Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Veiligheidsbeambte ; Rijkswegtunnels Dit is het document formaat van de VB voor het evalueren van incidenten. Jaarverslag 2013 Plan 2014 - 2015 Bureau Veiligheidsbeambte , VB-2014-075 1-05-2014 Definitief 1 2 Voorwoord Eén van de belangrijkste mijlpalen van 2013 voor de veiligheidsbeambte wegtunnels Rijkswaterstaat was de openstelling van de tweede Coentunnel. Omdat bij de realisatie van deze tunnel de Landelijke Tunnelstandaard nog niet volledig gevolgd kon worden, is een uitgebreid onderzoekstraject doorlopen om vast te stellen of het tunnelsysteem leidt tot een e veilige exploitatie. Het resultaat van het onderzoek was dat de 2 tunnel met een aantal beheersmaatregelen opengesteld kon worden. Wel was er direct na de openstelling sprake van een significant hoger aantal verkeersongevallen aan de noordzijde. Na een wegbeeld onderzoek zijn daarom een aantal maatregelen getroffen, vooral buiten de tunnel maar ook daarbinnen, waardoor het aantal op een vergelijkbaar niveau van voor de openstelling is teruggebracht. Het herzien van de regelgeving rond tunnelveiligheid, per 1 juli 2013, heeft zijn impact gehad op de werkzaamheden van Bureau Veiligheidsbeambte. Zo zijn de wettelijke taken van de veiligheidsbeambte uitgebreid naar aanleiding van het opheffen van de Commissie voor de Tunnelveiligheid en is het toetskader van de veiligheidsbeambte in 2013 aangepast aan de nieuwe regelgeving, waarbij ook het verband is aangegeven met de eisen uit de RWS Tunnelstandaard (LTS) versie 1.2. Het komende jaar eindigt een overgangsperiode uit de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Warvw), waarna ook een groot deel van de reeds in exploitatie zijnde Nederlandse rijkstunnels moet voldoen aan de eisen uit de tunnelwet. Hiertoe is door de tunnelbeheerders veel energie gestoken in het aanpassen en implementeren van de veiligheidsbeheerplannen. Bureau Veiligheidsbeambte heeft hierbij een adviserende rol gespeeld. Ook zijn de bestaande tunnels getoetst aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. In 2013 is invulling gegeven aan de controlerende taak van de veiligheidsbeambte in de vorm van het audit-proces. Van de in 2012 uitgevoerde audits op het gebied van Calamiteitenbestrijdingsplannen (CBP) en Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) zijn in 2013 de resultaten opgetekend in de eindrapportages van deze audits en teruggekoppeld aan de betrokken organisatieonderdelen. Ook zijn er audits uitgevoerd op het gebied van onderhoud en instandhouding, waarbij de aandachtspunten uit de in 2012 uitgevoerde audits zijn meegenomen. De rapportage en advisering rondom de resultaten van deze audits zal begin 2014 plaatsvinden. Ten slotte heeft Bureau Veiligheidsbeambte ook in 2013 peer reviews uitgevoerd bij verschillende aanlegprojecten. De tunnelbeheerders en projectorganisaties hebben er veel baat bij om al vóór de wettelijke adviesmomenten advies te krijgen over het aanlegproces, zodat gesignaleerde knelpunten tijdig kunnen worden verholpen. Prof. Ir. Johan W. Bosch Veiligheidsbeambte wegtunnels Rijkswaterstaat 3 1. 1.1. 1.2. Functie en taken 5 Bureau Veiligheidsbeambte ........................................................................................ 5 Werkterrein veiligheidsbeambte.................................................................................. 5 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. Organisatie en werkwijze 7 Wettelijk kader ............................................................................................................ 7 Periodieke afstemming binnen Rijkswaterstaat........................................................... 7 Bedrijfsvoeringsplan.................................................................................................... 8 Audits.......................................................................................................................... 8 Landelijk overleg veiligheidsbeambten........................................................................ 8 Operationeel plan 2015............................................................................................... 8 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. Activiteiten in het kader van de wettelijke rollen en taken 10 Adviezen over wettelijke veiligheidsplannen en openstelling .................................... 10 Overige adviezen ...................................................................................................... 11 Evaluaties van incidenten ......................................................................................... 11 Waarnemingen in het kader van tunneloefeningen en evaluaties van oefeningen .... 13 Audits........................................................................................................................ 14 Inspecties.................................................................................................................. 14 4. Project- en werkgroepen internationaal 5. 5.1. 5.2. Bevindingen veiligheidsbeambte 16 Nieuwe tunnels ......................................................................................................... 16 Bestaande tunnels .................................................................................................... 17 6. Terugblik op het Plan 2012 - 2013 20 7. Plan 2014 – 2015 21 4 15 1. Functie en taken De veiligheidsbeambte wegtunnels Rijkswaterstaat heeft een coördinerende rol in het borgen van de veiligheid van de gebruikers en het personeel van alle tunnels in het rijkswegennet. De functie en taken van de veiligheidsbeambte zijn vastgelegd in de wet- en regelgeving. Dit betreft de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Warvw) en enkele bepalingen van de Europese richtlijn nr. 2004/54/EG (Publicatieblad van de EU nr. 167, gerectificeerd bij Publicatieblad nr. L201), die directe werking hebben voor tunnels die onder deze richtlijn vallen. Het document ˝Taken Veiligheidsbeambte”, gepubliceerd op de website van de veiligheidsbeambte, bevat een kort overzicht. Per 1 juli 2013 is de wetgeving rond tunnelveiligheid herzien, waarbij de wettelijke adviestaken van de veiligheidsbeambte zijn uitgebreid. De veiligheidsbeambte is onafhankelijk in het uitoefenen van zijn functie. 1.1. Bureau Veiligheidsbeambte De onafhankelijke veiligheidsbeambte beschikt over een team van adviseurs en een plaatsvervanger. Samen vormen zij het Bureau Veiligheidsbeambte. Het Bureau Veiligheidsbeambte maakt onderdeel uit van Algemene Corporate Taken, onderdeel van de Corporate Dienst van Rijkswaterstaat. Bureau Veiligheidsbeambte bestaat uit de veiligheidsbeambte, prof. Ir. J.W. Bosch, en daarnaast zes medewerkers waarvan één secretarieel ondersteuner. Het bureau heeft een formatie van 6,4 fte. 1.2. Werkterrein veiligheidsbeambte De veiligheidsbeambte vervult zijn functie en taken ten aanzien van alle bestaande en nieuw te realiseren wegtunnels in het rijkswegennet. Het betreft in totaal meer dan 20 tunnels. Het kaartje op de volgende bladzijde bevat een totaaloverzicht van deze wegtunnels. Bij deze tunnels zijn in totaal zes (6) tunnelbeheerders1, veertien (14) bevoegde colleges van burgemeester en wethouders (B en W) 2, tien (10) veiligheidsregio’s (Brandweer en Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR)), acht (8) regionale politieeenheden en de Nationale Politie Landelijke Eenheid betrokken. Het betreft hier de stakeholders die op basis van de tunnelwetgeving verantwoordelijkheden en/of taken hebben met betrekking tot de tunnels. Daarnaast zijn diverse andere stakeholders betrokken. Zo liggen bijvoorbeeld de oeververbindingen ook deels in gemeenten waarvan de colleges van B en W niet de functie van bevoegd College van B en W in de zin van de tunnelwetgeving vervullen maar wel rollen en verantwoordelijkheden hebben op basis van onder andere de Woningwet en de Wet rampen en zware ongevallen. 1 Bij Rijkswaterstaat is de functie van tunnelbeheerder op regionaal niveau belegd bij de hoofdingenieur-directeur. Het betreft hier de bevoegde colleges van B en W in de zin van art. 1 sub c, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels. 2 5 6 2. Organisatie en werkwijze In 2013 is het Toetskader Veiligheidsbeambte aangepast aan de gewijzigde wet- en regelgeving. Ook is er een audittraject doorlopen op het gebied van instandhouding bij de regionale beheerorganisaties. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste onderwerpen waaraan is gewerkt en de ontwikkelingen die daarbij een rol hebben gespeeld. 2.1. Wettelijk kader Per 1 juli 2013 is de gewijzigde wet- en regelgeving rond tunnelveiligheid (de Warvw en onderliggende regelgeving) in werking getreden. Belangrijke wijzigingen zijn het vaststellen van een methode (QRA) en een norm (F-N curve) op basis waarvan het veiligheidsniveau kwantitatief kan worden vastgesteld. Daarnaast is de Commissie voor de Tunnelveiligheid opgeheven, is de scenarioanalyse als onderdeel van de risicoanalyse en het wettelijk vaststellen vervallen en is er een van de standaarduitrusting voor nieuwe Rijkstunnels vastgesteld. Deze standaarduitrusting is een uitwerking op hoofdlijnen van de in 2012 vastgestelde RWS Tunnelstandaard versie 1.2. Het advies over het Tunnelveiligheidsplan (ten behoeve van het planologische besluit) en het Bouwplan (ten behoeve van de omgevingsvergunning), dat in het verleden in de praktijk al door de veiligheidsbeambte Rijkswaterstaat werd afgegeven, is per 1 juli 2013 naar aanleiding van het opheffen van de Commissie voor de Tunnelveiligheid in de wet verankerd. Tevens is de tunnelbeheerder van een nieuwe rijkstunnel bij afwijken van de gestandaardiseerde uitrusting verplicht hierover advies in te winnen bij de veiligheidsbeambte. Bij een wezenlijke wijziging van een bestaande tunnel dient de tunnelbeheerder het Veiligheidsbeheerplan aan te passen in overleg met de veiligheidsbeambte en de burgemeester van de gemeente of van elk van de gemeenten waarin de tunnel is gelegen. Het toetskader3 van de veiligheidsbeambte, op basis waarvan de advisering plaatsvindt, is in 2013 aangepast aan de aangepaste wet- en regelgeving en ingericht volgens de nieuwe Leidraad Veiligheidsdocumentatie voor Wegtunnels, die een bijlage is van de Rarvw. 2.2. Periodieke afstemming binnen Rijkswaterstaat Het afgelopen jaar heeft twee keer overleg plaatsgevonden tussen de veiligheidsbeambte en de Directeur Generaal (DG) van Rijkswaterstaat. Dit overleg zal worden voortgezet in de frequentie van twee keer per jaar en zo nodig vaker. In 2013 heeft minder frequent overleg plaatsgevonden met de (operationeel) tunnelbeheerders, en Decentrale Veiligheidsfunctionarissen4. De oorzaak hiervan was dat in het kader van het ondernemingsplan 2015 de functie van operationeel tunnelbeheerders werd belegd bij de directeuren netwerkmanagement en daardoor deels over ging naar andere personen. Ook in 2013 heeft periodiek overleg plaatsgevonden tussen de veiligheidsbeambte en de Landelijk Tunnelregisseur (LTR) van Rijkswaterstaat. Door middel van reviews en audits zal de LTR de implementatie van de RWS Tunnelstandaard bij tunnelprojecten monitoren. De veiligheidsbeambte heeft op verzoek van de tunnelbeheerders lopende het proces van de aanleg of wijziging van een tunnel peer reviews uitgevoerd om de tunnelbeheerder van feedback te voorzien vooruitlopend op het formele advies van de veiligheidsbeambte ten 3 Toetskader versie 1.2 is beschikbaar op www.rijkswaterstaat.nl/veiligheidsbeambte Elke Rijkswaterstaat tunnelbeheerder heeft één of meer decentrale veiligheidsfunctionarissen (DVF) aangewezen. De DVF vervult voor de dagelijkse contacten de rol van “linking pin” tussen de beheerorganisatie en de veiligheidsbeambte. 4 7 behoeve van de planologische procedure of de vergunningverlening. De werkwijze hierbij en de taakverdeling tussen de LTR en de veiligheidsbeambte wordt momenteel nader afgestemd. In het in 2013 opgestelde document “werkafspraken audits tunnelprojecten5” zijn nadere afspraken vastgelegd over de werkwijze rond audits bij tunnelprojecten tussen de LTR, de beheerorganisaties, de projectorganisaties en de veiligheidsbeambte. Periodiek vindt overleg plaats tussen de veiligheidsbeambte en het Steunpunt Tunnelveiligheid (STV) van Rijkswaterstaat. In een 6-wekelijks overleg tussen de veiligheidsbeambte en STV zijn procesafspraken gemaakt en knelpunten besproken. Daarnaast worden werkafspraken gemaakt op basis van de afgesproken taakverdeling. 2.3. Bedrijfsvoeringsplan In 2013 is het bedrijfsvoeringsplan van Bureau Veiligheidsbeambte geactualiseerd, waarin de taken, rollen en werkwijze zijn vastgelegd. 2.4. Audits In 2013 heeft de eindrapportage en terugkoppeling plaatsgevonden van de in 2012 uitgevoerde audits op het gebied van Opleiden Trainen en Oefenen (OTO), calamiteitenbestrijding en incident registratie en evaluatie die werden uitgevoerd bij enkele tunnels in Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg: de Roertunnel, de Wijkertunnel, de Zeeburgertunnel, de Botlektunnel en de Vliettunnel. Bij de audits zijn zowel de Rijkswaterstaatorganisatie als de betrokken veiligheidsregio’s geauditeerd. Er zijn afrondende bijeenkomsten gehouden van deze audits bij regio Noord-Holland en Zuid-Holland waarin ondermeer de plannen van aanpak zijn besproken. Van regio Limburg is schriftelijk een plan van aanpak ontvangen. In een volgende audit zal worden vastgesteld in hoeverre gevolg is gegeven aan de aanbevelingen en aandachtspunten. In 2013 zijn audits uitgevoerd op het gebied van instandhouding. De auditrapportages worden naar verwachting afgerond in het eerste kwartaal van 2014. 2.5. Landelijk overleg veiligheidsbeambten Op basis van het periodieke overleg van de veiligheidsbeambten van de wegtunnels in Nederland, dat al in 2007 is gestart, is in 2013 het Netwerk Veiligheidsbeambten Wegtunnels Nederland gevormd. In toenemende mate wordt binnen dit netwerk structureel overleg gehouden tussen de verschillende Nederlandse veiligheidsbeambten van wegtunnels. Het overleg vindt plaats onder voorzitterschap van de veiligheidsbeambte wegtunnels Rijkswaterstaat en is gericht op uitwisseling van informatie, kennis en ervaringen ten aanzien van de functie en werkzaamheden van de veiligheidsbeambte. In 2013 heeft dit overleg 6 keer plaatsgevonden. 2.6. Operationeel plan 2015 Binnen Rijkswaterstaat vindt momenteel een reorganisatie plaats met als doel onder andere het slagvaardiger en efficiënter maken van de organisatie. Hiertoe wordt met name de verdeling van taken en verantwoordelijkheden over de diverse directies ingrijpend gewijzigd. Als gevolg van OP 2015 is de organisatie van zowel de regionale- als de landelijke onderdelen volop in beweging. Zo is ondermeer het verkeersmanagement ondergebracht bij één landelijke dienst (Verkeer en Watermanagement), hebben alle regionale diensten een krimpdoelstelling, zijn regionale diensten samengevoegd en zijn nieuwe directies geformeerd met daarbinnen 5 Bekend als “werkafspraken audits tunnelprojecten, LTR RWS-2325546, d.d. 27-11-2013”. 8 diverse personele wisselingen. De rol van operationeel tunnelbeheerder en coördinerend tunnelbeheerder wordt door andere personen ingevuld. Het bestaande netwerk van de veiligheidsbeambte is hierdoor gewijzigd en bestaande werkwijzen en processen behoeven hierdoor aanpassing aan de nieuwe (deels nog te formeren) organisaties. 9 3. Activiteiten in het kader van de wettelijke rollen en taken In 2013 zijn de volgende activiteiten uitgevoerd in het kader van de wettelijke functie en taken van de veiligheidsbeambte: • adviezen over wettelijke veiligheidsplannen en openstelling; • overige adviezen, waaronder zowel tussentijdse peer reviews als diverse adviezen over onder andere wegontwerp en technische installaties; • evaluaties van incidenten; • waarnemingen in het kader van tunneloefeningen en evaluaties van oefeningen; • audits; • inspecties. Bureau Veiligheidsbeambte is bij haar advisering ten aanzien van nieuwbouw en verbouw sterk afhankelijk van de planning van de projecten. De tendens is dat steeds frequenter advies aan de veiligheidsbeambte gevraagd wordt. Dit betreft zowel getrapte adviezen bij wettelijke adviezen als extra adviezen (bijvoorbeeld peer reviews). Dit vraagt veel flexibiliteit en capaciteit van het Bureau Veiligheidsbeambte. De invulling van de wettelijke adviesmomenten is momenteel aan een ontwikkeling onderhevig, die leidt tot een taakverzwaring voor Bureau Veiligheidsbeambte. Waar in het verleden de veiligheidsplannen ten behoeve van de planologische beslissing en de vergunningverlening eenmalig ter advies werden ingediend, verzoeken de projectorganisaties nu vaak om ook conceptversies te beoordelen. Daarnaast wordt het advies omtrent de openstelling vaak in meerdere stappen aangevraagd, wat in sommige gevallen leidt tot vier of meer adviesmomenten. Zowel de nieuwe werkwijze alsmede de aangepaste Warvw vragen meer inzet van Bureau Veiligheidsbeambte. In 2014 zal de huidige bezetting van het Bureau Veiligheidsbeambte worden getoetst of deze van voldoende omvang is bij deze veranderingen. 3.1. Adviezen over wettelijke veiligheidsplannen en openstelling De veiligheidsbeambte brengt in de volgende gevallen advies uit aan de tunnelbeheerder: Fase: Advies inzake: In de planfase: Het Tunnelveiligheidsplan (TVP): keuze voor het globale ontwerp en de veiligheidsvoorzieningen ten behoeve van het planologisch besluit. Bij afwijking van de gestandaardiseerde uitrusting is ook hierover advies van de veiligheidsbeambte vereist. In de ontwerpfase: Het Bouwplan (BP): uitwerking van het ontwerp ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning. In de bouwfase: Het Veiligheidsbeheerplan (VBP) en de openstelling van de tunnel voor het verkeer: ten behoeve van de aanvraag openstellingsvergunning. In de gebruiksfase: Wezenlijke wijziging van de constructie, de voorzieningen danwel het gebruik van de tunnel: advies over aanpassen VBP en nieuwe openstellingsvergunning. De werkwijze bij Rijkswaterstaat ten aanzien van deze taak is vastgelegd in procedures, de door Bureau Veiligheidsbeambte opgestelde procesflows6. Het is de verantwoordelijkheid van de tunnelbeheerders om tijdig advies te vragen aan de veiligheidsbeambte. 6 zie de website van Bureau Veiligheidsbeambte: www.rijkswaterstaat.nl/veiligheidsbeambte 10 In het kader van deze adviestaak van de veiligheidsbeambte is onderstaand een overzicht gegeven van de in 2013 uitgebrachte adviezen. Project Type advies Tweede Coentunnel Vlaketunnel RWS West-Nederland Zuid RWS West-Nederland Noord Salland Twentetunnel Advies over openstelling. Advies over hernieuwde openstelling. Advies over Veiligheidsbeheerplan Noordtunnel en Thomassentunnel. 3.2. Advies over Veiligheidsbeheerplan Wijkertunnel. Vooradvies openstelling (tranche 1 en 2). Overige adviezen Naast de adviezen over de wettelijke veiligheidsplannen zijn in 2013 ondermeer de volgende adviezen uitgebracht: Project Type advies VORT A2 Maastricht A2 Leidsche Rijn Salland Twentetunnel Zeeburgertunnel Wijkertunnel A73-tunnels Tunnels West-Nederland Noord ZuidasDok Salland Twentetunnel A4 Delft-Schiedam 3.3. Bureau Veiligheidsbeambte heeft deelgenomen aan de evaluatie van het programma “Veiligheid en onderhoud aan rijkstunnels”. Voor het programma Veiligheid en onderhoud rijkstunnels (Vort) zijn er diverse adviezen gegeven, o.a. over het aanpassen van ventilatie en software van de Zeeburgertunnel. Peer review in verband met geplande openstelling. Advies op basis van analyse van de logging van de Tunnel Technische Installaties. Advies kruipstrook. Advies ventilatie en softwareaanpassing. Advies luchtsnelheden. Advies over rook- en vlamdetectie Roertunnel en Swalmentunnel. Advies inzake Master Test Plan. Toets op klanteis specificaties. Peer review in verband met geplande openstelling. Peer review op het proces voor de totstandkoming van de software ten behoeve van bediening, besturing en bewaking (3B) en de technische aansluiting en de integratie van de operationele bediening van het tunnelsysteem in de VMC te Rhoon. Evaluaties van incidenten In 2013 zijn enkele significante tunnelincidenten geëvalueerd (zie overzicht hierna). Van significante incidenten is sprake als een van onderstaande gebeurtenissen zich heeft voorgedaan (Leidraad Incidentregistratie- en evaluatie, Rijkswaterstaat, 8 oktober 2012): dodelijke ongevallen, branden, explosies, het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, incidenten waarbij grote schade aan de tunnel of de omgeving van de tunnel is ontstaan en overige incidenten, waarbij de tunnelbeheerder of de overheidshulpdiensten uitgebreide registratie nodig achten. Onder significante incidenten worden in dit verband ook significante storingen aan tunneltechnische veiligheidsvoorzieningen verstaan, d.w.z. storingen die op basis van de zogenaamde ‘faaldefinities’ herstelprioriteit 1 (= direct herstel) of herstelprioriteit 2 (= herstel binnen 24 uur) hebben. Bureau Veiligheidsbeambte is betrokken geweest bij de evaluaties van significant incidenten en heeft geadviseerd over leerpunten en verbetermaatregelen op het gebied van organisatie, proces, procedures en techniek. 11 Tunnel en Datum incident Beneluxtunnel 30-12-2012 Korte beschrijving van incident en deelnemers aan evaluatie Op 30 december 2012 vond in de D-buis van de Beneluxtunnel een aanrijding plaats van een door pech langzaam rijdende of stilstaande personenauto door een tweede personenauto. Het achteropkomende voertuig kwam hierbij op de kop terecht. Eén van de inzittenden van het pechvoertuig raakte gewond. De tunnelbeheerder liet een evaluatie uitvoeren, waarbij het incident werd beschouwd en het functioneren van de technische installaties ten tijde van het incident. 1e Coentunnel 23-01-2013 Op 23 januari 2013 om 6.45 uur vond een incident plaats in de westbuis van de eerste Coentunnel. Het betrof een aanrijding tussen een personenauto en een tankauto. De personenauto kwam, vermoedelijk bij het wisselen van rijstrook, voor de tankauto terecht. Hierdoor ontstond lichte materiële schade aan de tankauto en kwam de personenauto overdwars op rijstrook 2 tot stilstand. De tankauto had uitgeklapte borden met GEVI-STID nrs. 33-1203 (benzine). Om 7.23 uur werd de incidentbuis vrijgegeven voor het verkeer. Het incident is binnen de organisatie van de tunnelbeheerder geëvalueerd. Er zijn interviews afgenomen bij de functionarissen die bij de afhandeling van het incident waren betrokken. Bureau veiligheidsbeambte heeft geadviseerd over het concept evaluatieverslag. Dit incident vond plaats op 30 januari 2013 om 23.34 uur in Oostbuis 1 van de Schipholtunnel (A4 Hoofdrijbaan Links, km 7.000) richting Amsterdam. Het incident bestond uit een aanrijding tussen twee personenauto’s. Bij de aanrijding verloor één van deze personenauto’s de LPG tank en raakte de bestuurder van die auto gewond. De LPG tank lekte. De brandweer heeft de lekkende LPG tank gecontroleerd laten leeglopen. Om 1.14 uur op 31 januari 2013 werd de hoofdrijbaan in de oostbuis vrijgegeven voor verkeer. Schipholtunnel 30-01-2013 Naar aanleiding van het incident is, naast gesprekken met de bij de afhandeling betrokken Rijkswaterstaatmedewerkers, een evaluatiegesprek gehouden met de Leeragent van de Veiligheidsregio Kennemerland. Daarbij zijn met name de procedures en het feitelijke optreden van de brandweer bij het incident nader beschouwd. Bureau Veiligheidsbeambte heeft kort mondeling en schriftelijk geadviseerd over het concept evaluatieverslag. Commentaar van het bureau is in het definitieve verslag verwerkt. Op 5 maart 2013 trad om 22.35 uur een autobrand op in de westelijke tunnelbuis van de Zeeburgertunnel. Een personenauto botste tegen de tunnelwand en vloog in brand. De voorzijde van de auto brandde uit. Er was geen sprake van gewonden of letsel. Zeeburgertunnel 5-03-2013 Van het incident werd een evaluatieverslag opgesteld door de tunnelbeheerder, in afstemming met de hulpdiensten. Bij de evaluatie is gekeken of de afhandeling van het incident plaatsvond conform de procedures en of er aanleiding werd gevonden om de procedures aan te passen. Tevens is een analyse gemaakt van de systeemloggings. De veiligheidsbeambte heeft de tunnelbeheerder inhoudelijk geadviseerd bij het opstellen van de evaluatie. Naar aanleiding van het incident werden afspraken gemaakt tussen de tunnelbeheerder en de brandweer om de evaluatie van incidenten in de toekomst op een meer systematische wijze te laten plaatsvinden. Drechttunnel 30-04-2013 Op dinsdag 30 april 2013 deed zich een incident voor in de Drechttunnel. Om 12:58 uur kwam een motorrijder met passagier ten val, op de Hoofdrijbaan Rechts, richting Breda, ter plaatse van rijstrook 1-2. Tunnelbuis West 02 werd afgesloten. De motorrijder kwam ten val op ca. 80 meter voor de tunnelingang. De zwaargewonde passagier is aangetroffen in de tunnel. Er waren geen andere voertuigen bij het incident betrokken. Aangezien het ongeval buiten de tunnel plaatsvond maar de passagier wel in de tunnel werd aangetroffen heeft de tunnelbeheerder een beperkte evaluatie van het incident uitgevoerd. Roertunnel 24-6-2013 Op 24 juni 2013 vond een significant ongeval plaats in de Roertunnel, op de Hoofdrijbaan Links. Net na 4 uur in de ochtend reed een personenauto met onbekende reden tegen de tunnelwand van de Roertunnel richting het zuiden. Het ongeval werd geconstateerd, kort nadat het had plaatsgevonden, doordat een vrachtwagen stopte. De vrachtwagen werd gedetecteerd door de stilstanddetectie. De beide tunnelbuizen werden afgesloten in verband met het tweezijdig aanrijden van de brandweer. Ambulance en politie kwamen ook ter plaatse en de rechter tunnelbuis werd na aangeven van de brandweer weer vrijgegeven. 12 Tunnel en Datum incident A2 Leidsche Rijn 1-10-2013 Korte beschrijving van incident en deelnemers aan evaluatie Op 1 oktober 2013 om ca. 12:30 ontstond brand in een kleine personenbus op de hoofdrijbaan rechts in de tunnel A2 Leidsche Rijn. De bus brandde volledig uit. Er was geen sprake van gewonden of letsel. Beide tunnelbuizen werden gedurende anderhalf uur afgesloten. Dit resulteerde in een file van 9 km. De tunnelbeheerder liet een evaluatierapport opstellen met een systeemevaluatie en een procesevaluatie van het handelen van zowel Rijkswaterstaat als de hulpdiensten. De rapportages beperken zich tot de evaluaties van de significante incidenten. Ook van sommige incidenten die niet als significant worden aangemerkt werden evaluaties uitgevoerd/georganiseerd door de tunnelbeheerders. Uit de in 2013 uitgevoerde evaluaties blijkt dat een meer gestandaardiseerde aanpak van de uitvoering van evaluaties gewenst is. Momenteel is de doorlooptijd erg lang. Mede hierdoor is het instrument minder effectief dan mogelijk. Ook is de snelheid van uitvoering van gesignaleerde verbetermaatregelen voor verbetering vatbaar. 3.4. Waarnemingen in het kader van tunneloefeningen en evaluaties van oefeningen Met betrekking tot een tunnel dient ten minste eenmaal in de vier jaar een realistische oefening en in elk tussenliggend jaar een gedeeltelijke of simulatieoefening te worden uitgevoerd (Rarvw, art. 11). In het verleden is gebleken dat de door Rijkswaterstaat en de hulpdiensten gehouden oefeningen niet optimaal leiden tot verbetering van de calamiteitenbestrijding. Uit de evaluaties van oefeningen en incidenten kwamen dezelfde aandachtspunten herhaaldelijk naar voren. Deze aandachtspunten betroffen bekendheid met het object, communicatie en inzetstrategie. Om de effectiviteit van de oefeningen te verbeteren is in 2013 het initiatief genomen voor het uitvoeren van gemeenschappelijke realistische oefeningen. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan de genoemde aandachtspunten. De gemeenschappelijke realistische oefeningen geven invulling aan de wettelijke oefenverplichting van de tunnelbeheerders en de hulpdiensten (Warvw 2013, art. 9 en Rarvw 2013, art. 11) en zullen naar verwachting (door de aangebrachte focus) leiden tot een verbetering van het rendement van het oefenen van het bij de calamiteitenbestrijding en incidentbeheersing betrokken personeel. Dit initiatief zal ook in 2014 verder worden doorgezet. In 2013 heeft Bureau Veiligheidsbeambte meegewerkt aan volgende oefeningen. Naam tunnel Datum oefening Aard van de oefening Coentunnel Heinenoordtunnel Drechttunnel 27 maart 2013 29 mei 2013 17 oktober 2013 Gemeenschappelijke realistische oefening. Gemeenschappelijke realistische oefening. Gemeenschappelijke realistische oefening. In 2013 werden tevens voorafgaand aan elke tunneloefening vier multidisciplinaire oriëntatieavonden georganiseerd waarbij informatie werd gegeven over tunnelveiligheid en brandweerprocedures. Deze oriëntatiemomenten blijken bijzonder succesvol en worden per avond door gemiddeld 40-50 personen uit de diverse operationele diensten bezocht. Naast het operationele personeel maken ook derden (personeel dat werkt voor Rijkswaterstaat en zich inzet voor tunnelprojecten) gebruik van de mogelijkheid om zich een beter en vooral completer beeld te vormen van wat er zoal komt kijken bij het veilig exploiteren van een tunnelsysteem. 13 3.5. Audits De veiligheidsbeambte heeft onder andere tot taak regelmatig te controleren of de tunnelconstructies en -voorzieningen worden onderhouden en waar nodig hersteld (Rarvw art. 9). Naar aanleiding hiervan zijn in 2013 audits uitgevoerd op de instandhouding van enkele tunnels. De veiligheidsbeambte heeft de instandhoudingsorganisaties getoetst aan de eisen uit de Leidraad Veiligheidsdocumentatie voor wegtunnels 2013 (bijlage 2 van de Rarvw). Daarnaast werd tijdens de audits beoordeeld in hoeverre de beheerorganisaties de eigen procedures naleeft. De scope van de audit omvatte de gehele beleidscyclus (de deming cyclus/verbetercyclus) van het instandhoudingsproces. De audit bestond uit een documentenbeoordeling gevolgd door vraaggesprekken met de (operationeel) tunnelbeheerder, de operationele beheerorganisatie en de organisatie die namens Rijkswaterstaat toeziet op het onderhoud. Ook is een bezoek gebracht aan enkele tunnels tijdens onderhoud om steekproefsgewijs te bekijken in hoeverre de situatie op papier overeenkomt met de actuele situatie in de tunnel. De audits waren erop gericht te toetsen in hoeverre: • het proces van instandhouding was vastgelegd in het Veiligheidsbeheerplan (VBP) volgens de daaraan gestelde eisen in de Leidraad veiligheidsdocumentatie; • de organisatie op het gebied van instandhouding werkte overeenkomstig het VBP. De auditvragen hadden betrekking op de aanwezige organisatie, de techniek, de processen en procedures, het instandhoudingplan (als onderdeel van het VBP), de bijbehorende programmering en de feitelijke situatie in de tunnel. Onderstaand een overzicht van de tunnels en de organisatieonderdelen welke tijdens de audit zijn bevraagd. Tunnel RWS-organisaties Drechttunnel Schipholtunnel Roertunnel West-Nederland Zuid West-Nederland Noord Zuid-Nederland 3.6. Inspecties In 2013 zijn door BVB bij onder andere de Coentunnel beperkte inspecties uitgevoerd op civiele onderdelen van de tunnels zoals de vluchtweg. De bevindingen zijn teruggekoppeld naar de tunnelbeheerder. 14 4. Project- en werkgroepen internationaal Door deel te nemen aan de activiteiten van internationale netwerken, is kennis aanwezig van actuele discussies en ontwikkelingen op internationaal niveau, kan worden geput uit een internationaal expertisenetwerk en kan aan de voorkant bij initiatief (wets-) voorstellen en studies worden gestuurd. De veiligheidsbeambte nam in 2013 deel aan de hieronder weergegeven internationale werkgroepen: Naam overleg PIARC, Technical Committee 3.3. Road Tunnel Safety Website: www.piarc.org ITA-COSUF: International Tunneling Association, Committee on Operational Safety of Underground Facilities Doel(en) van het overleg De algemene doelen zijn: • Kennisuitwisseling en kennisontwikkeling. • Harmonisatie en standaardisatie door richtlijnen en aanbevelingen. • Opbouw/uitbouw internationaal netwerk. • • formulering van Kennis delen (halen en brengen). Onderhouden van netwerk met internationale experts op het gebied van tunnelveiligheid. 15 5. Bevindingen veiligheidsbeambte De werkzaamheden die in 2013 door Bureau Veiligheidsbeambte werden uitgevoerd hebben onderstaande bevindingen opgeleverd, onderverdeeld in nieuw te openen wegtunnels en tunnels die reeds in gebruik zijn. 5.1. Nieuwe tunnels De beoordeelde tunnelsystemen voldoen aan de wettelijk vastgelegde normwaarde voor het groepsrisico. Het is van groot belang dat het realisatieproces van tunnels op een geborgde wijze plaatsvindt. De basis van het advies van de veiligheidsbeambte vormen 8 topvragen. Er moet kunnen worden aangetoond dat er sprake is van een intrinsiek veilig tunnelsysteem en dat alle noodzakelijk voorzieningen en tunnelinstallaties aanwezig zijn. De tunneltechnische installatie, inclusief software moet aantoonbaar veilig en als één integraal systeem werken en de techniek in de verkeerscentrale moet adequaat ingericht zijn. Ook wordt getoetst of Rijkswaterstaat en overheidshulpdiensten voldoende zijn voorbereid op hun taak. Daarnaast wordt gekeken of het functioneren van techniek en organisatie voldoende langjarig zijn geborgd en dat dit in het Veiligheidsbeheerplan is opgenomen. Voor alles geldt dat er voldoende rekening gehouden moet worden met locatie specifieke situaties. De eisen waaraan dient te worden voldaan om te komen tot een veilig tunnelsysteem, waaronder de randvoorwaardelijke eisen voor het borgen van de functionele veiligheid en de elektromagnetische compatibiliteit (EMC), dienen te worden gespecificeerd en vastgelegd. Gedurende het proces van ontwerp en realisatie moet worden aangetoond dat blijvend aan deze eisen wordt voldaan. Bij de advisering over de in aanleg zijnde projecten is gebleken dat de nodige veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn. Projectorganisaties beschikken over plannen voor verificatie en validatie en EMC. Deze plannen zijn grotendeels van goede kwaliteit. De naleving van deze plannen is in een aantal projecten een punt van aandacht. De tunnels waarbij de RWS Tunnelstandaard van toepassing is geven aan te voldoen aan de eisen uit deze standaard. In een aantal projecten blijkt het in de praktijk lastig te zijn dit aan te tonen. Bij een deel van de tunnelprojecten was het realisatieproces nog onvoldoende beheerst om de realisatie van een integraal veilig functionerend tunnelsysteem te borgen. Een voorbeeld is de totstandkoming van de software voor bediening, besturing en bewaking 3B. In de regel wordt ondermeer een Software Development Plan en Software Test Plan opgesteld van voldoende kwaliteit. Bij een beoordeling van de mate waarin deze plannen in de realisatiefase ten uitvoer zijn gebracht blijkt met enige regelmaat dat “ontwerp” en “realisatie” op het gebied van 3B software niet met elkaar in verband staan. Doordat ontwerp en realisatieproces niet met elkaar in verband kunnen worden gebracht blijkt aantoning van een transparant doorlopen ontwikkelproces en dientengevolge aantoonbaar betrouwbare software lastig. Het testen van de tunneltechnische Installaties dient op een gestructureerde wijze plaats te vinden, waarbij de teststrategie vooraf wordt vastgelegd waarna aantoonbaar volgens deze strategie wordt getest. De criteria (wanneer kan worden geconcludeerd dat de (deel)installaties juist functioneren) en randvoorwaarden (waaraan moet worden voldaan alvorens een test kan worden uitgevoerd) dienen voorafgaand aan het testen te zijn vastgelegd. Doorgaans wordt dit vastgelegd in een Master Test Plan. Dit geeft een goede basis voor het gestructureerd uitvoeren van het testproces. Bij enkele aanlegprojecten lag de focus bij het testen echter erg op de zogenaamde ‘happy flow (doet het systeem wat het moet doen)’, met als risico dat het 16 testen op onmerkbaar en onveilig falen (doet het systeem niet wat het niet moet doen) in mindere mate plaatsvindt. Bij het aanlegproces van een tunnel is het van belang het tunnelsysteem te beschouwen in de context van de omgeving en de organisatie die zorg draagt voor de exploitatie, het beheer en onderhoud en het verkeersmanagement. Ook de fasering van de bouw en de invloed hiervan op het gebruik van de tunnel en op de omgeving zijn van hierbij belang. De veilige integratie van het nieuwe tunnelsysteem in deze (fysieke en organisatorische) omgeving is momenteel nog niet bij alle in aanleg zijnde tunnels volledig geborgd. Met name de koppeling van het tunnelsysteem aan de verkeerscentrale is en blijft een punt van aandacht. Kwaliteitsborging is een randvoorwaarde voor het ontwikkelen van een juist en veilig functionerend systeem. Het documentmanagement, het configuratiemanagement en het traceerbaar en onderbouwd vastleggen van besluiten is noodzakelijk om inzichtelijk te maken in hoeverre wordt voldaan aan de gestelde eisen en om wijzigingen beheerst te kunnen doorvoeren. Onder andere op het gebied van versiebeheer werden bij het adviseren van de projectorganisaties regelmatig verbeterpunten gesignaleerd. Het niet op orde hebben van de kwaliteitsborging vormt een risico voor het tijdig opleveren van een aantoonbaar veilige tunnel en leidt daarnaast tot problemen bij de overdracht van het tunnelsysteem aan de beheerorganisatie. Te vaak wordt nog geconstateerd dat dossiers onoverzichtelijk en moeilijk te doorgronden zijn, dat te toetsen dossiers incompleet worden aangeleverd en dat aangeleverde documenten onvoldoende “volwassen” zijn en op kwaliteit niet zijn gecontroleerd. Dit maakt het uitvoeren van een toetsing (bijvoorbeeld door de veiligheidsbeambte) tot een onnodig tijdrovende aangelegenheid. Voor de langdurige borging van een veilige exploitatie dient bij openstelling van een wegtunnel de inrichting en bemensing van de bedien- en beheerorganisatie te zijn gerealiseerd. Ook dient een adequaat programma te zijn ontwikkeld en geïmplementeerd voor het opleiden, trainen en oefenen van de beheer- en instandhoudingsorganisatie en de hulpdiensten. De wijze waarop de technische installaties op voldoende niveau in stand worden gehouden en de functionele veiligheid wordt geborgd moet zijn vastgelegd in de onderhoudsplannen. Bij een deel van de beschouwde tunnelprojecten zijn reeds kwalitatief goede opleidingsplannen aanwezig en vindt het opleiden van het Rijkswaterstaatpersoneel op adequate wijze plaats. De uitwerking en vastlegging van de randvoorwaarden voor veilig gebruik van de tunnel en de wijze waarop het voldoen hieraan is geborgd in de Veiligheidsbeheerplannen verdient bij een deel van de beschouwde tunnelprojecten echter nog extra aandacht. Bij het inrichten van de bediencentrales voor nieuwe wegtunnels is de aandacht voor een logische bediening (techniek die de mens ondersteund) een belangrijk punt. Het is belangrijk dat de zogenaamde Mens Machine Interface (MMI) zodanig wordt vormgegeven dat de cognitieve inspanning en de keuzevrijheid bij het handelen van de wegverkeersleider wordt geminimaliseerd, om de kans of fouten te beperken. Ook de uniformiteit van de verschillende vanuit één verkeerscentrale bediende tunnels is hierbij van belang. Waar mogelijk benutten de projectorganisaties de basis voor de voor Human Factors relevante onderwerpen die is beschreven in de RWS Tunnelstandaard. De mate waarin de MMI in de verkeerscentrales het handelen van de wegverkeersleider ondersteunt laat bij enkele van de in aanleg zijnde projecten nog ruimte voor verbetering. 5.2. Bestaande tunnels Per 1 mei 2014 dienen de tunnels in het Trans-Europese wegennet het veiligheids-, en voorzieningenniveau te hebben zoals dat wordt voorgeschreven door de tunnelwetgeving en het bouwbesluit 2012. De bestaande tunnels voldoen grotendeels aan de van toepassing zijnde wettelijke eisen met betrekking tot de constructie en de voorzieningen. Bij een klein deel van de 17 tunnels werden nog enkele restpunten geconstateerd voor wat betreft het voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. Het is belangrijk dat de beheerders van bestaande tunnels een Veiligheidsbeheerplan hebben en overeenkomstig dit plan werken. In deze plannen dienen onder andere de randvoorwaarden voor veilig gebruik en onderhoud te zijn vastgelegd. Ook het programma voor opleiden, trainen en oefenen dient (deels in afstemming met de betrokken veiligheidsregio’s) tijdig te worden vastgesteld. Het afgelopen jaar is door de tunnelbeheerders hard gewerkt aan de veiligheidsbeheerplannen. Bij enkele van de getoetste plannen bleek het doorvoeren van een verbeterslag nog gewenst. Het tijdig beschrijven van de actuele beheerorganisatie en het vastleggen van de rollen, taken en verantwoordelijkheden verdient daarbij extra aandacht, evenals het vastleggen van de procedures en plannen voor onderhoud en instandhouding. Voor het veilig uitvoeren van beheer en exploitatie van de tunnel is adequate kwaliteitsborging noodzakelijk. De verbetercyclus (ingevuld door processen/procedure en de borging hiervan) verdient daarbij voortdurende aandacht. Als onderdeel van de instandhouding dienen storingsanalyses te worden uitgevoerd op basis waarvan het onderhoudsmanagement wordt bijgestuurd, zodat het onderhoud preventief kan worden uitgevoerd. Binnen de organisaties van de tunnelbeheerders worden op basis van onder andere evaluaties van incidenten en storingen knelpunten gesignaleerd en maatregelen doorgevoerd. Bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden ligt de nadruk nu nog regelmatig op correctief onderhoud. Op het gebied van kwaliteitsborging zijn door de veiligheidsbeambte enkele verbeterpunten geconstateerd. Het betreft onder andere het documentenbeheer. Het komt voor dat de veiligheidsbeambte wordt gevraagd advies uit te brengen over documenten die nog niet de status definitief hebben of geen aantoonbare interne kwaliteitscontrole hebben doorlopen waardoor “onvolwassen” documenten ter toetsing worden voorgelegd. Dit is niet in lijn met de rol van de veiligheidsbeambte en zijn medewerkers. Afstemming en communicatie tussen en binnen de diensten van Rijkswaterstaat en de hulpdiensten is cruciaal voor een effectieve calamiteitenbestrijding. Bij de afhandeling van incidenten en calamiteiten spelen beeldvorming en alarmering een belangrijke rol. Het is van belang dat zowel de wegverkeersleider als de hulpdiensten een eenduidig compleet beeld van de situatie hebben en dat direct de juiste inzetstrategie wordt gekozen. De samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de hulpdiensten bij incidenten en oefeningen wordt door beide partijen als positief ervaren. Onbekendheid met elkaars werkwijze en procedures en onduidelijkheid over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden zorgt echter in sommige gevallen voor minder efficiënte en veilige calamiteitenbestrijding. Met name bij de hulpdiensten valt nog verbetering te behalen door hun handelen bij incidenten en het effect hiervan te analyseren en op basis hiervan verbetermaatregelen door te voeren. Uit de evaluaties van incidenten kwam naar voren dat de tunneltechnische installaties (TTI) veelal naar behoren functioneren. Bij enkele onderzoeken bleek het functioneren van de TTI en de logging hiervan echter op onderdelen niet juist. Hierdoor kan een klein deel van de deelinstallaties een relatief groot deel van de storingen veroorzaken. Door het verhelpen van deze aandachtspunten is grote winst te behalen. Ook bij het onderhoud van de TTI is de verbetercyclus belangrijk: inzicht in het effect van de onderhoudswerkzaamheden op het functioneren van de TTI is noodzakelijk om zo de hoeveelheid storingen terug te dringen. Het doorvoeren van wijzigingen in bestaande tunnels dient beheerst te verlopen om de veiligheid tijdens en na de werkzaamheden te borgen. Bij het doorvoeren van softwarewijzigingen is het belangrijk deze van te voren zorgvuldig voor te bereiden en te testen. Hierbij kan worden aangesloten op de RWS Tunnelstandaard. In 2013 heeft de veiligheidsbeambte verschillende adviezen uitgebracht omtrent wijzigingen in bestaande tunnels. De tunnelbeheerders hebben voorafgaand aan geplande wijzigingen plannen 18 opgesteld op basis waarvan wijzigingen veilig kunnen worden doorgevoerd. Ook beschikken de tunnelbeheerders over plannen voor het testen van de software. Voor een deel van de tunnels heeft op basis van het testplan het testen op de juiste wijze plaats kunnen vinden. Voor enkele tunnels bleek het opgestelde testplan echter nog vatbaar voor verbetering. Bij de planning van onderhoudswerkzaamheden dient de focus te worden gelegd op tunnelveiligheid. De maatregelen die het meest noodzakelijk zijn voor de veiligheid dienen de hoogste prioriteit te krijgen. Het komt momenteel voor dat prioriteiten te veel worden gesteld op basis van beschikbaar budget. 19 6. Terugblik op het Plan 2012 - 2013 Naast de uitvoering van de wettelijke taken stelt de veiligheidsbeambte jaarlijks een plan op waarin aanvullende en de kerntaak ondersteunende activiteiten worden gepland. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de status van de voor 2013 geplande activiteiten. Activiteit Plan 2012 - 2013 Gerealiseerd 2013 in Bedrijfsvoeringplan Bureau Veiligheidsbeambte Ja. Beheer ervan is een continu proces. Toetskader veiligheidsbeambte Ja. Beheer ervan is een continu proces. Opmerkingen In 2013 is de protocollering verder uitgewerkt en opgenomen in het voorlopig bedrijfsvoeringplan. Blijft als actiepunt staan in Plan 2014 - 2015. Het toetskader is aangepast op basis van de gewijzigde regelgeving in 2013. Actueel houden van toetskader is continu proces. Blijft als actiepunt staan in Plan 2014 - 2015. Audits zijn in 2012 uitgevoerd. De bevindingen zijn in 2013 bekendgemaakt. Audit OTO/CBP Ja. Audit onderhoud en instandhouding Ja. Vervalt als actiepunt in Plan 2014 - 2015. Audits zijn in 2013 uitgevoerd. De bevindingen worden in 2014 bekendgemaakt. Periodiek overleg tussen veiligheidsbeambte en tunnelbeheerders Ten dele. Continu proces. Vervalt als actiepunt in Plan 2014 - 2015. Op basis van het bedrijfsvoeringplan en periodieke rapportages tunnelveiligheid zal het overleg geformaliseerd worden. Peer reviews aanleg nieuwe Rijkswaterstaat tunnels Ja. Continu proces. Inspecties Ja. Continu proces. Blijft als actiepunt staan in Plan 2014 - 2015. Peer review uitgevoerd voor A4DS Blijft als actiepunt staan in Plan 2014 - 2015. Blijft als actiepunt staan in Plan 2014 - 2015. 20 7. Plan 2014 – 2015 Naast de uitvoering van de wettelijke taken stelt de veiligheidsbeambte jaarlijks een plan op waarin aanvullende en de kerntaak ondersteunende activiteiten worden gepland. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de geplande activiteiten voor 2014-2015. Bedrijfsvoeringplan Bureau Veiligheidsbeambte Het bedrijfsvoeringplan zal in 2014 worden vastgesteld. Capaciteit Bureau Veiligheidsbeambte In 2014 zal worden getoetst of de huidige bezetting van Bureau Veiligheidsbeambte van voldoende omvang is om aan te sluiten op wijzigingen in het (wettelijk) adviestraject. Toetskader veiligheidsbeambte In 2014 wordt het toetskader afgerond, vastgesteld en beschikbaar gesteld aan projectorganisaties en tunnelbeheerders. Audit onderhoud en instandhouding De resultaten van de in 2013 uitgevoerde audits zullen in 2014 worden vastgelegd en besproken met de betrokkenen. Audit implementatie Veiligheidsbeheerplan en implementatie verbeterpunten eerdere audits In 2014 zal er een audit plaatsvinden naar de follow-up van de in 2012 en 2013 gehouden audits op het gebied van OTO/CBP en instandhouding. Advies openstelling Salland Twentetunnel te Nijverdal Advies openstellingsvergunning Thomassentunnel Advies openstelling Coentunnelsysteem Periodiek overleg tussen veiligheidsbeambte en tunnelbeheerders Op basis van het bedrijfsvoeringplan wordt het overleg tussen de veiligheidsbeambte en tunnelbeheerders geformaliseerd. Peer reviews aanleg nieuwe Rijkswaterstaat tunnels Op verzoek van de tunnelbeheerder voert de veiligheidsbeambte bij aan aantal nieuwbouwprojecten een review uit om tussentijds de totstandkoming te beoordelen. Gemeenschappelijke realistische oefeningen Het initiatief voor het houden van Gemeenschappelijke realistische oefeningen zal ook in 2014 verder worden doorgezet. Inspecties Continuering rondgangen op de projecten zoals in voorgaande jaren. 21 Dit is een uitgave van Bureau Veiligheidsbeambte van Rijkswaterstaat Meer informatie? Bezoek de website www.rws.nl/veiligheidsbeambte of bel 0800 8002 (gratis) 22
© Copyright 2024 ExpyDoc