Densiteitstabel Versie: 9/2014 Vochtig sproeien Open blazen Inblazen in gesloten compartimenten Isolatiedikte Densiteiten en toeslagen Helling compartiment ≤ 30° Helling compartiment > 30° ≤ 15cm 39kg/m³ 41kg/m³ ≤ 30cm 41kg/m³ 45kg/m³ ≤ 45cm 43kg/m³ 46kg/m³ Toeslag bij zeer gladde bekleding van de voor- en/of achterzijde van de compartimenten (vb. houtderivaatplaten met vernislaag zoals betonplex). Voor andere houtderivaatplaten (Celit, OSB, MDF, multiplex) of folies: geen extra densiteit nodig. Toeslag voor gebruik van folies (zie eveneens instructies op achterzijde). 2kg/m³ 0 (voor elke betroffen zijde) Compenseer de verwachte opbolling van de folie door de nominale dikte van het compartiment met 2cm te vermeerderen (voor elke zijde door folie begrensd), zowel voor berekening van densiteit als nodige hoeveelheid isolatiemateriaal. Toeslag voor compartimenten met een netto breedte > 60cm. 2kg/m³ Toeslag voor het transport bij in het atelier geprefabriceerde en ingeblazen elementen. 5kg/m³ De initiële densiteit is afhankelijk van de blaastechniek. Voorbeeld: men wil finaal minstens 20cm isolatiedikte. Men brengt 1,25 x 0,2m = 0,25m isolatie aan. Na maximaal 20% zetting heeft men 0,25m x 0,8 = 0,2m isolatie over. Maak de prijsofferte met 0,2m x 34kg/m³ = 6,8kg/m² isolatie. De densiteit is mede afhankelijk van de plaatsingstechniek. Maximale nettohoogte van de compartimenten voor hellingen > 60°: dikte ≤ 10cm: geen beperking; dikte ≤ 20cm: 4m; 6m mits een toeslag van 3kg/m³; dikte > 20cm: 3m; 4m mits een toeslag van 3kg/m³. Bij vragen, contacteer ISOPROC SOLUTIONS: +32 15 62 19 35. Reken met een uiteindelijke densiteit van maximaal 34kg/m³, inclusief een maximale zetting van 20%. 30 - 40kg/m³ Voor een goede decompactering van het materiaal: steeds minstens 30m inblaasslang gebruiken; steeds voldoende lucht gebruiken (zie achterzijde voor meer informatie); gebruik bij voorkeur de materiaalschuif om de materiaaltoevoer te regelen in plaats van het toerental van het schoepenwiel te reduceren. Bijkomende informatie: zie achterzijde. Densiteitstabel Extra voorschriften Compartimenten langs één of meerdere zijden begrensd door folies Minimale densiteiten: 3 criteria Bij compartimenten waarbij één of meerdere zijden gevormd worden door een folie die kan uitbulken gelden volgende bijkomende regels: 1. Gebruik enkel folies die voor die toepassing door de fabrikant van de folie zijn vrijgegeven en die niet meer verder uitzetten na het inblazen van de isolatie. Vraag aan de leverancier van het membraan of de mechanische weerstand voldoende is voor gebruik in combinatie met inblaasisolatie. De folie moet zodanig opgespannen worden dat deze tijdens en na het inblazen nergens meer dan 4cm uitbolt. Vermeerder de nominale dikte van het compartiment met 2cm (per zijde gevormd door folie) zowel om de densiteit als om de hoeveelheid benodigd isolatiemateriaal te berekenen. Deze extra dikte staat los van de berekening van de R- of U-waarde van het schildeel. Vooraleer de isolatie wordt ingeblazen worden voldoende stevige latten geplaatst, ter ondersteuning van de folie. Aanbevolen werkwijze: horizontale dwarslatten met een netto tussenafstand ≤ 50cm. Tussen folie en dwarslat mag er een spatie zijn ≤ 5mm, bijvoorbeeld bij gebruik van dunne hardboard-repen als bevestiging van de folie. Toegelaten variante: latten met een netto tussenafstand van ≤ 30cm. Een voorbeeld van deze toepassing is het aanbrengen van zwevende tengellatten bij hellende daken met een folie als onderdak. Algemeen Gezien de grote verscheidenheid aan machines, toebehoren, technieken en compartimenten is het onmogelijk in dit document alle situaties af te dekken. Het blijft de verantwoordelijkheid van de aannemer om, onder meer op basis van de gevolgde opleiding en ervaring, de juiste keuzes te maken. Aarzel niet ons te contacteren voor advies. De waarden op de voorzijde zijn steeds de minimale gemiddelde densiteiten die, met goed gedecompacteerde vlokken, in elk compartiment moeten gerealiseerd worden. In elk compartiment dient er op elke hoogte een zone te zijn waar deze minimum densiteit bereikt wordt. Bij compartimenten van > 60cm breed geldt dit voor elke willekeurige “kolom” met een breedte van 60cm. Niettegenstaande de densiteit plaatselijk lager mag zijn, zoals bijvoorbeeld bovenaan in een plat dak, mag ze nergens minder dan 35kg/m³ bedragen. 2. 3. De goede vulling van de compartimenten moet gecontroleerd worden. Volgende methodes worden aangeraden: Indien mogelijk voert men een visuele controle uit. Let hierbij vooral op de hoeken van de compartimenten. Controle van de gemiddelde densiteit: tel het aantal gebruikte zakken per bouwdeel en vergelijk dit met de theoretisch benodigde hoeveelheid. Opgepast: alhoewel het gemiddelde gewicht van de zakken minstens 12,5kg bedraagt, kan het werkelijk gewicht per zak variëren. Punctuele controle van de densiteit: voer “wortelmetingen” uit waarbij met behulp van een metalen cilinder plaatselijk de densiteit bepaald wordt. Decompactering van de vlokken Het is belangrijk dat de vlokken voldoende gedecompacteerd worden om een goede weerstand tegen zetting en een optimale λ-waarde te bekomen. De geplaatste vlokken mogen geen zichtbare of met de hand voelbare brokken meer bevatten. Neem daarom volgende regels in acht: www.i3cellulose.be Werk steeds met minimaal 30m inblaasslang. Het is belangrijk dat het materiaal gelijkmatig en aan hoge snelheid stroomt, enerzijds omwille van het decompacterend effect van de impact met de ruwe inblaasslangen, anderzijds voor de goede verspreiding van de vlokken in de compartimenten. Bij opstroppen in de slang wordt het materiaal opnieuw gecompacteerd, wat negatief is. Trek, om dit te vermijden, de slang of inblaasnaald terug vooraleer de materiaalstroom stropt of trek ze, na het stoppen van de materiaalstroom, voldoende ver terug opdat het materiaal opnieuw aan hoge snelheid stroomt. Zorg steeds voor voldoende luchtaanvoer: gebruik de nodige ventilatoren, voorzie desnoods een versterkerstation, zet de luchtinstelling voldoende hoog, …. De densiteit kan dan ingeregeld worden met behulp van de materiaalinstelling, in de eerste plaats met behulp van de materiaalschuif. Bij machines waarbij het toerental van de luchtsluis kan worden geregeld tussen 1 en 10 is de minimuminstelling 7, omdat daaronder de materiaalstroom te onregelmatig wordt. T. +32 15 62 39 35 Isoleren voor morgen [email protected] Boterstraat 23a B-2811 Mechelen (Hombeek)
© Copyright 2024 ExpyDoc