De Zeeg - Beelden van kwaliteit

Beelden van Kwaliteit
Rapport van de Pilotstudie
in
Schreuderhuizen
en
De Zeeg
Presentatie van dit rapport op 6 februari 2014 op een bijeenkomst van Beelden van Kwaliteit in
samenwerking met Schreuderhuizen en De Zeeg.
www.beeldenvankwaliteit.nl
Copyright: Stichting Beelden van Kwaliteit – Vrije Universiteit te Amsterdam, 2014
2
Voorwoord:
Beelden van Kwaliteit is een project dat de kwaliteit van zorg en ondersteuning in de
Verstandelijk Gehandicaptenzorg (VG-sector) op een andere manier zichtbaar wil maken
dan via de inzet van meetinstrumenten. In plaats van metingen, verrichten we onderzoek
‘op locatie’ door participerende observatie.
Met het oog op de ontwikkeling van deze aanpak is een aantal pilotstudies uitgevoerd,
waarin telkens nieuwe elementen worden uitgeprobeerd. Het voorliggende rapport doet
verslag van de vierde pilot van Beelden van Kwaliteit (BvK IV), de pilotstudie die we hebben
verricht in: De Zeeg en de Schreuderhuizen, twee instellingen in Gelderland die zorg en
ondersteuning bieden aan mensen met een verstandelijke beperking. In deze pilot zijn we
op verzoek van de betrokken instellingen afgeweken van de aanpak waarbij we
medewerkers van de instellingen opleidden tot onderzoekers. In plaats daarvan hebben we
vier onderzoekers ingezet die eerder reeds ruime ervaring met observatie-onderzoek
hebben opgedaan.
De pilot is reeds geruime tijd geleden (mei 2012) afgerond, dit geldt eveneens voor het
eindverslag. Dat de presentatie hiervan nu pas plaatsvindt, komt door onvoorziene
omstandigheden, zoals ziekte. Daarnaast hebben bestuurlijke ontwikkelingen binnen de
Schreuderhuizen een rol gespeeld bij de vertraging. We zijn daarom des te meer verheugd
dat het voornemen van beide instellingen om een gezamenlijk rapport te presenteren nu
alsnog zijn beslag kan krijgen.
Voor de uitvoering van deze pilot zijn we dank verschuldigd medewerkers, leidinggevenden
en bestuurders van de Schreuderhuizen en De Zeeg. Zonder inzet en enthousiasme van
Dorine Navis die als kwaliteitsmedewerker voor beide instellingen werkt en van bestuurders
Roelof Zwier en Anja Dijkman zou deze pilot niet tot stand hebben kunnen komen.
De onderzoekers danken we voor hun inzet en enthousiasme voor het project. Niet in de
laatste plaats zijn we veel dank verschuldigd aan de teams en cliënten van de onderzochte
locaties die bereid waren om de voor hen onbekende onderzoekers ‘in de keuken’ te laten
kijken.
Alle namen van cliënten en medewerkers van de onderzochte locaties zijn gefingeerd,
inclusief de namen van die locaties zelf. De namen van onderzoekers en auteurs van
verschillende onderdelen worden in de inhoudsopgave vermeld.
Lydia Helwig Nazarowa
Hans Reinders
3
Inhoudsopgave
Voorwoord
Inhoudsopgave
3
4
1. Inleiding: Beelden van kwaliteit
Hans Reinders en Lydia Helwig Nazarowa
5
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
Het project
‘Kwaliteit van Bestaan’in het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg
Ontwikkelingsperspectief
Verbinding
Vraagstelling
Methode
Het rapport
6
7
10
13
13
14
15
- 7
- 10
- 13
- 14
- 15
2. Observaties en het kwaliteitspanel van de Schreuderhuizen
16
2.1 Observatieverslag van locatie De Kaleidoscoop door Lise Woensdregt
2.2 Bespreking observatieverslag van de De Kaleidoscoop
2.3 Observatieverslag van locatie De Werkplaats door Ina Venekamp
2.4 Bespreking observatieverslag van De Werkplaats
2.5 Evaluatie kwaliteitspanel
17 - 41
42 - 47
48 - 71
72 - 76
77 - 78
3. Observaties en het kwaliteitspanel van De Zeeg
79
3.1 Observatieverslag van locatie De Wingerd door Fleur Uitentuis
3.2 Bespreking observatieverslag van De Wingerd
3.3 Observatieverslag van locatie De Zeeg door Joost van Lee
3.4 Bespreking observatieverslag van De Zeeg
3.5 Evaluatie kwaliteitspanel
80 - 107
108 - 111
112 - 144
145 - 148
149 - 150
4. Terugblik met de bestuurders van Schreuderhuizen en De Zeeg
151
4.1 Gesprek met de bestuurders Anja Dijkman (De Zeeg) en
Roelof Zwier (Schreuderhuizen)
152 - 155
4
1. Inleiding: Beelden van Kwaliteit
Door Hans Reinders en
Lydia Helwig Nazarowa
5
1.1 Het Project
Hoe kan de kwaliteit van de ondersteuning die zorgaanbieders leveren op een toetsbare
manier worden verantwoord? En dat op zo’n manier dat de zorgaanbieder inzicht krijgt hoe
de kwaliteit van ondersteuning valt te verbeteren? Dit zijn de twee kernvragen waaraan de
gehandicaptensector sinds 2007 heeft gewerkt. Het resultaat staat bekend als het
Kwaliteitskader gehandicaptenzorg. Na verschillende try-outs in de jaren 2009 en 2010
bleek – zoals bekend – niet iedereen in de sector even gelukkig met het resultaat. Een
belangrijk bezwaar was dat de uit de metingen verkregen informatie weinig
aanknopingspunten bood voor verbetering van kwaliteit.
Het onbehagen over het Kwaliteitskader resulteerde reeds in een vroeg stadium in de wens
om tot een alternatieve aanpak te komen. Deze wens heeft reeds in het voorjaar van 2010
geleid tot de ontwikkeling van het project Beelden van Kwaliteit (BvK) waarvoor een
stichting in het leven werd geroepen die gevestigd is aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Doel van deze stichting is zorg te dragen voor de uitvoering van het project dat een andere
aanpak van kwaliteitsrapportage beoogt. Uitgangspunt is de vraag naar de mogelijkheden
van een kwalitatieve benadering van kwaliteit.
In de ontwikkeling van het Kwaliteitskader is – na het moratorium door de VGN ingesteld in
november 2011 – een accentverschuiving waar te nemen. Ook de VGN benadrukt nu
kwaliteitsverbetering als de primaire doelstelling, waarbij men in de nieuwe versie van het
visiedocument het uitgangspunt van Beelden van Kwaliteit onderstreept dat hierbij een
centrale betekenis toekomt aan de relatie tussen cliënten en hun begeleiders.1 Op de vorig
jaar gehouden ‘kwaliteitsdag’ is de aanpak van BvK dan ook gepresenteerd in het kader van
de daartoe ingerichte ‘peiler 3’ van het nieuwe Kwaliteitskader.
In het project Beelden van kwaliteit is gekozen voor een antropologische beschrijving van de
dagelijkse praktijk van zorg en ondersteuning door middel van participerende observatie. De
uit het onderzoek resulterende beelden beogen te laten zien wat zich afspeelt tussen
cliënten en hun begeleiders en hoe daarin de visie van de instelling inhoud en gestalte krijgt.
Met het oog hierop is het zaak dat onderzoekers in het verrichten van hun onderzoek hun
eigen oordeel terughouden. Hoe zij zelf datgene wat ze zien en horen beoordelen doet er in
het geheel niet toe. Sterker nog, overal waar hun eigen oordeel uit hun beschrijving valt af
te leiden is er sprake van ‘vervuilde’ informatie. De onderzoeker loopt zelf door het beeld en
staat daarmee de lezer die zich een beeld moet vormen in de weg.
Niettemin moet wat uit de observaties aan informatie over de betreffende locatie wordt
1
“Verantwoorden geschiedt in het verlengde van verbeteren. Kwaliteitsverbetering staat centraal,
maar de verkregen kwaliteitsinformatie is bijvoorbeeld ook te gebruiken voor verantwoording in de
Jaarverantwoording Gehandicaptenzorg.” VGN, Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg. Visiedocument
2.0. Utrecht, februari 2013, p. 3.
6
verkregen wel worden beoordeeld. Deze beoordelingsfunctie wordt uitgevoerd door een
zogeheten kwaliteitspanel. Dit panel wordt door de instelling samengesteld. De leden zijn
stakeholders uit van verschillende geledingen. Zij lezen de observatieverslagen en bereiden
door het uitwisselen van hun bevindingen een gesprek voor met een vertegenwoordiging
van de onderzochte locaties. Het oordeel van de panelleden over de uitkomsten van het
observatieonderzoek wordt naar voren gebracht in de vorm van vragen die tijdens het
gesprek aan het betreffende team worden voorgelegd. De vragen hebben betrekking op
concrete voorvallen die worden beschreven.
Deze methode blijkt goed te werken.2 Ook in deze pilot geven de onderzochte teams aan
dat het verslag een goed beeld geeft van de dagelijkse gang van zaken op hun locatie.
Omdat er een heel herkenbaar beeld wordt gegeven, kunnen de observatieverslagen de
functie vervullen van een spiegel waarin de teams zichzelf aan het werk zien. Dit aspect
maakt de aanpak van Beelden van Kwaliteit uniek in vergelijking met andere onderzoeksinstrumenten.
De teamleden die het verslag met het kwaliteitspanel hebben besproken benoemen de
functie van het verslag ook in die termen. “Je krijgt te zien hoe je zelf werkt en hoe je
collega’s het doen.” Ook al is het lang niet altijd even aangenaam om in die spiegel te kijken,
de onderzochte teams zeggen dat het beeld van hun dagelijkse praktijk hen helpt om zaken
verder te onderzoeken en waar nodig nieuwe stappen te zetten om tot een betere kwaliteit
te komen. Tijdens de gesprekken met kwaliteitspanels is gebleken dat het lezen van de
verslagen regelmatig reeds aanleiding is geweest om sommige voorvallen of handelwijzen
met elkaar te evalueren en/of aan te pakken.3
In de volgende paragrafen zal eerst de theoretische achtergrond van Beelden van Kwaliteit
(BvK) uiteen worden gezet, waarbij met name de discussie over het begrip Quality of Life
(kwaliteit van bestaan) een belangrijke plaats inneemt. In deze discussie nemen wij een
eigen positie in die probeert tot een dynamische opvatting van kwaliteit te komen. Na de
uiteenzetting van deze poging volgen de onderzoeksvragen die hiervan worden afgeleid. Het
hoofdstuk sluit met een kort overzicht van de opbouw van dit rapport.
1.2 ‘Kwaliteit van Bestaan’ in het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de aanpak van Beelden van Kwaliteit inhoudelijk
aansluit bij het reeds genoemde Kwaliteitskader. De centrale stelling die daaruit wordt
overgenomen luidt: “De kwaliteit van zorg en ondersteuning is gelijk aan de bijdrage die ze
leveren aan de kwaliteit van bestaan van de cliënt.” Met deze stelling wordt ‘kwaliteit van
2
Aangezien de ontwikkeling van het project Beelden van Kwaliteit sinds pilot IV nog een vijfde pilot
en vier vervolgtrajecten heeft gekend, hebben besprekingen in kwaliteitspanels met in totaal meer
dan 100 locaties plaats gevonden.
3
Voor onderzoeksrapporten van Beelden van Kwaliteit ga naar www.beeldenvankwaliteit.nl
7
bestaan’ het centrale begrip in het kwaliteitsbeleid.
Hiermee rijst vanzelfsprekend de vraag wat men onder ‘kwaliteit van bestaan’ wil verstaan.
Eerst leggen we uit hoe deze vraag wordt beantwoord door het Kwaliteitskader. Vervolgens
wordt uitgelegd in welk opzicht de invulling van het begrip kwaliteit van bestaan in ons
onderzoeksproject hiervan verschilt en waarom. Na deze theoretische uiteenzetting volgen
de onderzoeksvragen die hiervan zijn afgeleid en een (korte) toelichting op de gehanteerde
onderzoeksmethode.
Het Kwaliteitskader volgt in zijn begripsbepaling van ‘kwaliteit van bestaan’ een bekende en
veel gebruikte theorie, namelijk de theorie over Quality of life van Schalock en Verdugo.4
Kort samengevat bestaat deze theorie uit twee componenten. De eerste is een lijst met acht
domeinen die relevant zijn voor het inzicht in iemands kwaliteit van bestaan. De validiteit
van deze lijst is door middel van uitgebreid empirisch onderzoek vastgesteld. Als je mensen
in verschillende werelddelen vraagt wat ze belangrijk vinden in hun leven, geven ze een
antwoord dat je in de volgende domeinen kunt samenvatten:
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
Emotioneel welbevinden
Interpersoonlijke relaties
Materieel welbevinden
Persoonlijke ontplooiing
Lichamelijk welbevinden
Zelfbeschikking
Sociale inclusie
Rechten
De tweede compotent in de genoemde theorie bevat een lijst met indicatoren die voor elk
van deze domeinen zijn ontwikkeld. Een paar wilekeurige voorbeelden. Bij het domein
‘materieel welbevinden’ horen de indicatoren: ‘financiële status’ (‘inkomen’, ‘uitkering’)
‘werk’ (‘arbeidsrechtelijke positie’, ‘werkomgeving’), ‘huisvesting’ (‘type woning’, ‘huur- of
koopwoning’); bij het domein ‘zelfbeschikking’ horen: ‘autonomie’ (‘persoonlijke zeggenschap’, ‘onafhankelijkheid’), persoonlijke doelen en waarden (‘wensen’, ‘verwachtingen’),
‘keuzen’ (‘kansen’, ‘mogelijkheden’, voorkeuren’).5
De keuze voor de theorie van Schalock en Verdugo ligt in die zin voor de hand dat zij in
Nederland brede erkenning heeft gevonden. Er lijkt een brede overeenstemming over te
bestaan, maar dit betekent natuurlijk niet dat daarbij geen vragen zijn te stellen. Theorieen
4
R.L. Schalock & M.A. Verdugo, Handbook of Quality of Life for Human Service Practitioners.
Washington: American Association on Mental Retardation, 2002.
5
R.L. Schalock, The Concept of Quality of Life: What we know and do not know. Journal of
Intellectual Disability Rersearch, Vol. 48 (3), 2004, 203-216, 206.
8
van Quality of Life zijn er vele, dus is het altijd de vraag waarom men met deze dan wel met
die theorie in zee gaat.
Wat aan de bovenstaande indicatoren bijvoorbeeld opvalt is dat ze niet onmiddellijk
duidelijk maken wat men zou moeten meten om de beoogde informatie te verkrijgen.
Misschien is dat de reden dat de VGN het in de verantwoording van het begrip kwaliteit van
bestaan in de nieuwe versie van het visiedocument heeft volstaan met alleen algemene
omschrijving.6
Wie zich over het begrip kwaliteit van bestaan buigt, ontkomt niet aan de vraag of er
inderdaad objectieve indicatoren kunnen worden vastgesteld om tot ‘harde’ gegevens te
komen, of dat men uiteindelijk is aangewezen op een subjectieve waardering van de
mensen om wie het gaat.
Bezien we het werk van Schalock en Verdugo vanuit deze vraag, dan valt meteen op dat ze
opteren voor een objectieve benadering. Schalock spreekt niet voor niets over social
indicators. Dat zijn indicatoren die uitgaan van wat in een bepaalde samenleving als
standaard gelt. In de discussie over Quality of Life rijst echter de vraag of de scores op deze
indicatoren voldoende zijn om tot een uitslag te komen.
Stel een cliënt in Nederland heeft geen vaste baan, geen eigen huis en leeft van een
uitkering. Het oordeel over diens kwaliteit van bestaan in het domein van materieel welzijn
valt dan negatief uit. Immers, in onze samenleving gelden deze drie factoren als een
belangrijke aanwijzing voor iemands kwaliteit van bestaan. Niettemin is het mogelijk dat de
betrokken persoon goed te spreken is over de kwaliteit van het eigen bestaan. Heel wat
cliënten met een verstandelijke beperking in nederland passen in dit beeld. Wat op grond
van sociale indicatoren als objectieve maatstaf geldt, kan door de betrokkenen heel anders
worden gewaardeerd.
Veel onderzoekers neigen er dan ook toe quality of life op te vatten als een kwestie van
subjectief welbevinden (de zogenaamde subjective well being approach). Iemands kwaliteit
van bestaan is goed wanneer de betrokken persoon zelf deze opvatting is toegedaan. Echter,
wanneer deze redenering wordt toegepast op de kwaliteit van bestaan van mensen met een
beperking doet zich iets voor dat reeds in een vroeg stadium van het onderzoek werd
onderkend als de disability paradox.7 Mensen met een beperking blijken vaak tevreden met
de kwaliteit van hun bestaan terwijl deze gezien vanuit sociale indicatoren duidelijk achter
blijft bij die van de rest van hun samenleving. Zondermeer op subjectieve waardering afgaan
6
In het herziene Kwaliteitskader wordt in plaats van de in de eerste versie opgesomde indicatoren
nu een algemene omschrijving gegeven. Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg. Visiedocument 2.0.
Bijlage 3, pp. 31-33.
7
G. L. Albrecht & P.J. Devlieger. The Disability Paradox: High Quality of Life against all Odds. Social
Science and Medicine, (48), 1999, pp. 977-988.
9
lijkt dus bezwaarlijk. De verklaring voor hun tevredenheid zou immers kunnen voortkomen
uit het feit dat ze zich hebben leren voegen in een lager verwachtingspatroon van hun eigen
maatschappelijke mogelijkheden.
De vraag is daarom hoe deze twee kanten van de zaak – objectieve sociale indicatoren
enerzijds en subjectieve welbevinden anderzijds – zich tot elkaar verhouden. Het antwoord
dat onderzoekers telkens weer vinden luidt: er bestaat tussen beide geen direct verband.
Objectieve sociale indicatoren zijn slechte voorspellers van subjectieve kwaliteit en
omgekeerd, reden waarom men meestal zegt dat we alle twee nodig hebben. In deze
opvatting is Quality of Life een samengesteld begrip is met zowel objectieve als subjectieve
elementen.8 Dat deze aanpak het probleem niet oplost wordt duidelijk zodra men de vraag
stelt waarop de uitkomst gebaseerd moet worden wanneer ‘objectieve’ en ‘subjectieve’
scores elkaar tegenspreken. Op die vraag ontbreekt het antwoord.9
1.3 Ontwikkelingsperspectief
Het begrip kwaliteit van bestaan als nevenschikking van een objectieve en een subjectieve
maatstaf leidt tot een onbeantwoordbare vraag, namelijk de vraag hoe men objectieve en
subjectieve elementen van kwaliteit van bestaan tot elkaar kan herleiden. Zonder een
antwoord op deze vraag is van een consistente benadering geen sprake.
Een andere weg kan worden ingeslagen met behulp van een dynamisch begrip van kwaliteit
van bestaan. Van een goede kwaliteit van bestaan is sprake wanneer mensen tot bloei
komen en mensen komen tot bloei wanneer ze op weg zijn hun eigen mogelijkheden te
ontdekken en te leren ontplooien. Dat mensen onder een sociaal aanvaard minimum leven
is zeker niet onbelangrijk, maar het sluit niet uit dat ze zelf vinden dat ze een goed leven
hebben. Als dit het geval is dan is dat niet onbelangrijk maar het zegt niet genoeg, want wie
weet zouden ze nog meer tevreden zijn wanneer ze aan hun eigen mogelijkheden tot
ontplooiing zouden kunnen werken die ze nog niet hebben ontdekt.
Het opgave is daarom de subjectieve en objectieve aspecten van Quality of life gezamenlijk
in een ontwikkelingsperspectief te plaatsen. Dit is wat we bedoelen met een dynamische
benadering van kwaliteit van bestaan. Mensen hebben een goede kwaliteit van bestaan niet
omdat ze voldoen aan een maatschappelijke norm, ook niet omdat ze tevreden zijn, maar
omdat hun ontwikkeling in de lift zit. Quality of Life als een kwestie van rising expectations.
8
In de Nederlandse literatuur bijvoorbeeld: Vreeke, G.J.Janssen, C.G.C., Resnick, S., & Stolk.
Kwaliteit van bestaan van mensen met een verstandelijke handicap. Amersfoort/ Amsterdam:
Vereniging ‘s Heeren Loo/ Vrije Universiteit, 1998.
9
Hoe meer men in de zorg stelt dat het gaat om de vraag wat de cliënt wil, hoe groter het risico dat
men het aanbod afstemt op een niveau van subjectief welbevinden dat maatschappelijk gezien
onaanvaardbaar zou moeten worden genoemd. Een simpele test voor de gehandicaptensector zou
zijn om aan medewerkers van instellingen te vragen: “zou u tevreden zijn met datgene waarmee uw
cliënten tevreden zijn?” Wij vermoeden dat hier geldt: de vraag stellen is haar beantwoorden.
10
Er is sprake van een voldoende kwaliteit van bestaan zodra iemand tot bloei komt omdat er
wordt gewerkt aan de ontplooiing van zijn of haar mogelijkheden.10 Wanneer dat gebeurt,
verbeteren iemands omstandigheden zowel in subjectieve als in objectieve zin.
Met deze benadering verandert de theoretische context van het begrip kwaliteit van
bestaan omdat de behoefte aan een uitkomstmaat wordt losgelaten ten gunste van een
ontwikkelingsperspectief.11 Denkend vanuit een ontwikkelingsperspectief ontstaat ruimte
voor een dynamische opvatting. Deze zou voor de kwaliteit van zorg en ondersteuning aan
mensen met een beperking een groot verschil kunnen maken. Hoe zou het leven van deze
persoon eruit kunnen zien als we er vanuit gaan dat er nog het nodige te ontdekken en te
ontwikkelen valt? Een dynamisch begrip van kwaliteit van bestaan heeft veeleer betrekking
op de zoektocht dan wel op een uitkomstmaat. Deze zoektocht betreft de vraag wat het
voor een individuele cliënt betekent om tot bloei te komen. Die zoektocht heeft per definitie
een open eind omdat niet bekend is waar het eindpunt ligt.
De dynamische benadering van kwaliteit van bestaan sluit aan bij de capabilities approach
van de ontwikkelingseconoom Amartya Sen en de filosofe Martha Nussbaum. 12 Aanvankelijk
was de theorie vooral ontwikkeld met het oog op de kwaliteit van bestaan van mensen in
wat destijds ‘ontwikkelingslanden’ werd genoemd, maar in recenter werk heeft met name
Nussbaum de mogelijkheden onderzocht van een inclusieve theorie van human capabilities
die ook het leven van bijvoorbeeld mensen met ernstige meervoudige beperkingen insluit.
In deze theorie komen mensen tot bloei wanneer ze de kans krijgen om hun menselijke
vermogens en talenten te ontwikkelen. Martha Nussbaum doelt hiermee op het
ontwikkelen van de vermogens van onze zintuigen en andere lichaamsfuncties (zien en
horen, bewegen, lopen, spreken, denken, enzovoort).13 Daarvan kunnen we afleiden dat het
begrip ‘ontwikkeling’ niet in de exclusieve zin van het woord moet worden gebruikt. Het
gaat niet uitsluitend om het aanleren van cognitieve functies. Ontwikkeling is met andere
woorden niet de weg van disability naar ability, maar heeft in onze definitie een ruimere
10
Er bestaat op dit punt een overeenkomst met de klassieke theorie over sociale stabiliteit als gevolg
van “rising expectations.” James. S. Coleman. Foundations of Social Theory. Cambridge MA: The
Belknap Press of Harvard University Press, 1990, p. 473 e.v.
11
Zie A. Bowling. Measuring Health: A Review of Quality of Life measurement Scales (2nd Edition).
Buckingham: Open University Press, 1997. De auteur laat zien dat elke benadering van QoL zijn eigen
theoretische context heeft.
12
A. Sen. Development As Freedom. New York: Anchor Books, 1999; M.C. Nussbaum, Frontiers of
Justice: Disability, Nationality, and Species Membership. Cambridge MA.: Harvard University Press,
2006.
13
Nussbaum’s Frontiers of Justice bevat een lijst van tien van deze vermogens: “life,” “bodily health,”
“bodily integrity,” “senses/imagination/thought,” “emotions,”“practical reason,” “affiliation,” “other
species,” “play,” and “control over one’s environment” (pp. 77-78).
11
betekenis; het gaat in essentie om het vergroten van iemands ervaringswereld.
Van ‘vergroting’ of ‘uitbreiding’ van iemands ervaringswereld is sprake wanneer iemand iets
meemaakt en wat nog niet eerder werd meegemaakt. Deze ervaringen kunnen betrekking
hebben op alle aspecten van het leven; voor het eerst je stem uitbrengen, voor het eerst
aan een citroen ruiken; je eerste roman lezen, voor het eerst je hand in de sneeuw steken,
of je eigen voornaam spellen. ‘Ontwikkeling’ als vergroting van iemands ervaringswereld kan
echter evenzeer plaatsvinden wanneer er sprake is van afnemende lichamelijke vermogens.
Wanneer bepaalde lichamelijke functies uitvallen, leidt dit ook tot nieuwe ervaringen en kan
de ontwikkeling zitten in het proces van hier mee leren leven. Verhalen van mensen die
moeten leren leven met een niet aangeboren hersenletsel zijn er vol van. Het gaat om een
proces dat voor iedereen een eigen loop neemt, maar dat altijd het eigen initiatief en de
eigen activiteit van de betrokkenen insluit.
Een belangrijk verschil met Quality of life in de benadering van Schalock en Verdugo ligt
daarom in het dynamische karakter. Het gaat volgens Amartya Sen om “what a person can
do or become.”14 Daarmee benadrukt Sen dat niet alleen het uiteindelijke resultaat er toe
doet. Centraal staat juist de weg daar naar toe. Alleen door inzet van de eigen motivatie en
eigen initiatief kan de persoon tot bloei komen mits de omgeving daartoe de mogelijkheden
schept.
In de uitwerking van beide benaderingen is het verschil goed zichtbaar. Zo is bij Schalock en
Verdugo het domein personal development een apart domein. In de capability approach van
Sen en Nussbaum is het een dimensie van alle domeinen.15 In een dynamische opvatting
zorgt het begrip persoonlijke ontwikkeling voor een integrerend perspectief. In het werk van
Schalock en Verdugo ontbreekt dit integrerende perspectief. Daar is de vraag op welke
punten QoL scores om verbetering vragen aan de cliënt ter beantwoording, waarmee het
probleem van het subjectieve perspectief weer terugkeert. Veel meer dan aansluiten bij de
realisering van wat cliënten zelf willen, is kwaliteit van zorg en ondersteuning gebaat bij het
werken aan hun nog niet ontdekte mogelijkheden en talenten.16
14
‘Equality of What?’ Tanner Lecture on Human Value, 1979. In: A. Sen (1982), Choice, Welfare and
Measurement. Oxford: Oxford University Press, 1982, pp.365-367.
15
Zie bijvoorbeeld R.L.Schalock, ‘Reconsidering the conceptualization and measurement of quality of
life’. In: R.L.Schalock (Ed.). Quality of Life Volume I: Conceptualization and Measurement,
Washington D.C.: American Association of Mental Retardation, 1996, pp.123- 139.
16
Zie voor een uitwerking aan de hand van onderzoeksverslagen van BvK: Hans Reinders, De andere
mogelijkheid. Beelden van kwaliteit in de gehandicaptenzorg. Antwerpen: Garant (in druk). De
observaties die in dit boek worden geanalyseerd en besproken laten zien dat ‘nog niet ontdekte’
mogelijkheden en talenten van cliënten er regelmatig wel zijn, maar door hun omgeving niet als
zodanig zijn opgemerkt. Die talenten zijn er al, als men ze maar wil opmerken.
12
1.4 Verbinding
Een dynamische opvatting van kwaliteit van bestaan is gestoeld op ontwikkeling, maar er is
nog een ingrediënt nodig om ontwikkeling te stimuleren. Dit is de verbinding die met de
cliënt wordt aangegaan. Belangrijke elementen in een goede verbinding van cliënten met
hun begeleiders, zijn continuïteit, gerichte aandacht en – met een term van Viktor Frankl –
de wil tot betekenis.17 In verband met het voorgaande is een opmerking over het laatste
element vooral op haar plaats.
Met de ‘wil tot betekenis’ doelt de Weense psychiater Frankl op de drijfveer om - ook
wanneer omstandigheden het leven dreigen te ondermijnen - op zoek te gaan naar de
ervaring van zin en betekenis. Frankl ontwikkelde zijn denkbeelden in de context van
traumatische oorlogservaringen, maar ook los van deze specifieke omstandigheden
behouden ze een eigen zeggingskracht. In de context van de zorg en ondersteuning van
mensen met een beperking blijkt de wil tot betekenis uit het zoeken naar de positieve
inhoud van het gehandicapte leven. Het gaat hierbij om de wil om anders naar de cliënt te
kijken, te kijken op een manier die mogelijkheden ontsluit in plaats van belemmert.
Kwaliteit van zorg en ondersteuning wordt daarom mogelijk gemaakt door begeleiders die
een verbinding aangaan om met hun cliënten nieuwe mogelijkheden te ontdekken. De
mogelijkheden die de cliënten wel hebben maar die nog niet ten volle zijn benut, moeten
door de begeleiders wel eerst worden ‘gezien’. De begeleider die een goede verbinding
heeft met de cliënt, krijgt meer en andere dingen van die cliënt te zien. Die cliënt laat zich in
die verbinding anders kennen. Omdat de verwachtingen van de cliënten zelf vaak ook gering
zijn, vraagt verbinding van begeleiders om een onderzoekende houding. Daarnaast betekent
‘verbinding’ dat ze hun cliënten stimuleren om op eigen mogelijkheden te vertrouwen. Als
verbinding op deze manier tot stand komt, wordt zij een bron van positieve energie die
cliënten in staat stelt tot bloei te komen en begeleiders evenzo.
1.5 Vraagstelling
Om deze drie begrippen in het kort nog eens aan elkaar te koppelen, komen we door het
gebruik van een dynamisch begrip van “kwaliteit van bestaan” op de centrale betekenis van
het begrip “ontwikkeling”. Kwaliteit van bestaan geldt niet als een van buitenaf bepaalde
uitkomstmaat, maar als een op de ontwikkeling van een individuele persoon gerichte
begeleiding. Omdat het bestaan van een persoon zich in een maatschappelijke context
afspeelt, staat of valt de mogelijkheid tot ontwikkeling met de interactie tussen deze
individuele persoon en zijn omgeving. Een belangrijke rol in de kwaliteit van bestaan wordt
daarom vervuld door de “verbinding” die anderen met ons aangaan en wij met hen. Deze
uitgangsstelling leidt tot twee vragen:
17
Zie Hans Reinders, Karen Wuertz en Ina Venenkamp. Eilandbestaan. Over mensen met autisme
spectrum stoornis en ’moeilijk verstaanbaar gedrag’. Antwerpen: Garant, 2013, p. 104-105.
13
-
Gaan begeleiders een verbinding aan met hun cliënten en zo ja, hoe doen ze dat?
-
Zetten ze die verbinding in om met hun cliënten te zoeken naar mogelijkheden tot
ontwikkeling en zo ja, hoe doen ze dat?
Naar aanleiding van de observaties in BvK I t/m II hebben we deze twee onderzoeksvragen
nog met een derde vraag uitgebreid. Deze heeft betrekking op eigen initiatief van de cliënt.
Van eigen initiatief is sprake wanneer de cliënt door verbale of non-verbale communicatie
de aandacht van een begeleider probeert te krijgen omdat hij of zij iets wil doen of gedaan
wil krijgen. Uit de eerdere onderzoeksverslagen is de indruk ontstaan dat begeleiders maar
in beperkte mate reageren op eigen initiatief van een cliënt. De verklaring hiervoor zou
kunnen zijn dat begeleiders een afgebakend aantal aandachtspunten hebben waaraan met
een cliënt wordt gewerkt. Vraagt de cliënt om aandacht voor iets dat daarbuiten valt, dan
wordt hierop dikwijls niet gereageerd.
Aangezien in de dynamische benadering van kwaliteit van bestaan het stimuleren van eigen
initiatief een belangrijke factor is in het op gang brengen van persoonlijke ontwikkeling,
werd besloten om dit thema nadrukkelijk te benoemen. Met het oog hierop werd daarom
een derde onderzoeksvraag toegevoegd:
-
Wat wordt door begeleiders herkend en erkend als ‘eigen initiatief’ van de cliënt?
1.6 Methode
Om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden wordt in het project Beelden van Kwaliteit
gebruik gemaakt van de antropologische onderzoeksmethode van participerende
observatie.18 In de literatuur over deze methode is een belangrijke vraag die naar de
objectiviteit van de verkregen informatie. Deze vraag wordt doorgaans beantwoord in
uiteenzettingen van wat objectiviteit in kwalitatief onderzoek wel en niet kan betekenen.
Het betreft de eisen van validiteit, betrouwbaarheid en representativiteit. Op deze plaats
volstaan we met een korte karakterisering.
Validiteit geeft antwoord op de vraag of de informatie betrekking heeft op datgene waar het
onderzoek over zegt te gaan. Dit betekent in de context van deze pilot: geven ze een
getrouw beeld van de dgaelijkse praktijk van zorg en ondersteuning die ze zeggen te
beschrijven? Deze vraag wordt door onderzochte teams in meer dan 90% van alle locaties
positief beantwoord.
In het algemeen kan daarom worden gesteld dat de validiteit van de observatieverslagen
hoog is. In dit verband is met name de afwezigheid van eigen oordelen van de onderzoekers
van cruciale betekenis, want alleen daardoor kunnen begeleiders in een spiegel kijken en
zichzelf aan het werk zien wanneer ze het verslag van hun locatie lezen.
18
Voor een uitgebreide bespreking zie Reinders e.a., Eilandbestaan, 207-231.
14
Betrouwbaarheid heeft betrekking op de ‘herhaalbaarheid’ op de vraag of de observaties
persoonsgebonden zijn. Zou een andere onderzoeker hetzelfde waarnemen? In de literatuur
wordt in dit verband gewezen op het belang van ‘triangulatie’. Triangulatie is een principe in
het veldonderzoek dat bestaat in het gebruik van elkaar overlappende methoden en
informatiebronnen. Informele gesprekken, interviews, analyse van velddocumenten en
literatuuronderzoek. Dit stelt onderzoekers in staat tot observaties vanuit verschillende
invalshoeken en valideert de waarnemingen met informatie uit verschillende bronnen.19
Ten slotte de eis representativiteit. Hiermee wordt de vraag bedoeld op welke selectie de
beelden berusten die uiteindelijk in het verslag terecht komen. Met het oog op deze vraag
wordt aandacht besteed aan het maken van fieldnotes. Aantekeningen ter plaatse maken,
hoe doe je dat? Wat leg je vast? Hoe verzamel je? Waar ga je mee verder? Wat laat je liggen?
Het vastleggen van observaties die uiteindelijk tot beelden leiden is een complex proces.
Eenvoudig samengevat: de onderzoeker begint met een verzameling aantekeningen ter
plaatse, deze worden uitgewerkt en samengevoegd, waarna uit de oprijzende beelden een
selectie wordt gemaakt, waarvoor de onderzoeksvragen leidend zijn. Terwijl in principe
iedere situatie uniek is, blijk dat er binnen de grenzen van het onderzoek op elke locatie
patronen te worden ontdekt.
1.7
Het rapport
Het rapport is als volgt opgebouwd. Na deze inleidende uiteenzetting van de achtergrond en
het theoretische kader van Beelden van Kwaliteit, volgen de observatieverslagen van twee
locaties van de Schreuderhuizen, gevolgd door een verslag van de bijeenkomst van het
kwaliteitspanel. Daarna volgen dezelfde verslagen van het onderzoek in De Zeeg. Het
sluitstuk wordt gevormd door een beknopte weergave van het interview met de beide
bestuurders van genoemde instellingen.
19
H.’t Hart e.a, Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom, 1998, 270, 282.
15
2. Observaties en het kwaliteitspanel
van de Schreuderhuizen
16
2.1
Woonlocatie De Kaleidoscoop
Organisatie Schreuderhuizen
Door Lise Woensdregt
17
Inleiding
Het gebouw van de organisatie waarbij “De Kaleidoscoop” hoort ligt in een groene
omgeving iets verhoogd aan een rustige tweebaansweg aan de rand van een bos. Het heeft
drie verdiepingen en is gemaakt van licht steen met wit/groene kleuraccenten. Voor het
gebouw zijn een aantal parkeerplaatsen en fietsenrekken. Achter het gebouw een
voetbalplein, zandbak en speeltuin. Op vijf minuten loopafstand ligt een andere vestiging
van de organisatie, met daarbij onder andere een dierenweide, tussen de twee vestigingen
in liggen sportvelden.
“De Kaleidoscoop” is een woongroep en is samen met drie andere woongroepen gevestigd
in het hoofdgebouw van de organisatie. Bij de ingang van het gebouw zit een receptie die
van 07:30 tot 17:00 uur geopend is. Op andere tijden heeft men een sleutel nodig om naar
binnen of buiten te gaan. Naast de woongroepen is in het gebouw ook de directie en een
aantal medici gevestigd. In de kelder is een centrale keuken waar doordeweeks, aan de
hand van een vast week menu, voor de woongroepen wordt gekookt.
Beschrijving locatie
“De Kaleidoscoop” is gehuisvest op de eerste en tweede verdieping van het gebouw. In het
gebouw hangt een aangename temperatuur. Wanneer je de deur naar “De Kaleidoscoop”
open doet kom je eerst op een loopbrug. Hier staan een aantal kasten, een biljarttafel, een
autokleed en ander speelgoed. Vervolgens is daar weer een deur en kom je in een lange Lvormige gang terecht. Deze gang heeft grijze vloerbedekking en lichte muren. Aan de muren
hangen foto’s en schilderijen.
Aan de rechterkant van het eerste gedeelte van de gang is een badkamer, links twee
slaapkamers en een grote woonkamer. De woonkamer grenst aan twee balkons en heeft
daarnaast ook twee grote ramen. Op de balkons staan stoelen en plantenbakken. Er hangen
gele gordijnen met daar op groen/oranje patronen. In de vensterbanken staan
kunstbloemen. De muren in de woonkamer zijn crèmekleurig, met uitzondering van één
donkergrijze muur. Aan de muur hangen kleine lampjes met wit-rood geblokte
lampenkappen. Er staan twee grote beige banken, twee houten tafels en een houten kast.
Verder een televisie met daarnaast een stereo, een grote plant en op de grond een pluche
hond in een hondenmand. Aan de muur hangt een groot schilderij met daar op een bloem.
Wanneer je de grote woonkamer uitloopt heb je aan je linkerhand een kantoor. Dit wordt
ook wel “De Wissel” genoemd. Hier staat een bureau met computer, een aantal stoelen en
kasten. Aan de muur hangen op twee whiteboards weekschema’s met daar op de namen en
activiteiten van bewoners. Ook hangen hier de werkschema’s van de begeleiding. In de
kasten liggen verschillende mappen met daarin informatie over de bewoners en andere
administratie. De aanwezige begeleiders komen hier gedurende een dag bij elkaar en
18
kunnen daarnaast ook individueel aan het werk. De deur van de Wissel is open wanneer de
begeleiders aanwezig zijn, op andere momenten is hij op slot.
Wanneer je “De Wissel” uitloopt is verderop in de gang aan de linkerkant de keuken. De
keuken heeft aan één kant ramen met daarvoor korte gordijnen. Links om het hoekje van de
deur staan twee computers waarvan één met internet. Aan de linkerzijde tegen de muur
staat een rechthoekige houtkleurige tafel. Daar achter een kast. In het midden een ronde
eettafel. Rondom de tafels staan gekleurde stoelen. Aan de rechterzijde staat een grote
koelkast met vriezer, het aanrecht, een vaatwasmachine en een kast met daar in plastic
borden en bekers, theeglazen en koffiemokken. Boven en onder het aanrecht zijn witte
kastjes. Rechts om het hoekje van de keukendeur staat een grote prullenbak.
Wanneer je de keuken uitloopt zijn verderop in de gang links nog een aantal kamers. Eerst
een kleine woonkamer met een bureau, stoelen en een televisie. Daarna twee slaapkamers,
een badkamer met een ligbad en een aantal kasten. Aan de rechterkant van de gang zijn vijf
slaapkamers. De grootte van de slaapkamers op de eerste verdieping verschilt per kamer.
Een aantal heeft een eigen badkamer. Alle kamers kunnen op slot maar zijn meestal open.
Aan het einde van de gang op de eerste verdieping is een deur. Wanneer je deze deur door
gaat kom je in een hal met een trap. Je kunt met de trap naar beneden waar je buiten
uitkomt op het speelplein. Wanneer je naar boven gaat kom je in het Fort, onderdeel van
“De Kaleidoscoop” maar van oorsprong bedoeld als woonruimte voor bewoners die minder
begeleiding nodig hebben dan de anderen. Zij zouden dan boven hun eigen plek hebben en
hier bijvoorbeeld zelf kunnen koken. Nu wonen er in verband met ruimtetekort echter ook
bewoners die volgens de begeleiding niet geschikt zijn om zelfstandig te wonen. In het Fort
zijn vier grote slaapkamers, twee badkamers en een keuken.
In “De Kaleidoscoop” wonen in totaal 12 bewoners in de leeftijd van 15 tot 22 jaar. De
bewoners hebben allemaal een licht- of matig verstandelijke beperking, een aantal van hen
daarnaast nog een andere stoornis of beperking. De bewoners gaan doordeweeks naar
school of naar de dagbesteding die ook onderdeel van de organisatie is: het AC. Eén van de
oudere bewoners heeft een baan bij de Albert Heijn. De bewoners verblijven volgens de
begeleiders op “De Kaleidoscoop” en gaan op sommige momenten, wanneer zij naar hun
ouderlijk huis gaan, naar huis. “De Kaleidoscoop” heeft vier vaste logees welke gemiddeld
eens per maand komen logeren.
De begeleiding bestaat uit teamleider Tom, vier bewoner vertegenwoordigers ( Anne-Marie,
Sanne, Katja, Esther), drie groepsbegeleiders (Marja, Noah en Marie-Claire) en Maartje die
een mup-contract heeft.
Daniël en Maud werden door de begeleiders genoemd als bewoners van wie zij graag
wilden dat deze, in het kader van dit project, extra gevolg werden. Bij Daniël (17) ziet de
begeleiding veel vooruitgang en ontwikkeling de laatste jaren. Daniël woont meer dan tien
19
jaar op een woongroep binnen deze organisatie. Hij is een lange, dunne jongen met donker
haar, een lichte huid en sproetjes. Hij heeft een licht verstandelijke beperking en een
hechtingsstoornis. In het zorgplan van Daniël staat dat sensitiviteit en responsiviteit in de
begeleiding van Daniël essentieel zijn. Ook is het bieden van veiligheid aan Daniël volgens
dit plan erg belangrijk.
Tom vertelt dat Daniël als gevolg van zijn traumatische verleden vroeger vaak angstig was:
“Daniël vond heel veel dingen eng. Dit uitte zich dan onder andere in agressiviteit naar
begeleiders en bewoners toe en een minimum aan contact. Wanneer Daniël boos was ging
hij bijvoorbeeld vaak slaan. Ook maakte hij vaak sireneachtige geluiden. Hij praatte niet met
ons over datgene wat hem dwars zat. Hij kon eigenlijk überhaupt niet zeggen wat hem
dwars zat. Nu zegt hij dat vaak wel, en zegt hij het ook wanneer hij nog niet wil praten.
Lichamelijk contact was vroeger helemaal uit den boze maar ook dit zien we veranderen.
Daniël zoekt nu zelfs wel eens zelf een stoeipartijtje op.”
Later vertelt Tom dat Daniël nu steeds meer dingen durft maar nog wel angst kent voor het
onbekende: “Daniël fietst tegenwoordig bijvoorbeeld alleen naar school, daar zijn we heel
trots op. Dit gaat ook goed omdat het een bekende weg is. Maar wanneer hij ineens via een
andere weg zou moeten fietsen, zal hij in paniek raken. Het is heel belangrijk dat we bij
Daniël de verschillende mogelijkheden en gebeurtenissen die hij kan tegenkomen rustig en
uitgebreid bespreken. Daniël heeft een groot gevoel van veiligheid nodig.”
Marja gaf tijdens een gesprek aan dat het haar ook heel goed lijkt om Daniël in de toekomst,
in verband met verdere ontwikkeling en in het kader van zelfstandigheid, bijvoorbeeld een
krantenwijk te laten lopen maar vertelt dat dit voor hem nu nog niet haalbaar is: “Daniël zou
veel onverwachte dingen tegen komen waar hij op dit moment nog enorm van in paniek zou
raken. Maar het gaat steeds beter met hem dus wie weet is het wel mogelijk in de toekomst.”
Bij Maud (16) ziet de begeleiding minder ontwikkeling de afgelopen jaren. Maud heeft een
matig verstandelijke handicap en onlangs is vastgesteld dat zij het niveau heeft van een drietot vier- jarige. Tom geeft aan dat Maud zich op lichamelijk niveau ontwikkelt naar
verwachting maar dat dit op geestelijk niveau langzamer gaat.
Maud is ongeveer 1.60 en heeft een normaal postuur met een klein buikje. Ze heeft donker
haar dat geknipt is in een halflang kapsel met een pony. Ze heeft dikke wenkbrauwen en
dunne lippen. Maud is over het algemeen energiek en beweegt met haar lichaam. Ze heeft
vaak wat speeksel in haar mondhoeken en wrijft veel met haar handen in haar ogen.
Maud vraagt over het algemeen veel aandacht van de begeleiding. Marie-Claire vertelt dat
Maud de aandacht erg op zichzelf kan vestigen: “Ze zuigt dan alle aandacht op en ik vind het
moeilijk om daar goed mee om te gaan.” Maartje vertelt dat zij het ook vaak moeilijk vindt
om het een aanleiding te vinden voor het aandacht trekken waar Marie-Claire over spreekt
en voegt toe dat Maud ook ‘altijd wel ergens last van lijkt te hebben’.
20
In het zorgplan van Maud komt naar voren dat het belangrijk is dat de begeleiding in
gesprekken met Maud concreet is en korte zinnen gebruikt. Bij ongewenst gedrag is het de
bedoeling dat de begeleiding benoemt welk gedrag niet wenselijk is en daarnaast aangeeft
wat wel wordt verwacht. Omdat Maud vaak naar de begeleiding komt met een klacht die
betrekking heeft op pijn of emotie is het de bedoeling dat de begeleiding de emoties die zij
zien benoemt, dan vraagt naar de oorzaak om het onderwerp vervolgens af te ronden.
Maartje vertelt dat Maud het verder moeilijk vindt om haar tijd in te delen en dat het
daarom belangrijk is dat de begeleiders haar daar bij helpen. Begeleiders moeten Maud
daarom activiteiten aanbieden met een duidelijk begin en einde.
Observaties
Op vrijdag is het altijd een beetje anders
Het is vrijdagavond en aan de eettafel in de woonkamer zitten Daniël en Bram. Bram (21)
woont op het Fort maar is vaak beneden te vinden. Bram is lang, dun en heeft donker kort
haar. Hij draagt, naast zijn kleding, altijd een bril en horloge. Bram heeft een matig
verstandelijke beperking. Daniël zit aan het ene hoofdeinde en Bram aan het andere.
“Chips, chips, oh we krijgen lekker chips!”, zegt Daniël met een harde, hoge stem. “Ja lekker,
heb ik nou echt zin in.” zegt Bram. Hij lacht en wrijft in zijn handen. Anne-Marie komt de
kamer inlopen met twee schalen. Anne-Marie werkt al jaren op “De Kaleidoscoop”. Ze is van
middelbare leeftijd en heeft halflang grijs haar. Ze draagt vaak lichte oogschaduw waardoor
haar ogen opvallen. In de schalen die ze vast heeft zit chips. Ze heeft ook bekers bij zich. “Op
vrijdag is het altijd een beetje anders”, legt ze uit terwijl ze de schalen met chips op tafel zet.
“Veel bewoners gaan dan naar huis dus maken we het dan voor degene die achterblijven
extra leuk. Hè Daniël?” Daniël legt zijn handen om Anne-Marie’s arm, kijkt haar aan en zegt:
“Ja lekker, ik heb er zin in Anne-Marie. Ik heb er zin in!” Hij kijkt Anne-Marie aan. Anne-Marie
zet de bekers op tafel en lacht naar Daniël. Ze zegt: “Wachten jullie nog even tot de rest ook
hier is?” “Ja, tuurlijk Anne- Marie”, zegt Bram. Anne-Marie loopt de gang in. Even later komt
ze terug met een aantal flessen frisdrank en een pak sap. Ze zet deze op de tafel en loopt de
kamer uit.
De dierenweide
In de gang passeert Anne-Marie Lotte (16) die richting de woonkamer loopt. Ze gaat naast
Daniël aan tafel zitten. Lotte is een lang, dun meisje met halflang donkerblond haar en een
bril. Ze woont nog maar een paar weken op deze groep. Ze heeft een laag verstandelijke
beperking en is gevoelig voor depressies. Lotte maakt vaak kenbaar aan de begeleiders en
andere bewoners dat ze van dieren houdt. Zo neemt ze vaak boeken over dieren mee die ze
laat zien en vegetarisch omdat het ‘toch super zielig is voor die dieren’.
21
Lotte vraagt wat voor chips er is. “Bolognese”, zegt Daniël. “Vind je die lekker?” “Gaat wel”,
zegt Lotte. Ze zet haar voeten voor zich neer op de stoel, trekt haar knieën op en legt haar
armen om haar knieën. Haar hoofd legt ze op haar knieën neer. Ze staart voor zich uit.
Maartje komt binnen. Lotte kijkt op en vraagt: “Mogen we al wat pakken?” “Wacht nog
maar even. Anne-Marie is GertArjan aan het halen op zijn kamer. Als iedereen er is kunnen
we beginnen. Zal ik alvast wat drinken inschenken? Wat wil je?” Lotte zegt dat ze cola wil,
Maartje schenkt dit in. Dan komen Anne-Marie en GertArjan binnen. GertArjan gaat zitten
op de overgebleven lege stoel aan tafel. Anne-Marie kijkt rond en zegt dan met een lach op
haar gezicht en een diepe zucht: “Nou zeg, is er nu geen plaats meer voor mij?” Lotte heft
haar hoofd op en zegt: “Kom maar hier zitten hoor.” Ze staat op en zegt: “Dan ga ik wel bij je
op schoot.”
Anne-Marie gaat zitten. Lotte ploft met haar rug naar Anne-Marie toe op Anne-Marie haar
schoot. Anne-Marie slaat haar armen om Lotte’s middel en drukt haar een paar seconden
dicht tegen zich aan. “Gaat het goed met je?” vraagt ze. Lotte draait haar hoofd en haalt
haar schouders op: “Ja hoor.” Dan draait ze zich verder om zodat ze Anne- Marie aankijkt. Ze
legt haar hand op Anne-Marie haar schouder en zegt: “Hee Anne-Marie, ik wil eigenlijk op de
dierenweide werken, kan jij dat regelen?” Anne-Marie vraagt of ze dat als stage wil doen.
"Nee joh", zegt Lotte, “ik ga dat echt niet voor school doen. Ik wil er gewoon werken. Ik wil
de dieren graag verzorgen. En ik ga er toch elke dag heen.” Anne-Marie knikt en zegt: “Ik
vind het een heel leuk idee. Ik kan het niet beloven maar ga het wel overleggen. Dan hoor je
het nog van mij. Goed?” Lotte knikt en draait zich dan weer met haar rug naar Anne-Marie
toe. Ze pakt wat chips uit een schaal.
In de weken die op dit gesprek volgden mocht Lotte vrijwel altijd, wanneer ze dit wilde, naar
de dierenweide van de begeleiders. Ze kon hier meestal alleen heen lopen en er werd dan
afgesproken dat ze binnen een uur terug zou zijn.
Knuffelen
Doordeweeks moeten de bewoners van “De Kaleidoscoop” ’s avonds na het eten douchen
of in bad. Daarna hebben ze vrije tijd. Rond 20:00 brengt de begeleiding koffie, thee en
limonade naar de grote woonkamer en mag de televisie aan. Tussen 20:30 en ongeveer
22:00 gaan de bewoners, ieder op hun eigen bedtijd, naar bed. Tom vertelt dat ze als
begeleiders geen harmonieuze avonden verwachten. De groep is volgens hem te
verschillend. Anne-Marie vertelt later dat de bewoners zelf mogen bepalen of ze naar
beneden komen maar dat ze geen drinken krijgen als ze er niet zijn. Ze geeft aan dat de
meeste bewoners er wel bij komen zitten. Sommigen blijven televisie kijken, anderen zijn na
het drinken meteen weer weg. De bewoners van het Fort zijn vrij om te doen wat ze willen
maar vinden het soms wel gezellig om er bij te komen zegt ze. Het hangt volgens haar ook af
van de begeleiders die aanwezig zijn hoe, en met wie, de avond verloopt.
22
19:45 Lotte zit in de woonkamer in haar pyjama. Ze heeft haar bril op en zit in het hoekje
van de bank. Ze heeft natte haren en onder haar bril rode natte ogen. Ze staart naar buiten.
Op de andere bank zitten Tristan (20) en Bram (21), verder is de woonkamer leeg. Esther
komt de woonkamer inlopen. Esther heeft een gemiddelde lengte en roodgeverfd haar dat
ze meestal in een staartje draagt. Ze heeft blauwe ogen in een gezicht met een lichte huid
en sproetjes. Ze is ongeveer dertig jaar oud en heeft vaak blauwe kleding aan. Ze werkt bijna
een jaar op deze groep. Ze gaat naast Lotte op de bank zitten en draait zich naar Lotte toe.
Ze kijkt naar haar. Dan vraagt ze wat er aan de hand is. Lotte zegt dat ze onder het eten
moest huilen en dat ze haar moeder wil bellen. “Zit je niet zo lekker in je vel?” vraagt Esther.
“Nou, ik mis gewoon iemand”, zegt Lotte met een snik in haar stem. “Wie dan?” vraagt
Esther. Lotte haalt haar hand langs haar neus en haalt haar schouders op. Ze kijkt naar
Tristan en Bram en zegt dan: “Laat maar. Ik ga echt niet janken hoor waar iedereen bij is.”
“Hoeft ook niet”, zegt Esther, “maar wil je wel knuffelen?” Lotte knikt en Esther buigt zich
naar haar toe en geeft haar een knuffel: “Doen we dat toch gewoon. En dan ga ik daarna
wat te drinken halen.”
Eten en drinken met twee getrokken kiezen
Wanneer de bewoners van “De Kaleidoscoop” uit school en van het AC komen verdelen ze
zich in twee groepen. De mannelijke bewoners gaan in de woonkamer zitten en de
vrouwelijke in de kleine woonkamer of de keuken. GertArjan schuift vrijwel altijd aan bij de
vrouwen. Anne- Marie legt uit dat ze deze verdeling pas sinds kort maken maar dat het nu al
een enorme vooruitgang lijkt: “ Hiervoor aten en dronken we altijd met zijn allen in de
keuken, dat was eigenlijk te druk. Je merkte dan dat bepaalde bewoners erg aanwezig waren
en anderen nooit wat zeiden. Nu eten en drinken we sinds kort in twee verschillende groepen
en je merkt dat dit voor veel meer rust zorgt en dat bepaalde bewoners hierdoor meer uit
hun schulp kruipen. We zijn het nog heel erg aan het uitproberen maar ik denk dat we het zo
houden. Het werkt goed.”
15:15 De vrouwelijke bewoners en GertArjan zitten met Marie-Claire in de kleine
woonkamer. Froukje (15) heeft vandaag twee kiezen laten trekken. Froukje heeft een matig
verstandelijke beperking en functioneert op een leeftijd van ten hoogste 4.8 jaar. Ze heeft
halflang blond haar, lichtblauwe ogen en een zwarte bril. Haar mond wordt gevormd door
dikke lippen en hangt vaak half open. Froukje stottert maar Katja vertelt op een keer dat
Froukje in de afgelopen jaren al enorme vooruitgang heeft geboekt op dit gebied: “Ze kon
vroeger bijna niet praten maar dit gaat nu steeds beter.” vertelt ze.
Froukje zit stil op de bank en kijkt voor zich uit. De andere bewoners praten en lachen met
elkaar. Marie-Claire schenkt drinken in en zegt tegen Froukje dat zij limonade krijgt: “Want
dat is wat beter voor je mond hè”. Froukje knikt en pakt de beker die Marie-Claire heeft
ingeschonken aan. Ze drinkt de beker leeg. Marie-Claire vraagt wat voor fruit Froukje wil.
Froukje wijst een appel aan. “Nou, dat lijkt me niet zo handig. Zullen we een sinaasappel
doen?” vraagt Marie-Claire terwijl ze naar Froukje kijkt. Froukje schudt haar hoofd. “Maar
23
een appel is nu echt niet handig Froukje, dat doet pijn”, zegt Marie-Claire, “wil je wat anders
of niet?” Froukje schudt haar hoofd en kijkt voor zich uit.
17:15 De vrouwelijke bewoners en GertArjan zitten in de keuken aan de ronde tafel. De tafel
is gedekt en in het midden staan drie pannen en een bak met gemengde sla. Marie-Claire
pakt het bord van Froukje en schept eten op uit de pannen. “Froukje, ik doe niet zo veel voor
jou hoor. Dat lijkt mij niet handig met je mond.” Froukje heeft haar mond open en kijkt naar
Marie-Claire. Marie-Claire draait zich om naar het aanrecht en prakt het eten op het bord.
Dan draait ze zich terug naar de tafel en pakt de melk. “Nee, nee”, zegt Froukje met harde
lage stem, “da-da-dat is vies er doorheen.” “Een klein beetje”, zegt Marie-Claire terwijl ze
zich weer omdraait naar het bord op het aanrecht en wat melk over het eten verdeelt, “ik
maak het heel lekker. Ik maak een prakje voor je.” Froukje schudt haar hoofd en staart dan
weer voor zich uit. Ze houdt haar hoofd schuin naar voren en heeft haar mond open. Lotte
en GertArjan zijn ondertussen met elkaar in gesprek, ze praten over een overleden cavia die
leefde op de dierenweide waar Lotte vaak komt.
17:30 Marie-Claire schept het eten op. Lotte vraagt of ze zelf sla mogen opscheppen. “Nee”,
zegt Marie-Claire, “dat doe ik.” Bij het woord sla veert Froukje op en gaat rechtop zitten in
haar stoel. Ze steekt haar vinger in de lucht en wijst dan een paar keer naar de slabak.
Marie-Claire kijkt naar haar en zegt dan: “Froukje, doe jij maar geen sla, dat is niet handig. Ik
weet hoe lekker je het vindt maar ja. Ga maar eten.” Froukje kijkt naar haar bord. Dan buigt
ze zich met haar gezicht naar het bord toe en stopt het eten met vlugge bewegingen in haar
mond.
17:45 Onder het eten is er veel interactie. Marie-Claire, Lotte en GertArjan praten met
elkaar en Maud reageert af en toe op hun gesprek. Froukje is stil. Ze pakt een pak vla dat op
tafel staat vast. Ze kijkt er naar terwijl ze het rond laat gaan in haar handen. Af en toe valt
het pak op de tafel. Froukje pakt het pak dan weer op en laat het opnieuw rond gaan in haar
handen. Marie-Claire kijkt af en toe naar haar. Dan zegt met een harde, geïrriteerde stem:
“Froukje, doe niet, laat gewoon even staan ja?” Ze kijkt even naar Froukje en richt zich weer
op Lotte en GertArjan. Froukje laat het pak weer rond gaan in haar handen. Dan vraagt
Marie-Claire wie er nog sla wil. Lotte zegt dat ze dit wil. Froukje zet het pak vla neer op tafel
en steekt haar hand op. Ze zegt hard: “Ikke, de-de-de dokter zei dat ik heel goed ko-kon eten.”
Marie-Claire schept sla op het bord van Lotte en zegt dan tegen Froukje dat het echt niet
handig is als ze sla eet. Froukje kijkt met een droevig gezicht naar de bak met sla. Dan vraagt
Marie-Claire wie er nog vlees wil. GertArjan en Froukje steken hun hand op. GertArjan
vraagt of hij het vlees zal snijden. Marie-Claire zegt dat zij dit zal doen. Ze snijdt het vlees in
vieren en geeft GertArjan een stukje. Dan loopt ze naar Froukje en snijdt haar stukje heel
fijn. “Dit kun je wel eten”, zegt ze. Froukje pakt haar vork en steekt de stukjes vlees er snel in.
Wanneer het vlees ook op is worden de taken verdeeld en gaan de bewoners van tafel.
24
Ik wil wat zeggen
Wanneer de bewoners uit school of hun werk komen krijgen ze iets te drinken en fruit. De
meeste bewoners willen hun fruit geschild en in stukjes hebben. Een enkele keer schilt een
bewoner zijn of haar eigen fruit maar over het algemeen doet de begeleiding dit voor hen.
Marja vertelt dat de meeste van hen het prima zelf kunnen maar dat de begeleiders het
bewust voor hen doen. “Het creëert toch wat gezelligheid en op deze manier kun je ze ook
aan tafel houden. We doen het niet voor het gemak maar om iedereen bij elkaar te houden.
Als je bepaalde jongeren hun gang zou laten gaan zouden ze zo weglopen met een appel
omdat ze het moeilijk vinden om te blijven zitten.”
15:30 Maartje zit in de kleine woonkamer met de vrouwelijke bewoners en GertArjan.
Maartje heeft drinken ingeschonken. Ze vraagt de bewoners één voor één wat ze die dag
gedaan hebben en of ze iets willen vertellen. Ondertussen schilt ze voor degene die dat
willen een appel of sinaasappel.
Maud zit op het puntje van haar stoel en kijkt om zich heen. Ze trekt haar benen op de stoel
en zet ze dan weer neer. Dan laat ze zich achterover in haar stoel vallen. Lotte vertelt over
de dierenweide waar ze graag heen wil wanneer Maud hard begint te praten over een ruzie
die ze vanochtend heeft gehad met Catootje. Maartje kijkt op en zegt: “Maud, je gaat er
door heen. Even stil zijn. Jij bent zo aan de beurt”, dan legt ze een vinger op haar lip. “Ja,
maar ik wil dat je meegaat om het goed te maken”, zegt Maud terwijl ze zich naar Maartje
toebuigt. “Straks. Ik ga nu niet met je praten want ik ben naar Lotte aan het luisteren”, zegt
Maartje en ze richt haar gezicht weer op Lotte. “Ja maar”, zegt Maud, “ik wil wat zeggen.”
Maartje schudt haar hoofd. Maud laat zich terugvallen in haar stoel. Ze legt haar handen op
haar gezicht en kijkt tussen haar vingers door. Ze kijkt naar Maartje en vraagt haar zacht of
ze bij haar op schoot mag. Maartje knikt. Maud kruipt bij haar op schoot en geeft Maartje
kusjes op haar wang. Maartje praat ondertussen verder met de anderen. Wanneer Lotte is
uitgepraat vraagt ze aan Maud wat ze wil zeggen. “Ik zeg het in je oor”, zegt Maud. Maartje
schudt haar hoofd en zegt dat ze het ook gewoon kan zeggen. Maud fronst haar
wenkbrauwen naar Maartje en zegt dan dat ze de ruzie met Catootje uit wil praten, “En jij
moet mee.” Wanneer de andere bewoners de kamer uit zijn lopen Maud en Maartje naar
Catootje’ s kamer.
Doordrammen
18:00 Anne-Marie en Maartje staan met elkaar te praten, Maartje staat met haar rug naar
het aanrecht, Anne-Marie geleund tegen de deurpost. Maud is bezig met het voorspoelen
van de afwas en vraagt terwijl ze hiermee bezig is een aantal keer of ze een maltbiertje mag
vanavond: “Anne-Marie mag ik een maltbiertje vanavond?” Anne- Marie kijkt haar aan en
zegt: “Nou, wij zijn nog even aan het praten hè.” Maud kijkt naar Anne-Marie, dan naar
Maartje en draait zich dan terug naar het aanrecht.
25
Wanneer Maartje en Anne-Marie zijn uitgepraat loopt Anne-Marie weg. Maartje gaat naast
Maud aan het aanrecht staan. Ze vraagt wat Maud wilde vragen. Maud heeft een
pannendeksel in haar handen en draait haar hoofd naar Maartje: “Of ik een maltbiertje mag
vanavond. Dat doe ik heel vaak, mag dat?” Maartje zegt dat ze hier niets van af weet en dat
ze het gaat overleggen met Anne-Marie. Maud kijkt haar boos aan en gooit het
pannendeksel op het aanrecht. Maartje kijkt haar recht aan en zegt: “Nou Maud, je hoeft
niet boos te worden. Ben ik boos op jou?” Maud kijkt naar de grond, dan naar Maartje en zet
haar armen in haar zij. “Nou, ik weet gewoon niet zo goed wat ik moet doen. Hé Maartje, ik
weet niet. Jij zei tegen mij dat, nouhou.” Maartje kijkt haar aan en zegt dat ‘je ook wel eens
een nee te horen krijgt hè’. “Ja”, zegt Maud snel en ze pakt Maartje’s hand, “maar ik wil ook
nog even met je kletsen op mijn kamer, mag dat?” Maartje zegt dat Maud ook in de keuken
met haar kan kletsen. Maud kijkt naar de onderzoeker en zegt dan dat ze dit niet wil.
Lotte komt de keuken binnen en vraagt of Maartje even met haar mee wil lopen. Dit doet
Maartje en wanneer ze terug komt in de keuken zegt ze tegen Maud dat ze heel goed bezig
is. Maud kijkt haar aan, lacht en zegt dan: “Ik wil wat zeggen hè Maartje, ik wil wat zeggen
dalijk in mijn kamer”. “Dat weet ik” zegt Maartje.
18:15 Maartje: “Maud, ga jij zo douchen of eerst wat anders doen?” “Eerst kletsen”, zegt
Maud. “Loop maar vast naar je kamer dan kom ik er aan”, zegt Maartje. “Hoe laat?” vraagt
Maud. “Nu”, zegt Maartje, “Eerst even dit afmaken en dan kom ik er aan.”
Wanneer Maartje terug komt in de keuken vertelt ze dat ze het soms moeilijk vindt om te
ontdekken wat de aanleiding is voor het doordrammen van Maud: “Maud heeft ontzettend
veel aan haar hoofd en lijkt ook altijd wel ergens last van te hebben. Ik vind het moeilijk om
te ontdekken wat de aanleiding is voor het doordrammen van Maud. Ze zit nu rustig op haar
kamer met de strijkkralen maar het duurt soms lang voor je haar daar hebt."
We gaan het niet groter maken dan het is
Anne-Marie is bezig in de keuken met het klaar maken van de ontbijttafel. Ze haalt melk,
kaas en worst uit de koelkast en zet dit op tafel. Dan loopt ze naar het koffiezetapparaat en
doet de koffie in een thermoskan. Maud komt binnen.
Anne-Marie kijkt op. “Goedemorgen”, zegt ze. “Goedemorgen”, zegt Maud. “Vandaag moet
ik naar de dokter hè?” Anne-Marie knikt. “Voor mijn keel hè, een foto maken”, zegt Maud
terwijl ze haar hoofd omhoog heft en met haar vingers over haar keel wrijft. Anne-Marie
draait zich met haar lichaam naar Maud toe en zegt: “Nou, nee hoor de dokter gaat geen
foto maken. Ze gaat met een stokje in je mond en dan even kijken naar je keel. Ze gaat geen
foto maken.” Later zegt Anne-Marie tegen de onderzoeker: “Maud heeft heel vaak klachten,
lijkt altijd wel ergens last van te hebben. Ze geeft op een gemiddelde dag verschillende
malen aan dat ze zich niet fijn voelt, druk in haar hoofd is of last heeft van bijvoorbeeld haar
buik of een wondje op haar vinger. Ik neem de klachten van Maud serieus maar ga er niet te
26
veel in mee want anders blijft ze daar heel erg in hangen. We gaan het dus niet groter
maken dan het is.”
Knopje dat aan en uit kan
19:30 Anne-Marie en Maartje zitten in de woonkamer op de bank. Tristan, Bram, Froukje,
Lotte en Maud zitten om hun heen. Maud zit bij Anne-Marie op schoot. Tristan praat over
een voetbalwedstrijd die deze avond gespeeld gaat worden. Anne-Marie kijkt naar hem en
reageert af en toe met een knik met haar hoofd op zijn verhaal. Maud zit ondertussen met
haar vingers aan Anne-Marie’s handen. Ze pakt ze vast en legt ze op haar hoofd. Ze lacht
hard. Anne-Marie trekt haar rechterhand terug en maakt daarmee haar linkerhand los uit de
handen van Maud. Dan kijkt ze naar Maud en zegt met een kleine glimlach: “Maud ik kan
niet naar Tristan luisteren zo.” Maud knikt. Dan gaat Anne- Marie verder: “Kijk Maud, je hebt
een knopje dat aan en uit kan. Ik zet het knopje nu uit en dan ben je even stil”, zegt ze en ze
maakt een draaiende beweging achter het hoofd van Maud. Maud kijkt over haar schouder.
Dan maakt Anne-Marie de draaiende beweging opnieuw, nu voor het gezicht van Maud.
Maud lacht en steekt haar arm uit. Ze doet dezelfde draaiende beweging als die Anne-Marie
maakte. Anne Marie lacht en doet haar armen om het middel van Maud. Ze drukt haar even
dicht tegen zich aan.
De volgende dag
17:15 Froukje, Lotte, Catootje, Maud zitten aan een gedekte tafel in de keuken. Froukje
heeft vandaag haar kiezen laten trekken. Marie-Claire staat bij de tafel en schept het eten
op de borden. Ze schept rijst op het bord van Froukje. Froukje schudt haar hoofd. Maud kijkt
naar Froukje en zegt: “Hij wil geen rijst hoor, hee hij wil geen rijst. Hij kan niet doorslikken.”
Marie-Claire kijkt op en zegt: “Zij. En bemoei jij je er niet mee Maud.” Maud zet haar
ellebogen op tafel en doet haar handen onder haar hoofd. Ze kijkt naar Marie-Claire en zegt:
“Hallo, ik mag me er heus wel mee bemoeien hoor.” “Nou nee”, zegt Marie-Claire. Ze zet het
bord voor Froukje terug op tafel en pakt dan het bord van Lotte. Maud kijkt mee met de
bewegingen die Marie-Claire maakt. Dan houdt ze haar handen voor haar gezicht en zegt:
“Ik ben even een beetje moeilijk vandaag.” Marie- Claire zet het bord van Lotte terug op
tafel en pakt het bord van GertArjan. Maud is even stil en zegt dan met een glimlach: “Ik heb
moeite. Ik vind het moeilijk hoor Marie-Claire. Kijk, ik zet mijn knopje op een andere zender,
zelf op een andere zender doen.” Ze gaat recht op haar stoel zitten en maakt een draaiende
beweging achter haar hoofd. Ze legt haar handen in haar schoot.
Stappen doorlopen
De schoolgaande bewoners hebben vandaag een voorjaarsmarkt op school gehad. De
ouders waren ook uitgenodigd om langs te komen.
Maud komt met snelle stappen vanaf de loopbrug de gang in lopen. Ze heeft een doos met
daarin een puzzel in haar handen. Maartje is in de keuken en zet drinken en fruit op een
27
dienblad. Wanneer Maud binnenkomt, kijkt ze op: “Hoi Maud”. Maud loopt de keuken
binnen en gaat voor Maartje staan. Ze wrijft met haar rechterhand in haar ogen en zegt: “Ik
vind het echt niet leuk. Ik vind het helemaal niet leuk.” “Wat vind je niet leuk?", vraagt
Maartje. “Mama is helemaal niet langs geweest op school vandaag Maartje. Ik snap het niet.
Mama is niet langs geweest.” Maartje geeft Maud een aai over haar hoofd. Maud kijkt naar
Maartje en steekt dan haar armen voor zich uit. Ze laat de doos aan Maartje zien. Maartje
kijkt naar de doos en vraagt of ze die puzzel op de voorjaarsmarkt heeft gekocht. Maud knikt.
“Wil je hem zien? Ik ga hem voor je maken op mijn kamer”, vraagt Maud. Maartje lacht. Ze
zegt: “Ik wil hem heel graag zien maar straks. We gaan nu eerst wat drinken. Kijken we
daarna, goed?” Maud knikt.
Maartje draait zich naar het aanrecht en pakt het dienblad op. Dan zegt Maud: “Ik vind het
echt niet leuk hoor. Echt niet” Maartje zet het dienblad weer neer. “Kom eens?” zegt ze, en
ze knielt bij Maud neer. Maud trekt haar wenkbrauwen op. Maartje legt een hand op haar
knie. Dan zegt Maud: “Ik ben heel druk in mijn hoofd hoor.” Maartje knikt en zegt: “Zullen
we dan even de stappen voor nu doorlopen?” Maud knikt. “Oké, nou dan ga jij de puzzel zo
op je kamer leggen. Dan ga jij je jas uitdoen en je tas wegleggen. Dan kom je daarna naar de
kleine woonkamer, gaan we wat drinken en daarna laat je mij de puzzel zien. Goed?” Maud
knikt. Maartje staat weer op en loopt naar het aanrecht. Maud draait zich naar de deur. Dan
draait ze zich om en zegt: “Maar ik snap het niet hoor. Mama was er niet.” Maartje pakt het
dienblad op en zegt: “Ik weet ook niet waarom mama er niet was maar ik zal haar zo even
bellen, goed?” Maud knikt en loopt de keuken uit.
Van tafel
13:00 In de keuken zitten Froukje, Lotte, GertArjan, Daan, Daniël en Maud aan een gedekte
tafel. In het midden staat brood en beleg. De bewoners die normaal gesproken naar school
gaan zijn vandaag vrij in verband met een begrafenis. Om deze reden zijn er ook twee
bewoners van een andere groep uit het gebouw aangeschoven, namelijk Lara en Daan. De
bewoners zijn druk in gesprek met elkaar. Wanneer Tom binnen komt gaat hij naast Maud
aan tafel zitten. Hij groet de bewoners en zegt dan dat ze mogen beginnen met eten.
Na een half uur is iedereen uitgegeten. Lara is nog bezig met het leegdrinken van haar beker.
De anderen zijn stil en kijken naar haar terwijl ze drinkt. Maud schuift heen en weer op haar
stoel en gaat dan half over de tafel heen hangen. Ze zegt dat ze van tafel wil. Tom zit met
zijn armen over elkaar en zegt, terwijl hij naar haar kijkt, dat Maud even moet wachten
omdat Lara nog aan het drinken is. Maud draait zich naar hem toe en kijkt hem met een
gefronst voorhoofd aan. Ze zet haar rechterbeen op de grond en wil gaan staan. “Nee Maud,
even wachten”, zegt Tom terwijl hij naar haar kijkt. Maud gaat naast Tom staan en pakt zijn
hand. Tom trekt deze terug en vraagt Maud wat hij had gezegd. “Maar dat vind ik fijn, ik wil
alleen een warme hand”, zegt Maud. Tom houdt zijn armen over elkaar en zegt: “Maar ik
vind dat niet fijn, mag ik dat ook zeggen dan?” Maud laat zich terugvallen in haar stoel en
kijkt Tom met een boos gezicht aan. Ze is even stil en vraagt dan: “Mag ik van tafel? Ik vind
28
het moeilijk hoor.” Ze staat op en zucht diep terwijl ze naar Tom kijkt. Tom kijkt haar aan
met een strenge blik. “Ik blijf staan hoor”, zegt Maud terwijl ze haar handen naast haar
lichaam in de lucht steekt. “Kijk eens”, zegt Tom, en hij kijkt naar Froukje. “Froukje vindt het
ook moeilijk maar zij blijft ook zitten.” Froukje heft haar hoofd op. Maud kijkt naar haar en
vraagt haar dan met opgetrokken wenkbrauwen of zij het ook moeilijk vindt. Froukje kijkt
naar Maud en knikt. Dan gaat Maud weer zitten. Ze doet haar armen over elkaar. Lara zet
haar beker op de tafel neer. Tom kijkt de bewoners aan en vraagt hen dan één voor één wat
ze gaan doen. Maud is als laatste aan de beurt. Wanneer Tom haar vraagt wat ze wil gaan
doen zegt ze: “Kom eens? Mag ik wat zeggen? Ik wil graag met je praten op mijn kamer.”
“Dat is goed. En wat ga je tot die tijd doen?”, vraagt Tom. “Met mijn iPod.” Tom vindt dit
goed en zegt dat Maud van tafel mag gaan. Dit doet ze en ze loopt naar de gang.
Picto’s
Maud heeft op haar slaapkamerdeur twee plastic mapjes hangen. Op het ene mapje staat
Wat, op het andere mapje staat Waar geschreven. Op Maud haar kamer liggen een aantal
foto’s waar zij zelf op staat terwijl ze een activiteit uitbeeldt. Ook zijn er foto’s met een
ruimte waarin een bepaalde activiteit uitgevoerd kan worden, bijvoorbeeld buiten of op
Mauds kamer. Met behulp van de foto’s kan Maud aangeven wat ze waar wil doen. Maartje
vertelt dat zij deze picto’s voor Maud heeft gemaakt in verband met een opdracht voor haar
opleiding. Ze legt uit dat Maud het erg moeilijk vindt om in haar vrije tijd zelf een activiteit
te verzinnen: “Maud vindt het erg moeilijk om zelf een activiteit te verzinnen, ze weet echt
niet wat ze allemaal kan doen. Ze liep hiervoor vaak te dwalen op de gang en wist niet wat
ze moest doen. Ze ging ook bijna niet naar buiten. Nu gaat er vaak iemand rustig mee naar
haar kamer. Daar spreken we dan met behulp van de picto’s af wat Maud gaat doen, waar
ze dat gaat doen en hoe lang ze dit gaat doen. Op deze manier kan Maud veel gerichter met
haar tijd om gaan en is ze veel meer bezig. Ik heb wel het gevoel dat dit haar goed helpt.”
Skeeleren
De zon schijnt en een aantal bewoners zijn buiten op het speelplein. Maud is één van hen en
zit op een bankje met twee begeleiders van een andere groep. Ze bedenkt zich hardop dat
ze wil skeeleren. Ze glijdt van het bankje af, rent over het plein naar de trap die naar “De
Kaleidoscoop” leidt en gaat naar boven. Na vijf minuten verschijnt ze op het balkon. Terwijl
ze een van de begeleiders aankijkt roept ze: “Het mag. Je mag helpen van Esther.” De
begeleider vraagt waarmee ze mag helpen. “Met mijn skeelers”, roept Maud. “Ik weet van
niks hoor”, zegt de begeleider.
Dan komt Esther aanlopen. “Ik hoor mijn naam nu al een paar keer”, zegt ze. Maud kijkt
haar aan en zegt dan: “Ik wil skeeleren. Dat mag toch? En zij moet helpen.” Ze wijst naar het
pleintje. “Nou, kom eerst maar even binnen en probeer het zelf”, zegt Esther. “Ja, maar dat
kan ik niet, echt niet Esther. Toe nou.” Esther kijkt haar aan en zegt: “Dat kan je wel. Pak je
skeelers en je bescherming maar uit je kamer.” Maud loopt naar haar kamer om even later
29
terug te komen op één sok en één schoen. Ze vraagt of Esther haar wil helpen met haar
veter waar een knoop in zit. Esther bukt voor Maud neer, kijkt naar de schoen en zegt dan
dat Maud dit ook zelf kan doen, ze hoeft alleen maar aan het lusje te trekken. “Nee”, zegt
Maud, “echt niet, het lukt niet”. Esther kijkt naar de veter, pakt deze dan vast en trekt hem
los. Dan staat ze weer op. Maud doet de schoen uit en loopt terug naar haar kamer. Ze komt
terug met haar skeelers en gaat voor Esther op de grond zitten. Esther kijkt haar aan en zegt:
“Maudje, hoe wil je nu naar beneden gaan? Je zit op je billen dus hoe ga opstaan? Je kunt
beter gaan staan.” Maud schudt haar hoofd en pakt een skeeler. Ze doet die met een snelle
beweging aan haar voet. “Kijk”, zegt ze “ik heb er nu toch al een aan”, en ze lacht. Dan zegt
ze dat Esther moet helpen met de veters. Esther steekt haar hand uit naar Maud en zegt dat
Maud eerst moet gaan zitten want ‘dat is veel handiger’. Ze trekt Maud omhoog. Maud
loopt naar de stoel en gaat zitten. Ze trekt de andere skeeler ook aan. Dan kijkt ze naar het
klittenband van haar skeeler en zegt: “Ik kan het niet. ” Esther kijkt haar aan. “Kun je het niet
of vind je het moeilijk?”, vraagt ze. Maud komt naar voren en kijkt omhoog naar Esther. “ Ik
kan het niet, nee echt niet. Ik kan het niet” Ze laat zich terugvallen in haar stoel en slaat haar
handen voor haar gezicht. “Even eerlijk zeggen Maud. Kun je het niet of vind je het moeilijk?”
Maud maakt onverstaanbare mompelende geluiden. Dan zegt ze dat ze het heel moeilijk
vindt en komt naar voren in haar stoel. Ze brengt haar handen naar haar gezicht en zegt een
paar keer heel snel achter elkaar: “Esther ik heb zo’n keelpijn en zo’n volle neus!” Esther
fronst haar wenkbrauwen en zegt dan: “Even rustig Maud. We zijn nu bezig met je skeelers
en ik wil dat je het zelf probeert.” Maud valt terug in haar stoel en doet haar armen over
elkaar. Esther kijkt haar aan en zegt niets. Dan komt Maud weer naar voren en buigt zich
naar de skeeler toe. Ze trekt eerst bij de ene en dan bij de andere skeeler aan het
klittenband. Ze kijkt op naar Esther en lacht. “Goed zo. Zie je wel. Nu moet hij alleen nog wat
strakker, of niet?” vraagt Esther. Maud knikt. Esther bukt zich en doet het klittenband
strakker. Ze helpt Maud bij het opstaan en kijkt toe hoe Maud op haar billen van de trap af
naar het speelplein gaat. Even later skeelert Maud rondjes over het plein.
Eigen activiteit bedacht
18:00 Na het eten vraagt Esther aan de vrouwelijke bewoners en GertArjan wat ze in hun
vrije tijd gaan doen. Maud geeft aan dat ze graag voetbal wil kijken met GertArjan. Esther
stelt voor dat Maud dan nadat ze in bad is geweest iets rustigs op haar kamer gaat doen en
om 20:00 voetbal gaat kijken. “Nou”, zegt Maud snel terwijl ze half op staat uit haar stoel en
zich met haar bovenlichaam naar Esther toebuigt, “mag ik anders een muziekje luisteren op
de loopbrug? Dat deed ik gister ook!” Esther trekt haar wenkbrauwen op en lacht. Dan zegt
ze: “Nou Maudje, dat vind ik goed zeg. Wat ontzettend goed dat jij met een eigen idee
komt.“ Maud haar ogen lichten op en ze lacht hard. Ze klapt in haar handen en zegt: “Ja,
deed ik gister ook hoor Esther, was heel leuk!” “Super”, zegt Esther. “Ga maar lekker in bad
en daarna naar de loopbrug.” Maud springt van haar stoel af en loopt hard de keuken uit.
Even later staat ze in haar badjas met haar mp3 op de loopbrug.
30
Boos
Esther en Anne-Marie zitten op de Wissel. Esther zit achter de computer, Anne-Marie kijkt in
bladert in een map en maakt aantekeningen. De deur van de gang naar de loopbrug knalt
met een harde dreun dicht. Er klinken voetstappen en dan een harde klap. Esther staat op
en loopt naar de gang. Dan komt ze terug en zegt dat Daniël boos is: “Hij heeft zijn jas en tas
op de grond gegooid en is nu op zijn kamer”. Anne-Marie kijkt op en zegt dat ze er meteen
even heen gaat. Ze loopt naar Daniëls kamer en klopt op de deur: “Hee Daniël, wat is er
jongen?” Het blijft stil en Anne-Marie loopt terug naar de wissel: “Ik mag er niet in”, zegt ze
en ze gaat weer zitten.
16:17 Er klinkt een hard geluid van een deur die dichtvalt gevolgd door een klap op de grond.
Anne-Marie kijkt op. “Daniël”, zegt ze met een zucht en ze kijkt naar Esther. Esther kijkt haar
aan met opgetrokken wenkbrauwen en haar lippen stijf op elkaar. Anne-Marie zegt dat ze
hem maar even moet laten. Ze gaan beide verder met datgene waarmee ze bezig waren.
Dan komt Tom de Wissel in. Hij groet hen, pakt een kruk en gaat zitten.
16:19 uur. Er klinkt een hoog gegil vanuit de gang: “Ah, dan hoeft die kut Iwan niet achter
mij te zitten! Nee, dat hoeft niet!” Anne-Marie, Esther en Tom kijken even naar elkaar en
blijven zitten.
16:23 uur. De deur van Daniëls kamer gaat open. Er klinkt: “Vandaag ben ik heel boos!
Iemand maakt mij heel boos!”
16:28 uur. Anne-Marie staat op en gaat in de deuropening van Daniël zijn kamer staan.
Daniël zegt dat ze niet binnen mag komen maar Anne-Marie loopt door en gaat naar binnen.
Vanuit Daniël zijn kamer klinken hun stemmen en even later komen ze allebei naar buiten.
Anne-Marie vraagt of het weer goed is aan Daniël en Daniël knikt met zijn hoofd. “Ga je zo
wel mee om het uit te praten?” vraagt hij. Anne-Marie knikt.
Later vertelt Tom dat Daniël zijn kamer ziet als een veilige plek waar hij boos mag zijn. Hij
zegt dat ze die ruimte hem als begeleiding ook geven want “iedereen is wel eens boos en
heeft dan een ruimte nodig waar hij zich veilig voel”’. Hij zegt dat het bij Daniël per situatie
verschilt hoe ze het aan moeten pakken. “Soms kun je zijn kamer wel inlopen wanneer hij
zegt dat het niet wil maar soms laten we hem ook met zichzelf.”
Wil je aandacht?
07:45 uur. Marja is een vrouw van middelbare leeftijd. Ze heeft kort grijs haar, donkere
kleding en een aantal opvallende gouden sieraden. Ze werkt al meer dan vijftien jaar bij de
organisatie. Ze heeft een aantal bewoners zien opgroeien, kent hen als bijna hun hele leven.
Marja werkt vaak ’s ochtends en zit met Vincent, Daan, Tristan en Daniël aan de ontbijttafel.
Op de ontbijttafel staat brood, zoet en hartig beleg, melk en thee. Marja vertelt dat het de
bedoeling is dat de bewoners tijdens het ontbijt en de lunch ten minste één boterham met
31
hartig beleg eten maar verder zijn ze vrij om zelf te kiezen. Met betrekking tot de
hoeveelheid boterhammen die gegeten mogen worden bestaat voor een aantal bewoners
een afspraak. De hoeveelheid wordt voor hen door de begeleiding bepaald omdat zij dit
over het algemeen ‘niet zelf kunnen begrenzen’.
Marja smeert brood voor zichzelf en eet een boterham. De jongens smeren hun eigen brood
voor het ontbijt en daarna brood om mee te nemen naar school. Ze praten met elkaar. Bram
komt binnen en zegt tegen Marja dat hij al op het Fort heeft ontbeten maar nog wel zijn
brood voor het AC moet smeren. “Goed jongen”, zegt Marja en Bram gaat aan tafel zitten.
Wanneer hij klaar is gaat hij koffie halen in de keuken. Hij komt even later terug en gaat op
de bank zitten. Hij vraagt Marja of ze al weet dat hij volgende week weer op vakantie gaat
naar de camping van boer Freek. Daniël is bezig met het smeren van zijn brood, hij kijkt naar
Bram en zegt dan met een harde, hoge, uitgerekte toon: “Boooeeeer Freek”. Marja zit naast
hem en kijkt hem aan. Ze zegt: “Hee, doe jij eens even normaal. Bram vindt dat leuk en dan
doe jij zo raar. Volgens mij weet je überhaupt niet waar we het over hebben”. Daniël kijkt
haar aan, grinnikt en gaat dan door met eten. Bram vertelt verder over zijn aankomende
vakantie. Dan laat Daniël een harde boer. “Daniël” zegt Marja met een lage, streng
klinkende stem. Daniël kijkt haar aan en glimlacht. “Waar is Lady Gaga?” vraagt hij. Marja
kijkt hem aan en gaat dan verder met eten.
08:00 uur. De andere jongens gaan één voor één van tafel. Daniël is nog aan het eten. Hij
smeert een dikke laag chocoladepasta op zijn boterham en neemt een hap. Dan kijkt hij naar
Marja. Marja trekt haar wenkbrauwen op en zegt: “Zal ik ruimte voor je maken? Wil je op de
tafel? Krijg je applaus ook nog. Kun je alle aandacht krijgen die je wilt.” Daniël stopt met
eten en vraagt of Marja boos is. Dat is niet het geval zegt ze, “Maar ik ben wel een beetje
geïrriteerd. Je bent slim genoeg, daar hebben we het al vaak over gehad, dan hoef je niet zo
te doen. Als je aandacht wil hoef je het maar te zeggen en dan kan je het krijgen.” Daniël
knikt en Marja zegt dat het tijd is om naar school te gaan. Daniël gaat van tafel en pakt zijn
spullen.
Masseren
In de woonkamer zit Maartje met Froukje en Catootje aan de grote tafel. De balkondeur
staat open en de zon schijnt naar binnen. Katja is op het balkon bezig met de plantenbakken.
Maartje is ongeveer 20 jaar en half stagiaire, half medewerker. Ze heeft lang blond haar,
een wipneus en draagt kleurige kleding. Katja werkt al een aantal jaar op de groep. Ze is lang,
heeft een normaal postuur en een kapsel met krullen. Ze heeft vandaag inkopen gedaan om
het huis in een Paassfeer te brengen. Ze heeft onder andere een Paastak gekocht. Ook heeft
ze tekeningen uitgeprint en knutselspullen gepakt zodat de bewoners versieringen kunnen
maken.
Froukje en Catootje zijn bezig met het inkleuren van een tekening en Maartje kijkt naar hen.
Ze zit gebogen over de tafel. Dan komt Daniël de woonkamer in. Gedurende de dag heeft hij
32
een aantal keer aangegeven dat hij last heeft van zijn nek. Terwijl hij naar de tafel loopt
houdt hij zijn hoofd schuin. Met zijn rechterhand houdt hij zijn nek vast. “Au. Ik denk dat
mijn nek verdraaid is”, zegt hij. Maartje kijkt hem aan en zegt: “Vent, zal ik jou eens even
masseren?” Daniël blijft stil staan. Hij haalt zijn hand van zijn nek. Op zijn hoofd verschijnt
een enorme glimlach en hij knikt. “Ja graag”, zegt hij. Maartje staat op en loopt richting de
Wissel. Daniël gooit zijn armen in de lucht en doet ze weer omlaag. Hij herhaalt dit een paar
keer. Maartje komt terug met een fles bodylotion en Daniël houdt zijn armen langs zijn
lichaam. Dan gaat Maartje op de bank zitten en zegt dat Daniël voor haar op de grond mag
komen zitten. Dit doet hij. Maartje legt haar armen op zijn schouders en kneed ze. “Je mag
het de volgende keer ook vragen hoor, of wij je willen masseren.” Daniël kijkt Maartje over
zijn schouder aan en glimlacht. Dan doet hij zijn ogen dicht. Maartje vraagt Daniël of hij een
beetje stress heeft, of soms ergens zorgen om? Daniël zegt dat hij dit niet heeft. Dan vraagt
Maartje of hij aan het genieten is. “Ja”, zegt Daniël. “Ik zie het”, zegt Maartje en ze lacht
terwijl ze hem verder masseert.
Kippenkontje
18: 30 Katja komt lachend de keuken binnenlopen. Daniël zit aan de tafel zijn brood voor de
volgende dag te smeren. Katja zegt tegen de onderzoeker: “We zijn Maud vergeten te
roepen voor het eten. Dat is nog nooit gebeurd. Ze meldt zich meestal wel. Ze was heel rustig
op haar kamer, had een muziekje aan en was bezig met haar strijkkralen. Ik dacht eigenlijk
dat ze bij haar ouders was. Als je werkt vergeet je wel eens welke dag het is.”
Maud komt de gang op en gaat in de deuropening van de keuken staan. Ze lacht en heeft
haar handen opgestoken naast haar lichaam. Ze zegt: “Jullie zijn me vergeten he, gewoon
vergeten! Ik was bezig met mijn strijkkralen. Haha!” Ze slaakt een kreet en slaat zichzelf dan
op de knieën. Katja lacht naar haar en vraagt of Maud soms pizza wil eten want ‘al het
andere eten is al op’. “Ja lekker”, roept Maud en ze loopt de keuken weer uit. Op de gang
roept ze hard: “Jullie zijn me vergeten!” met daar achteraan een schaterende lach.
Katja pakt een pizza uit de vriezer, haalt de pizza uit de doos en stopt hem in de oven. Daniël
staat op. Hij pakt de pastapot en gaat dan met zijn lichaam tegen de tafel staan terwijl hij
een boterham smeert. Dan kijkt hij over zijn schouder naar Katja en weer terug naar zijn
boterham. Dan kijkt hij recht voor zich uit en buigt door zijn knieën. Hij maakt zijn rug hol en
steekt zijn billen uit naar achter. Hij blijft even zo staan en kijkt dan over zijn schouder naar
zijn billen. Dan kijkt hij naar Katja en vraagt of zij ook wil kijken. Katja draait zich om vanaf
het aanrecht lacht: “Haha, dat moet ik met sport ook altijd doen.” Daniël gaat weer recht op
staan. Katja komt naast hem aan de tafel staan en zegt met een stem die klinkt alsof zij een
sportinstructeur is: “ Door de benen Daniël, door de benen.” Ze buigt haar knieën en steekt
haar billen naar achteren. Daniël doet met haar mee terwijl hij naar haar kijkt en met open
mond hard lacht. “Echt een kippenkontje hebben we Katja”, zegt hij. Katja lacht. Dan komt
Catootje binnen. “Kom Cato”, zegt Katja, “dit is ook goed voor jou”, en ze gaat opnieuw door
haar knieën en doet haar billen naar achter. Catootje moet lachen en komt er bij staan. Ze
33
zegt dat ze koffie wil. “Eerst werken”, zegt Katja, “en dan krijg je koffie. Doe maar mee.”
Maar Catootje doet niet mee. Ze blijft naast Katja staan. “Ga je dan even op de hometrainer
zo?”, vraagt Katja. Catootje knikt. Katja slaat een arm om haar heen. Later vertelt ze dat ze
de bewoners altijd zo veel mogelijk aan het bewegen probeert te krijgen en ze, als het even
kan, naar buiten stuurt of op de hometrainer zet.
Catootje en Maartje dansen
Catootje (20) heeft kort rood geverfd haar. Ze is vrij lang en stevig gebouwd. Catootje heeft
een verstandelijke beperking met een V6 indicatie. Catootje praat niet veel en lijkt moeite te
hebben met het maken van hele zinnen. Ze loopt vaak gebogen en heeft haar handen dan
aangespannen met haar vingers strak uit elkaar.
15:30 uur. Catootje komt de gang inlopen met gefronste wenkbrauwen en een strakke blik.
Ze komt van het AC en slaat met haar tas om zich heen. Ze maakt briesende geluiden en
loopt vrijwel meteen door naar haar kamer. De begeleiders laten haar en gaan met de
andere bewoners iets drinken en fruit eten.
Katja heeft voor de bewoners thuiskwamen boodschappen gedaan en is bezig het huis, met
onder andere een Paastak, in een Paassfeer te brengen. Ze heeft ook knutselspullen gepakt
en tekeningen uitgeprint met Paasfiguren. Ze heeft alles op tafel gelegd en zegt tegen de
bewoners dat wie dat wil versieringen kan maken.
Nadat ze hun drinken op hebben gaan Froukje en Daniël bezig met het inkleuren van
tekeningen met kuikentjes en Katja maakt samen met Lotte een Paaskuiken van gekleurd
ijzerdraad. Maartje kijkt naar de volle tafel en loopt dan naar de kamer van Catootje toe.
Catootje ligt op bed en Maartje vraagt of ze mee wil naar de woonkamer. Catootje lacht en
knikt dan. Ze komt van haar bed af en naast elkaar lopen ze door de gang. Catootje kijkt
naar Maartje. Maartje heeft een zonnebril in haar haar en Catootje grijpt er naar. Maartje
pakt de hand van Catootje in de lucht, kijkt naar Catootje en vraagt dan ‘of zij haar zonnebril
soms op wil’. Catootje knikt en Maartje geeft haar de bril. Catootje zet hem op.
“Zullen we dansen?” vraagt Maartje wanneer ze in de woonkamer zijn. Maartje loopt naar
de radio en steekt haar hand uit naar Catootje. Ze zoekt een radiozender uit en vraagt
Catootje of zij die goed vindt. Dan gaat ze tegenover Catootje staan en pakt haar handen
vast. Ze wiegt haar heupen heen en weer op de muziek. Catootje doet haar na. Dan zegt
Maartje: “Handen in de lucht”, en ze lacht naar Catootje. Catootje doet haar na. “En dan nu
een rondje”, zegt Maartje en ze draait een rondje. “En klappen”, roept Maartje terwijl ze in
haar handen klapt. Catootje doet haar bewegingen na. Dan komt er een ander liedje.
Maartje pakt Catootjes handen en legt die op haar schouders. Ze loopt voor haar uit en
maken rondjes door de woonkamer. Als ze langs de spiegel komen zwaait Maartje naar
zichzelf in de spiegel en zegt: “Kijk Catootje.” Catootje kijkt naar de hand van Maartje in de
34
spiegel en lacht. Dan zwaait ze ook naar de spiegel. Ze lopen nog een rondje door de
woonkamer.
Dan vraagt Maartje of Catootje nu voor op wil. Catootje knikt en Maartje gaat achter haar
staan met haar handen op Catootjes schouders. Ze laat Catootje leiden en samen lopen ze
nog een rondje. Als ze langs de spiegel komen vraagt Maartje of ze nog gaan zwaaien en dat
doen ze. Maartje vraagt aan Catootje wie dat is in de spiegel. Catootje moet heel hard
lachen. Ze gooit haar hoofd in haar nek en gaat met haar bovenlichaam heen en weer terwijl
ze haar handen gespannen voor haar lichaam houdt. Maartje kijkt naar haar en lacht. Dan
vraagt ze of Catootje ook wil knutselen. Catootje zegt dat ze dit wil en Maartje leidt haar
naar de tafel.
Schoonmaken
Het is zaterdag en er zijn vandaag vrijwilligers van de vrijwilligersorganisatie NL Doet
geweest. Ze hebben de Wissel geverfd en daarom moesten de spullen die hier normaal
gesproken staan er uit. Esther en Maartje besluiten dat deze, nu ze toch niet op hun plek
staan, wel eens schoongemaakt kunnen worden.
Het is rustig in huis. Bram is de vrijwilligers een rondleiding aan het geven en verder is alleen
GertArjan op de Kaleidoscoop. GertArjan (19) heeft kort zwart haar en bril met een dik
zwart montuur. Hij is aan zijn rechterkant spastisch en loopt als gevolg moeilijk. GertArjan
heeft een pacemaker en een kunsthartklep en zit aan de ondergrens van een matig
verstandelijke beperking. Hij hoort wat Esther en Maartje zeggen en geeft aan dat hij graag
mee wil helpen.
15:00 GertArjan staat voor een zwarte glimmende kast in de gang op een huishoudtrap.
Maartje houdt hem vast bij zijn benen en Esther staat naast Maartje met haar handen in
haar zij. Maartje heeft haar hoofd naar boven gericht, ze kijkt naar GertArjan. GertArjan
heeft een doekje vast waarmee hij vegende bewegingen maakt over de planken van de kast.
Maartje kijkt mee met zijn bewegingen en zegt dan: “Goed zo Er, wat doe je dat goed vent.”
GertArjan komt voorzichtig van de trap af en gaat tegenover Esther en Maartje, naast de
trap staan. Hij kijkt met een grote glimlach naar de kast, dan naar de begeleiders en dan
weer naar de kast. “Goed hè?” zegt hij. Zijn ogen glimmen. “Ontzettend goed ”, zegt Esther,
“echt super. Ik ben trots op je.” Dan wijst ze naar de bovenste planken. “Weet je hoe je
verder kan gaan? Door de planken nu verder van boven naar beneden af te nemen.”
GertArjan kijkt mee terwijl Esther aanwijst wat ze bedoelt en klimt dan weer op de trap en
pakt zijn doekje van de plank. Esther kijkt hoe GertArjan naar boven loopt en draait zich dan
om. Ze loopt de Wissel in en gaat achter de computer zitten. Maartje blijft onder aan de
trap staan en kijkt hoe GertArjan de planken schoonmaakt. Ze geeft hem aanwijzingen en
vertelt ze hem terwijl ze zijn benen vasthoudt dat hij het ‘echt heel goed doet’.
35
15:30 uur. GertArjan komt van de trap af en loopt om de kast heen. Wanneer hij bij de
achterkant van de kast is vraagt hij Maartje of hij deze ook mag doen. “Die is namelijk wel
heel vies Maartje”, zegt en hij grijnst. Maartje moet lachen en haalt haar vinger over de
achterkant van de kast. Ze laat haar vinger aan GertArjan zien en zegt dan dat hij de
achterkant ook mag doen. Ondertussen komt Esther de Wissel uit en begint met Maartje te
praten. GertArjan komt na een paar minuten met het doekje in zijn hand naar hen toe en
vraagt of Esther wil komen kijken naar de achterkant van de kast. Esther kijkt op en zegt:
“Nou, ik heb net al gekeken hoe jij bezig was hè, dus ik weet precies hoe het er uit ziet.” Ze
kijkt hem aan. GertArjan blijft staan. Dan kijkt Esther even naar Maartje om vervolgens door
de gang naar de keuken te lopen.
GertArjan kijkt Esther na en loopt dan terug naar de achterkant van de kast. Hij gaat verder
met schoonmaken. Maartje loopt naar hem toe en komt weer bij hem staan. GertArjan kijkt
naar haar met een scheve glimlach en zegt: ‘Jullie zijn nog nooit zo trots geweest hè Maart!
Wat zal Anne-Marie wel niet zeggen? En de andere begeleiders? Wat zullen mijn ouders ook
zeggen morgen? Hij is helemaal bling bling!” Maartje lacht en pakt hem bij zijn schouders:
“En wat zeggen we dan? Die heeft GertArjan geblingblingt!” GertArjan grijnst. Maartje laat
hem los en loopt vervolgens ook richting de keuken. Even later komen Esther en Maartje
allebei uit de keuken. Ze gaan voor de deur met elkaar praten.
15:40 uur. GertArjan staat naast de kast en roept hard: “Esther, Esther” door de gang. Esther
draait haar hoofd en kijkt naar GertArjan. “GertArjan”, zegt ze met een harde, strenge toon,
“wat zijn wij aan het doen?” Ze wijst van Maartje naar zichzelf en weer terug. GertArjan kijkt
naar de grond en dan weer naar Esther. “Praten”, zegt hij. “O, dat dacht ik ook ja”, zegt
Esther. GertArjan kijkt opnieuw naar de grond en is even stil. Dan zegt hij dat hij nog meer
wil schoonmaken. Esther zucht en zegt tegen Maartje: “Als die jongen eenmaal op gang is
weet hij ook niet meer te stoppen.” Dan zegt ze: “Jongen, weet je wat: laat maar zitten. Je
hebt al zo veel gedaan! Leg het doekje maar neer, dan maken wij het wel af.”
Koken
17:00 uur. GertArjan en Esther staan met zijn tweeën aan het aanrecht in de keuken. Op de
hoek van het aanrecht ligt een recept voor witlof met ham en kaas dat Esther heeft
uitgeprint Esther maakt de witlof schoon en snijdt de harde stukken er uit. Ze geeft deze aan
GertArjan. “Hebben we een kookpannetje?” vraagt GertArjan, “mijn moeder gebruikt ook
altijd een kookpannetje.” Esther zegt dat ze die hebben en vraagt of GertArjan al water
heeft gekookt. GertArjan vult de waterkoker, zet deze aan en loopt dan naar de kast. Hij
haalt een pan uit de kast en neemt deze mee naar het aanrecht. Hij doet de witlof in de pan.
Esther kijkt naar de pan en dan naar de waterkoker. Ze zegt dat GertArjan het water over de
witlof kan gieten. Dat doet GertArjan en Esther doet het gas aan. Dan zegt Esther dat ze nog
een pan voor de aardappelpuree nodig hebben. GertArjan loopt naar de kast en haalt daar
een schaal uit. “Dat is geen pan GertArjan maar een schaal.” Ze loopt naar hem toe en wijst
36
een grote pan aan die GertArjan pakt en op de ronde tafel zet. Esther loopt naar het
aanrecht en roert in de pan met witlof.
17: 10 uur. Tristan komt de keuken binnen: “Hee Es!” “Nu even niet”, zegt Esther, “ik ben nu
even bezig.” Tristan loopt weg en GertArjan pakt ondertussen een pak met aardappelpuree.
Hij gaat aan de ronde tafel zitten en leest voor: “Drie keer 250 milliliter water hebben we
nodig.” Esther vraagt of hem dat lukt. “Ik kijk met je mee GertArjan, dan doen we het samen.”
Ze kijkt over zijn schouder terwijl GertArjan water in een maatbeker afmeet. “Lukt het zo?”
vraagt ze. “Giet het er maar in.” GertArjan giet het water in de grote pan. Dan komt Maud
binnen en zegt: “Ik ben heel blij! Ben echt blij!” Esther kijkt haar aan en zegt dat ze nu met
GertArjan bezig is. Maud loopt weer weg.
17:15 uur. Esther vraagt aan GertArjan hoe hij denkt dat het met de witlof gaat. GertArjan
loopt dan naar het gasfornuis. “Eerst praten voor je wat gaat doen hè”, zegt Esther, “en als
je het niet weet kun je het vragen. Draai eerst het gas maar uit want volgens mij zijn ze
goed.” Dan komen Tristan en Bram de keuken inlopen. Esther kijkt naar hen en zegt: “De
heren die hier niets te zoeken hebben mogen weer vertrekken.” Tristan kijkt naar Esther en
dan naar de pannen op het vuur. Hij zegt: “Iel, witlof staat op mijn vies eten lijst Esther, ik
eet wat anders hoor. Goed?” Esther vindt het goed maar zegt dat hij wel de keuken moet.
“Ik eet wel een tosti”, zegt Tristan terwijl hij Bram op zijn schouder klopt en vervolgens een
arm om hem heen slaat. Samen lopen ze de keuken uit.
“GertArjan, het water mag uit de pan”, zegt Esther. GertArjan loopt een stukje met de pan
en houdt deze dan schuin boven het aanrecht. “Ho, dat is gevaarlijk”, zegt Esther, “dat is
heel heet. Misschien kun je dat de volgende keer doen. Kijk nu maar met mij mee.” GertArjan
kijkt hoe Esther het water afgiet. Dan kijkt hij naar de pan met aardappelpuree en vraagt of
daar nog zout bij moet. “Dat doet mama ook altijd.” Esther legt uit dat er al zout in het pakje
zit en zegt dat ze het wel een hele goede vraag vindt van GertArjan. Maud komt binnen en
roept haar naam. “Ik ben nu even bezig Maud”, zegt Esther. Maud kijkt naar haar en
GertArjan en trekt haar wenkbrauwen op. Ze zet haar handen in haar zij en draait zich om.
Ze loopt de keuken uit.
Dan zegt Esther dat het heel belangrijk is dat de witlof nu in de oven gaat. Ze pakt een
ovenschaal en doet er boter in. Dan vraagt ze aan GertArjan hoe hij de ham om de witlof wil
doen. GertArjan rolt en plakje ham om stuk witlof heen en legt deze in de ovenschaal. “Nu
gaan we kijken of het wat wordt”, zegt hij, “Ik hoop dat iedereen het zodalijk lekker vindt.”
“Nou, jij in ieder geval”, zegt Esther en ze lacht naar hem. “Zal ik de witlof snijden? Doe jij de
ham er om heen.” GertArjan knikt.
17:25 uur. Maud komt weer binnen. GertArjan zegt dat ze mag proeven als ze dat wil. Maud
kijkt naar Esther. Die zegt tegen haar dat het kan: “Kom er maar bij zitten hoor.” Maud gaat
zitten en zegt dat ze het lekker vindt. Dan: “O Esther mijn hoofd zit helemaal te prikken.”
Esther kijkt haar aan en zegt dan: “Ja maar ik ben nu even met GertArjan bezig. Prima als je
37
er bij komt zitten maar ik ga even niet met je kletsen.” Ze kijkt naar GertArjan en zegt dat ze
sneller moet gaan werken omdat hij zo goed aan het werk is. Ze pakt het mes op en gaat
snijden. GertArjan lacht en zegt dan: “Lust Catootje dit wel? Ik denk dat sommige mensen dit
wel lusten hè. Weet je Esther?” Esther onderbreekt hem en zegt dat ze nu niet meer gaan
kletsen omdat het anders te laat wordt.
17:50 uur. De tafels zijn gedekt, de witlof is uit de oven en staat op tafel. Esther roert in de
pan met aardappelpuree en zegt dan tegen GertArjan: “Nu moet je eigenlijk wel even
proeven zoals een echte kok”, en ze loopt met de pan naar GertArjan toe. Ze pakt een lepel
en geeft die aan GertArjan. GertArjan doet de lepel in de pan en neemt een hap. Hij is even
stil en zegt dan met een glimlach: “Nou, en wat zeg je van deze kok?” Esther lacht en zegt:
“Ik zeg dat deze kok ontzettend goed zijn best heeft gedaan”, en ze geeft hem een klap op
zijn schouder. GertArjan steekt zin armen in de lucht en zegt: “Dan kunnen we nu eten.”
Een brief naar Vitesse
16:00 uur. De meiden en GertArjan hebben in de kleine woonkamer wat gedronken en fruit
gegeten met Marie-Claire. Marie-Claire is nu een aantal maanden begeleider op deze groep.
Ze zit achterover geleund in haar stoel en vraagt de bewoners één voor één wat ze die
middag gaan doen. GertArjan zegt dat hij een brief wil schrijven naar John van de Brom, de
trainer van Vitesse. Marie-Claire kijkt hem aan en lacht luid. Dan kijkt ze naar de
onderzoeker en weer naar GertArjan. “Haha, een brief schrijven! En wat zet je daar in dan?”
vraagt ze. “Dat ik hem een goede trainer vindt”, zegt GertArjan. Marie-Claire knikt en vraagt
of GertArjan die brief dan aan John geeft wanneer hij weer bij Vitesse is op 1 april, wanneer
ze is uitgesproken volgt opnieuw een zacht gelach. GertArjan knikt en vraagt dan hoe dat
eigenlijk moet, een brief schrijven. “Tsja”, zegt Marie-Claire en ze trekt haar wenkbrauwen
op terwijl ze naar GertArjan lacht, “ga dat maar eens goed bedenken. Ga je dat even op je
kamer doen?” GertArjan staat op en loopt de kamer uit. Even later komt hij terug met twee
voetbalmagazines in zijn hand. Hij vraagt of hij het in de grote woonkamer mag doen want
die is leeg. Marie-Claire knikt en GertArjan loopt de kamer uit naar de grote woonkamer.
16:15 uur. GertArjan zit aan de grote tafel in de woonkamer gebogen over een vel wit papier.
Voor hem liggen de twee voetbalmagazines. Anne-Marie komt de kamer ingelopen en
GertArjan vraagt haar of zij John van de Brom wil opschrijven. Anne-Marie pakt een pen en
schrijft de naam bovenaan het papier op. GertArjan zegt dat hij daaronder wil schrijven dat
hij John een goede trainer vindt en op het volgende papier de namen van de spelers.
“Probeer maar”, zegt Anne- Marie terwijl ze hem de pen geeft. Ze loopt de kamer weer uit.
GertArjan zegt tegen de onderzoeker dat hij wil beginnen met ‘Wilfried.’ “Maar hoe schrijf ik
de W? Dat vind ik een heel moeilijk cijfer.” Op dat moment komt Anne-Marie de woonkamer
binnen lopen en verbetert hem: “Een hele moeilijke letter”, zegt ze, “laat eens kijken?” Ze
gaat achter hem staan en doet haar hand om de hand van GertArjan. Ze begeleidt hem bij
het schrijven van een W. Dan gaat de telefoon op de Wissel. Anne-Marie maakt de letter af
en loopt dan weg.
38
16:20 uur. GertArjan staat op van tafel en loopt naar de Wissel. “Anne-Marie, wil je eens
komen? Hoe was de W ook alweer?” Anne-Marie loopt met hem mee naar de woonkamer
en zegt: “Het is ook lastig he al die letters.” Ze gaat achter GertArjan staan en bukt zich over
hem heen. Ze pakt de pen en zegt: “Kijk, naar beneden, naar boven en weer naar beneden.”
Dan pakt ze zijn hand en begeleidt GertArjan opnieuw bij het schrijven van de W. “Naar
beneden, naar boven en weer naar beneden”, zegt ze zacht. “Kijk! En probeer het nu eens
zelf?” Ze loopt achter GertArjan vandaan en gaat naast de tafel staan. GertArjan zit met zijn
rug gebogen en hangt met zijn bovenlichaam over het papier. Hij lacht. Anne-Marie kijkt
naar hem en lacht ook. Ze geeft GertArjan aanwijzingen terwijl hij met het puntje uit zijn
mond zijn pen over het papier laat gaan. “Naar beneden, naar boven en weer naar beneden”,
herhaalt Anne-Marie een aantal keer. En dan “Nou, kijk! Hij lijkt er helemaal op! Nog een
keertje.” GertArjan lacht. “Nou, dit vind ik niet echt op een W lijken hoor Anne-Marie”, zegt
hij. Anne-Marie lacht. “Blijven proberen” zegt ze. “Doe het nog maar een keer.” Dat doet
GertArjan en Anne-Marie kijkt terwijl hij bezig is. “Zie je, hij wordt steeds beter”, zegt ze,
“nog een keer”. Wanneer GertArjan klaar is kijkt hij op en kijkt met een brede glimlach en
glimmende ogen naar Anne-Marie.
Voorjaarsmarkt
17:45 uur. Tijdens het eten praten Maud en Lotte met Esther over de voorjaarsmarkt die de
volgende dag plaats zal vinden op school. Esther zegt tegen de meiden dat ze
morgenmiddag langs wil komen op school. GertArjan heeft voorheen ook op die school
gezeten en luistert naar het gesprek. Hij vraagt aan Esther of hij soms mee zou kunnen. “Jij
moet werken hè morgen?”, vraagt Esther. GertArjan maakt een instemmend geluid. Hij legt
zijn bestek neer en kijkt Esther aan. “Zou je graag mee willen?”, vraagt Esther. “Ja, ik wil de
school wel weer een keertje zien. Dat heb ik al vaak gezegd de afgelopen tijd hè. Weet je dat
nog Esther?” Esther knikt en zegt dat dit klopt. Dan zegt tegen GertArjan dat ze iets gaat
proberen te regelen. GertArjan lacht naar haar en gaat dan verder met eten.
Na het eten loopt Esther naar de Wissel en vertelt Anne-Marie over het gesprek met
GertArjan. “Een keertje kan geen kwaad toch? Haal ik hem gewoon ’s middags bij het AC op.
Dat vindt hij volgens mij hartstikke leuk.” De volgende dag haalt Esther GertArjan op van het
AC en neemt hem mee naar de voorjaarsmarkt.
De eetgewoonten van Froukje
17:30 uur. In de keuken zitten de vrouwelijke bewoners en GertArjan aan de ronde tafel. De
tafel is gedekt en in het midden staan een aantal pannen en een kan met water. Ook staat
er een bak met salade op tafel, er overheen zit folie. “Wat is dat?” vraagt Maud.
“Eiersalade”, zegt Maartje, “die bewaren we voor straks, goed?” Maartje schept eten op de
borden van de bewoners en wanneer iedereen heeft, inclusief zijzelf, gaat ze zitten.
GertArjan vraagt of hij mag beginnen. Maartje knikt, de bewoners zijn stil. GertArjan doet
zijn ogen dicht en zegt: “Dank u wel voor dit lekkere eten, amen.” Hij doet zijn ogen open en
39
pakt zijn bestek. De anderen doen dit ook en beginnen te eten. Onder het eten praten de
bewoners met elkaar.
Froukje zegt niets. Ze hangt met haar bovenlichaam gebogen over de tafel waardoor haar
gezicht haar bord bijna raakt. Zodra GertArjan klaar is met het gebed prakt ze haar
aardappels en groenten door elkaar. Dan begint ze te eten. Ze eet snel, schuift het eten op
haar vork en dan in haar mond. Ze neemt grote hoeveelheden eten op haar vork en kauwt
met open mond. Tijdens het kauwen vallen er stukjes eten uit haar mond en af en toe weet
een sliertje kwijl ook uit de mond te ontsnappen. Froukje kijkt tijdens het eten met een
strakke blik naar het eten wat nog op haar bord ligt. Ze lijkt geen aandacht te hebben voor
de andere bewoners.
Maartje zit tegenover Froukje haar aan tafel en kijkt naar haar. Ze legt haar bestek neer en
zegt: “Froukje, je eet zo snel. Doe eens rustig. Je hebt het al bijna op terwijl de rest net
begonnen is. We hebben alle tijd dus doe maar rustig.” Froukje kijkt haar aan. Ze zegt: “Ja”,
kijkt dan weer naar haar bord en gaat verder met eten zoals ze dat aan het doen was.
“Froukje”, zegt Maartje op strenge toon terwijl ze met een strakke blik naar Froukje kijkt,
“doe eens rustig en kijk eens rond. Wij zijn ook hier.” Froukje kijkt op en zegt: “Ja.” Dan kijkt
ze naar haar bord en snijdt haar vlees in zes stukken. “Doe maar wat kleinere stukjes
Froukje”, zegt Maartje, “en probeer mij eens aan te kijken terwijl je eet?” Froukje steekt een
groot stuk vlees in haar mond. De wenkbrauwen van Maartje gaan naar beneden waardoor
ze boos kijkt. “Moet ik je bord weghalen?” vraagt ze. “Nee, nee”, zegt Froukje terwijl ze haar
hoofd snel heen en weer schudt. Ze kauwt en nadat ze het stuk heeft doorgeslikt snijdt ze
het vlees in kleinere stukjes. Ze stopt ze één voor één in haar mond. Maartje blijft naar haar
kijken en terwijl Froukje een stukje vlees in haar mond doet kijkt ze Maartje aan. Af en toe
gaan haar ogen naar haar bord maar dan kijkt Froukje snel weer naar Maartje. Dan kijkt ze
weer naar haar bord. “Froukje, hier kijken, naar boven. Anders haal ik je bord weg. En rustig
eten.”
Tegen de onderzoeker zegt Maartje dat ze het opvallend vindt dat Froukje zo ontzettend
met haar eten bezig is. “Ik ga de eiersalade in twee keer geven hoor. Twee keer een klein
beetje. Kijken of dat helpt.”
Afwassen
De bewoners van “De Kaleidoscoop” moeten elke dag minstens één corveetaak doen. Er zijn
verschillende taken op verschillende momenten van de dag. Tussen 07:00 en 08:15 wordt er
door de begeleiding alles aan gedaan om de bewoners op tijd op school of het werk te
krijgen. De bewoners hoeven dan, naast zichzelf klaarmaken en ontbijten, geen taak te
doen. ’s Middags mogen de bewoners, mits ze kunnen lezen, de was ophalen, -vouwen en
wegbrengen. Ook moeten de tafels voor het avondeten worden gedekt. Na het eten moeten
de tafels weer worden afgeruimd en schoongemaakt, moet er worden afgewassen en moet
de vuilniszak worden weggebracht. In de avond moeten de tafels vervolgens voor het
40
ontbijt van de volgende dag worden gedekt. De taak die de bewoners hebben verschilt per
dag. Anne-Marie vertelt dat ze dit doen omdat ze de bewoners graag vrij willen laten en
nergens op vast willen pinnen. “We hebben een poosje een rooster gehad maar dit werkte
niet. Niet iedereen heeft elke dag tijd om een grote taak te doen en sommige bewoners doen
de ene taak nu eenmaal liever dan de andere. We bespreken nu per avond wat er moet
gebeuren en wie dat gaat doen. We proberen er wel voor te zorgen dat iedereen overal voor
aan de beurt komt.”
18:00 uur. Na het eten verdeelt Marie- Claire de taken over de bewoners. Ze gaat de
bewoners aan tafel één voor één langs en bespreekt met hen wat ze gaan doen. Uiteindelijk
wordt afgesproken dat Froukje en Maud de afwas doen. Ze geven allebei aan er geen zin in
te hebben maar Marie-Claire zegt dat ze het toch moeten doen want “iedereen moet wel
eens wat doen wat hij niet leuk vindt”.
Froukje zit onderuit gezakt op haar stoel aan tafel. Maud staat tegen het aanrecht met haar
armen over elkaar. “Froukje moet ook helpen. Froukje kom. Ja, ik wacht wel hoor”, zegt ze
terwijl ze haar schouders ophaalt en naar Marie-Claire kijkt. “Als jij nou gewoon even je
mond houdt”, zegt Marie-Claire tegen Maud. Dan kijkt ze Froukje aan en zegt: “Kom jij ook
maar even helpen, hup.” Froukje schudt haar hoofd en zegt: “Nee.” Ze staart voor zich uit.
“Kom maar, dan zijn we zo klaar. Ik help ook mee”, zegt Marie-Claire terwijl ze Froukje
aankijkt. Froukje kijkt langs haar heen naar de muur. Ondertussen is Lotte bezig met het
vervangen van de vuilniszak. Ze vraagt waar de vuilniszak heen moet. Marie-Claire is even
stil en vraagt dan of Lotte dat niet weet. Lotte bevestigt dit. “Oké”, zegt Marie-Claire. Ze kijkt
naar Froukje. Dan vraagt ze Froukje of zij mee wil lopen met Lotte. Froukje kijkt haar aan,
gaat rechtop zitten en schuift dan haar stoel naar achter. Ze begint te lachen en knikt. Dan
staat ze op en loopt de gang in. Lotte loopt achter haar aan.
“Wie gaat er dan afwassen? Froukje doet helemaal niks meer”, zegt Maud. “ Daar hoef jij je
niet mee te bemoeien”, zegt Marie-Claire. “Nou ik mag me gewoon bemoeien hoor.
Sjeezusmiena”, zegt Maud en ze loopt weg. “Blijf nou eens even hier jij”, zegt Marie-Claire
met harde stem en Maud komt terug de keuken in. “Nouhou, ik mag ook niks. Ik vind het
moeilijk hoor”, zegt ze met een huilerige stem. Marie-Claire zegt dat ze begrijpt dat het
moeilijk is maar dat de afwas wel gedaan moet worden. Ze begint met voorspoelen en
vraagt of Maud het in de vaatwasmachine wil doen. Dan zegt Marie-Claire tegen de
onderzoeker: “Soms moet je gewoon een taak overnemen want anders staat het er om
20:00 uur nog. Dat schiet ook niet op.”
41
2.2 Bespreking van het observatieverslag
van De Kaleidoscoop
Verslag van de gesprekken tussen het kwaliteitspanel en de geobserveerde teams van De
Schreuderhuizen en De Zeeg
Locatie: Hoofdgebouw van De Schreuderhuizen te Arnhem
Datum: 08/06/2012
Het aanwezige kwaliteitspanel bestaat uit:
-
Hans Reinders, voorzitter
Rogier Vroegindeweij, contractmanager bij zorgkantoor Menzis
Gineke, teamleider op Laag-Soeren (De Schreuderhuizen)
Dorine Navis, kwaliteitsfunctionaris bij de Schreuderhuizen en de Zeeg
Roelof Zwier, bestuurder De Schreuderhuizen
Gerda, voorzitter van de cliëntenraad van De Schreuderhuizen
Gondie Siemelink, orthopedagoog De Schreuderhuizen
Fred Volkers, lid cliëntenraad de Zeeg
Karin Leutscher, hoofd voorzieningen van de Zeeg
Overleg binnen het kwaliteitspanel
Na een voorstelronde legt Hans het kwaliteitspanel eerst de werkwijze van de dag uit. In de
ochtend zal het kwaliteitspanel de observatieverslagen met elkaar bespreken. Hier wordt
een selectie uit gemaakt van beelden die het panel waardeert en beelden waar het panel
vragen bij heeft. Deze waardering en vragen worden vervolgens in de middag naar de teams
uitgesproken. Tijdens het ochtendoverleg zal duidelijk worden afgesproken wie in de
middag welk beeld aan het team voorlegt. Dit om onduidelijkheid te voorkomen en een
goed verloop van het gesprek te stimuleren. Vervolgens zullen in de middag de vier
(afvaardigingen van de) teams één voor één op gesprek komen. Hans: “De teams komen hier
niet om examen te doen, ze krijgen geen cijfer; hoogstens wat huiswerk. Het gesprek dat wij
met hen voeren geeft handvaten en vooral aanleiding om verder te onderzoeken. Daarom is
het van belang dat wij vragen zo formuleren dat hun gedachten op gang komen en we hen
aan het praten krijgen.” Naast de waardering en vragen vanuit het kwaliteitspanel zal Hans
de teams ook nog twee algemene vragen voorleggen:
1. Staan jullie als team goed op de foto?
2. Wat hebben jullie als team aan dit verslag?
42
Woonlocatie De Kaleidoscoop
De afvaardiging van De Kaleidoscoop bestaat uit Mark (teamleider), Wilma (groepsleider) en
Sadé (groepsleider). Het kwaliteitspanel legt het team eerst de momenten van waardering
voor:
Samen
Karin geeft aan dat zij de beelden waarin bewoners en groepsleiders samen iets deden mooi
vond. “Bij het koken met GertArjan krijgt de bewoner bijvoorbeeld veel ruimte om zijn eigen
dingen te doen en zijn beleving te delen, dat vond ik een erg mooie scene”.
Knopje dat aan en uit kan (p.27)
Gondie: “Mooi dat de begeleiding Maud dichtbij houdt, haar vriendelijk corrigeert en dat
Maud zich uiteindelijk dan zelf van dat knopje bewust wordt.”
De dierenweide (p.21), De brief naar Vitesse (p.38)
Rogier: “Begeleidster Anne-Marie viel mij op. Er wordt door haar in een aantal beelden tijd
genomen om bijvoorbeeld iemand op schoot te nemen, dichtbij en tot rust te laten komen. Ik
vind het mooi dat dat gebeurt. Er is veel aandacht voor de individuele persoon. Het roept een
gevoel van geborgenheid op.” Rogier geeft daarnaast aan dat hij het mooi vindt dat zo’n
gesprekje over de dierenweide niet in de lucht blijft hangen maar ‘zoals het hier wordt
beschreven daadwerkelijk een vervolg krijgt’. “Mooi dat Lottes uiting van belangstelling
door de begeleiding wordt bevestigd en dat er iets gefaciliteerd wordt.”
Dansen (p.34)
Gondie zegt dat ze het beeld waarin Catootje en Maartje dansen een ‘ leuk en mooi
moment vond’. “Ik ken Catootje en vind het mooi dat ze op dat moment, wanneer ze heel
gesloten, en eigenlijk niet toegankelijk, is op deze manier toch wordt betrokken bij dat wat
op de groep gebeurd. Er wordt op een andere manier contact gemaakt dan je in eerste
instantie zou doen maar het werkt wel.”
Na het uitspreken van de waardering legt Hans het team de twee eerdergenoemde vragen
voor:
1. Staan jullie als team goed op de foto?
Sadé: “Ik vond het verslag herkenbaar. Het gaat over dingen die echt zo zijn gebeurd
en die ik me soms ook nog goed kan herinneren.”
Wilma: “Ik vond het ook herkenbaar. Herkende mezelf en collega’s in de stukken.”
Mark: “Ik kon ons team herkennen in hoe, en aan wat er geschreven staat. Er waren
geen reserves.”
2. Wat hebben jullie als team aan zo’n verslag?
Mark: “Er zijn een aantal hele mooie dingen beschreven. Ook een aantal dingen
waarin we de nuance anders kunnen leggen, de woordkeuze bepaalt namelijk wel
hoe je dit kunt lezen. In het verslag wordt vaak het woord ‘moeten’ gebruikt, en als je
43
dit verandert in ‘kunnen’ wordt de toon bijvoorbeeld veel minder agressief. Maar het
geeft ons als team bewustwording en daar zouden we met elkaar over kunnen praten.
Het is een prima aanleiding om bepaalde dingen feitelijk inzichtelijk te maken, los van
interpretatie en context.”
Hans vraagt het team of er nog verassende dingen in het verslag stonden, dit is niet
het geval. Dan vraagt Hans of er dingen zijn die zij inmiddels als team al hebben
opgepakt, dingen die uit het verslag naar voren kwamen en waar ze als team aan
willen werken?
Mark: “Daar zijn we constant mee bezig. We zitten nu in een hectische periode, iets
concreets ontbreekt nog, maar het is zeker al een aanleiding geweest om er met
elkaar verkennend over te praten.”
Dan legt het kwaliteitspanel het team de beelden voor waar zij vragen bij heeft:
Ik wil wat zeggen (p.25)
Gerda: “Wat is jullie beleid ten aanzien van het vragen van bewoners? Ik krijg bij dit beeld
bijvoorbeeld heel erg het gevoel dat Lotte wordt buitengesloten. Er staat dat Lotte is
uitgepraat, maar als ik dit zo lees zou ik nog even vragen of ze echt klaar is en zeggen dat ik
verder ga kletsen. ”
Mark: “Maud is gezegd dat Lotte haar verhaal doet en na het verhaal van Lotte is
ruimte gemaakt voor Maud. We proberen met elkaar om mensen altijd uit te laten praten en
daarna tijd te maken voor degene die interrumpeert.”
Koken (p.36)
Rogier: “Als er tijdens het koken iemand binnenkomt wordt er ‘nu even niet, ik ben nu even
bezig’ gezegd. Bij dit beeld bespeurde ik het gevoel van ‘er kan maar één ding tegelijk, iets
anders kan of lukt niet’.” Hans: “De leiding bepaalt hier heel erg de orde van de tijd. Als wij
praten, moet jij wachten, zo lijk het. Hoe instrueren jullie elkaar daar op? Wat willen jullie
bereiken met die orde en wat is de gedachte daar achter?”
Mark: “We vinden het erg belangrijk om respect voor elkaar te bewaren. Zoals ik dit
beeld gelezen heb is dat dus bijvoorbeeld een punt waar we aan kunnen werken, vooral
omdat we vinden dat we aandacht moeten geven aan het enthousiasme en de eigenheid van
de bewoners. Ik merk dat dit nog niet overal even helder is.”
Doordrammen (p.25)
Roelof: “Het viel me op dat het gedrag van Maud in dit beeld door de begeleiding wordt
omschreven als doordrammen. Op het moment dat het doordrammen is, blijft het volgens
mij doordrammen en komt het in een negatieve context. Hierdoor kom je in een situatie van
afkappen terecht waar je niet meer uit komt met elkaar. Iemand krijgt dan een etiket en ik
vraag me af of jullie je hier bewust van zijn?”
Mark: “Ja, we zijn ons hier wel bewust van en wat betreft de uitwerking, daar kunnen
we ons zeker nog verder in verdiepen. Met betrekking tot dit gedeelte is het wel de vraag of
we hier alle informatie over de bewoner hebben of met de handen in het haar zitten.”
44
Hans richt zich tot Sadé en vraagt haar of er binnen het team ruimte is om elkaar als
collega’s aan te spreken op bepaald gedrag. Sadé: “Ja, dat denk ik wel. Als iemand in de
buurt is en het idee heeft dat het anders had gekund wordt het wel besproken. Dan wordt er
ook gekeken naar hoe we dat kunnen verbeteren.” Hans: “Bestaat er bij jullie een voldoende
open sfeer waarin mensen willen leren?” Mark: “Ja, maar de hectiek van een dienst brengt
soms wel mee dat dit niet direct gebeurt. Maar we bespreken wel met elkaar hoe we ergens
mee om kunnen gaan.”
Afwassen (p.40)
Fred: “Ik heb vragen bij de structuur ten aanzien van het gezamenlijk eten, het koken en de
corvee. Ik zie dat bewoners soms geen zin hebben om taken te doen en dan gaat de
begeleiding uiteindelijk helpen. Dat is misschien wel leuk maar je roept iedere avond ellende
op. Ik zou in dit geval duidelijke afspraken maken van te voren en vraag me af waarom jullie
juist voor dit systeem hebben gekozen?”
Mark: “Het rooster heeft niet alleen met werken te maken, ook met wat de bewoners
willen. We merkten dat er vaak weerstand op het rooster kwam en ja, wat doe je daar dan
mee. Beperk je dat of zorg je ervoor dat je in overleg kunt met de bewoners. Maar daar moet
je dan wel ruimte voor maken. We vinden de eigenheid van de bewoners heel belangrijk en
als we hier ruimte voor geven betekent dat, dat wij als begeleiding soms wat meer zeilen bij
moeten zetten.” Wilma voegt daar aan toe: “En het is niet zo dat iemand er vervolgens voor
de hele verdere dag mee weg komt. Dan is het een andere taak doen, bijvoorbeeld de koffie
of limonade. Het is eigenlijk een beetje onderhandelen: jij doet dit nu niet? Heb je dan een
idee wat je straks gaat doen?”
Gineke vraagt het team of er een positieve beleving bij de verdeling zit, en het team
bevestigd dit. Mark: “Het gaat ook dieper dan dat specifieke moment. Het gaat om een
stukje bewustwording bij de bewoners. Dat ze niet alleen op de groep wonen maar het ook
met elkaar moeten rooien en dit lijkt te werken want als de begeleiding zich soms terug trekt
organiseren ze het zelf.”
Schoonmaken (p.35)
Gondie merkte tijdens het ochtendoverleg op dat ze de begeleiding wisselend vond omgaan
met het eigen initiatief van de bewoners. “De ene keer leek het mij stimulering, de andere
keer betutteling. De ene keer wordt een bewoner ondersteund, de andere keer afgekapt
zoals bij het schoonmaken van de kast met GertArjan. Ik ben benieuwd of daar een helder
idee achter zit en hoe ze hier balans in vinden?” Er wordt in verband met de functie van
Gondie besloten dat Hans deze vragen ’s middags aan het team zal voorleggen.
Wanneer Hans dit doet antwoordt Wilma: “We willen de bewoners zo veel mogelijk
zelf laten doen. Sowieso zelf beginnen en dan in het ene geval meehelpen en in het andere
overnemen. Het hangt heel erg van de situatie af.”
Mark zegt dat hij bij dit beeld zelf ook een vraagteken had. Hans haakt daar op in en
zegt dat dit ook speelde bij het beeld over de vrijdagavond: “Daniël weet heel goed wat
bolognese chips is, maar waarom pakt hij de chips dan niet zelf en schenkt hij dan niet zelf
45
het drinken in?” Wilma zegt dat dit niet kan omdat bepaalde voedingswaren achter slot en
grendel zitten op de groep. Mark zegt daarna dat ze ook vooral een gevoel van huiselijkheid
willen creëren.
Hans: “Maar dit lijkt nu vooral te gebeuren door dingen voor hen te doen. Er wordt
ingeschonken door de begeleiding, er wordt in een ander beeld fruit voor de bewoners
geschild. Zou je de bewoners zo iets ook kunnen leren door het ze zelf te laten proberen?”
Mark: “Die momenten van het fruit eten zien we vooral als momenten van rust voor
de bewoners. Soms ligt het accent tijdens die momenten namelijk meer op het rechttrekken
van de verstandhouding, omdat er soms op school of het AC spanningen zijn ontstaan
bijvoorbeeld, dan op het zelf schillen van die appel.” Wilma voegt daaraan toe: “Soms is het
veel belangrijker om ze weer even in het positieve te krijgen.”
Hans vraagt het team wat de bewoners met elkaar hebben en het team antwoordt
dat zij overwegend goed met elkaar omgaan maar dat ook duidelijk is dat sommigen elkaar
niet zelf zouden hebben uitgekozen. Dit is soms lastig, ook aangezien bepaalde bewoners op
school en het AC ook de hele dag met elkaar zijn. Dit is niet wenselijk maar kan op het
moment niet anders gefaciliteerd worden.
De eetgewoonten van Froukje (p.39)
Hans zegt dat het panel het ook graag met het team over de eetcultuur wil hebben. “Ook
hier lijkt het te gaan om de begeleiding die het één en ander op pakt versus de bewoners die
zelf iets kunnen doen”, zegt hij. “Bijvoorbeeld bij het opscheppen van het eten, dit wordt
gedaan door een begeleider en er wordt niet gevraagd wie wat wil eten.” Rogier vult hem
aan en zegt: “Ik krijg bij deze beelden een gevoel van ‘als ik het doe, dan is het snel gebeurd’.”
Eten en drinken met twee getrokken kiezen (p. 23)
Dan zegt Hans dat het panel vooral de beelden met betrekking tot het eten van Froukje de
ongelukkige momenten in het verslag vonden, en eigenlijk ook niet passend in het grotere
beeld. Roelof: “Alle keuzes met betrekking tot het eten van Froukje lijken te vervallen
wanneer haar kiezen zijn getrokken, deze worden door de begeleiding gemaakt. Froukje
vraagt eigenlijk continu of zij zelf mag ervaren of en waarom zeer doet maar hier krijgt ze
geen kans voor. “
Mark zegt dat de tandarts had gezegd dat dit niet mocht. “Maar daar denkt Froukje
zelf anders over”, zegt Roelof. Karen vult hem aan en zegt: “In het beeld komt ook naar
voren dat Froukje intensief bezig is het dat pak vla, dat wordt afgekapt maar is dat geen
gemiste kans geweest om haar toch te laten eten?” Mark zegt dat dit inderdaad zo is. Hans:
“De oplossing wordt in feite door Froukje zelf aangereikt maar niet aangepakt.” Mark: “Bij
deze bewoner moeten we alert zijn op dit soort dingen, deze meer interpreteren als signaal
in plaats van storend gedrag.”
Dan zegt Hans dat iets vergelijkbaars zich voordoet op pagina 22 (De eetgewoonten
van Froukje): “Daar wordt door Maartje eerst verbinding gemaakt door te vragen of Froukje
haar hoofd op wil tillen, maar vervolgens wordt deze ook weer afgekapt met een kat. Komt
46
een zeer sanctionerende manier van praten naar voren.” Roelof vult hem aan en zegt:
“Iemand die eten zo belangrijk vindt krijgt in een verhaal als dit twee keer de deksel op haar
neus. Je kunt kijken hoe je daar positiever mee bezig kan zijn want als ze haar eten iedere
keer moet veroveren zul je dit blijven zien.”
Hans zegt dat het eten een groot thema lijkt en vraagt of het team dit ook zo beleeft.
Mark zegt dat het eetgedrag wel vaker terug komt in het teamoverleg maar dat de
aanwezigheid in het verslag misschien ook toevallig is. “De eetmomenten zijn de momenten
dat we samen zijn natuurlijk. Die momenten zijn contexten waarin we met zijn alleen dieper
in gaan op de context van de bewoners. Het is een middel om tot keuzes te komen.”
Dan zegt Hans dat het gesprek is afgelopen en vraagt het team hoe zij deze heeft ervaren.
Mark: “Als een gewoon gesprek. Ik vond het prettig om sommige dingen te verduidelijken.”
47
2.3
Werklocatie De Werkplaats
Organisatie Schreuderhuizen
Door Ina Venekamp
48
Beschrijving locatie
De werklocatie ‘De werkplaats’ ligt aan een doorgaande weg op een industrieterrein, en is onderdeel
van een activiteitencentrum. Dit activiteitencentrum is sinds zes jaar gehuisvest in een donkergrijs
rechthoekig bedrijfspand, met linksvoor een uitstekend driehoekig deel en rechts daarvan twee
overheaddeuren. Op de voorkant staat in witte letters de naam van het activiteitencentrum. Naast
dit pand staan aan de ene kant soortgelijke bedrijfspanden en aan de andere kant is een autodealer
gevestigd. Tegenover het activiteitencentrum zit een autogarage met daarvoor een benzinepomp.
Aan de voor- en zijkant van het activiteitencentrum ligt een bestraat deel van zo’n vijftien meter tot
aan de straat, waar een paar bankjes en picknicktafels staan, een aantal parkeerplaatsen zijn en
diverse beukenheggetjes staan.
Het activiteitencentrum heeft één verdieping. Op deze bovendieping bevinden zich werkgroepen
rond textiele en kunstzinnige werkvormen en een deel van de Werkplaats. Op de begane grond is bij
binnenkomst een halletje dat leidt naar een grote ruimte met links een balie met daarachter een
winkeltje en daarnaast een grote kantine met zo’n tien ovalen tafels met stoelen in primaire kleuren.
Vanuit de kantine loopt een blauwe gang naar de Fabrieksgroep en een aantal kantoren. Rechtsaf in
deze blauwe gang is eerst een rookhok waarna tegenover elkaar de ingangen van de Werkplaats en
de Rustruimte zijn. Achter in de gang zijn de toiletten en is een sportzaal.
Binnen de Werkplaats komen wekelijks ruim 30 werkende cliënten, die deelnemers worden
genoemd. Er is een vaste kern van zes deelnemers die dagelijks komt werken in de Werkplaats. De
anderen komen in wisselende samenstellingen, waardoor er dagelijks rond de vijftien mensen
werken. Deze deelnemers werken meestal ook een aantal dagen of dagdelen binnen de andere
werkgroepen in het activiteitencentrum. Een aantal deelnemers werkt ook buiten Schreuderhuizen,
zoals in een biologische winkel, bij de politie en bij de brandweer om auto’s schoon te maken. Ook
komen er regelmatig stagiaires van een ZMLK school, die nog deels naar school gaan.
Van de ruim 30 werkende deelnemers zijn er zeven vrouwen. De leeftijden van de deelnemers
variëren van een jong volwassen leeftijd tot aan een pensioen leeftijd. De begeleidingsvragen
variëren van deelnemers die vrijwel zelfstandig de werkdag doorwerken tot deelnemers die een
intensief beroep doen op hun begeleiding. Met een tweetal deelnemers is de afspraak dat zij,
wegens eerder grensoverschrijdend gedrag, altijd in het zicht van de begeleiding moeten blijven. Eén
van de begeleiders omschrijft: “Iedereen is hier welkom, het moet wel bij ze passen en belangrijk is
dat ze met plezier hier werken. We vinden het belangrijk dat ze zichzelf kunnen zijn en dingen kunnen
leren.”
De werkzaamheden binnen de Werkplaats zijn gericht op het werken met hout. Er worden
producten in opdracht gemaakt, zoals het maken van houten banken. Hierbij worden door de
begeleiders met de afnemer dergelijke afspraken gemaakt dat de druk van het produceren goed te
doen is voor de deelnemers en henzelf. Naast het werken aan af te leveren producten wordt er
volop gewerkt met en rondom hout, zoals het verwijderen van ijzeren delen die aan oude
steigerplanken vastzitten en het zagen van aanmaakhoutjes. Ook werken deelnemers met hout aan
eigen projecten, zoals het maken van een auto van hout of een knikkerbaan. Naast het werken met
hout, zijn deelnemers ook met andere werkzaamheden en bezigheden actief, zoals industriewerk,
breien, borduren en tekenen. Ook worden aan de deelnemers overige activiteiten aangeboden,
waaronder fitness, dansen, multimedia, voetballen, les van een leraar van een (V)SO-ZMLK school.
49
Er werken twee begeleiders per dag. Dit wordt vier dagen per week ingevuld door Arjan en Gerben.
Op de woensdagen bestaat de begeleiding uit Arjan en Lennard. Deze begeleiders werken al vele
jaren binnen de organisatie en binnen de Werkplaats. Naast deze begeleiders is er tevens een
stagiaire, iemand met een ID-baan en een vrijwilliger die wekelijks komt.
De Werkplaats bestaat uit een werkruimte op de begane grond en een werkruimte op de eerste
verdieping. Het is gebouwd volgens het principe van een vide. De begane grond in de Werkplaats is
een grote open ruimte waar het dak van het pand te zien is. In de werkruimte op de eerste
verdieping is een deel van de verdiepingsvloer weggelaten waardoor er uitzicht op de begane grond
is. Vanaf het dak hangen er stellages naar beneden waar tl-bakken aan hangen. Ook hangt er een
afzuiginstallatie. Op de begane grond staat bij binnenkomst meteen rechts een lintzaagmachine,
waar een aantal deelnemers op mogen werken die hiervoor een diploma heeft behaald. Aan de
rechtermuur hangt allerlei gereedschap en hangen een aantal kastjes, met daaronder een lange
werkbank met een aantal bankschroeven. Aan de wand recht tegenover de deur staat een cirkelzaag
waar alleen begeleiders op zagen. De rest van de wand bestaat uit een overheaddeur. Voor de deur
staan een aantal tafels tegen elkaar aan met zo’n vijftien stoelen eromheen. Meteen links van de
deur bij binnenkomst staat een bureau met computer. Schuin daarachter staat een tafel met stoelen
tegen de trap aan die naar de eerste verdieping leidt. Langs de linkerwand staat een aantal
elektrische figuurzaagmachines en bakken met houtjes. Links achterin is de deur naar een klein
werkhok met een deur naar buiten. In het midden van deze werkruimte staan werktafels en staat de
elektrische schuurmachine. Op de eerste verdieping is een deel opslagruimte voor materialen. In het
andere deel, in de buurt van de trap staat een aantal werkplekken. Ook staan er een elektrische
zaagtafel, die alleen door begeleiders wordt gebruikt, en een tafelvoetbaltafel. Overdag is er in de
Werkplaats veel geluid van de machines en van handmatig schuren en zagen. De radio staat bijna
altijd aan.
De deelnemers worden tezamen met de andere deelnemers van het activiteitencentrum gebracht
en gehaald met busjes. Dagelijks wordt het begin en einde van de koffie-, thee- en lunchpauze
middels een zoemer aangegeven die afgaat door het hele gebouw. De zoemer gaat tevens aan het
einde van de werkdag. Voor de deelnemers loopt de werkdag van 8.45 uur tot 15.15 uur. De
begeleiders starten eerder en eindigen later om werkzaamheden te verrichten.
Observaties
Bumper
Tiemo is een tengere jongeman van 22 jaar. Hij gaat veelal gekleed in een spijkerbroek met
gymschoenen en een sweater met capuchon. Zijn donkerbruine haar is kort geschoren en in zijn
gezicht vallen zijn volle donkerbruine wenkbrauwen op. Volgens Arjan was Tiemo niet meer welkom
op de school waar hij op zat, waarna hij terecht is gekomen bij de Werkplaats. Tiemo heeft een eigen
werkplek gekregen nadat bleek dat de algemene werkruimte te druk voor hem was. Er is bewust
voor gekozen dat ook anderen gebruik maken van het werkhok van Tiemo, onder andere door hun
jas hier op te hangen of tas neer te zetten. De gedachte hierachter is dat Tiemo deze ruimte niet
opeist.
Tiemo is vanochtend begonnen met het solderen van printplaten in zijn werkhok. Hij haalt kleine
deeltjes van de printplaten af een gooit deze in een bak. Hij heeft hierbij een koptelefoon op. Een
50
uur later wordt Tiemo door Arjan gevraagd hem te helpen met het beter bevestigen van de bumper
aan zijn auto. Arjan zit op zijn knieën voor zijn auto. Tiemo staat er voorover gebogen bij en lacht. Hij
volgt de bewegingen van Arjan aan zijn auto. Af en toe vraagt Arjan hem materieel zoals een
boormachine op te halen om mee te kunnen werken. Tiemo zegt tegen Arjan dat hij ook nog wel een
keer een nieuw knipperlicht kan gebruiken.
Het is koffiepauze. Arjan zegt dat ze koffie gaan drinken. Een aantal begeleiders van andere
werkgroepen komen de Werkplaats binnen en lopen het werkhok van Tiemo in. Rond de
deuropening naar buiten blijven ze staan. Ze roken en praten met elkaar. Arjan en Gerben voegen
zich ook bij hen. Tiemo gaat aan de koffietafel zitten op zijn handen. Hij wisselt per seconde van
kijkrichting en wiegt licht naar voren en achteren. De spieren in zijn gezicht zijn aangespannen. Zijn
wenkbrauwen drukken naar beneden. Hij ademt snel. Hij praat met Danny kort een paar zinnen over
en weer over achterlichtjes. Tiemo schenkt thee voor zichzelf in. Hij staat op en loopt zijn werkhok in,
loopt heen weer en trekt een stekker uit de verlengdoos die op de werktafel staat. Dan gaat hij weer
zitten aan de koffietafel. Hij drinkt een paar slokken en gaat weer op zijn handen zitten. Zijn ogen
bewegen snel. Na een paar minuten drinkt hij zijn thee op. De deur van zijn werkhok gaat dicht met
de begeleiders aan de andere kant van de deur. Tiemo kijkt naar de gesloten deur. Hij gaat voorover
zitten met zijn ellebogen op zijn knieën, steunt met zijn kin op zijn handen en staart voor zich uit. De
deur gaat open en Arjan komt eruit en gaat bij de koffietafel staan. Danny stelt vragen aan Arjan
over zijn auto. Tiemo kijkt op en lacht even. Er komen nog twee begeleiders uit zijn werkhok en
sluiten de deur achter zich. Tiemo kijkt ernaar en gaat weer op zijn handen zitten. Wanneer er nog
een begeleider vertrekt, blijft de deur openstaan en gaat Tiemo zijn werkhok in. Hij doet meteen de
stekker in de verlengdoos die op het werkblad staat en kijkt naar de spulletjes in de bakjes die voor
hem staan. Hij zet zijn koptelefoon op en gaat verder met solderen. Na vijf minuten roept Arjan
Tiemo weer of hij met hem verder gaat met de auto. Tiemo doet de koptelefoon af en gaat helpen
bij de auto. Hij boort, geeft gereedschap en het benodigde materiaal aan. Tiemo lacht en praat met
Arjan over de details van de auto. Wanneer na tien minuten ook Hajo komt helpen met de auto,
blijft Tiemo nog even. Als Arjan aan Hajo vraagt wat materiaal te halen, gaat Tiemo weer naar zijn
werkhok en gaat verder met solderen.
Arjan vertelt dat Tiemo zo’n zes jaar binnen de Werkplaats komt. Volgens Arjan laat Tiemo af en toe
weten dat hij zich klein gehouden voelt en zegt ook regelmatig “ik wil hier niet zijn”. Arjan vertelt dat
ze afgelopen jaren met Tiemo veel hebben opgebouwd en dat ze proberen hem “binnen een stroom
te houden met hier en daar een nieuwe uitdaging, nieuwe dingen”. Arjan vervolgt dat het een hele
zoektocht is om Tiemo om de paar dagen iets anders aan te bieden. De reden dat ze een dergelijk
wisselend aanbod inzetten, is “dat voor Tiemo iets snel een obsessie kan worden waar hij in
vastloopt”. Ze hebben ervoor gekozen Tiemo in een apart werkruimte te laten werken, nadat
werken in de grote groep te druk voor hem leek. Arjan vertelt dat ze er voor kiezen niet aan Tiemo te
vertellen wat hij voor volgende klus krijgt als hij nog ergens mee bezig is. De reden hiervoor is dat hij
dan de huidige klus zou afraffelen en dat zijn beeld van de volgende klus wel eens anders kan zijn
dan dat deze in werkelijkheid is, als hij ruim de tijd heeft om erover na te gaan denken. Arjan geeft
aan het moeilijk te vinden een perspectief voor Tiemo te bedenken. Hij uit zijn zorg over wat er met
Tiemo zou gebeuren als Tiemo op een dag besluit niet meer naar de Werkplaats te willen komen.
51
Tekendoos
Danny is een 28-jarige blonde man met een ietwat gezet postuur, die al een aantal jaren binnen de
Werkplaats komt werken. Heel sporadisch doet hij werkzaamheden met hout. Hij is overdag vooral
bezig met creatieve werkzaamheden zoals breien, borduren en het inkleuren van kleurplaten. Van
deze platen worden placemats gemaakt. Arjan vertelt dat het voor Danny in de beginperiode in de
Werkplaats moeilijk was om te komen. Door het langzaam opbouwen van het contact is er
vertrouwen ontstaan vanuit Danny en komt hij elke dag werken. De begeleiders vertellen dat ze een
kort lijntje houden in het contact met Danny.
Danny heeft dagelijks in zijn rugzak een houten tekendoos mee. Deze is gevuld met onder andere
potloden, een gum en een puntenslijper. Danny heeft zijn tekendoos leeggemaakt en stapt ermee op
Arjan af en zegt: “Arjan, mijn doos laat los. Hoe kan ik dat vastmaken?” Arjan kijkt naar de doos en
vertelt Danny dat hij gaatjes moet boren, schroefjes erin moet doen en wat lijm ertussen moet doen.
Hij zegt erbij dat de doos loslaat omdat alleen mdf en lijm de doos niet bij elkaar houden. Danny
vuurt met iets verhoogde stem verschillende vragen af op Arjan over hoe hij het precies moet doen
en zegt dat het hem misschien wel niet lukt. Arjan kijkt hem aan en zegt: “Als je het niet probeert
moet je het zelf weten. Ik ga het niet voor je doen. Je bent een knappe vent. Het gaat je lukken.”
Arjan loopt weg. Danny kijkt Arjan even na en begint met het zoeken van schroefjes. Op afstand kijkt
Arjan naar wat Danny pakt aan materiaal. Als Danny het boortje heeft uitgekozen checkt hij bij Arjan
of hij de goede heeft gepakt. Wanneer Arjan knikt doet hij het boortje in de boormachine. Even later
roept hij een paar keer Arjan om te komen. Hij ziet dat Arjan in gesprek is en wacht even. Wanneer
dit gesprekje wordt beëindigd roept Danny: “Arjan, heb je even?” Arjan loopt op Danny af en Danny
laat hem zien waar hij de gaatjes heeft geboord. Ze praten over het ertussen doen van de lijm en
Arjan loopt weg. Danny zoekt de lijm er doet het ertussen en roept meteen weer de naam van Arjan.
Danny kijkt rond maar ziet Arjan niet. Hij pakt vervolgens lijmklemmen en zet deze erop. Arjan kijkt
vanuit de deuropening van Tiemo’s werkhok naar Danny. Danny kijkt weer rond. Hun ogen treffen
elkaar. Arjan vraagt: “Is het gelukt?” Danny wijst naar zijn tekendoos. Danny draait de schroeven in
de geboorde gaten en smeert met zijn vingers de overtollige lijm op een krant die op de werktafel
ligt. Hij roept door de werkruimte: “Arjan, hij zit vast!” Hij roept een paar keer naar Arjan met de
vraag of hij even komt. Hij laat zijn tekendoos zien. Arjan doet zijn duim omhoog. Daarna draait
Arjan de doos om en ze kijken beiden naar de bodem. Arjan zegt: “De bodem moet je ook doen.”
Arjan loopt weer weg. Danny wisselt de boortjes in de boormachine en maakt de bodem ook vast.
Na een paar minuten roept Danny naar Arjan: “Arjan, het is af!” Arjan zegt: “Goed zo jochie!” Danny
loopt met zijn tekendoos in zijn handen terug naar zijn plek aan de koffietafel waar hij meestal bezig
is met zijn werkjes. Terwijl hij loopt kijkt hij glimlachend naar zijn tekendoos. Bij de tafel doet hij zijn
potloden er weer in en gaat platen inkleuren.
Midden
Joran is een blonde jongeman die parttime in de Werkplaats werkt. Hij werkt veelal op de eerste
verdieping aan zijn eigen projecten. Hij trekt hierin veel op met zijn collega deelnemer Bram die ook
boven zijn werkplek heeft en aan zijn eigen projecten werkt. Wanneer Joran contact heeft met een
ander, waarbij de afstand kleiner is dan zo’n twee meter, dan kijkt Joran wel in de richting van
52
diegene maar houdt zijn ogen dicht. Joran kijkt anderen wel aan als de afstand tussen zichzelf en de
ander groter is. Hij heeft een hoge stem.
Nadia, Joran en Gerben zijn samen bezig om een bank in elkaar te maken. Joran en Gerben hebben
de planken klaargelegd. Nadia schroeft met ondersteuning van Gerben de delen aan elkaar. De bank
die deels in elkaar zit ligt op zijn kop. Gerben vraagt aan Joran een plankje van zo’n 25 centimeter op
het midden van de bank te houden zodat deze ook vastgeschroefd kan worden. Joran houdt het
plankje bij de zijkant van de bank. Gerben zegt: “Naar het midden.” Joran houdt het plankje op een
kwart van de totale plank en beweegt zijn hoofd richting Gerben die aan de zijkant van de bank staat.
Joran maakt een knipperende beweging met zijn dichte ogen als hij in de richting van Gerben kijkt.
Gerben komt naast Joran staan en vraagt: “Waar zit het midden?” Joran houdt het plankje weer op
een kwart van de totale lengte van de bank. Gerben wijst naar een bank die er vlakbij staat en waar
dit plankje al in het midden is bevestigd. Joran stapt erheen, richt zijn hoofd naar deze bank maar
houdt zijn ogen dicht. Gerben staat schuin achter hem. Joran gaat terug naar de bank waar ze mee
bezig waren en Joran plaats het plankje weer rond een kwart van de lengte op de bank. Gerben
wenkt met zijn hand en zegt: “Kom gaan we even samen kijken bij de bank.” Gerben wijst het plankje
in het midden aan. Joran raakt het plankje aan. Gerben wijst aan en vertelt dat aan beide kanten van
het plankje een deel zit. Met zijn armen laat hij aan beide kanten dezelfde afstand zien, om
vervolgens te zeggen dat het plankje dan in het midden zit. Joran knikt en herhaalt met hoge stem:
“Midden.” Gerben herhaalt met woorden en uitbeelden nog een keer de beide delen en dat
daartussen het midden zit. Joran knikt weer. Samen lopen ze een paar passen terug naar de bank
waar ze mee bezig waren. Gerben vraagt: “En waar zit nou het midden?” Joran houdt het plankje in
het midden van de bank. Gerben zegt: “Ja, dat is het midden.” Joran laat het plankje los, kijkt ernaar
en loopt naar de zijkant van de bank. Hij doet een hand in zijn zij, kijkt naar het plankje in het midden
en glimlacht.
Stoeien
Het loopt tegen het einde van de werkdag. Het duurt nog tien minuten voor de zoemer gaat. Arjan,
Gerben, Niels, Hajo en GertArjan zijn centraal in de werkruimte. Arjan zit op een kruk en de rest
staat. Ze praten en lachen met elkaar. Arjan zegt tegen GertArjan dat hij zijn overall uit kan doen en
zijn spullen alvast kan pakken, wat GertArjan vervolgens gaat doen. Tiemo komt uit zijn werkhok en
kijkt in de richting van Arjan. Arjan zit met zijn armen over elkaar naast een lege tafel waarop
overdag de banken in elkaar worden geschroefd. Tiemo gaat naast Arjan tegen de tafel aan staan op
zo’n 30 centimeter afstand, doet ook zijn armen over elkaar en hij kijkt Arjan aan met een lach op
zijn gezicht. Arjan kijkt van opzij Tiemo even aan terwijl hij met de anderen doorpraat. Wanneer
Arjan de anderen weer aankijkt, tikt Tiemo kort Arjan aan op zijn schouder. Hij trekt zijn arm snel
terug en kijkt met een glimlach op zijn gezicht naar Arjan. Arjan kijkt kort om, maakt zijn ogen wat
groter als hij Tiemo aankijkt en draait vervolgens weer weg. Tiemo wacht een paar seconden en tikt
Arjan tegen zijn hoofd. Arjan draait zich snel om. Tiemo trekt zijn arm helemaal terug en lacht even
hardop. Arjan mengt zich weer in gesprek met de anderen en zegt zonder zich om te draaien tegen
Tiemo die schuin achter hem zit: “Ik zie in de spiegel wat je doet.” Tiemo kijkt even langs Arjan heen
en schudt zijn hoofd. Er hangt geen spiegel. Tiemo gaat gehurkt op de tafel zitten, lacht en reikt zijn
arm weer naar Arjan uit. Arjan zegt: “Toe maar, probeer het maar. Ik zie het toch wel.” Wanneer
53
Tiemo Arjan bijna aanraakt, draait Arjan zich snel om middels een zwaai op zijn kruk. Tiemo trekt zijn
arm en bovenlichaam snel terug en lacht hardop. De anderen die erbij staan kijken naar wat er
tussen Arjan en Tiemo gebeurt en lachen ook. Arjan zegt tegen Tiemo: “Zie je wel, ik zie het toch wel.”
Tiemo zegt met een lach op zijn gezicht: “Oh ja?” Als Arjan zich terug heeft gedraaid, tikt Tiemo hem
weer op zijn hoofd en gniffelt erbij. Arjan probeert zijn arm te pakken, wat net niet lukt omdat Tiemo
hem snel terugtrekt. Wanneer Tiemo Arjan nogmaals aantikt, staat Arjan op van de kruk en beweegt
zich naar Tiemo toe. Tiemo zit met zijn knieën op de tafel en zijn bovenlichaam houdt hij omhoog.
Hij lacht hardop en maakt een beweging waarin hij zijn armen vooruit steekt. Arjan staat nog naast
de tafel en pakt Tiemo al zittend op de tafel in de houdgreep. Tiemo schatert van het lachen. Samen
stoeien ze hardhandig een paar minuten. Beiden spannen hun spieren aan tijdens het stoeien,
afgewisseld met momenten dat ze kort stoppen, elkaar aankijken en lachen. Wanneer de zoemer
het einde van de werkdag inluidt, gaat Tiemo rechtop op de tafel staan en springt eraf. Hij loopt met
snelle pas naar richting zijn werkhok, doet zijn jas aan en gaat naar buiten. Arjan roept hem in de
loop nog na: “Tot morgen kerel.”
Tafel
Olaf is een jongeman van 28 jaar en werkt drie dagen per week in de Werkplaats. Hij heeft dagelijks
een roze tas bij zich, waarin onder andere zijn mp3-speler, broodbak, picto-agenda en
computerspelletje zitten. Soms draagt hij roze of oranje nagellak en een felroze blouse. In zijn bruine
ietwat krullende haar is boven zijn oren een zigzagmotief geschoren. Olaf doet industriewerk en
heeft een vaste plek waar hij zit te werken. Soms reageert Olaf veelvuldig op wat er allemaal om
hem heen gebeurt en op de geluiden in de Werkplaats. Dan zet hij zelf zijn mp3-speler op of zegt de
begeleiding tegen hem dit te doen. Grote en kleine veranderingen in zijn dagelijkse leven houden
Olaf bezig.
Het is donderdagochtend 8.50 uur. In het zoeken naar een nieuwe klus voor Tiemo is gisteren aan
het einde van de dag besloten de werktafel waar onder andere Olaf aan werkt, te gaan schuren en
deze opnieuw te schilderen. Met Tiemo is gisteren aan het einde van de dag afgesproken dat hij
deze tafel mag schuren. Tiemo loopt bij binnenkomst naar zijn werkhok, en komt meteen terug met
een verfschraper en legt deze op de te schuren tafel. Hierbij kijkt hij lachend naar Arjan. Arjan
reageert: “Jij laat ook geen seconde verloren gaan.” Tiemo haalt de spullen van de tafel, waarna
Arjan en Tiemo de tafel naar zijn werkhok tillen. Deze werktafel wordt tijdelijk vervangen door één
van de tafels die onderdeel uitmaakt van de tafelopstelling die in de koffiehoek staat. Olaf ziet bij
binnenkomst in de werkruimte meteen dat er een andere tafel staat en benoemt dat. Dit wordt
beaamd door Arjan. Olaf doet zijn jas uit en kijkt in zijn deels lege werkbakjes. Hij zegt tegen Arjan
dat hij werk wil halen. Arjan kijkt hem aan en antwoord: “Zonder praten werk halen en meteen weer
terugkomen.” Olaf loopt alleen de deur uit om in hetzelfde gebouw aan het einde van de gang werk
te halen. Hij komt snel terug in de Werkplaats zonder werk. Arjan kijkt hem aan. Olaf is wat wit
weggetrokken in zijn gezicht, trekt zijn bovenlip naar binnen en zegt: “Waren aan het overdragen,
geen tijd.” Ondertussen komt Gerben binnen. Arjan antwoordt: “Ga even rustig zitten, ik haal het
werk voor je op.” Olaf gaat op zijn plek aan de andere tafel zitten en Gerben gaat naast hem zitten.
Olaf praat tegen Gerben over de tafel en vraagt waar de tafel is gebleven. Gerben zegt tegen Olaf
dat ze samen even gaan kijken in het hok waar de tafel nu staat. Wanneer ze dit doen, komt Arjan
terug met werk voor Olaf in een aantal plastic bakken. Olaf loopt met Gerben achter hem, terug naar
zijn werkplek. Gerben blijft naast Olaf staan in het opstarten van zijn werk. Olaf heeft vijf bakken
54
voor zich staan. Hij haalt uit de eerste bak een klein doorzichtig zakje, dat hij vult met elk twee
pluggen, twee schroeven en twee ringetjes uit de bakken die ernaast staan. Het gevulde zakje duwt
hij tussen zijn vingers bij de sluitstrip dicht. Hierbij zuigt hij met zijn mond hoorbaar veel lucht naar
binnen, houdt zijn adem vast en kijkt hij nog een aantal malen naar wat erin het zakje zit aan de
voorkant en aan de achterkant van het zakje, drukt nogmaals op de sluiting, waarna hij het zakje in
de lege bak legt. Pas dan laat hij zijn adem weer los. Tot aan het koffiedrinken is Olaf met zijn werk
bezig, afgewisseld met het doen van een computerspelletje, luisteren naar zijn mp3-speler, en een
bezoekje aan de wc.
Tijdens het koffiedrinken, neemt Olaf initiatief om met Tiemo te praten over zijn werktafel die bij
hem in het hok staat. Hij vraagt hem wat hij ermee gaat doen en wanneer zijn tafel klaar is. Tiemo
zegt niet precies te weten wanneer de tafel klaar is en begint details te vertellen over de lagen verf
die op de tafel zitten. Olaf zakt achterover op zijn stoel. Gerben pakt een stoel, gaat tussen hen
inzitten en praat over de koffie waardoor het gespreksonderwerp verandert. Terug op zijn werkplek
gaat Arjan kort naast hem zitten. Olaf praat erover dat zijn moeder gaat verhuizen naar Doetinchem
en dat zijn kast en bed er al staan. Hij kijkt voor zich uit en zegt: “Het is wel een beetje moeilijk voor
mij.” Arjan kijkt naar hem en reageert met lage stem: “Je hebt daar een eigen kamer met eigen
spulletjes. Doe je mp3-speler op en je gaat werken.” Olaf doet wat Arjan tegen hem zegt. Arjan loopt
bij de tafel weg.
Als twintig minuten later zijn werktafel uit het hok komt, roept Olaf door de werkruimte met hoge
stem: “De tafel is klaar, de tafel is klaar!” Als Gerben langsloopt doet hij één oortje uit, wijst naar de
tafel en vraagt: “Is hij klaar?” Gerben legt uit dat ze het bovenblad gaan draaien en hem dan gaan
schilderen. Olaf vraagt door over welke kleur het wordt en krijgt te horen dat de tafel dezelfde kleur
zal krijgen. Hij doet zijn oortje weer in en kijkt nog minutenlang met grote ogen naar de tafel. Hierbij
lacht hij af en toe, afgewisseld met dat hij lucht inzuigt en zijn adem steeds even vasthoudt. Daarna
gaat hij zelf weer aan het werk. Ondertussen praat hij hardop in zichzelf over dat zijn moeder gaat
verhuizen: “Vind ik niet prettig.”
Vlak voor de lunchpauze krijgt Olaf een epileptische toeval. Nadia ziet het en attendeert Gerben
hierop, die naast Olaf zit. Gerben houdt de hand van Olaf vast en spreekt geruststellende woorden
over dat hij bij hem zit. Ook zegt Gerben veelvuldig de naam van Olaf en klopt hij hem zachtjes op
zijn wang om weer bij kennis te komen. Ondertussen gaat de zoemer voor de lunchpauze en de
andere deelnemers en Arjan vertrekken naar de kantine. Volgens protocol krijgt Olaf een aantal
druppels Rivotril. Olaf komt wat bij en kijkt met grote starende ogen om hem heen. Gerben zegt dat
de anderen al naar de kantine zijn gegaan en dat zij samen hier blijven zitten en eten. Dan gaat de
deur van de werkruimte open en komt Rebecca binnen en zegt op luide toon, ondersteunt met
zwaaiende armbewegingen, in de richting van Olaf dat zij maar zit te wachten en dat hij niet komt.
Gerben zegt kort dat Olaf een toeval heeft. Ze loopt de deur uit en zwaait de deur met een klap dicht.
Olaf kijkt opzij richting de deur en vervolgens met grote ogen naar Gerben. Gerben zegt hem dat het
Rebecca was die kwam kijken waar hij bleef. Olaf zit roerloos en kijkt voor zich uit.
Rebecca en Olaf eten tussen de middag altijd samen aan een tafeltje, soms vergezeld door andere
deelnemers. Ze wonen tevens bij elkaar. Enige tijd geleden is in overleg met betrokkenen besloten
om Olaf en Rebecca niet tegelijk op dezelfde plek te laten werken, aangezien “ze niet altijd positief
op elkaar reageren en dat is niet goed voor hen allebei”. Een paar minuten later zwaait de deur van
55
de werkruimte opnieuw open en schreeuwt Rebecca erg hard in de richting van Olaf en Gerben. Ze
vloekt en scheldt naar hen en steekt haar middelvinger omhoog. Met een harde klap gooit ze de
deur achter zich dicht. Het smalle tafeltje dat tegen de deur ernaast staat, wankelt en valt bijna om.
Olaf staart met opengesperde ogen roerloos voor zich uit. Gerben zegt tegen Olaf dat Rebecca het
gewoon begrijpt wat er gebeurt. Kort daarop komt Rebecca nog voor een derde keer op een zelfde
wijze binnen. Gerben checkt in de communicatie met de andere begeleiders die komen kijken, dat
iemand zich bezighoudt met Rebecca. Olaf en Gerben blijven zitten en eten samen een broodje.
Zowel andere deelnemers als begeleiders komen langs om te vragen of ze hen iets kunnen brengen.
Olaf noemt het drinken en bijgerechtje dat hij normaal gesproken ook op de donderdag neemt. Al
etend klinkt op de achtergrond gedurende zo’n tien minuten, het doordringende schreeuwen van
Rebecca door het gebouw heen. Zij wordt gefixeerd door een aantal begeleiders. Olaf praat tegen
Gerben over het verhuizen van zijn moeder. Ook kijkt hij Gerben aan met grote ogen, de spieren in
zijn gezicht aangespannen en zegt: “Ze pakt mij in de bus.” Gerben laat hem weten dat Rebecca dat
niet kan doen omdat er altijd een begeleider meegaat in de bus. Olaf vraagt nog een keer: “Kan het
niet?” Gerben bevestigt dit. Olaf staart voor zich uit.
De zoemer gaat en iedereen komt de werkruimte weer in. Een aantal deelnemers vraagt aan Olaf
hoe het nu gaat. Arjan gaat op de plek van Gerben zitten naast Olaf. Ze praten samen over de tafel.
Wanneer blijkt dat de tafel roze mag worden, klapt Olaf in zijn handen en lacht hardop. Arjan oppert
er ook een K3-tafel van te kunnen maken, en zegt erbij: “Maar dan moet je wel werken vanmiddag.”
Olaf lacht en herhaalt meerdere malen dat het een K3-tafel wordt. Olaf vraagt: “Mag ik dan ook
schilderen?” Arjan schudt zijn hoofd, wijst naar de bakken voor hen op tafel en antwoordt: “Nee, dit
is jouw werk.” Olaf werkt daarna kort en gaat vervolgens slapen in de Rustruimte, wanneer hij heeft
aangegeven heel moe te zijn.
Als Olaf om 14.45 uur terugkomt binnen de Werkplaats, ziet hij meteen zijn werktafel centraal in de
werkruimte staan, waarvan het blad inmiddels roze geverfd is. Hij lacht hardop, gaat erbij kijken en
praat met de anderen die er ook bij staan te kijken. Daarna gaat hij op zijn stoel zitten op zijn vaste
plekje. Gerben neemt naast hem plaats. Olaf wijst naar de roze tafel en zegt tegen hem: “Nu hier
neerzetten.” Gerben laat hem weten dat er nog een laagje verf overheen moet en dat hij daarna op
de oude plek terug komt te staan. Olaf lacht en klapt in zijn handen. De deur van de werkruimte gaat
open en Rebecca komt binnen met twee tulpen in haar hand. Olaf kijkt kort opzij en kijkt vervolgens
met wijd opengesperde ogen voor zich uit. Olaf zit roerloos op zijn stoel, zijn lichaam verstijft.
Rebecca loopt op hen af en geeft een tulp aan Gerben. Gerben wendt zich daarna tot Olaf en zegt:
“Weet je wat dat betekent als iemand je een bloem geeft?” Olaf verroert zich niet en zegt: “Nee.”
Gerben antwoord: “Dat ze je lief vindt.” Rebecca steekt de hand met de tulp erin voor Gerben langs
naar Olaf toe. Olaf verroert zich niet. Gerben zegt: “Pak ‘m maar.” Olaf doet zijn hand richting de
tulp, zonder op te kijken, en pakt deze. Hij legt de tulp meteen neer op tafel op enige afstand van
zichzelf. Rebecca loopt weer weg en Gerben vertelt aan Olaf dat Rebecca niet boos was, maar dat ze
niet begreep dat hij niet mee ging eten. Olaf kijkt voor zich uit en zegt met zachte stem: “Ja.” Gerben
zegt tegen Olaf dat hij zijn jas aan kan gaan doen. Als Gerben in zijn picto-agenda heeft geschreven
en deze dicht wil doen, vraagt Olaf hem wat er staat. Gerben vertelt het hem. Wanneer hij met
Gerben de werkruimte uitloopt, wijst Olaf nog even naar zijn roze geverfde werktafel en zegt: “Die is
mooi hè?”
56
Gitaarmuziek
Hajo is een man van rond de 50 jaar. Hajo heeft tatoeages op zijn armen en is vandaag gekleed in
een zwart hemd en een broek met legerprint. Hij werkt geruime tijd bij de Werkplaats. Voorheen
werkte hij actief mee aan de houten producten die er gemaakt werden, zoals vogelhuisjes. Wegens
zijn achteruitgaande motoriek, waarbij hij veel trilt en soms pijn heeft, kan hij niet meer het werk
doen wat hij deed. Op werkdagen is hij nu af en toe bezig met eigen projecten, zoals het maken van
een houten auto of een vliegtuig. Hajo geniet van de momenten dat er muziek wordt gemaakt
binnen de Werkplaats. Zijn begeleiders zijn bezig een andere dagbesteding voor hem te regelen.
Het is vrijdagmiddag en Hajo, Nadia en Arjan komen terug van de winkel waar ze nieuwe snaren voor
de gitaar hebben gekocht. Achter het bureau staat de akoestische gitaar van Arjan waar hij bijna
dagelijks een paar liedjes op speelt. Arjan gaat met hulp van Hajo de nieuwe snaren op de gitaar
zetten. Arjan maakt de gitaar schoon en haalt de oude snaren eraf. Hajo geeft de nieuwe snaren aan
om erop te zetten. De snaren zijn met een kleur gekenmerkt om weer op de goede plek erop gezet
te worden. Arjan is kleurenblind en zegt tegen Gerben dat hij blij is dat Hajo hem hierbij helpt. Hajo
glimlacht. Tijdens het verwisselen van de snaren vertelt Arjan een verhaal over een optreden in
Nederland van de Beatles, waarbij ze van alles kapot sloegen. Hajo en ook Tiemo die erbij is komen
staan, luisteren naar het verhaal.
Als de snaren erop zitten zegt Arjan tegen Hajo: “Weet je hoe laat het is?” Voordat Hajo kan
antwoorden, roept Olaf vanachter zijn werktafel: “Het is bijna tijd!”. Hij wijst hierbij naar de klok en
bedoelt dat de werkdag er bijna opzit. Arjan bevestigt naar Olaf toe dat het klopt wat hij zegt, maar
dat hij bedoelde dat het tijd is om nog een paar liedjes te spelen. Hij wil beginnen te spelen, maar
zegt: “De radio staat nog aan.” Olaf kijkt vanachter zijn werktafel in de richting van de stereo waar
zijn mp3-speler momenteel in zit. Niels die in de buurt van de stereo staat zegt dat hij de muziek wel
uit wil zetten. Olaf spant zijn spieren aan en kijkt met opengesperde ogen naar wat er gebeurt. Niels
loopt richting de stereo. Gerben staat halverwege de werkruimte en zegt: “Ho, ho, even wachten
Niels.” Gerben zegt dat er muziek van Olaf op staat via zijn mp3-speler. Gerben kijkt naar Olaf en
vraagt hem of de muziek uit kan. Olaf vindt het goed. Niels haalt de mp3-speler van Olaf eruit en
brengt hem naar Olaf. Arjan vraagt aan Hajo wat hij zal spelen. Hajo haalt zijn schouder op. Arjan
begint ‘Hey Joe’ te spelen. Hajo zingt stukjes mee en tikt met zijn voet al zittend mee op het ritme
van de muziek. Arjan speelt een aantal liedjes. Ondertussen voegen Niels, Daan, Fardo en Paula zich
bij hen. Er wordt meegezongen, geneuried en mee getrommeld met de vingers op de tafelrand.
Les
Tiemo is rond 8.45 uur begonnen met het zagen van latjes op de lintzaag. Hij duwt ze met enige
kracht door de zaag heen. De spaanders vliegen ervan af. Zijn spieren zijn aangespannen en hij staat
met zijn ene been voor de ander in een houding dat hij ergens tegen aan duwt. Zijn voorhoofd is
gefronst en zijn wenkbrauwen staan naar beneden en naar het midden van zijn gezicht gedrukt. Hij
zaagt op snel tempo drie stapeltjes hout erdoor. Hij draait zijn lichaam richting zijn werkhok, drukt
de lintzaag uit en loopt in een snel tempo en op de bal van zijn voeten naar zijn werkhok. Als Tiemo
bij zijn werkhok aankomt, maakt de lintzaag pas geen geluid meer en beweegt de zaag niet meer.
Meteen daarna komt hij met zijn koptelefoon uit zijn werkhok en gaat verder bij de lintzaag. Arjan
komt de werkruimte binnen en Tiemo kijkt even opzij.
57
Om 9.00 uur komt Sam voor een half uurtje les met Tiemo. Hij krijgt onder andere les in techniek en
taal. Tiemo loopt voor Sam aan naar zijn werkhok. Sam volgt hem. Na tien minuten komt Sam het
werkhok van Tiemo weer uit. Hij vertelt aan Arjan en Gerben dat Tiemo niet verder wilde en dat hij
daarbij zei “dat hij het teveel herhaling vindt en dat hij het allemaal al gehad heeft”. Ze zeggen tegen
elkaar even na te denken hoe nu verder te gaan met de lessen van Sam.
Tiemo gaat weer zagen, zo’n twintig minuten lang. De frons in zijn voorhoofd is dieper dan eerder
vanochtend. Hij kijkt niet om zich heen, maar richt al zijn aandacht op het zagen. De spieren in zijn
lichaam zijn aangespannen. Na het zagen loopt hij met snelle pas naar zijn werkhok. Arjan loopt naar
hem toe in zijn werkhok. Arjan heeft van tevoren met Gerben overlegd en vraagt of hij buiten het
werkhok wil gaan staan voor het geval dat dat nodig mocht zijn. Gerben staat buiten het werkhok,
uit het zicht van Tiemo. Arjan en Tiemo staan schuin tegenover elkaar en praten op luide toon over
wat er aan de hand is. Tiemo geeft aan de les niet meer te willen. Ook zegt hij dat iedereen hem in
de steek laat. Zijn gezicht is wit geworden en hij heeft rode vlekken in zijn nek en bij zijn slaap. Arjan
laat hem op zijn beurt weten dat hij vindt dat Tiemo er veel te veel bij haalt en zegt: “Stop, je gaat
veel te ver.” Arjan pakt de lesmap van Tiemo’s werkbank af en houdt hem boven de prullenbak en
zegt: “Zeg maar wat je wilt.” Tiemo wil de lesmap niet in de prullenbak. Arjan zegt hem er zelf over
na te denken en dat ze zo gaan koffiedrinken. De zoemer voor de koffie gaat en Tiemo gaat aan de
koffietafel zitten en drinkt voor zich uit starend zijn koffie. Na vijf minuten begint hij te praten met
de anderen aan tafel. Arjan gaat bij Tiemo zitten en vraagt aan hem wat hij na de koffie gaat doen.
Tiemo zegt wel de auto van Gerben te willen schoonmaken. Arjan zegt dit tegen Gerben die bij de
koffietafel staat. Gerben vindt het oké. Arjan zegt naar Tiemo dat de auto niet brandschoon hoeft en
dat hij gewoon even rustig aan kan gaan werken tot 11.30 uur. Hij vult aan met dat als er wat is hij
naar Arjan moet toekomen. Tiemo bevestigt dit twee keer en maakt nog een grapje over de ‘oude
bak’ van Gerben. Tiemo, Gerben en Arjan lachen alledrie. Tiemo gaat met de auto aan de slag.
Wanneer hij dit gedaan heeft krijgt hij complimentjes over zijn geleverde werk. Hij gaat vervolgens
latjes zagen in zijn eigen werkhok, waarna het tijd voor de lunch is.
Na de lunch gaat Arjan naar Tiemo in zijn werkhok. Hij heeft Gerben gevraagd weer voor de deur te
gaan staan. Arjan komt er bij Tiemo terug op wat er vanochtend gebeurde. Tiemo's hoofd wordt
rood en hij gooit een doos met materiaal op de grond. Arjan drukt Tiemo op zijn kruk en houdt zijn
armen daarbij vast. Tiemo draait een kwartslag met zijn kruk en Arjan laat hem los. Tiemo zit
voorover gebogen op zijn kruk. Zijn schouders hangen en zijn hoofd hangt naar beneden. Arjan
hangt voorover op de werkbank van Tiemo vlak voor hem. Tiemo begint te huilen. Arjan doet zijn
arm om hem heen en trekt Tiemo tegen zijn borst aan. Arjan wrijft hem met zijn hand over zijn rug
en over zijn hoofd. Na een paar minuten ontspannen de spieren in Tiemo’s lichaam. Tiemo blijft in
elkaar gedoken zitten. Arjan staat op en geeft Tiemo nog een knuffel door hem vanachter even
stevig vast te pakken. Bij Tiemo komt een kleine glimlach op zijn gezicht met rode ogen van het
huilen. Arjan en Tiemo vegen samen de rommel op die uit de doos is gevallen toen deze de grond
raakte. De rest van de middag doet Tiemo nog wat klusjes, waarbij hij rustig rondloopt en regelmatig
lacht.
58
Volgens Arjan en Gerben bouwt Tiemo bij tijd en wijle veel spanning op die hij niet kwijt kan raken.
Arjan geeft aan dat hij er dan voor kiest om die spanning juist op te zoeken bij Tiemo, zodat hij boos
wordt en ‘breekt’. Daarna kan hij weer goed verder.
Een paar dagen later als Sam weer in het gebouw is, bespreken Sam en Arjan hoe verder te gaan met
Tiemo. Sam vraagt tips aan Arjan hoe hij het beste het gesprek kan voeren met Tiemo over of hij wel
of niet met de lessen verder wil. Hij krijgt van Arjan de tips mee om het gesprek kort te houden en
niet uit te wijden op vragen van Tiemo. Sam en Tiemo nemen plaats in de Rustruimte voor een
gesprekje. Wanneer dit gesprekje langer dan tien minuten duurt, gaat Arjan erbij zitten. Na een paar
minuten wordt het gesprekje beëindigd. Tiemo heeft tegenover Sam zittend de keuze gemaakt om
door te gaan met de les. Tijdens het gesprek was zijn voorhoofd gefronst en waren zijn
wenkbrauwen naar het midden van zijn gezicht gedrukt. Terug in de werkruimte van de Werkplaats,
loopt Tiemo meteen door naar zijn werkhok. Arjan loopt achter hem aan en vraagt aan Tiemo: “Wil
je echt doorgaan?” Tiemo zegt dat hij het niet wil omdat het te onrustig is, maar dat hij wel wil
blijven leren. Arjan zegt dat Tiemo en hij ook samen het leren hier kunnen doen. Tiemo knikt. Arjan
vraagt hem wat hij wil: “Zal ik het zeggen tegen Sam of doe je het zelf?” Tiemo kiest ervoor het zelf
te zeggen. Arjan loopt met hem mee. Tiemo en Sam schudden elkaar de hand. Tiemo bedankt Sam.
Sam laat Tiemo weten dat hij een goede leerling was.
Jaargesprek
Arjan zit aan het bureau achter de computer. Arjan wenkt naar Damian: “Kom eens Damian,
wil je me even helpen?” Arjan schuift ondertussen een stoel naast hem aan dezelfde kant
achter het bureau als waar hij zelf zit. Damian kijkt op vanachter zijn werkbank richting
Arjan. Zijn wenkbrauwen gaan omhoog en hij zegt: “Ja.” Hij legt het materiaal waar hij mee
bezig was neer en loopt naar Arjan toe. Terwijl hij naar Arjan toeloopt, veegt hij zijn beide
handen af aan zijn broek en blijft in de richting van Arjan kijken. Arjan kijkt even rond in de
werkruimte. Damian gaat naast Arjan zitten op de stoel die Arjan voor hem klaar heeft
gezet. Damian kijkt Arjan aan. Het gezicht van Damian is rood aangelopen. Arjan kijkt hem
ook aan en zegt: “Ik moet een verslag schrijven hoe het het hele jaar met je gaat.” Damian
zegt: “Oké” en kijkt Arjan aan. Arjan kijkt naar zijn computer en zegt: “Laten we beginnen
met: waar werk je op welke dagdelen?” Arjan blijft naar de computer kijken terwijl Damian
al kijkend naar Arjan antwoord geeft. Arjan vult dit in op de computer. Beide kijken dan naar
het computerscherm.
Arjan gaat achterover in de bureaustoel zitten, draait vervolgens met zijn stoel een
kwartslag naar Damian toe en zegt: “Nu krijgen we stukjes wat jij erin wilt zetten. Hoe vind je
het gaan hier?” Damian: “Verschillend.” Arjan: “We hebben het even alleen over de
Werkplaats. Vind je het dan ook verschillend gaan?” Damian: “Ik hou niet zo van werken met
die meubels.” Vervolgens kijkt hij naar Arjan. Arjan blijft hem aankijken: “Dat is nieuw voor
mij. Dat heb je nog nooit gezegd.” Damian kijkt even voor zich uit en schuift op zijn stoel.
Arjan: “Vind je het eng om te zeggen als je het niet leuk vindt?” Damian kijkt naar Arjan,
haalt een beetje zijn schouders op en zegt: “Mwah.” Het is even een paar seconden stil
tussen beide en ze kijken elkaar aan. Arjan: “De vogelhuisjes vind je wel leuk hè?” Damian:
59
“Ja.” Arjan: “Die verkopen we op de markt.” Damian: “Het is leuk om mooie dingen voor
jezelf te maken.” Arjan: “Vind je dat we je teveel aan de meubels laten werken?” Damian: “Ik
vind het niet zo leuk.” Arjan: “Vind je heel verschrikkelijk of niet leuk”. Damian: “Een beetje
ertussen, niet heel verschrikkelijk en niet heel leuk.” Arjan: “Stel, op een ochtend ben je bezig
met meubels en je hebt er geen zin meer in. Kom je dan naar me toe?” Damian: “Ja.” Arjan:
“Dat moet je ook doen hoor, ik vreet je niet op hoor.” Beide lachen even.
Arjan vervolgt: “Er moet ook gewerkt worden in de Werkplaats. Dus kan het niet altijd om
wat voor jezelf te gaan doen. Soms moet het werk ook gewoon gebeuren. Je begrijpt wel dat
er gewerkt moet worden, hè?” Damian: “Daarom doe ik het ook steeds.” Arjan: “Wil je nog
nieuwe dingen leren?” Damian haalt zijn schouders een klein beetje op en zegt: “Dat zou ik
even niet weten.” Arjan: “We zijn toen begonnen met het leren zagen op de lintzaag. Daar
ben je mee begonnen en toen heb je er niet weer naar gevraagd.” Damian: “Je was druk met
andere dingen.” Arjan: “Het kan dat ik steeds druk was met andere dingen. Is dat ook echt zo
of denk je dat zo?” Damian: “Dat is zo.” Arjan: “Ik kan me herinneren dat je het ook wel eng
vond.” Damian: “Ja, in het begin vond ik het wel eng.” Arjan: “Zou je het lintzagen weer
willen leren? Zou je verder willen met het diploma?” Damian: “Dat is wel de moeite waard.”
Arjan: “Dan moeten we dat zeker gaan doen.” Damian en Arjan kijken elkaar even aan en
Arjan zegt: “Ik had het jou ook moeten vragen.”
Damian: “Mijn moeder was hier ook een keer geweest. Ze was eerst niet blij met de
lintzaag.” Arjan: “Mama en haar vriend hebben hier gekeken. Ik had ze toen uitgenodigd.
Toen ze de lintzaag zagen zei mama: “Oh, dat kan Damian wel”, en toen ze zei “ja”.” Damian
kijkt naar Arjan en is even stil. Arjan: “Is dat ook een reden, dat mama het ook een beetje
eng vond?” Damian haalt een klein beetje zijn schouders op en zegt: “Weet ik niet”. Het is
even stil. Damian kijkt voor zich uit, wendt zich tot Arjan en zegt: “Ik leef heel erg mee met
mijn moeder”. Arjan: “Dat weet ik. Als ik het nou aan jou vraag, wil je het weer doen?”
Damian: “Ja”. Arjan: “Wil je het op een vaste tijd of zo tussendoor?” Damian: “Wel ’s
ochtends, verder maakt het me niet zoveel uit.” Arjan: “Oké, doen we ’s ochtends. En verder,
wat vind je echt helemaal niks?” Damian: “Is moeilijk, er zijn veel dingen die ik leuk vind.”
Arjan: “Dat zie ik ook wel aan je, dat je veel dingen leuk vindt. Wat vind je echt helemaal
niks?” Damian is stil en kijkt wisselend voor zich uit en naar Arjan.
Arjan zegt: “Kijk, mijn duim omhoog betekent dat je het leuk vindt, mijn duim zo naar
beneden betekent dat je het niet leuk vindt.” Arjan houdt zijn hand omhoog en doet zijn
duim omhoog en daarna naar beneden. Arjan zegt: “Als ik mijn duim zo doe dan hoort daar
voor jou bij?” Damian kijkt eerst naar de duim die naar beneden wijst en dan naar Arjan en
zegt: “Veel geluid, veel herrie.” Arjan: “En ruzie?” Damian: “Daar hou ik helemaal niet van.”
Arjan: “En grapjes maken?” Damian zegt lachend: “Daar hou ik wel van.” Arjan: “En de
mensen hier?” Damian kijkt even kort opzij de werkruimte in en zegt: “Verschillend.” Arjan
vraagt: “Wie is echt je vriend hier?” Damian: “Danny.” Arjan: “En wie nog meer?” Damian:
60
“Hajo.” Arjan: “De boetseerclub, wat vind je daarvan?” Damian: “Leuk.” Arjan: “Wat vind je
er leuk aan?” Damian: “Met mijn handen bezig zijn. En grapjes maken.” Arjan: “Is het ook
lekker rustig op die groep?” Damian: “Ja, lekker rustig.”
Arjan kijkt even op naar Tiemo die aan het bureau staat en aan Arjan vraagt of hij hem even
kan komen helpen. Damian kijkt ook even op naar Tiemo en nog voordat Tiemo zijn vraag
gesteld heeft, kijkt Damian naar Arjan. Arjan kijkt naar Tiemo en zegt dat hij zo bij hem
komt. Tiemo loopt weer weg van het bureau. Arjan wendt zich weer tot Damian en vraagt:
“En het nieuwe, multimedia?” Damian: “Multimedia vind ik leuk.” Arjan: “Wat vind je er leuk
aan?” Damian: “Computeren.” Arjan: “Even geen spelletjes, maar wat anders met de
computer.” Damian: “We maken een film en dat bewerken we op de computer.” Arjan:
“Daar was je wel trots op he? Dat zag ik toen je terugkwam.” Ze lachen beiden. Arjan: “Wat
doe je hier nog meer?” Damian haalt zijn schouders op. Arjan: “Zijn er dingen die je anders
wilt hebben?” Damian: “Nee, dat niet.” Arjan: “Vind jij dat ik erop moet letten dat jij niet de
hele tijd met de meubels werkt of doe je dat zelf?” Damian: “Ik vind dat ik dat zelf wel kan
doen.” Arjan: “Oké. Je zegt ook steeds meer. In het begin zei je bijna niks. Dat doe je ook al
steeds vaker en meer. Dat gaat steeds beter.” Damian kijkt lachend naar Arjan. Arjan: “En ik
eet je niet op hè?” Damian: “Ik ben ook de baas over mezelf.” Arjan: “Je hebt al veel
geleerd.”
Damian: “Ik werk hier al best lang.” Arjan: “Hoe lang?” Damian: “Ik kwam hier in januari
2009.” Arjan zet zijn voet op de rand van de stoel waar Damian op zit, buigt zijn
bovenlichaam naar voren richting Damian en zegt: “Dus al drie jaar. Hoe gaat het met ziek
zijn?” Damian: “Het gaat wel goed.” Arjan: “Hoe gaat het met zweten? Volgens mij zweet je
nog veel als je je heel erg inspant.” Damian: “Ja, maar dat heeft iedereen.” Arjan: “Niet
iedereen heeft het zoals jij. Dat komt door de operatie.” Damian is even stil. Arjan: “Ik ga
opschrijven wat je allemaal aan me hebt verteld.” Damian: “Het zweten wordt wel minder.
Mijn haar is er weer. Het duurt even voordat het weer zo dik is als het was.” Damian gaat
even met zijn hand door zijn blonde haar. Arjan: “Je hebt al weer een mooie bos. Ik heb niks
meer te vragen. Heb jij nog wat te vertellen?” Damian: “Ik zou het niet weten.” Arjan: “Oké,
dan ga ik het opschrijven. Dankjewel. Dan kun je je jas pakken, want je wordt zo opgehaald.”
Damian staat op, hij glimlacht en wrijft door zijn nek. Dan kijkt hij naar Arjan en zucht één
keer diep. Hij loopt naar zijn werkplek, stopt zijn spullen waar hij mee aan het werk was in
een bak en brengt deze naar boven. Danny roept door de werkruimte dat de taxi voor
Damian er is. Damian loopt de trap af naar beneden, doet zijn jas aan en pakt de Albert
Heijn tas in zijn hand. Hij zet zijn zwarte zonnebril op, groet de mensen om hem heen en
loopt de werkruimte uit naar buiten.
Arjan vertelt dat Damian kanker heeft gehad. Toen Damian dit destijds vertelde aan Arjan
heeft Arjan eenmaal een traan over zijn wang zien lopen. “Nooit heeft Damian geklaagd.”
61
Hij vertelt dat het ziek zijn van Damian hem heeft aangegrepen. Nadat hij hoorde dat
Damian ziek was, kwamen bij zichzelf, toen hij even alleen was, ook zijn eigen tranen. Met
en voor Damian hoopt hij te bereiken dat Damian over een paar jaar echt voor zichzelf kan
en durft op te komen. Hier werkt hij met Damian aan, door tussendoor hier regelmatig
aandacht met hem voor te hebben, zodat hij steeds een stapje verder komt. Hij kiest ervoor
dit niet in doelen en acties uit te schrijven, aangezien dit lastig is en dat het vaak in het
contact spontaan ontstaat om hier een stapje in te nemen. Voor Arjan is het wel een punt
van zorg, dat nergens staat wat ze met hem bereikt hebben, hoe ze dat hebben gedaan en
waar ze naartoe werken.
Kapstok
Heleen is een jonge vrouw die parttime werkt binnen de Werkplaats en werkt met het hout. Ze stelt
veel vragen aan de begeleiders over hoe ze iets moet doen en of ze het wel goed doet. Hierbij raakt
ze veelal haar gezicht aan en gaat ze door haar haar.
Heleen wordt begroet door Lennard: “Goedemorgen.” Heleen groet hem terug en pakt een glas
water voor zichzelf. Ze neemt een paar slokken en loopt op Lennard af. Ze vraagt: “Ik moest van jou
een opdracht doen hè?” Lennard kijkt haar aan. Ze vervolgt met een glimlach: “Met kapstokken.”
Lennard bevestigt dit. Heleen vraagt: “Zal ik wat hout pakken?” Ze trekt hierbij iets in haar gezicht en
ze strijkt snel met haar hand door haar haar. Lennard stelt voor boven bij het hout te gaan kijken en
hij loopt richting de trap. Heleen blijft even staan en loopt dan achter Lennard aan de trap op. Met
het hout van boven gaat Heleen beneden met wat uitleg van Lennard aan de slag met het zagen van
houtjes. Na ongeveer een half uur werken ze samen door aan het inpassen van de stokjes in het
plankje. Als de kapstok in elkaar zit oppert Lennard dat Heleen deze nog kan schilderen. Heleen
vraagt: “Hoe moet ik het doen?” Lennard antwoordt: “Leg er een stuk karton onder.” Heleen gaat
karton zoeken en komt met een doos terug. Ze vraagt aan Lennard: “Hoe moet ik het doen?”
Lennard pakt de doos aan, wijst op een aantal naden van de doos en zegt: “Dit en dit lossnijden.”
Heleen snijdt het op de aangewezen plekken los. Ze loopt op Lennard af die inmiddels elders in de
werkruimte met een ander aan het werk is en vraagt: “Waar moet ik schilderen? Kan ik het misschien
buiten doen?” Lennard zegt dat het lekker weer is en dat ze wel buiten kan gaan schilderen. Heleen
vervolgt: “Ik wil niet door mijn hurken buiten. Zal ik op het bankje schilderen?” Lennard zegt dat de
verf niet op het bankje moet komen en kijkt de werkruimte rond. “Waar is toch dat lage tafeltje?”
vraagt Lennard zich hardop af. Heleen wacht en kijkt naar Lennard. Lennard gaat op zoek naar het
lage tafeltje en is na een halve minuut terug met dit tafeltje. Hij zet het houten tafeltje buiten neer.
Heleen legt de losgesneden doos en de houten kapstok erop. Lennard zegt: “Pak nog een stoel erbij
en doe nog een paar houtjes onder de kapstok.” Lennard gaat terug de werkruimte in. Heleen haalt
een stoel en een paar houtjes. Ze gaat verven.
IJzer
GertArjan heeft zich tijdens zijn werkzaamheden, waarbij hij ijzer van steigerplanken afhaalde,
bezeerd. Hij liep hierbij een snee in zijn hand op, waar veel bloed uitkwam. De kleur uit zijn gezicht
en lippen verdween en hij begon heftig te transpireren. Aangezien GertArjan een pacemaker heeft
62
en bloedverdunners gebruikt, is door Arjan en Gerben volgens protocol rond de gezondheid van
GertArjan, 112 gebeld. Uiteindelijk hebben de begeleiders er samen met GertArjan voor kunnen
zorgen dat hij weer goed bijkwam.
Nadat de rust terug is gekeerd, neemt Niels het initiatief om als waarschuwing een papier te plakken
op de doos waar deze ijzeren stukken in worden gedaan, waarop staat dat ijzer scherp is. Niels is een
jongeman die actief werkt aan de klussen die gedaan moeten worden binnen de Werkplaats. Hij ziet
wanneer anderen hulp nodig hebben, en hij probeert ze dan te helpen. Hij vraagt aan Gerben een
papier en pakt een blauwe stift om mee te schrijven. Gerben staat vlak bij hem. Niels begint de
eerste letters op te schrijven, ‘ei’. Hij stopt met schrijven, kijkt ernaar en kijkt vervolgens naar
Gerben. Gerben trekt iets met zijn voorhoofd omhoog en heeft een kleine glimlach om zijn mond.
Niels zegt: “Maakt het wat uit denk je dat het het verkeerde ‘ei’ is?” Als Gerben hem terugvraagt wat
hij er zelf van vindt, draait Niels snel het papier om. Als hij ziet dat de letters er duidelijk doorheen
komen, neemt hij een nieuw papiertje. Niels schrijft een ‘ij’ en kijkt Gerben aan voor de volgende
letters. Gerben noemt eerst de ‘ij’ gevolgd door de ‘z’, de ‘e’, de ‘u’. Niels schrijft het op. Als hij de ‘u’
heeft opgeschreven kijkt hij lachend op en zegt dat dit niet klopt. Niels en Gerben lachen samen.
Niels verbetert het zelf en schrijft er het woord ‘is’ achter. Niels zegt tegen Gerben het woord
‘scherp’ ook wel moeilijk te vinden. Gerben suggereert dat hij dit woord misschien eerst op een
kladpapiertje kan schrijven. Niels schrijft op een kladpapiertje ‘scherep’ en kijkt naar Gerben. Gerben
zegt dat het bijna goed is, maar dat er één letter teveel is. Niels kijkt naar de letters op papier, wijst
naar de tweede letter ‘e’ en zegt: “Oh, deze.” Gerben knikt. Niels vervolgt: “Dus dan komt de ‘p’ na
de ‘r.’.”Gerben bevestigt dit. Niels schrijft de woorden af en voegt er nog een aantal aan toe. Het
papier waar nu ‘ijzer is scherp, pas op a.u.b.’ op staat, plakt hij op de doos.
Multimedia
Sinds een paar weken is op woensdagochtend een groepje gestart onder de naam multimedia. Het
groepje bestaat uit vier deelnemers onder leiding van Niek. De intentie is deelnemers te leren
omgaan met diverse vormen van media, gecombineerd met het vullen van de website over de
werkzaamheden. De ochtend van de multimedia vindt plaats in de ruimte recht tegenover de ingang
van de Werkplaats, ook wel de Rustruimte genoemd. In het achterste deel van de ruimte staat een
zitje voor een groep mensen en liggen een aantal fatboys om op te liggen. In het voorste deel staat
in de breedte een ovale tafel met stoelen erom voor tien mensen om op te zitten. Links van de ovale
tafel staat tegen de wand een rij met tafels waarop naast elkaar vijf computers staan met voor elke
stoel een computer. Erboven hangt een rij tl-balken. Tegenover deze wand, aan de andere kant van
de ovale tafel hangt een groot wit scherm waarop geprojecteerd kan worden.
Niek en de vier deelnemers gaan aan tafel zitten aan de kant bij de computerwand. Niek zit aan het
hoofd van de tafel en de deelnemers zitten aan beide kanten in tweetallen naast hem. Op tafel ligt
voor hen ligt een filmcamera en pen en papier. De deelnemers worden welkom geheten door Niek
en hij vertelt dat ze vandaag gaan filmen en wijst naar de camera die voor hen ligt. De deelnemers
kijken er even kort naar om vervolgens weer richting begeleider Niek te kijken. Ze zitten allen actief
voorop hun stoel met hun armen op tafel. Niek zegt: “Voordat we gaan filmen gaan we eerst met
elkaar bedenken wat we gaan filmen en hoe we gaan filmen.” Damian reageert door te zeggen dat
het “wel interessant moet zijn”. Danny zegt dat ze moeten filmen hoe een bank in elkaar gezet wordt.
63
Niek bevestigt dat ze moeten nadenken over de stapjes die in de film zitten, om daarna na te denken
over vanaf welk punt ze gaan filmen en of ze bijvoorbeeld gaan in- of uitzoomen. Dit vult hij aan met
de informatie dat de website al gemaakt is, en dat deze nu “gevuld moeten worden met filmpjes over
wat we hier doen, zodat ook mensen van scholen dit kunnen zien”. De deelnemers knikken op dit
nieuws en Nadia zegt dat het wel goede filmpjes moeten worden, zodat mensen goed kunnen zien
welk werk ze doen.
Niek nodigt de deelnemers uit mee te denken over de stapjes, door te vragen: “Wat is de eerste stap
die we maken?”. De deelnemers geven antwoord dat ze eerst moeten filmen wat ze nodig hebben,
zoals een zaag en een hamer. Begeleider Niek herhaalt woordelijk wat ze zeggen en geeft ze een
nieuwe keuze door te vragen naar hoe ze dat gaan filmen. Hij beeldt uit wat hij verbaal zegt, zoals
het met de camera meedraaien en in- en uitzoomen. De deelnemers kijken en luisteren hiernaar
waarna ze keuzes maken over de stapjes in wat ze gaan filmen en hoe ze dit gaan doen. Zo worden
alle stappen van het werken aan een bank in de Werkplaats besproken. Niek heeft notities gemaakt
van de keuzes en herhaalt in steekwoorden de zeven stappen die ze met elkaar hebben bedacht en
de manier waarop ze dit gaan filmen. Tot aan de koffie gaan ze oefenen met het bewerken van
filmpjes op de computer. Niek zegt erbij: “Probeer maar van alles uit, we zijn nu eerst aan het
oefenen en klooien.” Ze stellen al oefenend de nodige vragen aan Niek en ze lachen onderling over
wat ze aan effecten en tekst toevoegen aan de filmpjes.
Ze gaan koffiedrinken in de Werkplaats met de deelnemers die daar aan het werk zijn. Danny blijft
tijdens het koffiedrinken met zijn rugzak op staan. Lennard vraagt aan Danny of hij het leuk vindt.
Danny vertelt lachend en gebarend, waarna ook de andere deelnemers van de multimedia-groep
vertellen over wat ze aan het doen zijn.
Na de pauze vraagt Niek wie van hen als eerste wil filmen. Ze gaan om de beurt allen een stukje
filmen, zoals bedacht bij de eerste stap en de wijze waarop ze hebben gezegd deze stap te gaan
filmen. Het betreft het filmen van materieel dat ze gebruiken, door middel van in- en uitzoomen.
Hiervoor gaan ze de Werkplaats binnen naar de eerste verdieping. De verrichtingen van de
multimedia-groep worden op afstand bekeken door de mensen die op dat moment binnen de
Werkplaats aan het werk zijn.
De deelnemers bedenken en verzamelen zelf het materiaal dat ze gaan filmen, nadat Niek hen hier
naar gevraagd heeft. Eén voor één maken ze hier een eigen filmpje van. Niek nodigt hen steeds uit
hun eigen draai eraan te geven, door bijvoorbeeld een eigen ondergrond te kiezen voor het
materiaal of vanaf een punt te gaan filmen dat ze zelf willen. Wanneer iemand aan het filmen is legt
Niek dingen uit over het filmen door te vertellen en uit te beelden. Als iemand aan het filmen is,
staan Niek en ook de andere deelnemers veelal ook achter de camera op het schermpje mee te
kijken hoe het beeld op de film komt. Als de energie van de camera op is, gaan ze terug. Danny
vraagt met een lach op zijn gezicht aan Lennard of hij wil komen kijken bij zijn filmpje. Lennard loopt
mee en ze bekijken even het filmpje. Met een compliment aan Danny verlaat Lennard de ruimte. De
deelnemers en Niek bekijken de gemaakte filmpjes met elkaar. Ze geven elkaar over en weer
complimenten. Ze nemen deze met een lach in ontvangst. Ook geeft Niek nog een aantal tips
betreffende het filmen. Niek zet de eigen gemaakte filmpjes op de computers, waarna de
deelnemers een begin maken deze te bewerken. Nadia vraagt met nog een vijftal minuten op de
klok: “Mogen we nog even wat voor onszelf doen?” Niek stemt ermee in. Er worden nog even wat
64
spelletjes gedaan en de site nu.nl wordt bekeken. Als het tijd is zegt Niek dat ze goed gewerkt
hebben en dat ze volgende week verder gaan.
Stofwolken
Harry loopt elke werkdag de Werkplaats binnen, zoekt met zijn ogen een aanwezige begeleider, gaat
in de buurt staan van de begeleider en zegt: “Donderdag schuren.”
Wanneer hij een reactie van de begeleider krijgt, herhaalt hij nog een keer zijn woorden, glimlacht
en loopt dan de werkruimte weer uit. Harry is een slanke man van boven de middelbare leeftijd, die
binnensmonds praat.
Het is donderdagochtend iets voor 9.00 uur. Harry komt de Werkplaats binnen. Hij loopt meteen
door met zijn jas en tas die hij op de kapstok hangt. Terwijl Harry langs Arjan loopt zegt Arjan:
“Goedmorgen Harry.” Harry mompelt binnensmonds in de loop ook: “Goedemorgen.” Hij gaat in de
buurt van Arjan en stagiaire Patrick staan zonder hen aan te kijken en zegt: “Schuren.” Arjan draait
zijn lichaam in de richting van Harry en antwoordt: “Kom je schuren?” Harry zegt: “Schuren ja.”
“Goed zo, en niet te hard kloppen hè?”, zegt Arjan. “Kloppen”, zegt Harry. Harry doet zijn beige
stofjas aan.
Arjan en stagiaire Patrick inspecteren samen de bank die centraal in de ruimte staat door eraan te
voelen. Harry loopt erop af en raakt ook de bank aan en kijkt een fractie van een seconde in de
richting van Arjan. Harry maakt een lachende beweging met zijn gezicht en trekt met zijn voorhoofd
omhoog. Hij loopt er snel weer bij weg en gaat op de kruk zitten bij de werktafel. Gerben heeft
gezien dat Harry dit deed en zegt tegen zijn collega Arjan: “Harry wil ook even voelen.” Arjan zegt
tegen Harry: “Harry kom maar even helpen met de bank, we gaan hem op zijn zij zetten.” Terwijl
Arjan het zegt beeldt hij met gebaren uit wat de bedoeling is, door met zijn armen de beweging voor
te doen hoe de bank getild moet worden. Harry begrijpt wat de bedoeling is en loopt meteen naar
het uiteinde van de bank toe. Samen tillen ze de bank op en zetten deze op zijn zij. Arjan doet voor
waar er geschuurd moet worden aan de bank en zegt: “Kijk hier en zo.” Hij wijst hierbij naar het
lange deel van de bank en de binnenkant van de zijkanten van de bank. Harry zegt: “Zo.” Harry
begint met schuren op de plekken die Arjan hem net heeft aangewezen. Al snel wordt Harry
omgeven door wolken van schuursel. Arjan gaat samen met Harry aan de bank schuren. Samen
draaien ze de bank weer. Wanneer Harry schuurt op een plek die niet geschuurd te worden, zegt
Arjan tegen hem: “Dat hoeft niet, Harry.” Harry schuurt toch door. “Harry, Harry, kijk eens”, zegt
Arjan. Arjan doet voor waar er nu geschuurd moet worden. Harry doet het na. Arjan loopt even weg.
Harry klopt zijn handschuurblok uit door hard met zijn hand erop te slaan. De stofwolken vliegen in
de rondte. Hij lacht erbij en kijkt rond.
Arjan zegt tegen Harry dat de bank klaar is en vraagt hem deze samen naar boven te tillen. Wanneer
ze weer beneden zijn wordt Harry gewezen op de planken die geschuurd moeten worden aan de
lange werktafel. Harry gaat ermee aan de slag. Harry laat de planken met een klap op de werktafel
vallen, waardoor de wolken van schuursel rondvliegen. Arjan loopt op Harry af: “Harry, Harry, niet zo,
dan krijgen we allemaal stof.” Harry veegt de resterende stof met zijn handschuurblok van tafel,
waardoor er nog meer stofwolken ontstaan. Arjan lacht: “Nee, niet zo.” Er komt een deelnemer en
begeleider van een andere werkplek binnen. Arjan kijkt naar hen, loopt op hen af en maakt contact
met hen. Harry klapt nog harder met de plank op de werkbank. Arjan kijkt om, loopt op Harry af en
65
gaat vlak voor Harry staan en zegt met lage stem: “Niet kloppen en niet afvegen. Begrepen?” Harry
reageert: “Begrepen.” Een paar minuten daarop volgend doet Harry het iets rustiger aan, waarna hij
doorgaat met hoe hij het daarvoor deed. Nog een keer zegt Arjan op afstand: “Harry nee.” Harry kijkt
even op en gaat weer door. Harry houdt het handschuurblok vlak voor zijn mond en blaast erover
heen, waardoor het schuursel in een wolk ervan af gaat. Ook blaast hij het schuursel van de
werktafel af. Hierbij loopt er wat speeksel uit zijn mond. Hij kijkt het schuursel na. Hij pakt op eigen
initiatief een bezem en veegt het schuursel wat op de grond ligt bij elkaar bij de vuilnisbak. Daar laat
hij het op een hoopje liggen.
Een kwartier later loopt Arjan weer op Harry af nadat hij zijn handschuurblok meermalen heeft
uitgeklopt en het schuursel wegblies. Arjan zegt: “Ik zeg het nog één keer. Het geeft veel stof. Dat wil
ik niet. Dat begrijp je wel hè?” Harry reageert met: “Begrijp.” Arjan vervolgt: “Ik heb het nou
meermalen gezegd.” Harry reageert met: “Gezegd.” Arjan sluit af met de woorden: “Dus niet meer
doen.” Harry herhaalt: “Niet doen.” Na vijf minuten klopt Harry opnieuw zijn handschuurblok uit
door er met zijn hand op te slaan en klopt met planken op de werktafel. Wanneer hij met een plank
op de tafel klopt kijkt hij kort in de richting van Arjan. Arjan is op dat moment bezig achter het
bureau een whiteboard op te hangen en hierop, onder het toeziend oog van Olaf en Nadia, een
schema te maken. Harry schuurt door, en klopt regelmatig zijn handschuurblok uit en blaast het
schuursel van de werktafel. Wanneer aan het eind van de ochtend Arjan vlak langs de werktafel
loopt waar Harry aan werkt, klopt Harry twee keer hard met de plank die voor hem ligt, op de tafel.
Harry kijkt tegelijkertijd naar Arjan. Arjan kijkt in een andere richting.
Na de lunch vraagt Arjan aan Kasper of hij samen met hem een bank in elkaar wil schroeven. Harry
gaat bij Arjan en Kasper staan. Arjan zegt tegen Harry: “Harry, jij gaat even door met schuren, goed?”
Harry neemt meteen een pas bij hen vandaan en zegt: “Goed.” Arjan kijkt Harry aan, wijst naar
Kasper en zichzelf en zegt: “Wij gaan de bank in elkaar zetten.” Harry gaat op de kruk aan de
werktafel zitten. Arjan vraagt Kasper om een groene bak met schroeven te zoeken. Harry kijkt ook
rond door de werkruimte en mompelt zacht: “Bak, bak.” Wanneer Arjan en Kasper even later
beginnen de bank in elkaar te schroeven, nadat Kasper de groene bak heeft gevonden, komt Harry
van zijn kruk af en gaat erbij kijken. Hij lacht erbij terwijl hij dit doet. Hij gaat weer op de kruk zitten
en kijkt veelvuldig om naar het werk dat aan de bank wordt gedaan. Het half uur daarna dat er nog
gewerkt wordt om de bank in elkaar te krijgen, komt Harry nog twee keer van zijn kruk af. De eerste
keer raakt Harry met een lachend gezicht in een snelle beweging een paar schroeven aan die al in de
bank zitten, en gaat snel weer op zijn kruk zitten. Wanneer hij nog een keer van zijn kruk afkomt,
voelt hij aan een aantal ingedraaide schroeven en raakt met een brede glimlach kort de
boormachine aan die op de tafel ligt waar de bank opstaat. Bij het aanraken van de boormachine
kijkt Harry kort in de richting van Arjan. Arjan is even in gesprek met Tiemo die hem een vraag stelde.
De gehele middag blijft Harry verder schuren.
De donderdag een week later schuurt Harry wederom de gehele dag, en klopt hij met zijn hand op
zijn handschuurblok, blaast schuursel van de werktafel en laat hij planken op de werktafel vallen.
Regelmatig wordt hier door Arjan en Gerben op gereageerd met het verzoek dit niet te doen.
Eveneens komt Harry meermalen glimlachend af op het in elkaar zetten van een bank en raakt het
materiaal aan.
66
Moeder
Jacob is een blonde man van middelbare leeftijd. Hij staat bovenaan de trap van de Werkplaats en
kijkt naar beneden. Arjan zit beneden achter het bureau en kijkt rond door de werkruimte. Jacob
roept van boven naar Arjan: “Het gaat niet zo goed.” Arjan kijkt naar boven en antwoordt: “Ik zie het.
Komen even bij me zitten.” Arjan wenkt met zijn arm naar Jacob om naar beneden te komen. Jacob
loopt meteen de trap af. Beneden gekomen kijken Jacob en Arjan elkaar aan en zegt Arjan: “Komen
even in mijn kantoor zitten”. Beide lachen even kort. Arjan schuift wat papieren en picto-agenda’s
opzij, zodat er een vrij stukje op het bureau is voor Jacob om op te gaan zitten. Jacob gaat op het
bureau zitten. Arjan zit op de bureaustoel naar Jacob toegedraaid. Jacob laat zijn schouders hangen
en vertelt kort aan Arjan het laatste nieuws over zijn zieke moeder. Hij stopt af en toe even en staart
dan kort voor zich uit en maakt een klikkend geluid met zijn mond. Hij zegt dat zijn moeder toch
weer naar het ziekenhuis is gegaan. Arjan zit stil en kijkt onafgebroken naar Jacob. In Arjan zijn
gezicht zijn alle spieren ontspannen. Om hen heen is er volop geluid van machines en van mensen
die met elkaar praten.
Arjan zegt: “Je gaat er goed mee om.” “Moet wel”, reageert Jacob. Arjan antwoordt: “Dat kun je wel
zeggen, maar dat doe je goed.” Jacob kijkt voor zich uit en knikt licht met zijn hoofd. Hij vertelt in
welk ziekenhuis zijn moeder verblijft. Arjan zegt dit ziekenhuis te kennen: “Daar is mijn moeder ook
geweest.” Jacob kijkt Arjan wat langer aan. Arjan vervolgt: “Gisteren vertelde je me dat je moeder
niet meer naar het ziekenhuis wilde.” Jacob bevestigt dit: “Maar ze moet wel. Ze is nog niet beter.”
Arjan zegt vervolgens: “Dat gaat ook niet meer lukken.” Jacob kijkt daarna even van Arjan weg en
staart voor zich uit en zegt: “Nee.”
Nadat het even stil is zegt Arjan: “Ze heeft ook al kleinkinderen, hè?” Jacob beaamt dit en begint op
zijn vingers te tellen hoeveel het er zijn. Hij komt er niet helemaal uit. Arjan kent een aantal namen
uit Jacobs familie waaronder die van zijn zus. Samen gaan ze de familie van Jacob bij langs en tellen
op hun vingers de kleinkinderen die Jacobs moeder heeft. Al snel lachen beiden voluit en hardop
hoeveel het er nou zijn. Jacob zijn gezicht is rood van het lachen. Heleen komt aan het bureau staan
en begint een vraag te stellen aan Arjan. Jacob kijkt naar Arjan. Arjan breekt haar vraag af en zegt
even in gesprek te zijn met Jacob en dat ze even moet wachten. Hij voegt er in de richting van
Heleen aan toe dat hij met Jacob praat over zijn moeder. Heleen loopt weg van het bureau. Jacob en
Arjan praten kort door over zijn moeder, waarna het gesprek overgaat op andere dingen. Zo begint
Jacob te praten over de paasviering. Arjan zegt vervolgens: “Ik ga aan het werk. Jij ook?” Arjan staat
op. “Ja”, zegt Jacob terwijl hij naar Arjan kijkt en staat ook op en gaat werken.
Een half uur later gaat Jacob bij Arjan staan die aan een tafel zit. Hij staat voorover steunend met zijn
handen op de tafel en zegt: “Ik heb het er bij Lennard over gehad.”
Arjan zegt: “Oké, ik had je wel weg zien lopen. Kon je het even kwijt?” Jacob knikt en antwoordt
bevestigend. Arjan vraagt aan Jacob waar hij mee bezig was in werkzaamheden. Ze wisselen hier
kort over uit, waarna Jacob naar boven gaat en aan de slag gaat.
67
Taxi
Het is donderdagochtend en de werkdag is net begonnen. Danny zit aan de koffietafel. Hij zit met de
rug naar het werkhok van Tiemo toe, de plek waar hij altijd aan tafel zit. De zon schijnt door de
overheaddeur op de tafel. Om Danny heen liggen in een brede cirkel links voor hem zijn rugzak en
een blauwe map met ingekleurde kleurplaten, recht voor hem zijn jas en rechts van hem staat zijn
tekendoos. Vlak voor hem liggen een paar geprinte kleurplaten van paaseieren. Vanochtend heeft
Danny een gesprek elders. Dit gesprek is er één uit een serie gesprekken naar aanleiding van eerder
grensoverschrijdend gedrag van seksuele aard door Danny. Dit gesprek heeft Danny met begeleider
Remco. Het gesprek is afgelopen weken niet doorgegaan. Naar aanleiding van dit
grensoverschrijdende gedrag naar een andere deelnemer toe is er een afspraak tussen Danny en zijn
begeleiders gemaakt dat hij altijd in het zicht van de begeleiding blijft.
Bij binnenkomst in de Werkplaats heeft Danny even contact gemaakt met Arjan over dat hij
vanochtend een gesprek heeft. Arjan wist ervan en laat aan Danny weten dat hij even gaat uitzoeken
hoe het geregeld is. Danny zit te tekenen aan tafel. Door de ruimte klinkt met luide stem: “Danny!”.
Danny’s romp gaat omhoog en hij kijkt op in de richting van Arjan die bij de deuropening staat. Arjan:
“Ik ga even voor jou checken ja.” Danny roept terug: “Ja, ik blijf wel ja.” Arjan loopt de deur uit.
Danny kijkt hem na en gaat vervolgens verder met zijn tekening.
Na een paar minuten komt Arjan de werkruimte weer in en loopt naar Danny toe. Danny stopt met
tekenen en kijkt op naar Arjan die naast hem is gaan staan. Arjan tegen Danny: “Ralf kan jou ophalen,
maar niet wegbrengen.” Danny met luidere stem: “Maar dan kom ik te laat!” Zijn ogen staan wijd
open. Arjan: “Daar kan ik niks aan doen, dat is dan de schuld van de taxi.” Danny: “Dan kan hij toch
ook om 10.00 uur komen?” “Het wordt rond half elf”, zegt Arjan en hij loopt naar de te schuren
banken. Het is dan 9.20 uur. Danny zet zijn hoofdtelefoontje op en zet zijn mp3-speler aan. Hij pakt
zijn jas van de tafel en hangt deze op de kapstok. Hij blijft even staan en zit wat aan zijn mp3-speler.
Arjan staat op vier meter afstand van Danny, doet oordoppen in en gaat met de elektrische
schuurmachine de bovenkant van een houten bank schuren. Danny kijkt even naar Arjan en gaat
vervolgens zitten aan tafel en gaat tekenen. Er klinkt luide hardcore muziek uit zijn hoofdtelefoontje.
In de werkruimte vindt een gesprekje plaats tussen anderen vlakbij de koffietafel. Arjan gaat er even
bij staan en praat met hen. Danny volgt vanuit zijn ooghoeken Arjan en pakt zijn telefoontje uit zijn
broekzak. Hij drukt op een paar knopjes en houdt het telefoontje onder zijn hand op tafel en kijkt
naar zijn kleurwerk. Arjan staat op anderhalve meter achter hem te praten en kijkt naar wat Danny
doet. Danny haalt het telefoontje onder zijn hand vandaan, drukt op een knop, kijkt ernaar en doet
hem weer in zijn rechter broekzak en gaat weer kleuren.
Het is tegen 10.00 uur en het is bijna koffiepauze. Arjan loopt op Danny af die nog aan de tafel zit. Hij
heeft zijn tekenspul opgeborgen. Arjan staat vlak naast Danny en zegt: “Gaat het weer een beetje?”.
Danny kijkt Arjan aan en zegt: “Ja. ” Arjan: “Ben je een beetje zenuwachtig? Het is ook lang geleden
hè?” Danny zucht even diep en knikt. Arjan: “Nou, je kent Remco, je weet waar het over gaat. Je
hoeft je geen zorgen te maken.” Danny kijkt omhoog met grote opengesperde ogen, hij knippert er
niet mee. Hij zegt: “Ik weet niet goed hoe het komt.” Arjan legt zijn hand op de schouder van Danny,
kijkt hem en antwoordt: “Je weet dat je erheen gebracht wordt en dat Remco daar is.” Danny kijkt
naar zijn tekening en zegt, al kijkend naar de tekening: “Deze is mooi geworden, hè?” Arjan en Danny
68
praten samen verder over de tekeningen en de afbeeldingen die erop staan. Arjan klopt hem op zijn
schouder en loopt de werkruimte in. Danny doet zijn hoofdtelefoontje op.
Het is koffietijd. Tiemo gaat naast Danny zitten en zegt: “Heb je het gehoord van Pim?” Danny kijkt
Tiemo aan en doet één oordopje uit aan de kant waar Tiemo zit. Tiemo zegt: “Hij is weggelopen naar
Amsterdam.” Danny zegt op luide toon: “Dat zou ik ook doen, dat zou ik ook doen, liever daar dan
hier.” Tiemo: “Hij is door de politie opgepakt.” Danny lacht hardop en zegt lachend: “Dat zou ik ook
doen, naar Amsterdam gaan.” Arjan loopt naar de koffietafel en gaat vlak naast Danny staan
koffiedrinken. Danny gaat koffiedrinken en kijkt rond en luistert naar de gesprekken die er over tafel
gaan.
Na de koffie kijkt Danny zittend aan tafel rond door de werkruimte. Hij staat na één minuut op en
kijkt door de half openstaande overheaddeur naar buiten. En gaat weer zitten. Na tien seconden
staat hij weer op, doet zijn handen in zijn broekzakken en heeft een kort gesprekje met Helmut over
emailadressen. Hij kijkt vervolgens weer rond en neemt een paar passen in de richting van Arjan die
op vier meter afstand met de elektrische schuurmachine aan een bank staat te schuren. Danny buigt
iets voorover en kijkt ernaar. Dan kijkt hij kort naar het gezicht van Arjan die naar het schuurwerk
kijkt. Arjan fluit met de muziek mee. Danny loopt weer naar de overheaddeur en kijkt erdoor. Hij
pakt een stoel bij de koffietafel en zet deze elders in de werkruimte. Hij loopt weer terug naar de
overheaddeur en kijkt erdoor. Hij loopt een aantal malen heen en weer door de werkruimte. Danny
loopt door naar het werkhok van Tiemo en benoemt naar Tiemo dat er een mooie auto aan de
overkant van de weg staat. Arjan loopt op Danny af en zegt hem Tiemo even rustig te laten werken
en doet de deur van Tiemo’s werkhok op een kier na dicht. Arjan gaat weer verder met schuren.
Danny loopt op hem af en zegt: “Dat gaat helemaal top Arjan”, om vervolgens weer naar de
overheaddeur te lopen en erdoor te kijken. Arjan lacht even als Danny een opmerking naar hem toe
maakt over dat hij denkt dat de stofzuiger die Arjan wilde gebruiken vast vol is. Arjan zegt lachend:
“Ik word een beetje moe van je, word je ook moe van jezelf?” “Nee hoor”, antwoordt Danny met een
lachend geluid en met aangespannen spieren in zijn gezicht.
Danny loopt daarna weer twee keer naar de overheaddeur om erdoor te kijken. Hij gaat op zijn vaste
plek aan de koffietafel zitten. Het is dan 10.40 uur en Danny kijkt voor zich uit. Om 10.41 uur staat
Danny op en kijkt door de overheaddeur naar buiten, om vervolgens de werkruimte in te lopen. Hij
herhaalt dit meteen daarna nog een keer. Om 10.43 uur loopt hij met snelle pas naar de
overheaddeur en kijkt erdoor. Hij neemt een paar passen naar de stoel aan tafel en gaat zitten. Een
minuut later, om 10.44 uur staat hij weer op en loopt naar de overheaddeur en loopt terug de
werkruimte in met zijn handen in zijn broekzakken. Zijn ogen wisselen steeds sneller van kijkrichting.
Na een halve minuut gaat hij weer naar overheaddeur en kijkt erdoor. Danny roept door werkruimte:
“Arjan, Arjan!” Arjan kijkt op in richting van Danny en zegt: “Je weet dat ze ook om kwart voor elf
kunnen komen. Er kan een kwartier verschil in zitten.” Danny ademt wat sneller en wrijft een paar
keer kort over zijn neus. Hij kijkt nog even snel door de overheaddeur en loopt op Arjan af. Daar blijft
hij een paar seconden staan en kijkt naar Arjan die schuurt en stofzuigt, om daarna meteen weer
naar de overheaddeur te lopen. Het is dan 10.45 uur en hij kijkt tien seconden naar buiten. Hij
neemt twee stappen de werkruimte in en kijkt een paar seconden rond. Meteen daarna stapt hij
weer naar de overheaddeur toe. Hij kijkt heel kort naar buiten en weer de werkruimte in. Na een
paar seconden draait hij zich weer om naar de overheaddeur, kijkt erdoor en roept met luide stem:
“Arjan, Arjan, Arjan, Arjan!” en wijst door het raam van de overheaddeur. Arjan legt zijn
69
werkmateriaal neer en zegt gelijktijdig: “Ja, ik loop even mee naar de taxi.” Danny pakt met een
snelle beweging zijn tas en loopt op snelle pas naar buiten richting de taxi. De taxichauffeur stapt uit
en loopt om auto heen. Danny is zelf al snel in de auto gestapt. De taxichauffeur loopt terug naar het
chauffeursportier, stapt in en rijdt weg.
Tegen het eind van het middageten komt Danny weer binnen in de kantine. Hij kijkt rond. Arjan
merkt Danny meteen op bij binnenkomst en zegt tegen zijn collega´s aan de personeelstafel dat
Danny er veel meer ontspannen uitziet dan vanmorgen. Danny loopt even rond door de kantine en
loopt daarna richting Arjan aan de personeelstafel. Op zo´n tien meter afstand blijft hij staan doet
één wijsvinger omhoog en zegt: “Hé Arjan.”
Arjan reageert met: “Goed dat je je even meldt.” Danny gaat vervolgens karnemelk halen in de
kantine en begeeft zich onder de deelnemers.
Arjan vertelt in een gesprek aan het eind van de dag dat hij zich irriteert als er onduidelijkheid is voor
een deelnemer, zoals nu met het niet consequent laten doorgaan van deze afspraken voor Danny,
waardoor Danny gespannen wordt. Hij geeft aan dat er veel afstemming en overleg is met het
aanspreekpunt in de woning, wat ten goede komt aan hoe het met Danny gaat. Arjan verbreedt zijn
verhaal en geeft aan dat er veel professionaliteit en talent is binnen de gehele organisatie, en dat
veelal geprobeerd wordt om de dingen die zich voordoen ook intern op te lossen. Hoewel Arjan dit
als heel positief beleeft, vraagt hij zich ook wel eens af of ze soms niet eerder ‘knopen moeten
doorhakken’ en bijvoorbeeld hulp van buiten de organisatie moeten inzetten, wat de kwaliteit van
zorg voor de deelnemers ten goede kan komen.
Staking
Het is aan het begin van de ochtend en alle deelnemers worden door Gerben en Arjan aan het werk
gezet. Sommige deelnemers hebben hun eigen werkzaamheden en bezigheden en gaan op eigen
initiatief hiermee aan de slag. Als bijna iedereen om 9.00 uur is begonnen met zijn activiteiten vraagt
Arjan aan Hedde: “Hedde, waar was jij mee bezig?” Hedde antwoordt mopperend over het last
hebben van het stof. Arjan vraagt hem of hij wil schoffelen. In reactie op deze vraag zegt Hedde:
“Buiten werken vind ik klotewerk.” Hij blijft zitten aan de tafel die achter het bureau staat. Na een
paar minuten vraagt Gerben aan zowel Hedde als Rafael waar ze mee bezig waren. Rafael gaat aan
de slag met zijn werkzaamheden. Hedde blijft voor zich uitkijken en geeft geen antwoord op de
vraag. GertArjan komt met zijn werkje aan de tafel staan en vraagt aan Gerben hoe hij het moet
doen. Gerben vraagt hem wat hij hier gisteren met Arjan over afgesproken heeft en zegt: “Kijk zelf
even wat je kunt doen.” GertArjan blijft hetzelfde vragen. Gerben zegt hem dat Damian hem
misschien wel even helpen wil. Damian laat op afstand weten dit niet te willen. Gerben loopt de
werkruimte in. GertArjan staat bij de tafel, richt zich tot Hedde die nog aan tafel zit en zegt: “Kan jij
me op weg helpen Hedde?” Hedde blijft voor zich uitkijken en antwoordt: “Nee, dat weet ik niet. Je
moet wachten tot Arjan er is.” GertArjan laat toch de afbeelding zien waar hij mee aan de slag wil.
Hedde kijkt er een seconde na en zegt met luidere stem: “Jaháaa, je moet het met Arjan doen!” Hij
draait zich van GertArjan af en kijkt weg.
70
Het is 9.35 uur en Gerben loopt op Hedde af die nog aan de tafel zit en vraagt: “Wat ga jij doen?”.
Hedde verheft zijn stem, roept het werk niet leuk te vinden en loopt met snelle pas naar de
koffietafel. Hij laat zich in een stoel vallen en doet zijn vingers op zijn oren. Gerben loopt achter hem
aan en gaat naast hem staan. Hedde doet zijn vingers van zijn oren af. Gerben maant met een lager
stemgeluid Hedde aan het werk te gaan. Hij blijft nog even zitten aan tafel waarna hij opstaat en bij
de ingang van de Werkplaats de toiletrollen om zijn vingers doet. Hij loopt ermee naar Tristan om er
samen geintjes over te maken. Arjan loopt achter Hedde langs en zegt: “Ga es aan het werk, het is
hier geen feest.” Hedde zet de toiletrollen weg en gaat weer aan de tafel zitten die achter het bureau
staat. Arjan kijkt in zijn richting. Hedde kijkt naar Arjan en zegt: “Ik ben vandaag in staking.” Arjan
zegt: “Dan moet je een briefje inleveren bij de FNV.” Hedde fronst zijn wenkbrauwen en vraagt: “Bij
de wat?” Arjan antwoordt: “Bij de vakbond.” Arjan loopt op Hedde af en wenkt hem met zijn arm en
zegt: “Kom op jongen.” Arjan zet een eerste stap in de richting van de werkbank. Hedde staat op en
loopt achter Arjan aan. Wanneer ze beide bij de werkbank staan wijst Arjan rond en zegt: “Zie je,
iedereen werkt.” Hedde kijkt rond en zegt tegen Arjan: “Maar ik moest even op adem komen.” Arjan
reageert: “Ik zie geen zweet op je voorhoofd vriend.” Arjan pakt een te schuren plank en een
handschuurblok, legt deze op de werkbank, en schuurt heen en weer. Hij zegt ondertussen tegen
Hedde: “Zo ziet werken eruit.” Hedde kijkt Arjan aan. Arjan geeft het handschuurblok aan Hedde.
Hedde pakt deze aan en gaat schuren.
Na twintig minuten schuren afgewisseld met rondkijken door de werkruimte, neemt hij de plank in
zijn hand en loopt ermee naar het bureau. Hij zet deze op de grond bij het bureau en houdt ‘m vast
met één hand. Hij kijkt Arjan aan die achter het bureau zit en zegt: “Ik ben klaar”. Arjan kijkt hem
aan en vraagt: “Als je er met je hand overheen gaat, komen er dan splinters in je hand?” Hedde voelt
over zijn plank. Arjan gaat staan, voelt ook over de plank en zegt: “De randen moet je nog schuren.
Kijk hier en hier.” Hij neemt de plank in zijn hand en wenkt met zijn andere hand en zegt: “Kom.”
Arjan loopt naar de werkbank met Hedde achter hem aan, legt de plank erop en schuurt een stukje
op de randen. Hij overhandigt het handschuurblok met de woorden: “Nu jij.” Hedde schuurt verder.
Arjan geeft hem een zachte klap op zijn rug en zegt: “Goed zo, jongen.” Hedde schuurt even extra
hard.
Met Hedde is de afspraak dat hij op de werkdagen binnen de Werkplaats ’s ochtends werkt en ’s
middags iets voor zichzelf kan doen. In de middagen gaat Hedde zelfstandig aan de slag. Hij heeft
dan een plannetje over wat hij wil maken en gaat hier bij binnenkomst in de werkruimte zo snel
mogelijk mee aan de slag. Vandaag heeft hij een drietal kleine keien meegenomen die los lagen voor
het activiteitencentrum. Hij verft ze en kleurt ze daarna deels met krijt. Zijn aandacht is grotendeels
gericht op wat hij aan het doen is. Wanneer het pauze is, gaat hij graag door met waar hij mee bezig
is. Zijn begeleiders maken hem er dan attent op even pauze te nemen.
71
2.4 Bespreking van het observatieverslag
van De Werkplaats
Verslag van de gesprekken tussen het kwaliteitspanel en de geobserveerde teams van De
Schreuderhuizen en De Zeeg
Locatie: Hoofdgebouw van De Schreuderhuizen te Arnhem
Datum: 08/06/2012
Het aanwezige kwaliteitspanel bestaat uit:
-
Hans Reinders, voorzitter
Rogier Vroegindeweij, contractmanager bij zorgkantoor Menzis
Gineke, teamleider op Laag-Soeren (De Schreuderhuizen)
Dorine Navis, kwaliteitsfunctionaris bij de Schreuderhuizen en de Zeeg
Roelof Zwier, bestuurder De Schreuderhuizen
Gerda, voorzitter van de cliëntenraad van De Schreuderhuizen
Gondie Siemelink, orthopedagoog De Schreuderhuizen
Fred Volkers, lid cliëntenraad de Zeeg
Karin Leutscher, hoofd voorzieningen van de Zeeg
Overleg binnen het kwaliteitspanel
Na een voorstelronde legt Hans het kwaliteitspanel eerst de werkwijze van de dag uit. In de
ochtend zal het kwaliteitspanel de observatieverslagen met elkaar bespreken. Hier wordt
een selectie uit gemaakt van beelden die het panel waardeert en beelden waar het panel
vragen bij heeft. Deze waardering en vragen worden vervolgens in de middag naar de teams
uitgesproken. Tijdens het ochtendoverleg zal duidelijk worden afgesproken wie in de
middag welk beeld aan het team voorlegt. Dit om onduidelijkheid te voorkomen en een
goed verloop van het gesprek te stimuleren. Vervolgens zullen in de middag de vier
(afvaardigingen van de) teams één voor één op gesprek komen. Hans: “De teams komen hier
niet om examen te doen, ze krijgen geen cijfer; hoogstens wat huiswerk. Het gesprek dat wij
met hen voeren geeft handvaten en vooral aanleiding om verder te onderzoeken. Daarom is
het van belang dat wij vragen zo formuleren dat hun gedachten op gang komen en we hen
aan het praten krijgen.” Naast de waardering en vragen vanuit het kwaliteitspanel zal Hans
de teams ook nog twee algemene vragen voorleggen:
3. Staan jullie als team goed op de foto?
4. Wat hebben jullie als team aan dit verslag?
72
Woonlocatie de Werkplaats (De Schreuderhuizen)
De afvaardiging van de Werkplaats bestaat uit Bas (teamleider), Jan (activiteitenbegeleider)
en Theo (activiteitenbegeleider). Het kwaliteitspanel legt het team eerst de momenten van
waardering uit:
Tafel (p. 54-56)
Olaf is de zoon van Gerda en is werkzaam op de Werkplaats. Tegen het team zegt ze: “Ik was
erg verrast door de liefde en aandacht die door het verhaal loopt. Wanneer ik bij jullie
binnenloop zie ik dit niet altijd terug en daarom vond ik het erg mooi om te lezen.”
Tafel (p.54-56)
Gondie: “Ik vind het mooi om te zien hoe ze hoe de begeleiding hier om gaat met Rebecca
die heel boos is omdat het niet gaat hoe ze denkt dat het gaat. Goed dat er concrete uitleg
wordt gegeven van dingen die niet zo concreet zijn. Het sluit goed aan bij het begripsniveau
en helpt om minder angstig te zijn, het helpt ontspannen. Mooi ook dat het daarna concreet
wordt afgerond door er een streep onder te zetten.”
Jaargesprek (p. 59-60)
Roelof: “ Mooi hoe er in dit beeld wordt overlegd met Damian wie op wat let. Je ziet hoe dat
opgepakt wordt en hoe Damian inziet dat hij het zelf ook kan. Er zit hier een stukje positieve
feedback in en het maakt hem baas van zijn eigen agenda. Ik vind het heel volwassen wat
daar gebeurt.”
Multimedia (p.63-65)
Hans: “Ik vind dit verhaal over film maken heel goed. De opbouw, de manier waarop het
uitgewerkt wordt, echt vakwerk. ” Gerda vult hem aan en zegt: “Dat vond ik ook. Mooi dat
de begeleiding begint zonder belemmeringen te bedenken. Ze zijn niet te voorzichtig en je
ziet dat daar resultaat van komt.”
Tekendoos (p.52)
Fred: “Mijn complimenten voor de manier waarop hier wordt gestimuleerd om de doos te
herstellen. Je ziet hoe je iemand er toe kunt brengen om de tekendoos zelf te herstellen. De
manier waarop dit gedaan wordt, de verschillende stapjes, erg mooi.”
IJzer (p.62-63)
Hans: “Het beeld met betrekking tot de vinger van GertArjan vond ik ook mooi. Mooi hoe de
tijd wordt genomen om met hem te schrijven, te oefenen met de lange ij en korte ei. Dit
beeld laat volgens mij zien dat het goed zit met het geduld.”
Na het uitspreken van de waardering legt Hans het team de twee vragen voor:
1. Staan jullie goed op de foto?
Het team geeft aan zichzelf te herkennen in de beelden. Jan: “Ik herken het gelijk, je
hebt meteen door over welke deelnemers het gaat. Ik vind dat er goed is gekeken,
73
het is heel gedetailleerd weergegeven en ik vond het fijn om terug te lezen.”
Bas: “Ik vond het ontzettend knap hoe het weergegeven is. Het was makkelijk te
lezen, ik kon de situaties zo terughalen. Ook de beelden van mijn collega’s; zoals ik ze
ken, zo staat het er. Dus in dat opzicht waren er geen verassingen.”
Jan vult hem aan: “Ik vond de rol van Ina ook heel bijzonder en uniek. Ze is echt
onzichtbaar geweest en had geen mening. Ze bewoog zich natuurlijk wel door de
ruimte maar de deelnemers haalden daar totaal geen afleiding uit. Ze deed het op
een sublieme manier en hoorde er echt bij.”
2. Wat hebben jullie als team aan dit verslag gehad?
Bas: “Dit verslag is een stuk reflectie van de manier waarop wij handelen, van de
manier waar op wij met cliënten omgaan. Uit het verslag komt naar voren dat veel
door elkaar heen loopt, daar kunnen we meer in sturen. Daarnaast kunnen we meer
tijd geven aan bepaalde cliënten, en dan aan anderen ook aangeven dat we daar
mee bezig zijn.”
Dan vraagt Hans hem of er onverwachte dingen in het verslag stonden of
punten waar in de toekomst meer aandacht aan besteed kan worden maar dit is niet
het geval zegt Bas.
Dan legt het kwaliteitspanel het team de beelden voor waar zij vragen bij heeft:
Stofwolken (p. 65-66)
Karin: “Harry houdt duidelijk van zagen en verzamelt daar veel stof mee. In dit beeld wordt
hem verteld dat hij geen stof mag verspreiden maar wanneer hij het toch doet krijgt hij veel
ruimte. Ik krijg het gevoel dat hij zich hier op een uitdagende manier gedraagt. Het lijkt alsof
hij het expres nog een keer doet wanneer hij ziet dat de leiding hem ziet. Zie ik dit goed?”
Jan: “Harry heeft hier ontzettend veel plezier in en het heeft weinig nut om boos te
worden. Hij vermaakt zich uitstekend met het zagen en het stof.” Theo vult hem aan: “Dit is
een manier van schoonmaken voor Harry, het is echt geen pesten.”
Karin vraagt hen waar de bodem dan zit. Jan: “Het is soms wel storend voor de
andere bewoners. De enige oplossing is eigenlijk om hem buiten te zetten maar dat gaat niet.
Maar het is niet zo erg als het hier staat. Je zou het kunnen zien als een ritueel. Harry maakt
stof en wij zeggen er iets van. Daarbij is Harry maar één dag per week bij ons, het valt echt
mee.”
Bumper (p. 50-51)
Fred: “Het lijkt of Tiemo van de hak op de tak gaat wat betreft zijn werkzaamheden. Ik krijg
het idee dat hij, wanneer hij net lekker bezig is, uit zijn werkzaamheden wordt gehaald en
dat de begeleiding per moment bepaalt wat hij doet. Wat is hier op het beleid?”
Jan: “Wij houden Tiemo graag in de ruimte omdat we hem daarmee een stukje
veiligheid bieden. Tiemo springt van de hak op de tak, is kort te motiveren maar als hij dan
iets leuk vindt is hij op een punt van enthousiasme dat het bijna obsessief wordt. Hij is
handig maar kan activiteiten sociaal emotioneel nauwelijks aan. Hij is eigenlijk net een rivier,
74
en af en toe moet je hem binnen zijn oevers houden.”
Ergens anders in het observatieverslag staat ook dat Tiemo zo maar ineens weg zou
kunnen zijn. Het panel besprak dit in de ochtend met elkaar en in de middag vraagt Hans het
team hier naar. Jan antwoordt dat het een winst is als Tiemo er is en de dag door komt. Bas
zegt dat Tiemo ook altijd extra welkom wordt geheten en dat hij tot nu toe nog elke dag
komt. Theo: “Eigenlijk moeten we Tiemo voortdurend vertellen dat hij het hier fijn heeft en
dat werkt wel.”
Taxi (p. 68-70)
Hans: “In dit beeld zie je dat Danny zich zorgen maakt. Danny zou opgehaald worden door
de taxi, de taxi is verlaat; je ziet voortdurend de spanningsopbouw en de loze tijd. Is dit een
situatie waar bewust over is nagedacht? Met betrekking tot hoe je daar op reageert?”
Jan: “Ja, dit is een bewuste keuze. Ondanks dat Danny veel structuur nodig heeft
willen we hem laten weten dat het nu eenmaal zo is en dat we er niets aan kunnen
veranderen.”
Hans: “Ook zien we in dit beeld dat er onduidelijkheid bestaat over de gesprekken
met betrekking tot seksueel overschrijdend gedrag van Danny. Worden deze niet consequent
uitgevoerd of weten de begeleiders niet welke afspraken zijn gemaakt?”
Jan: “Deze afspraken zijn inmiddels gemaakt maar in de observatieperiode was er
inderdaad veel onduidelijkheid.”
Hans: “Eén van jullie heeft gezegd dat het verstandig zou zijn als voor bepaalde
dingen deskundigheid van buiten zou worden gehaald?”
Jan: “Ja, dat klopt. We begeleiden hem nu op de huid. Dat vind ik prima maar hij
heeft wel hulp nodig en als dat hier niet lukt dan moeten we naar buiten.”
Bij de bespreking van dit beeld door het panel in de ochtend, werd het panel verrast door
het feit dat de begeleiders van de Werkplaats niets opschrijven wanneer ze hun werklocatie
verlaten waardoor geen overdracht plaats vindt. De afstemming tussen Arjan en Gerben
werd binnen het panel als mooi gezien maar riep ook vragen op. Voornamelijk of, en hoe, de
Werkplaats kan voortbestaan wanneer Arjan weg valt. Arjen schrijft namelijk niets op. Hans
vraagt het team hier naar: “Iets opschrijven is een middel om via woorden een spiegel en
herinnering te creëren, maar er wordt door jullie nergens beschreven wat voor ontwikkeling
er is. Hoe zien jullie dat?”
Jan: “Er wordt wel gedocumenteerd maar de ervaring is volgens mij belangrijker.
Wanneer jij wilt weten hoe een citroen smaakt kan ik je dat wel vertellen, maar pas wanneer
je de citroen zelf eet weet je hoe hij smaakt.”
Karin: “Maar als ik dit verslag zo lees zijn die mannen wel heel erg afhankelijk van
jullie. Als invaller heb je toch een basis nodig, een startpunt om mee te werken. Jullie hebben
iets heel moois en het zou zonde zijn wanneer dat verloren gaat. Wat gebeurd er wanneer ik
één van jullie plaats moet innemen, of wat gebeurd er wanneer jullie allebei wegvallen? ”
Jan: “Dan zouden we een goede overdracht geven en jij zou een tijdje mee moeten lopen.”
75
Tafel (p.54-56)
Als moeder van Olaf vraagt Gerda zich in het ochtendoverleg af hoeveel zakjes Olaf eigenlijk
per uur maakt omdat dit duidelijk invloed heeft op zijn ademhaling. Er wordt besloten dat
Hans deze vraag aan het team stelt. Als hij dit doet antwoord Jan: “Ik heb het idee dat Olaf
bij dit beeld al wat onrust in zich had, zijn werktafel werd die dag namelijk geschilderd. Maar
ik heb dit verder eigenlijk nooit opgemerkt, ik heb geen idee hoeveel zakjes hij per uur
maakt.” Bas: “Ik vind het een hele goede vraag maar denk niet dat iemand hier antwoord op
heeft. Dit gaan we zeker in de gaten houden.”
Dan geeft Hans aan dat het gesprek is afgelopen en vraagt het team hoe zij het gesprek
heeft ervaren.
Bas: “Ik vond het erg interessant. Het is een mooi proces en levert zeker dingen op.
Mooi om te horen wat voor complimenten daar uit naar voren komen. Het opschrijven is wel
een thema, daar moeten we mee aan de slag. Wel lastig, juist omdat het zo goed gaat.”
76
2.5 Evaluatie Kwaliteitspanel
Evaluatie binnen het kwaliteitspanel
De observatieverslagen
In de ochtend vraagt Hans de leden van het kwaliteitspanel wat zij van de
observatieverslagen vonden en of zij er eventueel nog commentaar op hebben:
Rogier: “Ik vind het erg knap hoe de verslagen zijn gemaakt. Je krijgt echt een beeld
en ziet voor je wat gebeurt.” Gerda: “Ik vond het lezen erg tegenvallen. Ik had onderschat
hoeveel tijd het zou kosten en viel er eerlijk gezegd bij in slaap. Woonlocatie De Zeeg vond ik
het moeilijkst om te lezen.” Karin springt daar op in en zegt dat binnen de Zeeg ook enige
onvrede bestaat over de manier waarop ze op beeld zijn gezet. Daarnaast wordt ook
getwijfeld aan de objectiviteit: “Er wordt bijvoorbeeld erg suggestief geschreven met
betrekking tot het zorgplan van Arga. Er zou weinig perspectief zijn terwijl het team daar
naar mijn idee juist erg veel voor doet. En zo zijn er nog wel meer beelden die suggestief
overkwamen.” Hans zegt dat dit hem ook was opgevallen en dat nog een keer goed naar dit
verslag gekeken gaat worden.
Dan vraagt Hans de leden van het panel wat zij vinden van het gebruik van citaten in de
observatieverslagen:
Rogier: “Een beschrijving, zoals bij de Werkplaats, waar weinig citaten worden
gebruikt is makkelijker te lezen.” Fred: “Maar citaten zijn volgens mij wel van belang bij het
creëren van een beeld. Daardoor blijft namelijk minder ruimte over voor de interpretatie van
de schrijver. Citaten geven een specifiek beeld omdat ze letterlijk weergeven wat er op een
bepaald moment gebeurt.”
De gesprekken met de teams
Wanneer het kwaliteitspanel in gesprek is geweest met alle vier de teams vraagt Hans hen
hoe zij de verslagen vonden en hoe het was om lid van het kwaliteitspanel te zijn.
Roelof: “Nu we met iedereen gesproken hebben denk ik dat de kwaliteit van zo’n
verslag er voor een deel niet toe doet. De verslagen geven informatie waarmee je op een
leuke manier met mensen in gesprek kunt raken. Daardoor gaat het nu eindelijk weer over
de kwaliteit in de zorg, eindelijk.”
Karin: “Ik zei eerder op de dag dat ik dit nooit meer zal doen maar kom daar nu op
terug. Ik vind het een mooi project en heb ontzettend veel geleerd. De dubbelrol die ik had
vond ik wel lastig dus als panellid moet je wel echt zorgen dat je niet op de observaties staat.”
Dan vraagt Hans hoe het panel vindt dat ze het vandaag gedaan hebben:
77
Fred: “Ik vind dat we het goed gedaan hebben met een mooi resultaat. Ik kreeg het gevoel
dat het bij de teams goed werd ontvangen, er was geen groep die de hakken in het zand
zette.” Roelof: “Ik vond het ook uitdagend. Vooral met de teams van de Zeeg omdat ik die
situaties nog niet kende.” Karin: “Ik heb ook het gevoel dat we als panel de teams op
bepaalde momenten hebben kunnen raken.”
Hans zegt dat hij de teams nog even kort wil nalopen en het panel concludeert dat de
Kaleidoscoop het meest kwetsbaar was. Mark leek erg zenuwachtig en was vrijwel alleen
aan het woord. Wilma was voortdurend aan het schrijven. Het panel vond dat dit team open
stond, daarbij goed had gekeken naar het verslag en eventuele verbeterpunten.
Het panel vond de Werkplaats het minst kritisch en minst resultaatgericht. De vraag van Olaf
trof duidelijk wel. Gerda geeft aan dat ze hoopt dat dit Bas aanleiding geeft om nog eens
goed naar het verslag te kijken, dit ook omdat hij aan het begin van het gesprek aan gaf
weinig verassende dingen te hebben gezien.
Het panel vond het team van Woonlocatie de Zeeg heel open. Het team had daarbij al veel
nagedacht over het verslag. Opvallend was de verbouwing die de grote verklaring bleek voor
dingen die wat rommelig waren en het panel stelt dat datgene wat beschreven is daarmee
in feite een verkeerd beeld geeft. Het feit dat de Zeeg en de Wingerd een grote afvaardiging
had maakte dat de gesprekken meer in balans waren vindt Roelof. Het werd hierdoor een
groepsgesprek, en dit was in mindere mate zo tijdens het gesprek met de Kaleidoscoop en
Werkplaats. Het gesprek met de Wingerd gaf volgens Gerda aan dat zij het als panel goed
gedaan hebben.
78
3. Observaties en het kwaliteitspanel van
De Zeeg
79
3.1 Woonlocatie De Wingerd
Organisatie De Zeeg
Door Fleur Uitentuis
80
Inleiding
Aan de rand van Arnhem-Zuid, middenin een woonwijk met rijtjeshuizen, staat De Wingerd.
De Wingerd ligt aan een in principe autoloze straat, waar de weg net breed genoeg is voor
een auto. Regelmatig staat er een auto van bewoners uit de straat om bijvoorbeeld iets uit
te laden, maar parkeren is niet mogelijk en de straat is halverwege door paaltjes
onderbroken. De rijtjeshuizen zijn aaneengesloten en staan ongeveer zes meter van de
straat af. Alle woningen hebben een schuur op hun erf staan, maar verschillen soms van
elkaar door een uitbouw van het huis aan de voorkant.
Aan de buitenkant is De Wingerd niet te onderscheiden van andere woningen, behalve dat
er op het moment door verbouwingen een oranje verplaatsbare wc op het erf staat. Bij
binnenkomst is duidelijk dat het niet om een gewone woning draait: er zijn twee woningen
verbonden aan elkaar. De Wingerd heeft dus twee voordeuren en twee schuurtjes, maar
een gezamenlijke achtertuin, keuken en een doorgang tussen de woon- en eetkamer. De
bovenverdiepingen zijn gescheiden: er zijn twee trappenhuizen, waarbij zich aan beide
zijden van de woning op de eerste verdieping vier kamers en een badkamer bevinden en op
de zolderverdieping een kamer is.
De eetkamer is L-vormig. Er staan twee langwerpige houten tafels met een naturelkleurig
kleed erover. De ene tafel staat bij het raam, de ander haaks daarop langs de muur, welke
grenst met de buren. Aan deze tafel staan zes stoelen, drie aan elke lange zijde. Aan de
andere tafel staan vier stoelen, een aan elke zijde. In de hoek, achter de tafel bij het raam,
staat een koelkast, een laag tafeltje en een lage kast. Daarop bevinden zich het
koffiezetapparaat, de waterkoker en een thee- en koffiedoos. Langs het raam in de
vensterbank staan een aantal planten. In de andere punt van de L bevindt zich de
computerkast. Deze is normaliter gesloten, behalve als een medewerker op de computer
aan het werk is. Naast de computerkast bevindt zich de wasmand. Aan de andere zijde van
de computerkast is de deur naar de woonkamer. Ook de kattenbak, mand en krabpaal staan
daar.
De woonkamer heeft dezelfde L-vorm als de eetkamer. Aan de wand grenzend aan de
eetkamer en het linker trappenhuis is een tv-meubel met een flatscreen-tv daarop. Rechts
van de televisie staat een leren stoel, iets schuin van de muur af. Voor het tv-meubel is een
salontafel. Aan de raamzijde van de woonkamer staan twee stoelen, waarbij achter de
stoelen ongeveer een meter loopruimte vrij is. Aan de keukenzijde van de woonkamer staat
een bank tegen de muur. Een tweede bank staat tussen bank en stoelen in, op de hoogte
van de muur, waar het tweede gedeelte van de L zich bevindt. Achter deze bank staat een
bureau, waarop een telefoon staat. Tegen de buitenmuur bevinden zich nog twee stoelen.
Deze staan in een donker gedeelte van de kamer, aangezien hier geen raam zit. Ze bevinden
zich daarnaast ook achter de tweede bank.
81
Op het moment van observeren vindt er een grote verbouwing plaats op De Wingerd. Van
de vroegere twee keukens wordt nu een keuken gemaakt. Daarbij wordt aan de linkerzijde
van de woning een rookruimte en een wasruimte gerealiseerd. De beide zolderkamers
worden opgeknapt, wat halverwege de observatieperiode afgerond wordt. Aan het eind van
de observaties wordt begonnen met het verbouwen van de eetkamer. De woonkamer zal
enige tijd later volgen. De keuken is op dat moment gedeeltelijk af. Deze verbouwing heeft
invloed op het dagritme. Waar normaliter wordt gekookt en gegeten op de woning zelf,
gebeurt dit nu op de hoofdlocatie. Een van de bewoners heeft tijdelijk op de hoofdlocatie
gelogeerd, omdat haar kamer werd opgeknapt.
Bewoners
Er wonen zes vrouwen op De Wingerd in de leeftijd van 40 tot ongeveer 50 jaar. Allen
hebben een licht verstandelijke beperking. De focus op de woning ligt op begeleiding. Bij
een aantal is ook de verzorging een aandachtspunt. Medewerkers geven aan dat het
voornamelijk belangrijk is om de sfeer onderling in de gaten te houden. Veel bewoners zijn
redelijk zelfstandig, maar onderling kunnen irritaties ontstaan waarbij moet kunnen worden
ingegrepen.
Alie, een vrouw van midden 50, heeft een gedeelte van de observatieperiode gelogeerd op
de hoofdlocatie van De Zeeg. Zij at op dat moment enkel ’s avonds mee en was in het
weekend overdag op De Wingerd. Een aantal medewerkers beschrijft haar als bazig of
bemoeizuchtig: Alie zou graag de rol van de medewerkers over willen nemen. Volgens Kate
is dit vaak een teken dat Alie iets probeert te verbergen. Alie werkt bij de sociale werkplaats.
Paula is een grijzende vrouw die een bril draagt. Volgens de medewerkers is ze snel afgeleid,
waardoor ze regelmatig aangespoord moet worden. Zo wordt er op donderdagavond om
22.00 aan haar gevraagd of ze naar boven gaat: “Paula, als je nu naar bed gaat, lig je er nog
niet voor half twaalf in.” Paula gaat op elke vraag van andere bewoners in en wordt ook zeer
regelmatig aangesproken door andere bewoners.
Jeanine is een vrouw van 45 met het syndroom van Down. Ze werkt op de sociale
werkplaats. Jeanine lijkt erg zelfstandig, maar op sociaal-emotioneel gebied blijft ze achter.
Medewerkers geven aan dat ze momenteel waarschijnlijk in het beginstadium zit van
dementie. Jeanine houdt van een grapje
Arga is 45. Ze valt op het eerste gezicht vooral op door haar van voor naar achter
schommelen terwijl ze zit. Arga draagt een bril en heeft een overbeet. Ook haar taalgebruik
is opvallend: ze wisselt in haar praten van de eerste naar de derde persoon en andersom.
82
Wies is 50. Ze valt op door haar veelvuldig praten. Ook wanneer ze alleen is praat ze. Kate:
“Wies praat om gebeurtenissen en plannen te begrijpen. Door te praten begrijpt ze beter
wat er om haar heen gebeurt.” Dit roept echter wel reacties op van andere bewoners.
Tjitske valt op door haar gebogen houding. Haar schouders zijn opgetrokken en haar hoofd
is gebogen. Tjitske is warrig en geeft dit ook zelf aan. Medewerkers geven aan dat Tjitske
geïrriteerd kan reageren op Wies’ praten. Ze heeft niet in de gaten dat Wies tegen zichzelf
praat en denkt dat het aan haar gericht is.
Geen vaste bewoner van De Wingerd, maar wel op vaste tijden aanwezig, is Gradus. Hij
woont schuin tegenover De Wingerd in een andere woning die deel uitmaakt van De Zeeg.
Gradus eet daar door de week ’s avonds en slaapt daar. ’s Morgens ontbijt hij op De
Wingerd en is ook ’s avonds na het eten en in het weekend aanwezig. Gradus is een man
van midden 50. Hij vraagt zekerheid. Dit gaat over het eten, welke medewerker er dienst
heeft en wat andere bewoners gaan doen.
Regelmatig komt er een logé op De Wingerd. Dit is Dirkje. Zij heeft haar eigen kamer op de
Wingerd.
Medewerkers
Op De Zeeg zijn 47 medewerkers in dienst. De medewerkers die op de woongroepen
begeleiden worden op alle locaties ingezet. Medewerkers geven aan dat zij vaak beginnen
op een bepaalde locatie en dit langzamerhand verder uitgebreid wordt. In totaal heeft de
onderzoeker dertien verschillende medewerkers getroffen tijdens de observaties. De
zorgplannen zijn besproken met Kate, contactpersoon voor de onderzoeker. Zij heeft de
zorgplannen mede opgesteld.
Opbouw verslag
In overleg met De Zeeg is besloten in het bijzonder Arga te observeren. Zij is een bewoner
waar men als instelling trots op is door wat er met haar is bereikt. “Bij Arga is het elke dag
weer een uitdaging om te laten merken dat ze de vrijheid heeft om weg te gaan, maar dat
wij haar enorm zullen missen. Het is de uitdaging om haar het vertrouwen te geven wat wij
in haar hebben.”, zegt Kate.
Gradus is door De Zeeg aangedragen als complexe bewoner waar men weinig hoogte van
krijgt. De onderzoeker heeft echter besloten hem niet specifiek te observeren, omdat hij
veel observatiemomenten afwezig was. Dit gaf te weinig mogelijkheden een zo uitgebreid
mogelijk beeld van hem te kunnen schetsen.
83
Tjitske en Jeanine zijn de andere bewoners die extra zijn geobserveerd. Voor Tjitske is
gekozen vanwege haar grote hulpvraag op praktisch gebied en voor Jeanine juist vanwege
haar ogenschijnlijke zelfstandigheid.
Eerst zullen een aantal algemene observaties worden beschreven, welke niet specifiek
verbonden zijn aan Arga, Tjitske en Jeanine. Daarna zullen deze drie bewoners individueel
verder uitgelicht worden.
Observaties
Vragen
Het is even voor half acht. Gradus en Paula zitten aan tafel aan hun ontbijt. “Komt Machteld
vandaag?” vraagt Gradus aan Paula. Paula draait zich naar Gradus. “Ja, ja, Machteld komt
vandaag”, antwoordt ze. “Gaan we sporten vandaag?” vraagt Gradus weer aan haar. “Ja,
we gaan sporten vanmiddag”, antwoordt Paula, terwijl ze naar Gradus kijkt. Ze draait zich
terug en wil weer een hap brood nemen. “Is er ook zwemmen vanavond?” wil Gradus weten.
“Ja, Gradus”, antwoordt Paula, voor ze een hap brood neemt, “vanavond is er zwemmen.”
“Ga jij ook zwemmen, Paula?” vraagt Gradus. “Nee, ik ga niet zwemmen”, antwoordt ze. Het
is even stil. Paula snijdt een stukje van haar brood af en prikt deze met haar vork op. Dan
stopt ze het stukje in haar mond. Gradus kijkt even voor zich. Dan kijkt hij weer naar Paula.
“Paula”, vraagt hij. “Machteld komt vandaag toch?” Paula maakt haar mond leeg en draait
zich naar Gradus. “Ja”, antwoordt ze, “Machteld komt vandaag.” “Ga jij ook zwemmen
vanavond?” wil Gradus weten. “Nee, nee, ik ga niet zwemmen vanavond”, antwoordt Paula.
“Machteld komt vandaag, toch?” vraagt Gradus weer. Dan reageert Hadewich. “Gradus, kijk
eens even.” Gradus kijkt naar Hadewich. Hadewich houdt haar hand om hoog. Ze steekt een
vinger op, terwijl ze zegt: “Machteld komt vandaag.” Dan steekt ze een tweede vinger op:
“Paula gaat vanmiddag mee sporten en dus vanavond niet zwemmen. Dan hoef je het niet
meer te vragen.” Gradus buigt zich weer over zijn bord en eet een paar happen.
Het is een halve minuut stil. Hadewich loopt naar de gang. Dan richt Gradus zich tot Paula:
“Komt Machteld vanmorgen ook?” “Gradus”, klinkt Hadewich vanuit de gang, “we gaan het
nu niet meer vragen. Dan kan Paula ook even eten. Ga maar even bij de anderen zitten.”
Hadewich komt de eetkamer weer ingelopen. “En dit dan?” vraagt Gradus. Hij knikt naar de
melkpakken op tafel. “Dat ruimen we dan zo wel op”, antwoordt Hadewich. Gradus staat op.
Hij heeft twee plastic borden in zijn hand. “Die mogen in de prullenbak hè Gradus”, zegt
Hadewich. “Dat zijn plastic borden.” Gradus loopt naar de vuilnisbak en gooit de borden weg.
Dan kijkt hij naar de tafel. “Moet daar geen kleed op?” vraagt hij aan Paula. “Straks, Gradus”,
antwoordt Paula. Hadewich staat bij de deuropening van de gang. Ze richt zich tot Gradus:
“Kom anders maar even mee naar boven, Gradus. Dan kan je me even helpen.” Gradus loopt
naar Hadewich toe en gaat achter haar aan naar boven.
84
Gradus en Hadewich komen weer beneden. Gradus pakt een plastic bekertje weg bij Paula’s
bord. Hij laat het zien aan Hadewich. “Kijk”, zegt hij, “deze is nog schoon, is niet gebruikt.”
Hadewich kijkt naar het bekertje. “Heeft Paula daar geen water uit gedronken?” vraagt ze
aan Gradus. Paula knikt. “Ja”, zegt ze. “Dan is hij niet meer schoon en gaat hij niet meer bij
de andere bekertjes”, antwoordt Hadewich. “Gooi maar weg, Gradus”, zegt ze tegen Gradus.
Gradus loopt naar de vuilnisbak en gooit het bekertje weg. “Goed zo, Gradus”, zegt Paula
tegen hem. Gradus kijkt naar de tafel. “Moet dit kleed erop?” vraagt hij aan Paula. “Dat
komt zo wel, Gradus”, antwoordt Paula. Gradus loopt naar de woonkamer en gaat daar op
de bank zitten.
Een paar minuten later roept Hadewich vanuit de eetkamer Gradus: “Gradus, kan je me
even helpen?” Gradus komt aanlopen. “Kan je me helpen met de vuilniszak?” vraagt
Hadewich aan hem. Ze pakt een zak, schudt deze open en geeft hem aan Gradus. “Hou je
hem even open?” vraagt ze aan Gradus. Gradus houdt de vuilniszak open, terwijl Hadewich
beddengoed uit de wasmand erin stopt. “Ik heb mijn beddengoed er nog niet afgehaald”,
zegt Gradus tegen Hadewich. “Jouw beddengoed komt morgen”, zegt Hadewich tegen hem.
“Moet de was naar De Zeeg?” vraagt Gradus dan. “Dat komt morgen pas”, antwoordt
Hadewich. “Op vrijdag kan de was naar De Zeeg.”
Om kwart voor acht richt Gradus zich tot Hadewich. “Morgen gaan we naar de Posbank,
toch?” vraagt hij aan haar. Hadewich kijkt Gradus aan: “Als je het zo goed zelf weet, waarom
vraag je het dan Gradus? Dat heet vragen naar de bekende weg.” “Maar morgenochtend ga
ik eerst naar de mannenclub, toch?”, wil Gradus weten. “Ja”, antwoordt Hadewich, “en na
de mannenclub gaan jullie naar de Posbank.” Gradus kijkt naar de tafel. “Moet dit kleed
erop?”, vraagt hij aan Hadewich. “Ja, dat klopt”, zegt ze tegen Gradus, “maar eerst vegen we
de kruimels nog van tafel.” Ze veegt de kruimels van tafel, terwijl Gradus naar de
woonkamer loopt. Dan legt Hadewich het kleed op de tafel.
Het is tien voor acht. “Gradus, kan je me nog een keer helpen met de was?”, vraagt
Hadewich vanuit de deuropening tussen de eet- en woonkamer. Gradus loopt naar de
eetkamer toe. Hadewich heeft een vuilniszak in haar hand en schudt deze los. Dan geeft ze
de vuilniszak aan Gradus. Hij houdt de zak open, terwijl Hadewich meer beddengoed uit de
wasmand in de vuilniszak stopt. “Moet de was naar De Zeeg?”, vraagt Gradus aan Hadewich.
“Op vrijdag gaat de was pas naar De Zeeg. Morgen dus”, antwoordt Hadewich. Gradus kijkt
naar de tafel waar hij net aan heeft gegeten. “Moet daar geen kleed op?”, vraagt hij. “Je
mag me zo helpen”, antwoordt Hadewich. “Eerst doe ik de was aan.” Hadewich loopt naar
boven.
Gradus gaat in de woonkamer zitten, bij Arga, Wies, Tjitske en Paula. Hij kijkt naar de
televisie. Om acht uur gaat de bel en staat Wies op. “Ajuu”, zegt ze, terwijl ze naar de deur
85
loopt. “Ajuu”, antwoordt Paula. Hadewich komt beneden en gaat bij de overgebleven
bewoners zitten in de woonkamer. Gradus vraagt iets. Dit doet hij mompelend, waardoor de
onderzoeker het niet kan verstaan. Hadewich staat op en loopt naar de stoel waar Gradus
zit. Ze leunt op de rugleuning. “Gradus”, zegt ze tegen hem, terwijl ze zich om hem heen
buigt. “Nu gaan we eventjes tien minuten de mond dichthouden.” “Ja maar…”, begint
Gradus, maar hij wordt onderbroken door Hadewich. “Je bedenkt steeds weer wat anders”,
zegt ze tegen hem. “Eerst moet de keuken af en nu lijkt het me een goed idee dat je tien
minuten stil bent.” Hadewich komt overeind en gaat weer zitten. Gradus kijkt voor zich uit.
De lunch
Annie zit aan tafel met Arga en Tjitske. Ze laat hen hun eigen brood smeren voor de lunch.
Als Gradus de eetkamer binnenkomt, richt Annie zich tot hem. “Gradus, ga je even op de
bank zitten in de andere kamer? Ik roep je zo om je brood te smeren.” Gradus draait zich om
en gaat naar de woonkamer. “Even goed uitsmeren Arga”, zegt Annie tegen Arga, die boter
op haar brood doet. Arga steekt haar mes nogmaals in het boterkuipje. “Nee Arga, niet
teveel boter. Dat is hartstikke vet”, zegt Annie tegen haar. “Dat doen er meer hè”, antwoordt
Arga. “Ja”, zegt Annie. “Daarom zit ik ook hier.” Arga smeert haar brood verder, terwijl
Annie opstaat en kokend water in de theepot schenkt. “Je was ook niet boos hè. Dat kan
gebeuren hè”, begint Arga tegen Annie te praten. Annie reageert: “Was ik boos dan?” “Nee
toch”, antwoordt Arga en ze vervolgt: “Een tijd geleden was ik wel boos hè.” “Wanneer
dan?”, wil Annie weten. “Bij het ontbijt. Toen was ik boos op jullie om het brood.”
Wanneer Arga en Tjitske klaar zijn met het smeren van hun brood worden Gradus en Paula
geroepen. Zij nemen nu plaats aan tafel, terwijl Arga en Tjitske hun bord en beker
meenemen naar de woonkamer. Alie komt binnen en gaat naast de tafel staan kijken. Annie
richt zich tot haar: “Alie, even wachten. Je mag zo je brood smeren.” Alie blijft staan kijken.
“Mag ik de kaas?”, vraagt Gradus. “Wil je de kaas?”, reageert Alie op hem en buigt zich naar
de tafel toe. “Alie, ik regel het allemaal even”, zegt Annie tegen Alie, terwijl ze zich naar haar
omdraait op haar stoel. “Ga maar even daar zitten.” Annie wijst naar de woonkamer. “Ik blijf
hier wel even rustig staan”, zegt Alie tegen Annie. Ze heeft een flauwe glimlach om haar
lippen. “Alie”, vraagt Annie nogmaals, “Wil je even daar gaan zitten. Ik roep je zo. Gradus
moest dat ook van mij.” “Ik ga wel even daar zitten”, reageert Alie, terwijl ze naar de andere
tafel loopt en daar op een stoel aan de muurzijde gaat zitten. Zo heeft ze overzicht over de
gehele kamer. Alie glimlacht. “Wat ben jij vervelend zeg! Je gaat als laatst je brood smeren”,
zegt Annie tegen haar. Alie blijft glimlachend voor zich uit kijken. Een paar minuten later:
“We moeten straks…” “ALIE!” onderbreekt Annie Alie met stemverheffing. “Ik ben hier bezig,
wil je even stil zijn!” Alie draait zich iets om in de stoel en blijft glimlachend voor zich uit
kijken.
86
Als Paula en Gradus hun brood hebben gesmeerd staan ze op en gaan ze naar de
woonkamer met hun bord en beker. Annie roept Wies en Jeanine om aan tafel te komen.
Tijdens het smeren van haar brood begint Wies haar al ingeschonken melk te drinken.
“Wies”, zegt Annie tegen haar, “we wachten even op iedereen tot we gaan eten.” “Ik drink
alleen maar”, reageert Wies en neemt nog een slok. “Ook daar wachten we even mee op
elkaar”, zegt Annie.
Wanneer Jeanine haar boterhammen gesmeerd heeft pakt ze een cracker. Annie richt zich
tot haar. “O Jeanine. We doen nog even wachten met het crackertje. Dadelijk bij de tweede
ronde mag je peperkoek of een crackertje.” “Oh”, is de reactie van Jeanine, die de cracker in
de lucht houdt. “Anders wordt het bord zo vol”, zegt Annie tegen haar. “Het past er nog wel
naast”, zegt Jeanine. “Leg hem toch maar even terug”, zegt Annie. “Dan pakken we hem
straks weer.” Jeanine slaakt een diepe zucht en legt het crackertje terug.
Als Jeanine en Wies klaar zijn met het smeren van hun brood gaan ze naar de woonkamer.
Annie doet de deur tussen de woon- en eetkamer dicht en gaat weer aan tafel zitten. Alie
komt erbij aan tafel, waarna Annie zich tot haar richt. “Nou Alie, waarom deed je nou zo”,
zegt ze met haar armen over elkaar. “Ik wilde gezellig hier wachten”, antwoordt Alie. “Maar
ik vind het vervelend en we hebben de afspraak om hier te wachten.” “Maar het mag ook
hier”, zegt Alie tegen Annie. “Nee, Alie, dat mag niet”, zegt Annie. “Je bent niet de leiding, ík
ben de leiding.” Alie glimlacht: “Dat weet ik.” “Nee, dat weet je niet”, reageert Annie, “want
anders had je dat wel gedaan. Dan hoef je niet te lachen, want ik ben wel een beetje boos.”
Alie’s lach verdwijnt. “Jij hoeft het niet te regelen”, gaat Annie verder, “daarom ben ik hier.”
“Dat wéét ik”, zegt Alie. “Nee, dat weet je niet, want anders had je het niet gedaan”,
reageert Annie.
Wanneer Alie haar brood heeft gesmeerd loopt ze samen met Annie naar de woonkamer.
“Arga, kom je even prikken”, vraagt Annie aan Arga. Arga staat op en loopt naar de
eetkamerdeur. “We moeten even wachten tot Arga terug is”, zegt Alie, terwijl ze naar de
andere bewoners kijkt. “Alie, wat heb ik nou net gezegd!” Annie draait zich naar Alie toe
vanuit de deuropening. “Jij bent niet de leiding, ík bepaal wat er gebeurt.” “Maar we moeten
toch even wachten op Arga”, reageert Alie op haar. “Dat bepaal ik, Alie”, zegt Annie,
alvorens ze de deur tussen de woon- en eetkamer dichtdoet.
Tuinieren
Het is zaterdagmiddag. De bewoners van De Wingerd hebben net hun lunch gegeten op
nummer 21 en zijn nu in huis. Boven is Wies aan het douchen met hulp van Gijs. Arga zit op
haar kamer. Alie is buiten in de achtertuin. Ze veegt alle bladeren op een hoop, beginnend
bij de linkerkant van de tuin. Daar haalt ze eerst met een bezem de bladeren tussen de
struiken vandaan. Na een kwartier komt Alie binnen. “He Gradus, Gradus, kom je me even
87
helpen?”, vraagt ze aan Gradus, die in een stoel in de woonkamer zit. “Waarmee dan?”, wil
Gradus weten. “Met de bladeren. En de tuinstoelen.” Alie loopt weer naar buiten en gaat
verder met vegen. Gradus loopt achter Alie aan naar buiten. Dan gaat hij weer naar binnen,
richting de gang. Vijf minuten later komt hij terug. Hij rolt een groencontainer achter zich
aan door de woon- en eetkamer naar de achterdeur. Dan gaat hij naar buiten en zet de
groencontainer naast een andere groencontainer neer. “En wat moet ik er nou mee?”,
vraagt hij aan Alie, die stug doorveegt. “Nou”, zegt Alie, “opvegen!” “Waarmee?”, vraagt
Gradus. “Nou, met stoffer en blik”, antwoordt Alie. Ze gaat verder met vegen. Gradus blijft
nog even staan kijken en gaat dan met de stoffer en blik wat buiten ligt de bladeren in de
container doen.
Tjitske loopt naar buiten en kijkt toe hoe Gradus de bladeren in de groencontainer gooit en
Alie aan het vegen is. Na vijf minuten vraagt Gradus aan haar: “Kom je helpen met de
bladeren?” “Ik weet niet waarmee”, antwoordt Tjitske. “Oh”, zegt Gradus en gaat verder
met het opvegen van de bladeren. Tjitske blijft kijken.
Alie zet de bezem weg. Ze pakt met haar handen een hoop bladeren van de grond en werpt
ze in de container. Ze kijkt niet naar Gradus en Tjitske. Tjitske kijkt even naar Alie en gaat
dan ook de bladeren met haar handen in de container gooien. Gradus stopt met het
bladeren opvegen en kijkt naar de dames.
Tjitske en Gradus kijken naar Alie, die inmiddels weer is gaan vegen. Alie draait zich naar
Gradus toe. Gradus heeft de stoffer en blik in zijn hand. Hij houdt het blik voor zich en
beweegt het heen en weer, terwijl hij naar Alie kijkt. Het blik beweegt onafhankelijk van het
handvat. “Heb je hem kapotgemaakt?” vraagt Alie. “Dan moet je een andere vragen.”
Gradus loopt naar binnen, naar de woonkamer. “Waar is Gijs?”, vraagt hij aan Wies, die in
de tussentijd in de woonkamer is gaan zitten. “Weet niet”, antwoordt Wies. Gradus loopt via
de eetkamer naar de andere gang en komt daarna weer naar de achtertuin. “Er is geen
andere”, zegt hij tegen Alie. “Dan moet je het vragen”, zegt Alie. “Ik kan Gijs niet vinden”,
antwoordt Gradus. Alie loopt naar binnen, naar de gang waar Gradus als laatst is geweest.
De onderzoeker hoort haar rommelen. Binnen tien seconden komt ze terug met een ander
blik en legt deze buiten neer. “Gradus, je hebt stoffer en blik”, zegt ze en gaat verder met
vegen. Gradus pakt het blik en kijkt toe hoe Alie veegt. “Moet dat er allemaal nog in?”,
vraagt hij terwijl hij naar de twee bijna gevulde containers kijkt. “Dan moet je het
aandouwen”, antwoordt Alie. Ze loopt naar de containers en drukt de bladeren met haar
handen aan. De bladeren zakken zo’n twintig tot dertig centimeter naar beneden. Daarna
pakt ze de bezem weer op en gaat verder met het bij elkaar vegen van de bladeren.
Langzaamaan begint Gradus bladeren op te pakken en in de container te gooien.
Gradus is gestopt met het opvegen van bladeren. Hij zegt iets onverstaanbaars tegen Alie.
Zij antwoordt: “Dan haal je hem van eenentwintig.” Gradus loopt door de eet- en
woonkamer naar de voordeur en komt terug met een derde groencontainer. Hij rijdt deze
88
door het huis naar de achtertuin. Gijs komt achter Gradus aan naar buiten en kijkt naar Alie,
Tjitske en Gradus. Gradus mompelt. “Dat klopt toch”, antwoordt Gijs tegen hem. “Nu zijn
het er drie.” Gijs kijkt nog even hoe de drie bewoners aan het werk zijn in de tuin. Dan gaat
hij naar binnen om Arga te helpen met het klaarzetten van kopjes voor de koffie.
Na de koffie gaan Gradus, Tjitske en Alie weer naar buiten. Gijs zit nog even in de
woonkamer. Hij kijkt door het raam toe hoe ze de bladeren opruimen. “Goh”, zegt hij tegen
de onderzoeker, “Gradus is zowaar aan het helpen.” “Ja”, zegt de onderzoeker. “Die is door
Alie aan het werk gezet.” “Dat is waarschijnlijk beter dan wanneer ik het zeg”, reageert Gijs
daarop.
Gradus komt naar binnen en mompelt iets tegen Gijs. “Goh, zijn ze alle drie al vol?”, vraagt
Gijs aan hem. Hij loopt de achtertuin in. Gradus volgt hem. Gijs drukt de bladeren in de drie
groencontainers aan. “Zo, dan kan er nog wat bij”, zegt hij tegen Gradus. Dan geeft Gijs
Tjitske een bezem. “Veeg je dit naar Alie toe?”, vraagt hij aan haar. “Als je alles die kant op
veegt kan Gradus het in de bak stoppen.” Tjitske pakt de bezem aan en begint de bladeren
op de hoop bij Alie te vegen. Gradus schept intussen de bladeren in de containers.
Ontbijt klaarmaken
Het is een doordeweekse ochtend. Op wisselende tijden komen de bewoners van De
Wingerd beneden voor het ontbijt. Om half zeven bijvoorbeeld zit Jeanine aan het ontbijt,
terwijl Tjitske rond half acht gaat eten. Op een van de tafels staan plastic borden. Op elk
bord ligt een ander plastic bord, omgekeerd. Daartussen ligt brood. Het brood van Tjitske en
Gradus is in kleine stukjes gesneden. Er liggen ongeveer zestien stukjes op hun bord. Bij het
ontbijt krijgen zij een vork, waarmee ze de stukjes opprikken en in hun mond stoppen. Het
brood van de anderen is gesmeerd, maar nog niet gesneden. Zij snijden dit zelf. Er staan een
aantal broodtrommels klaar. Deze zijn gevuld met belegde boterhammen.
Het is een andere doordeweekse ochtend. Op het moment dat een bewoner aan tafel komt
voor het ontbijt loopt de medewerker van die dag naar de koelkast en pakt een
boterhamzakje met brood daarin. Het brood is gesmeerd, doormidden gesneden en dubbel
geklapt. De bewoners krijgen een bord aangereikt, waarop ze hun brood leggen alvorens het
op te eten. Er staan een aantal broodtrommels klaar met gesmeerde boterhammen.
Op weer een andere doordeweekse ochtend staan er plastic borden klaar met losse sneetjes
brood. Daarbij staan er op de borden kleine bakjes, van ongeveer vijf centimeter doorsnee.
Daarin zit spread of chocoladepasta. Bij een aantal borden ligt er een boterhamzakje met
plakken vleeswaren of kaas. Op het moment dat een bewoner aan de ontbijttafel komt
zitten krijgt deze het voor haar bestemde bord en smeert zelf het brood, waarna ze het
opeten. Ook wordt er zelf brood gesmeerd wat in een broodtrommel meegaat naar het
werk.
89
Wat opvalt tijdens de observaties ’s morgens, is dat het ontbijt op verschillende manieren
wordt ingedeeld. Brood wordt klaargemaakt door de medewerker of zelf gesmeerd door de
bewoners. Annet geeft aan: “Het is de afspraak dat wij het brood smeren voor de bewoners.”
Dit staat haaks op de uitleg van Annabel over het ontbijt: “De bewoners smeren zelf hun
brood. Wel is vastgelegd wat ze eten, omdat het grootste deel van de bewoners ‘lijners’ zijn.
Het beleg wordt daarom in kleine bakjes gedaan, waarna ze het zelf op hun brood kunnen
smeren.” Meerdere medewerkers die het brood smeren voor de bewoners geven aan dat
dit ook met de verbouwing te maken heeft. Zo zegt Dagmar: “Momenteel maak ik het brood
klaar. Normaal doen ze dat zelf, maar met de verbouwing is het onrustig. Doordat we boven
moeten afwassen raakt een aantal in de stress wanneer ze hun bord en bestek niet weg
kunnen zetten en kunnen afspoelen. Daarom smeer ik nu het brood.”
Arga
“Toen woonde ik hier niet graag. Nu nog niet, maar ja… Je kunt wel gaan, maar dan is je plek
weg. En je kunt niet alleen even op de koffie. Dus ja… Je bent vrij om te gaan, het is hier geen
gevangenis zoals op ’s Koonings Jaght.” (Arga)
Arga is een vrouw van 43. Ze heeft kort, blond-rossig haar en draagt een bril. Haar
onderkaak staat wat naar achteren. Vaak heeft Arga een rood gezicht en rode vlekken in
haar hals. Haar houding is recht, maar ze heeft een opvallend ronde buik. Wanneer Arga
loopt neemt ze kleine stappen vergeleken met haar lengte. Als ze zit schommelt Arga
regelmatig van voor naar achter. Dit doet ze in verschillende mate. Bij een lichte
schommelende beweging heeft ze de punt van een zakdoek of van haar blouse vast,
waarmee ze wriemelt met haar duimen en wijsvingers. Arga kan ook krachtiger schommelen.
Ze drukt dan haar handen in haar bovenbenen met een masserende beweging. Deze druk
op haar bovenbenen kan licht zijn, maar ook zeer krachtig.
Bloed prikken
Om 7.05 komt Arga beneden, de eetkamer in. “Goedemorgen”, zegt ze. Ze loopt naar de
tafel en pakt een beker en een pak melk. Ze schenkt de melk in.
“Arga, had je er aan gedacht dat je vanmorgen niet mag eten?”, vraagt Hadewich aan Arga.
“Ja.”
“Goed zo.”
“Maar straks op De Zeeg mag het wel hè?”
“Ja. Maar we gaan eerst bloedprikken.”
“Ik mag alleen thee en melk.”, zegt Arga, en ze loopt met haar beker melk naar de
woonkamer, waar ze tv gaat kijken.
90
Nadat alle andere bewoners naar hun dagbesteding zijn lopen Hadewich en Arga naar De
Zeeg. Ze zetten daar ook Paula af, die op De Zeeg haar dagbesteding heeft. Hadewich haalt
de autosleutels en loopt met Arga naar de auto. Ze houdt de deur voor Arga open en laat
haar instappen. Dan kijkt ze of Arga haar gordel omdoet en doet de deur dicht. Hadewich
stapt achter het stuur en rijdt richting het prikpunt. “Hadden ze beter op vrijdag kunnen
plannen”, zegt Arga in de auto. “Dan had ik lang weekend.” Ze kijkt recht voor zich.
Hadewich antwoordt: “Je kunt ook denken, morgen maar een dagje.”
Om 8.40 uur zijn ze bij de prikpost. Er hangt een indringende geur in het gebouw. Arga en
Hadewich nemen plaats in een kleine wachtruimte, van ongeveer 9 vierkante meter. Tegen
de wand staat een bank voor maximaal vier personen, welke uitkijkt op een balie. Haaks op
de bank en balie staat tegen de andere wand nog een kortere bank. Hierop passen exact
drie mensen. Arga en Hadewich zitten op de bank tegenover de balie. Hadewich zit links van
Arga, naast een tafeltje met tijdschriften. In de hoek van de ruimte, tussen beide banken in,
is nog een tafeltje met tijdschriften, waarboven een folder rek hangt. “Mag ik een blad?”,
vraagt Arga aan de onderzoeker, terwijl ze naar het bovenste tijdschrift van de stapel kijkt.
De onderzoeker geeft het tijdschrift aan. Hadewich staat op. “Ik ga even mijn jas uitdoen. Jij
ook, Arga?” “Doe ik straks wel”, antwoordt Arga. Ze bladert in het tijdschrift. “Dit is geen
modeblad”, zegt ze en legt het tijdschrift terug. Hadewich komt de wachtruime weer binnen
en gaat naast Arga zitten. Arga kijkt recht voor zich en begint te schommelen. “Het duurt
niet zo lang meer hè.”, zegt ze, terwijl ze voor zich uit blijft kijken.
“We moeten even op onze beurt wachten”, antwoordt Hadewich.
“Ik ga zo wel aan tafel zitten. Het moet wel leuk blijven.”
“Ja.”
“Dan mag ik straks een kopje koffie.”
“Een kopje koffie en een kopje melk. Dat heb je wel verdiend.”
Hadewich en Arga kijken beide voor zich uit. Arga’s handen drukken met het schommelen
stevig in haar bovenbenen. Het lijkt alsof ze haar handen afzet tijdens het naar voren
bewegen. Elke schommelbeweging duurt ongeveer een seconde.
8.48 uur: “Is poes nog bij jou geweest vannacht?”, vraagt Hadewich.
“Nee”, antwoordt Arga.
“Wat ga je doen vandaag?”
“Weet ik nog niet. Dat mag hè?”
“Ja natuurlijk.”
“We zijn zo aan de beurt hè?”
“Ja. Eerst zijn er nog twee mensen. Die meneer en die mevrouw. Dan zijn wij.” Hadewich
knikt naar de man en vrouw die bij binnenkomst in de wachtkamer zaten.
“Ja”
91
8.51 uur: “Ik moet zo pilletjes nemen hè?”, vraagt Arga. “Ja”, antwoordt Hadewich. “Mooi
boeket hè.” “Huh?” Arga kijkt naar Hadewich. “Mooi boeket hè.” Hadewich knikt naar de
balie, waar een vaas met bloemen op staat. “Ja, mooi boeketje”. Arga staat op, terwijl ze
naar het tafeltje met tijdschriften loopt. “Even kijken of er nog een modeblad is.” Ze pakt
een blad. “Ja, gevonden”, zegt ze en gaat weer zitten. Na een halve minuut bladeren legt ze
het tijdschrift weer terug op het tafeltje. Arga staart voor zich uit en schommelt, terwijl ze
haar handen met een krachtige beweging in haar bovenbenen drukt. “Het moet niet
kunnen”, zegt ze. “Op de Fransiscusweg hoefde ik nooit bloed te prikken.”“Nee”, antwoordt
Hadewich, terwijl ze naar Arga kijkt. “Maar toen was je ook nog veel jonger.” “Ja. Dan had ik
jou niet gekend hè.” “Nee”, zegt Hadewich. Arga blijft schommelen en voor zich uit kijken,
ook tijdens het praten. Om 8.55 praat ze verder: “En dan zo lekker kopje koffie, kopje thee
en dan mag je een boterhammetje eten. Als je wil neem je lekker een dagje vrij.” Arga draait
haar hoofd naar Hadewich en gaat verder: “Volgende week ga ik een dagje weg.” “Ja?”,
reageert Hadewich. “Met Wendela.” Daarop draait Arga haar hoofd terug en kijkt weer voor
zich uit.
8.57 uur: Hadewich richt zich tot Arga. “Ga anders alvast je jas uitdoen. Je bent zo aan de
beurt.” “Oja.” Arga staat op en trekt haar jas uit. Ze kijkt om zich heen. “Waar moet ik hem
ophangen?” vraagt ze aan Hadewich. Hadewich wijst: “Daar is de kapstok.” Arga loopt de
wachtruimte uit en hangt haar jas op. Dan gaat ze de wachtkamer weer in en loopt naar het
folder rek. Ze kijkt naar de folders. “Kijk, dat zijn ook enge ziektes.” Ze is even stil. “Die heb ik
niet, gelukkig niet. Niet iedereen hoeft ze te hebben.” Dan gaat Arga weer zitten en begint
hevig te schommelen.
9.01 uur: Arga: “Ik ben moe.”
“Dat gaat zo weer over als je gegeten hebt”, reageert Hadewich. Arga mompelt iets over
ene Jenny.
“Jenny komt niet meer. Die is ergens anders gaan werken.”
“Wilde ze niet meer?”
“Ze is bij haar vriend gaan wonen.”
“Wou ze niet? Was het te ver weg?”
“Ja, het was te ver om te rijden.”
Arga is weer stil. Hadewich haalt uit haar tas een aantal pasjes.
9.03 uur: “Ik heb het warm hier”, begint Arga, “het is hier niet koud. Moet ik helemaal
moeite doen om wakker te blijven.”
9.06 uur: “Tjongejonge”, zegt Arga. Ze begint met de nagel van haar wijsvinger in haar duim
te prikken.
“Bijna”, reageert Hadewich op haar.
92
“Jaja”, antwoordt Arga. Het klinkt alsof ze er niets van gelooft. Op dat moment komt een
verpleegster om de hoek van de wachtkamer kijken met de mededeling dat de volgende
mag komen. Meteen staat Arga op en loopt de kamer uit, achter de verpleegster aan.
De verpleegster gaat links een deur door, een kamertje in. Het is ongeveer negen vierkante
meter groot. Er staat een onderzoeksbank tegenover de deur. Links tegen de achterwand
hangt een kast. Vlak daaronder staat een klein tafeltje met een stoel ernaast. Arga gaat in
de stoel zitten. Hadewich geeft de pasjes aan de verpleegster. Daarna pakt ze een stoel die
naast de deur stond en schuift iets naar Arga toe. Arga stroopt haar mouw op. Hadewich
klopt op haar been. “Het gaat wel hoor”, zegt Arga tegen Hadewich. “Ja hè”, reageert
Hadewich, terwijl ze lacht.
Arga kijkt hoe de verpleegster de spuit klaarmaakt. Ze kijkt naar haar arm op het moment
dat de naald in haar arm gaat. “Au!”, zegt ze. “Het prikt altijd even.” Ondertussen blijft ze
kijken hoe het buisje zich vult met bloed. Als het prikken klaar is doet de verpleegster een
pleister op Arga’s arm. Arga drukt deze stevig aan.
“Zo”, zegt Arga als ze in de auto zit op weg naar de Zeeg. “Dan zo een broodje eten. Eerst
een kopje koffie, die heb ik wel verdiend.” “Die heb je wel verdiend”, reageert Hadewich op
Arga. “Dan ga ik jou zo eerst prikken. Dan haal ik daarna een kopje koffie voor je.” “En dan
neem ik straks weer een kopje melk. Je mag alles hebben. Dat heeft de diëtiste gezegd.”
Om 9.25 uur lopen Hadewich en Arga het kantoor binnen. Hadewich trekt de gordijnen dicht,
terwijl Arga haar broek losmaakt, deze laat zakken en op de bank gaat zitten. Hadewich pakt
het bakje met insulinespullen. “Dit been hè”, vraagt ze aan Arga, terwijl ze het linkerbeen
licht aanraakt. “Ja”, antwoordt Arga. Hadewich wrijft over het been van Arga heen. “Eerst
even masseren”, zegt ze. Daarna geeft ze aan dat ze gaat prikken. “Zo, klaar.” Arga staat op
en trekt haar broek weer aan. Terwijl Hadewich de spullen opruimt loopt Arga het kantoor
uit, richting de grote ruimte.
Wanneer Hadewich de grote ruimte binnenkomt, staat Arga bij het keukenblok. Ze heeft
een kop koffie in haar hand. Hadewich pakt een bord en bestek en legt dit op de tafel het
dichtst bij de deur. Daarna haalt ze twee boterhammen, spread en een kop karnemelk. Arga
komt aan tafel zitten met haar kop koffie. Ze smeert haar brood zelf, waarbij ze niet
schommelt. “Smeer je alvast de andere boterham?”, vraagt Hadewich aan haar. “Dan zet ik
het potje weer weg.” Arga pakt de boter en steekt haar mes in het kuipje. “Oh”, klinkt het,
terwijl ze het mes er weer uithaalt. Het kuipje is bijna leeg. “Zal ik het even doen? Dan ga ik
er nog even doorheen met het mes”, zegt Hadewich. Ze pakt het kuipje en het mes en
smeert het laatste beetje boter uit het kuipje op de boterham. Arga schommelt heen en
weer. De spread doet Arga zelf op haar boterham. “Zo is het genoeg hè, Arga”, reageert
Hadewich als er een grote klodder spread op Arga’s boterham zit. “Ja”, zegt Arga. Ze eet
haar brood op. Soms schommelt ze even.
93
Als het brood op is pakt Arga de karnemelk. Ze kijkt naar de onderzoeker. “Lekker”, zegt ze.
Ze glimlacht. Arga drinkt het kopje leeg, pakt het pak karnemelk en vult haar kopje bij. Dan
gaat ze achterover in haar stoel zitten. Haar linkerarm houdt ze op de elleboog van haar
rechterarm terwijl ze drinkt. Arga neemt een slok en doet dan de beker weer recht. Ze kijkt
naar de onderzoeker, neemt weer een slok en houdt de beker recht. Wanneer de tweede
kop karnemelk op is pakt Arga de koffie. Ze neemt een slok, beweegt haar kopje terug,
neemt een teug adem, dan een slok, het kopje weer recht en weer een teug adem. Zo drinkt
ze slok voor slok, terwijl ze naar de onderzoeker kijkt. Ze lacht en wijst op het bord waarop
wordt aangegeven wie wanneer dienst heeft die dag. “Allemaal foto’s”, zegt Arga. De
onderzoeker bevestigt dit, waarna Arga lacht en knikt.
“Zo.” Arga heeft haar koffie op. Ze staat op van haar stoel, pakt het bord en de kopjes en
loopt naar de keuken. Dan komt ze terug en pakt het pak karnemelk. Dan loopt ze ermee
naar de koelkast.
Ik ga weg
Arga zit op de bank. Ze wacht tot ze met elkaar naar De Zeeg gaan voor het avondeten. Arga
schommelt op haar plek, van voor naar achteren. De bank maakt door het schommelen een
krakend geluid. Arga’s schoen tikt tegen de vloer in het ritme van haar schommelen. In haar
rechterhand heeft ze een zakdoek die ze tussen haar duim, wijs- en middelvinger heen en
weer wrijft. Haar linkerhand is gebald tot een vuist.
“Ik heb er genoeg van hier. Ik ga hier weg”, zegt Arga ineens.
“Arga, houden we even op. Dat bespreek je maar met Kate”, reageert Jacinta.
“Ik ga toch weg. Ik vind het hier niet leuk. Misschien moet ik maar eens weggaan. Dan kan ik
niet meer op de koffie hè. Misschien moet ik dat maar eens gaan doen.”
“Arga, nu houden we er over op.”
“Misschien ga ik vanavond wel. Ik heb er genoeg van. Het gaat toch niet goed met mij.”
“Arga, we stoppen hier nu mee, en anders kan je morgen niet meer internetten.”
“Misschien ben ik er morgen niet meer. Ik denk dat ik vanavond ga.”
“Arga, als we nu niet stoppen schrijf ik het op voor Maaike.”
Arga staat op en loopt naar buiten.
Tijdens het lopen begint Arga opnieuw. “Ik ga hier weg. Misschien ben ik er morgen niet
meer, ik denk dat ik vanavond ga.” Ze loopt vooraan de groep op weg naar De Zeeg. Bij het
oversteken van de weg zegt Jacinta: “Je jas zit mooi, Arga. Je lijkt veel slanker.” “Hou er
maar over op”, reageert Arga zonder omkijken. “Je ziet wel of ik er vanavond nog ben.”
“Arga, ik gaf je een compliment”, zegt Jacinta glimlachend, maar Arga kijkt niet om.
Onverstoorbaar loopt ze door, terwijl ze zegt: “Ik wil er niks meer over horen. Je ziet wel wat
ik doe.”
94
Situaties zoals hierboven komen regelmatig voor. Vooral ’s middags na dagbesteding geeft
Arga vaak aan dat ze het niet leuk vindt op De Wingerd. Ze schommelt dan heftig en zegt dat
ze weg wil. Van alle medewerkers heeft de reactie eenzelfde: “Je weet dat je dan niet meer
kan terugkomen”. Arga geeft dit ook aan zonder dat medewerkers hier in het bijzonder op
ingaan. Ze kan dan niet meer op de koffie komen. Arga heeft na meerdere malen weglopen
aan het begin van haar verblijf op de Zeeg een verklaring getekend dat zij de volgende keer
niet meer terug kan komen. Ze is vrij om te gaan, maar haar plek op de Zeeg is dan weg.
Deze verklaring heeft zij in 1995 getekend. Sindsdien is Arga niet meer weggelopen. Wel
komt dit bijna elke dag ter sprake.
“Je weet wat er dan gebeurt”
Kwart over vier. Arga zit op de bank te schommelen. In een paar minuten tijd bouwt het
schommelen zich op van rustig schommelen tot zeer krachtig schommelen, waarbij ze haar
handen tot vuisten balt en ze deze bij elke schommelbeweging even optilt van haar benen.
Haar handen worden met kracht in haar bovenbenen geduwd. Arga wriemelt met haar hand
aan een zakdoek.
“Ik vind De Wingerd niet zo leuk, Sabrine”, zegt Arga, terwijl ze voor zich uit blijft kijken.
“Ja, dat weet ik”, antwoordt Sabrine.
“Ik wil terug naar De Wijk.”
“Dat weet ik. Maar je weet wat er dan gebeurt.”
“Ja, dat weet ik.”
“Ben je bij Jenny geweest vandaag?”
“Ja.”
“Was het leuk?”
Dan begint Arga te huilen. Sabrine loopt naar Arga toe en slaat een arm om haar heen.
“He, waarom moet je nou huilen?”, vraagt ze aan Arga. “Ik vind het helemaal niet leuk.
Wies… Paula had een eitje gepakt. Dat hoeft Wies niet tegen mij te zeggen in de bus. Dat
vindt Paula ook niet leuk.” Wies reageert op Arga: “Ik ben niet meer boos!”
“Maar dan moet ze het niet in het busje zeggen”, antwoordt Arga. “Misschien had Paula wel
honger vannacht. Dat kan.” “Maar Wies is niet meer boos hè”, reageert Sabrine op Arga.
“Dan hoef je niet meer verdrietig te zijn.” Arga stopt met schommelen. “Nee, zand erover”,
zegt ze, waarna ze vervolgt: “Maar Paula had misschien honger vannacht. Dat kan toch?”
“Arga”, reageert Sabrine, “We hebben het er nu over gehad hè.” “Nu is het klaar. We
moeten geen ruzie maken hè”, antwoordt Arga.
Twee minuten later zegt Arga: “Sabrine, we hebben geen ruzie meer hè.” “’t Is klaar”, zegt
Sabrine. “Het is nu over hè?”, zegt Arga nogmaals. “Sorry Arga”, zegt Wies tegen Arga. “’t Is
goed hoor, we hebben het er niet meer over”, antwoordt Arga. “Maar het was wel half vier
hè, vannacht. En Paula moet om half zeven op”, reageert Wies voor de laatste keer. Enkele
95
minuten later richt Arga zich tot Tjitske. “Ik ben het alweer vergeten, hè Tjitske. Zand erover.
Ruzie heb je niks aan. Het leven is al zuur genoeg.” Arga begint weer te schommelen, maar
met minder kracht dan voorheen. “Zand erover hè”, zegt ze voor de laatste maal.
Vroeger
Het is 16.40. Arga komt de grote ruimte van de Zeeg in lopen. Ze begint te huilen. Annabel
loopt haar richting op, maar loopt langs en gaat naar Tjitske toe, die in de zithoek bij de
televisie zit. Tjitske en Annabel zijn met elkaar in gesprek. Arga loopt verder en gaat zitten in
een stoel aan de rand van de zithoek. Ze huilt, doet haar bril af en veegt in haar ogen.
Regelmatig kijkt ze naar Annabel, die twee meter verderop tegenover Tjitske zit. Dan huilt
Arga weer verder.
16.42 uur: Annabel richt zich tot Arga. “Arga, is er wat waar je over wil praten?”, vraagt ze.
“Ik wil er graag over praten”, reageert Arga. “Ga maar even daar wachten”, zegt Annabel. Ze
wijst naar een deur in de hoek van de ruimte. Achter deze deur is een kamer waar onder
andere de dagbesteding wordt gegeven. Arga staat op en loopt naar deze kamer. Annabel
praat nog even verder met Tjitske en staat dan op. Ze loopt in de richting van de deur waar
Arga kort daarvoor naar binnen is gegaan. Op weg naar deze deur spreekt Aster haar aan.
“Aster”, zegt Annabel tegen haar, “ik kom zo bij jou. Ik zou eerst naar Arga gaan.” Annabel
loopt naar de deur, doet deze open en sluit hem achter zich.
In de kamer zit Arga aan een grote ovaalvormige tafel. Ze zit aan het hoofd, vlak bij een
keukenblok. Annabel gaat aan de linkerkant van Arga zitten. “Gaat het weer een beetje?”,
vraagt ze aan Arga. “Ja hoor”, antwoordt Arga, die licht snikt. “Waar kwam het in een keer
vandaan dan?”, vraagt Annabel aan haar.
“Ik zat een beetje op te proppen.”
“Hoe komt dat dan? Dat je zo verdrietig bent?”
“Ik zat een bietje aan vroeger te denken.” Arga is gestopt met snikken.
“En waaraan dan?”
“Aan de Fransiscusweg.”
“Maar dat is al heel lang geleden. Komt dat doordat ik met Tjitske aan het praten was?”
“Nee… Dan komt het een beetje los, dan komt het eruit. Dat kan gebeuren hè, dat is niet erg
hè?”
“Nee.” Het is even stil. Dan praat Annabel verder. “Ik vind het fijn dat je ook wel weet waar
het vandaan komt. Het is heel lang geleden en we wonen nu op het Eendenpad.”
“Ja. Ik vind het ook fijn. Het is ook wel gek, niemand is boos… ’t Is alweer goed hoor.”
“Nou, even inademen, uitademen en allemaal weer wegblazen.”
“Nou, klaar ermee.” Arga staat op en loopt de kamer uit.
96
Annabel geeft aan dat ze Arga bewust even apart zet. “Dan blijft ze rustiger. Ze heeft minder
prikkels en het is dan eerder weer over. Het is niet als straf bedoeld, maar er is minder
inmenging van andere bewoners. Dan is het sneller weer over. Met een paar zinnetjes is het
verdriet dan weer over. Arga weet dat ik snel kom. Ze weet ook waarom ik haar apart zet,
het voelt niet als straf. Bij binnenkomst zie ik dat het ergste eigenlijk alweer over is.”
Kate: “We zijn trots op haar. Arga is nu vijfentwintig jaar hier, ze is hier gekomen uit een
zwervend bestaan. Iedere dag moet je haar het gevoel geven dat het haar eigen keus is dat
ze hier is, dat het een vrije keus is om te mogen gaan, maar dat het ook jammer is als ze
gaat. Hoe meer je Arga begrenst, hoe meer ruimte je haar geeft. Het voornaamste doel wat
wij met Arga proberen te bereiken is haar een veilige basis geven.”
Tjitske
Tjitske’s jas
Het is zaterdagmorgen. De bewoners van De Wingerd gaan samen met Gijs richting De Zeeg.
Daar zullen ze Alie ophalen alvorens boodschappen te doen bij de supermarkt. Tjitske trekt
haar jas aan. Het is een donkergrijze winterjas die zeer ruim om haar schouders hangt. De
mouwen verbergen haar handen volledig en Tjitske’s postuur verdwijnt in de recht
gesneden, grote jas. Op De Zeeg wordt Alie opgehaald en gaat de groep, met uitzondering
van Gradus20, mee boodschappen doen. Tjitske steekt haar arm door de arm van Gijs en
begint tegen hem te praten. “Ik wil een kaartje kopen voor mijn zus”, vertelt ze. In de
supermarkt kiest ze deze samen met Gijs een ansichtkaart uit, waarna Gijs deze bij de kassa
betaalt.
Na het winkelen, halen ze Gradus op bij De Zeeg. De bewoners trekken hun jas uit en
hangen deze op in de hal. Daarna lopen ze de grote ruimte in en gaan daar op de bank zitten.
Gijs verzamelt boodschappen die hij mee moet nemen naar De Wingerd. “We gaan weer.”
Gijs geeft Paula, Alie, Wies, Arga, Gradus, Tjitske en Jeanine het sein dat ze naar De Wingerd
gaan. Ze trekken hun jas aan. Tjitske pakt een bruine getailleerde winterjas van de kapstok.
Deze trekt ze aan en knoopt hem dicht. Met elkaar lopen ze naar De Wingerd, waarna er
met elkaar op nummer 21 gegeten wordt vanwege de verbouwing.
Om half twee gaat de telefoon. Gijs neemt op. “Ja,… ja… Ik zal het even vragen.” Hij richt
zich tot de groep, die verspreid in de woonkamer aan het eten zijn. “Had hier iemand de jas
van Amalia meegenomen?” “Ja, Tjitske”, reageert Alie meteen vanuit haar stoel. Er wordt
instemmend gemompeld door een paar anderen. “Nou, je hoort het”, zegt Gijs in de
telefoon. “Ja, stuur haar maar deze kant op”.
20
Waarom Gradus niet mee gaat is voor de onderzoeker onbekend. Een andere dag dat er boodschappen
gedaan werden ging hij ook niet mee. Op dat moment had hij geen zin.
97
Het is maandagmorgen. Tjitske zit op de bank, te wachten tot het busje komt om haar naar
de dagbesteding te brengen. Ze heeft een witte getailleerde zomerjas aan. Haar tas heeft ze
bij zich staan.
Tjitske is een vrouw van in de 40. Ze heeft kort donker haar en een smal gezicht met
donkere ogen. Tjitske is ongeveer 1.70 lang, maar dit is door haar gebogen houding moeilijk
in te schatten. Tjitske heeft haar schouders opgetrokken, haar rug iets gebogen en houdt
haar hoofd licht voorovergebogen. Ze kijkt veel naar beneden, of onder haar haren door.
Wanneer Tjitske zit heeft ze dezelfde gebogen houding en houdt haar handen tussen haar
benen. Regelmatig maakt ze een happend of klakkend geluid met haar mond. Haar mond
gaat open en meteen weer dicht. Dit wordt afgewisseld met peuteren in de neus. “Tjitske
heeft ongeveer het verstandelijke niveau van een driejarige. Ze heeft veel hulp nodig en heeft
weinig besef van eigendom. Tjitske eigent zich spullen toe, maar geeft het ook net zo
makkelijk weer weg”, geeft Kate aan. Het dragen van verschillende jassen die wel of niet van
haar zijn is hier een voorbeeld van. Ook op andere momenten wordt dit duidelijk.
De tekening
Het is zaterdagmiddag twaalf uur. Winno is in de eetkamer. Tjitske komt naar hem toe
gelopen met een opgerold vel papier, formaat A2, in haar handen. Ze geeft het aan Winno.
“Voor jou”, zegt Tjitske. “Ooh, wat mooi!”, zegt Winno, terwijl hij naar Tjitske kijkt. Hij rolt
het papier uit, waardoor een tekening zichtbaar wordt. Er staan konijnen op getekend en
een aantal onbekende woorden. “Heb je die zelf gemaakt?” vraagt Winno aan Tjitske. “Ja!”
Tjitske lacht en knikt uitbundig. “Dankjewel”, zegt Winno tegen haar, terwijl hij glimlacht.
“Dan neem ik die zo mee naar huis.” Met een lach op haar gezicht loopt Tjitske weg.
Winno: “Ik betwijfel of ze dit zelf gemaakt heeft. Het komt niet overeen met de tekeningen
die ik van haar ken, en het woord zegt me ook niks. Het zou goed kunnen dat ze het van een
ander heeft gekregen of per ongeluk heeft meegenomen op dagbesteding. Het is goed
bedoeld, dat wel.”
Uitkleden
Tjitske en Jacinta lopen naar boven, naar Tjitske’s kamer. Samen lopen ze de kamer van
Tjitske op. “Dan gaan we even de gordijnen dicht doen, Tjitske”, zegt Jacinta tegen Tjitske.
Tjitske doet de gordijnen dicht. “Dan gaan we nu uitkleden”, geeft Jacinta aan, waarna
Tjitske zich gaat uitkleden. “Wat heb je een grote onderbroek aan meisje”, zegt Jacinta, als
Tjitske’s broek uit is. “Daar kan ik niks aan doen”, reageert Tjitske. Ze schrikt. “Nee, dat
geeft ook niet, maar hij is niet van jou”, zegt Jacinta tegen Tjitske. “Dan gaan we zo even een
andere onderbroek aandoen. Ga maar even zitten, je bent nog een jonge meid.” Enkele
minuten later doet Jacinta de deur van Tjitske’s slaapkamer open. “Kom freule”, zegt ze
98
tegen Tjitske, terwijl ze de deur openhoudt. Tjitske loopt in haar badjas de slaapkamer uit
naar de badkamer waar ze gaat douchen.
Tjitske is van de bewoners van de Wingerd het meest zorgintensief. Ze wordt ’s morgens
geholpen bij het aankleden, bij het wassen en het naar bed gaan. Medewerkers helpen haar
regelmatig herinneren naar de wc te gaan. “Vergeet je niet naar de wc te gaan?”, wordt er
dan gevraagd. Tjitske antwoordt dan: “Neehee, dat weet ik.” Meteen daarna gaat ze
springen en hupsen van haar ene op haar andere been. “Oh, gauw naar de wc, anders plas
ik in mijn broek”, klinkt het dan, waarna Tjitske naar de wc hupst.
Tjitske vraagt niet alleen op zorggebied intensieve ondersteuning. Ook bij het uitvoeren van
‘klusjes’ heeft zij veel begeleiding nodig. Zo pakt Tjitske zelf haar zwemspullen, maar
moeten de medewerkers met haar meelopen om haar badpak en handdoeken te pakken.
Ook bij de zogenaamde corvee, het dekken van de tafel voor het avondeten, heeft ze
begeleiding nodig.
Tafeldekken
“Wie heeft er donderdag corvee?”, vraagt Sabrine. “Ik had gisteren corvee”, antwoordt Alie.
“Ik dacht Tjitske en Wies.” “Wies kan niet lopen”, zegt Tjitske, terwijl ze aan tafel gaat zitten.
Sabrine richt zich tot Tjitske. “Tjitske, wil jij me helpen?” Tjitske staat op. “Wat hebben we
allemaal nodig?” vraagt Sabrine aan Tjitske. “Borden”, antwoordt Tjitske. Ze loopt naar de
kast en pakt in elke hand een bord. Zo zet ze vier borden op tafel. Dan pakt ze drie borden
die ze op een stapeltje meeneemt naar de tafel. Sabrine legt placemats neer. Tjitske loopt
terug naar de kast en pakt vorken en messen. Ze komt tegelijkertijd met Sabrine aan bij de
tafel. Ook Sabrine heeft vorken en messen in haar hand. “Oh, had jij ze ook gepakt”,
reageert Sabrine als ze Tjitske met het bestek ziet. “Ja”, antwoordt Tjitske. “Dan leg ik ze
even terug. Je bent zo goed bezig met de tafel dekken”, zegt Sabrine. “Zal ik dan de
toetjeslepels pakken?” “Ja”, zegt Tjitske tegen Sabrine. Ze legt het bestek bij de borden. Dan
loopt ze weer naar de kast en komt terug met kleine lepeltjes. Bij drie borden legt ze
lepeltjes neer. De tafel is nu gedeeltelijk gedekt. Er liggen negen placemats, waarvan er op
zeven een bord staat. Bij drie borden liggen een vork en een mes, een bord heeft een vork,
mes en lepeltje, een bord heeft een lepeltje en een mes en bij een ander bord ligt een
lepeltje. Twee borden ontbreken, evenals het bestek en bij een bord ligt geen bestek. Tjitske
kijkt en loopt naar de kast. Ze komt terug met een vork en een mes. Ze legt de vork neer bij
het bord waar al een mes en een dessertlepel liggen en het mes bij het bord zonder bestek.
Tjitske kijkt weer naar de tafel en loopt terug naar de kast. Weer komt ze terug met een
vork en een mes. Deze legt ze bij het bord waar al een lepeltje ligt. Dan gaat Tjitske aan tafel
zitten.
99
Een paar minuten later komt Jeanine aan tafel zitten. Bij haar op tafel ligt een placemat.
“Heb ik geen bordje?”, vraagt ze aan Tjitske. Tjitske staat op en pakt het bord van het hoofd
van de tafel, evenals het mes wat daarbij ligt. Ze legt het bij Jeanine neer. Dan kom Alie aan
tafel zitten, evenals Paula. “Ik heb een groot bord”, zegt Alie. “Ik moet een kleine hebben.”
Paula draait zich naar Alie toe: “Zal ik even een klein bord halen?” Ze staat op en loopt naar
de kast.
Wanneer een paar minuten later Sabrine en Daphne aan tafel komen, zien ze dat er nog wat
bestek ontbreekt. Sabrine kijkt de tafel rond, loopt naar de kast en komt terug met twee
borden en het ontbrekende bestek.
Opstaan
Dagmar klopt op de deur bij Tjitske. Daarna doet ze deze open. “Goeiemorgen Tjitske”, zegt
ze. “Goeiemorgen”, klinkt het uit bed. Er is enkel een hoofd te zien wat iets overeind komt.
Dagmar doet de deur op een kier en loopt naar Tjitske toe. Ze doet het lampje aan bij
Tjitske’s bed. “Lekker geslapen?”, vraagt ze aan Tjitske. “Heb je nog pijn in je buik?” “Nee”,
geeft Tjitske aan. “Ga je rustig wakker worden? Ik leg alvast een onderbroekje klaar”, zegt
Dagmar. Ondertussen komt Tjitske overeind zitten. “Zal ik je even helpen met je kous?”,
vraagt Dagmar. Ze trekt de steunkous van Tjitske aan. “Nou”, zegt Dagmar. “Dan kan je je
even aankleden en dan zie ik je zo beneden, ja?” “Ja”, reageert Tjitske, waarna Dagmar de
kamer uitkomt en de deur achter zich dichtdoet.
De manier van wakker maken heeft volgens Annet, een andere medewerker, veel invloed op
het humeur van Tjitske. Als meteen haar gordijnen opengetrokken worden en de grote lamp
aangedaan wordt is ze meer chagrijnig. Wanneer de gordijnen dichtgelaten worden en eerst
het nachtlampje bij haar bed wordt aangedaan, wordt ze rustiger wakker en heeft ze vaak
een beter humeur.
“Even eruit”
Tjitske loopt naar Machteld toe, die aan de eettafel van De Wingerd zit op De Zeeg. Tjitske’s
mondhoeken hangen naar beneden. “Ik heb geen zin, ik ga niet mee”, zegt ze tegen
Machteld. “Heb je niet zo’n zin om te zwemmen?”, vraagt Machteld met een glimlach aan
Tjitske. “Nee”, antwoordt Tjitske, “Ik voel me niet lekker.” “He, wat jammer!”, antwoordt
Machteld. “Maar ik ga niet over de lijstjes hè”, voegt ze eraan toe. Ineens klaart Tjitske’s
gezicht op. “Ik ga wel mee met zwemmen”, zegt ze tegen Machteld en ze slaat haar armen
om Machteld heen. “He, wat gezellig!”, antwoordt Machteld met een glimlach. “Even eruit!”,
zegt Tjitske terwijl ze lacht.
100
Geen zin
“Daphne, gaan we vanavond douchen?”, vraagt Tjitske donderdagmiddag. “Nee, we gaan
vanavond douchen, sorry, ik bedoel zwemmen”, zegt Daphne tegen Tjitske. “Oh, daar heb ik
geen zin in”, zegt Tjitske, terwijl haar mondhoeken naar beneden gaan. “Nee, dat dacht ik
al”, reageert Daphne op haar. “Wil je zo je zwempak alvast aan? Of wil je hem meenemen?”
“Meenemen”, zegt Tjitske. “Zullen we dan zo je zwemtas pakken?”, vraagt Daphne. “Ja”,
antwoordt Tjitske
“Geen zin” is wat Tjitske meestal zegt als ze weet dat ze gaat zwemmen. Annabel is op een
andere donderdag bijvoorbeeld erg verbaasd omdat Tjitske niet klaagt over het zwemmen.
Zowel Daphne als andere medewerkers gaan niet diep in op het niet willen zwemmen.
Tjitske krijgt hierin geen keuzes, legt Kate uit. Tjitske zegt altijd nee, ze heeft nooit zin. Door
haar te zeggen “we gaan zwemmen” in plaats van “ga je mee zwemmen”, wordt de keus
voor haar gemaakt. Dit is volgens Kate een uitzondering binnen De Zeeg. “We vinden het
hebben van eigen keuzes erg belangrijk, maar Tjitske geven we die keuze niet omdat ze deze
niet goed kan maken.“
Kaartje
Het is zaterdagmorgen. Tjitske zit in de woonkamer in een stoel. Gijs zit op de bank. “Ik wil
straks een kaartje kopen voor mijn zuster. Die wordt geopereerd”, zegt ze tegen Gijs.
“Wanneer wordt ze geopereerd?”, vraagt Gijs. “Ze wordt geopereerd aan haar rug.”
“Wanneer?”, vraagt Gijs nogmaals. “Weet ik niet”, zegt Tjitske. Ze gaat lachen en heen en
weer wiebelen. “Ik weet het niet precies. De elfde…” “Elf april?”, vraagt Gijs aan haar. “Dan
moet ze terug voor haar rug”, zegt Tjitske “En wordt ze dan geopereerd?” “Ik weet het niet,
ik weet het niet.” Tjitske lacht en wiebelt op haar stoel heen en weer. “Had je het van
Wendy gehoord?”, vraagt Gijs aan Tjitske. “Wendy had het verteld. Ik weet het niet.” Tjitske
richt zich tot de onderzoeker: “Ik weet het niet.” “Zullen we anders zo een kaartje kopen en
dan na de lunch Wendy even bellen?”, stelt Gijs voor. “Dan weten we wanneer we het
kaartje kunnen sturen en waar naartoe.” “Ja”, antwoordt Tjitske, terwijl ze nog steeds
giechelt. “Want ik weet het niet.”
Als ze aan het begin van de middag bij de supermarkt zijn neemt Gijs Tjitske mee naar het
kaartenrek. Hij draait het rek rond tot de beterschap- en sterktekaarten te zien zijn. Hij wijst
ze aan Tjitske aan. Daarna wijst Tjitske er een van aan. Deze neemt Gijs uit het rek en rekent
hem bij de kassa af. (Nb. De verbale communicatie is vanwege het geluid in de supermarkt
niet verstaan.)
101
Douchen
“Het zwemmen gaat niet door, Tjitske!” Annabel loopt naar Tjitske toe. “Het zwembad heeft
net De Zeeg gebeld dat ze dicht zijn.” Tjitske kijkt Annabel vanuit haar stoel met open mond
aan. “Dus we blijven hier vanavond”, gaat Annabel verder. Tjitske gaat voorover zitten in de
stoel: “Mag ik dan in bad?!”, vraagt ze enthousiast. “Op De Zeeg?” “Ja!” Tjitske zit op het
puntje van haar stoel. “We gaan vanavond wel gewoon hier naar toe hè Tjitske”, antwoordt
Annabel. “Is goed”, antwoordt Tjitske. Ze staat op en loopt naar de gang. Annabel loopt
achter haar aan. Op de gang draait Tjitske zich om naar Annabel. Ze zegt iets
onverstaanbaars. “Nee, het gaat echt niet door!”, herhaalt Annabel glimlachend, terwijl ze
Tjitske bij de schouders vastpakt. “Wouter belde mij net en hij gaat nu Machteld bellen.”
Samen lopen ze naar boven. “Mag ik dan straks onder de douche?”, vraagt Tjitske aan
Annabel. “Natuurlijk”, zegt Annabel. “Op De Zeeg?” “Nee, niet op De Zeeg. Gewoon hier
thuis toch?” “Ja”, zegt Tjitske. Ze gaat naar haar kamer en Annabel komt weer naar beneden.
“Ik loop even naar de overkant”, zegt ze.
Enkele minuten later is het geluid te horen van water. Het klinkt alsof de douche aan staat.
Annabel komt de woning binnen, luistert onder aan de trap en loopt naar boven. “Wat ben
je aan het doen?”, vraagt ze, terwijl ze de badkamer inloopt. “Douchen”, antwoordt Tjitske.
“Maar dat zouden we toch straks doen? Nou oké.” Annabel helpt Tjitske met douchen. “Nou,
draai de douche maar uit. Droog je benen even goed af.” Annabel geeft aanwijzingen bij het
afdrogen en aankleden van Tjitske. Dan komen ze na elkaar weer beneden.
Annabel: “Tjitske zou eigenlijk vanavond na de koffie gaan douchen, maar heeft het nu al
gedaan. Ze had het verkeerd begrepen en is nu helemaal blij dat ze al gedoucht heeft. Dan
had ik wat duidelijker moeten zijn.”
“Tjitske moet gekoesterd worden”, vertelt Kate. “Het is een vrouw die vroeger veel
overvraagd is, waardoor ze erg onzeker is. Als ze zich niet veilig voelt uit zich dat onder
andere in incontinentie. We proberen haar die basisveiligheid te geven, dat is ons
voornaamste doel.” Dit staat niet in haar zorgplan: “Die heeft ze nog niet.” Op De Wingerd is
ze het meest zorgintensief, maar volgens Kate is dit een goede plek voor haar. “Je moet
alsmaar dichtbij haar blijven, en haar het gevoel geven: hier hoor jij ook bij.”
Jeanine
Zwemmen
Donderdagavond wordt er gezwommen. Elke week gaat Jeanine mee. Als een van de
eersten ligt ze in het water en begint ze met het zwemmen van baantjes. Ze zwemt
schoolslag, rugslag, borstcrawl, rugcrawl, vlinderslag en zo nu en dan een baantje onder
102
water. Jeanine gaat onverstoorbaar door. Na een wedstrijdje zwemmen met Michel deelt
Machteld de slurven uit. Deze zijn zo’n anderhalve meter lang en van schuim gemaakt. Ze
hebben verschillende kleuren. Jeanine gaat erop zitten en ‘fietst’ door het water. Ze
glimlacht licht terwijl ze al ‘fietsend’ de overkant van het zwembad bereikt. Als ze aan de
overkant is probeert ze op de slurf te gaan liggen.
“Soms gaan we er ook mee gymmen”, zegt Machteld tegen het groepje zwemmers. “Haal de
slurf maar boven water. Dan doen we de armen er overheen. Dan doen we de tenen boven
water en weer terug. En de tenen boven water en terug.” Jeanine doet mee. Ze ligt wat op
afstand van de anderen in het water, maar volgt nauwgezet de instructies. “Dan doen we
beide voeten boven water”, zegt Machteld, terwijl ze haar voeten voor zich boven het water
uit tilt. “Nu doen we ze naar achteren. En de tenen weer naar voor. Dan maken we een
rondje…” Machteld draait in het water om haar as. “… en dan zijn de tenen weer voor.”
Jeanine moet lachen terwijl ze om haar as draait. “Ja!”, lacht ze, met een grote glimlach van
oor tot oor. “Is het gelukt, Jeanine?”, vraagt Machteld, terwijl ze zich omdraait naar Jeanine.
“Ja!”, lacht Jeanine. Machteld draait zich naar een andere zwemmer. “Het kan ook zonder
de slurf”, zegt ze tegen hem. “Dat is veel makkelijker.” Jeanine blijft op een afstandje in het
water een tijdje drijven. Ineens laat ze de slurf los en gaat zonder slurf rondjes om haar as
draaien.
Machteld begint met een nieuwe oefening. “Je kunt hem ook onder je knieën leggen”, legt
ze uit. “Dan moet je proberen je hoofd boven water te houden.” Een aantal zwemmers
probeert het. Er wordt wild met de armen gemaaid om het hoofd boven water te houden en
de spetters vliegen in het rond. Ook Jeanine legt de slurf onder haar knieën. Ze spettert,
haar hoofd komt even onder water en dan legt ze haar hoofd iets naar achteren in de nek.
Haar armen beweegt ze licht opzij van haar lichaam af. Dan blijft ze stil liggen en drijft.
Machteld is ondertussen bezig een aantal anderen te helpen om boven water te blijven. Ze
kijkt even Jeanine’s kant op. “Kijk!”, zegt ze, terwijl ze naar Jeanine knikt. “Jeanine blijft
gewoon liggen.”
Jeanine is een vrouw van 45 jaar. Ze is ongeveer 1.60 lang en erg gezet. Haar haar is
donkerbruin en in een korte coupe geknipt. Jeanine heeft het Syndroom van Down. Op het
eerste gezicht lijkt ze erg zelfstandig. Ze vraagt in verhouding weinig hulp van de begeleiding
en gaat zelf naar bed. Jeanine kan lezen en schrijven, zwemt goed en houdt van breien.
“Jeanine is cognitief erg goed ontwikkeld”, vertelt Kate, “maar sociaal-emotioneel is ze een
kind van twee a drie jaar oud.”
Opruimen
10.55 uur: Jeanine staat op van de bank. “Ik ga mijn kamer doen, anders komt er niets van”,
zegt ze en ze loopt weg.
103
11.50 uur: Annie loopt de trap op naar boven. Ze klopt op de deur van Jeanine’s kamer en
doet deze op een kier open. “Mag ik even komen kijken?”, vraagt ze aan Jeanine. “Hoezo?”,
vraagt Jeanine. “Hoe het gaat met opruimen”, zegt Annie. Ze doet de deur verder open en
gaat in de deuropening staan. “Goed hoor”, reageert Jeanine. Op haar bed ligt een berg
spullen, waaronder schoenen en kleding. Jeanine staat met een sleutelhanger in haar hand.
Met haar ene hand houdt ze hem omhoog aan het ringetje en haar andere hand houdt ze
achter het hangertje. Ze kijkt ernaar. “Wat ben je aan het doen?”, vraagt Annie. “Aan het
opruimen”, zegt Jeanine, terwijl ze langzaam naar een smal kastje naast de deur loopt. Ze
legt de sleutelhanger op een plankje in het kastje. “Moet ik zo even komen helpen?”, vraagt
Annie aan Jeanine. “Nee, hoeft niet”, reageert Jeanine. “Oké”, zegt Annie. “Tot zo.” Ze trekt
de deur weer dicht en gaat naar beneden.
Tandenpoetsen
Het is negen uur. Jeanine staat op. “Ik ga naar bed toe”, zegt ze. Sabrine staat op. “Zal ik
gelijk even meelopen?” Samen gaan ze naar boven, naar de kamer van Jeanine. Ze lopen
naar de wastafel. Jeanine pakt haar handtandenborstel.
“He, kijk eens wat je doet”, zegt Sabrine, “Nu pak je weer die. Waarom pak je niet die?”
Sabrine wijst naar de elektrische tandenborstel. Jeanine kijkt naar Sabrine. “Pak maar die
elektrische, die is eigenlijk veel beter voor jou hè”. Jeanine pakt de elektrische tandenborstel.
“Maak maar nat”, zegt Sabrine tegen haar. “Dan hou ik hem even vast. Doe jij de pasta erop.”
Jeanine doet tandpasta op de tandenborstel, neemt de tandenborstel over en begint te
poetsen. Na een minuut zet ze de kraan aan en gaat haar mond spoelen. “Ben je hieronder
ook geweest, Jeanine?”, vraagt Sabrine. “Ja”, antwoordt Jeanine. “Laat eens zien?” Sabrine
kijkt. “En ben je hier ook geweest?” Ze wijst naar de kiezen boven. “Ja”, antwoordt Jeanine.
Sabrine vertelt dat Jeanine aan het veranderen is, waarschijnlijk door beginnende dementie.
Eerder zuchtte ze altijd wanneer Sabrine kwam kijken bij het tandenpoetsen. Jeanine weet
dat Sabrine wil dat ze poetst met de elektrische tandenborstel. Nu pakte ze de andere
tandenborstel. Eerder was er enkel een zucht en werd er automatisch de elektrische gepakt.
Dat ze dat deze keer niet deed, was voor Sabrine zeer opvallend. Ook breit Jeanine minder.
Sabrine geeft aan dat ze de laatste tijd Jeanine alleen bolletjes wol heeft zien opdraaien,
maar niet meer heeft zien breien. Dit deed ze eerder erg veel.
Breien
Het is kwart voor acht ’s avonds. De bewoners van De Wingerd zitten in de woonkamer op
de bank. Tjitske zet kopjes klaar voor de koffie. Jeanine zit op de bank in een wat donkere
hoek van de kamer. Naast haar staat een zilveren plastic zak. Er steken breinaalden uit.
Jeanine pakt de breinaalden en het breiwerk wat er aan zit. Het is een lapje van zo’n vijftien
104
centimeter breed en vijf centimeter lang. “Kan je het daar wel goed zien Jeanine?”, vraagt
Annabel. “Is er niet te weinig licht?” “Mwa, het gaat wel”, reageert Jeanine. “Ga anders even
daar zitten”, zegt Annabel, terwijl ze naar de andere bank knikt. Naast de andere bank staat
een lamp. “Kom er maar naast hoor”, zegt Arga, die op een helft van de bank zit. Jeanine
pakt haar tas en breipennen en staat op. Ze loopt naar de andere bank toe. “Waar zat jij?”,
vraagt ze aan Arga, die opschuift naar de linkerhoek van de bank. “Oh, ga maar zitten hoor”,
reageert Arga. Dan gaat Jeanine op de bank zitten, naast de lamp. Ze legt haar breiwerk op
haar schoot en begint te breien. Regelmatig stopt Jeanine even en kijkt naar de televisie.
Dan richt ze zich weer op haar breiwerk. Het breiwerk wordt langer, maar na een aantal
centimeters extra haalt Jeanine deze breisteken weer los. Zo wordt haar breiwerk meerdere
keren langer en korter, tot Jeanine alles opruimt voor ze naar bed gaat.
De sleutelhanger
Het is bijna half zes. Jeanine zit aan de eettafel met sleutels en sleutelhangers in haar hand.
Ze probeert de sleutels aan een haakje te doen. “Berg je ze even op, Jeanine”, vraagt Sabrine.
Ze buigt naar Jeanine toe tot haar hoofd op gelijke hoogte is met Jeanine’s hoofd. Een hand
legt Sabrine op tafel, de ander op Jeanine’s stoelleuning. Ze kijkt naar Jeanine. “Lukt het?
Wat was je aan het doen?”, vraagt Sabrine. Jeanine gaat door met de hangers. “Wil je ze
daar aan?”, vraagt Sabrine, terwijl ze naar het haakje knikt. Jeanine knikt ja. “Dan doen we
dat na het eten.”
Als het avondeten op is staan Sabrine en Daphne op van tafel om de borden naar de keuken
te brengen. Jeanine haalt de sleutelhangers tevoorschijn en probeert ze aan het haakje te
maken. Wanneer Sabrine aan komt lopen, kijkt Jeanine op en legt de sleutels en hangers
snel naast zich in de stoel.
Knuffel
Het is bijna etenstijd. Jeanine zit aan de eettafel op De Zeeg. Haar tassen staan in een hoekje
tegen de muur, naast een grote plant. Sabrine komt aanlopen en gaat naar Jeanine toe. “He,
Jeanine. Hoe is het?”, vraagt ze, terwijl ze voor Jeanine staat. Jeanine slaat haar armen om
Sabrine heen en legt haar hoofd op Sabrine’s schouder. “Was het niet leuk op je werk?”,
vraagt Sabrine aan Jeanine. “Jawel”, antwoordt Jeanine. “Kom je zomaar een knuffel
geven?”, wil Sabrine weten. Jeanine knikt.
Grapjes
Daphne loopt naar de keuken. Jeanine kijkt haar na. Dan legt ze het bord van Daphne op de
kop op tafel. Het bestek legt ze er bovenop. Daarna draait ze de stoel om waar Daphne op
zat. Als Jeanine klaar is gaat ze recht in haar stoel zitten en kijkt voor zich uit.
105
Daphne komt teruglopen. Ze kijkt naar haar stoel en zegt: “Oh, ik moet omgekeerd zitten
vandaag.” Ze kijkt naar Jeanine en Alie. “Ik deed niks hoor”, zegt Alie tegen Daphne. Daphne
kijkt naar Alie. “Ben jij de onschuldige vandaag?”, vraagt ze. Alie knikt. “Was het die dame
daar dan?” Daphne kijkt naar Jeanine. Jeanine schudt haar hoofd. “Ik was het niet hoor.”
Daphne kijkt nogmaals naar beide dames en draait haar stoel terug. Ze gaat zitten en zet
haar bord weer recht.
Wanneer het avondeten op is en de toetjes op tafel staan, staat Daphne op om nog een
lepeltje te halen. Deze lag niet bij haar bord. Als Daphne zich heeft afgewend van de tafel
stopt Jeanine vlug een lepeltje in Daphne’s toetje. Daarna kijkt ze recht voor zich uit.
Daphne komt teruglopen. Vlak voor ze bij de tafel is stopt ze. “Ik word hier beduveld waar ik
bij sta”, zegt ze, terwijl ze Alie en Jeanine om beurten aankijkt. “Wie mag ik vanavond extra
nat spetteren?”, vraagt Daphne, terwijl ze Jeanine blijft aankijken. Sabrine wijst naar Jeanine.
Jeanine moet lachen. “Ik was het niet hoor, ik was het niet hoor”, zegt ze, terwijl ze haar
hoofd schudt en blijft lachen. “Ik zie het aan je ogen”, zegt Daphne. “Nee hoor”, antwoordt
Jeanine, die Daphne niet aankijkt. Daphne gaat weer aan tafel zitten.
Tijdens het eten van het toetje draait Jeanine zich naar Daphne. “Ik zal het maar bekennen”,
zegt ze, “ik was het.” Ze steekt haar vinger in de lucht. “Zie je wel”, reageert Daphne. “Ik zag
het aan je ogen.”
Sleutel kwijt
De bewoners van De Wingerd zitten aan tafel op De Zeeg. Floris is er deze avond. “Floris”,
zegt Jeanine tegen hem. “Ik wil wat vragen. Ik zit eigenlijk met een probleem. Ik ben mijn
sleutel kwijt en nu moet ik 8,50 betalen.” “Ja, dat klopt”, zegt Floris, terwijl hij naar Jeanine
kijkt. “Dat kost een nieuwe sleutel.” “Maar zal ik het dan morgen maar meenemen naar de
portier?”, vraagt Jeanine. “Sinds wanneer ben je hem dan kwijt?”, vraagt Floris aan Jeanine.
“A-a-al twee weken”, antwoordt Jeanine.
“Je kunt dus al twee weken niet in je postvakje.”
“Nee. En dat is wel vervelend, want daar leg ik allemaal spullen in.”
“Ja, Je had de sleutel altijd om je nek, toch?”
“Ja”
“Heb je hem ergens onder liggen?” Jeanine schudt nee en Floris vervolgt: “Het is al vaker
gebeurd hoor, Fokke is al meerdere keren zijn sleutel kwijtgeraakt. Jij nog niet, toch?”
“Ja, Zal ik dan morgen maar 8,50 meenemen? Anders duurt het weer zo lang.”
“Het kan maar zo een week duren voor ze het hebben geregeld.”
106
Boodschappen
Het is zaterdag aan het eind van de ochtend. Jeanine is samen met Winno in de supermarkt.
Jeanine pakt een mandje. “Wat wil je hebben?”, vraagt Willam voor ze door het hekje het
winkelgedeelte inlopen. “Rijstwafels”, antwoordt Jeanine, “en flesjes drinken.” Winno legt
een hand op Jeanine’s schouder. “En weet je nog waar de flesjes drinken zijn?”, vraagt hij
aan haar. “Ja”, zegt Jeanine. “Dan lopen we eerst maar naar de flesjes drinken”, zegt Winno.
Jeanine loopt voorop naar het gangpad met de frisdrank. Voor de flesjes van een halve liter
blijft ze staan. Ze pakt een paar flesjes en legt deze in haar mandje. Dan loopt ze verder het
gangpad door. Aan het eind loopt ze naar rechts. Winno loopt rustig achter haar aan. Aan
het eind van het gangpad legt hij een hand op Jeanine’s schouder en draait haar om.
“Achteraan helemaal links”, zegt hij tegen Jeanine. “Oh”, antwoordt Jeanine, die voor zich
uitkijkt. Ze begint te lopen en praat verder: “Ik moet altijd even zoeken.” Bijna aan het
andere eind van het gangpad vertraagt haar pas. “Deze erin”, zegt Winno en Jeanine gaat
het gangpad links in. Dan komen ze bij de rijstwafels. Jeanine pakt een pak. “Verder?”,
vraagt Winno aan haar. “En tomaatjes”, zegt Jeanine. “Die weet je zelf te vinden”, zegt
Winno. Jeanine loopt naar de groenteafdeling en pakt een bakje tomaatjes. Dan kijkt ze
rond. “Zo”, zegt Winno. Dan gaan we een kassa opzoeken. Jeanine loopt voorop. Ze gaat
terug naar het midden van de supermarkt en loopt om de groente heen richting de kassa’s.
Daar sluiten ze aan in de rij.
Wanneer Jeanine heeft afgerekend lopen ze naar de uitgang van de supermarkt. Daar staan
twee mensen in een paashaaspak. In hun hand hebben ze beide een mand met chocoladeeieren. Jeanine lacht en buigt haar hoofd naar beneden. Ze gaat achter de onderzoeker
staan, uit het zicht van de paashazen. Winno komt naast Jeanine staan. Hij slaat een arm om
haar heen en buigt zijn hoofd naar Jeanine’s hoofd toe. “Wil je er ook een?”, vraagt hij
glimlachend aan Jeanine. Ze knikt. Voorzichtig schuifelt Jeanine naar de hazen toe, haar kin
rust op haar borst. Ze pakt een eitje en loopt richting de uitgang. Als ze voorbij de tweede
paashaas is komt haar hoofd overeind en roept ze met harde stem: “Bedankt paashaas!”
Dan loopt ze met een rechte houding naar buiten.
107
3.2 Bespreking van het observatieverslag
van De Wingerd
Verslag van de gesprekken tussen het kwaliteitspanel en de geobserveerde teams van De
Zeeg en Schreuderhuizen
Locatie: Hoofdgebouw van De Schreuderhuizen te Arnhem
Datum: 08/06/2012
Het aanwezige kwaliteitspanel bestaat uit:
-
Hans Reinders, voorzitter
Rogier Vroegindeweij, contractmanager bij zorgkantoor Menzis
Gineke, teamleider op Laag-Soeren (De Schreuderhuizen)
Dorine Navis, kwaliteitsfunctionaris bij de Schreuderhuizen en de Zeeg
Roelof Zwier, bestuurder De Schreuderhuizen
Gerda, voorzitter van de cliëntenraad van De Schreuderhuizen
Gondie Siemelink, orthopedagoog De Schreuderhuizen
Fred Volkers, lid cliëntenraad de Zeeg
Karin Leutscher, hoofd voorzieningen van de Zeeg
Overleg binnen het kwaliteitspanel
Na een voorstelronde legt Hans het kwaliteitspanel eerst de werkwijze van de dag uit. In de
ochtend zal het kwaliteitspanel de observatieverslagen met elkaar bespreken. Hier wordt
een selectie uit gemaakt van beelden die het panel waardeert en beelden waar het panel
vragen bij heeft. Deze waardering en vragen worden vervolgens in de middag naar de teams
uitgesproken. Tijdens het ochtendoverleg zal duidelijk worden afgesproken wie in de
middag welk beeld aan het team voorlegt. Dit om onduidelijkheid te voorkomen en een
goed verloop van het gesprek te stimuleren. Vervolgens zullen in de middag de vier
(afvaardigingen van de) teams één voor één op gesprek komen. Hans: “De teams komen hier
niet om examen te doen, ze krijgen geen cijfer; hoogstens wat huiswerk. Het gesprek dat wij
met hen voeren geeft handvaten en vooral aanleiding om verder te onderzoeken. Daarom is
het van belang dat wij vragen zo formuleren dat hun gedachten op gang komen en we hen
aan het praten krijgen.” Naast de waardering en vragen vanuit het kwaliteitspanel zal Hans
de teams ook nog twee algemene vragen voorleggen:
5. Staan jullie als team goed op de foto?
6. Wat hebben jullie als team aan dit verslag?
108
Woonlocatie de Wingerd
De afvaardiging van de Wingerd bestaat uit Janny (coördinator zorg) Anouk (groepsleidster),
Janny (groepsleidster), Lisette (groepsleidster), Frank (groepsleider), Truus (groepsleidster)
en Elly (groepsleidster).Het kwaliteitspanel legt het team eerst de momenten van
waardering voor:
Tuinieren (p.87-89)
Hans: “Mooi hoe Ali, die bekendstaat als bazig en bemoeizuchtig, Gradus hier door de tuin
leidt, mooi hoe de samenwerking verloopt. Ik vind het ook knap dat Gijs gewoon blijft zitten
en hen laat gaan. Hij komt over als een relaxte gast en krijgt daardoor alles voor elkaar.”
De tekening (p. 98)
Gondie: “Geweldig om te zien hoe de tekening in dank wordt aangenomen terwijl de
tekening waarschijnlijk niet van haar is. Heel mooi hoe daar op gereageerd wordt. Ook mooi
dat Tjitske zo blij wordt van een compliment voor iemand anders tekening.”
Opstaan (p.100)
Roelof: “Ik heb waardering voor de manier van wakker maken in dit beeld. Eigenlijk moet dit
vanzelfsprekend zijn voor iedere zorgverlener, maar ik wil benadrukken dat ik blij ben te zien
dat dit hier gebeurt.”
Bloed prikken (p. 90-94)
Karin: “Ik vind het een topprestatie om zo lang met Arga in het ziekenhuis te kunnen zijn. Ik
vind het ook een mooi voorbeeld van de juiste ruimte en afstand tussen Arga en de
begeleidster. Ik vind het knap dat de begeleidster continu in contact blijft met haar cliënt, de
afstand en nabijheid is precies goed.”
Zwemmen (p. 102-103)
Hans: “Ik vond het mooi hoe hier met de oefeningen werd omgegaan. Deze zijn vrij speels
maar hebben toch effect; echt vakwerk.”
Vroeger (p.96-97)
Dorine: “Mooi hoe Arga hier expres apart wordt gezet door Annabel om over haar verdriet
heen te komen. Dit is weloverwogen en lijkt te werken. Ook mooi dat Annabel benoemt dat
het geen straf is.”
Dan legt het kwaliteitspanel het team de beelden voor waar zij vragen bij heeft:
Bloed prikken (p.90-94)
Gerda: “Ik vind het eigenlijk niet kunnen dat een bewoner zo lang moet wachten voor ze
geprikt kan worden. Is het bij jullie bekend dat jullie een afspraak kunnen maken voor het
bloedprikken?”
Janny: “Dit was bij de prik post van de huisarts, daar kun je geen afspraak voor
maken. We gaan naar de prik post omdat het dichtbij is. Maar inderdaad, deze situatie met
109
een half uur wachten is wel erg lang. Ik moet zeggen dat het uitzonderlijk is, over het
algemeen gaat het vrij soepel.”
Hans zegt: “Dit brengen we onder de aandacht omdat het, mocht het een keer
misgaan, in het geheugen van de bewoner en de arts zit.”
Ik ga weg (p.94-95)
Roelof: “Arga zegt na de dagbesteding vaak dat ze het niet leuk vindt en ik zie niet of hier op
in wordt gegaan. Ze zegt dan dat ze weg gaat. Loopt ze dan ergens vandaan of wil ze ergens
naar toe? Wil ze überhaupt echt weg?”
Elly: “Ik denk dat ze niet echt weg wil.”
Hans: “Ik vind het wel opvallend dat er sancties op staan.”
Frank: “Maar die sancties kent ze heel goed en ze komt er ook zelf mee.”
Hans: “Ik lees in het verslag dat het van de begeleider komt.”Gondie vult hem aan:
“Door de dreigende toon lijkt het alsof jullie het niet erg vinden als ze weg zou gaan maar dit
bedoelen jullie niet zo denk ik. Wellicht kunnen jullie hier verder over nadenken. ”
Alie (p.82 + p.86)
Rogier: “Ik verbaasde me over de bemoeizuchtig gevonden beeldvorming van Alie. Is ze dit
echt of zit het voor een gedeelte in de beeldvorming van de begeleiding? Zorg er alsjeblieft
voor dan zulke beladen termen niet in de zorgplannen terecht komen want een bewoner
krijgt op die manier een enorme stempel, ook in de overdracht naar nieuwe collega’s.” Hans
vult hem aan en zegt: “Ik lees in het verslag dat een begeleider zegt dat zij de leiding is, en
niet Alie. Dat moet je volgens mij niet willen. Is Alie iemand met wie je een machtsstrijd
voert?”
Anouk: “Ja. Alie stelt zich soms boven andere bewoners. Soms zijn de andere
bewoners hier gelukkig mee maar andere keren levert dat onderlinge strijd op. Ik was
degene die deze uitspraak heeft gedaan en toen ik het teruglas dacht ik ook ‘dat heb je niet
goed aangepakt’, maar het is soms erg frustrerend.”
Ontbijt klaarmaken (p.89-90)
Fred: “Ik had wat vragen met betrekking tot de structuur bij jullie. Het ontbijt lijkt
bijvoorbeeld elke keer weer anders te gaan. Wat zijn de afspraken ten aanzien van het brood
smeren? Wat is de structuur en welke afspraken bestaan er?”
Frank: “De eigenlijke afspraak is dat de begeleiding het eten klaarlegt voor de
bewoner, in de porties die zij gebruiken, en dan smeren de bewoners het zelf. Maar ten tijde
van de observaties zaten we midden in een verbouwing en dat maakte dat het helemaal
anders was. We aten in die tijd ook van plastic borden maar dat is normaal gesproken
natuurlijk ook anders.”
Tafel dekken (p.99-100)
Fred: “Ik wil het ook nog even hebben over het tafel dekken. Ook hier lijkt structuur te
ontbreken. Tjitske moet voortdurend heen en weer lopen van de tafel naar de kast en
uiteindelijk Sabrine ook. Kan dit anders aangepakt worden?”
110
Janny: “Ik denk dat je gelijk hebt. Misschien kunnen we de juiste hoeveelheid in het
vervolg op tafel zetten zodat de bewoners het verder uit kunnen delen.”
Geen zin (p.101)
Hans: “Bij Tjitske vraagt de begeleiding niet of ze wil zwemmen, Tjitske gaat gewoon
zwemmen. De keuzevrijheid lijkt belangrijk maar niet bij Tjitske. Het argument ontbreekt hier
nog en ik ben benieuwd welke gedachten daar achter zitten.” Roelof vult hem aan: “Geen zin
is wat ze meestal zegt wanneer ze gaat zwemmen, maar de keuze voor wel zwemmen wordt
automatisch voor haar gemaakt. Het risico bestaat dat jullie de keuze altijd voor haar gaan
maken. Hoe gaan jullie daar mee om?”
Frank zegt dat Tjitske ook wel eens zegt dat ze wél zin heeft om te zwemmen. Roelof:
“Dus ze kan het wel. Waarom wordt het dan niet gehonoreerd als ze nee zegt?” Frank legt
uit dat Tjitske ook nee zegt als ze op vakantie gaat terwijl ze dit fantastisch vindt. Roelof
vraagt hem wanneer een nee dan echt nee is. Frank antwoordt dat Tjitske niets hoeft te
doen wat ze echt niet wil. Elly valt hem bij en zegt: “De ervaring die wij met haar hebben
stuurt het uiteindelijk, Tjitske zegt nooit dat ze het niet leuk heeft gehad en geniet volgens
mij echt van het zwemmen.”
Hans zegt dat het panel dit benoemt omdat er een valkuil bestaat waarin geen
ruimte voor de cliënt is om iets anders te kiezen dan wat de begeleiding denkt dat goed
voor hem of haar is.
Dan sluit Hans af en vraagt het team hoe zij het gesprek heeft ervaren.
Janny geeft aan dat zij het verduidelijkend vond en veel heeft geleerd, ook van het
verslag. Anouk vraagt wat er nu verder met het verslag wordt gedaan en Hans zegt dat deze
wellicht nog gepresenteerd gaat worden, of op een andere manier openbaar kan worden,
maar dat ze er vooral intern veel mee kunnen doen.
111
3.3 Woonlocatie “De Zeeg”
Organisatie De Zeeg
Door Joost van Lee
112
Inleiding
De observatieperiode was van 12 maart tot 19 april 2012. Observatietijd 120 uur werd in
achttien observatiedagen gerealiseerd. De observatie vond ± plaats tussen 08.00 uur en
17.00 uur aansluitend op de opdracht van de tweede observatoren die de daarop
aansluitende uren geobserveerd hebben binnen de verschillende woningen van De Zeeg.
Korte beschrijving van de woonlocatie De Zeeg
Kate, hoofd voorziening belast met de zorginhoud, geeft een korte inleiding over De Zeeg
(samenvatting).
“De Zeeg biedt aan vijftig bewoners woonruimte, waarvan er negenentwintig ook geheel of
gedeeltelijk hun dagbesteding in de Zeeg hebben. Alle soorten ZZP indicaties zijn in De Zeeg
aanwezig. Het is de bedoeling dat elke bewoner extern werk of dagbesteding heeft. Voor
sommige bewoners is dat teveel gevraagd. Voor het merendeel zijn dat ouderen. Voor deze
bewoners worden, daarop aansluitend, door De Zeeg dagactiviteiten georganiseerd. De kern
van de zorg draait om liefdevolle verbinding: “De nabijheidsaanpak”. We bieden ze veiligheid
en structuur. Dat maakt De Zeeg uniek. Regie over eigen leven op basis van grenzen die door
de bewoner gehanteerd kunnen worden. Wij, de medewerkers, doen allemaal hetzelfde
zonder allemaal hetzelfde te doen. De processen zijn uitgeschreven, het zorgplan is ook het
handelingsplan. We zijn HKZ gecertificeerd. De strategie is klein blijven. Er werken 47
medewerkers (vijf mannen), de tevredenheid kreeg een 8,4. Landelijk een zevende plek. Het
ziekteverzuim is 2,5 %.
De Zeeg is gelegen in een wijk in Arnhem-Zuid. Het bestaat uit een hoofdgebouw met twee
vleugels van samen zestien appartementen en twee “zorgintensieve” kamers. Een grote
huiskamer ligt in het midden van het gebouw. In de wijk zijn op loopafstand andere
woningen betrokken. De grote huiskamer is de plaats waar een belangrijk deel van de
observaties hebben plaats gevonden. De situatieschets laat de indeling van deze ruimte op
hoofdlijnen zien. De ruimte heeft een maatvoering van ongeveer elf meter breed en twaalf
meter lang. De hoogte varieert. Van de helft van de ruimte is het dak aan één zijde een
meter verhoogd waardoor het daglicht door deze dakramen binnenvalt. Tevens zijn er zes
dakvensters geplaatst. Het daglicht kan verder via twee ramen, van elke één meter en een
schuifpui van ongeveer twee bij twee meter, binnentreden. Tevens is er, gedurende de
observatie periode, altijd kunstlicht aan. Daarnaast komen er acht deuren op deze ruimte
uit. De grote huiskamer is het kloppende hart van De Zeeg. Er zijn, overdag, in deze ruimte
altijd bewoners en medewerkers te vinden.
113
2 Kamers
Ac viteitenruimte
Kast
Ovale tafel
Keukenblok/
Koffie app.
TVzitje
Appartementen
Boekenkast
-zitje
KortetafelRaam
Kortetafelmidden
2
Hometrainers
Langetafel
Strijkplank
Schuifdeuren
Tuin
Appartementen
Kast
Keuken
Ingang
Rookruimte
Raam
Parkeer
plaats
Focussen bij de observatie
De leiding van De Zeeg vroeg de observator om Daphne en Aster als focus van observatie te
nemen. Daphne werd als succes van het begeleiden op De Zeeg genoemd. De begeleiding
van Aster vraagt de nodige aandacht. De leiding verwachte door de observatie meer handvatten
voor deze begeleiding te verkrijgen. Na enkele dagen algemene observatie heeft de observator
Dieuwertje en Petty als aanvullende observatiefocus gekozen. Beide dames vroegen zowel veel
begeleidingstijd als hoogwaardig professioneel handelen. De observatie zou mogelijk
kunnen bijdragen aan het verdiepen van de kwaliteit van dit handelen.
Petty
Een 70-jarige vrouw van Indonesische afkomst. Zij heeft, naast een verstandelijke beperking,
tevens een psychische aandoening. Het is nog steeds de vraag of De Zeeg de goede plek
voor Petty is, zo vertelt Kate. Petty gaat enkele dagen per week naar externe dagactivering.
Voor Petty is nog geen begeleidingsplan geschreven. Petty heeft een uitgebreide
institutionele geschiedenis; ze is nergens lang gebleven, volgens het hoofd voorziening, Kate.
Te beginnen met internering in Indonesië. Zoals medewerkster Annie meldde: “Het
Jappenkamp”.
Daphne
Een 55 jarige vrouw. Daphne is het succesverhaal van De Zeeg. Door het beter afstellen van
haar epilepsie en de intensieve begeleiding maakt zij, zowel mentaal als fysiek, grote
vorderingen sinds zij op De Zeeg is komen wonen. Dit is zo goed zichtbaar dat ook
medebewoners met trots van haar vorderingen melding maken.
Aster
Een 50-jarige vrouw. Aster is slechthorend en heeft een daarbij passende wijze van spreken;
articulatie en geluidssterkte. Ze maakt daarnaast gebruik van gebarentaal. Zij is spontaan,
energiek en staat open naar de wereld. Aster volgt voor een deel van de week de
114
dagactiviteiten elders. Zij woont op één van de twee zorgintensieve kamers. Het
begeleidingsplan van Aster werd aan het einde van de observatie- periode ingezien. Daarin
was veel ruimte voor haar geschiedenis opgenomen. Haar perspectief werd echter
nauwelijks beschreven. Het begeleiden is vooral gericht op mentaal evenwicht en dagelijkse
zaken zoals schoonhouden van haar kamer. In het begeleidingsplan wordt ‘over’ haar
geschreven.
Dieuwertje
Een 67 jarige vrouw. Zij is moeder van één kind en heeft twee kleinkinderen. Haar gedrag is
complex. Kate vertelt dat zij zowel psychisch als verstandelijk beperkt is. Gedurende de
“Beelden van Kwaliteit” observatie verhuist Dieuwertje naar het psychiatrisch ziekenhuis in
Wolfheze voor nader onderzoek. Het perspectief van Dieuwertje is in eerste instantie
gericht op balans in en om haar heen.
Observaties
Bewoner Meindert (42 jaar) en “Beelden van Kwaliteit”
Meindert tegen medebewoner Koos (60 jaar) die naast hem op de bank zit, tegenover de
observator: “Alles wat hij schrijft ziet hij in beelden voor zich. Dat noemen ze
beeldenkwaliteit.” “Ga je er een film van maken?” vraagt Koos. Observator schudt met zijn
hoofd van nee. Meindert: “Hij ziet die beelden in zijn hoofd!” en bekrachtigt dit met een knik.
Dankwoord
Ongemerkt ben ik deel geworden van een bijzondere gemeenschap. Deze keer niet via
medewerkers maar via bewoners. Ik ben op hun relatieniveau terecht gekomen en
toegelaten. Wat een kostbaar geschenk. Vooral hen zou ik willen bedanken voor het
gestelde vertrouwen.
Observaties
Petty (70 jaar)
Petty heeft een vraag
Petty komt binnen en loopt naar twee medewerkers toe die op het tafelblad zittend
overleggen. Ze wacht niet maar stelt haar vraag op een geagiteerde toon. Eén van de
medewerksters zegt: “We zijn aan het praten, wil je even wachten!” Zonder haar antwoord
af te wachten wordt het gesprek voortgezet. Ze loopt door en klampt de eerstvolgende
medewerkster aan. Daar vindt ze gehoor.
115
Petty met pyjama
Petty komt binnen door de linker zijdeur die toegang geeft tot de appartementen waar zij
woont. Ze gaat in de eerste fauteuil zitten die direct rechts van de deur staat. In haar armen
heeft ze een bundeltje kleding, haar pyjama. Ze zit nog niet of medewerkster Annie staat
links naast haar, gaat op haar knieën zitten en zegt tegen haar met een dwingende,
geagiteerde stem: “In de benen. Naar je kamer! Je weet dondersgoed dat je op je kamer
moet blijven. Dit hebben we afgesproken.” Bewoner Hes, die vlakbij op zijn vaste stek aan de
ovale tafel zit, zegt: “Je moet naar boven!” Petty zegt niets, kijkt strak voor zich uit en klemt
het bundeltje kleren voor haar borst. Ze geeft aan waar ze heen wil. Annie zegt met luide
stem: “Als jij niet naar je werk gaat dan blijf je op je kamer.” Petty staat op maar gaat
meteen weer zitten. Annie loopt weg. Petty beweegt niet.
Medewerkster Desire loopt op Petty af en zegt: “Kom we gaan naar boven”, en houdt haar
een hand voor om te helpen met opstaan. “Je weet, als je niet naar je werk gaat, blijf je op
je kamer. Als je niet meewerkt ga ik er iemand bijhalen, dat is ook niet leuk.” Ze pakt Petty
onder de armen in beide oksels en tracht haar uit de stoel te tillen. Petty slaat het ene been
over het andere been en leunt naar achteren. De stoel met Petty verschuift. Petty geeft de
begeleidster een duw/slag met haar open rechterhand in het gezicht. Haar arm wordt
beetgepakt en op haar buik geduwd. Desire zegt: ”Dat doen we niet!” “Ik ga (medewerker)
Wouter halen.” Meer tegen zichzelf bij het weglopen: “Dan zal je zien dat hij niet te vinden
is.” Als Petty alleen zit, staat ze op en verdwijnt door de deur naast haar en stapt in de lift
naar haar kamer. Ondertussen mompelt ze. Het maakt een knorrend geluid.
Petty komt binnen; het is enkele minuten later. Bewoner Hes (77 jaar), zittende aan de ovale
tafel, zegt: “Daar heb je haar weer.” Petty zegt luid en duidelijk “Hallo!” Niemand reageert.
Nog steeds heeft ze de pyjama onder haar arm. Petty verdwijnt weer door de dezelfde deur
om enkele minuten later terug te komen. Ze zegt: “Hallo”, niemand reageert. Medewerkers
Daniëlle en Annie zitten aan de tweede eettafel in gesprek. Petty verlaat de ruimte. Twee
minuten later is ze weer terug. Hes reageert. Petty zegt duidelijk verstaanbaar: “Hallo.”
Ze loopt nu de ruimte in en gaat naar de tafel waar beide medewerkers zitten. Ze gaat naast
Annie staan op 30 cm afstand. De beide medewerkers kijken niet op of om en onderbreken
hun gesprek niet. Petty spreekt Annie direct aan en legt de pyjama op tafel. Annie zegt: “Ga
naar je kamer, ik zal de pyjama in de was doen.” Petty pakt de pyjama op en verdwijnt met
pyjama door de deur naar haar appartement.
Bij navraag wordt aangegeven dat het negeren van Petty een bewuste keuze was. “Petty
hoort hier niet”, zegt Annie.
Petty en opstaan 1
Medewerkster Trui geeft toestemming om deze zorgsituatie te volgen. De observator blijft
op gehoorsafstand (privacy redenen) wanneer Trui Petty begeleidt bij het opstaan.
116
Medewerkster Trui klopt op de deur: “Goedemorgen Petty. Wil je opstaan. Ik moet je even
spuiten. Wil je je hand even iets verder omhoog leggen?” Petty: “Nee.” Trui: “Je gaat zo eten.
Kom je er uit?” Petty: “Nee. Even nog?” Trui: “Vijf minuutjes.” Petty: “Vijftien minuutjes.”
Trui: “ het kan niet te lang, anders heb je last van je insuline. Tot zo.” Een stilzwijgende
overeenkomst.
5 minuten later. Trui klopt op de deur. Trui zegt: “Hallo Petty, zullen we douchen. Zal ik hem
vast aanzetten. Hé meis kom eens, ga je mee. Je had het beloofd. Zullen we samen douchen?
Ga eens op je rug liggen?” Petty op klagende toon: “Ik ga dood. Ik ga dood. Ik ga dood. Niet
douchen!” Trui: “Moet je nog plassen. Dan wacht ik even. Mag je horloge nat worden? Zal ik
je voeten insmeren?” Petty: “Ik ga dood.” Klinkt het nasaal. Trui: “Is het lekker warm?” Petty:
“Dood. Dood.” Trui: “Nee toch!” Petty: “Ja toch!” Trui: “Wat moeten we dan zonder jou?”
Petty: “Niks.” Luider: “Ik wil dood!” Trui: “Nee toch?” Petty: “Ja toch. Dood. Dood.” Trui:
“Waarom dan?” Petty: “Dood. Dood.” Trui: “Kun je nog zingen? Door de bossen en de hei?”
De pieper gaat af. Petty: “Nee. Dood. Dood. Dood. Dood.” Trui: “Ga je naar de kapper
morgen? Wanneer moet je?” Petty: “Morgen?” Trui: “En wassen en een kleurtje?” De pieper
gaat af. Petty: “Morgen?” Trui zegt: “Zullen we aankleden?” Petty: “Nee nog niet.” De
douche wordt afgezet. Trui: “Hier heb jij ook een handdoek. Jij een en ik een.” Petty snuit
haar neus in de handdoek.
Trui: “Wat doe je nu? Dan gebruiken we die om op te staan”, zegt Trui. “Wil je hier
aankleden of op bed?” Petty: “Hier!” De pieper gaat af. Trui: “Dus je haar wordt geverfd?
Heb je al een kleurtje gekocht. Wie verft het?” Petty loopt plots naakt de doucheruimte uit
en ziet de observator in haar slaapkamer staan. Petty: “Wie is dat?” Pieper en telefoon gaan.
“Oh, die is in de verkeerde kamer” , zegt Trui die achter haar aan liep. Observator zegt:
“Sorry!” en verdwijnt uit het zicht van Petty. Trui: “Eerst nu de voeten.” Petty: “Nee. Niet de
voeten. Ik wil dood. Dood. Dood. Dood.” Trui: “Eerst de sokjes.” Petty schreeuwt: “AAAUW!”
“Niet zo schreeuwen”, zegt Trui. Petty: “Het doet auw.” Pieper gaat.
Trui: “Wat wil je aan: die? Ik loop met je mee naar beneden. We gaan eten.” Petty: “Nee.
Nee. Prikken.” Trui: “Eerst eten!” Petty: “Wat gaan we doen?” Trui: “Vertel jij het eens?”
Gevolgd door een onverstaanbaar antwoord van Petty.
Beneden aangekomen loopt Petty aan de hand van Trui de ruimte in en gaat in de fauteuil
zitten tussen bewoners Gert en Meindert in. Ze kijkt naar de grond of over haar bril heen de
ruimte in. Haar benen gestrekt. Met een vinger van haar linkerhand zit ze in haar oor. Ze
kijkt naar de mannen. De mannen kijken beiden naar andere zaken in de ruimte en hebben
geen contact met haar. Trui: “Petty kom je eten? Wat wil je drinken?” Petty schudt nee.
Trui loopt naar Petty toe, pakt met haar rechterhand de hand van Petty en met de
linkerhand op haar rug geeft ze ligt druk. “Kom aan tafel!” Petty blijft zitten.
117
Trui: “Dan moet je het zelf weten. Je wordt zo wel ziek.” Trui draait zich om en gaat wat
anders doen. Petty staat op uit de fauteuil en gaat aan tafel achter haar bordje Brinta zitten.
Naast een beker met drinken en twee geel-blauwe Brintapakken. “Goed eten!” , zegt Trui.
Petty op rustige toon: “Nee. Nee.” Medewerkster Judith leunt, vóór Petty met haar beide
over elkaar geslagen armen, op tafel en begint een gesprek met haar. Ze heeft inmiddels de
eerste happen Brinta genomen. Van de lepel vallen klodders Brinta op de tafel en blijven
aan haar lippen hangen. Judith zegt: “Als je klaar bent, kunnen we samen gaan roken. Goed
zo!” bemoedigt ze. Petty: “Help me dan!” Judith: “ ‘t gaat prima zo!” Een grote snottebel
verschijnt onder Petty’s neus. Judith zegt: “Ben je verkouden, wat een snottebel!” En haalt
een paar servetjes waarmee ze Petty haar neus snuit. Even later wordt de tafel, met
Brintaklodders, door Petty met de servetjes schoongemaakt. “Zal ik effe koffie halen?”
Judith loopt weg om koffie te halen. Trui komt langs en zegt: “Neem nog een paar hapjes.”
“Wil niet meer”, klinkt het. Trui loopt door en Petty neemt nog een paar happen. Met haar
vinger schept ze de Brinta op die tussen bord en haar arm is gevallen en stopt ze in haar
mond. Judith keert terug en zet twee mokken met koffie neer. Ze loopt naar de kast en pakt
een sigaret en geeft deze aan Petty die de sigaret in rookstand vasthoudt. Petty: “Ik wil
dood.” Beiden lopen naar de rookruimte met de koffie. “Zullen we Indonesische woordjes
gaan doen?” vraagt Judith. Als Petty zit, loopt Judith weg en komt terug met een klein
boekje met Indonesische woordjes. De deur van de rookruimte valt achter haar dicht.
Nagesprek met medewerker Trui:
“Ze heeft nieuwe medicatie. Toen ze zich had aangekleed, wilde ze terug naar de douche. Ze
vroeg ook of ze geprikt was terwijl dat net gebeurd was. Ik ga daar een aantekening van
maken. Het is fijn om het samen met Judith te doen. Ze kan het mooi overnemen. Eigenlijk
was ze iets te laat. Ik moest haar een klein duwtje geven om haar uit bed te halen. Als ik
naar haar toe ga, zorg ik dat ik rustig ben, als dat niet lukt doe ik het liever niet.”
Medewerkster Judith vertelt later, achter een bakje koffie, tegen collega’s over Petty:
“Ze weet het nog prima. Ik zeg het woord (Indonesisch) en zij vertaalt het.”
Petty en Brinta
Petty zit aan de lange tafel met nat, gekamd haar. Ze is aan de arm van medewerkster Trui
de grote huiskamer binnen komen lopen. Het is negen uur en allerlei mensen zitten aan
tafel om hun boterham te eten, zoals Corry (54 jaar) of worden binnengereden met de tillift
zoals Jaap (80 jaar) en Daphne (55 jaar). Paula (66 jaar) zit rustig in een fauteuil. Over een
half uur zal het busje Petty komen halen om haar naar het dagverblijf te brengen. Trui zit
aan haar linkerkant en heeft in haar rechterhand de pillen die geslikt moeten worden. Een
beker water staat voor Petty binnen handbereik. Ze slikt meerder pillen tegelijkertijd en
neemt een slokje water. Dan wordt door medewerkster Sanne, op tafel, een bordje Brinta
118
klaargemaakt, met warme melk. Petty zit met kromme rug en schouders op haar stoel en
heeft de handen op schoot. Ondertussen kijkt ze over haar bril rond.
Trui zegt: “Je bent net gespoten (Insuline), nu moet je eten. Daarna gaan we een sigaretje
roken.” Trui staat op en gaat andere dingen doen. Petty: “Ik kan het niet.” Het bordje pap
staat voor haar en de lepel steekt in de pap met de steel van haar af. “Ik kan het niet, ik doe
niks”, zegt ze tegen niemand specifiek. “Trui,” dan harder “Trui!” Trui reageert vanuit de
plek bij het koffiezetapparaat, ruim zes meter van de tafel verwijdert: “Eerst eten, ik kom bij
je als je gegeten hebt!” Petty met nasale stem: “Ik kan het niet.” Drie seconden later
herhaalt ze deze woorden. Een andere medewerker antwoordt haar: “Dat kan je heel goed.”
“Trui,” roept ze en harder “Trui!” Trui staat nog steeds in de buurt van het koffieapparaat
en heeft met Petty oogcontact en houdt haar wijsvinger voor haar mond om Petty tot rust
te manen. Achter Petty, aan de andere tafel, zit Daphne te eten; zij doet mee en heeft ook
haar wijsvinger voor haar mond en maakt daarbij het geluid: “Sssst!” Hierop reageert Annie
en zegt tegen Daphne: “Niet doen, dat doen wij wel!”
Petty kijkt naar het bord en trilt licht terwijl ze een zucht slaakt. Voor haar staat het bordje
Brinta, een kop koffie, een beker water en het blauwe broodtrommeltje met drie
boterhammen voor de lunch op het dagverblijf. Haar handen liggen nog steeds op haar
schoot. Weer roept ze naam van Trui twee keer luid. “Eerst eten!” antwoordt deze. Petty:
“Help me dan?” “Eerst zelf een paar hapjes nemen!”, zegt Trui. Petty kijkt over het bordje
Brinta heen op een tafel vol wasgoed waar huishoudelijk medewerkster Willemijn de strijk
doet. Deze leeft zichtbaar mee. Ze sluit de ogen als Petty Trui roept, en schudt licht het
hoofd.
Medewerkster Yfke gaat links naast Petty zitten en legt haar rechterarm op de linkerarm van
Petty en zegt: “Je bent gespoten, je moet wat eten.” Ze roert in de Brinta en zegt: “Deze pap
is veel te dik. Ik zal hem even warm maken en wat aanlengen.” Ze verdwijnt met het bordje
naar de keuken. Petty vraagt aan Willemijn die aan het strijken is: “Sigaretje roken?” Deze
zegt terug: “Dat is niet aan mij.” Yfke komt terug met het bordje en zet het voor Petty op
tafel. Ze gaat links naast Petty zitten. Deze verandert niets in haar houding. Yfke zegt: “Nu
eerst eten en dan een sigaretje roken. Je bent gespoten dus je moet wel eten. Je wilde toch
graag pap, neem ik aan. Zo lekker warm!” en roert met de lepel in de pap. Ze schept een
lepel vol en houdt deze voor de mond van Petty: “Proef is effe, je moet een klein beetje eten.”
Petty krijgt de lepel tegen de onderlip gedrukt, een spoor Brinta blijft achter. Ze doet haar
mond niet open. Yfke: “Je moet zo werken, gauw wat eten,” ze houdt een volle lepel Brinta
voor haar mond die gesloten blijft: “Anders gaan we niet roken.” Petty zegt: “Toe nou.” Even
later gevolgd door: “Naar boven?” Yfke zegt: “Je moet zo werken, wil je wat anders hebben?”
Petty: “Help me dan?” en kijkt over Yfke haar schouder heen de huiskamer in en roept hard:
“Yfke.” Yfke lacht en zegt: “Ik zit hier naast je.” Petty draait haar hoofd naar voren. Nu gaat
haar mond open en de voor haar lippen wachtende lepel met Brinta kan naar binnen. Petty
zegt: “Dat hok”, en knikt naar de deur van de rookruimte. Nu eet ze vlot enkele lepels Brinta
119
die Yfke haar voert. Haar houding is niet gewijzigd, haar handen liggen op haar schoot. Dan
roept ze plotseling weer: “Yfke!” die naast haar met de volgende lepel Brinta klaar zit: “Ik zit
hier”, zegt Yfke en lacht weer. Petty: “Mag ik weer naar bed?” “Je komt net uit bed”, zegt
Yfke. “Mag ik al gaan?” vraagt Petty. “Nog een paar hapjes dan gaan we een sigaretje
roken.” “Mag ik roken?” “Zo!” zegt Yfke. “En dan?” “Dan ga je naar het dagverblijf”, zegt
Yfke. Ondertussen eet Petty haar bord leeg. Dan boert ze en maakt een kokkende beweging,
buigt voorover naar haar bijna lege bord, en geeft over. Ze gaat recht zitten. Op haar bord
ligt een deel van haar maaginhoud met daarin rechtopstaand als een U, het kunstgebit van
haar onderkaak. Yfke veegt de mond van Petty, zonder een woord te spreken, schoon, pakt
het bord, staat op en verdwijnt naar de keuken. Om haar heen blijft het stil. Dan roept Petty
“Trui, Trui!”, wacht heel even en roept weer “Trui!”
Yfke keert terug en geeft Petty haar gebit terug die het in één beweging inneemt. Ze gaat
naast Petty zitten en legt haar rechterhand op haar rug. Petty pakt haar drinken en drinkt
eerst haar koffie en dan de beker water achter elkaar leeg. Yfke staat op en loopt met de
afwas naar de keuken. Petty wil haar mond afvegen met een blauw vaatdoekje wat op tafel
licht. Trui, nog steeds in de buurt, ziet het gebeuren en grijpt in. Petty krijgt een papieren
doekje en veegt haar mond schoon, ze staat op en loopt vlot naar de rookruimte. De tafel
wordt achter haar schoongemaakt. De deur van de rookruimte valt achter haar dicht. Op
tafel staat alleen nog haar blauwe broodtrommeltje. Even later vertrekt ze, met trommeltje,
in het busje naar het dagverblijf.
Petty opstaan 2
De observator krijgt toestemming om deze situatie te observeren (observator blijft op
geluidsafstand vanwege privacy redenen)
09.00 uur
Leerling Katja klopt op de deur van de kamer van Petty en gaat naar binnen. De kamer is
door het licht wat door de rode overgordijnen valt zacht belicht. In het slaapvertrek doet
Katja het elektrische licht aan. “Goede morgen Petty”, zegt ze. Het blijft stil. De huistelefoon
in de zak van Katja gaat af. Katja reageert er niet op. “Zal ik je bed omhoog zetten?” en zet
het hoofdeinde van het bed van Petty elektrisch omhoog met de bediening.
Petty: “Ik weet niet waar ik ben?” “ In je kamer, kijk maar dit zijn je tekeningen, dit is je eigen
bed!” zegt Katja. De wand van Petty haar slaapkamer wordt bijna volledig bedekt met door
haar gemaakte tekeningen op A3-formaat. Het zijn tekeningen met zachte kleuren. “Neee!”,
zegt Petty doordringend nasaal. “Wat wil je; douchen of wassen?”. “Nee”, antwoordt Petty.
De pieper van Katja gaat af: “Zal ik een handdoek pakken?” “Ik weet niet waar ik ben?”, zegt
Petty. Katja legt de handdoek en de kleren van Petty klaar. “Ik weet me geen raad meer”,
zegt Petty. De telefoon van Katja gaat af. “Als je gaat douchen dan moet je horloge af.” Het
120
blijft stil. “Zal ik over vijf minuten terugkomen? Beloof je dat je dan in de douchstoel zit?”
Katja gaat weg en sluit de deur van het appartement.
09.10 uur
Leerling Katja klopt, met haar ring, op de deur. “Hé Petty, kom je uit bed?” “Waarom?”
vraagt Petty. “Je moet werken. Je was laat gaan slapen. Hoe laat was het?” “Half twee”, zegt
Petty. “Ik moest ook al vroeg opstaan”, zegt Katja, “als je moet werken ….." .” Het is even stil.
“Als je aangekleed bent, gaan we naar beneden dan kan je een peukje roken. Ik ga je helpen.
Anders moet je tot vier uur op je kamer blijven.” De pieper gaat. “Ik zet dan de matras
omhoog zodat je niet kunt gaan slapen. Als je niet opstaat ga ik eerst iemand anders helpen
die wel wil.” Ze gaat weg.
09.20 uur
Katja klopt op de deur loopt binnen en zegt: “Ik ben speciaal voor jou naar boven gekomen
om je te helpen. Alles ligt klaar. Heb je je haar nog niet geverfd? Je hebt uitgroei. Kunnen we
woensdag gaan doen, dan heb ik ook dienst. Kom dan gaan we lekker douchen! Wil je
wassen?” “Ja” zegt Petty. “Dan zal ik het water klaarmaken?” vervolgt Katja. “Hier zijn je
tanden, je moet ze zelf in doen. Dat praat makkelijker!” Petty:“Ik weet me geen raad meer.”
“Doe je tanden maar in. Ik heb ze gespoeld. Ga maar even rechtop zitten. Sander is er ook,
die had nachtdienst”, zegt Katja. Petty: “Ik ga dood.” Katja: “Iedereen gaat dood.” Petty: “Ik
ga dood.” “Nu toch niet net nu het heel goed gaat”, zegt Katja. De pieper gaat twee maal
achter elkaar. “Kijk, doe de tanden maar even in”. “Eerst wassen en dan tanden”, zegt Petty.
Telefoon gaat, gevolgd door pieper. Petty bromt iets onverstaanbaars. Katja is naar de
badkamer gelopen en komt terug met een natte washand. “Ga zitten dan was ik eerst even
je gezicht”, zegt Katja. “We gaan je zo prikken maar nu eerst aankleden.” “Eerst prikken”,
zegt Petty klagelijk. “Dan moet je uit bed komen” zegt Katja. “Jawel”, zegt Petty. “Okay, ik
ben zo terug.” Katja verdwijnt om even later met medewerkster Lobke weer binnen te
komen: “Daar zijn we weer!” Lobke draagt de prikspullen. Lobke zegt: “Dan kun je zo lekker
eten als je aangekleed bent, doe je benen maar vast uit bed!” “Zo”, zegt Lobke. De spuit is
gegeven en ze verdwijnt met het bakje met prikspullen. “Ik wil niet”, zegt Petty. “Ik heb een
onderbroek voor je” zegt Katja. “Ik kan het niet”, zegt Petty. “Je hoeft het niet alleen te
doen”, zegt Katja. “Zet je benen maar op de grond”. Petty: “Ik wil me zo aankleden”. “Nee,
dat kan niet”, zegt Katja. “Kan niet, kan niet, kan niet”, herhaalt Petty in staccato. “Eerst je
benen uit bed, wel meehelpen”, zegt Katja met nadruk. “Je blijft anders tot vier uur op je
kamer. Dat is vast niet je bedoeling”. “Het wordt er ook niet gezelliger op”. Petty: “Wat moet
ik dan?”. Katja: “Benen uit bed”. De pieper gaat. “Ik heb je BH al gepakt”. Petty: “Kan het
niet”. Katja: “Ik doe je helpen”. “Kan niet”. Katja: “Ik help”. Petty: “Van wal in sloot”. Katja:
“We hebben helemaal geen sloten hier”. Petty: “Wal in sloot, wal in sloot, in sloot. In de
sloot springen”. Katja: “Veel te koud” Petty: “Mooi weer”. Katja: “Eerst aankleden dan de
gordijnen open. Eerst benen uit bed”. Petty:“Kan het niet”. Katja: “Je hoeft het niet alleen te
doen”. Petty:“Kan het niet. Eerst drinken, eerst drinken”. Katja: “Dan ga jij op een stoel zitten
121
in de badkamer!” “Ja”, zegt Petty klagelijk. Katja loopt naar het keukentje in het
appartement en haalt een glas water. De pieper gaat. Katja: “Je krijgt je water als je gaat
zitten”. Petty:“Water?” Katja: “Koffie krijg je beneden. Kom je nu uit bed? …….. Bekijk het
maar. Ik ga iemand anders helpen die wel wil”. Katja loopt weg
09.30 uur
Kloppen. Leerling Katja loopt met groepsleider Lobke Petty’s appartement binnen. In haar
handen draagt ze een bord Brinta (pap). Lobke heeft een blauw doosje pillen bij zich. “Je
moet wel eerst even wat eten.” Petty: “Ik ga dood”. De pieper gaat. “Eerst even een paar
happen, anders word je ziek, het is zo gedaan. Heb je al gepoept, je weet hoe belangrijk dat
is!” zegt Lobke. “Dan moet je het maar zelf weten” en neemt de pap mee. “Dan slaap je
vannacht weer niet en houd je iedereen wakker. Ik zet vandaag je matras op de logeerplek”.
Pieper gaat. Katja en Lobke lopen weg en Katja zegt: “Als ze niet wil…..!” Lobke antwoordt:
“We hebben alles geprobeerd!”
9.45 uur
Lobke klopt op de deur en samen met Katja stappen ze bij Petty naar binnen. “Goede
morgen. Wat lig je in een rare hoek. Je gezicht zit helemaal onder de pap. We hebben je
geprikt, dan moet je ook pap eten anders gaat het niet goed!” De telefoon gaat. Katja neemt
op en begint een gesprek “Even wachten, ogenblikje, ik loop naar beneden”. Katja verlaat
met telefoon het appartement. “Je moet even wat eten, je maakt er een potje van. Zullen we
even gaan wassen?” “Dood.” “Vandaag toch niet?” We zijn allemaal bij je.” Pieper gaat.
“Kom wassen, anders lig je de hele dag in bed. Mooie kleren aan. Ze liggen al klaar. De zon
schijnt, de gordijnen heb je nog dicht, het is hartstikke mooi weer, kun je toch niet in bed
blijven liggen”, zegt Lobke. Telefoon gaat. “Dood”, zegt Petty. “Beneden roken als je klaar
bent, vind je dat geen goed plan?” “Dood”, antwoord Petty. “Vandaag?” vraag Lobke. “Nee
niet vandaag.” “Moeten we wel schoon zijn, lekker gewassen, ik hoor je buik borrelen”. “Ik
wil dood.” “Niet vandaag, lekker helpen, pyjama … goed zo, horloge af want dat kan niet nat
worden. Plassen ….. zo.” Pieper gaat. “Het busje is al weg!” De douche loopt. “Ga maar
onder de douche staan” “Busje is al weg, busje weg, busje weg….”, zegt Petty klagend: “Ik
kan er niets aan doen, jij wilde niet mee”, zegt Lobke: “Ze moesten andere mensen ophalen”.
Katja komt weer binnen lopen en neemt het douchewerk van Lobke over, die uit de
badkamer komt lopen en in de slaapkamer het bed op orde brengt. Een bed met acht kleine
kussentjes. Daarna gaat ze weg. “En dan, en dan, en dan, niet doen”, zegt Petty. “Eerst
douchen, pap van je gezicht.” “Niet, niet”, antwoord Petty. “Douche, douche. Veel water.”
“Klaar?” vraagt Katja “Nee”, zegt Petty. “Klaar afdrogen”, vraagt Katja. “Nee”, klinkt het
weer. De douche gaat uit. “Eerst haren afdrogen”, zegt Petty. “Doe maar!” antwoordt Katja.
Petty:“Aankleden?!” Er wordt aangekleed, zo verraden de geluiden. “Die ouwe, nee, niet, die
nieuwe, nee, die andere.” “Pak ze zelf dan!” zegt Katja. Petty: “Weet niet. JAAA.” Katja: “Niet
zo schreeuwen! Doe maar rustig. Eerst een uur bezig. Je bent niet uit bed te krijgen. Doe het
122
dan zelf als je het beter weet.” Het is even stil. “Je voet, nu duwen.” Het blijkt over laarzen te
gaan. “Zo je mag gaan eten! Dag Petty.” De pieper gaat. Katja vertrekt.
Petty blijft tot vier uur in de middag op haar kamer waar ze zich op haar eigen wijze
vermaakt met tekenen en het schijven van “brieven”. Deze “brieven” deelt ze uit. Zo krijgt
Judith soms “brieven” van Petty; ze diept ze op uit haar grote tas. Het zijn lege velletjes
papier met potloodkleurtjes bekrast, die Judith dan voor iedereen hoorbaar voorleest met
door haar ter plaatse gefantaseerde inhoud: “Lieve Judith …….” Iedereen moet dan lachen,
Petty, wat onhandig, met hoofd tussen haar schouders, ook. Dit is twee maal waargenomen.
Petty opstaan 3
Petty schuifelt door de huiskamer. Ze is aan de arm van stagiaire Sandra binnengekomen.
Haar jas en tas liggen op een stoel. Zij gaat aan tafel zitten tegenover Corry die haar
boterhammetjes oppeuzelt met kleine muizenhapjes. Ze kijkt even op als Petty gaat zitten.
Petty schuift aan en krijgt een bordje Brinta voorgeschoteld. Na enkele lepels Brinta (het
bordje is half leeg) mag ze een sigaretje roken in de rookruimte. Even later doet ze haar jas
aan en loopt de gang in naar de bus die haar naar de dagactivering zal brengen.
Daphne (55 jaar)
Daphne observeert
Daphne observeert de observator. Als hij naar haar kijkt, reageert ze verlegen en kijkt weg
met een glimlach.
Harrie en Daphne
Harrie (67 jaar) zegt: “Toen Daphne kwam, was het een kasplantje. Nu gaat het goed, ze
lacht veel.” Hij is zichtbaar blij. Activiteitenbegeleidster Loretta bevestigt het: “Ja dat klopt.”
Daphne en “goede zin”
Daphne wordt binnengereden in haar rolstoel. “Goede morgen”, zegt ze en van alle kanten,
van zowel medewerkers als bewoners komt terug: “Goede morgen Daphne.” Daphne heeft
een grote rolstoel en met enig manoeuvreren wordt ze naar de kop van de tweede tafel
gereden. Daar stapt ze over, met hulp van twee personen, naar een gewone stoel. Het
laatste stukje wordt ze geschoven. Ze kan de hele ruimte overzien. Daphne heeft
voortdurend een brede glimlach op het gezicht. Voor haar staat haar ontbijt, een boterham
met appelstroop en drinken. Ze houdt haar vork in haar linkerhand in pengreep en prikt de
voorgesneden stukjes brood één voor één aan haar vork en brengt ze naar haar mond. Ze
moet daarvoor haar hoofd licht opzij buigen. Wanneer er nieuwe mensen de ruimte
binnenkomen, krijgen ze op hun “Goedemorgen” steevast de reactie: “Goedemorgen.” Ze
maakt grapjes. Als een medewerkster naast haar gaat zitten om een lijst bij te werken zegt
ze: “Ik ben een pennenverzamelaar, straks ben je hem kwijt.” Ze kijkt voortdurend rond;
123
haar ontgaat blijkbaar niets. Medewerkster Sanne rijdt ongeveer zes meter verder voorbij
met een servicewagentje vol drank. Er staat ook bier op. “Zet dat bier maar hier neer”, zegt
ze tegen Sanne. “Dat zou je wel willen”, reageert Sanne en rijdt verder. Even later is Sanne
weer terug en staat bij het keukenblok aan de andere kant van de huiskamer (zo’n tien
meter verderop) ze roept: “Jij bent gemeen”, tegen Sanne. “Waarom?” vraagt Sanne. “Dat
bier heb ik niet gehad!” Sanne komt naar haar toegelopen en buigt voorover en knuffelt
haar. Daphne legt haar linker arm over de gebukt staande Sanne heen. Sanne gaat verder en
neemt ondertussen het lege bord van Daphne mee. Loretta, de activiteitenmedewerkster,
loopt langs en geeft Daphne de kleurplaat waar ze de dag daarvoor aan begonnen was. Het
is een kleurplaat die, uitgeknipt en geplakt, een standaard voor Paaseieren zal worden.
Inmiddels staan er al enkele voorbeelden op de ovale tafel. Loretta legt Daphne uit wat ze
kan doen en heeft haar daarvoor kleurstiften gegeven. Ze knipt de figuurtjes uit voor
Daphne, die dat door haar handmotoriek niet zelf kan. Met de tong tussen de tanden zit
Daphne even later te kleuren. Daphne ontdekt de observator en trekt met haar linkerhand
het linkerpand van haar vest omhoog en verstopt zich daarachter met een grote
verleidelijke glimlach. Walter (66 jaar) komt binnen en zegt luid en duidelijk: “Goedemorgen
Daphne.” “Goed morgen”, zegt Daphne terug. Walter: “Daphne heeft goede zin!” “Ja”, zegt
één van de medewerkers, “Dat heeft ze de laatste tijd altijd, als ze maar kan plagen!”
Daphne lacht van oor tot oor.
Daphne en de bol oranje wol
Daphne zit met haar hand onder de kin aan tafel op een stoel. “Kijk”, zegt Loretta en laat
een bol oranje wol zien: “Die heb je van Petty gekregen”. Loretta: “Je was je oranje wol kwijt,
we hebben overal gezocht! Dit is een andere!” Daphne zegt in de richting van Petty: “Mijn
kamerdeur is dicht, op slot!” Petty: “Ik kom niet op je kamer, niet! Ik loop naar mijn eigen
kamer!” Daphne: “Ze komt wel eens vragen voor koffie.” Petty: “Eén keer, toen ik geen koffie
meer had.” Daphne tegen Loretta: “Daar bedoel ik niks boos mee!” De bol wordt op tafel
gelegd. Loretta gaat voorlezen uit Jip en Janneke.
Frits en Daphne
Frits (67 jaar) komt binnen. Hij wil op de stoel links naast Daphne gaan zitten, die haar arm
op de stoel legt en een stukje naar haar toetrekt. Frits zegt op rustige enigszins verbaasde
toon tegen Loretta: “Ik mag hier niet zitten?!” Loretta zegt tegen Frits: “Vraag maar aan
Daphne of je er mag zitten.” “Mag ik zitten?” vraagt Frits. Daphne reageert niet; ze kijkt
voor zich uit naar het midden van de tafel. Haar hand, die op de stoel lag, houdt ze nu voor
haar mond. Frits richt zich weer tot Loretta: “Ze zegt niets.” Loretta tegen Daphne: “Mag
Frits daar gaan zitten?” Daphne knikt met een kleine hoofdbeweging van ja. Loretta: “Dat
was bijna verkeerd gegaan. Een misverstand. Ze wilde misschien wel dat Sanne daar weer
ging zitten.” (Sanne zat op die plek tijdens het voorlezen). Frits gaat zitten.
124
Daphne en stilte
Loretta spreekt met Daphne voordat ze start met de behandeling van haar nagels en vraagt
haar of ze weet wat er gisteren met haar aan de hand was: “Je was zo stil!” Daphne zegt:
“Moet ik dat dan vertellen?” “Nee”, zegt Loretta, “Het was jammer dat je zo stil was.” Het
gesprek verandert van onderwerp.
Daphne en lopen
Gedurende de observatie is Daphne in de tillift zonder voetplaat voorzichtig gaan lopen.
Door twee medewerkster begeleidt loopt ze een paar keer per dag naar haar kamer en
terug. Een grote “smile” siert dan haar gezicht. Zowel medewerkers als bewoners spreken
over de opmerkelijke vooruitgang van Daphne.
Aster (50 jaar)
Aster en karnemelk
Aster vraagt of er nog karnemelk is. Ze zit aan de lange tafel met tien personen. De
karnemelk aan haar tafel is op. Ze wendt zich met krachtige stem tot de twee andere tafels
waaraan elk zes personen eten. Er is nog karnemelk over op de tafel bij de schuifpui. Aster
staat op en gaat het pak halen. Op de terugweg schudt ze het karnemelkpak. De plastic dop
zit echter niet op het pak geschroefd en de karnemelk vliegt rond op de grond en haar
handen. Leerling Cathrijn ziet het gebeuren, staat op en pakt papier van de keukenrol en
begint het op te ruimen. Aster zet het pak bij haar bord en komt teruggelopen. Ze zegt
tegen Cathrijn: “Mag ik het doen?” Cathrijn geeft haar het keukenpapier. Aster veegt de
karnemelk van de vloer. Cathrijn blijft staan en volgt haar handelingen met aandacht. Het
heeft haar goedkeuring. “Goed gedaan!” zegt ze. Aster en Cathrijn gaan aan tafel zitten en
eten verder. De anderen hebben nauwelijks gereageerd.
Aster wil een ei
Aster ziet bij het afruimen een mandje met eieren staan en vraagt aan Leerling Cathrijn of ze
een ei mag. “Heb je vanochtend al een ei gehad?” “Nee”, zegt Aster. “Zeker weten?” vraagt
Cathrijn “Ik was er niet bij!” Aster antwoordt met: “Nee”, terwijl ze het ei pakt. Ze haalt een
vuil bord uit de stapel en loopt naar haar plek aan tafel terug en pelt met enkele
bewegingen het ei en eet het, met wat zout, in drie happen op.
Aster en de stagiaire
De tafels zijn na de lunch gezamenlijk door bewoners en medewerkers afgeruimd. Op de
tafels ligt nog het rode kunststof tafellaken. Aster komt vanuit de keuken de grote
huiskamer ingelopen met een geel huishouddoekje en een flacon schoonmaakmiddel. Ze
spreekt de stagiaire Vanessa aan en vraagt haar of zij wil spuiten dan zal zij, Aster, met het
doekje het kunststof tafellaken gaan schoonmaken. Samen werken ze de drie tafels af en
125
vouwen aan het einde samen de tafellakens op. Als er één op de grond valt, omdat Aster
hem niet goed vasthoudt, zegt ze hoorbaar “stommerd” tegen zichzelf.
Als ze klaar is, loopt ze naar haar kamer. Ze heeft een sloffende tred. Dit wordt versterkt
door haar spijkerbroekspijpen die aan de achterkant versleten zijn; de naad van zo’n tien
centimeter sleept naast haar schoenen over de grond.
Aster en Desi
Aster loopt naar de foto van Desi, die op een tafeltje naast de TV staat, en aait deze met de
buitenkant van haar linkerhand. Ze praat daarbij zachtjes. Daarna vervolgt ze haar weg. Desi
is gisteren begraven in ’s Gavendeel op 82 jarige leeftijd. Ze overleed in haar eigen kamer in
De Zeeg. Zij was de eerste bewoonster van De Zeeg, 33 jaar geleden.
Aster en Jasmijn
Aster komt binnen met een medewerker. Terwijl de groep in gesprek is, neemt Aster de
gespreksruimte over door luid en duidelijk te vertellen dat haar moeder jarig was. Dit wordt
enkele keren herhaald. “Goede morgen Aster”, zegt activiteitenbegeleidster Loretta. “Goede
morgen allemaal”, antwoordt Aster. “Goede morgen”, antwoorden enkele groepsleden. Ze
gaat zitten. Het gesprek speelt zich af tussen Loretta en Aster en gaat over de moeder van
Aster. “Hoe oud is je moeder geworden?” Aster geeft antwoord, maar is slecht te verstaan.
Ze tekent met haar wijsvinger de cijfers op tafel: “66”.
“Janne moest om mij lachen, gisteren. Ik ben vrolijk. Mag grapjes maken!” zegt Aster. Janne
zit naast haar en lacht weer. “Vakantie. Maandag tot vrijdag. Vrijdag terug. Kijken. Agenda
pakken!” en Aster loopt sloffend weg om even later met haar blauwe ringbandagenda terug
te keren. Ze laat Loretta zien wat ze bedoelt. “Een midweek!” zegt Loretta “Zijn er nog meer
mensen die weten wanneer ze op vakantie gaan?” “Met (medewerksters) Lizanne en Babet”,
zegt Aster. Terwijl het gesprek zich nu verplaatst naar de andere deelnemers, is Aster stil en
zwaait naar bewoonster Paula (66 jaar). Aster luistert en kijkt, af en toe trekt ze haar neus
op om haar bril op zijn plek te houden. Soms zegt ze: “Zo!” Jaap (80 jaar) vertelt. Loretta
zegt: “Jaap en Attie weten heel veel. Ze zijn hier al drie en dertig jaar. Als ik iets niet weet
dan weten zij het wel!” Aster zegt een woord wat lastig te verstaan is. Het wordt enkele
keren door Aster herhaald. Na enig zoeken blijkt het “Paviljoen” te zijn. “Ik was een baby
toen ik naar het paviljoen ging!” Ze steekt een duim in haar mond en maakt een
zuigbeweging, waarbij ze de vingers van haar hand afwisselend strekt en buigt tot vuist.
Loretta herhaalt de zin en Aster juicht: “Jaaaa!” waarbij ze naar achter gaat zitten en de
armen in de lucht steekt. Loretta vraagt: “Zijn daar nog foto’s van. Dan moet je ze een keer
meenemen!” Aster: “Nu niet meer baby!” Paula zegt: “Nee nu zijn we volwassen.” Aster
echoot: “Haar gewassen?” en maakt een gebaar alsof ze haar haar wast: “Lekker in bad!”
Loretta moet hartelijk lachen en zegt: “Paula bedoelt dat je nu een mevrouw bent geworden,
geen baby meer. Daar zit een meneer en daar een mevrouw. Pelle ben jij een jongetje?”
126
“Nee”, zegt Pelle (65 jaar), “Ik ben een man.” Aster: “Jasmijn is een baby’tje?” Loretta: “Dat
is een goede vraag! Jasmijn is nu een baby’tje.” Aster: “Ze was vroeger een andere Jasmijn!”
“Ja”, beaamt Loretta: “Ze was vroeger en andere Jasmijn.” Het gaat aan Jasmijn voorbij. Ze
hangt in haar rolstoeltuigje licht voorover; de tong een klein stukje uit haar mond en lijkt te
slapen. Jasmijn (60 jaar) woont naast Aster in de andere zorgintensieve kamer. Zij heeft
Alzheimer zo vertelde Kate.
Aster probeert te lezen; ze loopt vast. Voor haar ligt een liedjesboek waaruit een ieder een
liedje mag voorlezen. Haar rood gelakte nagels liggen op de bladzijde. Loretta vult het
woord voor haar in “Boterhammetje”, dan leest Loretta het versje helemaal voor: “Kukeleku
met zijn rode kammetje ….” Daarna mag Aster het nog een keer voorlezen. “Loesje leerde
Lotje lopen langs de Lange Lindelaan”, leest Daphne daarna vlot weg. “Alles in de wind”,
wordt door iedereen meegezongen. Aster zingt ook mee, ze kent de woorden niet en maakt
onverstaanbare klanken; met een glimlach van tevredenheid gaat ze achteruit zitten, lacht
en klapt als het lied voorbij is.
Dieuwertje (67 jaar)
Dieuwertje en Cathrijn
Dieuwertje loopt de grote huiskamer in; ze is naar het toilet geweest. Medewerkster
Cathrijn wacht haar op en vraagt haar of ze haar handen gewassen heeft. Dieuwertje zegt:
“Ja!” Cathrijn zegt: “Maar daarna heb je weer de deurklink aangeraakt. We gaan nu eten dus
was je handen nog maar een keer dan kunnen we aan tafel.” Dieuwertje wordt zichtbaar
boos; haar bewegingen worden hoekig en met grote stampende stappen loopt ze terug naar
de deur die de centrale ruimte scheidt van de gang. Ze houdt daarbij haar hoofd scheef door
haar kin naar links en naar voren te duwen. Als ze, even later, in de grote huiskamer
terugkeert, is haar hoekige motoriek verdwenen. Cathrijn ziet Dieuwertje terugkomen en
zegt: “Dank je wel.” Dieuwertje gaat zonder waarneembare reactie aan tafel zitten.
Dieuwertje en haar medicatie
Activiteitenbegeleidster Loretta zit naast Dieuwertje. Loretta: “Je moet je medicijn nog
nemen!” Dieuwertje: “Ik mag die kast niet in!” Loretta: “Ik ben moe.” Dieuwertje: “Ik ook!”
Loretta: “Zullen we het samen doen?” Samen staan ze op en lopen naar de kast. Dieuwertje
pakt haar inhaler en twee plastic voorwerpen. Ze loopt zelf terug naar haar fauteuil en gaat
zitten. Loretta is ondertussen wat anders gaan doen. Judith ziet het gebeuren en loopt naar
Dieuwertje toe en zegt: “Dat doen wij voortaan, dat weet je!”
Dieuwertje, in verwarring, zegt dat ze het apparaat samen met Loretta gepakt heeft. De
spanning loopt zichtbaar bij haar op. Ze trekt haar schouders op en begint heftig te bewegen
op haar stoel. Ze wil omhoog komen. Judith zit op de leuning van de stoel ernaast en zegt:
“Dan wist Loretta dat nog niet!” Dieuwertje kalmeert en gaat weer zitten. Ze volgt de
127
aanwijzingen van Judith en gebruikt de inhaler. Judith en Loretta spreken elkaar niet meer
voordat Loretta even later naar huis gaat.
Dieuwertje en een prentbriefkaart
Dieuwertje zit aan tafel in de activiteitenruimte. Ze heeft, met ondersteuning van Loretta,
een prentbriefkaart geschreven voor haar familie. Het hartje wat Loretta voor haar heeft
voorgetekend, wordt feilloos op de kaart gezet. Dan wil ze de kaart aan Loretta geven om op
de bus te doen. “Nee”, zegt Loretta, “Dat kan je best zelf.” Dieuwertje zit even later op een
fauteuil in de algemene ruimte. Een medewerkster komt langs om Dieuwertje iets te vragen.
Vervolgens vraagt Dieuwertje aan de medewerkster of zij de kaart voor haar wil posten.
Nadat de medewerkster de kaart aangepakt heeft en leest, zegt ze: “Wat schattig! Dat zal ik
doen!”
Dieuwertje en “Ga opzij!”
Half tien in de morgen. Dieuwertje loopt rond met hoge schouders. Haar gang is onrustig en
voor haar doen snel met grote stappen. Ze trekt tijdens het lopen haar kin op haar borst.
Haar blik is op de grond gericht of kijkt onder haar wenkbrauwen door vlak voor zich. Ze
loopt, in het smalle gedeelte, tussen de ovale tafel en de fauteuil in de huiskamer bijna
tegen Corry (54 jaar) op en zegt: “Ga opzij!” , en vervolgt met boze toon: “Dat weet jij ook
wel!” Corry schrikt en deinst naar achteren en echoot met zachte stem: “Ga opzij?” en
begint te huilen.
Dieuwertje loopt door naar de witte fauteuil naast de deur die naar de appartementen leidt.
Ze zit hier vaak. Haar gezicht vertoont spanning. Loretta, de activiteitenbegeleidster, ziet
haar zitten en gaat tegenover haar op de leuning zitten van de bank die haaks tegenover de
witte fauteuil staat en vraagt: “Wat is er aan de hand?” Dieuwertje: “Ik heb met Kate
gepraat, ik wil niet.” Loretta: ”Ben je bang dat je hier weg moet?” Ondertussen heeft ze
Dieuwertje’s handen gepakt en houdt deze vast. Dieuwertje: “Ja! Ik doe het niet expres, ik
weet het dan niet meer.” Na een kleine pauze: “Ik wil hier niet weg! Ik weet niet wat ze met
me gaan doen. Ik ben niet”, en wijst op haar voorhoofd met haar wijsvinger en zegt: “Stom!
Misschien krijg ik andere pilletjes. Ik weet soms niet wat ik gedaan heb!” Ondertussen zit ze
steeds onrustiger te draaien in de fauteuil. Loretta, nog steeds met de handen van
Dieuwertje in haar handen: “Zullen we gezellig koffie gaan drinken met de anderen. Als dat
niet lukt, kun je hier blijven.” Dieuwertje komt terug op haar gesprek met Kate en begint te
huilen. Met een stoffen zakdoek snuit ze haar snotterende neus. Loretta zegt daarop: “Dat
moet je met Kate bespreken, nu wil ik graag dat je met mij mee gaat, kan je dat?”
Dieuwertje en Loretta staan beiden op en knuffelen elkaar waarbij Dieuwertje stevig uithuilt.
Met nog een paar kleine sniffjes loopt Dieuwertje achter Loretta de activiteitenruimte in en
zoekt haar eigen plaats. Haar gang is minder hoekig; haar gezicht ontspannen. Ze draagt
haar hoofd recht en kijkt rond.
128
Half drie in de middag
Medewerkster Desire komt binnen; haar dienst begint. Ze groet iedereen in de huiskamer.
Corry zit op de bank met haar rug naar de ruimte waar Dieuwertje in haar witte fauteuil
bolletjes wol zit te wikkelen. Tussenbeide is een afstand van zes meter. Corry mompelt wat.
Desire loopt naar Corry toe en gaat op haar hurken naast haar zitten. Corry vertelt Desire
dat Dieuwertje lelijk gedaan heeft tegen haar. Desire staat op en zegt tegen Corry dat ze
eerst bij haar collega’s gaat informeren wat er gebeurd is. Ze loopt weg. Dieuwertje roept
door de ruimte naar Corry: “Klikspaan, je bent een klikspaan!”
Dieuwertje zit in de witte fauteuil en Paula (66 jaar) zit voor haar op de haaks geplaatste
bank. Paula moet over haar rechterschouder kijken om Dieuwertje te zien. Dieuwertje
vertelt wat er gaat gebeuren. “Ik ga morgen vroeg naar Wolfheze voor onderzoek. Kate
heeft gebeld. Het zit in mijn bolletje. Wat het is weten ze niet. Ik ben benieuwd wat er uit
komt, iets met medicijnen.” Vervolgens heeft ze het over koeken en verjaardag vieren. Even
later gaat ze voor Paula op de salontafel zitten en maakt schoenveters van Paula vast.
Drie uur in de middag
Corry maakt een gebaar met haar wijsvinger op haar voorhoofd, zodat Dieuwertje het kan
zien. Ze zegt daar niets bij. Dieuwertje reageert, als door een speld gestoken, op Corry en
roept: “Dat heb ik helemaal niet gedaan!” Medewerkster Desire, die de was vouwt, roept
door de ruimte: “Stop daarmee beiden! Dieuwertje! Klaar! Nu!” En onderstreept dit met een
hakkend gebaar met haar rechterhand. De rust keert weer.
Dieuwertje gaat naar Wolfheze
Medewerker Amy komt tegenover de observator zitten en meldt dat Dieuwertje, morgen
zes april, voor observatie opgenomen zal worden in Wolfheze. (Psychiatrisch ziekenhuis).
Even later loopt Dieuwertje de grote huiskamer in. In haar rechterhand een doorzichtige zak
met afval, was en een ontbijtbord. Ze wordt door medewerkster Cathrijn aangesproken en
reageert kort en fel: “NEE”. “Dat kun je ook normaal tegen me zeggen. Ik wil een gewoon
antwoord op mijn vraag, Dieuwertje!” zegt Cathrijn. Dieuwertje loopt door de ruimte met
haar plastic zak met spullen. Medewerkster Cathrijn loopt achter haar aan. “Zoals je
reageert, kan toch niet.” Ze verdwijnen door de deur. Op de gang gaat het gesprek verder.
Dieuwertje staat met haar rug tegen de muur, haar hoofd gebogen, voor haar staat Cathrijn.
Dieuwertje is zichtbaar opgewonden en haalt grote halen adem. Cathrijn zegt: “Even rustig
ademhalen, adem rustig! We snappen dat je zenuwachtig bent voor morgen. Maar je moet
vandaag echt je best doen. We gaan zo lekker koffie drinken. Ga je spulletjes maar
opruimen.” Dieuwertje gaat de waskamer in waar Willemijn, de huishoudelijke
medewerkster, de was doet. Dieuwertje begint schokkend te huilen. Willemijn legt een hand
op haar schouder en zegt: “t komt allemaal goed!” “Ik ben gek, ik ben stom, ik doe het niet
129
expres, ik weet niet wat ik allemaal doe.”, zegt Dieuwertje. Willemijn: “Komt goed. Zaterdag
ben je jarig dan ga je lekker uit eten. Morgen brengen Chris (haar zoon) en Kate je weg. Ik zal
je kleedje wassen.” Dieuwertje knikt ja en draait zich om en loopt de keuken in waar ze het
bord uit de plastic zak haalt en op de afwasmachine legt. De rest van de zak met vuil
verdwijnt in de afvalemmer. Ze loopt terug de grote huiskamer in.
Dieuwertje zit op haar witte fauteuil naast de deur die toegang tot de appartementen geeft
en kijkt de ruimte in. Naast haar staat een kopje koffie. “Waar zijn mijn zoetjes?” Ze kijkt
zoekend rond en gaat daarbij op de punt van haar stoel zitten. Ondertussen zitten op drie
meter afstand vijf bewoners aan de ovale tafel. Dieuwertje vangt een deel van het gesprek
op tussen Walter (66 jaar) en Hes (77 jaar): “Zit niet te klagen!” zegt ze luid. De mannen
kijken verstoord op. Walter reageert: “We mogen zeggen wat we willen!” Hes mompelt ook,
een voor de observator onverstaanbare, reactie. Activiteiten begeleidster Loretta loopt naar
Dieuwertje en vraagt wat er aan de hand is. Dieuwertje wil een zoetje: “Gebruik deze van
Paula maar even”, zegt Loretta en pakt van de ovale tafel het busje met zoetjes. Paula is op
dat moment niet aanwezig. Dieuwertje neemt het busje zoetjes aan. Loretta gaat verder
met haar Paasactiviteit. Dieuwertje kijkt naar het busje maar weet niet hoe ze er de zoetjes
uit moet krijgen. Ze wordt nijdig. Gelukkig wordt ze geholpen en drinkt even later haar
koffie, achteruit gezeten in de witte fauteuil.
Dieuwertje loopt met een beker naar de kast waar het bestek ligt en haalt er met haar
andere hand een grote bak met theelepeltjes uit en zoekt zes lepeltjes uit die ze in het kopje
zet. Medewerkster Sanne wil haar helpen maar Dieuwertje zegt: “Laat me los”, en maakt
een woeste beweging met haar armen. “Ik ben niet gek!” zegt ze op ruzieachtige toon. Ze
loopt met de beker met lepeltjes naar het keukenblok in de huiskamer waar het
koffiezetapparaat naast staat. De lepeltjes waren op. Sanne zet de grote bak met lepeltjes
terug in de kast. Bij het koffieapparaat wordt Dieuwertje opgevangen door Loretta en begint
te huilen. Loretta houdt haar vast en zegt: “Ga je mee, dan gaan we rustig in de
activiteitenruimte zitten; neem je koffie maar mee!” Dieuwertje gaat met behuild gezicht en
een rood kopje met koffie voor zich uitdragend de activiteitenruimte in. De deur valt achter
haar dicht. In de drukke huiskamer (25 personen) heeft niemand anders dan Loretta en
Sanne aan deze situatie zichtbaar aandacht gegeven.
Algemene Beelden
Arga en nagellak van Paula
Arga (46 jaar) heeft een vrije dag van haar werk. Arga zit met haar bovenlichaam te zwaaien,
een beweging van voor naar achter met een uitslag van ongeveer dertig centimeter.
Ze loopt naar medewerkster Annelies toe en zegt: “Ik ben het vergeten van dinsdag.”
Annelies staat de was op te vouwen en zegt: “Toch niet! Anders zou je het niet zeggen.” Arga:
130
“Ik was wat druk in mijn hoofd. Een beetje bang. Ik moest naar de dokter. Je moet maar zo
denken: Het gaat goed met mij. Toch …? Je moet niet bang zijn.”
Arga zit op de bank in haar eigen beweging. Als ze praat, stopt ze met haar beweging. Ze
praat in een herhalend staccato tegen haar omstanders. Dezelfde onderwerpen komen
regelmatig terug. “Paula gaat op achttien mei naar Cochem. Ze neemt dan twee potjes
nagellak voor me mee en een kaartje. Paula is mijn vriendin. Kun je daar winkelen in
Cochem?” Paula is dan inmiddels gaan sporten met de groep in Heteren. Arga spreekt tegen
medewerkster Annelies en zegt (de afstand is zes meter) “Ik heb genoten vandaag. Ik zou
niet weten wat ik anders moet doen! Ik heb het heel goed gedaan vandaag. Dan mag ik
morgen op internet winkelen.”
Jasmijn en Fedja
“Ik neem je mee. Mee op reis. Naar Londen of Parijs!” De radio is harder gezet en Daphne
(55 jaar) zingt mee, tussen twee happen door. Ook enkele medewerkers zingen mee. Ze zijn
aan de kleine middelste tafel aangeschoven en drinken koffie. Dan gaat de pieper. Het is de
bel van de voordeur. Trui staat op om open te gaan doen, telefoon in de linkerhand. Loretta
gaat ook weer aan de slag.
Jasmijn (60 jaar) woont op één van de twee aangrenzende “zorgintensieve” kamers aan de
grote huiskamer. Zij heeft Alzheimer en het Syndroom van Down als beperking, vertelde
Kate bij de introductie. Fedja (stagiaire) geeft Jasmijn eten. Ze gaat naast haar zitten, prikt
een stukje brood op haar vork en raakt daarmee de onderlip van Jasmijn aan. Dat doet ze
twee keer. Jasmijn haar tong komt naar buiten en zwaait langs haar lippen en neus. Een keer
links- en een keer rechtsom. Dan gaapt ze. Fedja raakt weer Jasmijn haar onderlip aan met
het stukje brood. Nu gaat haar mond open en het hapje naar binnen. Zonder tanden en
mondprothese beweegt haar hele ondergezicht bij het kauwen. Het eten van de boterham
vindt in alle rust plaats (vijfentwintig minuten), met af en toe een slokje drinken uit een
zeegroene beker met tuitje. Elk hapje wordt met aandacht gegeven, soms kijkt Fedja even
rond.
Een dag grote huiskamer: 16 april 2012
Vooraf enkele algemene observaties
De goede sfeer in de grote huiskamer is een zorg van zowel bewoners als medewerkers.
Beiden zijn actief betrokken om bij te dragen aan deze sfeer. Bewoners lijken in deze ruimte
voortdurend aangesloten op het geheel, terwijl ze ogenschijnlijk in stilte aan tafel- of in een
fauteuil zitten. Naast de observator waren er vele observatoren. In deze “presentie” mocht
de observator met hen verblijven. Er is sprake van intense non-verbale communicatie.
131
Medewerkers zijn, op de ritmes in de grote huiskamer, op een andere wijze betrokken door
hun doelgerichtheid. Ze hebben een andere snelheid. Hun looplijnen lopen, voor een
belangrijk deel, door deze grote huiskamer (zie tekening met acht deuren).
Bewoners doen hun best het goed te doen, ze zijn in hun gedrag gericht op enkele
medewerkers. Deze fungeren als sociale ankers voor de bewoners, zoals: Amy
(Bestuurder/Directeur), Kate (Hoofd Voorziening), Judith (Zorgcoördinator) en Trui
(Groepsleider). Dit is tevens de hiërarchie van de organisatie. Kate en Judith lijken zich dit
publiek bewust te zijn. Je weet wanneer zij er zijn. Hun stem is harder dan die van anderen,
van hun grapjes mag iedereen genieten (zie ook Judith en het voorlezen van de brief van
Petty of Kate en het vuile jasje van Peter). De codes lijken helder. Bijvoorbeeld: “Bemoei je,
bij een incident, met je eigen zaken!” “Stoor anderen niet, je woont hier niet alleen!” “Houd
je aan de afspraken!” “Rust tijd is rustige tijd”. De vier personen die geobserveerd werden,
hadden alle vier hun eigen aanvaringen met deze regels.
Het is daarmee een bijzondere gemeenschap. Bij, bijvoorbeeld, op zichzelf indringende
activiteiten rond Petty, hebben bewoners geleerd zich “er niet mee te bemoeien”. In deze
vijver dijen de rimpels van onrust niet uit. Van alle gebeurtenissen, in deze soms druk
bezochte ruimte, heeft de observator drie keer een inmenging van een bewoner
waargenomen in een zaak tussen een bewoner en een medewerker. Vaker werd
waargenomen dat bewoners elkaar corrigeren. “Hes toch, dat doe je toch niet!” zegt een
medebewoner, naast Hes zittend aan de eettafel, wanneer Hes (77 jaar) weer een uitdagend
lolletje probeerde op te zetten met een jonge vrouwelijke medewerkster. Deze Hes is ook
de man, die op weg naar zijn plek aan de ovale tafel, Paula (66 jaar) een liefdevolle aai over
haar hoofd geeft. De waargenomen fysieke aanrakingen, tussen bewoners, zijn vooral
functioneel (veter vastmaken, rolstoelduwen, kopjes verzamelen, vuurtje geven). Knuffelen
vindt vooral met medewerkers plaats. Corry (54 jaar) knuffelt soms wel met andere
bewoners. De relatie tussen bewoners is over het algemeen goed. Kleine agitaties worden
onderling geregeld. In de grote huiskamer, zijn er gedurende de observatie, bijna altijd
medewerkers aanwezig. Ze zijn zo attent dat conflicten onmiddellijk worden overgenomen
en gedempt (zie ook casus Daphne).
09.05 uur
Acht bewoners zitten in de grote huiskamer van De Zeeg. “Bloed, zweet en tranen” van
Andre Hazes klinkt op de achtergrond. Het is een door dag- en kunstlicht verlichte ruimte.
Medewerkster Judith rijdt de tillift van rechts naar links door de ruimte op weg naar één van
de appartementen.
Gert ((59 jaar) zit op fauteuil, arm op de leuning, hand onder kin, ogen gesloten. Moniek (59
jaar) zit aan de kopse kant van de ovale tafel; ze praat in zichzelf. Paula (66 jaar) zit aan de
132
ovale tafel en bladert in een reclameblaadje. Corry (54 jaar) eet aan de lange tafel, haar
kleine hapjes, intussen rondkijkend.
Peter (75 jaar) zit tegenover haar te eten. Adel (45 jaar) zit in de fauteuil bij de TV en kijkt
rond. Theo (72 jaar) zit aan de kopse kant van ovale tafel en kijkt rond. Pelle (65 jaar) staat
bij de wastafel en vouwt kleding.
Eva (67 jaar) zit bij de TV, in een grote witte kamerjas, met haar mond te smakken. Harrie
(67 jaar) zit op de fietstrainer, het zweet parelt op zijn voorhoofd. Voor de fiets staat zijn tas.
Tini (79 jaar) zit in de rolstoel in de aangrenzende rookruimte, rug naar de deur, te roken.
Zichtbare medewerkers zijn: Evelien, schoonmaakster. Doet haar poetswerk. Met en lapje
neemt ze de deuren en posten af. Haar schoonmaakkar staat verderop. Het geluid van twee
pratende mannen komt uit de keuken. Een pieper gaat. De aanstaande verbouwing van de
keuken wordt voorbereid. Ook medewerksters Judith en Renske lopen doelgericht rond. De
pieper gaat.
09.20 uur
Hes (77 jaar) loopt binnen achter zijn rollator. Ziet Gert zitten en zegt beschimpend naar
hem: “Man van de vieze slaapkamer (met zijn accent klinkt het als “slaapkamer”).” Gert
hoort hem wel, doet niet meer dan zijn ogen open. Hes schuifelt naar zijn plek. Paula zegt:
“Goede morgen Hes”. “Mogge Paula”, zegt Hes terug. Daphne (55 jaar) komt binnen. Een
pieper gaat. Ze loopt onder begeleiding van Judith en Annelies met kleine stapjes in de tillift
zonder voetplaat. Ze kijkt trots rond. “Goede morgen”, zegt medewerkster Annelies,
sprekend voor Daphne. “Goede morgen Daphne”, zeggen sommige bewoners terug. Gemma
(68 jaar) loopt binnen en is nog vol van haar verjaardag: ze vertelt aan een ieder die het wil
weten dat ze haar verjaardag zaterdag met vijftien personen gevierd heeft. Een pieper gaat.
Hes spreekt Evelien aan die aan het schoonmaken is: “Je bent mager geworden!” “Wel nee!”
zegt Evelien terwijl ze voor hem ronddraait. Ze buigt naar hem toe en fluistert met hem,
waarna ze haar werk weer lachend voortzet. Janus (65 jaar) loopt binnen, pakt een kop
koffie en gaat zitten op de bank bij de boekenkast. Een pieper gaat twee keer kort achter
elkaar. Walter (66 jaar) is inmiddels ook binnengekomen met een fris: “Goede morgen”, en
gaat zitten aan de ovale tafel met de rug naar de ruimte toe. Theo schuifelt wat heen en
weer. Op de plek waar hij om 09.05 uur zat, zit Hes nu. Theo gaat bij de TV zitten, hij is
zichtbaar onrustig en geeft aan dat het door pijn in zijn voet komt (artrose bij navraag).
9.35 uur
Jaap (80 jaar) komt binnen, geduwd in de tillift. Hes kan hem zien binnenrijden. “Goede
morgen mijnheer Pastoor”, zegt Hes om zichzelf even later te corrigeren: “Mijnheer de Paus.”
Er wordt gelachen; ook bij Jaap verschijnt een grote lach. Als hij even later zijn medicijnen
met een glas water krijgt, slaat Jaap eerst een Rooms kruisje. Corry zal samen met Adel
worden opgehaald om naar de dagactiviteiten te gaan. Ze loopt met de jas aan door de
133
ruimte. Komt medewerker Wouter tegen die een knuffel krijgt. Hetzelfde gebeurt met
medewerksters Judith en Loretta. Een pieper gaat een paar keer achter elkaar. Tini komt de
rookruimte uitgereden. Ze beweegt haar rolstoel met kleine rukjes zelf voort aan de grote
wielen, tot ze op de haar vertrouwde plek aan de kop van de grote tafel zit. Deze plek is
voor haar vrijgemaakt. Gemma is op de fietstrainer gaan zitten en praat met langskomend
personeel. Ondertussen gaat de pieper; even later gevolgd door de telefoon. Een, dezer
dagen, vaker gehoord grapje wordt gemaakt: “Waar ben je al, in Nijmegen?” Moniek, die
aan de ovale tafel zit, wordt door Judith aan de andere kant van de ruimte aangeroepen:
“Moniek, je moet naar de tandarts!” “Ja”, klinkt het terug.
Harrie loopt fris gedoucht door de ruimte; vuile kleren onder de ene arm en in de andere
hand een lege zwarte tas. Als hij bij de deur komt staat Kate er ook. Harrie doet een stap
opzij en zegt: “Dames gaan voor!” “Dankjewel Mijnheer”, zegt Kate goed verstaanbaar.
Adel komt uit de rookruimte en loopt naar de plek waar ze, voordat ze ging roken, zat. Deze
plek is nu bezet door Corry, Adel pakt, na een korte aarzeling, de lege stoel ernaast.
Janne (80 jaar) schuifelt naar binnen met haar rollator en gaat in het zitje bij de TV zitten. De
TV is overdag niet aan. Gedurende de vijftien observatiedagen is de TV, overdag, eenmaal
aan geweest vanwege controle door onderhoudsmonteur.
9.42 uur
Petty (70 jaar) loopt binnen met medewerker Wouter: “Ik kwam langs en ze vroeg of ze mee
naar beneden mocht”, zegt hij. Ze heeft een dag vrij van haar werk omdat ze ook naar de
tandarts moet om drie uur. “Dat is toch wat”, zegt medewerkster Kate: “Een hele dag vrij als
je vijf minuten naar de tandarts moet!” Ze gaat aan tafel zitten achter haar bord waar Brinta
en melk voor haar staan te wachten. “Kom dan!” zegt ze als ze zit. “Dat kun je zelf”, zegt
medewerker Winno. Pieper gaat. Petty mengt de Brinta met melk en neemt een hapje. Even
later vraagt ze Winno om te helpen. Deze loopt naar haar toe, probeert in het bord met
Brinta te roeren maar het is inmiddels een vaste massa geworden. Hij loopt met het bord
naar de keuken en komt terug met het bord en mengt opnieuw de Brinta met warme melk.
Even later zit Winno naast haar en voert haar de Brinta. “Is het niet te warm”, vraagt hij:
“Moet ik er melk bij doen?” Als ze genoeg gegeten heeft staat Petty op en verdwijnt ze naar
de rookkamer. Corry praat met Adel. Een pieper gaat. Loretta praat, op haar knieën zittend,
met Moniek. Medewerkers Judith, Annet, Renske en Annelies drinken een bakje koffie aan
de kleine midden tafel waar Daphne aan het eten is. Janne en Hes lezen een krant aan de
ovale tafel.
Paula zit ook aan deze tafel en bladert in een tijdschrift. Walter die naast haar zit kijkt rond.
Gert zit nagenoeg onveranderlijk in zijn fauteuil, arm op leuning en hand onder de kin. De
ogen zijn gesloten. Daphne eet haar boterham aan de korte midden tafel. Theo staat in de
134
keuken. Jaap eet een boterham aan de kleine tafel bij het raam. Pelle zit ook aan deze tafel
en vult een klein boekje in met zijn afstanden die hij op de fietstrainer heeft afgelegd.
Gemma fietst op de fietstrainer. Als ze klaar is loopt ze met een klein roze boekje naar Pelle
en vraagt om zijn pen en schrijft haar prestatie op: “Ik heb maar vijfentwintig gedaan omdat
ik het zo warm heb!” Tini zit voorover in haar rolstoel aan de lange tafel en houdt haar
handen voor haar oren. Corry heeft de bus gezien en roept: “De bus”, en staat snel op. Adel
is nog sneller. Corry steekt twee duimen op en met een grote grijns stapt ze door de deur.
De medewerkers, die vlakbij de deur aan de lange tafel zitten en Corry hebben een hoop lol.
9.52 uur
Medewerkster Kate loopt met een lijst rond en vraagt bewoners of ze zaterdag mee gaan
wandelen. Het is een georganiseerde tocht met optredens. Jeroen van der Boom is er ook.
“Wat is dat voor iemand”, vraagt Kate: “Dat weet Paula wel.” “Een zanger”, zegt Paula. “Een
artiest”, antwoordt Kate. “Ga je mee?” vraagt ze vervolgens aan de volgende bewoner. De
poes Dana loopt rustig door de ruimte. Een pieper gaat. Activiteiten begeleidster Loretta zet
Daphne aan het werk nadat de eetspullen zijn afgeruimd. Ze krijgt een draad oranje wol wat
ze door een rond kartonnen kaartje steekt met een gat in het midden. Daphne gaat
geconcentreerd aan de slag. Het is een uitdaging voor haar handmotoriek.
10.05 uur
“Toen was het koffietijd”, zegt medewerkster Judith op heldere toon. Iedereen krijgt wat te
drinken. Medewerkster Sanne regelt het en loopt heen en weer. Peter loopt binnen met zijn
rollator: “Goedemorgen.” Hij komt Kate tegen die hem erop wijst dat hij een vies jasje aan
heeft: “Je kunt zien wat je de hele week gegeten hebt!” Aan het gelach is waar te nemen dat
bijna iedereen aan het meeluisteren is.
Aan de grote tafel zitten de medewerkers: Winno, Evelien, Sanne, een mevrouw, de
secretaresse en Kate. Judith schuift ook aan. Bewoonster Tini zit aan dezelfde tafel, op haar
vertrouwde plek, achter een beker koffie.
10.16 uur
Tweede ronde koffie. Opgedronken brengen de bewoners Peter, Gemma en Walter de
kopjes naar de keuken.
Een pieper gaat.
10.39 uur
Hes slaapt in zijn stoel met het hoofd op de borst. Janne loopt naar de activiteitenruimte
met haar rollator. Tini zit in haar rolstoel op haar vaste plek aan de lange tafel. Daphne praat
met medewerker Winno. Jaap loopt met activiteitenbegeleidster Loretta achter zijn rollator
naar de activiteitenruimte. Zij heeft hem aan zijn boekband vast. Onderweg wordt drie keer,
135
elke tien meter, gestopt om op adem te komen. Als Jaap zit, moet hij bijkomen; het
onderste deel van zijn gezicht is wit weggetrokken. Hij kan geen woord uitbrengen. Paula zit
met Peter en Eva bij het TV zitje.
Pelle loopt met een karretje met was naar de strijktafel. Gert slaapt, een pieper gaat gevolgd
door het geluid van een telefoon. Niemand reageert. Petty zit actief kijkend in de hoek van
de bank bij de boekenkast. Haar rechterhand trilt licht. Walter staat in de keuken met Theo
en haalt de vaatwasmachine leeg.
10.50 uur
Eva drinkt koffie. Ze zit in de fauteuils bij de TV. Petty zit op de bank. Theo ruimt het servies
op. Moniek zit aan het hoofd van de ovale tafel. Loretta vraagt Gert om Moniek naar de
activiteitenruimte te brengen. Hij staat op en rijdt Moniek zonder woorden naar de
activiteitenruimte, waar hij zelf ook gaat zitten. Loretta: “Pelle denk je aan de tijd?” Ze loopt
naar hem toe en kijkt op zijn polshorloge en zegt: “Nu snap ik het, je klokje loopt een
kwartier achter.” Terwijl Pelle langs loopt zegt hij: “Ik word oud”. Medewerkster Judith zoekt
de verzamelde ongemerkte kleding uit. Een pieper gaat.
Er blijven vijf bewoners achter in de grote huiskamer: Hes, Tini, Petty, Eva en Peter. De
anderen zitten bij Loretta in de activiteitenruimte en doen daar oefeningen met de bal.
Anouk klinkt over de radio met het liedje “Lost.” Een pieper gaat. Twee schilders komen
binnen en gaan aan tafel zitten met koffie. Petty vraagt aan hen of ze verven. “Ja”, zegt de
kleinste van de twee: “Wij zijn schilders.” Medewerkster Judith vraagt aan Petty: “Wat voor
kleur vind je mooi?” “Rood”, zegt Petty zonder aarzeling. “Doen we!” zegt de schilder:
“Ossenbloed!” Petty reageert niet. De schilders gaan verder met hun koffie en de krant die
op tafel lag.
15.37 uur
Bewoonster Tini (79 jaar) houdt haar kopje horizontaal; haar andere hand houdt het lepeltje
vast. De laatste druppel koffie loopt traag naar de rand. Te traag, Tini moppert. Met
zuigende, getuite lippen wordt de druppel opgevangen. Het kopje wordt terug op tafel gezet;
ze zet haar linkerarm als steun onder haar hoofd. Daphne heeft een middagdutje gedaan. Ze
komt, ondersteund door de tillift, lopend binnen en gaat aan de kleine middelste tafel zitten.
Ze lacht.
De etagelift is kapot. Nu moet Petty lopend naar haar kamer. Samen met Wouter vertrekt ze.
Even later is ze terug, en krijgt een kop koffie: “Goed gedaan”, zegt hij. Petty loopt naar de
rookkamer. Peter staat achter zijn rollator. Janne is ook opgestaan om haar kopje naar de
keuken te brengen. Ze vraagt Peter: “Wat ga je doen?” “Naar de WC”, zegt hij. “Dat moet
jezelf doen, potdomme”, zegt Janne. Ze had zijn kopje willen meenemen. Anderen reageren
met gelach en herhaling: “Dat moet jezelf doen!” Wiebe (58 jaar) is blind. Hij komt met zijn
jas aan binnen aan de arm van medewerkster Amy. Hij wordt tot de gang, die naar de
136
appartementen leidt, gebracht; daarna gaat hij op de tast verder. Even later is hij terug, zijn
jas is uit. Hij loopt langs de bank bij de TV. Daar staat een lege, blauwe rolstoel ongelukkig
geparkeerd. Janne, weer terug op haar vaste plekje bij de TV, ziet het gebeuren en
waarschuwt Wiebe. Haar stem heeft een alarmerende klank. Wiebe blijft vlak voor de
rolstoel staan. Er is even geen personeel aanwezig. Hij wordt vervolgens door de observator
naar de door hem gewenste plek gebracht. “Wie ben je?” vraagt hij. Na uitleg snapt hij het.
Het was door Amy aangekondigd. Rein (25 jaar) loopt binnen, begroet enkele aanwezigen,
zet zijn rugzak neer en praat met Winno. Hij lacht met een binnenpret zonder te zeggen wat
er is gebeurd. Winno zegt: “Dan hoor ik dat wel een andere keer”, en gaat verder. Jasmijn
wordt binnengereden en aan de middelste kleine tafel gezet. Amber (60 jaar) schuifelt
binnen. Dan stormt Aster (50 jaar) binnen, in opgewonden staat met verwilderde haren; ze
is overstuur. Medewerkster Kate, die aan het afscheid nemen is om naar huis te gaan, vangt
haar op. Aster heeft de neiging zichzelf voor het hoofd te slaan. “Hou mij maar vast”, zegt
Kate. Aster slaat haar armen om Kate heen en probeert haar verhaal te vertellen. “Rustig
aan”, zegt Kate: “Zo kan ik je niet verstaan. Heb je ruzie gehad?” “Ja”, zegt Aster: “Met
Gonnie.” “In de bus? Heb je geslagen?” vraagt Kate. Aster doet het voor. Kate: “Je mag niet
slaan dat weet je!” Ondertussen blijft Aster boos en uit haar doen. “Ga maar even mee naar
je kamer”, zegt Kate. Aster haar kamer is aangrenzend aan de grote huiskamer.
Even later komen ze weer naar buiten. Aster draagt haar groene communicatieboek en
geeft dat aan leerling Kasper. Kate loopt achter haar. Kate tegen Kasper: “ Ze heeft ruzie in
het busje gehad.” Tegen Aster: “Wil je wat drinken?” “Met druppeltjes”, zegt Aster. “Goed
idee!” zegt Kate. Ze halen drinken en Aster doet er druppeltjes in. “Ik moet nu naar huis”,
zegt Kate. Aster zit aan haar hoofd en dreigt zichzelf te slaan en zegt: “Beetje moeilijk.” Kate:
“Ga je een sigaretje roken, helpt dat?” Ja knikt Aster. Ze stapt de rookkamer in met haar
beker water met druppeltjes. Medewerkster Sabrine brengt de sigaret en loopt weer weg.
Petty, die in de rookruimte zit, vraagt ook om een sigaret: “Je hebt er net eentje op!” het
gaat niet door. Petty accepteert het met wat gemopper. Ze haalt haar aansteker te
voorschijn en probeert Aster vuur te geven. Het lukt niet na tien pogingen. Aster wordt
onrustig. Petty tovert een tweede, blauwe aansteker te voorschijn, maar ook deze krijgt ze
niet brandend. Sabrine komt binnen en laat Petty zien hoe de aansteker werkt en geeft deze
terug aan Petty. Vervolgens lukt het, in samenwerking, de sigaret van Aster aan te steken.
De gemoederen van Aster kalmeren. Kate loopt binnen. Sabrine zegt tegen Kate dat ze er bij
blijft zitten. Kate zegt dag en vertrekt.
17.00 uur
Twaalf bewoners aanwezig. De anderen zijn naar hun eigen woning vertrokken.
Corry, Janne, Amber, Jaap, Tini, Petty, Daphne, Jasmijn, Aster, Wiebe, Moniek en Eva.
137
Medewerkster Annie doet de was en leerling Kasper haalt de vlaggetjes van het
verjaardagfeest weg.
In de keuken wordt de warme maaltijd voorbereid. Het begint lekker te ruiken.
Piepers
Door gewenning zijn niet alle piepersignalen geregistreerd door de observator. In het
algemeen is waargenomen dat er overdag niet of nauwelijks gereageerd wordt op de
piepersignalen: er volgt geen handeling. Vaak dragen meerdere medewerkers, in de grote
huiskamer, piepertelefoons die gelijktijdig afgaan. Het is een hard en doordringend signaal
welke alle aanwezigen kunnen horen. Bij navraag blijken de piepertelefoons o.a. te reageren
op de voordeur; wanneer er aangebeld wordt. Maar zij zijn ook verbonden met diverse
buitendeuren. Wanneer deze opengaan, wordt er een piepersignaal afgegeven. Overdag
heeft deze functie, volgens medewerkers, minder zin. De telefoon wordt, door de weeks
overdag, op het kantoor opgenomen.
Activiteiten
Activiteiten begeleidster Loretta en “de mannenclub”
De “mannenclub” is vanochtend tien man groot en wordt begeleid door twee dames,
activiteitenbegeleidster Loretta en Vanessa de stagiaire. Harrie (67 jaar) merkt het op.
Loretta verontschuldigt zich: “Iedereen is jaloers op ons”, zegt ze. Doelend op de dames van
De Zeeg. Harrie grinnikt obligaat.
Ze zitten aan tafel op nummer negentien. Het is een rijtjeshuis aan een looppad met buren.
Ze zijn vanaf De Zeeg als groep, in een paar minuten, door de wijk, ernaartoe gelopen. Ze
zitten dicht op elkaar, de tafel in de huiskamer is te klein voor tien mannen. Pelle (65 jaar)
en Gert (59 jaar) irriteren elkaar. Loretta grijpt in en vraagt Pelle afstand te houden. In de
daarop volgende rust vertelt Meindert (42 jaar), op uitnodiging van Loretta, over zichzelf.
Het is een kennismaking. Zijn werk op de fabriek zet hij in geuren en kleuren neer. De
anderen luisteren. Dan vraagt Loretta: “Mag ik je wat vragen?” Meindert zegt: “Ja!”
Loretta: ”Heb je broers en zussen?”. “ Ik heb twee zussen”, zegt Meindert,“ Ik ben de broer!”
“De ene zus komt uit Engeland, ik ook”, zegt Meindert, “De andere zus komt uit Heel.”
Terwijl Jaap (80 jaar) vanuit zijn lagere positie in de rolstoel naast Meindert zit, vraagt hij
aan Meindert of hij dat korstje uit zijn neus wil halen. Meindert zegt: “Dat is geen korstje dat
zijn mijn neusharen.” “Ja”, zegt Loretta: “Dat zijn Meindert zijn neusharen net als bij jouw
Jaap.” Jaap kijkt naar Meindert en knikt langzaam zijn grijze hoofd.
Koos (60 jaar) vraagt aan Meindert: “Hebben jullie een spuitmachine?” Meindert wil
antwoorden maar Loretta zegt: “Nee dat gaan we niet doen, dat begrijp ik niet. Ik ben
onhandig!” Ze steekt beide handen naar voren met de palmen naar buiten gekeerd. Harrie
reageert en zegt: “Dan zaag je alles verkeerd af!” Dan heeft Loretta door wat ze gezegd
138
heeft en corrigeert zich: “Ik ben wel handig maar niet technisch.” Dan wordt er een verhaal
door Loretta voorgelezen over een wijk in Arnhem waar ze onlangs een bezoek gebracht
hebben. Het is de wijk Klarendal, daar is Theo (72 jaar) opgegroeid. Het is een verslag met
tekst en foto’s. Theo heeft een gehoorprobleem en kan het verhaal niet goed volgen.
Donderdag wordt zijn oor uitgespoten, zo vertelt hij, nadat de vraag enkele keren herhaald
is. Koos vertelt: “In Klarendal is een meisje vermoord!” Loretta grijpt in en zegt: “Nee dat
gaan we niet doen. Er is overal wel iets gebeurd. Daar wil ik het nu niet over hebben!” Ze
verandert het onderwerp en laat Koos links liggen. Koos kijkt voor zich op de tafel en gaat
vervolgens onderuit zitten.
Jaap, die links naast Loretta in de rolstoel zit, krijgt kramp in zijn been. Hij trekt een pijnlijk
gezicht en maakt van zijn mond een rondje zonder geluid te maken, vervolgens steunt hij:
“Ik heb kramp!” Loretta zegt tegen de groep: “Even wachten!” Jaap lost het zelf op door zijn
been, met grote orthopedische schoenen, van het voetenplankje te tillen en te strekken.
Langzaam trekt zijn gezicht bij. Zijn lach keert terug “Het trekt weg”, zegt hij. Loretta pakt de
lijn over Klarendal weer op.
Activiteiten begeleidster Loretta en de ochtendactiviteit 1
Loretta start een groepsgesprek in de activiteitenruimte van De Zeeg. Er zijn op dat moment
negen deelnemers aanwezig; ze zitten in een kring aan grijze tafels versiert met zo’n twintig
zelfgebreide kuikentjes. Loretta leidt deze activiteit. Sanne is als medewerkster ter
ondersteuning aanwezig. Daarnaast is Vanessa er, zij is stagiaire. Dieuwertje (67 jaar) zit
twee stoelen van Loretta af. Ze heeft net op de schouder van Loretta uitgehuild. Ze zit er
ontspannen bij. Deelneemster Gemma (68 jaar) wordt gevraagd te vertellen over haar
weekend, zij was uit logeren. De andere aanwezigen zijn stil en luisteren of doen een
karwijtje zoals Amber (60 jaar) die de bak met viltstiften nakijkt op stiften die uitgedroogd
zijn of Walter (66 jaar) die een fotoboek (‘Oer-Hollands’ samengesteld door M). Van
Rotterdam) bekijkt met foto’s van vroeger zoals een mevrouw die het straatje schrobt.
Walter levert daarbij zijn commentaar. Loretta vraagt hem naar het verhaal van Gemma te
luisteren. De deelnemers nemen allemaal op hun eigen wijze aan het gesprek deel. Loretta
vraagt naar aanleiding van het verhaal van Gemma, de anderen, naar hun logeerervaring. Zo
ontwikkelt zich via Loretta een groepsgesprek. Sommigen steken hun hand op als ze wat
willen zeggen, waarna Loretta hen de ruimte geeft. Vaak zegt ze: “Horen jullie dat …..?”
waarna de vertelling door haar herhaald wordt.
Terwijl Loretta het groepsgesprek leidt, komen er nog enkele verlate deelnemers binnen,
waaronder Petty (70 jaar). Uiteindelijk zijn er zeventien deelnemers. Zodra Petty zit, vraagt
zij Loretta haar aandacht. Petty: “Ik kan niet!” Loretta: “Volgens mij is het hartstikke gezellig
hier!” Petty pakt de linkerhand van Loretta: “Hoe moet het dan?” , klinkt het nasaal.
Loretta geeft haar een digitaal fototoestel met foto’s die ze, samen met Vanessa de stagiaire,
bekijkt die schuin achter haar zit. Petty even later: “Ik kan het niet.” Loretta: “Wij luisteren
139
nu naar Gemma” en houdt haar hand vast en aait deze zacht. Petty: “Ik kan het niet. Ik heb
zo’n pijn aan mijn arm” en wijst met haar rechterhand naar haar linker bovenarm.
Gemma vertelt over een draaiorgel. Pelle steekt zijn hand op en mag vertellen over het
draaiorgel op het Zuidplein in Rotterdam. Petty: “Wat zijn dat voor kuikentjes?” Er staan tien
gebreide kuikentjes met rode sjaaltjes op twee dienbladen op tafel. Loretta: “Dat weet
Dieuwertje wel?” Dieuwertje: “Acht en negen april is het Pasen. Die hebben wij gebreid.”
Loretta tegen Petty: “Dieuwertje heeft een kuikentje gebreid!” Vervolgens is Petty tien
minuten stil totdat ze vraagt: “Roken? Wanneer mag ik roken?” Loretta: “Dat weet je wel, elf
uur.”
Frits (67 jaar) vertelt van zijn verjaardag van de vorige dag. Hij heeft getrakteerd met soesjes.
Petty: “Ik heb niets gehad. Ik was er gisteren niet!” Loretta: “Dat is pech!” Loretta heeft
gezien dat Petty haar blouse scheef geknoopt heeft en knoopt deze los. Petty: “Niet doen,
niet doen!” en houdt Loretta haar hand tegen. Loretta: “Hij zit scheef, ik knoop hem meteen
weer dicht.” Wat ze vervolgens ook doet. Petty laat haar begaan. Ondertussen is Dieuwertje
aan het praten en Aster (50 jaar) binnengekomen. Aster zegt: “Goede morgen!” en trekt met
haar luide stem en beweeglijke manier van doen ieders aandacht: “Ik heb mijn
gehoorapparaat vergeten, dom hè?!” en loopt weer weg om even later weer binnen te
komen. Aan de rechterzijde van Loretta wordt door Vanessa een stoel vrij gemaakt waar
Aster gaat zitten. Even later heeft Loretta met haar linkerhand de hand van Petty vast en
met de rechterhand de hand van Aster. Dieuwertje maakt een grapje: “Als ik omval is er een
takelwagen nodig.” Loretta moet lachen en zegt tegen dan anderen: “ Hebben jullie het
gehoord, Dieuwertje maakt een grapje.” Waarop Dieuwertje de grap herhaalt en vrolijk om
zichzelf lacht. Dieuwertje geeft vervolgens, voor ieder hoorbaar, commentaar op wat er
gezegd wordt. Loretta zegt: “Dat is niet aardig Dieuwertje, ik wil niet dat je zo over anderen
praat, ik wil dat je nu naar de huiskamer gaat.” Loretta staat op en vraagt Dieuwertje met
haar mee te lopen: “Dit hebben we afgesproken, als het niet goed gaat, kan je hier niet
blijven!” Dieuwertje staat op en loopt mopperend mee. In de huiskamer gaat ze op de witte
fauteuil zitten. Ze kijkt nu door de glazen deur de activiteitenruimte in. Loretta keert terug
en gaat weer tussen Aster en Petty zitten. Het groepsgesprek gaat verder over koffiemolens
omdat Walter een foto over een wandkoffiemolen in zijn boek tegenkomt. Het boek gaat
rond. Bijna alle deelnemers zeggen iets over een koffiemolen. Aster doet met haar handen
voor hoe werkt. Petty staat op, het is elf uur, ze gaat, aan de arm van Sanne, roken in de
rookkamer.
Medewerkster Kate en Marco 11.10 uur
Kate loopt de activiteitenruimte in. Achter haar aan loopt een jongeman (32 jaar) en zijn
beide ouders. Kate zegt tegen Loretta: “Ik wil Marco aan de groep voorstellen. Jongens dit is
Marco en wijst op de jonge man die geen reactie geeft.” “Dag Marco“, zeggen enkele
deelnemers terug. Kate vervolgt: “Marco wil hier in het weekend komen logeren. Wat vinden
jullie daarvan?” Alle deelnemers reageren positief, behalve Eva ((67 jaar). Zij zegt: “Ik weet
140
net niet, ik kan niet zo goed tegen drukte.” “Dat begrijp ik” , zegt Kate tegen Eva. “We
moeten kijken of we de goede plek voor hem zijn?!” “Ik moet ook nog steeds wennen”, zegt
Eva: “Ik kan me op mijn eigen plek terugtrekken. Hier hoef ik niet meer te piekeren.”
Ondertussen is Loretta naar de ouders toegelopen en heeft ze zich voorgesteld. Ze blijken
elkaar te kennen. Marco is gaan zitten op de stoel van Loretta. “Wil jij wat drinken?” vraagt
medewerkster Sanne. Hij krijgt een bekertje limonade, ruikt eraan en zet het voor zich op
tafel: “Misschien houdt hij niet van sap”, zegt Janne. Dan krijgt hij een bekertje water, hij
ruikt eraan en zet dit ook op tafel. Aster (50 jaar) houdt zijn hand vast en zegt enthousiast:
“Hij aait me.” Waarop Kate tegen de ouders zegt: “Je krijgt hem niet meer terug!” Marco
kijkt, ogenschijnlijk ongericht rond en houdt daarbij zijn linkerhand voor zich waarmee hij
regelmatig aan zijn mond tikt. Pelle (65 jaar) is opgestaan en zegt dat hij Marco kent van de
sportclub. Kate vertelt de deelnemers dat Marco de eerste keer in het Paasweekend komt
logeren. Daarna pakt Kate Marco bij de hand en met de ouders vertrekken ze uit de
activiteitenruimte. Ze zegt: “Ik heb jullie ochtend verstoord: strafpunten voor Kate!”
Loretta neemt haar eigen plek aan het hoofd van de tafel in en heeft ondertussen het
voorleesboek “De zonen van Pietje Bel” van de kast gepakt. Ze zegt: “Nu gaan we voorlezen!
Weten jullie nog waar we waren gebleven?”
Loretta loopt, na de activiteit, naar Dieuwertje en stelt haar voor om na het eten een stukje
te gaan wandelen. Dat vindt Dieuwertje een goed idee. Na het eten vertrekken ze grapjes
makend de deur uit. Dieuwertje duwt de lege rolstoel.
Medewerkster Kate en Marco op 18 april
Kate stapt de activiteitenruimte in. “Mag ik jullie aandacht!” Specifiek tegen Aster (50 jaar)
zegt ze, haar kin hoog: “Ik leg het je zo uit!” Achter haar wordt Daphne (55 jaar) bloed
afgenomen door de trombosedienst. Links staat stagiaire Vanessa sap uit te delen met
medewerkster Sanne in witte plastic bekertjes. Bijna iedereen stopt zijn handeling en
luistert. “Marco, jullie weten nog wel die jongen die ik vorige keer aan jullie heb voorgesteld.
Hij was hier met zijn ouders. Weet je nog? Marco heeft een weekendje bij ons op proef
gelogeerd.” Eva (67 jaar): “Ja, Marco. Arme jongen. Hij sloeg zichzelf en beet op zijn arm.
Arme jongen!” Kate gaat door met haar verhaal en laat Eva praten: “Wij hebben besloten
dat wij niet de goede logeerplek voor Marco zijn. Het is hier niet veilig voor hem, de deuren
staan open en hij kan zo naar de badkamers lopen. Zijn ouders vonden het erg gezellig op De
Zeeg maar zien ook dat het hier niet de goede plek voor Marco is. Dank voor jullie
gastvrijheid, dit ronden we af!” Vervolgens stapt Kate naar Aster en legt haar uit: “Marco
komt niet bij ons logeren. De deuren zijn hier open. Zijn papa en mamma gaan een ander
plekje voor hem zoeken.” “Oh ja”, zegt Aster en begint vervolgens over haar Papa en
Mamma. Ze mag ze vanmiddag zelf bellen.
141
Activiteitenbegeleidster Machteld en de kinderboerderij
De zwarte bus wordt volgeladen. We gaan naar de kinderboerderij. Daar aangekomen
blijken er verschillende bewoners een agrarisch verleden te hebben. Machteld nodigt ze uit
om te vertellen over hun ervaringen. Walter (66 jaar), Aart, maar ook Harrie (67 jaar),
Gemma (68 jaar) en Theo (72 jaar) weten veel van de dieren en planten. Machteld: “Zijn dit
spruitjes?” als we langs de moestuin lopen. “Nee”, zegt Walter, “Dat is boerenkool.” Dan
gaan we koffie drinken in het restaurant. Bij de ingang wordt op een bord aangegeven hoe
lekker de appeltaart is. Daar aan tafel gezeten neemt Machteld het woord: “Je mag zelf
weten wat je drinkt, het lijkt me beter om er niets bij te nemen, vinden jullie ook niet?”
Twee van hen reageren met “Ja.” Later deze week deelt Machteld aan de deelnemers
gesealde foto’s uit van dit tripje.
Activiteitenbegeleidster Machteld en nummer negentien
De groep van zeven bewoners lopen met Machteld, de activiteitenbegeleidster, door de wijk
van De Zeeg naar nummer negentien. Daar gaan ze spelletjes doen. De voorsten wachten bij
de stoep bij het oversteken van de weg tot Machteld aangeeft dat ze kunnen oversteken. Bij
nummer negentien aangekomen, wachten daar nog drie bewoners. We gaan naar binnen de
jassen worden uitgedaan. Ieder kent de weg en gaat aan de twee tafels of in de zithoek in de
woonkamer zitten. Walter (66 jaar) loopt door de tuindeur de tuin in en kijkt wat er allemaal
opkomt en vertelt wat hij afgelopen herfst allemaal in de tuin gedaan heeft: “De Hortensia
geknipt”, en pakt met zijn hand de tak en zoekt naar knoppen. Machteld roept Walter naar
binnen. Ze vraagt iedereen te luisteren en geeft aan wat we deze middag gaan doen. Het is
stil. “Ik heb van jullie begrepen dat jullie het hier rustiger vinden dan op De Zeeg, klopt dat?”
“Ja”, beamen enkele. “Zeker veel rustiger?” zegt Machteld. Ze wacht het antwoord niet af.
“Als we met zoveel zijn, kunnen we niet met de bus weg. Voortaan gaan we op maandag
hier op negentien activiteiten doen. Donderdag zijn we met minder; dan kunnen we de bus
weer nemen. Vandaag gaan we spelletjes doen. Vinden jullie dat een goed idee?” Twee
reageren bevestigend door “Ja” te zeggen. Gemma (68 jaar) vraagt nog iets over de
donderdag. Machteld vraagt vervolgens aan een ieder welke spelletje ze willen doen. Al snel
zit iedereen te dammen, te puzzelen, te ezelen of te kaarten. Jos (66 jaar) helpt met
iedereen te drinken geven.
Elke stap die genomen wordt, legt Machteld voor aan de deelnemers. Als zij samengestelde
vragen stelt, geven steeds maar enkele bewoners reactie. Waarna het zonder wanklank, in
de voorgestelde richting verder gaat.
Activiteitenbegeleidster Loretta en de ochtendactiviteit 2
Dieuwertje (67 jaar) zit in de activiteitenruimte op haar eigen plaats links van Loretta. De
groepsleden lopen binnen, de helft staat nog of wordt door groepsleiding met de rolstoel
binnengereden. Dieuwertje staat plotseling op, schuift de stoel met kracht naar achter, het
142
geluid doet Loretta omkijken. Dieuwertje wil achter haar langs lopen. Loretta staat
onmiddellijk op en vangt Dieuwertje op en zegt: “Dat wil ik niet hebben, we gaan geen ruzie
maken!” Tegelijkertijd pakt ze Dieuwertje’s beide handen. Dieuwertje komt tot stilstand,
buigt haar hoofd en begint te huilen. Met Loretta loopt ze terug naar haar plaats, waar ze al
huilend en heftig ademend gaat zitten. Ze komt tot rust. Even later kijkt ze weer lachend
rond.
Wanneer alle deelnemers er zijn is de groep dertien personen groot. Loretta wordt
ondersteund door de huishoudelijke kracht Sanne en Vanessa de stagiaire. Deze laatste is
vooral op de achtergrond aanwezig.
Loretta geeft een ieder in de groep ruimte om te vertellen wat ze hebben meegemaakt.
Gemma (68 jaar) heeft het woord. Dieuwertje zit voor in haar stoel en geeft commentaar op
wat ze hoort. Loretta legt haar vinger op haar mond en zegt tegen Dieuwertje: “Nu heb je
genoeg gezegd en gaan we onze mond houden!” Dieuwertje laat zich tegen de leuning
aanvallen en drukt haar kin op haar borst. Ze zegt niets meer.
Petty (70 jaar) komt binnen met medewerker Gijs en gaat aan de linker, kant van Loretta op
de nog vrije stoel, zitten. Gijs zet voor haar een bordje Brinta neer. Petty zegt tegen hem “Ik
kan niet toch.” Hij hurkt naast haar en houdt en handje vol pillen voor haar neus. Eén voor
één neemt ze een pilletje en met haar andere hand houdt ze een blauwe beker vast waaruit
ze kleine slokjes water drinkt. Wanneer het klaar is, omarmt ze Gijs. Ze draait zich om en
begint met luide stem tegen Loretta te praten die haar aandacht op Gemma heeft gericht:
“Ik ga straks naar Dieren om drie uur”, zegt Petty. Loretta vraagt haar: “Wie gaat er met je
mee?” Petty: “Niemand.” Loretta: “Wie brengt je dan?” Petty: “Niemand.” Loretta: “Dan ga
je zeker met de taxi.” Petty hard: “JA.” Dan richt ze zich weer tot Gemma, die rustig gewacht
heeft, tot Loretta weer haar aandacht op haar richt, en vertelt haar verhaal verder. Ook de
rest van de groep heeft geduldig zitten wachten. Petty zit voor haar bordje Brinta. Ze zegt:
“Ik kan niet, ik kan niet.” Zonder daar aandacht aan te besteden gaat Gijs weg. Loretta deelt
een A3-kleurenplaat uit die ze kunnen inkleuren, uitknippen en plakken om met Pasen de
eitjes te versieren. “Ik snap het niet”, zegt Dieuwertje. “Ik leg het je wel uit", zegt Loretta,
"we doen het stap voor stap.” Aster (50 jaar) komt binnen en wil niet op de aangeboden
plek gaan zitten. Ze krijgt plaats schuin achter Loretta en Petty: “Ik ben een beetje
verdrietig”, zegt ze en huilt daarbij. “Is er wat veranderd?” vraagt Loretta: “Ja”, zegt Aster
“Veranderd!” “Dat is moeilijk”, zegt Loretta “Ja, moeilijk”, zegt Aster haar na. En veegt met
een papieren doekje haar ogen droog. Dan zegt Loretta tegen Dieuwertje, die aan de andere
kant zit: “Aster is een beetje verdrietig.” Dan pakt Loretta het boek van Jip en Janneke en
begint met voorlezen. Ondertussen is Petty aan haar bordje met Brinta begonnen. In haar
rechterhand de lepel en in haar linkerhand een papieren doekje eet ze met kleine hapjes; af
en toe haar neus snuitend en mond schoon vegend. Aster huilt. Loretta leest voor over Jip
die madeliefjes gaat plukken. Dieuwertje zegt: “Mei-zoentjes”, en lacht daarbij luid. Petty zit
geboeid te luisteren. Loretta legt haar hand met lepel bij het bord als aansporing: “Ik kan het
143
niet, ik kan het niet”, reageert Petty. Loretta leest verder en vertelt hoe Jip in de sloot is
beland met kroos en modder. Ze vraagt aan Petty: “Ben jij ook weleens in de sloot terecht
gekomen?” “JA”, zegt Petty enthousiast. Dieuwertje wil ook wat zeggen maar Loretta zegt:
“Jij mag even niets zeggen.” Dieuwertje lacht om het verhaal van Jip: “Ha –hah”, gevolgd
door een geluidloze lach en een nieuwe: “Ha-hah.” Loretta leest verder. Petty heeft haar
bordje Brinta leeg. Sanne haalt het lege bord met het papieren doekje weg. Medewerkster
Dunja komt binnen en zegt tegen Dieuwertje dat ze over vijf minuten naar de kaper gaan en
vraagt waar haar rolstoel staat. Dieuwertje staat op, zegt dag tegen Loretta en vertrekt. Ze
hoort niet dat Paula (66 jaar), haar vriendin, verderop aan de tafel ook “Dag, tot straks”,
tegen haar zegt. Petty zegt: “Ik wil ook gaan, mag ik gaan?” Loretta zegt het is nog geen tijd,
je gaat vanmiddag pas om drie uur. “Mag ik roken”, vraagt Petty.“Om elf uur mag je roken,
we gaan nog een kopje koffie drinken”, zegt Loretta. Petty kijkt voor zich op tafel. Het boek
van Jip en Janneke wordt weer op de kast gelegd. Nu gaan ze kleuren en knippen met de
Paasplaat die Loretta ze heeft laten zien. Petty krijgt een leeg A4-tje en begint op haar eigen
wijze te tekenen met kleurstiften. Ze tekent een plantje wat uit een polletje gras groeit met
rechte steeltjes en bloemetjes. De eerste tekening wordt door Loretta bijgeknipt en op een
gekleurde ondergrond geplakt. De daaropvolgende tekeningen met dezelfde inhoud, die in
ongeveer vijftien seconden worden gemaakt, worden door Petty zelf bijgeknipt en op een
gekleurde ondergrond geplakt. Dan is het elf uur en klokslag meldt Petty zich: “Sigaretje
roken?” “Je let beter op de tijd dan ik”, zegt Loretta, “Sanne gaat ook, je kunt met haar
meegaan.” Aster hoort het en wil ook een sigaretje roken. Petty draagt haar zwarte
handtasje aan de hengsels in haar linkerhand en loopt naar deur. Als ze ziet dat Aster
meegaat, draait ze zich spoorslag om en gaat terug op haar stoel zitten. Aster loopt aan de
arm van Sanne het lokaal uit. Ondertussen heeft Loretta een gesprek met Daphne over haar
bol oranje wol, welke op een voor hen onverklaarbare wijze verdwenen is. Petty zegt
duidelijk verstaanbaar tegen Loretta: “Ik heb zelf oranje wol, is niet van haar, is van mezelf,
ze zijn al bij me geweest!” Dan vervolgt ze met nasaal klagende toon: “Waarom met haar?
(ze doelt hier op Aster)”. Loretta antwoordt: “Sanne is er niet alleen voor jou, dat weet je
best. Als je nog wil roken kan dat nu, straks kan het niet meer.” “Ja”, zegt Petty en spoedt
zich, met kleine maar gehaaste pasjes, met haar handtas in haar rechterhand, het lokaal uit.
144
3.4 Bespreking observatieverslag van
De Zeeg
Verslag van de gesprekken tussen het kwaliteitspanel en de geobserveerde teams van De
Zeeg
Locatie: Hoofdgebouw van De Schreuderhuizen te Arnhem
Datum: 08/06/2012
Het aanwezige kwaliteitspanel bestaat uit:
-
Hans Reinders, voorzitter
Rogier Vroegindeweij, contractmanager bij zorgkantoor Menzis
Gineke, teamleider op Laag-Soeren (De Schreuderhuizen)
Dorine Navis, kwaliteitsfunctionaris bij de Schreuderhuizen en de Zeeg
Roelof Zwier, bestuurder De Schreuderhuizen
Gerda, voorzitter van de cliëntenraad van De Schreuderhuizen
Gondie Siemelink, orthopedagoog De Schreuderhuizen
Fred Volkers, lid cliëntenraad de Zeeg
Karin Leutscher, hoofd voorzieningen van de Zeeg
Overleg binnen het kwaliteitspanel
Na een voorstelronde legt Hans het kwaliteitspanel eerst de werkwijze van de dag uit. In de
ochtend zal het kwaliteitspanel de observatieverslagen met elkaar bespreken. Hier wordt
een selectie uit gemaakt van beelden die het panel waardeert en beelden waar het panel
vragen bij heeft. Deze waardering en vragen worden vervolgens in de middag naar de teams
uitgesproken. Tijdens het ochtendoverleg zal duidelijk worden afgesproken wie in de
middag welk beeld aan het team voorlegt. Dit om onduidelijkheid te voorkomen en een
goed verloop van het gesprek te stimuleren. Vervolgens zullen in de middag de vier
(afvaardigingen van de) teams één voor één op gesprek komen. Hans: “De teams komen hier
niet om examen te doen, ze krijgen geen cijfer; hoogstens wat huiswerk. Het gesprek dat wij
met hen voeren geeft handvaten en vooral aanleiding om verder te onderzoeken. Daarom is
het van belang dat wij vragen zo formuleren dat hun gedachten op gang komen en we hen
aan het praten krijgen.” Naast de waardering en vragen vanuit het kwaliteitspanel zal Hans
de teams ook nog twee algemene vragen voorleggen:
7. Staan jullie als team goed op de foto?
8. Wat hebben jullie als team aan dit verslag?
145
Woonlocatie de Zeeg
De afvaardiging van de woonlocatie van de Zeeg bestaat uit Janny (coördinator zorg), Loes
(activiteitenbegeleidster), Yvonne (groepsleidster), Elly (groepsleidster), Mieke
(activiteitenbegeleidster), Truus (groepsleidster), Daniëlle (groepsleidster).Het
kwaliteitspanel legt het team eerst de momenten van waardering voor:
Petty en opstaan1 (p. 116 - 118)
Gondie: “Ik vond vooral het nagesprek met medewerkster Trui mooi om te lezen. Mooi dat ze
haar eigen gemoedstoestand/stemming meeneemt, dat er wordt gekeken naar hoe die van
invloed kan zijn op het contact.”
Daphne en lopen (p.125)
Dorine: “Ik vind het heel mooi dat Daphne tijdens de observaties, nadat ze lang in een
rolstoel had gezeten, toch weer kon gaan lopen dankzij de looplift.”
Daphne en stilte (p. 125)
Roelof: “Mooi dat Daphne niet hoeft te vertellen waarom ze zo stil is en het ook voor zichzelf
mag houden. Bij mij rijst wel de vraag of ik doorgevraagd zou hebben maar heb de indruk
dat de keus hier gemaakt is.”
Aster en Desie (p.126-127)
Karin: “Aster raakt hier de foto aan van iemand die overleden is en dat vind ik mooi. Het gaat
bij ons op de Zeeg om bewoners onderling die een relatie aangaan en in dit beeld zie je dat
dat lukt.”
Aster en Jasmijn (p.126)
Gondie: “Er zijn heel veel mensen in deze scene, mooi dat zij allemaal een plekje krijgen.”
Petty opstaan2 (p.120-123)
Dorine: “Ik vind het mooi hoe Petty een brief uitdeelt aan Judith, hoe ze voorgelezen wordt
en hoe Petty zelf ook hard moet lachen en zich gelukkig kan voelen.”
Na de momenten van waardering legt Hans het team de twee vragen voor:
1. Staan jullie goed op de foto?
Janny: “Ik vond het heel duidelijk en herkende de situaties van de Zeeg. Je kunt ze er
gelijk uit halen.”
Truus: “Ik vond het ook herkenbaar hoewel bepaalde dingen wel aangevuld kunnen
worden.”
2. Wat hebben jullie als team aan zo’n verslag?
Loes: “Ik had het eerst eigenlijk niet zo door, het observeren. De observator kwam
binnen en ik dacht dat hij een familielid van iemand was. Ik heb eigenlijk ook
helemaal geen verandering bij mezelf en anderen gemerkt en vond het fijn dat
mensen hem zo makkelijk toe lieten. Het verslag is uiteindelijk vooral een bevestiging
146
wat ik doe, bevestiging dat ik mijn werk een goede basis heeft.”
Truus: “Wat mij wel opviel in het verslag waren de piepers, die zijn dus duidelijk niet
altijd nodig en daar moeten we het over hebben.”
Loes: “Ja, aan zulke dingen zie je dat zo’n verslag ons weer wakker laat worden.”
Dan legt het kwaliteitspanel het team de beelden voor waar zij vragen bij heeft:
Petty en opstaan1 (p.116-118)
Gerda: “Ik krijg het idee dat Petty niets ontvangt van de boodschappen van de groepsleiding.
Het lijkt me dan voor haar een enorme opgave om iedere morgen op deze manier uit bed te
komen. Zou het helpen wanneer de begeleiding Indonesische woordjes gebruikt bij Petty?
Wellicht om dichter bij haar achtergrond te komen?”
Janny: “Ik oefen wel eens Indonesische woordjes met haar, maar Petty wil dit
eigenlijk pertinent niet. We hebben eigenlijk van alles geprobeerd, Indonesische muziek en
Indonesische briefjes; dan kreeg ze via een collega brieven met Indonesische woorden, maar
dat is op dat moment leuk en daarna houdt het op.”
Hans vraagt Janny wat daar de verklaring voor is en of zij enig idee heeft wat het
verhaal zou kunnen zijn. Janny: “Eigenlijk niet. Maar het is natuurlijk terug te leiden naar
haar beperking, naar haar psychiatrische achtergrond.” Karin vult haar aan en zegt: “Het
enige wat we wel weten is dat haar verleden zeer traumatisch is.”
Hans: “Petty geeft in deze passage ook aan dat ze dood wil. Hoe horen jullie dat?”
Truus: “Het is heel lastig om Petty te helpen, dat is moeilijk. Eigenlijk is het
afhankelijk van het moment hoe je op zo’n opmerking ingaat. De ene keer serieus maar de
andere keer met een grapje.”
Dan vraagt Hans het team of zij denkt dat Petty echt dood wil. Janny denkt dat Petty
de uitspraken alleen op schakelmomenten doet, op momenten wanneer Petty moeite heeft
om de buitenwereld te begrijpen, en dat Petty niet echt dood wil. Loes denkt dat Petty wel
echt dood wil en zegt dit soms te zien tijdens de activiteiten die zij met haar doet.
Roelof had zich bij het ochtendoverleg al met enige afschuw afgevraagd waarom Petty zo
veel Brinta krijgt op een dag en vraagt het team of zij daarin niet meer wisselend kan zijn.
Elly antwoordt: “Ze wil niet anders. Het lijkt alsof ze het niet met heel veel plezier eet
maar dit is wat ze wil.” Roelof: “Maar ik kan me inmiddels voorstellen dat ze opziet tegen
nieuwe dingen, wellicht ook tegen nieuw eten?” Gerda springt daar op in en vraagt: “Kunnen
jullie dat eten niet op een ander moment doen? Bijvoorbeeld eerst eten, daarna douchen en
aankleden en dan naar beneden. Dat maakt het misschien minder moeilijk.” Truus
antwoordt: “We hebben inmiddels besloten om Petty voortaan beneden te spuiten zodat we
bij het opstaan rustig aan kunnen doen en ze daarna rustig kan eten. Maar als we Petty
boven laten eten zou ze niet meer deelnemen aan het gezamenlijk ontbijt en dan krijgen we
haar misschien niet meer naar het dagverblijf.” Roelof vraagt zich hardop af of Petty hier
dan zo veel plezier in heeft.
Dan vraagt Hans het team waarom Petty eigenlijk nog naar de dagbesteding gaat, dit
147
aangezien ze al ver boven de rechtmatige pensioen leeftijd zit. Janny antwoordt: “We zijn nu
zo ver dat we gaan overleggen of het nog nodig is dat Petty naar de dagbesteding gaat.”
Yvonne vult haar aan: “We moeten dan wel iets anders aanbieden, we moeten haar in
andere activiteiten kunnen voorzien.” Karin: “De medewerkers van het dagverblijf zeggen
dat ze echt geniet. Daardoor speelt wel een overweging: moeten we haar zelf iets anders
aanbieden of moeten we het zo houden?”
Petty met pyjama (p.116)
Dorine: “Er wordt in dit beeld gezegd dat Petty bewust wordt genegeerd omdat zij ‘hier niet
hoort’. Is dat op dat punt of op dit moment?”
Loes: “Ik heb het gevoel dat Petty hier wel hoort. Maar het is de vraag of wij de juiste
mensen voor haar zijn, en of wij de juiste capaciteiten voor haar hebben.” Truus vult haar
aan: “Petty is inmiddels al in zo veel instellingen geweest waar ze niet op haar plek was en
tot nu toe gaat bij ons vrij goed. Ze hoort hier wel maar aan de andere kant moeten we
inderdaad ook eerlijk zijn. Toch was de opmerking vooral een foute formulering, denk ik.”
De woonkamer (p.114)
Het panel verbaasde zich over de indeling van de grote ruimte. Fred gaf aan dat hij bij het
lezen over de ruimte een gevoel van onrust kreeg en Hans vond het hele beeld van deze
groep ‘ontzettend chaotisch’. Fred vraagt aan het team of zij die ruimte ook ervaren als een
plek waar het chaotisch is
Mieke: “Er loopt een snelweg door die ruimte. Het is druk maar dynamisch. Ik denk
dat het voor de mensen die daar zitten echt wel als chaotisch ervaren wordt. Mensen die
actiever zijn ervaren het als prettig denk ik, als een ontmoetingsplek. Je ziet trouwens ook
dat er vier ruimtes worden gecreëerd door de bewoners zelf, zonder scheidingsmuren.
Iedereen heeft zijn of haar vaste plekje en zit daar met een bepaald groepje bij elkaar.” Loes:
“ Er is toentertijd bewust voor deze ruimte gekozen maar ik weet niet of dit per definitie de
goede keus is geweest. We kunnen het er misschien nog over hebben.”
Dan geeft Hans aan dat het gesprek is afgelopen en vraagt het team hoe zij deze heeft
ervaren.
Truus: “Ik vond het fijn dat we bepaalde dingen konden aanvullen in dit gesprek.”
Loes: “Ik vond het heel leerzaam, we worden hierdoor echt geprikkeld om samen na te
denken.” Mieke: “Ja, en we gaan het samen denken voortzetten.”
148
3.5 Evaluatie Kwaliteitspanel
Evaluatie binnen het kwaliteitspanel
De observatieverslagen
In de ochtend vraagt Hans de leden van het kwaliteitspanel wat zij van de
observatieverslagen vonden en of zij er eventueel nog commentaar op hebben:
Rogier: “Ik vind het erg knap hoe de verslagen zijn gemaakt. Je krijgt echt een beeld
en ziet voor je wat gebeurt.” Gerda: “Ik vond het lezen erg tegenvallen. Ik had onderschat
hoeveel tijd het zou kosten en viel er eerlijk gezegd bij in slaap. Woonlocatie De Zeeg vond ik
het moeilijkst om te lezen.” Karin springt daar op in en zegt dat binnen de Zeeg ook enige
onvrede bestaat over de manier waarop ze op beeld zijn gezet. Daarnaast wordt ook
getwijfeld aan de objectiviteit: “Er wordt bijvoorbeeld erg suggestief geschreven met
betrekking tot het zorgplan van Arga. Er zou weinig perspectief zijn terwijl het team daar
naar mijn idee juist erg veel voor doet. En zo zijn er nog wel meer beelden die suggestief
overkwamen.” Hans zegt dat dit hem ook was opgevallen en dat nog een keer goed naar dit
verslag gekeken gaat worden.
Dan vraagt Hans de leden van het panel wat zij vinden van het gebruik van citaten in de
observatieverslagen:
Rogier: “Een beschrijving, zoals bij de Werkplaats, waar weinig citaten worden
gebruikt is makkelijker te lezen.” Fred: “Maar citaten zijn volgens mij wel van belang bij het
creëren van een beeld. Daardoor blijft namelijk minder ruimte over voor de interpretatie van
de schrijver. Citaten geven een specifiek beeld omdat ze letterlijk weergeven wat er op een
bepaald moment gebeurt.”
De gesprekken met de teams
Wanneer het kwaliteitspanel in gesprek is geweest met alle vier de teams vraagt Hans hen
hoe zij de verslagen vonden en hoe het was om lid van het kwaliteitspanel te zijn.
Roelof: “Nu we met iedereen gesproken hebben denk ik dat de kwaliteit van zo’n
verslag er voor een deel niet toe doet. De verslagen geven informatie waarmee je op een
leuke manier met mensen in gesprek kunt raken. Daardoor gaat het nu eindelijk weer over
de kwaliteit in de zorg, eindelijk.”
Karin: “Ik zei eerder op de dag dat ik dit nooit meer zal doen maar kom daar nu op
terug. Ik vind het een mooi project en heb ontzettend veel geleerd. De dubbelrol die ik had
vond ik wel lastig dus als panellid moet je wel echt zorgen dat je niet op de observaties staat.”
Dan vraagt Hans hoe het panel vindt dat ze het vandaag gedaan hebben:
149
Fred: “Ik vind dat we het goed gedaan hebben met een mooi resultaat. Ik kreeg het gevoel
dat het bij de teams goed werd ontvangen, er was geen groep die de hakken in het zand
zette.” Roelof: “Ik vond het ook uitdagend. Vooral met de teams van de Zeeg omdat ik die
situaties nog niet kende.” Karin: “Ik heb ook het gevoel dat we als panel de teams op
bepaalde momenten hebben kunnen raken.”
Hans zegt dat hij de teams nog even kort wil nalopen en het panel concludeert dat de
Kaleidoscoop het meest kwetsbaar was. Mark leek erg zenuwachtig en was vrijwel alleen
aan het woord. Wilma was voortdurend aan het schrijven. Het panel vond dat dit team open
stond, daarbij goed had gekeken naar het verslag en eventuele verbeterpunten.
Het panel vond de Werkplaats het minst kritisch en minst resultaatgericht. De vraag van Olaf
trof duidelijk wel. Gerda geeft aan dat ze hoopt dat dit Bas aanleiding geeft om nog eens
goed naar het verslag te kijken, dit ook omdat hij aan het begin van het gesprek aan gaf
weinig verassende dingen te hebben gezien.
Het panel vond het team van Woonlocatie de Zeeg heel open. Het team had daarbij al veel
nagedacht over het verslag. Opvallend was de verbouwing die de grote verklaring bleek voor
dingen die wat rommelig waren en het panel stelt dat datgene wat beschreven is daarmee
in feite een verkeerd beeld geeft. Het feit dat de Zeeg en de Wingerd een grote afvaardiging
had maakte dat de gesprekken meer in balans waren vindt Roelof. Het werd hierdoor een
groepsgesprek, en dit was in mindere mate zo tijdens het gesprek met de Kaleidoscoop en
Werkplaats. Het gesprek met de Wingerd gaf volgens Gerda aan dat zij het als panel goed
gedaan hebben.
150
4.Interview met bestuurders van
Schreuderhuizen en De Zeeg
151
4.1 Gesprek met de bestuurders Anja
Dijkman (De Zeeg) en Roelof Zwier
(Schreuderhuizen)
27 september 2012
Goede informatie
Tevreden blikken beide bestuurders terug op het project tot nu toe.
De vier observatieverslagen geven een goed beeld van hun eigen organisatie. De vier
gespecialiseerde onderzoekers in participerend observeren, leverden goed werk af.
De verslagen versterken ook hun waardering voor de kwaliteit van hun medewerkers.
Anja Dijkman begint meteen concreet: “Er zaten eyeopeners in de verslagen.
Wat ik van te voren niet bedacht had, is dat de buitengroep in de verbouwing zat. Mooi om te zien
hoe de groepsleidsters individueel de vraagstukken waar ze voor stonden, oplosten”.
En: “We hebben veel aan de observaties van mensen met een complexe zorgvraag. Vooral voor de
personen die op ons verzoek extra gevolgd zijn. Het levert goede informatie op voor hun
groepsbegeleiders. Bijvoorbeeld de, nogal eens verstorende, functie van de pieper. Of: onzekerheden
bij begeleidsters zoals: zeggen dat je geen leiding bent”.
Kwaliteitswerk
Roelof Zwier is zeer content met de formule van de pilot in zijn geheel. “Neem nu bijvoorbeeld het
kwaliteitspanel, dat ik zelf van nabij heb meegemaakt. Het waren schitterende gesprekken met de
teams. Ik heb altijd gezegd dat intervisie en dialoog van wezenlijk belang om tot kwaliteitsinformatie
te komen. Je kon in het panel ervaren wat de betekenis is van de geleverde kwaliteit en wat het doet
met een team. Het zijn knappe verslagen. Ze laten haarscherp en subtiel zien wat goed gaat en waar
we de boot missen. Mooi ook om te zien hoe scherp je er iets uit krijgt: zoals de enorme kwaliteit die
er geleverd wordt. En de goede manier van begeleiden”.
Hij vertelt wat een indruk het op alle betrokkenen maakt als je een moeder hoort zeggen: “Als ik
toch geweten had dat jullie met zoveel hart en ziel aan het werk zijn, dan zou me dat zo’n rust
gegeven hebben. Dit heb ik nodig om goede zorg te zien”. Roelof vervolgt:“Ze weet nu hoe de
mannen tegenover haar zoon staan en met hem begaan zijn Ze voelt zich veel vrijer. Je hebt veel aan
kwaliteit gedaan en er ontstaat nieuwe kwaliteit. Je verhoogt het. Dat zie je meteen gebeuren”.
152
Hij realiseert zich weer eens opnieuw het belang om af te spreken dat je gebeurtenissen, ervaringen
en inzichten vastlegt. “Het drukte me weer eens op het belang van opschrijven hoe je de dingen doet.
Wat werkt goed en wat niet. Anderen zien niet hoe goed ze het werk doen. De antropologen nemen
dan scherp waar. Ik zie je dat doen, klopt dat en is dat daar en daarom? Of bijvoorbeeld iemand die
gooit en schreeuwt en de begeleider gaat heel dichtbij staan. De autistist kan hem niet negeren, de
begeleider komt in zijn ruimte en zijn lichaamswarmte brengt nabijheid. Je ziet iemand weer bij
zichzelf tot rust komen”.
Waardering voor het proces
De bestuurder van de Zeeg geeft aan dat er personen waren die het aanvankelijk wel heel lastig
vonden om te werken met een observator in de buurt. Zo kreeg ze te horen: “Misschien ga ik dingen
zien waar ik niet zo blij mee ben…. Je houdt het even vol om wat anders te werken en extra je best te
doen. Maar dat werkt niet. Je merkt al gauw dat jijzelf daar vooral last van krijgt en iets onnatuurlijks
gaat doen. Daar reageren cliënten ook op…Toen ik dat los kon laten, ging het weergewoon langs
natuurlijke weg. Maar ik heb er ook veel bewondering voor hoe zo’n observator volledig naar de
achtergrond verdwijnt”.
Onderwerp van gesprek wordt de visie. Het viel de onderzoekers op dat er geen ruis is over de visie.
Iedereen kent deze. Bestuurder en assistent begeleider weten vanuit welke visie er gewerkt dient te
worden. Alleen het eigenaarschap is anders. Besluiten van het bestuur en het management worden
breed gedeeld. Bijvoorbeeld de begroting hangt op kantoor en wordt ervaren als “onze begroting”.
Dat zie je terug in de relatie tussen medewerkers en cliënten.
Beide bestuurders geven aan tevreden te zijn over het verloop van het traject. Mensen waren vanaf
het begin enthousiast over het traject. Er was geen verzet. Wel hier en daar een aarzeling. De
voorgesprekken met de afvaardiging van de teams van de Schreuderhuizen en met vrijwel alle
medewerkers bij De Zeegh, hebben goedgeholpen in dit proces. Men wist wat men kon verwachten.
Nadat de begeleiders de beelden lazen, waren ze zelfs trots. Net als de bestuurders.
Vervolg
Zouden de bestuurders met deze verslagen en dit proces nog iets willen doen?
In beide organisaties is men al begonnen met de ontwikkelpunten. Vooral nog meer accent op de
individuele ontwikkeling en het zelf initiatief van cliënten.
Er zijn spontaan een aantal initiatieven ontstaan zoals: een complimentenbord. Ook is
De onderlinge dialoog, het aan elkaar uitleggen wat je aan het doen bent, gaan gonzen. Er is
duidelijk weer nieuwe motivatie ontstaan om uit te leggen en goed over te dragen.
“Zo zijn er ten aanzien van bepaalde personen, met complex gedrag, duidelijke afspraken gemaakt
met betrekking tot initiatieven. Sindsdien zijn er geen negatieve reacties meer vertoond.”
De bestuurders vullen elkaar aan: “ Het geeft pure erkenning van dat wat ze doen. Ook als de situatie
beter anders aangepakt had kunnen worden. Begeleiders zien dat ze dan mogen leren daarvan en er
niet op bestraft worden. Als je de thema’s niet kunt zien, omdat ze weggemoffeld worden, doet ieder
zichzelf tekort. Deze openheid verhoogt zichtbaar de kwaliteit. Objectief aangetoond…..!”
153
“We zitten wat in de wachtstand: “hoe nu verder?”. We hebben de Inspecteur geïnformeerd. Het is
een verschrikkelijk goede methodiek, die we graag ook in huis halen en houden. Het laat goed zien
waar het om gaat bij kwaliteit. Als deze methode in plaats mag van al die afvinklijstjes waar we niet
echt iets mee kunnen doen, heel graag. We hebben er vreselijk veel aan gehad. We zijn er nog niet uit,
vanwege allemaal landelijke ontwikkelingen de ook op ons afkomen. Momenteel liggen de verslagen
binnen het managementteam (MT). Ieder krijgt de gelegenheid om het rustig te lezen, te bespreken
en vervolg te geven.
Dat het zijn waarde heeft en dat het kwaliteit laat zien die je nergens anders terugkrijgt is helemaal
helder”.
Intensief positief
De bestuurder van de Schreuderhuizen: “Het proces dat we nu gegaan zijn met Beelden van Kwaliteit
is intensief. En dat moet het ook maar zijn. Het is een constatering. Liever iets dat intensiever is, maar
dat iets oplevert. Het geeft zoveel positieve neveneffecten met betrekking tot kwaliteitsverhoging. Je
doet ook iets met de waardering naar medewerkers. Je hebt ze goed in beeld gekregen. Ze worden
gezien en ze krijgen iets extra’s mee. Vooral zij die langer hier werken. Dit proces hoeft niet ieder jaar
op elke locatie, al zou dat wel mooi zijn. Maar als je het in een cyclus zet van twee, drie jaar, dan
werk je permanent aan kwaliteitsontwikkeling”.
Demotiverend
De bestuurders staan nog even stil bij vinklijsten, die in de beleving van medewerkers ver afstaan
van hun alledaagse werkelijkheid. “Het is zo frustrerend voor hen als zij bijvoorbeeld antwoorden op
de vraag: ‘is er sprake van agressie?’, antwoord: ‘Ja’. ‘Heeft u dit gemeld?’ Antwoord: ‘Nee’, want we
gaan hier direct in de begeleiding goed mee om en lossen het respectvol op.
Zo’n antwoord kan negatief opgepakt worden. Terwijl er een direct verband is tussen het omgaan
met agressie en het ontwikkelen van het leervermogen van zowel de begeleider(s) als de betrokken
cliënt . We benutten het en leren ervan. Dat proces komt niet in beeld. Onze verslagen worden altijd
ingezet op positieve ontwikkeling vanuit loyaliteit naar de cliënten. Maar waar de begeleiders het
over de mogelijkheden hebben, moeten ze het nu over mensen met beperkingen hebben. Dat maakt
het lastig. Je snijdt jezelf dan behoorlijk in de vingers. Het vraagt extra aanmoediging om begeleiders
dan te motiveren dat het ons echt gaat om het verhogen van de kwaliteit van bestaan van de
cliënten. Onze visie blijft vooropstaan!”
Koppeling aan oudergesprekken
De bestuurders wisselen onderling uit.
“Naast de individuele gesprekken kunnen de verslagen ook een positieve rol spelen in de relatie met
ouders. Het kan het vertrouwen versterken. Bij de zorgplanbesprekingen kan het aan bod komen. Er
zijn ouders die tussendoor geregeld contact hebben en die zeggen: “Ik hoef niet te komen voor de
bespreking van het zorgplan…dat loopt toch goed”. Bij anderen is het juist een goed moment voor
uitwisseling. Bij kinderen gaat de ontwikkeling soms heel snel. Dat zou wel twee keer per jaar
kunnen…. Het is dus van belang om het af te stemmen op iedere persoon en op de relatie met de
ouders.
154
Dialoog met elkaar en met de ouders leidt tot de goede route.”
Actualiteit
De bestuurders maken zich er zorgen over als het element “behandeling” verdwijnt uit de ZZP’s 1
t/m 4. De waarde van behandeling is zo groot. Het zal een aderlating zijn als dit element verdwijnt.
Ondanks de onzekerheden die de nieuwe bekostiging teweeg brengt, willen de bestuurders in het
kader van het kwaliteitsdebat wel stil staan bij de betekenis van deze methode en van hun
bevindingen. Ze zijn het volledig met elkaar eens:“We hebben opnieuw een standaard neergezet.
We hebben een bijdrage geleverd aan iets dat belangrijk is. Een concrete bijdrage aan
kwaliteitsontwikkeling. We zijn wel klein, maar de kwaliteit van onze dienstverlening mag er zijn.
Daarin zijn we misschien te bescheiden en mogen we wel meer laten zien waar we groot in zijn….
Tenslotte
We ronden het gesprek af.
De bestuurders kijken elkaar aan:
“Sjonge wat ben ik trots!’ Was jij niet trots?
“Ja natuurlijk. En hoe!
“De dingen die eruit springen krijgen de aandacht. Apetrots!
“ Ze moeten de verbindingen en de ervaringen zelf aangaan en ze doen dat ook.”
“Dat is extra mooi, omdat veel mensen meer dan 15 jaar bij ons werken. Dat heeft ook risico’s.
Vanzelfsprekendheden blijven langer hangen dan nodig is. Men kokert gemakkelijker. En als men dan
toch deze openheid weer op kan brengen…”
Het gaat om het verhaal van de bewoner….en dat pakt men zo goed op. Dat moeten we echt
vasthouden”.
Anja Dijkman zoekt in haar tas: “Kijk dit vind ik een passend citaat:”
“Look what they need and not what they want”.
De kracht van stilte werkt…..
155