JAARGANG 14 • JUNI 2014 • NUMMER 2 inhOuD KORT Bureau Jeugdzorg heet nu Jeugdbescherming Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam heet sinds 3 april Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA). Deze naam past beter bij het werk, stelt Jeugdbescherming in een persbericht: “Wij werken op een manier die nieuw is in Nederland. Daar hoort een nieuwe naam bij. Wij zijn geen ‘bureau’ en onze werkwijze levert ook minder bureaucratie op: geen dikke rapporten, maar alleen opschrijven wat nodig is. Gezinnen komen niet bij Jeugdbescherming op bezoek, maar de gezinsmanagers gaan naar de gezinnen toe.” Meer informatie: www.jbra.nl THEMA: TOP600: MET ZORG AANGEPAKT 2 3 4 Nieuws - Sluiting bedreigt Amsterbaken - ARopMaat vermindert de agressie Transitie - Zaanse jeugdzorg krijgt vorm Passend onderwijs - ‘Iedere leerling heeft behoefte aan structuur’ - Ambulante begeleiding: Samen zorgen dat leerling het redt - Kenniscentrum begeleidt bij omgang gedrag - Psychologen helpen bij traumatische voorvallen Programma’s - PCIT: Geen strijd meer met je kind - JOT: Aanpak jonge verslaafden Lik op stuk en intensieve zorg, ook voor de broertjes en zusjes. Met die combinatie pakte de gemeente de 600 jongvolwassenen aan die verantwoordelijk zijn voor 15.000 politiecontacten in vijf jaar. Top600. Dat werd de naam van de nieuwe aanpak. Amsterdam en de omliggende gemeenten startten in mei 2011 met dit regionale programma. Inmiddels zijn we drie jaar verder. Werkt het programma? Welke bijdrage levert de jeugdzorg? Jong aan de Amstel bracht alle betrokkenen een bezoekje. 5 6 Lees verder op blz. 7 INTERVIEW De Opvoedpoli opende 28 mei een kantoor in Amstelveen. Beide partijen besloten tot samenwerking omdat de gemeente Amstelveen en de Opvoedpoli uitgaan van dezelfde principes: de vraag van de cliënt centraal stellen en de expertise van professionals bij elkaar laten komen in een integraal hulpplan. Het kantoor is gevestigd op de Amsterdamseweg 506, 1181 BX Amstelveen #Spirit2013 Het populair jaarverslag van Spirit is bijzonder vormgegeven: spirit2013intweets.nl. In 2013 ontmoetten hulpverleners, jongeren, ouders, partners, opdrachtgevers en deskundigen elkaar. Face to face, maar ook via sociale media. Deze manier van ontmoeten, kennis delen, elkaar inspireren en innoveren past bij Spirit. In het jaarverslag passeren belangrijke thema’s en onderwerpen in vogelvlucht – en dus ook in tweets – de revue. Meer informatie: www.spirit.nl Wachttijden bij de Bascule Veel GGZ-instellingen zien door de bezuinigingen hun wachttijden oplopen. De Bascule heeft oplopende wachttijden voor onderzoek en behandeling. De wachttijd varieert van nul weken tot negen maanden en is mede afhankelijk van de complexiteit van de stoornis, de behandelduur en het aantal beschikbare behandelplaatsen/bedden. Een aantal afdelingen heeft geen wachttijd en bij veel afdelingen is een intake mogelijk binnen twee maanden. Bij spoedeisende zorg, zoals crisis, kunnen cliënten acuut worden opgenomen. Verwijzers kunnen dan contact opnemen met de dienstdoende kinder- en jeugdpsychiater (020 - 890 19 00). De Bascule doet er alles aan de wachttijden zo kort mogelijk te houden. De instelling investeerde de laatste jaren veel in het efficiënter inrichten van de behandelingen. Het lukte de Bascule cliënten kwalitatief goed te behandelen voor een geringer budget door met bewezen effectieve methodes te werken. Hierdoor gingen de gemiddelde kosten per behandeling per cliënt omlaag en levert de Bascule een substantiële bijdrage aan de verlaging van de zorgkosten voor verzekerden in Nederland. Meer informatie: www.debascule.com Burgemeester Eberhard van der Laan ‘We zitten boven op de Top600’ Een enorm succes, noemt burgemeester Eberhard van der Laan de aanpak van de Top600, de groep van 600 jongeren die zich veelvuldig schuldig maakt aan overvallen, woninginbraken, geweld en straatroof. “De recidive is met 53 procent teruggebracht”, zegt hij. Maar we zijn er nog niet. “Nog lang niet alles is intelligent geregeld, maar we zijn op de goede weg.” zorg’, maar nu pakken we het echt anders aan. Met de penitentiaire inrichting als fantastische partner zetten we namelijk nog veel eerder in, zitten we erbovenop, is er contact met de regis seur en dat zie je terug in de resultaten. Op het moment dat de jongen vast komt te zitten, zijn we al bezig met zijn terugkeer. We kijken hoe hij zijn schuld kan saneren, we zoeken een opleiding en proberen een dagbesteding te vinden. Op het moment van vrijlating, weet de jongen wat hem te doen staat. Bovendien wordt hij met een auto gebracht naar de plek waar hij gaat wonen en we leveren hem voor de deur af. Die aanpak hebben we vanaf 1 juli 2013. We hebben 26 jongeren op die manier begeleid en slechts twee van hen heb ben gerecidiveerd. Dat is een waanzinnig succes.” Liquidaties Het succes van de ‘Aanpak Top600’ weerspiegelt zich ook in de criminaliteitscijfers. Volgens het CBS daalt de jeugdcriminaliteit in Amsterdam. Tegelijk lijkt het erop dat de criminaliteit ernstiger wordt, gezien de liquidaties die de laatste maanden plaatsvonden in Amsterdam Zuidoost en Westerpark. “Dat is het vergelijken van appels met peren”, zegt Van der Laan. “Die liquidaties hebben niets te maken met de Top600. Die liquidaties worden gepleegd door jongens die zijn doorgegroeid in de zware misdaad, dat zijn over het algemeen geen jongens uit de Top600. In feite is de ‘Aanpak Top600’ ontstaan als reactie op deze gewelddadige criminaliteit. Met deze aanpak willen we juist voorkomen dat de jongens verder Pijnlijk doorgroeien in de criminaliteit.” Uitgerekend een dag voor dit interview, verschijnt En we moeten alles wel in perspectief blijven er een stuk in Het Parool dat stelt dat ‘het sys zien, eindigt de burgemeester. “Pas kreeg ik teem faalt bij de aanpak van jonge, criminelen’. een boekje van een vriend van me. ‘Moordatlas “Pijnlijk”, noemt Van der Laan het verhaal. “Een van Amsterdam’ heet het. Als opdracht had hij pijnlijke vergissing door het interview te relateren voorin gezet dat er in 1998 in totaal 64 moorden aan de Top600 en bovendien zijn de resultaten in Amsterdam plaatsvonden. In 2013 waren van het onderzoek verkeerd gepresenteerd. Het het er 21. Daarmee wil ik het probleem niet onderzoek naar 200 dossiers van de Top600 bagatelliseren. Dit probleem verdient aandacht, gaat namelijk over de periode voordat ze in de net als de 600 jongens. Nog lang niet alles is Top600 kwamen. Inmiddels is er heel wat ver intelligent geregeld, maar we zijn op de goede anderd.” Zo is met de ‘Aanpak Top600’ juist een weg.” breder scala aan maatregelen voorhanden. L ik op stuk, effectieve zorg en preventie. Dat zijn volgens de burgemeester de drie pijlers van de ‘Aanpak Top600’. “We hadden hier in de stad een groep jongeren die ons zorgen baarde. Ze maakten zich veelvuldig schuldig aan crimi naliteit en de recidive was hoog.” Bovendien leek de criminaliteit steeds gewelddadiger te worden. De moord op de Amsterdamse juwelier Hund in oktober 2010 was de directe aanleiding om de groep van 600 jongeren, die de meeste problemen veroorzaakte, persoonsgericht en stelselmatig aan te pakken. Focus “We gingen aan de slag met alle betrokkenen, zoals de jeugdzorg, de politie en de leerplicht ambtenaren en we kwamen tientallen systeem fouten tegen in de drie pijlers. Daar gingen we aan werken. Belangrijk daarbij is dat we ons focussen op de jongere en dat een regisseur de inzet vanuit de drie pijlers coördineert.” “We zitten erbovenop”, verduidelijkt Van der Laan. “Zo krijgen we een beter inzicht in hetgeen de jongere beweegt en kunnen we betere inter venties plegen. Laat ik een voorbeeld geven. Iedere jongen ging in beroep tegen de straf die hij kreeg opgelegd. Het duurt alleen ongeveer twee jaar voordat een zaak in hoger beroep voorkomt. Op het moment van de zitting, weet die jongen al niet meer voor welk delict hij te rechtstaat. We spraken daarom met het Openbaar Ministerie af dat het hoger beroep van deze jongeren binnen drie maanden dient. Op die manier zitten we erbovenop.” FOTO : SAK E R I JPK EM A Opvoedpoli opent kantoor in Amstelveen DOO R : MA RT I N G E RRIT SEN Blauwe vuilniszak Van der Laan geeft nog een voorbeeld. “Als vroeger iemand uit detentie kwam, kreeg hij een blauwe vuilniszak met zijn spullen mee en dat was het. En dat in de wetenschap dat het recidi vepercentage de eerste 48 uur het hoogst is. De afgelopen jaren is weliswaar al ingezet op ‘Na Eberhard van der Laan: “Met deze aanpak voorkomen we juist dat jongens verder doorgroeien in de criminaliteit.” 1 NIEUWS DOO R : MA RT I N G E R R IT S E N ‘Sluiting Amsterbaken desastreus voor jonge gedetineerden’ “Onbegrijpelijk dat de staatssecretaris van Veiligheid werkgelegenheid belangrijker vindt dan veiligheid.” Marjan Koopman, inhoudelijk directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) Amsterbaken is nog een beetje beduusd van het voornemen van Fred Teeven om de jeugdgevangenis te sluiten. “Dit is desastreus.” jeugdrechters in de toekomst jongeren minder snel in een JJI zullen plaatsen omdat dat de kans op terugkeer in de samenleving bemoeilijkt. Het risico is dat de rechter ze dan plaatst in De Kop peling, maar dat is een behandelcentrum voor Nachtdetentie civiel geplaatste jongeren. En we hadden nu juist De sluiting heeft directe gevolgen voor twee van afgesproken dat we jongeren die een strafbaar de programma’s van Amsterbaken, namelijk de feit hebben gepleegd niet meer zouden mengen nachtdetentie en de PIJ (jeugd-TBS in de volks met jongeren die gedwongen behandeling nodig mond – red.). In beide gevallen wordt de jongere hebben om een andere reden.” voorzichtig teruggebracht in de samenleving. Hij “Een ander risico,” gaat Koopman verder, “is heeft overdag een baantje of gaat naar school dat een deel van de jongens die we nu opvan en ’s avonds zit hij weer in detentie. “Dat is na gen eerder terugvallen naar de jeugdzorg. De tuurlijk niet te realiseren vanuit Sassenheim of jeugdzorg krijgt dan te maken met zwaardere Lelystad.” problematiek, maar krijgt daarvoor geen extra “We hebben een maatschappelijke taak om er financiering. Wij worden namelijk gefinancierd voor te zorgen dat de jongeren het juiste pad door het ministerie van Veiligheid en Justitie. De kiezen”, gaat Koopman verder. “Dat doen we met jeugdzorg wordt straks gefinancierd door de ge Halt, de leerplicht, de reclassering, de jeugdzorg meente, die bovendien ook nog eens 15 procent en alle andere organisaties. Het liefst zo dicht op de jeugdzorg moet bezuinigen.” mogelijk bij huis. Dat is ook het uitgangspunt Werkgelegenheid van de transitie jeugdzorg.” Het is mede om die Teeven blijft vooralsnog bij zijn beslissing. De reden dat burgemeester Eberhard van der Laan staatssecretaris stelt dat de landelijke capaciteit in het geweer kwam: “De mogelijkheid tot sa in de JJI’s groter is dan de huidige bezetting en menwerking met de lokale ketenpartners komt dat het daarom logisch is dat er JJI’s moeten (…) onder druk te staan en kan waarschijnlijk sluiten. Zeker omdat de verwachting is dat de niet op het huidige niveau gehandhaafd blijven. En de beperking van recidive is gediend met een criminaliteit verder daalt. Maar waarom hij uit goede voorbereiding van de gedetineerden op de gerekend de JJI uitkiest met een van de hoogste samenleving en een goede samenwerkingsrelatie bezettingsgraden die ook net nog eens voor 40 miljoen euro is verbouwd? Teeven stelt dat het met de ketenpartners.” Dat geldt zeker voor de noorden en het zuiden van het land al eerder leden van de Top600. Van der Laan: “Een in zijn getroffen door sluitingen in het gevangenis tensieve ketenaanpak met de lokale partners is wezen. Daarom is nu het westen aan de beurt. essentieel bij resocialisatie, zoals we zien bij de Koopman: “Het is natuurlijk vreemd dat de ‘Aanpak Top600’. Een mogelijk risico is dat de langetermijngedragsverandering van de jongeren staatssecretaris van Veiligheid werkgelegenheid die in Amsterbaken verblijven onder druk komt te belangrijker vindt dan veiligheid.” staan. Hierdoor neemt de kans op recidive toe.” De Tweede Kamer debatteert op 2 juli over het Risico veiligheidsbeleid van de staatssecretaris en in dat Koopman ziet nog twee belangrijke risico’s van debat zal de sluiting van Amsterbaken aan de orde de sluiting. “De kans bestaat dat de Amsterdamse komen. senheim of Lelystad. Laat staan vanuit Limburg of Groningen. Daar heb je alleen de dossiers van de jongens , maar niet de kennis van de lokale situatie.” FOTO: MARJA FAFIANI V Marjan Koopman: “Sluiting Amsterbaken bemoeilijkt de terugkeer van deze jongens in de samenleving.” NIEUWS erbijstering. Dat overheerst na de brief die Fred Teeven 14 mei naar de Tweede Kamer stuurde over de sluiting van Amsterbaken. Want dat is uitgerekend de JJI met een van de hoogste bezettingsgraden in Nederland. Afgelopen drie maanden konden nog 34 jongens wegens plaats gebrek niet worden geplaatst. Bovendien komt meer dan een kwart van de preventie gehechte jongeren in Nederland uit het zorggebied van Amsterbaken. Die moeten van de staatssecretaris in de toekomst naar Lelystad of Sassenheim. En als daar geen plaats is, maar naar Groningen of Limburg. “De kwaliteit van het programma dat Amsterbaken biedt is hoog”, stelt Koopman. Haar bureau ligt vol met papieren. Straks komt een groep Kamerleden zich op de hoogte stel len van het werk van Amsterbaken. “Wij bieden plaats aan tachtig jongeren die de kinderrechter hier plaatst vanwege het plegen van een misdrijf. Wij zijn niet alleen gericht op detentie, maar vooral ook op behandeling zodat de jongeren bij terugkeer in de samenleving niet meer reci diveren. Elke maandag komen hier de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, de William Schrikkergroep, gemeente Amsterdam en Reclassering Nederland bij elkaar. Samen maken we afspraken hoe we de jongeren aanpakken. Het is belangrijk dat dit vanuit het lokale veld gebeurt. Wij weten bijvoorbeeld of jongeren uit een probleemstraat komen, of ze een ‘leiderrol’ hebben in een groep hangjonge ren, wat de impact van vrijlating is op andere jongeren die we in beeld hebben. Op basis van die gegevens maken we samen een plan waar bij we de jongeren zodanig begeleiden bij de terugkeer in de samenleving dat de kans op recidive kleiner wordt. Dat lukt niet vanuit Sas DOO R : A N JA G E L D E R MA N S Promotieonderzoek: ARopMaat vermindert agressie Controlefuncties van de hersenen kun je trainen. Dat is volgens onderzoekster Larissa Hoogsteder het geheim van de behandeling Agressie Regulatie op Maat (ARopMaat) die De Waag biedt. Ze promoveerde 22 mei op dit onderwerp. “A RopMaat is ontstaan door mijn werk ervaring bij een justitiële jeugdinrichting. Ik merkte dat groepsgerichte behandeling van jongeren met een ernstig agressieprobleem vaak weinig of geen effect sorteert”, vertelt Larissa Hoogsteder, programmamanager bij De Waag. “Als jongeren verplicht naar groepsbijeenkomsten gaan, is de kans groot dat ze alleen hun tijd uitzitten en gevoelig blijven voor het negatieve gedrag van groepsgenoten. Dat helpt natuurlijk niet.” ARopMaat is bedoeld voor jongeren tussen de 16 en 24 jaar met ernstige agressieproblematiek. De behandeling bestaat uit verschillende modules met een op maat gemaakt individueel traject en twaalf groepsbijeenkomsten. Daarbij maakt ARopMaat gebruik van cognitieve gedragstherapie, mindfullness oefeningen en dramatherapeutische technieken. Het programma sluit daarmee aan bij huidige wetenschappelijke inzichten. Irrationele gedachten Bij ARopMaat leren jongeren hun impulsen beter beheersen en krijgen zij inzicht in hun gedrag. De behandeling is gebaseerd op het RNR-model (Risk Need Responsivity): hoe ernstiger de problematiek, hoe intensiever en langer de behandeling. Hoogsteder: “Het gaat erom dat ze baas worden over de eigen reacties. In de training geven we veel ruimte aan het verminderen van stress, leren focussen, het reguleren van emoties, rollenspellen en het verminderen van irrationele gedachten. We houden bij de training altijd rekening met de leerstijl van de jongere en kijken ook naar het totaalplaatje. Heeft de jongere bijvoorbeeld ADHD of is er sprake van verslaving? Dan worden ook die problemen behandeld.” Moraliseren De behandelingsduur varieert van vijf maanden tot anderhalf jaar. Hoogsteder: “Het duurt soms wel een half jaar voordat je echt contact hebt met een jongere. Daarna kan je pas echt aan de slag. De behandeling wordt afgerond als de doelen grotendeels zijn behaald.” Het verschil met andere therapieën is volgens Hoogsteder dat de meeste behandelingen te kort duren. “Ook zie je dat sommige behandelvormen gericht zijn op het moraliseren. Als je als behandelaar stelt dat het fout is wat de jongere doet, dan werkt dat vaak averechts. Bij deze jongeren moet je laten zien dat je begrip hebt voor hun situatie. Vervolgens kun je dan duidelijk maken dat het voor henzelf beter is als ze hun agressieve gedrag onder controle krijgen en op een andere manier leren reageren. Het helpt ook als je als behandelaar in hen blijft geloven. Ook als ze weer de fout in zijn gegaan. ”Uit het onderzoek van Hoogsteder blijkt dat ARopMaat leidt tot vermindering van agressie en dat de kans op recidive kleiner wordt. Hoogsteder: “Het is niet zo dat deze jongeren daarna geen problematisch gedrag meer vertonen. Wel vertonen ze minder vaak en minder heftig agressief gedrag. Maar ook dan heb je veel gewonnen.” ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN Larissa Hoogsteder promoveerde 22 mei aan de Universiteit van Amsterdam. 2 TRANSITIE DOO R : TA MA R A F R A N K E KORT Zaanse jeugdteams krijgen vorm ‘We zijn makkelijk te vinden en echt laagdrempelig’ ‘Veiligheid Leger des Heils goed’ De Inspectie Jeugdzorg deed onlangs onderzoek bij Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R) om zicht te krijgen op de kwaliteit van de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. De Inspectie concludeert dat het Leger des Heils goed zicht houdt op de veiligheid van kinderen en de veiligheidsrisico’s beperkt. De Inspectie stelt verder dat de professionals kinderen en hun ouders goed bij de hulpverlening betrekken. Als sterke punten noemt de Inspectie verder de outreachende, systematische en concrete manier van werken met gedegen plannen van aanpak en het inschatten van risico’s voor de veiligheid. Ook werkt men goed samen met ketenpartners. Meer informatie: www.legerdesheils.nl FOTO: SAKE RIJ PKEMA Ook Goal! coaches voor LVB-jongere Ineke Weeland, Judith Wolke en Annemarie Reijersen van Buuren van het Jeugdteam. Het team heeft binnenkort twee keer per week spreekuur. Daarvoor is geen verwijzing of indicatie nodig. Iedereen kan binnenlopen, bellen of zich via de website aanmelden. Kennisdelen De wat zwaardere problemen bij opvoeden en opgroeien. Daarvoor zijn de Jeugdteams in Zaanstad bedoeld. De nieuwe organisatie van de jeugdzorg krijgt in die gemeente al aardig vorm nu daar sinds enkele maanden de Sociale Wijkteams en de Jeugdteams actief zijn. Samen met de Centra Jong vormen zij het fundament voor de jeugdzorg na de transitie. Wat betekent dit in praktijk? Tamara Franke nam een kijkje. Ondertussen druppelen de andere leden van het Jeugdteam binnen. Het is tijd voor het wekelijkse casusoverleg. In een Jeugdteam zitten medewerkers van Spirit, MEE Amstel en Zaan, Jeugd GGZ, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, straathoekwerkers, jeugdverpleegkundigen en pedagogen. Deze aandagochtend 9.00 uur. Jeugd Een meisje met loverboyproblematiek. De moeder samenwerking moet leiden tot een snelle bescherming Regio Amsterdam belt heeft zelf aangifte gedaan bij de politie en via integrale uitvoering, waarbij vroegsignalering Jeugdteam Molenwerf. De politie heeft een Jeugdbescherming Regio Amsterdam kwam ze bij en preventie centraal staan en er wijkgericht melding gedaan over een onveilige situatie ons Jeugdteam. Dit is lastige problematiek, want wordt gewerkt. Judith Wolke, medewerker voor een jongetje van acht jaar. De ouders zijn het hele gezin leidt onder deze situatie. Hulp Jeugdteam en Spirit: “Eén gezin, één plan gescheiden en het jongetje is in het weekend verlening is dus noodzakelijk. Het gaat om de en één regisseur. We werken zoveel mogelijk bij zijn vader. Gisteravond probeerde de moeder, toekomst van dit meisje en van haar gezin.” vanuit de mogelijkheden van het gezin en de dronken, het jongetje eerder op te halen. mogelijkheden van het netwerk. De verschillende Samenwerken Schreeuwend en scheldend. De vader weigerde disciplines van het team bieden hierbij een grote Het Jeugdteam heeft binnenkort twee keer per zijn zoontje mee te geven, waarop de politie de meerwaarde. We hebben één keer per week week spreekuur. Daarvoor is geen verwijzing of moeder afvoerde. Volgens de politie is de kans casusoverleg en kijken dan wie tijd heeft en wie indicatie nodig. Iedereen kan binnenlopen, bel groot dat de moeder geweld gebruikt tegen het meest geschikt is voor welke casus. Daarnaast len of zich via de website aanmelden. Daarnaast beoordelen we welke inhoudelijke aanpak past hulpverleners. Dat is al eens eerder gebeurd. worden natuurlijk nog cliënten doorverwezen “Klinkt heftig”, zegt Ineke Weeland van bij een gezin.” Jeugdteam Molenwerf. “We gaan eerst maar eens door het schoolmaatschappelijk werk, de huisarts Het multidisciplinaire karakter komt ook naar of Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Maar contact opnemen met de vader en de moeder.” voren bij het huisbezoek. Judith: “We proberen natuurlijk ook door de Centra Jong en het Soci altijd met twee mensen te gaan. Ook vanuit de Laagdrempelig aal Wijkteam. De samenwerking met het Sociaal gedachte dat twee meer horen dan een. Maar Zaanstad telt vijf nieuwe Jeugdteams die jeug Wijkteam gaat overigens nog verder. Annemarie: ook om van elkaar te leren. Zo werk ik met digen en hun gezinnen ondersteunen bij de wat “Zij helpen bij alle problemen die niet opvoed Triple P en een collega is net met de cursus zwaardere problemen bij opgroeien en opvoeden. kundig zijn. Maar een gezin heeft altijd slechts begonnen. Om te zien hoe het in de praktijk De teams zijn laagdrempelig, werken samen met één regisseur.” werkt, gaat hij met mij mee op huisbezoek.” Centra Jong en Sociale Wijkteams en bevinden Caseload zich in de wijk. Jeugdteam Molenwerf zit samen Inschatten Rond de middag neemt de vader contact op Op dit moment is het aantal beschikbare uren met het Sociale Wijkteam tijdelijk in een leeg staande school. Annemarie Reijersen van Buuren, met Ineke en stelt haar gerust. Volgens de vader van de medewerkers nog een probleem. hoeft Ineke niet bang te zijn voor geweld door Annemarie: “Iedereen heeft zijn caseload vanuit projectleider van het Jeugdteam: “Uiteindelijk de moeder. Hij maakt zich ook absoluut geen de eigen organisatie meegenomen en die komen we samen met het Sociale Wijkteam in gezinnen moeten eerst worden ‘afgewerkt’. Maar een groot buurtcentrum, waar 1500 mensen per zorgen over de veiligheid van zijn zoontje. Hij is ervan overtuigd dat de moeder een goede uiteindelijk is de oude caseload weg en kunnen week gebruik van maken. Dan zijn we makkelijk moeder is en dat zijn zoontje daar veilig is. De we hier meer investeren in casuïstiek, intervisie, te vinden en dus echt laagdrempelig.” moeder schijnt een enkele keer heel erg dron trainingen en deskundigheidsbevordering. Dat Loverboy ken te worden en dan is er een scene, maar dat is wel mijn doel. Een zo professioneel mogelijk Ineke belt die ochtend meerdere keren met de is alles. De andere politiemeldingen waren van team dat goed en prettig met elkaar samenwerkt. moeder en de vader, maar kan beiden niet berei vergelijkbare situaties een aantal jaar geleden. Daarom lunchen we nu gezamenlijk tijdens het ken. Bij de politie vraagt ze de eerdere meldingen Maar de vader vindt het wel prettig als het wekelijkse casusoverleg. Zo leer je elkaar ook op op. Uit de verslagen blijken dat er twee te zijn; Jeugdteam nog contact opneemt met de moeder. een andere manier kennen.” een van twee jaar geleden en een van drie jaar “Ik ben blij dat de vader zo open en realistisch is. terug. “Dat klinkt al iets minder acuut. Voordat Een politiemelding is ernstig en ik maak me dan Aan het eind van de middag belt de moeder ik de beide ouders heb gesproken, onderneem ik toch zorgen over de veiligheid van het jongetje. terug. “Ze was meteen in de verdediging”, zegt geen actie. Ik ga nu eerst samen met de straat Maar de politie kan het natuurlijk ook verkeerd Ineke. “Maar ze heeft toch ingestemd met een hoekwerker op huisbezoek bij een ander gezin. inschatten.” gesprek. Morgenochtend ga ik bij haar langs.” M 3 Vanaf deze zomer werkt MEE Amstel en Zaan mee aan het Coachproject Goal! van RadarAdvies. Jongeren van 12 tot 23 jaar met een licht verstandelijke beperking worden daarbij aan een Goal! coach gekoppeld die door MEE wordt getraind en ondersteund. De coaches worden ingezet bij jongeren die de binding met school en werk dreigen te verliezen en daardoor dreigen af te glijden naar de Top600. De coach – een vrijwilliger die zich voor een jaar aan de jongere verbindt – onderhoudt wekelijks contact en begeleidt en ondersteunt de jongere op het gebied van school en werk of andere zaken waar hij in het dagelijks leven tegenaan loopt. Ze praten met elkaar en stellen samen, haalbare, doelen op. De coaches bieden zo een extra steun in de rug voor deze groep jongeren. Meer informatie: www.radaradvies.nl/goal Roparun in de jeugdgevangenis Maar liefst 294,30 kilometer binnen 24 uur liepen tien jongens van Amsterbaken. Hiermee zamelden ze € 2.112,29 voor de Roparun. Wethouder Eric van den Burg gaf donderdag 22 mei om 15.00 uur het startschot voor deze bijzondere estafetteloop, die geheel plaatsvond binnen de muren van de jeugdgevangenis. Door het ontbreken van vrijheid renden de jongens op twee loopbanden. Op vrijdag 23 mei om 15.00 uur bereikten zij met veel trots de finish. Deze bijzondere sponsoractie was een voorloper van de Roparun. Dit is een estafetteloop van meer dan 500 kilometer van Parijs en Hamburg naar Rotterdam waarbij hardlopers, in teamverband, een sportieve prestatie leveren om geld op te halen voor Stichting Ropa. Deze stichting zet zich in voor mensen met kanker. Meer informatie: www.spirit.nl Aandacht voor Leefklimaat bij Spirit Spirit heeft naast de besloten behandeling in Amsterbaken en De Koppeling, nog een aantal verblijfsgroepen, zoals XL- en leer-leefgroepen. Vanaf 2013 besteedt Spirit op alle leef- en behandelgroepen extra aandacht aan een positief leefklimaat. Dat moet gebeuren met een positieve sfeer, steun en groei. Een positief leefklimaat draagt bij aan de groeikansen en motivatie, meent Spirit. Jongeren leren zo problemen beter aan te pakken. Het versterkt het geloof van de jongere dat hij zelf verantwoordelijk is voor succes (of falen) en daarmee zijn zelfvertrouwen. Allen gaven in de Vragenlijst Leefklimaat aan hoe zij het verblijf bij Spirit ervaren. De pedagogisch medewerkers en de jongeren bespreken deze uitkomsten op de groep. Meer informatie: [email protected] COLOFON ‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van zestien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht verstandelijk beperkten in de stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, Cordaan Jeugd, De Bascule, GGZ inGeest, HVO-Querido, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, Leger des Heils, Lijn5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, Ons Tweede Thuis, Opvoedpoli, Spirit, De Waag en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Kernredactie Sarah Zagt (Spirit), Maureen Veurman (Jeugbescherming Regio Amsterdam), Bertie van der Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule) Redactie Eveline Wiebes (Arkin), Nel Pols (Cordaan Jeugd), Peter Heuseveldt (MEE Amstel en Zaan), Hiske Dibbets (De Waag), Elvira Draijer (William Schrikker Groep), Marc Onnen (HVO Querido), Maria Lichtendonk (Leger des Heils), Suzan van Dijk (Opvoedpoli), Ineke Barnhard (Ons Tweede Thuis), Daphne Wolthuis (Lijn5), Moniek Zijm (MOC ’t Kabouterhuis) Vaste medewerkers Marja Fafiani, Tamara Franke, Anja Geldermans, Maartje Hagar Treep, Brigitte den Hartog, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Arjan Post, Sake Rijpkema, Adelheid van Rossum, Wim Stevenhagen en Florence Tonk Redactieadres Jong aan de Amstel Postbus 38, 1540 AA Koog aan de Zaan. e-mail: [email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk CONTACTGEGEVENS Altra Rode Kruisstraat 32, 1025 KN Amsterdam 020 - 555 83 33 • [email protected] • www.altra.nl De Bascule Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Postbus 303, 1115 ZG Duivendrecht • 020 - 890 19 00 [email protected] • www.debascule.com Jeugdbescherming Regio Amsterdam Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 • [email protected] • www.jbra.nl Cordaan Jeugd IJzerwerkstraat 5, 1033 RJ Amsterdam 020 - 630 62 62 • [email protected] • www.cordaan.nl Passend onderwijs Op 1 augustus is het eindelijk zover. Dan wordt het ‘passend onderwijs’ van kracht. Dat wil zeggen dat leerlingen met een beperking of gedragsproblemen in steeds meer gevallen een plek in het reguliere onderwijs krijgen. Hoe staat het met de invoering van het passend onderwijs in de stadsregio Amsterdam? En welke hulp kunnen scholen verwachten van de jeugdzorg en de jeugd-ggz bij de opvang van leerlingen met een beperking of gedragsproblemen? Daarbij staan we stil op deze twee pagina’s. PASSEND ONDERWIJS DOO R : MA A RTJ E H AGAR T REEP Frits Otto: ‘Behoefte aan structuur, regelmaat en duidelijkheid’ Zeker niet slecht. Zo staat het met de invoering van het passend onderwijs in Amsterdam. Dat stelt Frits Otto, coördinator van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs. “Amsterdamse scholen zijn namelijk gewend aan verschillende kinderen. We raken hier niet zo snel ondersteboven van kinderen met wie iets aan de hand is. leerlingen die het echt nodig hebben. Ten tweede gaan er in Amsterdam relatief weinig leerlingen naar het speciaal onderwijs. Otto: “Je ziet dat de deelnemerspercentages aan het speciaal onderwijs per regio sterk verschillen. In het zuiden en oosten van het land ligt dat percentage veel hoger dan elders. Daar kun je je vraagtekens bij zetten.” Amsterdam, toch vaak gezien als stad met veel probleemleerlingen, heeft juist relatief weinig leerlingen die speciaal onderwijs volgen. Otto: “Op het voortgezet onderwijs van Amsterdam lopen ongeveer 40.000 leerlingen rond. Hiervan volgen er 1.200 speciaal onderwijs. Dat is relatief weinig.” H et schrikbeeld dat op 1 augustus ineens hordes probleemleerlingen de reguliere scholen binnenstromen is hardnekkig. “Alsof 1 augustus 2014 een magische datum is waarop scholen opeens geconfronteerd worden met passend onderwijs.” Otto verbaast zich over het apocalyptische beeld van de ‘grote omslag in het onderwijs’. “Het wordt vanaf augustus echt niet zoveel anders. De verandering is al eerder ingezet. Het is in feite een continu proces.” Zorg Getalsmatig mag de verandering niet groot zijn en het mag ook zo zijn dat scholen zich al op de invoering van het passend onderwijs hebben voorbereid, toch zal er het nieuwe schooljaar een en ander veranderen. Otto: “Scholen moeten in principe alle zorg die een leerling nodig heeft zelf leveren. Alle scholen hebben daarom minimaal acht uur per week maatschappelijk werk in huis en krijgen straks een ouder-kindadviseur. Verder komen er speciale lesprogramma’s voor Getallen Ook getalsmatig is de verandering niet zo ingrijpend. Althans niet in Amsterdam. Ten eerste blijft het speciaal onderwijs bestaan voor PASSEND ONDERWIJS Hoe ga je als docent om met een ‘ingewikkelde’ leerling? Die vraag is actueel nu het passend onderwijs wordt ingevoerd. De ambulante begeleiders van Altra kunnen docenten in het voortgezet onderwijs en het mbo begeleiden. “Een ambulante begeleider is de schakel tussen docent en leerling”, vindt Anton Okkels, afdelingsmanager van Altra en coördinator Orion. HVO-Querido Eerste Ringdijkstraat 5, 1097 BC Amsterdam 020 - 561 90 90 • [email protected] • www.hvoquerido.nl L eerkrachten hoeven niet opeens maat schappelijk werkers te worden, stelt Okkels gerust. Leerkrachten blijven gewoon lesgeven, maar ze krijgen er uiteraard wel leerlingen ‘met bagage’ bij. Dat betekent niet dat ze een hele studie moeten maken over wat ADHD of autisme inhoudt. Okkels: “In de nieuwe situatie krijgen ze tips van professionele hulpverleners over hoe ze het beste met leerlingen kunnen omgaan. Ik ben ervan overtuigd dat als een docent deze tips ter harte neemt er weinig problemen zullen zijn.” Een docent moet namelijk weten hoe hij welke leerling moet benaderen. Okkels: “Zo valt bij autistische leerlingen met juiste begeleiding een hoog rendement te halen. Jongeren met autisme werken graag volgens afspraak. Dat geeft hen veiligheid. Maar een leerling met ADHD zit helemaal niet te wachten op begeleiding. Je kunt zo’n leerling het beste aanspreken op de gang. En als er echt wat aan de hand is, moet je zorgen dat je er voor deze leerling bent.” Jellinek Jeugd / Punt P 2e Constantijn Huygensstraat 39, 1054 CP Amsterdam 020 - 590 55 55 • www.jellinek.nl • www.puntp.nl Leger des Heils - Goodwillcentra Amsterdam Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam 020 - 630 11 11 • [email protected] www.legerdesheils-goodwillcentra.nl Lijn5 Postbus 43, 1970 AA IJmuiden 088 - 513 13 13 • [email protected] • www.ln5.nl MEE Amstel en Zaan Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam 020 - 512 72 72 • [email protected] • www.meeaz.nl MOC ’t Kabouterhuis Amsteldijk 196, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51 [email protected] • www.kabouterhuis.nl Ons Tweede Thuis Vuurdoornstraat 11, 1431 RM Aalsmeer • 0297 – 353 800 [email protected] • www.onstweedethuis.nl Opvoedpoli Houtmankade 332, 1013 RR Amsterdam, 020 – 463 43 82 [email protected] • www.opvoedpoli.nl Begrip Spirit Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 - 5400 500 • [email protected] • www.spirit.nl Maar hoe weet een docent nu hoe hij met een leerling moet omgaan? Daar biedt de ambulant begeleider uitkomst. Deze kweekt begrip voor de leerling en biedt praktische oplossingen. Okkels: “Soms hebben leerlingen een erg korte spanningsboog. Van een uur les krijgen ze soms De Waag - Amsterdam Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam 020 - 740 00 00 • [email protected] • www.wsg.nu Er wordt wel een aanpassing van docenten gevraagd, beaamt Otto. Maar die aanpassing heeft een grens. “Een biologieleraar kan zich echt niet elke dag bezighouden met wat ADHD of ASS betekent. Dat is niet de weg.” Wat dan wel? Otto: “Een school moet docenten scholen in klassenmanagement. Een school moet zorgen dat een docent zijn lessen didactisch goed organiseert. Een gevleugelde uitspraak is: wat goed is voor een leerling met autisme, is goed voor bijna alle leerlingen. Iedere leerling heeft behoefte aan structuur, regelmaat en duidelijkheid. Simpel. Het gaat om het veranderen van de pedagogische houding en acceptatie dat sommige leerlingen anders zijn.” Maar ook daaraan zit een grens, beaamt Otto. “Als een leerling teveel van docenten vraagt is er altijd nog de mogelijkheid van een tussenvoorziening of desnoods het speciaal onderwijs. Want leerlingen die echt speciaal onderwijs nodig hebben, krijgen dat ook na augustus.” Ambulante begeleiding: Samen zorgen dat leerling het redt Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl William Schrikker Groep Grens DOO R : MA A RTJ E H AGAR T REEP GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Zeeburgerpad 12-b, 1018 AJ Amsterdam 020 - 462 63 33 • [email protected] probleemleerlingen en kunnen scholen een beroep blijven doen op ambulante begeleiders.” Leerkrachten blijven gewoon lesgeven, maar ze krijgen er wel leerlingen ‘met bagage’ bij. 4 maar tien minuten mee. Spreek dan met andere leerlingen af of ze elkaars aantekeningen mogen gebruiken.” Ambulante begeleiders staan ten dienste van de school, benadrukt Okkels. “We nemen de boel niet over. Als de school zegt: dit willen we absoluut niet, doen we het niet. Het zijn uiteindelijk hún leerlingen.” Interessant Welke leerlingen mag Altra eigenlijk begeleiden? Okkels: “Op dit moment zijn dat alleen leerlingen met een indicatie, maar vanaf 1 augustus is het aan de school om te bepalen wie hulp nodig heeft. Dat kan een leerling zijn, maar soms is het veel interessanter om de docent te begeleiden.” Zo kunnen docenten leren signalen te herkennen wanneer een leerling in de problemen raakt. “Leerlingen trekken lang niet altijd aan de bel. Ze raken soms in zichzelf gekeerd en gedragen zich ‘lekker rustig’, dus worden vergeten. Een andere indicatie is als leerlingen gaan verzuimen of opeens slechte cijfers halen.” Meer informatie: www.altra.nl PASSEND ONDERWIJS DOO R : S U Z A N H I L HO RST KORT Kinderen met een ernstig meervoudige beperking Kenniscentrum begeleidt scholen bij omgang probleemgedrag Mark Bent koninklijk onderscheiden Voormalig bestuurder bij Spirit, Mark Bent, is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Burgemeester Jan Broekhuis van Hillegom spelde hem donderdag 24 april de versierselen op die horen bij deze onderscheiding. De uitreiking vond plaats tijdens zijn afscheid. Mark Bent kreeg de onderscheiding vanwege zijn jarenlange energieke, innovatieve en trouwe inzet voor de jeugd in en om Amsterdam en de jeugdzorg in Nederland. Meer informatie: www.spirit.nl intervisietraject, waarin leerkrachten elkaar vertellen hoe ze reageren op bepaald gedrag van een leerling. Zo kan je elkaar als team ondersteunen. Maar, we richten ons óók op het voorkomen van probleemgedrag. Dat kan door leerkrachten te leren zich in een vroeg stadium aan te sluiten bij de onderwijsbehoeften van kinderen.” Handelingsgericht De Bascule hanteert tijdens de begeleiding de principes van het handelingsgericht werken (HGW). Verwoerdt: “De HGW-cyclus bestaat uit vier elementen: waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren. De leerkrachten leren eerst goed te kijken: Wat zie je? Daarna volgt het begrijpen wat je ziet, het maken van een plan en vervolgens het uitvoeren van dat plan. Als de cirkel rond is, kom je weer bij het begin: Wat zie je nu? Heeft het plan gewerkt?” Elke stap vraagt specifieke aandacht. Verwoerdt: “Goed waarnemen is belangrijk. Soms lijkt het dat bepaald probleemgedrag vaak voorkomt, maar als je turft blijkt het soms mee te vallen of is het juist nog erger dan gedacht. Verder denken we mee over de problematiek van een leerling. Wat vraagt dat van de leerkracht? Welke werkvormen kan deze inzetten. De leerkracht maakt uiteindelijk zelf de vertaalslag naar de praktijk. Hij is immers de onderwijsprofessional.” Het Kenniscentrum richt zich ook op het voorkomen van probleemgedrag. W at biedt ‘Omgaan met gedrag’? Verwoerdt: “We hebben een uitgebreide intake: waar is behoefte aan en wat is er al gedaan? Wil een school bijvoorbeeld specifiek informatie over ADHD of willen ze weten welke invloed een leerling met ADHD kan hebben op de groepsdynamiek?” Na de intake presenteert het Kenniscentrum een begeleidingsplan. “Een traject duurt ongeveer twee jaar. In die tijd krijgen leerkrachten de kans het geleerde in praktijk te brengen en te evalueren.” Op maat Om begeleiding op maat te kunnen bieden, ontwikkelt het Landelijk Kenniscentrum Passend Onderwijs voortdurend nieuwe modules. Verwoerdt: “We zien dat er veel behoefte is aan kennis van gedragsproblemen, maar elke school heeft andere vragen. Daarom blijven we onze modules voortdurend ontwikkelen, zodat we de begeleiding kunnen bieden die bij die specifieke school past.” Intervisie Het programma telt acht tot tien teamtrainingen, die telkens uiteenvallen in twee onderdelen; kennisoverdracht en vaardigheidstraining. Verwoerdt: “Zo bieden we bijvoorbeeld een Meer informatie: [email protected] Een psychotische moeder die met haar pas geboren baby staat te zwaaien door de kamer. Een tienermoeder die bij haar opvoedkundig onmachtige ouders thuis met haar jonge baby in grote onveiligheid verkeert, maar wegens schulden niet in aanmerking komt voor een eigen woning en dakloos dreigt te worden. Een nog steeds kwetsbaar meisje met een PASSEND ONDERWIJS DOO R : S U Z A N H I L HO RST lang jeugdzorgverleden heeft met hulp van vele dure jeugdzorginterventies haar leven redelijk op orde gekregen, maar moet omdat ze 18 wordt uit haar begeleid wonen project vertrekken. Een moeder uit Nigeria die geen Nederlands spreekt, kampt met grote schulden Psychologen helpen scholen bij traumatische voorvallen die leiden tot dermate grote stress dat ze haar twee kinderen regelmatig met een stok fysiek mishandelt. Een jongen van 14 gaat al twee jaar niet meer naar school en drijft zijn (van zijn vader gescheiden) moeder die totaal geen vat meer op hem heeft regelmatig tot wanhoop. Een willekeurige greep uit het soort uitdagingen dat op de gemeenten afkomt als zij vanaf 1 januari 2015 integraal verantwoordelijk worden voor de jeugdzorg. Daarmee ontstaat een historische kans om de jeugdzorg duurzaam te transformeren. De belangrijkste succesvoorwaarde voor een zorgvuldige transitie en een duurzame transformatie van de jeugdzorg is dat gemeenten zich tot deskundige opdrachtgevers ontwikkelen. Dit boek is geschreven met als doel om gemeenten verder te helpen in hun ontwikkeling richting deskundig opdrachtgeverschap. Dit gebeurt in de vorm van 55 concrete tips voor deskundig opdrachtgeverschap. Door de tips uitgebreid toe te lichten, wordt ook veel praktische informatie over Een klasgenoot die wordt vermoord door zijn moeder. Een leraar die ernstig wordt mishandeld. Gelukkig komt het zelden voor. Maar als het wel gebeurt, hoe moet een school reageren op dergelijke traumatische gebeurtenissen? Wat doe je met de leerlingen? Wat zeg je tegen de ouders? Het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) biedt sinds kort uitkomst. De werkboeken bij de methode Traumagerichte Cognitieve Gedragstherapie verschenen onlangs onder de titel: ‘Versterken en verwerken’. Het gaat om werkboeken voor therapeuten, ouders en kinderen/jongeren. De werkboeken horen bij de handleiding van Cohen, Mannarino & Deblinger ‘Behandeling van trauma bij kinderen en adolescenten met de methode Traumagerichte Cognitieve Gedragstherapie’ (TF-CBT). De Bascule haalde deze methode in 2006 vanuit Amerika naar Nederland. Renée Beer en Ramon Lindauer van het Centrum voor Trauma en Gezin zijn geaccrediteerd TF-CBT-trainer. Zij geven TF-CBT-trainingen in Nederland en schreven samen deze werkboeken die men kan gebruiken in de behandeling van getraumatiseerde kinderen, jongeren en hun ouders. De werkboeken zijn te bestellen bij Bohn Stafleu van Loghum. de jeugdzorg verstrekt. De gemeenten worden opdrachtgever van de jeugdzorg, maar al- en actie datzijn is ook preciestot een het doel. meren we leerkrachten over de reacties die ze van leenvonden door gezamenlijke transitie en transformatie succes te maken.Wanneer Daarom is het boek ook interessant voor alle andere organisaties en betrokkenen bij de jeugdzorg. een probleem niet weggaat, bijvoorbeeld als een leerlingen kunnen verwachten.” leerling afwijkend gedrag blijft vertonen, dan Erik Gerritsen is sindswe 2009 bestuursvoorzitter Bureau Jeugdzorg Praten verwijzen door naarvaneen passende hulpverle Agglomeratie Amsterdam, vanaf 3 april 2014 Jeugdbescherming regio (www.jbra.nl). Daarvoor was hij onder meer 7 jaar gemeenHet crisisteam adviseert docenten bij het gesprek Amsterdam ningsinstantie.” tesecretaris van Amsterdam. In 2011 promoveerde hij op het proefschrift ‘De slimme gemeente nader beschouwd: hoe de lokale overheid een met hun klas. “We adviseren docenten bijvoor bijdrage kan leveren aan het oplossen van ongetemde vraagstukken’. Erik heeft een eigen website www.deslimmeoverheid.nl en is op Twitter te beeld kinderen te vragen of ze eerder iets moei volgen Meer www.psynip.nl onder informatie: @egerrit. lijks hebben meegemaakt, en hoe ze daar toen mee omgingen. Zo kunnen de leerlingen van elkaar leren. Als een docent zo’n gesprek moeilijk vindt, dan kunnen we meegaan om het samen te doen.” Ook de ouders van leerlingen krijgen aandacht. Kroezen: “Vaak is de eerste opvang het belang adat in 2004 een docent werd doodgestoken rijkst. We gaan mee met de directie en helpen bij door een leerling op het Haagse Terracol het beantwoorden van vragen. Soms sturen we lege, werd duidelijk dat er in Nederland geen een brief waarin we vertellen welke reacties de netwerk is voor scholen die met een crisis te ouders van hun kinderen kunnen verwachten en maken krijgen. Het Nederlands Instituut voor wanneer ze aan de bel moeten trekken.” Psychologen (NIP) sloot zich daarom aan bij het Help de helper internationale netwerk CINS, dat schoolpsycho Het crisisinterventieteam biedt in principe geen logen traint in het begeleiden van scholen in de directe hulp. “Help de helper,” vat Kroezen sa dagen na een crisis. Een van die schoolpsychologen is Ingrid Kroezen, men: “Wij denken dat docenten hun leerlingen het beste zelf kunnen helpen. Het crisisteam is er tevens zorgcoördinator bij Altra: “Het NIP-CINS alleen voor de eerste dagen na de crisis, daarna werkt met vrijwilligers. Als een school hulp vraagt bij een crisis, zoeken we twee aangesloten moet de school het op eigen kracht kunnen.” Een paar dagen lijkt kort, maar volgens Kroezen schoolpsychologen uit de regio om de school te begeleiden.” Die begeleiding richt zich vooral op is dat vaak meer dan genoeg: “We merken al snel het organiseren van hulp. Kroezen: “We adviseren dat we onszelf gaan herhalen of dat er minder Hoe moet een school reageren op traumatische directie over hoe ze het de ouders, het personeel ouders of docenten komen naar de groepsbij gebeurtenissen? eenkomsten. Ze hebben dan hun eigen weg ge en de media kunnen vertellen. Daarnaast infor 24059.1130-1403.Boek JB 55 tips cover 155-235+rug-FC.indd 1 N 5 Hoe overleef je als gemeente de tranisitie jeugdzorg? 55 tips voor deskundig opdrachtgeverschap Welke invloed heeft een leerling met ADHD op het groepsgedrag? Hoe ga je om met een leerling met autisme? Die vragen zijn actueel nu scholen op de drempel staan van de invoering van het passend onderwijs. Het Landelijk Kenniscentrum Passend Onderwijs (LKPO) van de Bascule kan scholen hierbij begeleiden, onder andere met het programma ‘Omgaan met gedrag’. “De kracht van het programma zit in het versterken van schoolteams en het samen zoeken naar een goede aanpak”, stelt projectleider Anja Verwoerdt. ‘Versterken en v erwerken’ Hoe overleef je als gemeente de transitie jeugdzorg? 55 tips voor deskundig opdrachtgeverschap Erik Gerritsen 19-03-14 11:33 Hoe overleef je de t ransitie? Erik Gerritsen, directeur Jeugdbescherming Regio Amsterdam, schreef voor gemeentes een boekje over hoe ze zich kunnen voorbereiden op de transitie jeugdzorg. ‘Hoe overleef je als gemeente de transitie jeugdzorg? 55 tips voor deskundig opdrachtgeverschap.’ Vanaf 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Gerritsen geeft gemeenten concrete tips voor deskundig opdrachtgeverschap. In die tips geeft Gerritsen veel praktische informatie over het jeugdzorgveld. Dat is niet alleen handig voor gemeenten, maar voor iedereen die betrokken is bij de transitie. Het boekje telt 231 pagina’s en is voor e 12,50 te bestellen via [email protected] PROGRAMMA’S KORT Switch en Naschoolse Dagbehandeling naar Ru Paréschool De Naschoolse Dagbehandeling van Lijn5 zit sinds februari in de nieuwe lokalen van de voormalige Ru Paréschool. Kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking krijgen hier groepsgerichte behandeling na schooltijd en leren (sociale) vaardigheden. Ook het TC Switch zit sinds kort op deze locatie. Switch is er voor jongens die (tijdelijk) zijn uitgevallen op school en niet in staat zijn een passende opleiding of werkplek te vinden en te behouden. Switch helpt ze daarbij. Deze jongens, van 16 tot en met 25 jaar, hebben ernstige gedragsproblemen, of zijn in aanraking geweest met justitie en volgen bij TC Switch een individueel trainingstraject. THEMANUMMERS ‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/4Basisonderwijs december 2003 2004/1Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3Crisishulp* november 2004 2005/1Huiselijk geweld maart 2005 2005/2Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1Armoede maart 2006 2006/2Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 L icht verstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1Hulp aan huis maart 2007 2007/2Veiligheid juni 2007 2007/3Autisme* oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4Preventie december 2008 2009/1Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2Pleegzorg juni 2009 2009/3Jonge moeders oktober 2009 2009/4Vroegtijdige signalering* december 2009 2010/1Licht verstandelijk beperkten maart 2010 2010/2Passend basisonderwijs juni 2010 2010/3Jeugdzorg in een strafrechtelijk kader oktober 2010 2010/4Opvoedondersteuning december 2010 2011/1 Alcohol en drugs maart 2011 2011/2 Vrije tijd, sport en cultuur juni 2011 2011/3 Multiprobleemgezinnen oktober 2011 2011/4 Seksueel misbruik december 2011 2012/1Samenwerken met ouders maart 2012 2012/2Passend onderwijs juni 2012 2012/3Netwerkondersteuning oktober 2012 2012/4Transitie november 2012 2012/5 18-plus december 2012 2013/1 Digitale hulpverlening maart 2013 2013/2 Autisme juni 2013 2013/3 Voeding oktober 2013 2013/4 Jeugdzorg en volwassenen-ggz december 2013 2014/1 Vechtscheidingen maart 2014 2014/2 Top600 juni 2014 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn op te vragen via: [email protected]. Alle nummers zijn als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig, alleen nog digitaal DOO R : A N JA G E L D E RMAN S Parent-Child Interaction Therapy: Geen strijd meer met je kind Radeloos kun je worden als je kind niet luistert, constant scènes schopt en niet wil eten of slapen. Bij de Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) leren ouders weer op een positieve manier met hun kind omgaan. Vervolgens krijgen ze handvatten om hun kind te laten luisteren. “D e relatie tussen ouder en kind kan al vlak na de geboorte verstoord raken”, zegt Lidewei Chavannes, klinisch psychologe en psychotherapeute bij de Opvoedpoli in Amsterdam-Noord. “Je voelt je machteloos als je kind niet eet of slaapt, veel huilt en zich vervolgens niet laat troosten. Dan heb je als ouder het gevoel dat je een kind niet kan geven wat het nodig heeft. Of dat je als ouder niet goed genoeg bent voor je kind. Dat voelt als falen en dat is afgrijselijk.” PCIT is geschikt voor kinderen tussen de anderhalf en zeven jaar met gedragsproblemen. “Het gaat om kinderen bij wie de hele dag door ‘gedoe’ is. Juist omdat de kinderen nog zo klein zijn, voelen ouders zich verscheurd. Je wilt ze graag alles geven, maar dat lukt niet. Daardoor vinden de ouders de opvoeding vaak heel zwaar, raken ze uitgeput en kan de situatie thuis escaleren. Sommige ouders denken op een gegeven moment dat hun kind expres niet wil eten of slapen om hen te pesten. Zo noemde een radeloze moeder haar kind een ‘wolf in schaapskleren’.” de ouders korte, adequate aanwijzingen te geven. Als het kind na eenmaal waarschuwen niet luis tert, moet het op een aparte stoel zitten. In feite gaat het over de vraag: wie is de baas? De theorie hierachter zegt dat kinderen zich veilig voelen als hun ouders de leiding hebben en nemen. Het is niet goed als je iets tien keer moet vragen, dan wordt de sfeer negatief. Verder leer ik de ouders veel positieve feedback te geven en dingen te negeren die niet werkelijk van belang zijn.” Chavannes en haar PCIT-collega’s boeken goede resultaten met deze behandeling, die evidence based is. “PCIT is gebaseerd op de gehechtheid theorie. Een heel wijze theorie, die ervan uitgaat dat de heling van de relatie de basis is.” Contraindicaties voor deze behandeling zijn autisme of zwakbegaafdheid bij het kind. “Maar ook deze kinderen krijgen we graag binnen. Niet vanwege deze therapie, maar dan kunnen we ouders via andere wegen helpen. Een andere contra-indicatie is een onveilige thuissituatie. Maar ook dan willen we graag dat ouders langskomen, dan gaan we eerst met dat probleem aan de slag.” Meer informatie: Lidewei Chavannes ([email protected]) Coaching Bij de PCIT-behandeling komen de ouders samen met hun kind. In de eerste fase van de behandeling leren de ouders met hun kind te spelen. Zij worden daarbij door de therapeute gecoacht. “Ik neem plaats achter een ‘one way screen’ en via een oortje staan de ouders met mij in contact. Ik geef ze duidelijke aanwijzingen en leer ze het kind te volgen in zijn spel. Het kind voelt zich daardoor gezien en begrepen. Ook thuis moeten ze dagelijks vijf minuten oefenen. Dat is best intensief. Maar op een gegeven moment zie je dat het spelen gemakkelijker gaat en dat de ouders en het kind samen momenten van echt plezier hebben. Zo ontstaat er weer ruimte in de relatie.” Aparte stoel Als de ouders de spelvaardigheden beheersen, start Lidewei Chavannes: “Op een gegeven moment zie je dat de ouders en het kind samen weer echt plezier de tweede fase. Hierin leren de ouders hoe het kind naar ze gaat luisteren. Chavannes: “We leren hebben.” PROGRAMMA’S DOO R : TA MA R A F R AN KE Jonge verslaafden vereisen integrale aanpak Een verslaving kan het leven van een jongere volkomen ontwrichten. Aanpak van alleen de verslaving heeft dan weinig zin. Er is een integrale aanpak nodig die zich ook richt op de omgeving. Het ‘Jellinek Outreachend Team’ van Mentrum, kortweg JOT, biedt specialistische zorg aan mensen met een complexe verslaving en andere psychiatrische problemen. cliënt op. Waar dat ook is. Thuis of op straat. We doen alle moeite om contact te maken. En bij een eventuele opname blijven we betrokken bij de behandeling.” Door naastbetrokkenen te coachen in hoe om te gaan met hun zieke en/of ontwrichtende gezinslid wordt het herstel bevorderd.” Maatwerk Het JOT is multidisciplinair. De medewerkers zijn maatschappelijk werkers, SPH-ers, (sociaal psychiatrisch) verpleegkundigen, verslavingsartsen, psychologen en psychiaters. De teams bieden hoogintensieve zorg op basis van een casemanagementmodel. Age: “Zo inventariseren we de problemen op de diverse levensgebieden. Iedere werknemer is geschoold in motiverende gespreksvoeringen en binnenkort worden de medewerkers opgeleid om te werken volgens ‘Community Reinforcement Approach’, dat is gebaseerd op belonen van gewenst gedrag. De duur van de behandelingen varieert. “Soms is een cliënt in een half jaar al klaar voor een leefstijltraining of cognitieve gedragstherapie, in andere gevallen behandelen we iemand jaren.” “We behandelen jongeren vanzelfsprekend samen met Jellinek Jeugd”, gaat Age verder. “Samen kijken we waar een jongere het best op z’n plek is. In eerste instantie komen jongeren van rond de twintig bij Jellinek Jeugd terecht, maar soms is de problematiek te complex. Het JOT heeft op zich geen aparte afdeling of aanpak voor de jongeren, maar door het leveren van maatwerk bieden we de hulp die het beste bij de jongere past. Zo is er wel degelijk enig verschil in de aanpak van jongeren. Alleen al omdat de ontwikkeling van het brein of invloed die ouders hebben wezenlijk anders is dan bij de gemiddelde volwassene met verslaving. We maken daarom samen met de cliënt een behandelplan. Hierdoor is het JOT goed in staat jongeren effectief te behandelen.” Age: “Voor jongeren betekent integrale aandacht dat we de rest van het gezin hierbij betrekken. Verslaving betekent vrijwel altijd een verstoring in de relatie met ouders of andere gezinsleden. “D e nadruk ligt op een integrale aanpak”, zegt JOT-medewerker Age ter Veen. “Complexe verslaving staat namelijk zelden op zich. Vaak liggen er andere problemen aan ten grondslag. We zien regelmatig naast verslaving andere stoornissen, zoals angst, depressie, ADHD, autisme of een persoonlijkheidsstoornis. Maar langdurig middelengebruik veroorzaakt op zich zelf ook problemen, zoals een verstoorde relatie met naastbetrokkenen of het verliezen van huis of werk. Het is complex en het heeft geen zin de problemen geïsoleerd aan te pakken. Daarom biedt het JOT een integrale aanpak.” En het JOT werkt ‘outreachend’. “We zoeken de 6 Motiveren Meer informatie: Age ter Veen (020 – 590 14 00) THEMA: TOP600 Met zorg aangepakt Lik op stuk en intensieve zorg, ook voor de broertjes en zusjes. Met die combinatie pakte de gemeente de 600 jongvolwassenen aan die verantwoordelijk zijn voor 15.000 politiecontacten in vijf jaar. Top600. Dat werd de naam van de nieuwe aanpak. Amsterdam en de omliggende gemeenten startten in mei 2011 met dit regionale programma. Inmiddels zijn we drie jaar verder. Werkt het programma? Welke bijdrage levert de jeugdzorg? Jong aan de Amstel bracht alle betrokkenen een bezoekje. 7 Programmamanager Petra Nijmeijer 8 De regisseurs: ‘Er vallen geen gaten meer’ 9Intensieve Forensische Aanpak: Vruchtbare wisselwerking tussen zorg, dwang en drang Topzorg voor de zwaarste categorie recidivisten 10 Preventie Interventie Team: ‘Eén duidelijke lijn’ 11 Jeugd-ggz: ‘Een kliniek zonder muren’ 12 Rosario: ‘Ik ben anders gaan denken’ DOOR: MARTIN GERRITSEN Programmamanager Petra Nijmeijer ‘We zetten fors in om iets positiefs te bewerkstelligen’ Drie pijlers De Aanpak Top600 kent drie pij lers; Lik op stuk, intensieve zorg en aanpak broertjes en zusjes. Met Lik op stuk zorgen politie en openbaar erwacht niet dat de mensen ministerie ervoor dat de subjecten hebben gesproken over Top600die uit ons programma direct de gevolgen van hun daden personen en zelfs over toppers, maar stromen ineens modelburgers zijn in voelen, onder andere door extra in uiteindelijk werd het subjecten.” driedelig pak met een kantoorbaan zet en een ‘fastlane’ voor het hoger De Informatie Verzamel Groep van van negen tot vijf”, zegt Nijmeijer. beroep. Gemiddeld zitten 150 tot de Top600 neemt als eerste het “We geven ook niet de garantie dat 190 van hen gedetineerd. Met de dossier van een subject grondig ze nooit meer wat doen. Maar deze aanpak van de broertjes en zusjes wil onder de loep en verzamelt zoveel aanpak zorgt er wel voor dat het de Aanpak Top600 voorkomen dat mogelijk informatie. Vervolgens risico aanmerkelijk kleiner is.” Cijfers zij doorstromen in de criminaliteit. gaat het dossier naar de Weegploeg. spreken wat dat betreft boekdelen. De De Weegploeg bepaalt welke Intensieve zorg moet een blijvende recidive van de jongens uit de Top600 samenwerkingspartner het beste de gedragsverandering bij de jongeren nam in totaal met 53 procent af. bewerkstelligen. “Er zijn ongeveer regie in handen kan nemen. veertig partijen bij de Aanpak betrok Nijmeijer: “De rol van de regisseur Juwelier Hund ken”, gaat Nijmeijer verder. “Het is is enorm belangrijk. Deze is De gemeente Amsterdam startte niet zo dat organisaties nu met deze verantwoordelijk voor het subject. in mei 2011 met de ‘Aanpak Van begin tot het eind, en dan bedoel nieuwe aanpak ineens iets heel anders Top600’. Het primaire doel was doen, tenzij ze ook Top600-regisseur ik niet van het begin tot het eind het terugbrengen van zogenaamde van de taak van de eigen organisatie, zijn uiteraard. Dat zou ook gek zijn. ‘high impact crimes’, zoals over maar van opsporen tot en met Nazorg Iedereen doet zijn of haar eigen werk; vallen, woninginbraken en geweld de focus op een groep en de rol van Detentie. Van in- tot (hopelijk) pleging. Het tweede doel is zo’n regisseur maakt echter dat de uitstroom. langetermijngedragsverandering timing beter op elkaar is afgestemd Ongeveer tien organisaties leveren vanuit de wetenschap dat alleen en dat soms tussen niet-natuurlijke regisseurs, verspreid over de hele lik op stuk daarvoor veelal niet keten, zoals politie, OM, reclassering, partners informatie wordt gedeeld. De voldoende is. “Het is een dynamische Jeugdbescherming, GGD en DWI. De lijnen zijn korter, er zijn snelle esca lijst”, legt Nijmeijer uit. “Elk half jaar regisseur komt binnen vier weken latiemogelijkheden voor regisseurs. actualiseren we de lijst. Aan de hand Als er bijvoorbeeld een indicatie van met een Plan van Aanpak. Dat plan van objectieve criteria kijken we wie het CIZ nodig is en het proces loopt bespreekt hij in het ITAT (Interventie uitstroomt en wie instroomt. Sinds moeizaam, escaleren we dit direct op Toetsings- en Adviesteam – red.), het begin van de Aanpak zijn 307 directieniveau. Wat geen garantie is waarin alle partners zitten. Die personen uitgestroomd omdat ze niet samenwerking loopt prima, terwijl voor het afgeven van een indicatie, meer aan de criteria voldoen. Er komt zorg en straf niet per definitie een maar wel garantie voor aandacht voor ieder half jaar een vergelijkbaar aantal goed huwelijk vormen. Hierdoor liep zo’n zaak.” bij. We blijven ons richten op een de samenwerking vroeger niet altijd Niet-willers aantal van 600. vanzelf. Hier lukt dat veel beter, al “Natuurlijk zijn er mensen bij wie we blijft het arbeidsintensief en blijft Toppers een regisseur nodig, ook als smeerolie alles hebben geprobeerd en niets lijkt Subjecten heten de jongens van de te lukken”, geeft Nijmeijer toe. “Die tussen verschillende organisaties. Top600. “Iedere organisatie heeft subjecten filteren we er nu uit. Voor Maar het werpt vruchten af. Ik denk zijn eigen naam voor deze groep, dat dat komt omdat we ons focussen hen houden we nu een ITAT-Plus met vaak passend bij de eigen rol en taak: op een groep en dat er een bestuurlijk een paar experts, waarin we kijken cliënten, patiënten, boeven. Vandaar welke mogelijkheden er nog zijn voor commitment is van alle partijen. En dat we een neutrale naam zochten een monitor tot op casusniveau houdt deze ‘niet-willers’. Ik ben daar positief die voor iedereen acceptabel is. We over. Zo hadden we twintig regisseurs iedereen scherp. ” “V 7 die niet meer wisten wat ze met een subject aanmoesten. In zeventien van de twintig gevallen vonden we toch een opening, bijvoorbeeld in de vorm van een buddy, een baan in de super markt of juist inzetten op de ouders met opvoedondersteuning. En wel licht blijven er na een ITAT-Plus nog mensen over met wie het echt niet lukt. Dat moeten we onder ogen zien. Hoe groot die groep is, weet ik niet. Misschien vijftig, misschien honderd. Hoeveel je hier op inzet en hoe lang je dit blijft doen, is uiteindelijk een bestuurlijke afweging”. “Maar”, zo besluit ze. “Ik kijk vooral ook naar het positieve, naar hetgeen we wel bereiken. Er waren mensen die drie jaar geleden zeiden dat dit een opgegeven groep was en de overheid machteloos stond. Nu weten we bij velen iets positiefs te bewerkstelligen, waarbij minder recidive de eerste belangrijke stap is bij gedragsverande ring. Soms door een positief rolmodel. Soms door de focus te verleggen. Ik vind het dan ook in die zin posi tief dat er nu wordt gesproken om de Top600 uit te breiden naar een Top1500. Niet omdat er meer veelple gers van ‘High Impact Crimes’ zouden zijn, maar als bevestiging dat de aanpak werkt en op meer vormen van criminaliteit kan worden toegepast. Dat vind ik een groot compliment voor ons werk.” F OTO : SAK E R IJ PK EM A Een duidelijke focus, sturen op resultaten en erbovenop zitten. Dat zijn volgens Petra Nijmeijer de ingrediënten van de ‘Aanpak Top600’. Nijmeijer is als programmamanager verantwoordelijk voor de intensieve aanpak van de 600 daders van ‘high impact crimes’. Met succes. Petra Nijmeijer: “Er waren mensen die drie jaar geleden zeiden dat dit een opgegeven groep was en de overheid machteloos stond. Nu weten we bij velen iets positiefs te bewerkstelligen.” THEMA: TOP600: DE AANPAK DOOR: MARTIN GERRITSEN Regisseurs Fiorella Lewis en Remco Fitskie ‘Er vallen geen gaten meer’ Ze behandelen jongens uit de Top600 niet anders dan ‘gewone’ cliënten, stellen regisseurs Fiorella Lewis van de William Schrikker Groep en Remco Fitskie van Jeugdbescherming Amsterdam. Het belangrijkste is dat het etiket Top600 mensen sneller in beweging brengt. “De lijnen zijn korter en je krijgt sneller zaken voor elkaar.” “D e media doen het voorkomen dat de Top600 alleen maar bestaat uit zware criminelen”, zegt Remco Fitskie. “Dat is niet zo. Het zijn jongeren die veel hebben meegemaakt en de verkeerde keuzes maken door delicten te plegen. Zo heb ik nu een jongen die in de Top600 kwam vanwege een kleine diefstal en zich ophield in een verkeerde groep jongeren. Maar deze jongen werkt goed mee, net als het gezin waaruit hij komt.” Daar staan anderen tegenover met wie het minder gaat. Fiorella Lewis: “Een van mijn jongeren maakt zich telkens weer schuldig aan kleine criminaliteit. Hij zorgt voor overlast en de politie zit er bovenop, maar voor een fietsendiefstal kun je iemand niet maanden opsluiten. Hij heeft grote schulden, woont in een lastige buurt en rookt enorm veel wiet. We proberen nu met de DWI en de politie meer structuur in zijn leven te krijgen, maar zelf is hij niet gemotiveerd. Gelukkig staan zijn ouders wel achter de aanpak.” Manager en regisseur Stelselmatig “Je brengt in kaart wat er aan de hand is”, legt Lewis uit. “Schulden, werk, vrijetijdsbesteding, school, druggebruik, netwerk. Vervolgens pak je aan de hand van het Plan van Aanpak de problemen stelselmatig aan. Je gaat met de jongere mee naar schuldhulpverlening, zorgt dat hij naar school gaat, zoekt een nuttige dagbesteding.” Daarbij wordt nauw samengewerkt met het Netwerk Interventie Team (NIT), zeg maar de politie. Lewis: “Als je ziet dat de schulden van de jongen oplopen, informeer je de politie. Dat betekent namelijk dat de kans op recidive toeneemt. Andersom informeert het NIT mij wanneer ze de jongen vaak op straat zien. Ik vraag hem wat hij op straat doet, waarom hij niet op bijvoorbeeld de sportclub is.” Fitskie: “Die samenwerking met het NIT is belangrijk. Sommige jongens hebben een avondklok. Dat biedt hen structuur en voorkomt dat ze over straat gaan zwalken. Als een jongen zich daar niet aan houdt, krijg ik dat te horen en kan hem daarop aanspreken. Ze vinden het niet leuk dat de politie hen zo op de huid zit, maar ik leg uit dat daar ook een reden voor is.” Die korte lijnen zijn er ook met school. Als een jongen niet op school komt, wordt dat direct teruggekoppeld met de regisseur die hem erop aanspreekt. Was hij weg voor doktersbezoek of om gewoon lol te trappen? Out of the box Korte lijnen. Dicht op de huid. Dat zijn belangrijke kenmerken van de hulp aan jongeren. De hulp is vaak een combinatie van opleiding, werk, vrijetijdsbesteding en schuldsanering. vinden samen met zijn klantmanager van DWI.” Tussendoor Ook met een van de jongeren van Fitskie gaat het goed. Maar op de ander lijkt hij geen vat te krijgen. “Hij glipt er steeds tussendoor. Hij heeft een reclasseringsmaatregel waardoor hij wel mee moet werken, maar hij is niet gemotiveerd. Hij heeft veel meegemaakt, veel hulpverleners gehad. Het vertrouwen in de hulpverlening is weg. Ook bij zijn vader. Het enige lichtpuntje is dat hij binnenkort achttien wordt en nog niet onder de groene zoden ligt. Dat klinkt hard, maar hij groeit op in een buurt vol geweld. Binnenkort bespreek ik deze jongen in de ‘Kwestiegroep’ om te kijken waar we wel een ingang kunnen vinden.” Het geeft de complexiteit weer. Jongeren uit de Top600 zijn er niet met een simpel hulpprogramma, vaak is meer nodig. Lewis: “Samen met de driehoek kijken we wat we kunnen doen. Soms is meer hulp, soms meer toezicht van het NIT nodig. Jongeren vertellen me dat ze de druk te zwaar vinden. ‘De politie volgt me overal’, zeggen ze dan. Wij koppelen alles aan elkaar. Er vallen geen gaten meer. Ouders weten wat de jongere doet. De politie weet het. De school weet het. En iedereen weet van elkaar wat ze doen.” FOTO: SA K E R I JP KE MA Lewis en Fitskie zijn gezinsmanager van vijftien tot twintig gezinnen. Daarnaast zijn ze regisseur van de hulp aan enkele jongeren uit de Top600. Lewis heeft drie Top600- jongeren, Fitskie heeft er twee. “Ik ben verantwoordelijk voor de zorgcomponent”, legt Lewis uit. “Dat betekent dat ik het aanspreekpunt ben voor ketenpartners en de hulp op elkaar afstem.” Lewis en Fitskie ‘krijgen’ hun jongeren van het Projectbureau Top600. Daar bepaalt de ‘Weegploeg’ wie van de partners de beste ingang bij de jongere heeft. Dat kan een regisseur zijn van de hulpverlening, maar ook een regisseur van de politie. De regisseurs maken een Plan van Aanpak dat ze voorleggen aan het Interventie Toetsings- en Adviesteam (ITAT). Dit team bestaat uit de ketenpartners en beoordeelt de Plannen van Aanpak op inhoud om te voorkomen dat een traject van een partner over het hoofd wordt gezien, niet juist of niet volledig wordt toegepast. Daarnaast monitort het ITAT de voortgang van het proces. Belangrijk is om ‘Out of the Box’ te denken, zoals Lewis het omschrijft. De normale hulp is bij deze jongeren immers niet aangeslagen. Lewis: “Het fijne van de Top600 is dat de lijnen korter zijn. We hebben elke vier weken een uitvoeringsoverleg waarbij we met alle betrokkenen bij elkaar zitten.” Ze geeft een voorbeeld van haar werkwijze. “Een van mijn jongens kwam binnen nadat hij zes, zeven keer een straatroof had gepleegd. Het bijzondere aan hem was dat hij niet bekend was bij de instanties. Hij werd pas op zijn zestiende crimineel, maar er dreigde een neerwaartse spiraal. Hij kwam bij de Top600 op het moment dat hij in de jeugdgevangenis zat. Daar kreeg hij hulp van het IFA. Ik bracht de risico- en succesfactoren in kaart. Zijn vriendengroep vormde een risico. Zijn opleiding was juist belangrijk. We zochten een vrijetijdsbesteding, zodat hij minder bij die vriendengroep zou komen. Zo vonden we een bijbaan en hij ging bij een voetbalclub. Tegelijk zochten we met school mogelijkheden voor een goede vervolgopleiding. Dat was niet makkelijk, want het is een lvb-jongere die niveau 3 niet aankan. Maar de school werkte mee en bood hem extra kansen om te snuffelen. Die zaken zouden niet mogelijk zijn geweest zonder Top600. Het gaat nu goed met hem, maar ik maak me wel zorgen om de toekomst. Hij wordt binnenkort achttien en moet dan zaken als zorgtoeslag en studiefinanciering zelf regelen. Dat is niet makkelijk voor een lvb-jongere, maar ik ben nu bezig een oplossing te Fiorella Lewis en Remco Fitskie: “Ouders weten wat de jongere doet. De politie weet het. De school weet het. En iedereen weet van elkaar wat ze doen.” 8 THEMA: TOP600: DE AANPAK DOOR: ARJAN POST IFA: Vruchtbare wisselwerking tussen zorg, dwang en drang Intensieve samenwerking en geen doorverwijzingen. Dat is het recept van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA), een van de progamma’s waarmee jongeren uit de Top600 worden begeleid. Een gesprek met Marijke Melissen, accounthouder Jeugd & Veiligheid bij Spirit. “We hebben minder bureaucratie en daardoor meer zicht op cliënten.” et zo’n complexe doelgroep is het belangrijk om één plan per cliënt te hebben”, zegt Melissen. “Voorheen verwezen we naar elkaar door, maakten we onderlinge werkaf spraken en werkten we onvermijdelijk ook soms langs elkaar heen. Met de IFA is dat voorbij. Elke partner weet: alleen red je het niet. Binnen de IFA nemen we daarom samen de ver antwoordelijkheid. We zitten samen aan tafel en bekijken per jongere welke aanpak nodig is. Zo kunnen we gedurende een klein jaar op maat werken aan gedragsverandering en het terugdringen van recidive.” In de IFA krijgt zorgcomponent van de ‘Aanpak Top600’ vorm. Binnen de IFA werken Spirit, Jeugdbescherming Amsterdam, de Bascule, de Waag, de William Schrikker Groep, Reclassering Nederland en het Leger des Heils sa men. “Een robuuste paraplu boven een bont gezelschap”, vindt Marijke Melissen. Minder ‘shoppen’ De samenwerking komt vooral de cliënten ten goede. “We kunnen snel ler werken doordat we een completer beeld van hen hebben. Van de straf rechtelijke tot en met de psychosociale dimensie”, zegt Melissen. “Zeker bij jongeren die te kampen hebben met combinaties van verslaving, psychi atrische problemen en verstandelijke beperkingen is dat essentieel.” Door de IFA-arrangementen hoeven jongeren ook langs minder afzonderlij ke loketten. Dat gaat eindeloos ‘shop pen’ tegen en voorkomt dat cliënten worden overstelpt met informatie en opdrachten. “Vanwege hun specifieke problematiek was dat altijd het zwakke punt. Eerder zagen we dat dat soms reden was om de handdoek in de ring te gooien.” Daar komt bij dat in geval van grensoverschrijdend gedrag meteen kan worden ingegrepen. “We zitten er bovenop. Het is voor jongeren veel moeilijker om onder hun behan deling uit te komen.” Ogen en oren Drijvende kracht achter de IFA zijn de ambulante medewerkers van Spirit. Zij werken in de directe omgeving van cli ënten en komen ook thuis. In het IFAteam zijn daarnaast medewerkers van de Bascule en de Reclassering gedeta cheerd, zodat ook op microniveau in maatwerk wordt voorzien. “De lijnen zijn nu superkort. We kunnen elkaars expertise direct inzetten.” Medewerkers voeden elkaar daarin ook op. Melissen: “Zo ontstaat een vruchtbare wisselwer king en een balans tussen zorg, dwang en drang. En cliënten weten: recidive betekent einde verhaal bij IFA.” Risicofactor “In zijn huidige vorm bestaat de IFA anderhalf jaar”, zegt Melissen. “Dat is te vroeg voor onderzoek naar effecten. Maar we zien weinig afgebroken tra jecten en dat stemt hoopvol.” Zwakke plekken zijn er echter ook. “Wonen en werken is een risicofactor voor FOTO: SAKE RIJPKEMA “M Marijke Melissen: “We kunnen sneller werken doordat we een completer beeld van hen hebben. Van de strafrechtelijke tot en met de psychosociale dimensie.” terugval. Dat is eigenlijk het moeilijkst te organiseren.” Niet iedereen vindt passend werk, of een woning met de juiste begeleiding. “En toch hebben we echt de verwachting dat na dit inten sieve maatwerk cliënten op termijn geen tijd meer hebben voor criminele activiteiten. Omdat ze dan druk zijn met een productievere invulling van hun leven.” DOOR: ARJAN POST Topzorg voor de zwaarste categorie recidivisten Intensieve zorg voor de zwaarste categorie recidivisten. Dat biedt het programma Topzorg van De Waag. Het is een wezenlijk onderdeel van de ‘Aanpak Top600’. Een gesprek met medeontwikkelaar Kees van de Klundert. V anuit Topzorg werkt De Waag nauw samen in de forensische en juridische keten om jongeren uit de Top600 te behandelen. Cliënten die niet alleen regelmatig terugvallen in strafbaar gedrag, maar die vaak ook te maken hebben met verslaving, armoede, werkloosheid, een psychiatrisch dossier. Psychotherapeut Kees van de Klundert: “Ze zijn inmiddels wel wat hulpverleners gewend. Elke volgende wordt met een zeker wantrouwen bejegend.” Dat Topzorg er niettemin in slaagt om überhaupt met een behandeling te beginnen, komt doordat het motiveren van cliënten voorop staat. “Zij moeten gaan inzien dat behandeling in hun eigen belang is. Dat is de basis voor vertrouwen in de behandelaar, we proberen zo dichtbij mogelijk te komen.” F OTO : PAT R I C K S CH E A ND E L L O’CA ROL L Straffen en belonen Ruim 80 procent van de Top600jongeren heeft last van psychische stoornissen, verslavingen en/of licht Leerstijl verstandelijke beperkingen. “Maar ook Dat een cliënt met zijn behandeling bij hen is het mogelijk om anti-sociaal instemt, wil nog niet zeggen dat er gedrag om te buigen”, zegt Van de sprake is van vrijwilligheid. “Vergeet Klundert. Omdat de aanpak ook psy niet dat velen nog een straf boven het chosociaal en systeemgericht is, wordt hoofd hangt waar ze helemaal geen zin de directe omgeving, zoals de familie, in hebben”, benadrukt Van de Klundert. bij de behandeling betrokken. Maar De Reclassering ziet erop toe dat be dat kunnen ook vrienden zijn of de handeling plaatsvindt. “Maar de focus coach op de sportclub. bij ons ligt op maatwerk. De persoon Motiveren gaat samen met straffen en en diens verhaal staan centraal.” Na de belonen. “En vaak willen cliënten ook intake wordt een individuele risicotaxa echt veranderen. Ze willen afkicken, tie gemaakt en een ‘leerstijl’ bepaald. van hun trauma’s af, een bestaan op Sommige jongeren zijn gebaat bij veel bouwen. Dan helpt het als ze afleren praten, andere meer bij concrete oefe dat je problemen met boosheid te lijf ningen. Minimaal een half jaar wordt gaat.’ vanuit de cognitieve gedragstherapie gewerkt. Daartoe behoort, in geval van Druk van de ketel De intensiteit van de b ehandeling middelengebruik, ook ‘leefstijltraining’ schuilt niet alleen in de multi- en zelfstandig worden. “Vaak willen cliënten ook echt veranderen. Ze willen afkicken, van hun trauma’s af, een bestaan opbouwen.” 9 probleemaanpak, en daarmee de nauwe samenwerking met de hele keten, maar ook in de factor tijd. Zes maanden lang heeft een cliënt twee à drie keer per week contact met een behandelaar. Dat is althans het streven. “Helaas halen we dat niet altijd. Cliën ten hebben soms een dagtaak aan het aflopen van verplichtingen, bij de DWI, het UWV, de Reclassering en soms nog werk of een opleiding ernaast. Ergens moeten we de druk van de ketel ha len.” Maar als het wél lukt, dan merk je volgens hem ook verschil in het gedrag van cliënten. “Het draagt hoe dan ook bij aan de vermindering van het recidiverisico.” Successen “De groep bij wie we de behandeling hebben afgesloten is nog maar klein”, besluit Van der Klundert. “Bij som migen hebben we echt succes geboekt, bij anderen minder.” Maar op de korte termijn zijn de effecten zichtbaar, vooral waar het gaat om lik op stuk in combinatie met intensieve zorg. ‘De stok én de wortel’, dat lijkt toch het beste te werken.” THEMA: TOP600: PREVENTIE DOOR: BRIGITTE DEN HARTOG Preventie Interventie Team verkleint risico latere gedragsproblemen “Krijgen we weer signalen binnen dat het minder gaat, dan kunnen we snel in actie komen.” de eventuele achterliggende proble men.” De samenstelling van het team sluit aan op de mogelijkheden van het gezin. Als er sprake is van een licht verstandelijke beperking, komt vaak iemand van MEE Amstel en Zaan, het Leger des Heils of de William Schrikker Groep in beeld. Paul noemt nog een voorbeeld: “Neem een gezin waarvan bekend is dat vader liever met een man praat. We sluiten ons dan aan bij wat het beste is voor het kind. In dit geval voert dan ook een mannelijke collega het gesprek.” Regisseur Preventie is een van de drie speerpunten in de Top600-aanpak. Het idee erachter is simpel; als je aandacht besteedt aan de broertjes en zusjes van de Top600-jongeren, voorkom je dat de nieuwe generatie voor de Top600 alweer klaarstaat op het moment dat je de oude generatie hebt geholpen. Probleem is alleen dat bestaande interventies bij deze doelgroep vrijwel geen effect hebben. Daarom kwam de gemeente Amsterdam in 2011 met het Preventief Interventie Team (PIT) dat ervoor zorgt dat de broertjes en zusjes niet afglijden naar de criminaliteit. Maar wat doet dat team? Brigitte den Hartog zocht het antwoord. “W e weten dat deze kinderen opgroeien in een risicovolle omgeving, met een oudere criminele broer als voorbeeld”, zegt Paul Houwe ling van MEE Amstel en Zaan. “We besteden aandacht aan deze kinde ren en kunnen zo beoordelen of het nodig is om in een vroeg stadium in te grijpen. Zo voorkom je later zwaar dere en ingewikkelde interventies in de toekomst. Zoals een uithuisplaat sing.” Hij noemt een ander voorbeeld: “Met behulp van de juiste preventieve begeleiding kunnen we zorgen dat een jongere op school goed functioneert, zodat hij niet voortijdig de school verlaat.” MEE Amstel en Zaan is een van de organisaties die participeren in het PIT. Het team is halverwege 2011 opgericht en bestaat uit gedreven professionals afkomstig van verschillende hulpverle ningsorganisaties, zoals Altra, Jeugd bescherming Regio Amsterdam, de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, het Leger des Heils, de Dienst Open bare Orde en Veiligheid, de Raad voor de Kinderbescherming, de Stichting Aanpak Overlast Amsterdam, Spirit, de William Schrikker Groep en dus MEE Amstel en Zaan. Officieel heet het dat het PIT “kinderen die een verhoogd risico lopen op problemen in de sociale ontwikkeling, snel en vroegtijdig hulp wil bieden, met als doel het risico op het ontwikkelen van ernstige gedrags problemen te verkleinen.” Agressie Als iemand uit de Top600 minimaal drie dagen in verzekering is gesteld of wanneer een van de broertjes en zusjes is aangehouden, dan komt het PIT in actie. Althans, als de broertjes en zusjes acht jaar of ouder zijn. Over de jon gere kinderen ontfermt de GGD zich. “Als we een dergelijke melding krijgen, bezoekt binnen 24 tot 36 uur een duo het betreffende gezin”, vertelt Paul. “We zien vaak dat broertjes of zusjes van Top600-jongeren dezelfde proble men hebben, bijvoorbeeld het omgaan met agressie. Het PIT neemt dan con tact op met de school om te kijken hoe het kind het daar doet. Verder onder zoeken we de sociale leerbaarheid van Het PIT richt zich alleen op de min derjarige gezinsleden. De Top600-jon geren krijgen hulp en begeleiding die is afgestemd op hun problematiek. Dit betekent dat er binnen gezinnen meer dere hulpverleners aanwezig zijn. Hoe stemt het PIT nu haar hulp af met de andere organisaties? Paul: “De regis seur stemt de hulp op elkaar af, zodat een gezin niet wordt overlopen door hulpverleners, maar ook om ervoor te zorgen dat duidelijk één lijn wordt getrokken.” Het PIT heeft overigens geen hulpver leningsopdracht, maar zorgt ervoor dat de juiste hulp wordt ingezet op basis van goede informatie en analyse. Het PIT ondersteunt ouders en leerkrachten bij het vinden van oplossingen en/of behandeling als de sociale ontwikkeling de broertjes en zusjes.” van een kind dreigt mis te lopen. Paul legt uit dat de sociale leerbaar Hulp is niet eeuwig. Dat geldt ook heid handvatten biedt om een aanpak voor de hulp aan de broertjes en zusjes op maat te bieden. “Sterke en minder van de Top600-jongeren. Dus op het sterke kanten van een kind komen naar moment dat het goed lijkt te gaan voren. Kan een kind zich inleven in met de broertjes en de zusjes, trekken een ander, is het in staat zijn of haar de hulpverleners zich terug. Maar niet emoties te beheersen, hoe is de ge voor 100 procent. Het PIT blijft con wetensontwikkeling, enzovoorts? Aan tact met het gezin houden. Ook als de de hand van die informatie kun je de hulpverlening is beëindigd. Paul: “Ook juiste begeleiding bepalen.” dit heeft een preventieve functie. We meten of kinderen vooruitgaan in hun Duo ontwikkeling. Krijgen we weer signa Een team van het PIT bestaat uit twee len binnen dat het minder gaat, dan hulpverleners met ieder hun eigen ken kunnen we snel in actie komen. Want nis en expertise. De expertise van Paul uiteindelijk willen we dat het blijvend ligt bij de begeleiding van ouders en/of goed gaat met de kinderen.” kinderen met een verstandelijke be perking. “Het PIT stelt bij iedere casus Meer informatie: www.amsterdam.nl/ een duo samen. Dit gebeurt zodra er gemeente/organisatie-diensten/dmo/ een eerste beeld is van het gezin en onderwijs-jeugd/preventie/ Effecten Uit de eerste kwartaalmonitor Top600 over 2014 blijkt dat de aanpak van het PIT effect heeft: •E en van de doelen van het PIT op het gebied van hulpverlening is om zo licht mogelijk in te zetten en doorstroom naar zwaardere – duurdere – interventies te voorkomen. De interventies variëren van lichte interventies, zoals praktische ondersteuning op het gebied van vrije tijd, wonen, werk of financiën, tot zware interventies, zoals uithuisplaatsing of begeleid wonen. Het blijkt dat het PIT bij 79% van de kinderen helemaal geen interventie hoeft in te zetten. Bij die kinderen kan worden volstaan met begeleiding door het PIT en daaraan gekoppeld inzet van hulp door de eigen omgeving. In slechts 5% van de gevallen worden zware interventies, zoals behandeling/ diagnostiek of residentiële opname ingezet. • Bij 75% van de kinderen die bij aanvang problemen hadden met schoolverzuim is de situatie verbeterd, 71% van deze kinderen hebben na een half jaar begeleiding betere 10 schoolresultaten geboekt en bij 76% van deze kinderen is na een half jaar een verbetering te zien van het gedrag op school. • Van de 333 broertjes en zusjes die het PIT in behandeling heeft (gehad) zijn er 33 tijdens of na de PIT-aanpak door politie aangehouden voor een delict (10%). 18 broertjes/zusjes waren 15 jaar of jonger tijdens hun aanhouding. De 33 aanhoudingen hebben geleid tot 10 dagvaardingen bij het OM. THEMA: TOP600: JEUGD GGZ DOOR: FLORENCE TONK Vertrouwen opbouwen met geduld en creativiteit “Juist op momenten dat ze het moeilijk hebben, moet je er voor hun zijn.” Dat zegt Clemens Ruland, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (SPV) bij de Poli Forensische Psychiatrie van de Bascule. Hij werkt daar onder andere met Top600-jongeren. Ook werkt hij vanuit de Bascule twee dagen per week bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) en voert daar als werkcoach gesprekken met deze jongeren. E en groot deel van de Top600jongeren hebben psychische en psychiatrische problemen. Lang niet allen zijn hiervoor in behandeling. Een van de taken van Ruland is om dit als werkcoach bespreekbaar te maken en te werken aan de motivatie om onder behandeling te gaan. “Ik zie veel jongens met forse hechtingsproblemen en/of een trauma.” Dat leidt tot een groot gebrek aan vertrouwen, vooral in volwassenen. “Als hulpverlener moet je dat vertrouwen opbouwen met geduld en creativiteit. Dat duurt lang en je kunt het vertrouwen ook zo weer verliezen. Daarom moet je beloftes nakomen anders ben je de zoveelste die hen weer in de steek laat.” ‘Killing’ Top600-jongeren hebben heel wat hulpverleners voorbij zien komen. Juist die voortdurende wisseling van hulpverleners is volgens Ruland ‘killing’ voor het vertrouwen. Hij aarzelt daarom bijvoorbeeld niet om ook contact met zijn cliënten te houden als zij in detentie zitten. “Juist op de momenten dat ze het moeilijk hebben moet je er voor ze zijn. Dat betekent ook dat ik bij ze langs kan gaan buiten kantooruren.” Buiten de gebaande paden denken is belangrijk, is zijn ervaring. Dat kan ook inhouden dat Ruland een bedrag voor een paar werkschoenen voorschiet. “Uiteraard nemen wij dit soort stappen op de Poli altijd in goed onderling overleg, maar door deze ‘grens’ te overschrijden heb ik een relatief klein probleem opgelost waardoor deze jongen anders een baan had misgelopen. Dat zie je vaker, dat iemand een oplossing misloopt vanwege dit soort kleine details. Mijn cliënt werkt inmiddels drie maanden en het gaat heel goed met hem.” Risico’s op terugval Als Ruland iemands leven een beetje op de rails heeft gezet is terugval te voorkomen door goed oog te houden voor psychosociale omstandigheden als wonen, vrije tijd, werk, inkomen en psychische toestand. “We praten over waar ik de risico’s op terugval zie liggen en die zijn voor iedereen anders. Zo heb ik een cliënt die de neiging heeft om onder te duiken als de druk door instanties te hoog wordt. Dan vlucht hij weg voor alles en iedereen, duikt hij letterlijk onder en moet criminele activiteiten ontplooien om zich in leven te houden. Je moet oog hebben voor hun ‘copingsmechanismen’ en hen daarin inzicht verschaffen: ‘Hoe komt het dat jij op die manier handelt?’ Ook dat is een kwestie van de lange adem, dat inzicht overbrengen kan zo een paar jaar kosten. Maak een goede analyse van wat er aan de hand is, wees eerlijk en echt en heb geduld, die zaken zijn essentieel in het werken met deze jongens.” DOOR: FLORENCE TONK Inforsa: Geïntegreerde aanpak in een ‘kliniek zonder muren’ D e Top600-cliënten bij Inforsa hebben veelal een dubbele of driedubbele diagnose van psychiatrische problemen, verslaving en een licht verstandelijke beperking. En dat in combinatie met delinquent gedrag. Inforsa behandelt mensen op al deze gebieden en doet dit met een geïntegreerde aanpak in twee multidisciplinaire teams en een forensisch psychiatrische polikliniek. Doep van Dijk: “Wij bepalen welk team het beste aansluit bij de cliënt. In de teams zitten mensen, zoals een psychiater, arts, SPV-er, woonbegeleider, jobcoach, maatschappelijk werker, psychotherapeut en sociaal juridisch dienstverlener. Die samenhang minimaliseert het risico op uitval tijdens de behandeling”, zegt Van Dijk. Cliënten kunnen alle hulp namelijk in één team krijgen. “En als wij een bepaalde expertise niet in huis hebben, gaan wij mee naar afspraken elders. Zo bieden we een geïntegreerde aanpak op psychiatrisch en verslavingsgebied.” Verslaving Een groot deel van de maatschappe lijke onrust die jongeren uit de Top600 veroorzaken, heeft volgens Van Dijk te maken met verslaving. Alcohol en cocaïne zijn daarbij de grootste groep middelen en GHb is in opkomst, een middel dat ernstige problemen meebrengt. Van Dijk: “We krijgen mensen niet altijd uit hun verslaving, maar proberen het gebruik wel te stabiliseren. Met begeleiding kan er bepaalde rust optreden. Om de stabiliteit te handhaven is de begeleiding van Inforsa daarom zeer intensief”, vertelt Van Dijk. “We worden ook wel een kliniek zonder muren genoemd, vanwege de structuur die wij bieden. Structuur is erg belangrijk, helemaal als er een licht verstandelijke beperking speelt. Sommige mensen hebben jarenlange begeleiding en behandeling nodig. Soms gaan zij naar een ‘Beter Levenkliniek’ in Veenhuizen of Beilen om die structuur klinisch tot stand te brengen.” Slot en grendel FOTO: PATR I C K S C H EA ND EL L O’CAROLL Vaak spelen er bij de jongeren uit de Top600 psychiatrische problemen. Maar hoe pak je die problemen aan als er ook nog zaken spelen als verslaving of een licht verstandelijke beperking? Moet je ze in samenhang aanpakken of stuk voor stuk? Florence Tonk vroeg het aan Doep van Dijk, hoofd Bedrijfsvoering bij de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa. 11 “Niet alle problemen die spelen met jongvolwassenen uit de Top600 zijn op te lossen door de zorg”, zegt Van Dijk. “Sommigen hebben nog geen diagnose en zitten in de zorgtak van de Top600 terwijl ze eigenlijk achter slot en grendel moeten zitten omdat ze een te groot gevaar vormen voor de samenleving. Dat kan in de stad nog wel eens een spanningsveld opleveren. Er zijn veel stoornissen te bedenken, maar dat betekent niet dat alles te behandelen is. Daar moet je als zorg zo nu en dan ook een grens in stellen. Niet alle probleemgedrag is op te lossen met therapie en medicijnen.” Uiteindelijk is Van Dijk wel enthousiast over de Top600-aanpak. “Het is een nieuwe manier om overlast gevende criminelen in kaart te brengen. Het positieve is ook de samenwerking tussen de ketenpartners. Zo komen mensen sneller op de juiste plek. Wij hebben een goede samenwerking met het Leger des Heils en Reclassering Nederland. We geven veel adviezen en consultaties, daar is zelfs een van onze medewerkers helemaal voor vrijgemaakt. En als je vanuit je eigen expertise en inhoudelijke motivatie ziet: hier is niet te behandelen dan moet je dat ook toegeven.” “Niet alle probleemgedrag is op te lossen met therapie en medicijnen.” THEMA: TOP600: NA DE TOP DOOR: MARTIN GERRITSEN Michael van der Steede, ambulant werker Fasehuis ‘Zorg dat ze een ander denkkader krijgen’ Geef jongeren het gevoel dat ze ergens bij horen. Dat is volgens ambulant werker Michael van der Steede een belangrijk uitgangspunt voor de hulp aan jongeren uit de Top600. Als ze zich gewaardeerd voelen, hebben ze minder snel de neiging om hun ‘verkeerde’ vrienden op te zoeken. Van der Steede werkt in Fasehuis ’t Gein van het Leger des Heils, waar jongeren met een licht verstandelijke beperking worden voorbereid op het zelfstandig wonen. “W e leren jongeren hier vaardigheden aan, zodat ze straks zelfstandig kunnen leven. Dat wil zeggen dat we zorgen dat ze een dagbesteding hebben, dat hun financiën op orde zijn, dat ze het huis schoonmaken en dat ze kunnen koken. Omdat we hier jongeren met een licht verstandelijke beperking hebben, moeten we dat stapsgewijs doen. We moeten iedere jongere in zijn of haar tempo helpen. Dat betekent dat je continu moet observeren wat ze aankunnen. Het vraagt veel geduld en werken in kleine stapjes.” FOTO: SAKE RIJPKEMA Gehospitaliseerd DE CLIENT Rosario, 19 jaar, woont in Fasehuis ’t Gein DOOR: MARTIN GERRITSEN ‘Je kunt de tijd niet terugdraaien’ “Sinds drie, vier maanden heb ik hier in het Fasehuis een eigen kamer. Daar ben ik wel blij mee, want nu heb ik iets van mezelf. Die kamer heb ik gekregen omdat ik nu weet hoe het hier een beetje gaat. Je moet hier meewerken en je taken doen, zoals koken en opruimen. Dan krijg je hier een kamer, maar uiteindelijk wil ik een eigen huis hebben.” “Ik zit nu twee jaar in het Fasehuis. Voor die tijd woonde ik bij m’n oma of zat ik vast. Waarom is een beetje moeilijk uit te leggen. Het ging om ruzie en zo. In totaal heb ik drie jaar vastgezeten. In de Doggershoek, Amsterbaken en Almata. Als ik nu terugkijk op die periode, vind ik dat ik wel veel tijd heb verloren, tijd die ik beter had kunnen besteden, weet je. Maar het is gebeurd en je kunt de tijd niet terugdraaien. Nu moet ik me focussen op de toekomst.” “Dat ik anders ben gaan denken, komt vooral door de tijd dat ik vast zat. Dat is echt een schijtgevoel, weet je. Je zit daar op een groep met zeven tot tien mensen. Vaak met van die grote kerels, van wie de meeste ouder zijn. Je hoort hun verhalen, je hoort hoe lang ze moeten zitten. Daar ben ik over na gaan denken. Kijk, ik was altijd een meeloper. Ik luisterde naar anderen. Maar daar ben ik na gaan denken. Als ik niet terug wilde komen, moest ik mijn eigen pad volgen.” “Maar dan kom je vrij en dan is het niet makkelijk om het eigen pad te volgen. Je moet sterk zijn, je moet ‘Nee’ kunnen zeggen. Dat is me wel gelukt. Dat komt doordat ik hier kwam te wonen, doordat ik weer naar school ging en doordat de politie me in de gaten hield. Ze kenden me. Af en toe hielden ze me aan voor niks. Gewoon om te laten weten dat ze er waren. De laatste keer dat ik met ze te maken had was toen iemand beweerde dat ik hem met een vuurwapen had bedreigd. Dat was helemaal niet zo. Het kon niet eens. Ik heb toen twee weken vastgezeten en daarna ben ik vrijgelaten, want ze zagen ook wel dat die beschuldiging nergens op sloeg.” “Sinds ik in het Fasehuis zit, heb ik geen last meer van de politie. Ik ga naar school en heb mijn muziek. Het gaat nu goed. Ik heb hier mijn eigen ding, ik heb een vriendin met wie ik kan ‘chillen’. Ik speel in een Surinaamse band. Keyboards. We treden vier, vijf keer per maand op. Dat is best veel. En dit najaar gaan we op tournee naar Spanje. Muziek is ook hetgeen waar ik verder mee wil. Een vriend heeft een brassband en daaromheen is hij een heel bedrijf begonnen, met de verkoop van T-shirts en zo. Het zou mooi zijn als dat met mijn band ook lukt.” 12 “Een deel van de jongeren die bij ons zit zijn jongeren uit de Top600. Het werken met die jongeren is extra ingewikkeld. Vaak zijn ze door hun verblijf in de gevangenis gehospitaliseerd en moet je ervoor zorgen dat ze hier weer resocialiseren. Daarnaast moet je zorgen dat ze weer gewoon kunnen functioneren. Het belangrijkste daarbij is dat je ze het gevoel geeft dat ze ergens bij horen. Dat vinden ze enorm belangrijk. Ze waarderen het enorm als je met ze praat en een spelletje met ze speelt. Dan voelen ze zich gewaardeerd.” Denkkader “Je zorgt ervoor dat de jongens weer normaal kunnen functioneren als je ze structuur biedt, ze een netwerk geeft en hun denkkader verandert. Die structuur bieden we net als we die de andere jongeren bieden. Door duidelijke afspraken te maken over bijvoorbeeld schoonmaken en koken. Het bieden van een netwerk ligt wat ingewikkelder. Ze hebben al een netwerk, maar dat is vaak niet het beste netwerk. Je moet ze dus los zien te krijgen van die slechte invloeden. Dat kan door ze een andere dagbesteding te bieden. School, werk, sport of in het geval van Rosario de muziek. Als je daarmee zorgt dat ze zich gewaardeerd voelen, hebben ze niet de neiging terug te gaan naar hun oude vriendenkring.” Rots en water “Als de jongeren hier komen, hebben ze vaak een ‘air’ van ‘ikke, ikke en de rest boeit me niet’. Dat denkkader verander je door veel met ze te praten. Wat willen ze? Hoe bereik je dat? Wij geven de jongeren sociale vaardigheidstraining, zoals Rots en Water, en we hebben themagesprekken over onderwerpen waar jongeren meer over willen weten of waar ze volgens het team behoefte aan hebben. Maar we werken ook samen met andere organisaties, zoals de reclassering en de Jellinek. En dat de politie hen extra in de gaten houdt, is soms wel handig. Die controle zorgt ervoor dat jongens eerder mee willen werken. Het denkkader veranderen is een moeizaam proces en gaat vaak in kleine stapjes. Maar uiteindelijk zie je toch kleine veranderingen.” “Weet je, deze jongens zijn hier als gevolg van onmacht, niet van onwil. Ze zijn opgegroeid in een omgeving waar ze bepaalde vaardigheden niet hebben geleerd. Vaak is er ook sprake van enige vorm van verwaarlozing. Als je dat in je achterhoofd houdt, dan blijft dit werk de moeite waard.”
© Copyright 2024 ExpyDoc