Write Now! 2014 voorronde Leuven Abigail Maes 1e Prijswinnaar

Write Now! 2014 voorronde Leuven
Abigail Maes
1e Prijswinnaar
YOLO
Ik kijk naar de roomwitte jurk en de fuchsiabloemen die ze breed glimlachend draagt. Mijn
moeder en ik, wij lachen niet. Tenzij zuur, tenzij groen. Mijn nieuwe oma draagt een decolleté
waarbij haar borsten er bijna uitvallen. Ik verdenk haar ervan dat ze ‘haar meisjes’ heeft laten
restaureren. Mijn nieuwe oma noemt haar borsten steevast ‘my girls’ met een vette knipoog
en een knijpje voor elk. Mijn opa grinnikt dan en ik wil liefst onder de zoden verdwijnen. Daar
waar mijn oude oma ligt. Mijn nieuwe oma wou trouwen in de lente met alle bloemen in bloei
en catering van het Hilton. Ze moest en zou een bruidsjurk speciaal voor haar ontworpen
hebben. Het werd Nicky Van Kets. Het was spuuglelijk. Met overal lovertjes, overal glittertjes,
te veel bloot en een kakofonie aan kleuren. Mijn opa vond het geweldig. Toen ze hun
openingsdans deden schalde ‘I like big butts and I cannot lie’ uit de boxen. Ik vroeg me af of
mijn opa wel Engels kende.
De huwelijksvoorbereidingen duurden eeuwen, ook al waren het eigenlijk maar zeventien
dagen. Ik heb uren amuses moeten proeven. Het was nooit amusant, hoogstens stilde het
mijn honger. Mijn oma lag amper in haar graf of het hek was van de dam. Mijn oma en opa
hebben nooit bij elkaar gepast. Hij hield van plezier en het goede leven, voor haar was het
leven haar te veel en zuinigheid het hoogste goed. Het waren de alleraardigste grootouders,
enkel hadden ze gewoonweg niet met elkaar moeten trouwen. Jaren voor haar dood begon
mijn oma haar leven op te rollen, op te schonen, af te ronden.
Ze hield een lenteschoonmaak die jaren aansleepte. Alles moest weg. Alles gaf ze weg. Ze
kon geen rommel meer tolereren. Toen ik haar vroeg waarom ze alles weggaf, antwoordde
ze kalm dat ze niet wou dat mijn moeder en ik het hele huis moesten leeghalen wanneer er
iets gebeurde. De rommel, de postzegelverzameling van mijn opa, de Afrikaanse maskers,
de ivoren beeldjes, de kitscherige herdertjes en herderinnetjes, de handtas in crocodillo, de
bucolische schilderijtjes van perziken, peren en frambozen. Al zijn namaak Fantin-Latours.
De geweven poppetjes die mijn opa meebracht van zijn reis naar Tibet, een halsketting van
yakbeen, een ketting die hij overhield aan zijn tocht naar Compostela, zijn wijnkisten vol met
nagels, plinten, houtstukken, vijzen, boren en haken. Zijn boeken over de oorlog en de
Franse Revolutie. Zijn miljoenen zaden van vijf verschillende aardappelsoorten, hortensia’s,
peterselie en buxussen. De batterijen die hij spaarde en nog moest opladen. Zijn
zelfgebakken brooddeegfiguurtjes. Zijn foto’s van alles en iedereen, zelfs mensen die hij niet
kende en waarvan hij zwart-wit foto’s kocht op rommelmarkten. Zijn zeven bretellenhouders.
Hun gouden trouwringen die ze al veertig jaar niet droegen. Het moest allemaal weg.
We stonden op om vier uur, smeerden boterhammen met gehakt en ui en thermossen vol
met koffie. Oma lag de hele dag wakker. Ze had zenuwen. Ik hoorde haar elke twee uur
even naar het toilet stappen. Ze draaide en ze keerde in de ene kamer. Ik kon ook niet
slapen. Hun huis stond in een stille straat waar enkel uilen en hanen te horen waren. Maar
opa hield me wakker met zijn gesnurk. Oma en opa sliepen al jaren in verschillende kamers.
Oma in haar oudroze meisjesachtige lakens die roken naar lavendel, opa in zijn slaapzak die
hij als een relikwie meetroonde op al zijn wereldreizen. Zo sliepen we met hetzelfde bloed, in
allemaal verschillende kamers.
We gingen naar rommelmarkten. Opa reed krakkemikkig met de spiksplinternieuwe wagen.
Op een van die dagen heeft hij zelfs de hele linkerkant geblutst tegen één van zijn
lievelingsbomen, een linde. De boom overleefde het niet en hun dure huwelijksvaas ook niet.
We verkochten oude fietsen, we verkochten vintage schoenen, we verkochten een
messenset die ze cadeau kregen bij hun huwelijk. Oma zei dat het om kippen te snijden was.
Van borst tot gat. Het was een heel dure set in die tijd, maar ze hadden het zelden gebruikt.
Opa at niet graag kip. Hij vond dat droog en draderig.
De messenset verkochten we aan een Roemeen voor één euro. Toen oma er twee voor
durfde vragen lachte hij haar uit. Opa ging daarna even vloeken achter zijn oude leren jassen
die op een houten kledingrek hingen dat eveneens weg moest. Heel hun gezamenlijk leven
verdween voor spotprijsjes. Het was eigenlijk om mee te lachen. Maar dat deden we niet. We
kweten ons van onze taak. De auto moest leeg. Alles moest weg. Het leven moest leeg. We
moesten alle sporen uitwissen. Tot er niets meer overbleef van hun verbintenis. Mijn oma
had zich er schijnbaar mee verzoend dat ze mijn moeder en mij moeilijk kon wegdoen. Wij
bleven.
Gaandeweg werd hun huis even leeg als hun relatie. Oma hield tien vorken, tien messen,
tien lepels en twee aardappelmesjes over. Tien borden en soepkommen. Twee
Tupperwaredozen om dingen in te bewaren. Opa’s speculaas. Haar boterkoekjes. Zelfs in
patisserie kwamen ze niet overeen. Ze hield de grote zetel en twee fauteuils. Daarin zaten
we als we op bezoek kwamen. Dan kregen we koffie uit de tasjes die nog overbleven. En
keken we naar de tv-beelden die voorbij gleden. Het was allemaal iets zei oma. Ze wou de tv
ook wegdoen want het was alleen maar moorden, geweld, elkaar kapotmaken en seks. Opa
had het haar verboden. De laatste maanden na de opruiming spraken opa en oma niet meer
met elkaar. Ze spraken langs elkaar heen. Oma refereerde aan opa als ‘die lastige mens’.
Opa sprak over ‘de grote zaag’. Mijn moeder en ik wij waren de intermediairs. Wij gaven
boodschappen door van de ene naar de andere.
Toen we er soms ’s avonds eens bleven voor het eten, at opa sardientjes uit blik voor de
televisie. Oma maakte voor ons soep die ze kant-en-klaar kocht bij de kruidenier. Zoutarm.
Alles in het huis begon te lijden aan metaalmoeheid, mijn grootouders niet in het minst.
Deuren lieten los uit hun hengsels, vocht liep door badkamervoegen. Mijn opa en oma lieten
alles stante pede repareren zodat mijn moeder en ik een mooi huis zouden erven. Mijn opa
zei dat onderhoud de belangrijkste zaak in het leven was. Mijn oma zei dat het properheid
was. Elke woensdag en zondag hield ze grote kuis, dan stofte ze af en blonk ze op tot ze
haar zenuwen kon bedaren. Mijn moeder en ik, we blonken uit in zwijgzaamheid. Ik liet
betijen.
Maanden voor mijn oma stierf had ze heel haar uitvaart geregeld bij een bedrijf dat sterven
en doodgaan probeerde te linken met vrolijkheid en mooie mensen. ‘Deel elkaars lijden altijd’
was hun motto. Bij ons in de familie vervingen we het woord ‘delen’ eerder door ‘vermijden’.
Mijn oma had vijfduizend euro van de rekening gehaald voor de koffietafel en een sobere
grijze kist. Mijn opa was boos want het geld was gezamenlijk. Het moesten liedjes worden
van Frans Bauer en Ann Christy.
We kenden de choreografie. We moesten ze nu enkel nog op maat uitvoeren wanneer de
dag daar was.
Toen het zo ver was, verliep alles min of meer zoals gepland. Opa at zeven pistolets omdat
hij er toch voor betaald had. Hij bestelde wijn aan de koffietafel en kneep een serveerster in
de billen die langskwam met een hespschotel. Mijn moeder en ik deden alsof we niets
zagen. Dat doet iedereen altijd. Dingen negeren is gemakkelijker dan ze het hoofd bieden.
Die avond gingen we naar huis en aten mijn moeder en ik ook kant-en-klare soep. De
kruidenier had ons verteld dat mijn oma zijn beste klant was. Hij ging ze missen.
Opa zagen we steeds minder. Na een paar weken schafte hij zich een internetverbinding en
een nieuwe computer aan. Hij volgde seniorencursussen die de gemeente organiseerde. Ik
weet niet wat ze hem daar geleerd hebben, maar toen ik hem kwam helpen met het inzaaien
van zijn kruiden en de gronddiepte voor ajuin wou opzoeken, sprongen ‘Big Boobs’, ‘Zoek
een Neukmaatje’ en ‘Lekkere Vrouwtjes’ me op de nek. Ik zweeg en sloeg de computer
dicht. Na oma’s dood aten we geen zout en kruiden meer. Ik zweeg tegen mijn moeder. Zij
praatte alleen nog tegen de meubels en spullen die ze gered had van de rommelmarkten en
de stort.
Op een dag vroeg opa me om met hem naar de luchthaven te gaan. Hij had iets bijzonders
besteld en het zou vandaag toekomen. We namen de trein naar Brussel Noord. Daar kocht
opa een piekfijn glanzend lichtblauw pak en een grote hoed. Hij trok het direct aan in een
stationstoilet. Daarna trakteerde opa me op een Brusselse wafel. Hij at er twee. Er hing
poedersuiker op zijn revers. We stonden lang in de rij aan de inkomhal. Opa gaf me honderd
euro om ergens een mooi boeket bloemen te kopen. Ik zocht naar de meest verslenste
bloemen maar vond ze niet. Dus kocht ik een klein ruikertje en een belachelijk beertje.
Ze liep op schoenen van wel twintig centimeter en toen ze mijn opa met de hoed en bloemen
zag, stortte ze zich op hem als een zeppelin in vrije val. Ze had een t-shirt aan met ‘I lurve
Manila’ op en een blote buik. Ze was jonger dan mijn moeder toen die mij kreeg. Mijn opa zei
dat ze spoedig zouden trouwen en dit mijn nieuwe oma werd. Mijn nieuwe oma vond de beer
‘great’. Voor hun huwelijksreis gingen ze naar een schlagerfestijn in Duitsland. Op mijn
nieuwe oma haar Facebook zag ik foto’s verschijnen van mijn opa die tussen allerlei lege
literglazen bier in slaap lag op de tafel. Mijn nieuwe oma poseerde in veel te korte
nylonrokjes met Duitse gladjanussen.
Een paar dagen later kreeg mijn moeder telefoon van een bezorgde bankbediende omdat
mijn opa al het spaargeld wou verzilveren. Hij had gezegd dat je maar één keer leeft. Nu ook
weer verschenen er foto’s. Ditmaal zag ik mijn nieuwe oma met paarse lippenstift en haar
benen wijd gespreid zittend op een goktafel. Tegen haar slipje geklemd hield ze een
chihuahua en tienduizenden veelkleurige chips. Op de achtergrond zag je mijn opa die zijn
handtekening zette op een velletje papier. Mijn nieuwe oma kwam thuis met een
diamantentiara. Ze zei dat ze mijn opa’s prinses was.
Mijn opa at nooit meer sardientjes uit blik, iedere avond gingen ze dineren in een restaurant.
Ik was nooit uitgenodigd, maar ik kon hun gastronomische escapades volgen via Facebook.
Mijn nieuwe oma checkte overal in. Dan verzamelde ze likes. Ze fotografeerde hun borden,
ze likte kaviaar van mijn opa zijn neus, ze nam zelfs foto’s van mijn opa die biljetten van
tweehonderd euro in een fontein gooide. Toen ze één maand gehuwd waren, hoorde ik dat
ze naar Las Vegas wilden. Voor deze gelegenheid had mijn nieuwe oma haar kapsel laten
omvormen tot weelderige krullen zoals dat van een Romeinse keizerin, mijn opa poseerde in
een knalgeel shirt waarop ‘YOLO’ stond. De nieuwe oma trok aan één van zijn vier gouden
kettingen alsof ze een hond vasthield.
De week daarop merkte ik dat mijn nieuwe oma haar eigen grootouders en broers en zussen
had laten overkomen. Er hingen bruidsslingers en schelpen en kralen overal. Mijn nieuwe
oma had de muren oranje laten verven en overal foto’s opgehangen van haar familie. Er
hingen spiegels aan het plafond waardoor alles eindeloos weerkaatste. Leven in achtvoud.
Opa vertelde me dat ik kon komen helpen een zwembad te bouwen in de tuin. Er waren
nieuwe zetels, nieuwe muziek, nieuwe gerechten. Ze gingen allemaal aan tafel. Mijn nieuwe
oma gaf me wat rijst met pinda’s in een overgebleven Tupperware-doosje en zei toen ‘Bye
Bye’ met een perfect gemanicuurd kushandje. Van de tien oude borden bleef er geen enkel
meer over voor mij.