In het graf bij de rijke

Pasen 2014: “In het graf bij de Rijke”.
1
In het graf bij de rijke
Vanmorgen wil ik een preek, eigenlijk meer een kleine Bijbelstudie, houden welke in eerste instantie
geen “Paaspreek” lijkt te zijn. Maar niets is minder waar, dit zal in het verloop van mijn betoog wel
blijken.
Als het graf van de Heer Jezus, de Messias, niet bij de rijken was geweest zou de lichamelijke
opstanding van onze Here er heel anders uit hebben gezien. Misschien kunnen wij stellen dat
wanneer de leiders van het volk hun zin hadden gekregen er, let wel, naar de mens gesproken,
mogelijk geen opstanding was geweest! Als eerste lezen wij: Matthéüs 28:1-6;
1 Laat na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen
Maria Magdalena en de andere Maria om naar het graf te kijken. 2 En zie, er vond een grote
aardbeving plaats, want een engel van de Heere, die uit de hemel neerdaalde, ging erheen,
rolde de steen van de opening weg en ging erop zitten. 3 Zijn gedaante was als een bliksem
en zijn kleding wit als sneeuw. 4 De bewakers beefden van angst voor hem en werden als
doden. 5 Maar de engel antwoordde en zei tegen de vrouwen: U hoeft niet bevreesd te zijn,
want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt,
zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft.
Vers 2 laat ons duidelijk zien dat het graf waarin de Heer Jezus Christus lag geen armeluigraf was,
alleen in rotsen uitgehakte graven werden met een ronde, rolbare, steen afgesloten.
Wanneer wij dan bedenken dat Hij tijdens zijn aardse optreden geen geld of andere bezittingen heeft
gehad is zo’n graf als die van Jozef van Arimathea een luxe situatie. Het intrigeerde mij wel vaker dat
er in de profetie in Jesaja 53:9 specifiek over het graf bij de rijke wordt gesproken. In vroegere jaren
dacht ik dat Hij daarmee werd geëerd. Maar het kon ook wel eens zo zijn dat de Here God hier een
praktische reden voor heeft gehad.
Wij lezen Jesaja 53:1-12;
1 Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard?
2 Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde.
Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem
begeerd zouden hebben. 3 Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van
smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was
veracht en wij hebben Hem niet geacht. 4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen,
ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen
en verdrukt. 5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden
verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor
ons genezing gekomen. 6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn
eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.
7 Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een
lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij
Zijn mond niet open. 8 Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn
leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding
van mijn volk is de plaag op Hem geweest. 9 Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld;
(“Men”, de Joodse leiders, wilden Hem, Zijn lijk, als misdadiger afvoeren! Maar de Here God had
andere plannen, Heilsplannen).
Pasen 2014: “In het graf bij de Rijke”.
2
en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen
bedrog in Zijn mond geweest is.
Dit vers, vers 9, moeten wij eventjes in onze gedachten vasthouden en dan speciaal het volgende:
“omdat Hij geen onrecht gedaan heeft” Er staat hier niet dat men de Heer Jezus bij de goddelozen
heeft begraven, maar dat men zijn graf bij de goddelozen had gesteld. Anders gezegd: men wilde
hem bij goddelozen begraven, of zelfs nog erger….? Mogelijk hadden de Schriftgeleerden en de
farizeeën hele andere duistere plannen dan dat de Here God Zich had voorgenomen.
10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn
ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen
verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn. 11 Om de
moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis
van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun
ongerechtigheden dragen. 12 Daarom zal Ik Hem veel toedelen, en machtigen zal Hij verdelen
als buit, omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, omdat
Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft.
Vanwege de Bijbelstudieavonden die ik met enige regelmaat mag houden kom ik veel met Bijbelse
profetieën in aanraking en zo ook met Jesaja 53. Het is toch frappant dat de profeet Jesaja al mocht
profeteren dat de, toen nog toekomstige, Messias zou lijden en sterven voor de zonden van het volk
Israël. Het ging nog verder, want Jesaja sprak ook al over de begrafenis van die komende Messias.
In de belevingswereld van een Joodse profeet, welke Jesaja was, moeten deze door de Here God
gegeven woorden een vreemde zaak geweest zijn. Hoe kan nu een geslagen en mishandelde man,
welke Jesaja op die wijze moest omschrijven, bij de elite in een graf met veel status neergelegd
worden? Dan moet er toch heel veel aan de hand zijn? Op zich is het al een vreemde zaak dat de
Heer in het graf van zo’n rijke man neer werd gelegd, want de rijken, en vooral de Joodse leiders,
hadden maar weinig op met deze Messias. Jozef van Arimathea was als Raadsheer een uitzondering
op de regel, en was daarbij ook lid van het Sanhedrin:
Lukas 23:50-51
50 En zie, daar was een man van wie de naam Jozef was, een raadsheer, een goed en
rechtvaardig man. 51 Deze had niet ingestemd met hun voornemen en handelwijze. Hij kwam
uit Arimathea, een stad van de Joden, en verwachtte ook zelf het Koninkrijk van God.
Deze Jozef ging tegen de wens van andere leden van het Sanhedrin in, en vroeg Pilatus om het
lichaam van zijn Messias Jezus van Nazareth.
Matthéüs 27:57-60
57 Toen het avond geworden was, kwam er een rijke man van Arimathea, van wie de naam
Jozef was en die ook zelf een discipel van Jezus was. 58 Die ging naar Pilatus en vroeg om het
lichaam van Jezus. Toen gaf Pilatus bevel dat het lichaam aan hem gegeven zou worden.
Hetgeen wij hier lezen is wel heel speciaal, Pilatus gaf het lichaam van een veroordeelde af, iets wat
zeker niet de gewoonte geweest kan zijn. In de eerste plaats zou je kunnen denken dat het lichaam
van een veroordeelde aan zijn familie overgedragen zou worden. En in de tweede plaats zou het wel
eens zo kunnen zijn dat Pilatus het lichaam van de Heer aan Jozef én Nicodémus heeft overgedragen
omdat ze tot de Joodse Raad behoorden.
59 En Jozef nam het lichaam in ontvangst, wikkelde het in zuiver fijn linnen, 60 en legde het in
zijn nieuwe graf, dat hij in de rots uitgehakt had; en nadat hij een grote steen voor de ingang
van het graf gewenteld had, ging hij weg.
Pasen 2014: “In het graf bij de Rijke”.
3
Dat Jozef tegen zijn mede-leden van het Sanhedrin in was gegaan maakt het verzoek van de
overpriesters en de Farizeeën ons duidelijk. De meeste Farizeeën en Schriftgeleerden wilden een
wacht bij het graf om te voorkomen dat het lichaam van de Here uit het graf gehaald zou worden. Dit
gebruikten ze namelijk als reden om Pilatus over te halen een wacht te plaatsen maar of dit de ware
reden is geweest? De Schriftgeleerden kenden de profetieën heel goed en daar zouden ze mogelijk
een andere reden in kunnen vinden.
Niet alleen Jozef van Arimathea ging tegen de wil van het Sanhedrin in. Ook Nicodémus was onder
hen die de Here naar Zijn graf hebben gebracht, en hij schonk zelfs dure specerijen waarmee de Here
naar gewoonte, voor de rijke mensen van die tijd, werd begraven. Hieruit, deze specerijen, blijkt dat
Nicodémus ook een welgestelde man is geweest.
Johannes 19:39-40
39 En Nicodémus (die eerst 's nachts naar Jezus toe gekomen was) kwam ook en bracht een
mengsel van mirre en aloë mee, ongeveer honderd pond. 40 Zij namen dan het lichaam van
Jezus en wikkelden het in linnen doeken, met de specerijen, zoals het de gewoonte van de
Joden is bij het begraven.
Nicodémus maakte als Farizeeër, evenals Jozef van Arimathea, deel uit van het Sanhedrin en ook hij
ging tegen de meerderheid van de leiders in. Dat hij een Farizeeër was vinden wij in Johannes 3:1;
1 En er was een mens uit de Farizeeën; zijn naam was Nicodémus, een leider van de Joden.
2 Deze kwam 's nachts naar Jezus en zei tegen Hem: Rabbi, wij weten dat U van God
gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met
hem is.
Nicodémus en Jozef kozen de juiste weg, de Weg met de Heer Jezus Christus. Vele andere
Schriftgeleerden hadden een andere agenda en kozen voor aanzien en aardse weelde en daar paste
geen Messias bij die hen veroordeelde. Want reken maar dat de Joodse Bijbelgeleerden heel goed
wisten wie ze voor zich hadden. Dat hebben ze tijdens de geboorte van de Heer Jezus bewezen. De
Schriftgeleerden stuurden de sterrenwichelaars uit het Oosten feilloos naar Bethlehem.
Verder vinden wij in de Psalmen de nodige aanwijzingen die wijzen op de opstandig van de Heer
Jezus Christus.
Eén verwijzing zal ik noemen, en wel Psalm 30:4
4 HEERE, U hebt mijn ziel uit het graf opgehaald;
U hebt mij in het leven behouden,
Zodat ik in de kuil niet ben neergedaald.
Het gestorven lichaam van Here Jezus was niet in een kuil gegooid, maar na drie dagen wel uit het
graf opgehaald! Op deze “kuil” kom ik nog teug. Ook hebben ze geweten dat de man die Zich de
Messias noemde, volgens Jesaja 53, in het graf van een rijke man begraven zou worden. Geloof maar
dat ze tandenknarsend hebben moeten accepteren dat de Heer in het graf van Jozef werd gelegd. Dit
omdat de Romeinse overheerser, Pilatus, toestemming heeft gegeven om de Here in een graftombe
neer te leggen.
Dit was niet hun eerste tegenslag want ook een andere, hun bekende profetie, was voor hun ogen in
vervulling gegaan:
Pasen 2014: “In het graf bij de Rijke”.
4
Psalm 34:20-21
20 De rechtvaardige heeft veel ellende,
Maar uit dat alles redt de HEERE hem.
21 Hij bewaart al zijn beenderen,
Niet één daarvan wordt gebroken.
En verder bij de instelling van het Pascha, van het lam mocht geen been, geen bot, gebroken worden:
Exodus 12:46
46 In één huis moet het gegeten worden. U mag van het vlees niets uit het huis naar buiten
brengen, en u mag er geen been van breken.
Er is maar weinig fantasie voor nodig om te kunnen begrijpen dat dit Paaslam wijst op het offer van
de Heer Jezus Christus. En verder wijst Numeri 9:12 ook op het Paaslam waarvan niets de nacht over
mocht blijven en dat er geen been, geen bot, van dit Lam gebroken mocht worden. En dan gebeurd
er het volgende:
Johannes 19:31-34
31 Opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op de sabbat, omdat het de
voorbereiding was (want de dag van die sabbat was een grote dag), vroegen de Joden dan
aan Pilatus of hun benen gebroken en zij weggenomen mochten worden.
Let op!
De “Joden” verzochten Pilatus de benen van de gehangenen te breken, dus óók de benen van de
Heer Jezus! En als hen dit was gelukt hadden ze kunnen zeggen dat Hij niet de beloofde Messias was!
32 De soldaten dan kwamen en braken wel de benen van de eerste en van de ander die met
Hem gekruisigd was, 33 maar toen zij bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was,
braken zij Zijn benen niet. 34 Maar één van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en
meteen kwam er bloed en water uit.
Mogelijk, persoonlijk ben ik er van overtuigd, hadden de Joodse leiders zich op een andere wijze van
het lichaam van de Heer Jezus willen ontdoen. Gekruisigde misdadigers werden toen gewoonlijk niet
op een eervolle wijze begraven. De Here werd op de meest verachtelijke, en vreselijk wrede, wijze
geëxecuteerd aan het kruishout. Israël kende deze wijze van de doodstraf niet, een kruisiging was
een heidense en afgodische wijze van executie, en bestemd voor zware misdadigers.
Het dal van Gehenna
staat symbool voor- en
wordt vaak in onze
Bijbel vertaald met, 'de
Hel'. Het was, in
overdrachtelijke zin,
Kadavers van dieren werden erin geworpen om door het vuur verteerd te
de doelstelling van de
worden, aan dit vuur werd zwavel toegevoegd om het verbrandingsproces
religieuze leiders de
te bevorderen. Ook de lichamen van terechtgestelde misdadigers, die geen Here Jezus “in de hel
fatsoenlijke begrafenis in een herinneringsgraf waardig werden geacht,
te werpen”!
Voor deze misdadigers was er dan ook een speciale wijze van “begraven”,
eigenlijk beter gezegd een wel heel speciale wijze van cremeren. Bij
Jeruzalem bevond zich het dal van Hinnom, het Gehenna genaamd. Dit
was de vuilnisbelt, meer een hele diepe kuil (Zie: Psalm 30:4!), en de
vuilverbrandingsplaats van Jeruzalem.
werden erin geworpen.
Wat moet het voor de Joodse leiders een teleurstelling zijn geweest dat hun duistere bedoelingen
hen tussen de vingers door was geglipt. Maar ze hadden ook kunnen weten dat wat de Here God
Pasen 2014: “In het graf bij de Rijke”.
5
eenmaal heeft vastgelegd dat de vervulling van deze profetie zeker zal worden vervuld. In de Bijbel
zijn daar talloze voorbeelden van te vinden en als de Here God daarvoor een heiden als instrument
wil gebruiken is het zijn zaak.
De heidense Romein Pilatus was het instrument om Jesaja 53:9 te vervullen:
Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest,
omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is.
Men, de Schriftgeleerden, hadden het graf van de Here bij de goddelozen gesteld, in het Gehenna
wilden verbranden, maar dit ging niet door. Het lichaam van de Heer werd niet in het Gehenna
geworpen want de Here God had eenmaal bepaald dat het lichaam van de Heer Jezus ongeschonden
moest blijven en uit de dood op zou staan.
Het lichaam van de Heer werd bij de rijke, in het nieuwe graf van Jozef van Arimathea bijgezet en zo
werd Jesaja 53:9 vervuld. Zoals elke profetie welke de Here heeft laten uitspreken is vervuld, of nog
zal worden vervuld. Aan de vervulling van Jesaja 53 kunnen wij zien dat de nog niet vervulde
profetieën zeker vervuld zullen worden.
Dit is de heerlijke hoop op alles wat zij die van Christus zijn is beloofd, de eeuwige heerlijkheid.
Amen.
Alle rechten © Stg. BTO Yarah, 2014
Ongewijzigde overname met bronverwijzing en zonder commercieel oogmerk toegestaan.
Website: www.yarah.nl