
Anja Geldermans, Maartje Hagar Treep, Brigitte
den Hartog, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Arjan
Post, Sake Rijpkema, Adelheid van Rossum, Wim
Stevenhagen en Florence Tonk
Redactieadres
Jong aan de Amstel
Postbus 38, 1540 AA Koog aan de Zaan.
e-mail: [email protected]
website: www.jongaandeamstel.nl
Ontwerp en DTP Marjolein Lensink
Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
CONTACTGEGEVENS
Altra
Rode Kruisstraat 32, 1025 KN Amsterdam
020 - 555 83 33 • [email protected] • www.altra.nl
De Bascule
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie
Postbus 303, 1115 ZG Duivendrecht • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
Jeugdbescherming Regio Amsterdam
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam
020 - 3059 359 • [email protected] • www.jbra.nl
Cordaan Jeugd
IJzerwerkstraat 5, 1033 RJ Amsterdam
020 - 630 62 62 • [email protected] • www.cordaan.nl
Passend onderwijs
Op 1 augustus is het eindelijk zover. Dan wordt het ‘passend onderwijs’ van
kracht. Dat wil zeggen dat leerlingen met een beperking of gedragsproblemen
in steeds meer gevallen een plek in het reguliere onderwijs krijgen. Hoe staat
het met de invoering van het passend onderwijs in de stadsregio Amsterdam?
En welke hulp kunnen scholen verwachten van de jeugdzorg en de jeugd-ggz
bij de opvang van leerlingen met een beperking of gedragsproblemen? Daarbij
staan we stil op deze twee pagina’s.
PASSEND ONDERWIJS
DOO R : MA A RTJ E H AGAR T REEP
Frits Otto: ‘Behoefte aan structuur,
regelmaat en duidelijkheid’
Zeker niet slecht. Zo staat het met de
invoering van het passend onderwijs in
Amsterdam. Dat stelt Frits Otto,
coördinator van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs. “Amsterdamse scholen zijn namelijk gewend
aan verschillende kinderen. We raken
hier niet zo snel ondersteboven van
kinderen met wie iets aan de hand is.
leerlingen die het echt nodig hebben. Ten tweede
gaan er in Amsterdam relatief weinig leerlingen
naar het speciaal onderwijs. Otto: “Je ziet dat de
deelnemerspercentages aan het speciaal onderwijs
per regio sterk verschillen. In het zuiden en oosten
van het land ligt dat percentage veel hoger dan
elders. Daar kun je je vraagtekens bij zetten.”
Amsterdam, toch vaak gezien als stad met veel
probleemleerlingen, heeft juist relatief weinig
leerlingen die speciaal onderwijs volgen. Otto: “Op
het voortgezet onderwijs van Amsterdam lopen
ongeveer 40.000 leerlingen rond. Hiervan volgen
er 1.200 speciaal onderwijs. Dat is relatief weinig.”
H
et schrikbeeld dat op 1 augustus ineens
hordes probleemleerlingen de reguliere
scholen binnenstromen is hardnekkig. “Alsof
1 augustus 2014 een magische datum is waarop
scholen opeens geconfronteerd worden met
passend onderwijs.” Otto verbaast zich over het
apocalyptische beeld van de ‘grote omslag in het
onderwijs’. “Het wordt vanaf augustus echt niet
zoveel anders. De verandering is al eerder ingezet.
Het is in feite een continu proces.”
Zorg
Getalsmatig mag de verandering niet groot zijn
en het mag ook zo zijn dat scholen zich al op
de invoering van het passend onderwijs hebben
voorbereid, toch zal er het nieuwe schooljaar een
en ander veranderen. Otto: “Scholen moeten in
principe alle zorg die een leerling nodig heeft zelf
leveren. Alle scholen hebben daarom minimaal
acht uur per week maatschappelijk werk in
huis en krijgen straks een ouder-kindadviseur.
Verder komen er speciale lesprogramma’s voor
Getallen
Ook getalsmatig is de verandering niet zo
ingrijpend. Althans niet in Amsterdam. Ten
eerste blijft het speciaal onderwijs bestaan voor
PASSEND ONDERWIJS
Hoe ga je als docent om met een ‘ingewikkelde’ leerling? Die vraag is actueel
nu het passend onderwijs wordt ingevoerd. De ambulante begeleiders van Altra
kunnen docenten in het voortgezet onderwijs en het mbo begeleiden. “Een
ambulante begeleider is de schakel tussen docent en leerling”, vindt Anton
Okkels, afdelingsmanager van Altra en coördinator Orion.
HVO-Querido
Eerste Ringdijkstraat 5, 1097 BC Amsterdam
020 - 561 90 90 • [email protected] • www.hvoquerido.nl
L
eerkrachten hoeven niet opeens maat­
schappelijk werkers te worden, stelt Okkels
gerust. Leerkrachten blijven gewoon lesgeven,
maar ze krijgen er uiteraard wel leerlingen ‘met
bagage’ bij. Dat betekent niet dat ze een hele
studie moeten maken over wat ADHD of autisme
inhoudt. Okkels: “In de nieuwe situatie krijgen ze
tips van professionele hulpverleners over hoe ze
het beste met leerlingen kunnen omgaan. Ik ben
ervan overtuigd dat als een docent deze tips ter
harte neemt er weinig problemen zullen zijn.”
Een docent moet namelijk weten hoe hij welke
leerling moet benaderen.
Okkels: “Zo valt bij autistische leerlingen met
juiste begeleiding een hoog rendement te halen.
Jongeren met autisme werken graag volgens
afspraak. Dat geeft hen veiligheid. Maar een
leerling met ADHD zit helemaal niet te wachten
op begeleiding. Je kunt zo’n leerling het beste
aanspreken op de gang. En als er echt wat aan
de hand is, moet je zorgen dat je er voor deze
leerling bent.”
Jellinek Jeugd / Punt P
2e Constantijn Huygensstraat 39, 1054 CP Amsterdam
020 - 590 55 55 • www.jellinek.nl • www.puntp.nl
Leger des Heils - Goodwillcentra Amsterdam
Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam
020 - 630 11 11 • [email protected]
www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Lijn5
Postbus 43, 1970 AA IJmuiden
088 - 513 13 13 • [email protected] • www.ln5.nl
MEE Amstel en Zaan
Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam
020 - 512 72 72 • [email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 196, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
Ons Tweede Thuis
Vuurdoornstraat 11, 1431 RM Aalsmeer • 0297 – 353 800
[email protected] • www.onstweedethuis.nl
Opvoedpoli
Houtmankade 332, 1013 RR Amsterdam, 020 – 463 43 82
[email protected] • www.opvoedpoli.nl
Begrip
Spirit
Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam
020 - 5400 500 • [email protected] • www.spirit.nl
Maar hoe weet een docent nu hoe hij met een
leerling moet omgaan? Daar biedt de ambulant
begeleider uitkomst. Deze kweekt begrip voor
de leerling en biedt praktische oplossingen.
Okkels: “Soms hebben leerlingen een erg korte
spanningsboog. Van een uur les krijgen ze soms
De Waag - Amsterdam
Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam
020 - 740 00 00 • [email protected] • www.wsg.nu
Er wordt wel een aanpassing van docenten
gevraagd, beaamt Otto. Maar die aanpassing
heeft een grens. “Een biologieleraar kan zich
echt niet elke dag bezighouden met wat ADHD
of ASS betekent. Dat is niet de weg.” Wat dan
wel? Otto: “Een school moet docenten scholen in
klassenmanagement. Een school moet zorgen dat
een docent zijn lessen didactisch goed organiseert.
Een gevleugelde uitspraak is: wat goed is voor
een leerling met autisme, is goed voor bijna alle
leerlingen. Iedere leerling heeft behoefte aan
structuur, regelmaat en duidelijkheid. Simpel. Het
gaat om het veranderen van de pedagogische
houding en acceptatie dat sommige leerlingen
anders zijn.”
Maar ook daaraan zit een grens, beaamt Otto. “Als
een leerling teveel van docenten vraagt is er altijd
nog de mogelijkheid van een tussenvoorziening of
desnoods het speciaal onderwijs. Want leerlingen
die echt speciaal onderwijs nodig hebben, krijgen
dat ook na augustus.”
Ambulante begeleiding:
Samen zorgen dat leerling het redt
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam
020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
William Schrikker Groep
Grens
DOO R : MA A RTJ E H AGAR T REEP
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie
Zeeburgerpad 12-b, 1018 AJ Amsterdam
020 - 462 63 33 • [email protected]
probleemleerlingen en kunnen scholen een beroep
blijven doen op ambulante begeleiders.”
Leerkrachten blijven gewoon lesgeven, maar ze
krijgen er wel leerlingen ‘met bagage’ bij.
4
maar tien minuten mee. Spreek dan met andere
leerlingen af of ze elkaars aantekeningen mogen
gebruiken.”
Ambulante begeleiders staan ten dienste van
de school, benadrukt Okkels. “We nemen de
boel niet over. Als de school zegt: dit willen
we absoluut niet, doen we het niet. Het zijn
uiteindelijk hún leerlingen.”
Interessant
Welke leerlingen mag Altra eigenlijk begeleiden?
Okkels: “Op dit moment zijn dat alleen leerlingen
met een indicatie, maar vanaf 1 augustus is het
aan de school om te bepalen wie hulp nodig
heeft. Dat kan een leerling zijn, maar soms is het
veel interessanter om de docent te begeleiden.”
Zo kunnen docenten leren signalen te herkennen
wanneer een leerling in de problemen raakt.
“Leerlingen trekken lang niet altijd aan de bel.
Ze raken soms in zichzelf gekeerd en gedragen
zich ‘lekker rustig’, dus worden vergeten. Een
andere indicatie is als leerlingen gaan verzuimen
of opeens slechte cijfers halen.”
Meer informatie:
www.altra.nl
PASSEND ONDERWIJS
DOO R : S U Z A N H I L HO RST
KORT
Kinderen met een ernstig meervoudige beperking
Kenniscentrum begeleidt scholen bij
omgang probleemgedrag
Mark Bent koninklijk
­onderscheiden
Voormalig bestuurder bij Spirit, Mark Bent, is benoemd
tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Burgemeester Jan Broekhuis van Hillegom spelde hem donderdag 24 april de versierselen op die horen bij deze
onderscheiding. De uitreiking vond plaats tijdens zijn
afscheid. Mark Bent kreeg de onderscheiding vanwege
zijn jarenlange energieke, innovatieve en trouwe inzet
voor de jeugd in en om Amsterdam en de jeugdzorg in
Nederland.
Meer informatie: www.spirit.nl
intervisietraject, waarin leerkrachten elkaar
vertellen hoe ze reageren op bepaald gedrag
van een leerling. Zo kan je elkaar als team
ondersteunen. Maar, we richten ons óók op het
voorkomen van probleemgedrag. Dat kan door
leerkrachten te leren zich in een vroeg stadium
aan te sluiten bij de onderwijsbehoeften van
kinderen.”
Handelingsgericht
De Bascule hanteert tijdens de begeleiding de
principes van het handelingsgericht werken
(HGW). Verwoerdt: “De HGW-cyclus bestaat
uit vier elementen: waarnemen, begrijpen,
plannen en realiseren. De leerkrachten leren eerst
goed te kijken: Wat zie je? Daarna volgt het
begrijpen wat je ziet, het maken van een plan
en vervolgens het uitvoeren van dat plan. Als de
cirkel rond is, kom je weer bij het begin: Wat zie
je nu? Heeft het plan gewerkt?”
Elke stap vraagt specifieke aandacht. Verwoerdt:
“Goed waarnemen is belangrijk. Soms lijkt het
dat bepaald probleemgedrag vaak voorkomt,
maar als je turft blijkt het soms mee te vallen
of is het juist nog erger dan gedacht. Verder
denken we mee over de problematiek van een
leerling. Wat vraagt dat van de leerkracht? Welke
werkvormen kan deze inzetten. De leerkracht
maakt uiteindelijk zelf de vertaalslag naar de
praktijk. Hij is immers de onderwijsprofessional.”
Het Kenniscentrum richt zich ook op het voorkomen van probleemgedrag.
W
at biedt ‘Omgaan met gedrag’? Verwoerdt:
“We hebben een uitgebreide intake: waar
is behoefte aan en wat is er al gedaan? Wil
een school bijvoorbeeld specifiek informatie
over ADHD of willen ze weten welke invloed
een leerling met ADHD kan hebben op de
groepsdynamiek?” Na de intake presenteert het
Kenniscentrum een begeleidingsplan. “Een traject
duurt ongeveer twee jaar. In die tijd krijgen
leerkrachten de kans het geleerde in praktijk te
brengen en te evalueren.”
Op maat
Om begeleiding op maat te kunnen bieden,
ontwikkelt het Landelijk Kenniscentrum Passend
Onderwijs voortdurend nieuwe modules.
Verwoerdt: “We zien dat er veel behoefte is aan
kennis van gedragsproblemen, maar elke school
heeft andere vragen. Daarom blijven we onze
modules voortdurend ontwikkelen, zodat we de
begeleiding kunnen bieden die bij die specifieke
school past.”
Intervisie
Het programma telt acht tot tien teamtrainingen,
die telkens uiteenvallen in twee onderdelen;
kennisoverdracht en vaardigheidstraining.
Verwoerdt: “Zo bieden we bijvoorbeeld een
Meer informatie:
[email protected]
Een psychotische moeder die met haar pas geboren baby staat te zwaaien door de kamer.
Een tienermoeder die bij haar opvoedkundig onmachtige ouders thuis met haar jonge
baby in grote onveiligheid verkeert, maar wegens schulden niet in aanmerking komt voor
een eigen woning en dakloos dreigt te worden. Een nog steeds kwetsbaar meisje met een
PASSEND ONDERWIJS
DOO R : S U Z A N H I L HO RST
lang jeugdzorgverleden heeft met hulp van vele dure jeugdzorginterventies haar leven redelijk op orde gekregen, maar moet omdat ze 18 wordt uit haar begeleid wonen project
vertrekken. Een moeder uit Nigeria die geen Nederlands spreekt, kampt met grote schulden
Psychologen helpen scholen
bij traumatische voorvallen
die leiden tot dermate grote stress dat ze haar twee kinderen regelmatig met een stok fysiek
mishandelt. Een jongen van 14 gaat al twee jaar niet meer naar school en drijft zijn (van zijn
vader gescheiden) moeder die totaal geen vat meer op hem heeft regelmatig tot wanhoop.
Een willekeurige greep uit het soort uitdagingen dat op de gemeenten afkomt als zij vanaf
1 januari 2015 integraal verantwoordelijk worden voor de jeugdzorg. Daarmee ontstaat een
historische kans om de jeugdzorg duurzaam te transformeren. De belangrijkste succesvoorwaarde voor een zorgvuldige transitie en een duurzame transformatie van de jeugdzorg
is dat gemeenten zich tot deskundige opdrachtgevers ontwikkelen. Dit boek is geschreven
met als doel om gemeenten verder te helpen in hun ontwikkeling richting deskundig opdrachtgeverschap. Dit gebeurt in de vorm van 55 concrete tips voor deskundig opdrachtgeverschap. Door de tips uitgebreid toe te lichten, wordt ook veel praktische informatie over
Een klasgenoot die wordt vermoord
door zijn moeder. Een leraar die
ernstig wordt mishandeld. Gelukkig
komt het zelden voor. Maar als het
wel gebeurt, hoe moet een school
reageren op dergelijke traumatische
gebeurtenissen? Wat doe je met
de leerlingen? Wat zeg je tegen de
ouders? Het Nederlands Instituut voor
Psychologen (NIP) biedt sinds kort
uitkomst.
De werkboeken bij de methode Traumagerichte Cognitieve Gedragstherapie verschenen onlangs onder de
titel: ‘Versterken en verwerken’. Het gaat om werkboeken voor therapeuten, ouders en kinderen/jongeren.
De werkboeken horen bij de handleiding van Cohen,
Mannarino & Deblinger ‘Behandeling van trauma bij
kinderen en adolescenten met de methode Traumagerichte Cognitieve Gedragstherapie’ (TF-CBT).
De Bascule haalde deze methode in 2006 vanuit Amerika naar Nederland. Renée Beer en Ramon Lindauer
van het Centrum voor Trauma en Gezin zijn geaccrediteerd TF-CBT-trainer. Zij geven TF-CBT-trainingen
in Nederland en schreven samen deze werkboeken die
men kan gebruiken in de behandeling van getraumatiseerde kinderen, jongeren en hun ouders.
De werkboeken zijn te bestellen bij Bohn Stafleu van
Loghum.
de jeugdzorg verstrekt. De gemeenten worden opdrachtgever van de jeugdzorg, maar al-
en actie
datzijn is
ook
preciestot een
het
doel.
meren we leerkrachten over de reacties die ze van leenvonden
door gezamenlijke
transitie
en transformatie
succes
te maken.Wanneer
Daarom
is het boek ook interessant voor alle andere organisaties en betrokkenen bij de jeugdzorg.
een probleem niet weggaat, bijvoorbeeld als een
leerlingen kunnen verwachten.”
leerling afwijkend gedrag blijft vertonen, dan
Erik
Gerritsen is sindswe
2009 bestuursvoorzitter
Bureau Jeugdzorg
Praten
verwijzen
door naarvaneen
passende hulpverle­
Agglomeratie Amsterdam, vanaf 3 april 2014 Jeugdbescherming regio
(www.jbra.nl). Daarvoor was hij onder meer 7 jaar gemeenHet crisisteam adviseert docenten bij het gesprek Amsterdam
ningsinstantie.”
tesecretaris van Amsterdam. In 2011 promoveerde hij op het proefschrift
‘De slimme gemeente nader beschouwd: hoe de lokale overheid een
met hun klas. “We adviseren docenten bijvoor­
bijdrage kan leveren aan het oplossen van ongetemde vraagstukken’.
Erik heeft een eigen website www.deslimmeoverheid.nl en is op Twitter te
beeld kinderen te vragen of ze eerder iets moei­ volgen
Meer
www.psynip.nl
onder informatie:
@egerrit.
lijks hebben meegemaakt, en hoe ze daar toen
mee omgingen. Zo kunnen de leerlingen van
elkaar leren. Als een docent zo’n gesprek moeilijk
vindt, dan kunnen we meegaan om het samen
te doen.”
Ook de ouders van leerlingen krijgen aandacht.
Kroezen: “Vaak is de eerste opvang het belang­
adat in 2004 een docent werd doodgestoken rijkst. We gaan mee met de directie en helpen bij
door een leerling op het Haagse Terracol­
het beantwoorden van vragen. Soms sturen we
lege, werd duidelijk dat er in Nederland geen
een brief waarin we vertellen welke reacties de
netwerk is voor scholen die met een crisis te
ouders van hun kinderen kunnen verwachten en
maken krijgen. Het Nederlands Instituut voor
wanneer ze aan de bel moeten trekken.”
Psychologen (NIP) sloot zich daarom aan bij het
Help de helper
internationale netwerk CINS, dat schoolpsycho­
Het crisisinterventieteam biedt in principe geen
logen traint in het begeleiden van scholen in de
directe hulp. “Help de helper,” vat Kroezen sa­
dagen na een crisis.
Een van die schoolpsychologen is Ingrid Kroezen, men: “Wij denken dat docenten hun leerlingen
het beste zelf kunnen helpen. Het crisisteam is er
tevens zorgcoördinator bij Altra: “Het NIP-CINS
alleen voor de eerste dagen na de crisis, daarna
werkt met vrijwilligers. Als een school hulp
vraagt bij een crisis, zoeken we twee aangesloten moet de school het op eigen kracht kunnen.”
Een paar dagen lijkt kort, maar volgens Kroezen
schoolpsychologen uit de regio om de school te
begeleiden.” Die begeleiding richt zich vooral op is dat vaak meer dan genoeg: “We merken al snel
het organiseren van hulp. Kroezen: “We adviseren dat we onszelf gaan herhalen of dat er minder
Hoe moet een school reageren op traumatische
directie over hoe ze het de ouders, het personeel ouders of docenten komen naar de groepsbij­
gebeurtenissen?
eenkomsten. Ze hebben dan hun eigen weg ge­
en de media kunnen vertellen. Daarnaast infor­
24059.1130-1403.Boek JB 55 tips cover 155-235+rug-FC.indd 1
N
5
Hoe overleef je als gemeente de tranisitie jeugdzorg? 55 tips voor deskundig opdrachtgeverschap
Welke invloed heeft een leerling met
ADHD op het groepsgedrag? Hoe ga je
om met een leerling met autisme? Die
vragen zijn actueel nu scholen op de
drempel staan van de invoering van het
passend onderwijs.
Het Landelijk Kenniscentrum Passend
Onderwijs (LKPO) van de Bascule
kan scholen hierbij begeleiden, onder
andere met het programma ‘Omgaan
met gedrag’. “De kracht van het
programma zit in het versterken van
schoolteams en het samen zoeken naar
een goede aanpak”, stelt projectleider
Anja Verwoerdt.
‘Versterken en v­ erwerken’
Hoe overleef je
als gemeente de
transitie jeugdzorg?
55 tips voor deskundig
opdrachtgeverschap
Erik Gerritsen
19-03-14 11:33
Hoe overleef je de t­ ransitie?
Erik Gerritsen, directeur Jeugdbescherming Regio Amsterdam, schreef voor gemeentes een boekje over hoe
ze zich kunnen voorbereiden op de transitie jeugdzorg.
‘Hoe overleef je als gemeente de transitie jeugdzorg?
55 tips voor deskundig opdrachtgeverschap.’ Vanaf 1
januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor
de jeugdzorg. Gerritsen geeft gemeenten concrete tips
voor deskundig opdracht­geverschap. In die tips geeft
Gerritsen veel praktische informatie over het jeugdzorgveld. Dat is niet alleen handig voor gemeenten,
maar voor iedereen die betrokken is bij de transitie.
Het boekje telt 231 pagina’s en is voor e 12,50 te
bestellen via [email protected]
PROGRAMMA’S
KORT
Switch en Naschoolse
Dagbehandeling naar
Ru Paréschool
De Naschoolse Dagbehandeling van Lijn5 zit sinds
februari in de nieuwe lokalen van de voormalige
Ru Paréschool. Kinderen en jongeren met een licht
verstandelijke beperking krijgen hier groepsgerichte
behandeling na schooltijd en leren (sociale)
vaardigheden. Ook het TC Switch zit sinds kort
op deze locatie. Switch is er voor jongens die
(tijdelijk) zijn uitgevallen op school en niet in staat
zijn een passende opleiding of werkplek te vinden
en te behouden. Switch helpt ze daarbij. Deze
jongens, van 16 tot en met 25 jaar, hebben ernstige
gedragsproblemen, of zijn in aanraking geweest
met justitie en volgen bij TC Switch een individueel
trainingstraject.
THEMANUMMERS
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een
thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van
het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein.
Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod:
2003/4Basisonderwijs
december 2003
2004/1Jeugdpsychiatrie*
maart 2004
2004/2Voortgezet onderwijs
juni 2004
2004/3Crisishulp*
november 2004
2005/1Huiselijk geweld
maart 2005
2005/2Jeugdgezondheidszorg
juni 2005
2005/3Lokaal jeugdbeleid
oktober 2005
2005/4Speciaal onderwijs (primair)* december 2005
2006/1Armoede
maart 2006
2006/2Meidenhulpverlening
juni 2006
2006/3 L icht verstandelijk
gehandicapten
oktober 2006
2006/4Voortgezet speciaal onderwijs december 2006
2007/1Hulp aan huis
maart 2007
2007/2Veiligheid
juni 2007
2007/3Autisme*
oktober 2007
2007/4 Gezondheid en sport
december 2007
2008/1De harde kern*
maart 2008
2008/2 Drang en dwang
juni 2008
2008/3Volwassenenpsychiatrie
oktober 2008
2008/4Preventie
december 2008
2009/1Multiprobleemgezinnen
maart 2009
2009/2Pleegzorg
juni 2009
2009/3Jonge moeders
oktober 2009
2009/4Vroegtijdige signalering*
december 2009
2010/1Licht verstandelijk beperkten maart 2010
2010/2Passend basisonderwijs
juni 2010
2010/3Jeugdzorg in een
strafrechtelijk kader
oktober 2010
2010/4Opvoedondersteuning
december 2010
2011/1 Alcohol en drugs
maart 2011
2011/2 Vrije tijd, sport en cultuur
juni 2011
2011/3 Multiprobleemgezinnen
oktober 2011
2011/4 Seksueel misbruik
december 2011
2012/1Samenwerken met ouders
maart 2012
2012/2Passend onderwijs
juni 2012
2012/3Netwerkondersteuning
oktober 2012
2012/4Transitie
november 2012
2012/5 18-plus
december 2012
2013/1 Digitale hulpverlening
maart 2013
2013/2 Autisme
juni 2013
2013/3 Voeding
oktober 2013
2013/4 Jeugdzorg en volwassenen-ggz december 2013
2014/1 Vechtscheidingen
maart 2014
2014/2 Top600
juni 2014
Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn op
te vragen via: [email protected].
Alle nummers zijn als pdf te downloaden via
www.jongaandeamstel.nl
* = niet meer voorradig, alleen nog digitaal
DOO R : A N JA G E L D E RMAN S
Parent-Child Interaction Therapy:
Geen strijd meer met je kind
Radeloos kun je worden als je kind niet luistert, constant scènes schopt en niet
wil eten of slapen. Bij de Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) leren ouders
weer op een positieve manier met hun kind omgaan. Vervolgens krijgen ze
handvatten om hun kind te laten luisteren.
“D
e relatie tussen ouder en kind kan al
vlak na de geboorte verstoord raken”,
zegt Lidewei Chavannes, klinisch psychologe
en psychotherapeute bij de Opvoedpoli in
Amsterdam-Noord. “Je voelt je machteloos
als je kind niet eet of slaapt, veel huilt en zich
vervolgens niet laat troosten. Dan heb je als ouder
het gevoel dat je een kind niet kan geven wat het
nodig heeft. Of dat je als ouder niet goed genoeg
bent voor je kind. Dat voelt als falen en dat is
afgrijselijk.” PCIT is geschikt voor kinderen tussen
de anderhalf en zeven jaar met gedragsproblemen.
“Het gaat om kinderen bij wie de hele dag
door ‘gedoe’ is. Juist omdat de kinderen nog
zo klein zijn, voelen ouders zich verscheurd. Je
wilt ze graag alles geven, maar dat lukt niet.
Daardoor vinden de ouders de opvoeding vaak
heel zwaar, raken ze uitgeput en kan de situatie
thuis escaleren. Sommige ouders denken op een
gegeven moment dat hun kind expres niet wil
eten of slapen om hen te pesten. Zo noemde
een radeloze moeder haar kind een ‘wolf in
schaapskleren’.”
de ouders korte, adequate aanwijzingen te geven.
Als het kind na eenmaal waarschuwen niet luis­
tert, moet het op een aparte stoel zitten. In feite
gaat het over de vraag: wie is de baas? De theorie
hierachter zegt dat kinderen zich veilig voelen als
hun ouders de leiding hebben en nemen. Het is
niet goed als je iets tien keer moet vragen, dan
wordt de sfeer negatief. Verder leer ik de ouders
veel positieve feedback te geven en dingen te
negeren die niet werkelijk van belang zijn.”
Chavannes en haar PCIT-collega’s boeken goede
resultaten met deze behandeling, die evidence
based is. “PCIT is gebaseerd op de gehechtheid­
theorie. Een heel wijze theorie, die ervan uitgaat
dat de heling van de relatie de basis is.” Contraindicaties voor deze behandeling zijn autisme of
zwakbegaafdheid bij het kind. “Maar ook deze
kinderen krijgen we graag binnen. Niet vanwege
deze therapie, maar dan kunnen we ouders via
andere wegen helpen. Een andere contra-indicatie
is een onveilige thuissituatie. Maar ook dan willen
we graag dat ouders langskomen, dan gaan we
eerst met dat probleem aan de slag.”
Meer informatie: Lidewei Chavannes
([email protected])
Coaching
Bij de PCIT-behandeling komen de ouders
samen met hun kind. In de eerste fase van de
behandeling leren de ouders met hun kind te
spelen. Zij worden daarbij door de therapeute
gecoacht. “Ik neem plaats achter een ‘one way
screen’ en via een oortje staan de ouders met mij
in contact. Ik geef ze duidelijke aanwijzingen en
leer ze het kind te volgen in zijn spel. Het kind
voelt zich daardoor gezien en begrepen. Ook thuis
moeten ze dagelijks vijf minuten oefenen. Dat is
best intensief. Maar op een gegeven moment zie
je dat het spelen gemakkelijker gaat en dat de
ouders en het kind samen momenten van echt
plezier hebben. Zo ontstaat er weer ruimte in de
relatie.”
Aparte stoel
Als de ouders de spelvaardigheden beheersen, start
Lidewei Chavannes: “Op een gegeven moment zie je dat de ouders en het kind samen weer echt plezier
de tweede fase. Hierin leren de ouders hoe het
kind naar ze gaat luisteren. Chavannes: “We leren hebben.”
PROGRAMMA’S
DOO R : TA MA R A F R AN KE
Jonge verslaafden vereisen
integrale aanpak
Een verslaving kan het leven van
een jongere volkomen ontwrichten.
Aanpak van alleen de verslaving heeft
dan weinig zin. Er is een integrale
aanpak nodig die zich ook richt op de
omgeving. Het ‘Jellinek Outreachend
Team’ van Mentrum, kortweg JOT,
biedt specialistische zorg aan mensen
met een complexe verslaving en andere
psychiatrische problemen.
cliënt op. Waar dat ook is. Thuis of op straat. We
doen alle moeite om contact te maken. En bij
een eventuele opname blijven we betrokken bij
de behandeling.”
Door naastbetrokkenen te coachen in hoe om
te gaan met hun zieke en/of ontwrichtende
gezinslid wordt het herstel bevorderd.”
Maatwerk
Het JOT is multidisciplinair. De medewerkers
zijn maatschappelijk werkers, SPH-ers,
(sociaal psychiatrisch) verpleegkundigen,
verslavingsartsen, psychologen en psychiaters.
De teams bieden hoogintensieve zorg op basis
van een casemanagementmodel. Age: “Zo
inventariseren we de problemen op de diverse
levensgebieden. Iedere werknemer is geschoold
in motiverende gespreksvoeringen en binnenkort
worden de medewerkers opgeleid om te werken
volgens ‘Community Reinforcement Approach’,
dat is gebaseerd op belonen van gewenst gedrag.
De duur van de behandelingen varieert. “Soms
is een cliënt in een half jaar al klaar voor een
leefstijltraining of cognitieve gedragstherapie, in
andere gevallen behandelen we iemand jaren.”
“We behandelen jongeren vanzelfsprekend samen
met Jellinek Jeugd”, gaat Age verder. “Samen
kijken we waar een jongere het best op z’n
plek is. In eerste instantie komen jongeren van
rond de twintig bij Jellinek Jeugd terecht, maar
soms is de problematiek te complex. Het JOT
heeft op zich geen aparte afdeling of aanpak
voor de jongeren, maar door het leveren van
maatwerk bieden we de hulp die het beste bij de
jongere past. Zo is er wel degelijk enig verschil
in de aanpak van jongeren. Alleen al omdat de
ontwikkeling van het brein of invloed die ouders
hebben wezenlijk anders is dan bij de gemiddelde
volwassene met verslaving. We maken daarom
samen met de cliënt een behandelplan. Hierdoor
is het JOT goed in staat jongeren effectief te
behandelen.”
Age: “Voor jongeren betekent integrale aandacht
dat we de rest van het gezin hierbij betrekken.
Verslaving betekent vrijwel altijd een verstoring
in de relatie met ouders of andere gezinsleden.
“D
e nadruk ligt op een integrale aanpak”,
zegt JOT-medewerker Age ter Veen.
“Complexe verslaving staat namelijk zelden op
zich. Vaak liggen er andere problemen aan ten
grondslag. We zien regelmatig naast verslaving
andere stoornissen, zoals angst, depressie, ADHD,
autisme of een persoonlijkheidsstoornis. Maar
langdurig middelengebruik veroorzaakt op zich
zelf ook problemen, zoals een verstoorde relatie
met naastbetrokkenen of het verliezen van huis
of werk. Het is complex en het heeft geen zin
de problemen geïsoleerd aan te pakken. Daarom
biedt het JOT een integrale aanpak.”
En het JOT werkt ‘outreachend’. “We zoeken de
6
Motiveren
Meer informatie:
Age ter Veen (020 – 590 14 00)
THEMA:
TOP600
Met zorg aangepakt
Lik op stuk en intensieve zorg, ook voor de broertjes en zusjes. Met die ­combinatie
pakte de gemeente de 600 jongvolwassenen aan die verantwoordelijk zijn voor
15.000 politiecontacten in vijf jaar. Top600. Dat werd de naam van de nieuwe
aanpak. Amsterdam en de omliggende gemeenten startten in mei 2011 met dit
regionale programma. Inmiddels zijn we drie jaar verder. Werkt het programma?
Welke bijdrage levert de jeugdzorg? Jong aan de Amstel bracht alle betrokkenen
een bezoekje.
7 Programmamanager Petra Nijmeijer
8 De regisseurs: ‘Er vallen geen gaten meer’
9Intensieve
Forensische Aanpak: Vruchtbare wisselwerking tussen zorg,
dwang en drang
Topzorg voor de zwaarste categorie recidivisten
10 Preventie Interventie Team: ‘Eén duidelijke lijn’
11 Jeugd-ggz: ‘Een kliniek zonder muren’
12 Rosario: ‘Ik ben anders gaan denken’
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Programmamanager Petra Nijmeijer
‘We zetten fors in om iets positiefs te bewerkstelligen’
Drie pijlers
De Aanpak Top600 kent drie pij­
lers; Lik op stuk, intensieve zorg en
aanpak broertjes en zusjes. Met Lik
op stuk zorgen politie en openbaar
erwacht niet dat de mensen
ministerie ervoor dat de subjecten
hebben gesproken over Top600die uit ons programma
direct de gevolgen van hun daden
personen en zelfs over toppers, maar
stromen ineens modelburgers zijn in
voelen, onder andere door extra in­
uiteindelijk werd het subjecten.”
driedelig pak met een kantoorbaan
zet en een ‘fastlane’ voor het hoger
De Informatie Verzamel Groep van
van negen tot vijf”, zegt Nijmeijer.
beroep. Gemiddeld zitten 150 tot
de Top600 neemt als eerste het
“We geven ook niet de garantie dat
190 van hen gedetineerd. Met de
dossier van een subject grondig
ze nooit meer wat doen. Maar deze
aanpak van de broertjes en zusjes wil
onder de loep en verzamelt zoveel
aanpak zorgt er wel voor dat het
de Aanpak Top600 voorkomen dat
mogelijk informatie. Vervolgens
risico aanmerkelijk kleiner is.” Cijfers
zij doorstromen in de criminaliteit.
gaat het dossier naar de Weegploeg.
spreken wat dat betreft boekdelen. De De Weegploeg bepaalt welke
Intensieve zorg moet een blijvende
recidive van de jongens uit de Top600 samenwerkingspartner het beste de
gedragsverandering bij de jongeren
nam in totaal met 53 procent af.
bewerkstelligen. “Er zijn ongeveer
regie in handen kan nemen.
veertig partijen bij de Aanpak betrok­
Nijmeijer: “De rol van de regisseur
Juwelier Hund
ken”, gaat Nijmeijer verder. “Het is
is enorm belangrijk. Deze is
De gemeente Amsterdam startte
niet zo dat organisaties nu met deze
verantwoordelijk voor het subject.
in mei 2011 met de ‘Aanpak
Van begin tot het eind, en dan bedoel nieuwe aanpak ineens iets heel anders
Top600’. Het primaire doel was
doen, tenzij ze ook Top600-regisseur
ik niet van het begin tot het eind
het terugbrengen van zogenaamde
van de taak van de eigen organisatie, zijn uiteraard. Dat zou ook gek zijn.
‘high impact crimes’, zoals over­
maar van opsporen tot en met Nazorg Iedereen doet zijn of haar eigen werk;
vallen, woninginbraken en geweld­
de focus op een groep en de rol van
Detentie. Van in- tot (hopelijk)
pleging. Het tweede doel is
zo’n regisseur maakt echter dat de
uitstroom.
langetermijngedragsverandering
timing beter op elkaar is afgestemd
Ongeveer tien organisaties leveren
vanuit de wetenschap dat alleen
en dat soms tussen niet-natuurlijke
regisseurs, verspreid over de hele
lik op stuk daarvoor veelal niet
keten, zoals politie, OM, reclassering, partners informatie wordt gedeeld. De
voldoende is. “Het is een dynamische Jeugdbescherming, GGD en DWI. De
lijnen zijn korter, er zijn snelle esca­
lijst”, legt Nijmeijer uit. “Elk half jaar regisseur komt binnen vier weken
latiemogelijkheden voor regisseurs.
actualiseren we de lijst. Aan de hand
Als er bijvoorbeeld een indicatie van
met een Plan van Aanpak. Dat plan
van objectieve criteria kijken we wie
het CIZ nodig is en het proces loopt
bespreekt hij in het ITAT (Interventie
uitstroomt en wie instroomt. Sinds
moeizaam, escaleren we dit direct op
Toetsings- en Adviesteam – red.),
het begin van de Aanpak zijn 307
directieniveau. Wat geen garantie is
waarin alle partners zitten. Die
personen uitgestroomd omdat ze niet samenwerking loopt prima, terwijl
voor het afgeven van een indicatie,
meer aan de criteria voldoen. Er komt zorg en straf niet per definitie een
maar wel garantie voor aandacht voor
ieder half jaar een vergelijkbaar aantal goed huwelijk vormen. Hierdoor liep
zo’n zaak.”
bij. We blijven ons richten op een
de samenwerking vroeger niet altijd
Niet-willers
aantal van 600.
vanzelf. Hier lukt dat veel beter, al
“Natuurlijk zijn er mensen bij wie we
blijft het arbeidsintensief en blijft
Toppers
een regisseur nodig, ook als smeerolie alles hebben geprobeerd en niets lijkt
Subjecten heten de jongens van de
te lukken”, geeft Nijmeijer toe. “Die
tussen verschillende organisaties.
Top600. “Iedere organisatie heeft
subjecten filteren we er nu uit. Voor
Maar het werpt vruchten af. Ik denk
zijn eigen naam voor deze groep,
dat dat komt omdat we ons focussen hen houden we nu een ITAT-Plus met
vaak passend bij de eigen rol en taak: op een groep en dat er een bestuurlijk een paar experts, waarin we kijken
­cliënten, patiënten, boeven. Vandaar
welke mogelijkheden er nog zijn voor
commitment is van alle partijen. En
dat we een neutrale naam zochten
een monitor tot op casusniveau houdt deze ‘niet-willers’. Ik ben daar positief
die voor iedereen acceptabel is. We
over. Zo hadden we twintig regisseurs
iedereen scherp. ”
“V
7
die niet meer wisten wat ze met een
subject aanmoesten. In zeventien van
de twintig gevallen vonden we toch
een opening, bijvoorbeeld in de vorm
van een buddy, een baan in de super­
markt of juist inzetten op de ouders
met opvoedondersteuning. En wel­
licht blijven er na een ITAT-Plus nog
mensen over met wie het echt niet
lukt. Dat moeten we onder ogen zien.
Hoe groot die groep is, weet ik niet.
Misschien vijftig, misschien honderd.
Hoeveel je hier op inzet en hoe lang
je dit blijft doen, is uiteindelijk een
bestuurlijke afweging”.
“Maar”, zo besluit ze. “Ik kijk vooral
ook naar het positieve, naar hetgeen
we wel bereiken. Er waren mensen die
drie jaar geleden zeiden dat dit een
opgegeven groep was en de overheid
machteloos stond. Nu weten we bij
velen iets positiefs te bewerkstelligen,
waarbij minder recidive de eerste
belangrijke stap is bij gedragsverande­
ring. Soms door een positief rolmodel.
Soms door de focus te verleggen.
Ik vind het dan ook in die zin posi­
tief dat er nu wordt gesproken om
de Top600 uit te breiden naar een
Top1500. Niet omdat er meer veelple­
gers van ‘High Impact Crimes’ zouden
zijn, maar als bevestiging dat de
aanpak werkt en op meer vormen van
criminaliteit kan worden toegepast.
Dat vind ik een groot compliment
voor ons werk.”
F OTO : SAK E R IJ PK EM A
Een duidelijke focus, sturen op resultaten en erbovenop zitten.
Dat zijn volgens Petra Nijmeijer de ingrediënten van de ‘Aanpak
Top600’. Nijmeijer is als programmamanager verantwoordelijk
voor de intensieve aanpak van de 600 daders van ‘high impact
crimes’. Met succes.
Petra Nijmeijer: “Er waren mensen die drie jaar geleden zeiden dat dit een opgegeven
groep was en de overheid machteloos stond. Nu weten we bij velen iets positiefs te
bewerkstelligen.”
THEMA:
TOP600: DE AANPAK
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Regisseurs Fiorella Lewis en Remco Fitskie
‘Er vallen geen gaten meer’
Ze behandelen jongens uit de Top600 niet anders dan ‘gewone’ cliënten, stellen regisseurs Fiorella
Lewis van de William Schrikker Groep en Remco Fitskie van Jeugdbescherming Amsterdam. Het
belangrijkste is dat het etiket Top600 mensen sneller in beweging brengt. “De lijnen zijn korter en
je krijgt sneller zaken voor elkaar.”
“D
e media doen het voorkomen
dat de Top600 alleen maar
bestaat uit zware criminelen”, zegt
Remco Fitskie. “Dat is niet zo.
Het zijn jongeren die veel hebben
meegemaakt en de verkeerde keuzes
maken door delicten te plegen. Zo heb
ik nu een jongen die in de Top600
kwam vanwege een kleine diefstal en
zich ophield in een verkeerde groep
jongeren. Maar deze jongen werkt
goed mee, net als het gezin waaruit
hij komt.”
Daar staan anderen tegenover met
wie het minder gaat. Fiorella Lewis:
“Een van mijn jongeren maakt zich
telkens weer schuldig aan kleine
criminaliteit. Hij zorgt voor overlast
en de politie zit er bovenop, maar
voor een fietsendiefstal kun je iemand
niet maanden opsluiten. Hij heeft
grote schulden, woont in een lastige
buurt en rookt enorm veel wiet. We
proberen nu met de DWI en de politie
meer structuur in zijn leven te krijgen,
maar zelf is hij niet gemotiveerd.
Gelukkig staan zijn ouders wel achter
de aanpak.”
Manager en regisseur
Stelselmatig
“Je brengt in kaart wat er aan de
hand is”, legt Lewis uit. “Schulden,
werk, vrijetijdsbesteding, school,
druggebruik, netwerk. Vervolgens
pak je aan de hand van het Plan van
Aanpak de problemen stelselmatig
aan. Je gaat met de jongere mee naar
schuldhulpverlening, zorgt dat hij
naar school gaat, zoekt een nuttige
dagbesteding.”
Daarbij wordt nauw samengewerkt
met het Netwerk Interventie Team
(NIT), zeg maar de politie. Lewis:
“Als je ziet dat de schulden van de
jongen oplopen, informeer je de
politie. Dat betekent namelijk dat de
kans op recidive toeneemt. Andersom
informeert het NIT mij wanneer ze de
jongen vaak op straat zien. Ik vraag
hem wat hij op straat doet, waarom hij
niet op bijvoorbeeld de sportclub is.”
Fitskie: “Die samenwerking met het
NIT is belangrijk. Sommige jongens
hebben een avondklok. Dat biedt
hen structuur en voorkomt dat ze
over straat gaan zwalken. Als een
jongen zich daar niet aan houdt, krijg
ik dat te horen en kan hem daarop
aanspreken. Ze vinden het niet leuk
dat de politie hen zo op de huid zit,
maar ik leg uit dat daar ook een reden
voor is.”
Die korte lijnen zijn er ook met school.
Als een jongen niet op school komt,
wordt dat direct teruggekoppeld met
de regisseur die hem erop aanspreekt.
Was hij weg voor doktersbezoek of om
gewoon lol te trappen?
Out of the box
Korte lijnen. Dicht op de huid. Dat
zijn belangrijke kenmerken van de
hulp aan jongeren. De hulp is vaak
een combinatie van opleiding, werk,
vrijetijdsbesteding en schuldsanering.
vinden samen met zijn klantmanager
van DWI.”
Tussendoor
Ook met een van de jongeren van
Fitskie gaat het goed. Maar op de
ander lijkt hij geen vat te krijgen. “Hij
glipt er steeds tussendoor. Hij heeft
een reclasseringsmaatregel waardoor
hij wel mee moet werken, maar hij
is niet gemotiveerd. Hij heeft veel
meegemaakt, veel hulpverleners gehad.
Het vertrouwen in de hulpverlening
is weg. Ook bij zijn vader. Het enige
lichtpuntje is dat hij binnenkort
achttien wordt en nog niet onder de
groene zoden ligt. Dat klinkt hard,
maar hij groeit op in een buurt vol
geweld. Binnenkort bespreek ik deze
jongen in de ‘Kwestiegroep’ om te
kijken waar we wel een ingang kunnen
vinden.”
Het geeft de complexiteit weer.
Jongeren uit de Top600 zijn er niet
met een simpel hulpprogramma, vaak
is meer nodig. Lewis: “Samen met de
driehoek kijken we wat we kunnen
doen. Soms is meer hulp, soms meer
toezicht van het NIT nodig. Jongeren
vertellen me dat ze de druk te zwaar
vinden. ‘De politie volgt me overal’,
zeggen ze dan. Wij koppelen alles
aan elkaar. Er vallen geen gaten meer.
Ouders weten wat de jongere doet. De
politie weet het. De school weet het.
En iedereen weet van elkaar wat ze
doen.”
FOTO: SA K E R I JP KE MA
Lewis en Fitskie zijn gezinsmanager
van vijftien tot twintig gezinnen.
Daarnaast zijn ze regisseur van de
hulp aan enkele jongeren uit de
Top600. Lewis heeft drie Top600-
jongeren, Fitskie heeft er twee.
“Ik ben verantwoordelijk voor de
zorgcomponent”, legt Lewis uit. “Dat
betekent dat ik het aanspreekpunt
ben voor ketenpartners en de hulp op
elkaar afstem.”
Lewis en Fitskie ‘krijgen’ hun jongeren
van het Projectbureau Top600. Daar
bepaalt de ‘Weegploeg’ wie van de
partners de beste ingang bij de jongere
heeft. Dat kan een regisseur zijn
van de hulpverlening, maar ook een
regisseur van de politie. De regisseurs
maken een Plan van Aanpak dat
ze voorleggen aan het Interventie
Toetsings- en Adviesteam (ITAT). Dit
team bestaat uit de ketenpartners en
beoordeelt de Plannen van Aanpak
op inhoud om te voorkomen dat een
traject van een partner over het hoofd
wordt gezien, niet juist of niet volledig
wordt toegepast. Daarnaast monitort
het ITAT de voortgang van het proces.
Belangrijk is om ‘Out of the Box’ te
denken, zoals Lewis het omschrijft.
De normale hulp is bij deze jongeren
immers niet aangeslagen. Lewis: “Het
fijne van de Top600 is dat de lijnen
korter zijn. We hebben elke vier weken
een uitvoeringsoverleg waarbij we met
alle betrokkenen bij elkaar zitten.”
Ze geeft een voorbeeld van haar
werkwijze. “Een van mijn jongens
kwam binnen nadat hij zes, zeven
keer een straatroof had gepleegd. Het
bijzondere aan hem was dat hij niet
bekend was bij de instanties. Hij werd
pas op zijn zestiende crimineel, maar
er dreigde een neerwaartse spiraal. Hij
kwam bij de Top600 op het moment
dat hij in de jeugdgevangenis zat. Daar
kreeg hij hulp van het IFA. Ik bracht
de risico- en succesfactoren in kaart.
Zijn vriendengroep vormde een risico.
Zijn opleiding was juist belangrijk. We
zochten een vrijetijdsbesteding, zodat
hij minder bij die vriendengroep zou
komen. Zo vonden we een bijbaan en
hij ging bij een voetbalclub. Tegelijk
zochten we met school mogelijkheden
voor een goede vervolgopleiding. Dat
was niet makkelijk, want het is een
lvb-jongere die niveau 3 niet aankan.
Maar de school werkte mee en bood
hem extra kansen om te snuffelen.
Die zaken zouden niet mogelijk zijn
geweest zonder Top600. Het gaat
nu goed met hem, maar ik maak
me wel zorgen om de toekomst.
Hij wordt binnenkort achttien en
moet dan zaken als zorgtoeslag en
studiefinanciering zelf regelen. Dat is
niet makkelijk voor een lvb-jongere,
maar ik ben nu bezig een oplossing te
Fiorella Lewis en Remco Fitskie: “Ouders weten wat de jongere doet. De politie weet het. De school weet het. En iedereen weet van elkaar wat ze doen.”
8
THEMA:
TOP600: DE AANPAK
DOOR: ARJAN POST
IFA: Vruchtbare wisselwerking tussen zorg,
dwang en drang
Intensieve samenwerking en geen doorverwijzingen. Dat is het
recept van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA), een van de
progamma’s waarmee jongeren uit de Top600 worden begeleid.
Een gesprek met Marijke Melissen, accounthouder Jeugd
& Veiligheid bij Spirit. “We hebben minder bureaucratie en
daardoor meer zicht op cliënten.”
et zo’n complexe doelgroep
is het belangrijk om één plan
per cliënt te hebben”, zegt Melissen.
“Voorheen verwezen we naar elkaar
door, maakten we onderlinge werkaf­
spraken en werkten we onvermijdelijk
ook soms langs elkaar heen. Met de
IFA is dat voorbij. Elke partner weet:
alleen red je het niet. Binnen de IFA
nemen we daarom samen de ver­
antwoordelijkheid. We zitten samen
aan tafel en bekijken per jongere
welke aanpak nodig is. Zo kunnen
we gedurende een klein jaar op maat
werken aan gedragsverandering en het
terugdringen van recidive.”
In de IFA krijgt zorgcomponent van
de ‘Aanpak Top600’ vorm. Binnen de
IFA werken Spirit, Jeugdbescherming
Amsterdam, de Bascule, de Waag, de
William Schrikker Groep, Reclassering
Nederland en het Leger des Heils sa­
men. “Een robuuste paraplu boven
een bont gezelschap”, vindt Marijke
Melissen.
Minder ‘shoppen’
De samenwerking komt vooral de
cliënten ten goede. “We kunnen snel­
ler werken doordat we een completer
beeld van hen hebben. Van de straf­
rechtelijke tot en met de psychosociale
dimensie”, zegt Melissen. “Zeker bij
jongeren die te kampen hebben met
combinaties van verslaving, psychi­
atrische problemen en verstandelijke
beperkingen is dat essentieel.”
Door de IFA-arrangementen hoeven
jongeren ook langs minder afzonderlij­
ke loketten. Dat gaat eindeloos ‘shop­
pen’ tegen en voorkomt dat cliënten
worden overstelpt met informatie en
opdrachten. “Vanwege hun specifieke
problematiek was dat altijd het zwakke
punt. Eerder zagen we dat dat soms
reden was om de handdoek in de
ring te gooien.” Daar komt bij dat in
geval van grensoverschrijdend gedrag
meteen kan worden ingegrepen. “We
zitten er bovenop. Het is voor jongeren
veel moeilijker om onder hun behan­
deling uit te komen.”
Ogen en oren
Drijvende kracht achter de IFA zijn de
ambulante medewerkers van Spirit. Zij
werken in de directe omgeving van cli­
ënten en komen ook thuis. In het IFAteam zijn daarnaast medewerkers van
de Bascule en de Reclassering gedeta­
cheerd, zodat ook op microniveau in
maatwerk wordt voorzien. “De lijnen
zijn nu superkort. We kunnen elkaars
expertise direct inzetten.” Medewerkers
voeden elkaar daarin ook op. Melissen:
“Zo ontstaat een vruchtbare wisselwer­
king en een balans tussen zorg, dwang
en drang. En cliënten weten: recidive
betekent einde verhaal bij IFA.”
Risicofactor
“In zijn huidige vorm bestaat de IFA
anderhalf jaar”, zegt Melissen. “Dat is
te vroeg voor onderzoek naar effecten.
Maar we zien weinig afgebroken tra­
jecten en dat stemt hoopvol.” Zwakke
plekken zijn er echter ook. “Wonen
en werken is een risicofactor voor
FOTO: SAKE RIJPKEMA
“M
Marijke Melissen: “We kunnen sneller werken doordat we een completer beeld van hen hebben. Van de strafrechtelijke tot en met
de psychosociale dimensie.”
terugval. Dat is eigenlijk het moeilijkst
te organiseren.” Niet iedereen vindt
passend werk, of een woning met de
juiste begeleiding. “En toch hebben we
echt de verwachting dat na dit inten­
sieve maatwerk cliënten op termijn
geen tijd meer hebben voor criminele
activiteiten. Omdat ze dan druk zijn
met een productievere invulling van
hun leven.”
DOOR: ARJAN POST
Topzorg voor de zwaarste categorie recidivisten
Intensieve zorg voor de zwaarste categorie recidivisten. Dat biedt het programma Topzorg
van De Waag. Het is een wezenlijk onderdeel van de ‘Aanpak Top600’. Een gesprek met
medeontwikkelaar Kees van de Klundert.
V
anuit Topzorg werkt De Waag
nauw samen in de forensische
en juridische keten om jongeren
uit de Top600 te behandelen.
Cliënten die niet alleen regelmatig
terugvallen in strafbaar gedrag, maar
die vaak ook te maken hebben met
verslaving, armoede, werkloosheid, een
psychiatrisch dossier. Psychotherapeut
Kees van de Klundert: “Ze zijn
inmiddels wel wat hulpverleners
gewend. Elke volgende wordt met
een zeker wantrouwen bejegend.” Dat
Topzorg er niettemin in slaagt om
überhaupt met een behandeling te
beginnen, komt doordat het motiveren
van cliënten voorop staat. “Zij moeten
gaan inzien dat behandeling in hun
eigen belang is. Dat is de basis voor
vertrouwen in de behandelaar, we
proberen zo dichtbij mogelijk te
komen.”
F OTO : PAT R I C K S CH E A ND E L L O’CA ROL L
Straffen en belonen
Ruim 80 procent van de Top600jongeren heeft last van psychische
stoornissen, verslavingen en/of licht
Leerstijl
verstandelijke beperkingen. “Maar ook
Dat een cliënt met zijn behandeling
bij hen is het mogelijk om anti-sociaal
instemt, wil nog niet zeggen dat er
gedrag om te buigen”, zegt Van de
sprake is van vrijwilligheid. “Vergeet
Klundert. Omdat de aanpak ook psy­
niet dat velen nog een straf boven het
chosociaal en systeemgericht is, wordt
hoofd hangt waar ze helemaal geen zin de directe omgeving, zoals de familie,
in hebben”, benadrukt Van de Klundert. bij de behandeling betrokken. Maar
De Reclassering ziet erop toe dat be­
dat kunnen ook vrienden zijn of de
handeling plaatsvindt. “Maar de focus
coach op de sportclub.
bij ons ligt op maatwerk. De persoon
Motiveren gaat samen met straffen en
en diens verhaal staan centraal.” Na de belonen. “En vaak willen cliënten ook
intake wordt een individuele risicotaxa­ echt veranderen. Ze willen afkicken,
tie gemaakt en een ‘leerstijl’ bepaald.
van hun trauma’s af, een bestaan op­
Sommige jongeren zijn gebaat bij veel
bouwen. Dan helpt het als ze afleren
praten, andere meer bij concrete oefe­
dat je problemen met boosheid te lijf
ningen. Minimaal een half jaar wordt
gaat.’
vanuit de cognitieve gedragstherapie
gewerkt. Daartoe behoort, in geval van Druk van de ketel
De intensiteit van de b
­ ehandeling
middelengebruik, ook ‘leefstijltraining’
schuilt niet alleen in de multi-­
en zelfstandig worden.
“Vaak willen cliënten ook echt veranderen. Ze willen afkicken, van hun trauma’s af,
een bestaan opbouwen.”
9
probleemaanpak, en daarmee de
nauwe samenwerking met de hele
keten, maar ook in de factor tijd. Zes
maanden lang heeft een cliënt twee
à drie keer per week contact met een
behandelaar. Dat is althans het streven.
“Helaas halen we dat niet altijd. Cliën­
ten hebben soms een dagtaak aan het
aflopen van verplichtingen, bij de DWI,
het UWV, de Reclassering en soms nog
werk of een opleiding ernaast. Ergens
moeten we de druk van de ketel ha­
len.” Maar als het wél lukt, dan merk
je volgens hem ook verschil in het
gedrag van cliënten. “Het draagt hoe
dan ook bij aan de vermindering van
het recidiverisico.”
Successen
“De groep bij wie we de behandeling
hebben afgesloten is nog maar klein”,
besluit Van der Klundert. “Bij som­
migen hebben we echt succes geboekt,
bij anderen minder.” Maar op de korte
termijn zijn de effecten zichtbaar,
vooral waar het gaat om lik op stuk in
combinatie met intensieve zorg. ‘De
stok én de wortel’, dat lijkt toch het
beste te werken.”
THEMA:
TOP600: PREVENTIE
DOOR: BRIGITTE DEN HARTOG
Preventie Interventie Team verkleint risico latere
gedragsproblemen
“Krijgen we weer signalen binnen dat het
minder gaat, dan kunnen we snel in actie
komen.”
de eventuele achterliggende proble­
men.” De samenstelling van het team
sluit aan op de mogelijkheden van het
gezin. Als er sprake is van een licht
verstandelijke beperking, komt vaak
iemand van MEE Amstel en Zaan, het
Leger des Heils of de William Schrikker
Groep in beeld. Paul noemt nog een
voorbeeld: “Neem een gezin waarvan
bekend is dat vader liever met een man
praat. We sluiten ons dan aan bij wat
het beste is voor het kind. In dit geval
voert dan ook een mannelijke collega
het gesprek.”
Regisseur
Preventie is een van de drie speerpunten in de Top600-aanpak. Het idee erachter is simpel; als
je aandacht besteedt aan de broertjes en zusjes van de Top600-jongeren, voorkom je dat de
nieuwe generatie voor de Top600 alweer klaarstaat op het moment dat je de oude generatie hebt
geholpen. Probleem is alleen dat bestaande interventies bij deze doelgroep vrijwel geen effect
hebben. Daarom kwam de gemeente Amsterdam in 2011 met het Preventief Interventie Team
(PIT) dat ervoor zorgt dat de broertjes en zusjes niet afglijden naar de criminaliteit. Maar wat
doet dat team? Brigitte den Hartog zocht het antwoord.
“W
e weten dat deze kinderen
opgroeien in een risicovolle
omgeving, met een oudere criminele
broer als voorbeeld”, zegt Paul Houwe­
ling van MEE Amstel en Zaan. “We
besteden aandacht aan deze kinde­
ren en kunnen zo beoordelen of het
nodig is om in een vroeg stadium in te
grijpen. Zo voorkom je later zwaar­
dere en ingewikkelde interventies in
de toekomst. Zoals een uithuisplaat­
sing.” Hij noemt een ander voorbeeld:
“Met behulp van de juiste preventieve
begeleiding kunnen we zorgen dat een
jongere op school goed functioneert,
zodat hij niet voortijdig de school
verlaat.”
MEE Amstel en Zaan is een van de
organisaties die participeren in het PIT.
Het team is halverwege 2011 opgericht
en bestaat uit gedreven professionals
afkomstig van verschillende hulpverle­
ningsorganisaties, zoals Altra, Jeugd­
bescherming Regio Amsterdam, de
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling,
het Leger des Heils, de Dienst Open­
bare Orde en Veiligheid, de Raad voor
de Kinderbescherming, de Stichting
Aanpak Overlast Amsterdam, Spirit, de
William Schrikker Groep en dus MEE
Amstel en Zaan. Officieel heet het dat
het PIT “kinderen die een verhoogd
risico lopen op problemen in de sociale
ontwikkeling, snel en vroegtijdig hulp
wil bieden, met als doel het risico op
het ontwikkelen van ernstige gedrags­
problemen te verkleinen.”
Agressie
Als iemand uit de Top600 minimaal
drie dagen in verzekering is gesteld of
wanneer een van de broertjes en zusjes
is aangehouden, dan komt het PIT in
actie. Althans, als de broertjes en zusjes
acht jaar of ouder zijn. Over de jon­
gere kinderen ontfermt de GGD zich.
“Als we een dergelijke melding krijgen,
bezoekt binnen 24 tot 36 uur een duo
het betreffende gezin”, vertelt Paul.
“We zien vaak dat broertjes of zusjes
van Top600-jongeren dezelfde proble­
men hebben, bijvoorbeeld het omgaan
met agressie. Het PIT neemt dan con­
tact op met de school om te kijken hoe
het kind het daar doet. Verder onder­
zoeken we de sociale leerbaarheid van
Het PIT richt zich alleen op de min­
derjarige gezinsleden. De Top600-jon­
geren krijgen hulp en begeleiding die
is afgestemd op hun problematiek. Dit
betekent dat er binnen gezinnen meer­
dere hulpverleners aanwezig zijn. Hoe
stemt het PIT nu haar hulp af met de
andere organisaties? Paul: “De regis­
seur stemt de hulp op elkaar af, zodat
een gezin niet wordt overlopen door
hulpverleners, maar ook om ervoor
te zorgen dat duidelijk één lijn wordt
getrokken.”
Het PIT heeft overigens geen hulpver­
leningsopdracht, maar zorgt ervoor dat
de juiste hulp wordt ingezet op basis
van goede informatie en analyse. Het
PIT ondersteunt ouders en leerkrachten
bij het vinden van oplossingen en/of
behandeling als de sociale ontwikkeling
de broertjes en zusjes.”
van een kind dreigt mis te lopen.
Paul legt uit dat de sociale leerbaar­
Hulp is niet eeuwig. Dat geldt ook
heid handvatten biedt om een aanpak
voor de hulp aan de broertjes en zusjes
op maat te bieden. “Sterke en minder
van de Top600-jongeren. Dus op het
sterke kanten van een kind komen naar moment dat het goed lijkt te gaan
voren. Kan een kind zich inleven in
met de broertjes en de zusjes, trekken
een ander, is het in staat zijn of haar
de hulpverleners zich terug. Maar niet
emoties te beheersen, hoe is de ge­
voor 100 procent. Het PIT blijft con­
wetensontwikkeling, enzovoorts? Aan
tact met het gezin houden. Ook als de
de hand van die informatie kun je de
hulpverlening is beëindigd. Paul: “Ook
juiste begeleiding bepalen.”
dit heeft een preventieve functie. We
meten of kinderen vooruitgaan in hun
Duo
ontwikkeling. Krijgen we weer signa­
Een team van het PIT bestaat uit twee len binnen dat het minder gaat, dan
hulpverleners met ieder hun eigen ken­ kunnen we snel in actie komen. Want
nis en expertise. De expertise van Paul
uiteindelijk willen we dat het blijvend
ligt bij de begeleiding van ouders en/of goed gaat met de kinderen.”
kinderen met een verstandelijke be­
perking. “Het PIT stelt bij iedere casus
Meer informatie: www.amsterdam.nl/
een duo samen. Dit gebeurt zodra er
gemeente/organisatie-diensten/dmo/
een eerste beeld is van het gezin en
onderwijs-jeugd/preventie/
Effecten
Uit de eerste kwartaalmonitor Top600 over 2014 blijkt dat de aanpak van het PIT effect heeft:
•E
en van de doelen van het PIT op
het gebied van hulpverlening is
om zo licht mogelijk in te zetten
en doorstroom naar zwaardere –
duurdere – interventies te voorkomen.
De interventies variëren van lichte
interventies, zoals praktische
ondersteuning op het gebied van
vrije tijd, wonen, werk of financiën,
tot zware interventies, zoals
uithuisplaatsing of begeleid wonen.
Het blijkt dat het PIT bij 79% van de
kinderen helemaal geen interventie
hoeft in te zetten. Bij die kinderen kan
worden volstaan met begeleiding door
het PIT en daaraan gekoppeld inzet
van hulp door de eigen omgeving. In
slechts 5% van de gevallen worden
zware interventies, zoals ­behandeling/
diagnostiek of residentiële opname
ingezet.
• Bij 75% van de kinderen die bij
aanvang problemen hadden met
schoolverzuim is de situatie verbeterd,
71% van deze kinderen hebben na
een half jaar begeleiding betere
10
schoolresultaten geboekt en bij 76%
van deze kinderen is na een half jaar
een verbetering te zien van het gedrag
op school.
• Van de 333 broertjes en zusjes die het
PIT in behandeling heeft (gehad) zijn
er 33 tijdens of na de PIT-aanpak door
politie aangehouden voor een delict
(10%). 18 broertjes/zusjes waren 15
jaar of jonger tijdens hun aanhouding.
De 33 aanhoudingen hebben geleid tot
10 dagvaardingen bij het OM.
THEMA:
TOP600: JEUGD GGZ
DOOR: FLORENCE TONK
Vertrouwen opbouwen met geduld en creativiteit
“Juist op momenten dat ze
het moeilijk hebben, moet je
er voor hun zijn.” Dat zegt
Clemens Ruland, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige
(SPV) bij de Poli Forensische
Psychiatrie van de Bascule. Hij
werkt daar onder andere met
Top600-jongeren. Ook werkt
hij vanuit de Bascule twee
dagen per week bij de Dienst
Werk en Inkomen (DWI) en
voert daar als werkcoach gesprekken met deze jongeren.
E
en groot deel van de Top600jongeren hebben psychische en
psychiatrische problemen. Lang niet
allen zijn hiervoor in behandeling. Een
van de taken van Ruland is om dit als
werkcoach bespreekbaar te maken en
te werken aan de motivatie om onder
behandeling te gaan. “Ik zie veel
jongens met forse hechtingsproblemen
en/of een trauma.” Dat leidt tot een
groot gebrek aan vertrouwen, vooral
in volwassenen. “Als hulpverlener
moet je dat vertrouwen opbouwen
met geduld en creativiteit. Dat duurt
lang en je kunt het vertrouwen ook
zo weer verliezen. Daarom moet je
beloftes nakomen anders ben je de
zoveelste die hen weer in de steek
laat.”
‘Killing’
Top600-jongeren hebben heel wat
hulpverleners voorbij zien komen.
Juist die voortdurende wisseling
van hulpverleners is volgens Ruland
‘killing’ voor het vertrouwen. Hij
aarzelt daarom bijvoorbeeld niet
om ook contact met zijn cliënten
te houden als zij in detentie zitten.
“Juist op de momenten dat ze het
moeilijk hebben moet je er voor ze
zijn. Dat betekent ook dat ik bij ze
langs kan gaan buiten kantooruren.”
Buiten de gebaande paden denken
is belangrijk, is zijn ervaring. Dat
kan ook inhouden dat Ruland een
bedrag voor een paar werkschoenen
voorschiet. “Uiteraard nemen wij dit
soort stappen op de Poli altijd in
goed onderling overleg, maar door
deze ‘grens’ te overschrijden heb ik
een relatief klein probleem opgelost
waardoor deze jongen anders een
baan had misgelopen.
Dat zie je vaker, dat iemand een
oplossing misloopt vanwege dit
soort kleine details. Mijn cliënt werkt
inmiddels drie maanden en het gaat
heel goed met hem.”
Risico’s op terugval
Als Ruland iemands leven een beetje
op de rails heeft gezet is terugval te
voorkomen door goed oog te houden
voor psychosociale omstandigheden
als wonen, vrije tijd, werk, inkomen
en psychische toestand. “We praten
over waar ik de risico’s op terugval
zie liggen en die zijn voor iedereen
anders. Zo heb ik een cliënt die de
neiging heeft om onder te duiken
als de druk door instanties te hoog
wordt. Dan vlucht hij weg voor
alles en iedereen, duikt hij letterlijk
onder en moet criminele activiteiten
ontplooien om zich in leven te
houden. Je moet oog hebben voor
hun ‘copingsmechanismen’ en hen
daarin inzicht verschaffen: ‘Hoe komt
het dat jij op die manier handelt?’
Ook dat is een kwestie van de lange
adem, dat inzicht overbrengen kan zo
een paar jaar kosten. Maak een goede
analyse van wat er aan de hand is,
wees eerlijk en echt en heb geduld,
die zaken zijn essentieel in het werken
met deze jongens.”
DOOR: FLORENCE TONK
Inforsa: Geïntegreerde aanpak in een
‘kliniek zonder muren’
D
e Top600-cliënten bij Inforsa
hebben veelal een dubbele
of driedubbele diagnose van
psychiatrische problemen, verslaving
en een licht verstandelijke beperking.
En dat in combinatie met delinquent
gedrag. Inforsa behandelt mensen
op al deze gebieden en doet dit
met een geïntegreerde aanpak in
twee multidisciplinaire teams en een
forensisch psychiatrische polikliniek.
Doep van Dijk: “Wij bepalen
welk team het beste aansluit
bij de cliënt. In de teams zitten
mensen, zoals een psychiater,
arts, SPV-er, woonbegeleider,
jobcoach, maatschappelijk werker,
psychotherapeut en sociaal juridisch
dienstverlener. Die samenhang
minimaliseert het risico op uitval
tijdens de behandeling”, zegt Van
Dijk. Cliënten kunnen alle hulp
namelijk in één team krijgen. “En
als wij een bepaalde expertise niet
in huis hebben, gaan wij mee naar
afspraken elders. Zo bieden we een
geïntegreerde aanpak op psychiatrisch
en verslavingsgebied.”
Verslaving
Een groot deel van de maatschappe­
lijke onrust die jongeren uit de
Top600 veroorzaken, heeft volgens
Van Dijk te maken met verslaving.
Alcohol en cocaïne zijn daarbij de
grootste groep middelen en GHb is
in opkomst, een middel dat ernstige
problemen meebrengt. Van Dijk: “We
krijgen mensen niet altijd uit hun
verslaving, maar proberen het gebruik
wel te stabiliseren. Met begeleiding
kan er bepaalde rust optreden. Om
de stabiliteit te handhaven is de
begeleiding van Inforsa daarom
zeer intensief”, vertelt Van Dijk.
“We worden ook wel een kliniek
zonder muren genoemd, vanwege de
structuur die wij bieden. Structuur
is erg belangrijk, helemaal als er een
licht verstandelijke beperking speelt.
Sommige mensen hebben jarenlange
begeleiding en behandeling nodig.
Soms gaan zij naar een ‘Beter Levenkliniek’ in Veenhuizen of Beilen om
die structuur klinisch tot stand te
brengen.”
Slot en grendel
FOTO: PATR I C K S C H EA ND EL L O’CAROLL
Vaak spelen er bij de jongeren uit de Top600 psychiatrische
problemen. Maar hoe pak je die problemen aan als er ook nog
zaken spelen als verslaving of een licht verstandelijke beperking?
Moet je ze in samenhang aanpakken of stuk voor stuk? Florence
Tonk vroeg het aan Doep van Dijk, hoofd Bedrijfsvoering bij de
Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa.
11
“Niet alle problemen die spelen met
jongvolwassenen uit de Top600 zijn
op te lossen door de zorg”, zegt Van
Dijk. “Sommigen hebben nog geen
diagnose en zitten in de zorgtak van
de Top600 terwijl ze eigenlijk achter
slot en grendel moeten zitten omdat
ze een te groot gevaar vormen voor de
samenleving. Dat kan in de stad nog
wel eens een spanningsveld opleveren.
Er zijn veel stoornissen te bedenken,
maar dat betekent niet dat alles te
behandelen is. Daar moet je als zorg
zo nu en dan ook een grens in stellen.
Niet alle probleemgedrag is op te
lossen met therapie en medicijnen.”
Uiteindelijk is Van Dijk wel enthousiast
over de Top600-aanpak. “Het is een
nieuwe manier om overlast gevende
criminelen in kaart te brengen. Het
positieve is ook de samenwerking
tussen de ketenpartners. Zo komen
mensen sneller op de juiste plek. Wij
hebben een goede samenwerking met
het Leger des Heils en Reclassering
Nederland. We geven veel adviezen
en consultaties, daar is zelfs een van
onze medewerkers helemaal voor
vrijgemaakt. En als je vanuit je eigen
expertise en inhoudelijke motivatie
ziet: hier is niet te behandelen dan
moet je dat ook toegeven.”
“Niet alle probleemgedrag is op te
lossen met therapie en medicijnen.”
THEMA:
TOP600: NA DE TOP
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Michael van der Steede,
ambulant werker Fasehuis
‘Zorg dat ze een
ander denkkader
krijgen’
Geef jongeren het gevoel dat ze ergens bij horen.
Dat is volgens ambulant werker Michael van der
Steede een belangrijk uitgangspunt voor de hulp aan
jongeren uit de Top600. Als ze zich gewaardeerd
voelen, hebben ze minder snel de neiging om hun
‘verkeerde’ vrienden op te zoeken. Van der Steede
werkt in Fasehuis ’t Gein van het Leger des Heils,
waar jongeren met een licht verstandelijke beperking
worden voorbereid op het zelfstandig wonen.
“W
e leren jongeren hier vaardigheden aan, zodat ze
straks zelfstandig kunnen leven. Dat wil zeggen
dat we zorgen dat ze een dagbesteding hebben, dat hun
financiën op orde zijn, dat ze het huis schoonmaken en dat
ze kunnen koken. Omdat we hier jongeren met een licht
verstandelijke beperking hebben, moeten we dat stapsgewijs
doen. We moeten iedere jongere in zijn of haar tempo
helpen. Dat betekent dat je continu moet observeren wat
ze aankunnen. Het vraagt veel geduld en werken in kleine
stapjes.”
FOTO: SAKE RIJPKEMA
Gehospitaliseerd
DE CLIENT
Rosario, 19 jaar,
woont in Fasehuis ’t Gein
DOOR: MARTIN GERRITSEN
‘Je kunt de tijd niet terugdraaien’
“Sinds drie, vier maanden heb ik hier in het Fasehuis
een eigen kamer. Daar ben ik wel blij mee, want nu
heb ik iets van mezelf. Die kamer heb ik gekregen
omdat ik nu weet hoe het hier een beetje gaat. Je
moet hier meewerken en je taken doen, zoals koken
en opruimen. Dan krijg je hier een kamer, maar uiteindelijk wil ik een eigen huis hebben.”
“Ik zit nu twee jaar in het Fasehuis. Voor die tijd
woonde ik bij m’n oma of zat ik vast. Waarom is
een beetje moeilijk uit te leggen. Het ging om ruzie
en zo. In totaal heb ik drie jaar vastgezeten. In de
Doggershoek, Amsterbaken en Almata. Als ik nu
terugkijk op die periode, vind ik dat ik wel veel tijd
heb verloren, tijd die ik beter had kunnen besteden,
weet je. Maar het is gebeurd en je kunt de tijd niet
terugdraaien. Nu moet ik me focussen op de toekomst.”
“Dat ik anders ben gaan denken, komt vooral door
de tijd dat ik vast zat. Dat is echt een schijtgevoel,
weet je. Je zit daar op een groep met zeven tot tien
mensen. Vaak met van die grote kerels, van wie de
meeste ouder zijn. Je hoort hun verhalen, je hoort
hoe lang ze moeten zitten. Daar ben ik over na gaan
denken. Kijk, ik was altijd een meeloper. Ik luisterde
naar anderen. Maar daar ben ik na gaan denken. Als
ik niet terug wilde komen, moest ik mijn eigen pad
volgen.”
“Maar dan kom je vrij en dan is het niet makkelijk
om het eigen pad te volgen. Je moet sterk zijn, je
moet ‘Nee’ kunnen zeggen. Dat is me wel gelukt.
Dat komt doordat ik hier kwam te wonen, doordat
ik weer naar school ging en doordat de politie me
in de gaten hield. Ze kenden me. Af en toe hielden
ze me aan voor niks. Gewoon om te laten weten dat
ze er waren. De laatste keer dat ik met ze te maken
had was toen iemand beweerde dat ik hem met een
vuurwapen had bedreigd. Dat was helemaal niet zo.
Het kon niet eens. Ik heb toen twee weken vastgezeten en daarna ben ik vrijgelaten, want ze zagen
ook wel dat die beschuldiging nergens op sloeg.”
“Sinds ik in het Fasehuis zit, heb ik geen last
meer van de politie. Ik ga naar school en heb mijn
muziek. Het gaat nu goed. Ik heb hier mijn eigen
ding, ik heb een vriendin met wie ik kan ‘chillen’. Ik
speel in een Surinaamse band. Keyboards. We treden vier, vijf keer per maand op. Dat is best veel. En
dit najaar gaan we op tournee naar Spanje. Muziek
is ook hetgeen waar ik verder mee wil. Een vriend
heeft een brassband en daaromheen is hij een heel
bedrijf begonnen, met de verkoop van T-shirts en
zo. Het zou mooi zijn als dat met mijn band ook
lukt.”
12
“Een deel van de jongeren die bij ons zit zijn jongeren
uit de Top600. Het werken met die jongeren is extra
ingewikkeld. Vaak zijn ze door hun verblijf in de gevangenis
gehospitaliseerd en moet je ervoor zorgen dat ze hier
weer resocialiseren. Daarnaast moet je zorgen dat ze weer
gewoon kunnen functioneren. Het belangrijkste daarbij
is dat je ze het gevoel geeft dat ze ergens bij horen. Dat
vinden ze enorm belangrijk. Ze waarderen het enorm als je
met ze praat en een spelletje met ze speelt. Dan voelen ze
zich gewaardeerd.”
Denkkader
“Je zorgt ervoor dat de jongens weer normaal kunnen
functioneren als je ze structuur biedt, ze een netwerk geeft
en hun denkkader verandert. Die structuur bieden we net
als we die de andere jongeren bieden. Door duidelijke
afspraken te maken over bijvoorbeeld schoonmaken en
koken. Het bieden van een netwerk ligt wat ingewikkelder.
Ze hebben al een netwerk, maar dat is vaak niet het beste
netwerk. Je moet ze dus los zien te krijgen van die slechte
invloeden. Dat kan door ze een andere dagbesteding te
bieden. School, werk, sport of in het geval van Rosario
de muziek. Als je daarmee zorgt dat ze zich gewaardeerd
voelen, hebben ze niet de neiging terug te gaan naar hun
oude vriendenkring.”
Rots en water
“Als de jongeren hier komen, hebben ze vaak een ‘air’ van
‘ikke, ikke en de rest boeit me niet’. Dat denkkader verander
je door veel met ze te praten. Wat willen ze? Hoe bereik je
dat? Wij geven de jongeren sociale vaardigheidstraining,
zoals Rots en Water, en we hebben themagesprekken over
onderwerpen waar jongeren meer over willen weten of waar
ze volgens het team behoefte aan hebben. Maar we werken
ook samen met andere organisaties, zoals de reclassering en
de Jellinek. En dat de politie hen extra in de gaten houdt,
is soms wel handig. Die controle zorgt ervoor dat jongens
eerder mee willen werken. Het denkkader veranderen is
een moeizaam proces en gaat vaak in kleine stapjes. Maar
uiteindelijk zie je toch kleine veranderingen.”
“Weet je, deze jongens zijn hier als gevolg van onmacht,
niet van onwil. Ze zijn opgegroeid in een omgeving waar ze
bepaalde vaardigheden niet hebben geleerd. Vaak is er ook
sprake van enige vorm van verwaarlozing. Als je dat in je
achterhoofd houdt, dan blijft dit werk de moeite waard.”