OER Chemie 2014-2015.Bijlage A Competenties FT def

Bijlage A: Competenties van de opleiding Chemie
Na voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en met
kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over een aantal competenties op
hbo-niveau. In deze bijlage wordt toegelicht welke competenties dit zijn voor de opleiding
Chemie.
Landelijk beroeps- en competentieprofiel
Body of Knowledge and Skills
Voorwaarde voor het competent kunnen handelen van een beroepsbeoefenaar is dat hij
over een set van snel toegankelijke kennis en vaardigheden beschikt, de Body of Knowledge
and Skills.
De Body of Knowledge and Skills worden afzonderlijk getoetst. Het niveau waarop deze
kennis beheerst moet worden en dus ook wordt getoetst, wordt aangegeven met behulp van
de taxonomie van Block (Tabel 1: Taxonomie van De Block).
Niveau
1
2
3
4
Taxonomie van De Block
Weten
Knows
(kennismaking)
Inzien
knows how
(actieve verkenning)
Toepassen
shows how (in gesimuleerde situatie)
does (in praktijksituatie)
(actieve productie)
integreren
shows how (in gesimuleerde situatie)
does (in praktijksituatie)
(eigen maken)
Tabel 1 Taxonomie van De Block
Programma
De opleidingen verschillen bij de individuele hogescholen enigszins in de inhoud en uitvoering van het programma. Opleidingen maken namelijk zelf, bijvoorbeeld op basis van regionale ontwikkelingen (binnen bedrijven en universiteiten) keuzes ten aanzien van de diepgang van bepaalde kennisonderdelen. Opleidingen voeren hierover regelmatig overleg met
hun beroepenveldcommissie. Ook studenten kunnen bij hun opleiding kiezen voor inhoudelijke verdieping binnen een bepaald specifiek gedeelte van het vakgebied.
Chemie
Het basisprogramma van alle opleidingen Chemie bevat in ieder geval de volgende elementen:
Knowledge
1. Basis chemie (atoom- en molecuulbouw, reacties in water, chemisch evenwicht);
2. Analytische chemie (spectroscopie, chromatografie);
3. Organische chemie (synthese functionele groepen, reactie mechanismen);
4. Biochemie (biomoleculen, eiwit- en enzymchemie);
5. Polymeerchemie en Materiaalkunde;
6. Fysische chemie (bijv. Electrochemie, Fasenleer, Colloidchemie);
7. Thermodynamica en kinetiek;
8. Veiligheid, Gezondheid en Milieu;
9. Statistiek: dataverwerking, normaalverdeling en betrouwbaarheidsintervallen, toetsen;
10. Informatietechnologie: bijv. chemometrie, experimental design, simulatie- en ontwerpprogramma’s;
11. Natuurkundige toepassingen (bijv. optica, electronica);
12. Wiskunde: chemisch rekenen, functies, differentiaal- en integraalrekening.
1
Skills
1. Algemene laboratoriumvaardigheden: wegen, pipetteren, maken van oplossingen
(buffers), bijhouden van labjournaal, chemisch rekenen;
2. Veilig werken in het laboratorium conform VGM;
3. Werken met standaard laboratoriumapparatuur: bijv. pH-meter, spectrofotometer,
centrifuge, spanningsbronnen, electroforese apparatuur, microscoop;
4. Werken met opstellingen voor organische synthese (reflux, destillatie, extractie, verdampers)
5. Chemische analysemethoden: spectrometrie (bijv. UV/VIS, IR, AAS, NMR, ICP),
chromatografie (bijv. GC, GC-MS, HPLC) en overige methoden bijv. titrimetrie, electrochemie, enzymanalyse, bindingsanalyse;
6. Informatievaardigheden: tekstverwerking, spreadsheets, chemische tekenprogramma’s, presentatietechnieken;
7. Onderzoekvaardigheden en Systematische probleemaanpak: probleemanalyse, opstellen van onderzoeksvragen, literatuuronderzoek, onderzoekplanning en –
uitvoering;
8. Sociale en communicatieve vaardigheden: samenwerken, vergaderen, schriftelijke
verslaggeving (labjournaal, onderzoeksverslag), mondeling presenteren, projectmatig werken.
Niveau Bachelor
De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Chemie wordt beschreven in het landelijk
vastgestelde beroeps- en opleidingsprofiel1, deze eindkwalificaties worden aangevuld met de
in de volgende paragraaf beschreven domeincompetenties. Eén van de eisen die door de
overheid wordt gesteld aan de accreditatie, is dat het niveau van de Hbo-opleidingen aansluit bij het internationaal en nationaal geaccepteerde niveau van de bachelor. De Dublin
Descriptoren beschrijven het internationaal geaccepteerde niveau van de bachelor (tabel 2).
Het nationale niveau van de bachelor wordt beschreven in de generieke Hbokernkwalificaties. Het opleidingsprofiel, dat is afgeleid van het beroepsprofiel en dat gepresenteerd worden in het volgende hoofdstuk, omvat de Dublin Descriptoren en de generieke
Hbo-kernkwalificaties. Dit impliceert dat wanneer de student voldoet aan het opleidingsprofiel, hij ook voldoet aan zowel het internationaal, als aan het nationaal geaccepteerde niveau van een Hbo-bachelor.
Dublin Descriptor
Knowledge and understanding
Applying knowledge and understanding
Bachelor’s degrees are awarded to students who:
have demonstrated knowledge and understanding in a field of
study that builds upon their general secondary education, and
is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by
knowledge of the forefront of their field of study.
can apply their knowledge and understanding in a manner that
indicates a professional approach to their work or vocation,
and have competences typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within
their field of study.
Making judgments
have the ability to gather and interpret relevant data (usually
within their field of study) to inform judgments that include
reflection on relevant social, scientific or ethical issues.
Communication
can communicate information, ideas, problems and solutions to
both specialist and non-specialist audiences.
Learning skills
have developed those learning skills that are necessary for
them to continue to undertake further study with a high degree
of autonomy.
Tabel 2: Dublin Descriptoren
1
Beroepsprofielen van de Laboratoriumopleidingen in een gemeenschappelijke Competentiestructuur, Beroepsprofielen en aanzet tot Landelijke Opleidingsprofielen van de HBO- / Bacheloropleidingen: Biologie & Medisch
Laboratoriumonderzoek, Chemie, Chemische Technologie, Laboratoriumtechniek, Werkgroep Competent COLP,
2003
2
Competenties domein Applied Science
De bacheloropleiding Chemie valt onder het domein Applied Science. Dat betekent dat de
opleidingen moeten voldoen aan de domeincompetenties van dit domein. Deze domeincompetenties vormen de basis van alle opleidingen tot Bachelor of Applied Science; zij zijn op
nationaal niveau door de Hbo-raad vastgesteld. Deze paragraaf is gebaseerd op het document: ‘Bachelor of Applied Science, een competentiegerichte profielbeschrijving, 2008’.
Domein Applied Science
De klassieke natuurwetenschappen vormen zowel de basis voor natuurwetenschappelijk
toegepast onderzoek als ook de kern van het domein Applied Science. Bij opleidingen die de
graad Bachelor of Applied Science afgeven, gaat het om die studies waarbij concepten uit
tenminste de drie klassieke natuurwetenschappen scheikunde, biologie & natuurkunde aan
de orde zijn. De opleidingen zijn daarom weer te geven als velden in een driehoeksdiagram,
met op de hoeken de bovengenoemde natuurwetenschappen. Aangezien bij de meeste opleidingen in kwestie ook aspecten van andere wetenschapsgebieden aan de orde komen,
kunnen sommige deels buiten de driehoek scheikunde-biologie-natuurkunde vallen. Dit
geldt bijvoorbeeld voor Bio-informatica, waar zowel aspecten van de biologie als van de informatica een rol spelen. Opleidingen die geheel buiten de driehoek vallen worden niet tot
het domein Applied Science gerekend. In figuur 1 zijn de opleidingen Biologie & Medisch
Laboratoriumonderzoek, Chemie, Chemische Technologie, Applied Science en Bioinformatica aangegeven in de triade van de scheikunde, biologie en natuurkunde.
Scheikunde
BML
Chemie
Applied Science
Bioinformatica
Biologie
Chemische
Technologie
Natuurkunde
Figuur 1: Opleidingen van het domein Applied Science in de triade van de klassieke natuurwetenschappen biologie,
scheikunde en natuurkunde.
Domeincompetenties
In deze paragraaf worden de domeincompetenties voor Applied Science benoemd en toegelicht. Het profiel van het domein Applied Science omvat acht competenties:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Onderzoeken
Experimenteren
Ontwikkelen
Beheren / coördineren
Adviseren / in- en verkopen
Instrueren / begeleiden / doceren / coachen
Leidinggeven / managen
Zelfsturing
Deze domeincompetenties worden hieronder gedefinieerd en verder uitgewerkt in handelingsindicatoren. Deze handelingsindicatoren zijn zodanig geformuleerd dat zij gelden voor
beroepsbeoefenaars met circa vijf jaar werkervaring in dit domein. Dit wordt niveau IV genoemd. Daar het voor een pas afgestudeerde bachelor aan het eind van de opleiding niet
haalbaar is niveau IV te bereiken, heeft men binnen de opleiding nog een drietal lagere niveaus geformuleerd, namelijk de niveaus I, II en III. In tabel 3 worden deze niveaus nader
toegelicht. Door ook lagere niveaus te definiëren, is het mogelijk ook die niveaus te toetsen.
3
Niveau
Omschrijving
I
Effectief gedrag vertonen als de omgeving daartoe directe aanleiding geeft.
Trefwoorden: uitvoeren, in opdracht van
II
Effectief gedrag vertonen op basis van eigen initiatief.
Trefwoorden: oplossen, analyseren
III
IV
Effectief gedrag van anderen in de directe werkomgeving versterken, in het bijzonder
door voorbeeldgedrag.
Trefwoorden: integreren, ontwikkelen, transfer van kennis en vaardigheden
Effectief gedrag van anderen binnen de organisatie inspireren en daarmee binnen de |
het organisatie(onderdeel) het niveau van de competentie verhogen.
Trefwoorden: kennis genereren
Tabel 3. Definitie van competentieniveaus
Competenties en handelingsindicatoren
In deze paragraaf wordt voor elke competentie aangegeven welke betekenis deze heeft voor
het type werkzaamheden van een Bachelor of Applied Science en welke handelingsindicatoren hierbij horen. De handelingsindicatoren zijn beschreven op niveau IV, dat wil zeggen op
het niveau van een beroepsbeoefenaar met vijf jaar ervaring in het werkveld. Benadrukt
moet worden dat dit dus niet het eindniveau van de opleidingen is.
Competentie 1: ‘Onderzoeken’
De Bachelor of Applied Science doet binnen het domein Applied Science onderzoek dat ofwel
bijdraagt aan de oplossing van een probleem, ofwel leidt tot een groter inzicht in een onderwerp binnen de eigen werkomgeving.
Hij laat dat zien door:
 over voldoende deskundigheid en initiatief te beschikken door op natuurwetenschappelijk gebied problemen op te sporen en te analyseren;
 de doelstellingen van een gewenst onderzoek vanuit de vraagstelling op te stellen;
 zelfstandig (wetenschappelijke) literatuur te selecteren en te verkrijgen om zich verder in het probleem te verdiepen, daarbij de betrouwbaarheid van de verschillende
informatiebronnen correct inschattend;
 een uitvoerbaar en duurzaam werkplan (met budget) te maken waarbij rekening
wordt gehouden met kwaliteitszorg, veiligheid, gezondheid, welzijn, milieu en ethiek;
 het werkplan planmatig uit te (laten) voeren door gebruik te maken van relevante
methoden, technieken en apparaten;
 resultaatgericht samen te werken in multidisciplinair verband;
 de resultaten samen te vatten, te structureren en te interpreteren in relatie tot de
onderzoeksvraag;
 resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard.
 op basis van de verkregen resultaten voorstellen te doen voor vervolgonderzoek;
Competentie 2: ‘Experimenteren’
De Bachelor of Applied Science voert experimenten uit binnen het domein Applied Science
zodat aantoonbaar betrouwbare resultaten worden verkregen.
Hij laat dat zien door:
 een onderzoeksvraag te vertalen naar een adequate experimentele opzet inclusief
werkvoorschriften;
 zodanige kennis, inzicht, creativiteit en vaardigheid te tonen dat de werkzaamheden
op een verantwoorde, veilige en kritische wijze kunnen worden uitgevoerd met de
juiste methoden, technieken en apparatuur;
 zich zelfstandig verder te verdiepen in methodieken en achtergronden (waaronder
mogelijkheden en beperkingen van apparatuur);
 werkvoorschriften nauwgezet te volgen en zonodig bij te stellen, zodat aantoonbaar
betrouwbare en reproduceerbare resultaten worden verkregen;
 rekening te houden met veiligheid, gezondheid, milieu en hygiëne en de experimenten zo duurzaam mogelijk uit te voeren;
 (statistische) technieken toe te passen om de resultaten te verwerken/valideren en
de kwaliteit ervan te borgen;
 resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard;
 op basis van de onderzoeksresultaten voorstellen te doen voor vervolgexperimenten;
 snel en efficiënt het beoogde doel te bereiken door middel van het toepassen van
projectplanning.
Competentie 3: ‘Ontwikkelen’
De Bachelor of Applied Science ontwikkelt, verbetert of implementeert producten, processen
of methoden in het domein Applied Science op basis van bestaande kennis.
Hij laat dit zien door:
4







de meest geschikte parameters vast te stellen waarmee het productieproces, product
of de methode beïnvloed kunnen worden;
criteria op te stellen waaraan het product, proces of de methode moet voldoen;
geschikte fysische, chemische en biologische modellen vanuit de natuurwetenschappen toe te passen;
de meest geschikte grondstoffen en unit-operations te selecteren, zowel kwalitatief
(welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies);
op een verantwoorde manier de productieprocessen op- en terug te schalen (upscaling/downscaling);
resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard;
voorstellen te doen voor vervolgonderzoek.
Competentie 4: ‘Beheren / Coördineren’
De Bachelor of Applied Science ontwikkelt, implementeert en onderhoudt in het domein Applied Science een (data)beheerssysteem of onderdelen daarvan, zodat het systeem voldoet
aan de betreffende wet- en regelgeving, kwaliteitsnormen en de normen en waarden van de
organisatie.
Hij laat dat zien door:
 het analyseren van eventuele problemen met betrekking tot de ontwikkeling, uitvoering en het onderhoud van een (data)beheersysteem;
 het opstellen, uitvoeren en evalueren van een verbeterplan waarmee de problemen
creatief, gestructureerd en economisch verantwoord kunnen worden opgelost;
 rekening te houden met wet- en regelgeving en (internationaal) geldende normen en
waarden, met name met betrekking tot duurzaamheid en betrouwbaarheid;
 het coördineren van activiteiten met betrekking tot het ontwikkelen, implementeren
en onderhouden van het (data)beheersysteem (of onderdelen daarvan);
 het rapporteren en presenteren van informatie volgens de in het werkveld geldende
standaard;
 medewerkers adequaat te informeren over de inhoud en toepassing van het (data)beheersysteem en over eventuele wijzigingen.
Competentie 5: ‘Adviseren / In- en Verkopen’
De Bachelor of Applied Science geeft goed onderbouwde adviezen over het ontwerpen, verbeteren of toepassen van producten, processen en methoden en brengt renderende transacties tot stand met goederen of diensten binnen het domein van Applied Science.
Hij laat dat zien door:
 zich servicegericht op te stellen;
 het verhelderen van de vraagstelling van de opdrachtgever;
 het opzetten en uitvoeren van (markt)onderzoek;
 het opstellen van (delen van) advies;
 in overleg met onderzoekers en ontwikkelaars wensen en vragen van klanten te vertalen naar haalbare oplossingen of adviezen;
 relaties met klanten op een adequate wijze te onderhouden;
 het opstellen van (delen van) een marketingplan;
 het hanteren van onderhandelingstechnieken bij in- en verkoop.
Competentie 6: ‘Instrueren / Begeleiden / Doceren / Coachen’
De Bachelor of Applied Science instrueert en begeleidt medewerkers en klanten bij het aanleren van nieuwe kennis en vaardigheden binnen het domein Applied Science.
Hij laat dat zien door:
 het zelfstandig verzorgen van theoretische inleidingen, instructies en demonstraties
aan medewerkers, leerlingen, studenten of cursisten inzake praktische experimenten, het gebruik van apparaten, materialen, en dergelijke;
 het begeleiden van medewerkers, leerlingen, studenten of cursisten op het gebied
van te gebruiken methodes en apparatuur, alsmede bij het verrichten van literatuuronderzoek bij
 (praktijk)opdrachten;
 in diverse onderwijssituaties didactische vaardigheden toe te passen;
 het coachen van medewerkers en teams bij de ontwikkeling van deskundigheid;
 het evalueren en beoordelen van de resultaten van de instructies, training en|of
scholing.
Competentie 7: ‘Leidinggeven / Managen’
De Bachelor of Applied Science geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de
daarbij betrokken medewerkers teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of het project waar hij leiding aan geeft.
Hij laat dat zien door:
 het hebben en uitdragen van een visie betreffende het organisatieonderdeel;
 project- en planmatig te werken;
 het coachen van medewerkers door te inspireren, te overtuigen, te motiveren, respect te tonen, samenwerking te stimuleren en te delegeren;
5





zelf het voorbeeld naar medewerkers te geven;
medewerkers een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid te geven;
het voorzitten van vergaderingen en werkoverleg;
taak- en procesgericht te communiceren;
het beheersen van een project in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie.
Competentie 8: ‘Zelfsturing’
De Bachelor of Applied Science stuurt zichzelf in zijn functioneren en in zijn ontwikkeling en
zorgt dat hij qua kennis en vaardigheden op de hoogte is van de nieuwste ontwikkelingen,
ook in relatie tot ethische dilemma’s en maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden.
Hij laat dat zien door:
 op zelfstandige wijze een leerdoel en een leerstrategie te bepalen en uit te voeren en
het resultaat terug te koppelen naar het leerdoel;
 zich snel aan te passen aan veranderende werkomgevingen;
 bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging te maken en een besluit te
nemen, rekening houdend met geaccepteerde normen en waarden;
 feedback te geven en te ontvangen;
 eigen handelen en denken kritisch te evalueren en verantwoording af te leggen en te
verwerken.
Bovenstaande competenties en de uitwerking daarvan in handelingsindicatoren zijn in 2007
op landelijk niveau door het werkveld gevalideerd.
6
Eindcompetenties Chemie
De competenties en de bijbehorende handelingsindicatoren van de Bachelor of Applied Science zijn verder uitgewerkt in het landelijke opleidingsprofiel voor de opleiding Chemie.
Voor dit profiel is een tabel samengesteld met daarin de vereiste competenties en kwalificatieniveaus.
De tabel geeft de minimale kwalificatieniveaus weer, die gelden voor het eind van de opleiding. Het is dus mogelijk dat een student, afhankelijk van zijn gekozen leerroute, de niveaus I en II voorbepaalde competenties met minimaal 1 niveau verhoogt. In tabel 4 wordt
het landelijk opleidingsprofiel van de opleiding Chemie gepresenteerd. Competentie 3, ‘Ontwikkelen’, komt in dit profiel niet voor.
2. Experimenteren
4. Beheren
5. Adviseren
6. Instrueren
7. Leidinggeven
8. Zelfsturing
Eindniveau van de opleiding
1. Onderzoeken
Competentie
III
III
I
I
I
I
II
Tabel 4. Landelijk opleidingsprofiel Chemie.
In de competentiematrix hieronder wordt weergegeven waar de competenties in het curriculum terugkomen op welk niveau.
In verband met lopende curriculum vernieuwingen ten tijde van het schrijven van de OER
Chemie 2014-2015, zijn wijzigingen in het curriculum voorbehouden. Leerjaren 2 en 3 zijn
niet van toepassing voor het cohort 2014-2015. Leerjaren 3 en 4 zullen worden toegelicht in
de OER van respectievelijk 2015-2016 en 2016-2017. Zie voor overgangsregelingen bijlage
D. Zie voor de meest actuele informatie per bouwsteen het desbetreffende bouwsteenboek.
7
Applied Science: Chemie
Competentiematrix
1
Onderzoeken
I
I
I
I
2
Experimenteren
I
I
I
I
4
Beheren/coördineren
5
Adviseren / in- en verkopen
6
Instrueren / begeleiden / doceren
/ coachen
7
Leiding geven / managen
I
8
Zelfsturing
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
Biobased Economy
I
I
I
Management Skills 1
Microbiologie
Organische Chemie 1
Periode 4:
Thema Biomassa
Studievaardigheden 1B
Praktijk 3: Ware(n)onderzoek
Excel MOS certificering
Analyse (ST3)
Onderzoek 1
Mond Vaardigeheden 1
Periode 3:
Thema Warenonderzoek
Praktijk 2: Gezondheid
Celbiologie en Histologie
Spectrometrie
Wiskunde 2
Schr. communicatie 1
Periode 2:
Thema Gezondheid
Praktijk 1: Water
Biologie 1
Scheikunde 1
Studievaardigheden 1A
Onderwijseenheden
Competenties
Basiswiskunde
Periode 1:
Thema Water
Propedeuse Chemie
(cohort 2014-2015)
I
I
I
I
I
I
I
I
I
8
Competenties
1
Onderzoeken
2
I
II
II
II
II
Experimenteren
I
II
II
II
II
4
Beheren/coördineren
I
I
I
5
Adviseren / in- en verkopen
I
I
I
6
Instrueren / begeleiden / doceren
/ coachen
I
I
I
7
Leiding geven / managen
I
I
I
8
Zelfsturing
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
II
II
I
II
II
II
Periode 3
II
Scheikunde praktijk SP 7/8
Analy tische Chemie 4
Studievaardigheden 2
Organische Chemie Praktijk
Organische Chemie 2
Periode 2
Analytische Chemie 2
Engels
Keuzevak
Methodenvalidatie
Biochemie praktijk
Periode 1
Immuno chemie
Chromato grafie
Analy tische Chemie 1
DNA techniek
Biobased Materialen
Chemie 2e jaar
(cohort 2013-2014)
Chemo metrie regressie
Statistiek
VBA Programmeren
Onderwijseenheden
Applied Science: Chemie
Periode 4
II
9
Applied Science: Chemie
keuzeminoren
B&ML
chemie
Duurzame
Kunststoffen A
Vrije Minor
Afstuderen
keuzeminoren
Jaar 4
Stage, incl. Arcom
Jaar 3 Periode 4
Duurzame
Kunststoffen B
Jaar 3 periode 3
Open Minor
Analytische chemie 5
Massaspectrometrie
Materialen en
Polymeerchemie
Methodisch werken
Jaar 3 periode 2
Scheikunde praktijk SP
7/8
Analytische Chemie 3
Fysische Chemie
Competentiegericht
leren
Chemometrie/kalibratie
Onderwijseenheden
Competenties
Jaar 3 periode 1
Optimalisatie
Chemie 3e en 4e jaar
(cohort 2012-2013)
1
Onderzoeken
III
II
II
I
III
III
III
III
III
III
2
Experimenteren
III
II
II
II
III
III
III
III
III
III
4
Beheren/coördineren
I
I
I
II
I
I
I
I
I
I
5
Adviseren / in- en verkopen
I
I
I
I
I
I
I
I
I
6
Instrueren / begeleiden /
doceren / coachen
I
I
I
I
I
I
I
I
I
7
Leiding geven / managen
I
I
I
I
I
I
I
I
I
8
Zelfsturing
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
10