Bijlage A: Competenties van de opleiding Chemie Na voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over een aantal competenties op hbo-niveau. In deze bijlage wordt toegelicht welke competenties dit zijn voor de opleiding Chemie. Landelijk beroeps- en competentieprofiel Body of Knowledge and Skills Voorwaarde voor het competent kunnen handelen van een beroepsbeoefenaar is dat hij over een set van snel toegankelijke kennis en vaardigheden beschikt, de Body of Knowledge and Skills. De Body of Knowledge and Skills worden afzonderlijk getoetst. Het niveau waarop deze kennis beheerst moet worden en dus ook wordt getoetst, wordt aangegeven met behulp van de taxonomie van Block (Tabel 1: Taxonomie van De Block). Niveau 1 2 3 4 Taxonomie van De Block Weten Knows (kennismaking) Inzien knows how (actieve verkenning) Toepassen shows how (in gesimuleerde situatie) does (in praktijksituatie) (actieve productie) integreren shows how (in gesimuleerde situatie) does (in praktijksituatie) (eigen maken) Tabel 1 Taxonomie van De Block Programma De opleidingen verschillen bij de individuele hogescholen enigszins in de inhoud en uitvoering van het programma. Opleidingen maken namelijk zelf, bijvoorbeeld op basis van regionale ontwikkelingen (binnen bedrijven en universiteiten) keuzes ten aanzien van de diepgang van bepaalde kennisonderdelen. Opleidingen voeren hierover regelmatig overleg met hun beroepenveldcommissie. Ook studenten kunnen bij hun opleiding kiezen voor inhoudelijke verdieping binnen een bepaald specifiek gedeelte van het vakgebied. Chemie Het basisprogramma van alle opleidingen Chemie bevat in ieder geval de volgende elementen: Knowledge 1. Basis chemie (atoom- en molecuulbouw, reacties in water, chemisch evenwicht); 2. Analytische chemie (spectroscopie, chromatografie); 3. Organische chemie (synthese functionele groepen, reactie mechanismen); 4. Biochemie (biomoleculen, eiwit- en enzymchemie); 5. Polymeerchemie en Materiaalkunde; 6. Fysische chemie (bijv. Electrochemie, Fasenleer, Colloidchemie); 7. Thermodynamica en kinetiek; 8. Veiligheid, Gezondheid en Milieu; 9. Statistiek: dataverwerking, normaalverdeling en betrouwbaarheidsintervallen, toetsen; 10. Informatietechnologie: bijv. chemometrie, experimental design, simulatie- en ontwerpprogramma’s; 11. Natuurkundige toepassingen (bijv. optica, electronica); 12. Wiskunde: chemisch rekenen, functies, differentiaal- en integraalrekening. 1 Skills 1. Algemene laboratoriumvaardigheden: wegen, pipetteren, maken van oplossingen (buffers), bijhouden van labjournaal, chemisch rekenen; 2. Veilig werken in het laboratorium conform VGM; 3. Werken met standaard laboratoriumapparatuur: bijv. pH-meter, spectrofotometer, centrifuge, spanningsbronnen, electroforese apparatuur, microscoop; 4. Werken met opstellingen voor organische synthese (reflux, destillatie, extractie, verdampers) 5. Chemische analysemethoden: spectrometrie (bijv. UV/VIS, IR, AAS, NMR, ICP), chromatografie (bijv. GC, GC-MS, HPLC) en overige methoden bijv. titrimetrie, electrochemie, enzymanalyse, bindingsanalyse; 6. Informatievaardigheden: tekstverwerking, spreadsheets, chemische tekenprogramma’s, presentatietechnieken; 7. Onderzoekvaardigheden en Systematische probleemaanpak: probleemanalyse, opstellen van onderzoeksvragen, literatuuronderzoek, onderzoekplanning en – uitvoering; 8. Sociale en communicatieve vaardigheden: samenwerken, vergaderen, schriftelijke verslaggeving (labjournaal, onderzoeksverslag), mondeling presenteren, projectmatig werken. Niveau Bachelor De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Chemie wordt beschreven in het landelijk vastgestelde beroeps- en opleidingsprofiel1, deze eindkwalificaties worden aangevuld met de in de volgende paragraaf beschreven domeincompetenties. Eén van de eisen die door de overheid wordt gesteld aan de accreditatie, is dat het niveau van de Hbo-opleidingen aansluit bij het internationaal en nationaal geaccepteerde niveau van de bachelor. De Dublin Descriptoren beschrijven het internationaal geaccepteerde niveau van de bachelor (tabel 2). Het nationale niveau van de bachelor wordt beschreven in de generieke Hbokernkwalificaties. Het opleidingsprofiel, dat is afgeleid van het beroepsprofiel en dat gepresenteerd worden in het volgende hoofdstuk, omvat de Dublin Descriptoren en de generieke Hbo-kernkwalificaties. Dit impliceert dat wanneer de student voldoet aan het opleidingsprofiel, hij ook voldoet aan zowel het internationaal, als aan het nationaal geaccepteerde niveau van een Hbo-bachelor. Dublin Descriptor Knowledge and understanding Applying knowledge and understanding Bachelor’s degrees are awarded to students who: have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon their general secondary education, and is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study. can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional approach to their work or vocation, and have competences typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study. Making judgments have the ability to gather and interpret relevant data (usually within their field of study) to inform judgments that include reflection on relevant social, scientific or ethical issues. Communication can communicate information, ideas, problems and solutions to both specialist and non-specialist audiences. Learning skills have developed those learning skills that are necessary for them to continue to undertake further study with a high degree of autonomy. Tabel 2: Dublin Descriptoren 1 Beroepsprofielen van de Laboratoriumopleidingen in een gemeenschappelijke Competentiestructuur, Beroepsprofielen en aanzet tot Landelijke Opleidingsprofielen van de HBO- / Bacheloropleidingen: Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek, Chemie, Chemische Technologie, Laboratoriumtechniek, Werkgroep Competent COLP, 2003 2 Competenties domein Applied Science De bacheloropleiding Chemie valt onder het domein Applied Science. Dat betekent dat de opleidingen moeten voldoen aan de domeincompetenties van dit domein. Deze domeincompetenties vormen de basis van alle opleidingen tot Bachelor of Applied Science; zij zijn op nationaal niveau door de Hbo-raad vastgesteld. Deze paragraaf is gebaseerd op het document: ‘Bachelor of Applied Science, een competentiegerichte profielbeschrijving, 2008’. Domein Applied Science De klassieke natuurwetenschappen vormen zowel de basis voor natuurwetenschappelijk toegepast onderzoek als ook de kern van het domein Applied Science. Bij opleidingen die de graad Bachelor of Applied Science afgeven, gaat het om die studies waarbij concepten uit tenminste de drie klassieke natuurwetenschappen scheikunde, biologie & natuurkunde aan de orde zijn. De opleidingen zijn daarom weer te geven als velden in een driehoeksdiagram, met op de hoeken de bovengenoemde natuurwetenschappen. Aangezien bij de meeste opleidingen in kwestie ook aspecten van andere wetenschapsgebieden aan de orde komen, kunnen sommige deels buiten de driehoek scheikunde-biologie-natuurkunde vallen. Dit geldt bijvoorbeeld voor Bio-informatica, waar zowel aspecten van de biologie als van de informatica een rol spelen. Opleidingen die geheel buiten de driehoek vallen worden niet tot het domein Applied Science gerekend. In figuur 1 zijn de opleidingen Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek, Chemie, Chemische Technologie, Applied Science en Bioinformatica aangegeven in de triade van de scheikunde, biologie en natuurkunde. Scheikunde BML Chemie Applied Science Bioinformatica Biologie Chemische Technologie Natuurkunde Figuur 1: Opleidingen van het domein Applied Science in de triade van de klassieke natuurwetenschappen biologie, scheikunde en natuurkunde. Domeincompetenties In deze paragraaf worden de domeincompetenties voor Applied Science benoemd en toegelicht. Het profiel van het domein Applied Science omvat acht competenties: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Onderzoeken Experimenteren Ontwikkelen Beheren / coördineren Adviseren / in- en verkopen Instrueren / begeleiden / doceren / coachen Leidinggeven / managen Zelfsturing Deze domeincompetenties worden hieronder gedefinieerd en verder uitgewerkt in handelingsindicatoren. Deze handelingsindicatoren zijn zodanig geformuleerd dat zij gelden voor beroepsbeoefenaars met circa vijf jaar werkervaring in dit domein. Dit wordt niveau IV genoemd. Daar het voor een pas afgestudeerde bachelor aan het eind van de opleiding niet haalbaar is niveau IV te bereiken, heeft men binnen de opleiding nog een drietal lagere niveaus geformuleerd, namelijk de niveaus I, II en III. In tabel 3 worden deze niveaus nader toegelicht. Door ook lagere niveaus te definiëren, is het mogelijk ook die niveaus te toetsen. 3 Niveau Omschrijving I Effectief gedrag vertonen als de omgeving daartoe directe aanleiding geeft. Trefwoorden: uitvoeren, in opdracht van II Effectief gedrag vertonen op basis van eigen initiatief. Trefwoorden: oplossen, analyseren III IV Effectief gedrag van anderen in de directe werkomgeving versterken, in het bijzonder door voorbeeldgedrag. Trefwoorden: integreren, ontwikkelen, transfer van kennis en vaardigheden Effectief gedrag van anderen binnen de organisatie inspireren en daarmee binnen de | het organisatie(onderdeel) het niveau van de competentie verhogen. Trefwoorden: kennis genereren Tabel 3. Definitie van competentieniveaus Competenties en handelingsindicatoren In deze paragraaf wordt voor elke competentie aangegeven welke betekenis deze heeft voor het type werkzaamheden van een Bachelor of Applied Science en welke handelingsindicatoren hierbij horen. De handelingsindicatoren zijn beschreven op niveau IV, dat wil zeggen op het niveau van een beroepsbeoefenaar met vijf jaar ervaring in het werkveld. Benadrukt moet worden dat dit dus niet het eindniveau van de opleidingen is. Competentie 1: ‘Onderzoeken’ De Bachelor of Applied Science doet binnen het domein Applied Science onderzoek dat ofwel bijdraagt aan de oplossing van een probleem, ofwel leidt tot een groter inzicht in een onderwerp binnen de eigen werkomgeving. Hij laat dat zien door: over voldoende deskundigheid en initiatief te beschikken door op natuurwetenschappelijk gebied problemen op te sporen en te analyseren; de doelstellingen van een gewenst onderzoek vanuit de vraagstelling op te stellen; zelfstandig (wetenschappelijke) literatuur te selecteren en te verkrijgen om zich verder in het probleem te verdiepen, daarbij de betrouwbaarheid van de verschillende informatiebronnen correct inschattend; een uitvoerbaar en duurzaam werkplan (met budget) te maken waarbij rekening wordt gehouden met kwaliteitszorg, veiligheid, gezondheid, welzijn, milieu en ethiek; het werkplan planmatig uit te (laten) voeren door gebruik te maken van relevante methoden, technieken en apparaten; resultaatgericht samen te werken in multidisciplinair verband; de resultaten samen te vatten, te structureren en te interpreteren in relatie tot de onderzoeksvraag; resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard. op basis van de verkregen resultaten voorstellen te doen voor vervolgonderzoek; Competentie 2: ‘Experimenteren’ De Bachelor of Applied Science voert experimenten uit binnen het domein Applied Science zodat aantoonbaar betrouwbare resultaten worden verkregen. Hij laat dat zien door: een onderzoeksvraag te vertalen naar een adequate experimentele opzet inclusief werkvoorschriften; zodanige kennis, inzicht, creativiteit en vaardigheid te tonen dat de werkzaamheden op een verantwoorde, veilige en kritische wijze kunnen worden uitgevoerd met de juiste methoden, technieken en apparatuur; zich zelfstandig verder te verdiepen in methodieken en achtergronden (waaronder mogelijkheden en beperkingen van apparatuur); werkvoorschriften nauwgezet te volgen en zonodig bij te stellen, zodat aantoonbaar betrouwbare en reproduceerbare resultaten worden verkregen; rekening te houden met veiligheid, gezondheid, milieu en hygiëne en de experimenten zo duurzaam mogelijk uit te voeren; (statistische) technieken toe te passen om de resultaten te verwerken/valideren en de kwaliteit ervan te borgen; resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard; op basis van de onderzoeksresultaten voorstellen te doen voor vervolgexperimenten; snel en efficiënt het beoogde doel te bereiken door middel van het toepassen van projectplanning. Competentie 3: ‘Ontwikkelen’ De Bachelor of Applied Science ontwikkelt, verbetert of implementeert producten, processen of methoden in het domein Applied Science op basis van bestaande kennis. Hij laat dit zien door: 4 de meest geschikte parameters vast te stellen waarmee het productieproces, product of de methode beïnvloed kunnen worden; criteria op te stellen waaraan het product, proces of de methode moet voldoen; geschikte fysische, chemische en biologische modellen vanuit de natuurwetenschappen toe te passen; de meest geschikte grondstoffen en unit-operations te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies); op een verantwoorde manier de productieprocessen op- en terug te schalen (upscaling/downscaling); resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard; voorstellen te doen voor vervolgonderzoek. Competentie 4: ‘Beheren / Coördineren’ De Bachelor of Applied Science ontwikkelt, implementeert en onderhoudt in het domein Applied Science een (data)beheerssysteem of onderdelen daarvan, zodat het systeem voldoet aan de betreffende wet- en regelgeving, kwaliteitsnormen en de normen en waarden van de organisatie. Hij laat dat zien door: het analyseren van eventuele problemen met betrekking tot de ontwikkeling, uitvoering en het onderhoud van een (data)beheersysteem; het opstellen, uitvoeren en evalueren van een verbeterplan waarmee de problemen creatief, gestructureerd en economisch verantwoord kunnen worden opgelost; rekening te houden met wet- en regelgeving en (internationaal) geldende normen en waarden, met name met betrekking tot duurzaamheid en betrouwbaarheid; het coördineren van activiteiten met betrekking tot het ontwikkelen, implementeren en onderhouden van het (data)beheersysteem (of onderdelen daarvan); het rapporteren en presenteren van informatie volgens de in het werkveld geldende standaard; medewerkers adequaat te informeren over de inhoud en toepassing van het (data)beheersysteem en over eventuele wijzigingen. Competentie 5: ‘Adviseren / In- en Verkopen’ De Bachelor of Applied Science geeft goed onderbouwde adviezen over het ontwerpen, verbeteren of toepassen van producten, processen en methoden en brengt renderende transacties tot stand met goederen of diensten binnen het domein van Applied Science. Hij laat dat zien door: zich servicegericht op te stellen; het verhelderen van de vraagstelling van de opdrachtgever; het opzetten en uitvoeren van (markt)onderzoek; het opstellen van (delen van) advies; in overleg met onderzoekers en ontwikkelaars wensen en vragen van klanten te vertalen naar haalbare oplossingen of adviezen; relaties met klanten op een adequate wijze te onderhouden; het opstellen van (delen van) een marketingplan; het hanteren van onderhandelingstechnieken bij in- en verkoop. Competentie 6: ‘Instrueren / Begeleiden / Doceren / Coachen’ De Bachelor of Applied Science instrueert en begeleidt medewerkers en klanten bij het aanleren van nieuwe kennis en vaardigheden binnen het domein Applied Science. Hij laat dat zien door: het zelfstandig verzorgen van theoretische inleidingen, instructies en demonstraties aan medewerkers, leerlingen, studenten of cursisten inzake praktische experimenten, het gebruik van apparaten, materialen, en dergelijke; het begeleiden van medewerkers, leerlingen, studenten of cursisten op het gebied van te gebruiken methodes en apparatuur, alsmede bij het verrichten van literatuuronderzoek bij (praktijk)opdrachten; in diverse onderwijssituaties didactische vaardigheden toe te passen; het coachen van medewerkers en teams bij de ontwikkeling van deskundigheid; het evalueren en beoordelen van de resultaten van de instructies, training en|of scholing. Competentie 7: ‘Leidinggeven / Managen’ De Bachelor of Applied Science geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de daarbij betrokken medewerkers teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of het project waar hij leiding aan geeft. Hij laat dat zien door: het hebben en uitdragen van een visie betreffende het organisatieonderdeel; project- en planmatig te werken; het coachen van medewerkers door te inspireren, te overtuigen, te motiveren, respect te tonen, samenwerking te stimuleren en te delegeren; 5 zelf het voorbeeld naar medewerkers te geven; medewerkers een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid te geven; het voorzitten van vergaderingen en werkoverleg; taak- en procesgericht te communiceren; het beheersen van een project in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie. Competentie 8: ‘Zelfsturing’ De Bachelor of Applied Science stuurt zichzelf in zijn functioneren en in zijn ontwikkeling en zorgt dat hij qua kennis en vaardigheden op de hoogte is van de nieuwste ontwikkelingen, ook in relatie tot ethische dilemma’s en maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden. Hij laat dat zien door: op zelfstandige wijze een leerdoel en een leerstrategie te bepalen en uit te voeren en het resultaat terug te koppelen naar het leerdoel; zich snel aan te passen aan veranderende werkomgevingen; bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging te maken en een besluit te nemen, rekening houdend met geaccepteerde normen en waarden; feedback te geven en te ontvangen; eigen handelen en denken kritisch te evalueren en verantwoording af te leggen en te verwerken. Bovenstaande competenties en de uitwerking daarvan in handelingsindicatoren zijn in 2007 op landelijk niveau door het werkveld gevalideerd. 6 Eindcompetenties Chemie De competenties en de bijbehorende handelingsindicatoren van de Bachelor of Applied Science zijn verder uitgewerkt in het landelijke opleidingsprofiel voor de opleiding Chemie. Voor dit profiel is een tabel samengesteld met daarin de vereiste competenties en kwalificatieniveaus. De tabel geeft de minimale kwalificatieniveaus weer, die gelden voor het eind van de opleiding. Het is dus mogelijk dat een student, afhankelijk van zijn gekozen leerroute, de niveaus I en II voorbepaalde competenties met minimaal 1 niveau verhoogt. In tabel 4 wordt het landelijk opleidingsprofiel van de opleiding Chemie gepresenteerd. Competentie 3, ‘Ontwikkelen’, komt in dit profiel niet voor. 2. Experimenteren 4. Beheren 5. Adviseren 6. Instrueren 7. Leidinggeven 8. Zelfsturing Eindniveau van de opleiding 1. Onderzoeken Competentie III III I I I I II Tabel 4. Landelijk opleidingsprofiel Chemie. In de competentiematrix hieronder wordt weergegeven waar de competenties in het curriculum terugkomen op welk niveau. In verband met lopende curriculum vernieuwingen ten tijde van het schrijven van de OER Chemie 2014-2015, zijn wijzigingen in het curriculum voorbehouden. Leerjaren 2 en 3 zijn niet van toepassing voor het cohort 2014-2015. Leerjaren 3 en 4 zullen worden toegelicht in de OER van respectievelijk 2015-2016 en 2016-2017. Zie voor overgangsregelingen bijlage D. Zie voor de meest actuele informatie per bouwsteen het desbetreffende bouwsteenboek. 7 Applied Science: Chemie Competentiematrix 1 Onderzoeken I I I I 2 Experimenteren I I I I 4 Beheren/coördineren 5 Adviseren / in- en verkopen 6 Instrueren / begeleiden / doceren / coachen 7 Leiding geven / managen I 8 Zelfsturing I I I I I I I I I I I I I I I I Biobased Economy I I I Management Skills 1 Microbiologie Organische Chemie 1 Periode 4: Thema Biomassa Studievaardigheden 1B Praktijk 3: Ware(n)onderzoek Excel MOS certificering Analyse (ST3) Onderzoek 1 Mond Vaardigeheden 1 Periode 3: Thema Warenonderzoek Praktijk 2: Gezondheid Celbiologie en Histologie Spectrometrie Wiskunde 2 Schr. communicatie 1 Periode 2: Thema Gezondheid Praktijk 1: Water Biologie 1 Scheikunde 1 Studievaardigheden 1A Onderwijseenheden Competenties Basiswiskunde Periode 1: Thema Water Propedeuse Chemie (cohort 2014-2015) I I I I I I I I I 8 Competenties 1 Onderzoeken 2 I II II II II Experimenteren I II II II II 4 Beheren/coördineren I I I 5 Adviseren / in- en verkopen I I I 6 Instrueren / begeleiden / doceren / coachen I I I 7 Leiding geven / managen I I I 8 Zelfsturing I I I I I I I I I I I II II I II II II Periode 3 II Scheikunde praktijk SP 7/8 Analy tische Chemie 4 Studievaardigheden 2 Organische Chemie Praktijk Organische Chemie 2 Periode 2 Analytische Chemie 2 Engels Keuzevak Methodenvalidatie Biochemie praktijk Periode 1 Immuno chemie Chromato grafie Analy tische Chemie 1 DNA techniek Biobased Materialen Chemie 2e jaar (cohort 2013-2014) Chemo metrie regressie Statistiek VBA Programmeren Onderwijseenheden Applied Science: Chemie Periode 4 II 9 Applied Science: Chemie keuzeminoren B&ML chemie Duurzame Kunststoffen A Vrije Minor Afstuderen keuzeminoren Jaar 4 Stage, incl. Arcom Jaar 3 Periode 4 Duurzame Kunststoffen B Jaar 3 periode 3 Open Minor Analytische chemie 5 Massaspectrometrie Materialen en Polymeerchemie Methodisch werken Jaar 3 periode 2 Scheikunde praktijk SP 7/8 Analytische Chemie 3 Fysische Chemie Competentiegericht leren Chemometrie/kalibratie Onderwijseenheden Competenties Jaar 3 periode 1 Optimalisatie Chemie 3e en 4e jaar (cohort 2012-2013) 1 Onderzoeken III II II I III III III III III III 2 Experimenteren III II II II III III III III III III 4 Beheren/coördineren I I I II I I I I I I 5 Adviseren / in- en verkopen I I I I I I I I I 6 Instrueren / begeleiden / doceren / coachen I I I I I I I I I 7 Leiding geven / managen I I I I I I I I I 8 Zelfsturing II II II II II II II II II II II II II II II II II II 10
© Copyright 2024 ExpyDoc