persoonlijke beschermingsmiddelen Biomonitoring bij industriële reiniging Kwaliteitstest van beheerssysteem Het meten van gevaarlijke stoffen in het lichaam – biologische monitoring – wordt toegepast bij gegaste containers, maar ook bij industriële reiniging. In dit artikel beschrijven twee partijen hun ervaringen met deze techniek, ieder vanuit hun eigen optiek: een arbeidstoxicoloog die zelf biomonitoring uitvoert en een KVM-manager van een reinigingsbedrijf dat biomonitoring gebruikt voor zijn beleid op het gebied van persoonlijke bescherming. Tekst: Bas de Barbanson en Ludy Engwegen Fotografie: Reym In Rotterdam worden ongeveer tien miljoen containers per jaar ingevoerd uit alle mogelijke landen van de wereld. De aantallen lijken alleen nog maar toe te nemen. Veel van deze containers wordt doorgevoerd naar andere landen en de rest wordt gelost in Nederland. Een deel van deze containers bevatten gassen en dampen. Deze zijn afkomstig uit de lading zelf (bijvoorbeeld benzeendampen uit gebruikte lijmen of verven) of worden bewust toegevoegd aan de lading om ongedierte te bestrijden (bijvoorbeeld methylbromidegas). In Nederland zijn er gelukkig nog geen dodelijke slachtoffers gevallen door gassen in containers De actief gegaste containers zijn het gevaarlijkst voor mens en milieu, omdat deze uiterst giftige gassen kunnen bevatten. Op dergelijke containers hoort een label (met doodshoofd!) te staan dat er actief gegast is, maar in de praktijk wordt dat etiket nauwelijks aangebracht. Het gaat dan bijvoorbeeld om blauwzuurgas en fosfinegas, gifgassen die potentieel dodelijk zijn. In Nederland zijn er gelukkig nog geen dodelijke slachtoffers gevallen door gassen in containers, maar wel is er Gevaarlijke Lading / april 2014 - 14 één geval van blijvende ernstige hersenbeschadiging door methylbromide. Er zijn inmiddels ook alternatieven voor het actief gassen van containers. Door bijvoorbeeld de lading te verhitten of door het onttrekken van zuurstof aan de lading doodt men ook ongedierte. Tegengas In 2008 heeft de overheid op aandringen van SP’er Remi Poppe en PvdA’er Jan Boelhouwer de actie Tegengas gestart. Onderdeel van deze actie was dat jaarlijks duizend containers uitvoerig werden gecontroleerd op de aanwezigheid van giftige gassen. In 2010 is er verslag uitgebracht van de eerste metingen: de Arbeidsinspectie had 1053 containers gecontroleerd, waarvan 106 containers ‘te veel gassen’ bevatten en er zeventien actief gegaste containers waren. In 2011 concludeerde staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu dat het controleren van containers in de haven niet (meer) nodig was. Er is echter wel degelijk blijvend aandacht nodig voor dit onderwerp. Want dit probleem speelt niet alleen in de haven, maar ook in warehouses (waar containers geopend worden). De betrokken partijen moeten alle mogelijke maatregelen nemen om de werknemers te beschermen. Zo wordt de toepassing van biomonitoring van bijvoorbeeld benzeen geadviseerd voor warehousemedewerkers, maar in de praktijk gebeurt dit amper. een verhoging van de blootstelling met een factor tien. Ook kan er opname van gassen (zoals methylbromide, blauwzuurgas) via de huid plaatsvinden. Biomonitoring van bloed of urine is een prima instrument om deze chemische belasting in kaart te brengen, omdat het een optelsom is van beide opnameroutes: de longen en de huid. Daar moet men wel rekening mee houden bij de beoordeling van de meetuitslagen. Biomonitoring meet exact wat een warehousemedewerker heeft binnengekregen na een dag containers lossen. De concentratie van de giftige stof in de lucht kan dan wel onder de grenswaardenorm zijn, maar door forse inspanning kan een medewerker toch nog te veel binnen krijgen. Alarm Biologische monitoring Biologische monitoring – kortweg biomonitoring – is een techniek om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke opname van bepaalde (gevaarlijke) stoffen via luchtwegen, maagdarmkanaal en huid. Dit gebeurt door middel van metingen van bepaalde stoffen in bloed, urine of speeksel. De concentraties van de stoffen als lood of cadmium worden getoetst aan nationale normen of aan internationaal geadviseerde grenswaardes. Op deze manier kan een bedrijf controleren of de veiligheidsmaatregelen die het neemt in de praktijk ook voldoende werken. Ook kan biomonitoring nuttig zijn om medewerkers achteraf gerust te stellen. Warehousemedewerker Vergiftiging kan optreden door een eenmalige, kortdurende hoge blootstelling aan bijvoorbeeld methylbromide, maar ook door een langdurige lage blootstelling. De gezondheidseffecten bij langdurige blootstelling zijn sluipend en door een arts niet of zeer moeilijk meetbaar. Als een warehousewerknemer dagelijks handmatig containers moet lossen, is er sprake van zeer zware fysieke arbeid, waardoor de opname van oplosmiddelen en gassen door de longen zeer fors kan toenemen. Het ademminuutvolume bedraagt in rust ongeveer vijf tot tien liter per minuut en kan bij zware inspanning wel oplopen tot honderd liter per minuut. Dat betekent dus Als er onverwachts gifgassen gemeten worden zoals fosfine, moet men direct alarm slaan conform de calamiteitenprocedure (Tipkaart 2, zie kader). Iets raars ruiken, duizelig worden, een rare smaak in de mond krijgen, slaperig worden, hoofdpijnklachten krijgen, irritatie van de slijmvliezen krijgen (rode ogen, loopneus, keelklachten, kriebelhoest) of druk op de borst: dit kunnen allemaal signalen zijn van een beginnende vergiftiging. Andere tekenen zijn natuurlijk zichtbare resten van bestrijdingsmiddelen in de container of rookontwikkeling. De dosis bepaalt de giftigheid, maar bij twijfel moet je altijd een arts waarschuwen. Dan is zo spoedig mogelijke beoordeling door een arts noodzakelijk. Zo nodig vindt opname ter observatie in een ziekenhuis plaats en overleg met het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) over de behandeling. Bij sommige vergiftigingen zijn er antidota (tegengiffen) beschikbaar. Anders kan er symptomatisch behandeld worden, bijvoorbeeld met zuurstof. Er is ook het ‘Meldpunt incidenten met gegaste containers’ van het NVIC. Bij dit meldpunt zijn in de periode 2011-2014 circa twintig gevallen gemeld, waarvan de meeste onschuldig en één met ernstig letsel tot gevolg. In de (buitenlandse) literatuur zijn er helaas talloze incidenten beschreven met dodelijk afloop of ernstig letsel in de industrie. Waarde Na een incident met een gegaste container kan bloed en/of urine worden afgenomen. Met het gasmeetrapport moet achteraf vastgesteld worden om welke stoffen het gaat. Oplosmiddelen worden net als alcohol snel door het lichaam omgezet en uitgescheiden. Daarom heeft het niet altijd zin om te meten, omdat een oplosmiddel bijvoorbeeld een hele korte halfwaardetijd (halveringstijd) van een halfuur kan hebben. In Tipkaart 5 (zie kader) staat een lijst met stoffen die regelmatig voorkomen in gegaste containers. Lang niet altijd kunnen deze stoffen getest worden in bloed en/of urine. 15 - april 2014 / Gevaarlijke Lading Een stof die wel goed getest kan worden, is benzeen. Dit is een heel vluchtig oplosmiddel dat je via de huid en door inademing kunt binnenkrijgen. In met name de chemiebranche wordt een zogenaamd ‘benzeenprotocol’ opgesteld, waarbij de werknemers met biomonitoring gericht onderzocht worden op een afbraakproduct van benzeen: S-fenylmercaptuurzuur. Andere stoffen die getest kunnen worden, zijn methylbromide, styreen, xyleen en blauwzuurgas. Recentelijk heeft het RIVM hiervoor een richtlijn uitgebracht (zie kader). Structurele biomonitoring Warehousemedewerkers en werknemers die dagelijks containers lossen, kunnen (structureel) worden blootgesteld aan oplosmiddelen als benzeen. Beroepsmatige blootstelling aan benzeen heeft nadelige effecten op het bloed en beenmerg, waaronder een tekort aan rode en witte bloedcellen. Verschillende onderzoeken met werknemers die zijn blootgesteld aan benzeen tonen deze effecten aan bij hoge, maar ook relatief lage blootstellingsconcentraties. Al lang is bekend dat benzeen acute myeloide leukemie kan veroorzaken, maar recentelijk is ook gebleken dat benzeen myelody splastisch syndroom kan veroorzaken (MDS), een beenmergstoornis waarbij de productie van bloedcellen ernstig verstoord is. Er is voor op de werkplek een Europese grenswaarde van 1ppm in de lucht vastgesteld (Tipkaart 7). Er is echter gebleken dat er ook onder 1 ppm schade kan optreden. Heel recentelijk heeft de Gezondheidsraad de laatste onderzoeksgegevens op een rijtje gezet en een nieuwe gezondheidskundige advieswaarde geformuleerd voor benzeen van 0,2 ppm (zie kader). TOXguide gaat hierbij uit van zero tolerance bij blootstelling aan (alle) kankerverwekkende stoffen en adviseert dan ook warehousemedewerkers en lossers Gevaarlijke Lading / april 2014 - 16 van containers structureel te biomonitoren en daarbij te toetsen aan de nieuwe gezondheidskundige advieswaarde. Reym Biomonitoring kan ook ingezet worden rond de reiniging van tanks en industriële installaties. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij Reym, onder andere gespecialiseerd in industriële reiniging. Het reinigen van complexe installaties en het werken met gevaarlijke (afval)stoffen brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Bij reinigingswerkzaamheden in specifieke, risicovolle projecten is er kans op blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Dit vraagt om zorg voor niet alleen de eigen medewerkers, maar ook richting opdrachtgevers en het milieu. Hierbij is continu aandacht voor veilige werkmethoden, veilig materieel en een groter veiligheidsbewustzijn. Reym past biomonitoring toe met als doel te controleren of de beheersmaatregelen het gewenste effect hebben gehad. Een kwaliteitscontrole van het beheerssysteem dus. Arbeidshygiënische strategie Voor een industrieel reiniger is het moeilijk om altijd de ‘arbeidshygiënische strategie’ te hanteren. Dit wil zeggen dat de maatregelen voor goede arbeidsomstandigheden in een bepaalde volgorde worden genomen: ff Bronmaatregelen. De blootstelling aan gevaarlijke stoffen vindt plaats in een te reinigen installatie (zie tabel 1) van de opdrachtgever van Reym. Het voorkomen van de verontreiniging bij de opdrachtgevers is niet mogelijk. Reym denkt mee met de opdrachtgevers om installaties dusdanig te ontwerpen dat betreden van tanks voor reiniging van de installaties beperkt kan worden. Op die manier kan Meer informatie ff Stappenplan Veilig omgaan met gassen in zeecontainers (Platform Gassen in Containers): http://www.pgic.nl/images/stories/afbeeldingen/Protocol_gevaarlijke_gassen_in_containers.pdf ff Tipkaarten uit dit stappenplan: http://oplossingenboek.gezondtransport.nl/index. aspx?id=1307 of uit Gezond Transport: www. gezondtransport.nl ff Rapport Gezondheidsraad over benzeen: http:// www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/ Benzeen_201403.pdf ff Richtlijn Biomonitoring bij kleinschalige (chemische) incidenten: http://www.rivm.nl/ Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2012/april/GGD_richtlijn_medische_milieukunde_Biomonitoring_bij_kleinschalige_chemische_incidenten of bit. ly/1nTAk6L ff 13 november 2014: symposium gegaste containers: http://www.arbeidshygiene.nl/ contactgroepen/gezondheid-en-chemie/ cgc-2014/ de blootstelling aan gevaarlijke stoffen beperkt kan worden. ff Collectieve maatregelen. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan voorkomen of beperkt worden door het spoelen van tanks om de verontreiniging te verminderen, het reinigen van installaties van buitenaf en het ventileren van tanks. ff Individuele maatregelen. Bij de uitvoering van werkzaamheden vindt zoveel mogelijk roulatie plaats. ff Persoonlijke beschermingsmiddelen. In de praktijk blijkt het in de industriële reiniging niet mogelijk om helemaal geen blootstelling aan gevaarlijke stoffen te hebben. Reym gebruikt daarom persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s). juiste handschoenen worden gebruikt met voldoende resistentie tegen gevaarlijke stoffen. ff Longen. Voor de bescherming van de ademhalings organen wordt (on)afhankelijke adembescherming ingezet. Dit kan variëren van P3-stofmasker tot onafhankelijke adembescherming met gaspak. Ondanks persoonlijke bescherming kunnen de medewerkers schadelijke stoffen opnemen. Door de inzet van biomonitoring wordt gecontroleerd of de schadelijke stoffen in het lichaam zijn opgenomen. Deze controle wordt zowel periodiek uitgevoerd als tijdens specifieke projecten. Bij de uitvoerende taken van de biomonitoring zijn de KVM-coördinator (Kwaliteit, Veiligheid en Milieu), het Medisch Laboratorium Stein en TOXGUIDE betrokken. De risico’s waaraan medewerkers worden blootgesteld heeft Reym vastgelegd in de RI&E. De beheersmaatregelen om de risico’s te beperken zijn bepaald volgens de arbeidshygiënische strategie. Daarbij is de bronaanpak het uitgangspunt. Persoonlijke beschermingsmiddelen is (zoals hiervoor beschreven) de laatste stap in de arbeidshygiënische strategie. Nieuw protocol Al geruime tijd werden de medewerkers van Reym jaarlijks biologisch gemonitord op de blootstelling aan gevaarlijke stoffen (met name benzeen, kwik en lood). Deze monitoring was niet gerelateerd aan specifieke werkzaamheden, maar gebeurde volgens het GPO (Gericht Periodiek Onderzoek). Dit gaf een aantal problemen: ff Door de diverse schakels (laboratorium, arbodienst, verzuimcoördinator, etc.) duurde het soms erg lang Pbm-beleid Blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan op verschillende manieren plaatsvinden: via de mond (spijsverteringsorganen), door de huid of via de longen (ademhalingsorganen). Daarom is het pbm-beleid van Reym gericht op bescherming van de medewerkers op deze drie gebieden: ff Mond. Voorkomen van blootstelling via de mond kan gerealiseerd worden door het dragen van (on) afhankelijke adembescherming. Daarnaast is het ook belangrijk dat hygiëne in acht wordt genomen bij het uittrekken van het pbm (voorkomen van contaminatie) en dat men persoonlijke hygiëne toepast (bijvoorbeeld handen wassen). ff Huid. Hiervoor is een uitgebreid pakket van werkkleding beschikbaar, zoals overalls, spuitoveralls, chemie- en/of gaspakken. Ook is het belangrijk dat de 17 - april 2014 / Gevaarlijke Lading voordat de medewerker de analyses van de monitoring ontving. ff De organisatie (Reym) kreeg de waarden van de monitoring niet, vanwege de privacy. Daardoor was het niet goed mogelijk om bij eventuele verhogingen te achterhalen wat de oorzaak was. ff Vanwege de korte halfwaardetijd van S-PMA (bio-indicator van benzeen) is biomonitoring in een GPO niet aan te raden; dit is alleen zinvol bij vóór- en nameting bij projecten. ff De resultaten konden moeilijk gerelateerd worden aan de werkzaamheden van de medewerker, waardoor men geen goede adviezen kon geven. In samenwerking met Industox (de heer Frans Jongeneelen) is in 2012 het Protocol biologische monitoring geactualiseerd. Gelet op de problemen bij monitoring in combinatie met GPO is gekozen voor biologische monitoring bij projecten. Daarbij is de biomonitoring beter afgestemd op het doel: bewaking van blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen. Bij risicovolle projecten wordt de biomonitoring ingezet om te verifiëren of de beschermende maatregelen afdoende zijn. Bij in- en uit-monitoring (testen voor en na een project) kan dit alleen door middel van urinetesten. Uit de genomen monsters moet blijken of de beheersmaatregelen voldoende zijn geweest om de medewerker te beschermen. In de werkvoorbereiding wordt in overleg met de KVM-coördinator bepaald bij welk project biologische monitoring zal plaatsvinden. Deze coördinator heeft de centrale rol bij de uitvoering van het onderzoek bij specifieke projecten. Na het project geven projectrapportages inzicht in de blootstelling van de desbetreffende groep medewerkers. TOXguide maakt van ieder uitgevoerd project een dergelijke groepsrapportage. Op basis van deze rapportage zou het pbm-beleid aangepast kunnen worden, maar dat is nog niet aan de orde geweest. Er zijn wel verhogingen gemeten van de ingaande waarde, maar deze waren dan altijd nog onder de grenswaarde. Verder gebruikt men de rapportage voor de project evaluatie. In de tabel (onderdeel van het protocol) zijn de bioindicatoren voor in- en uit-biomonitoring voorgesteld en ingedeeld naar het soort reinigingsproject. Met het protocol van Reym is ingestemd door twee partijen: het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) en de ondernemingsraad (OR). De individuele medewerkers hebben een machtiging ondertekend, zodat alleen de (regionale) KVM-coördinator de resultaten mag doorsturen naar de medewerker en de bedrijfsarts/ arbeidstoxicoloog. Soort reinigingsproject Belangrijkste schadelijke stoffen Bio-indicator in urine Reactoren (raffinaderijen, krakers) Fenol Fenol Benzeen S-fenylmercaptuurzuur (S-PMA) Grote tanks voor aardgascondensaat Benzeen S-PMA Xyleen Methylhippuurzuur (MHA) in urine Kwik Kwik (Hg) Benzinetanks met oude voorraden Organisch lood Smeltovens Zware metalen, anorganisch Chroom (Cr), mangaan (Mn), nikkel (Ni) Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) Hydroxypyreen Zware metalen, anorganisch Chroom (Cr), mangaan (Mn), nikkel (Ni) Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) Hydroxypyreen Zware metalen, anorganisch Chroom (Cr), mangaan (Mn), nikkel (Ni) Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) Hydroxypyreen E-filters van vuilverbrandingsinstallatie Reiniging na calamiteiten Lood (Pb) (zoals Tetramethyllood/ Tetra-ethyllood) Tabel: Schadelijke stoffen en bio-indicatoren naar reinigingsproject Resultaten Begin 2014 heeft TOXguide een jaaroverzicht gemaakt van de uitgevoerde projecten biologische monitoring voor Reym. Er zijn twintig projecten gemonitord: twee projecten bij afvalverbrandingsinstallatie, één intern project (centrale maskerreiniging) en zeventien projecten in de petrochemie (bij zeven verschillende opdrachtgevers). Van alle parameters is vastgesteld dat de gemiddelde blootstelling onder de achtergrondwaarde lag of dat er helemaal geen blootstelling was gemeten. De achtergrondwaarde is de waarde bij de gemiddelde Nederlander die niet blootgesteld wordt aan chemische stoffen. De resultaten van de biomonitoring waren dus heel goed, maar dat is geen garantie voor de toekomst. Daarom zet Reym in 2014 de biologische monitoring voort. Zo blijft de effectiviteit van de werkprocessen en de pbm’s beoordeeld worden. En dat is belangrijk in het kader van de verbetercyclus (Plan-Do-Check-Act). In de wereld van gegaste containers en industriële reiniging zal er altijd een risico op ernstige vergiftigingen blijven. Zeker zolang gassen als fosfine en sulfuryl fluoride actief toegevoegd worden aan de lading. Alertheid is van het grootste belang. Het is wenselijk dat bedrijven de komende jaren structureel informatie en kennis met elkaar (blijven) uitwisselen. Bas de Barbanson is bedrijfsarts gespecialiseerd in biomonitoring en oprichter van TOXguide. Als docent is hij betrokken bij de cursus ‘expertmodule gevaarlijke gassen in zeecontainers’ van Gezond Transport. Ludy Engwegen is KVM-manager bij Reym, dienstverlener in industriële reiniging, transport en afvalstoffenmanagement. 19 - april 2014 / Gevaarlijke Lading
© Copyright 2024 ExpyDoc