speech. - Nederlands Theater Festival

Opening Dag van de Programmering 2014 door Walther van de Heuvel Wat blijft er over als er niets meer is? Ik groeide op in de tot puin gebombardeerde stad Rotterdam; het puin zelf was opgeruimd toen ik geboren werd, maar het centrum was één groot gapend gat, later prachtig verbeeld door Zadkine met zijn beeld ‘De verwoeste stad’ . Op de kale vlakte voor het Centraal Station werd een hertenkamp ingericht, waar ik op vrije middagen boterhammen kon voeren en waar het altijd hard waaide. Aan de overkant van deze kale vlakte was in 1947 een Noodschouwburg neergezet op de plek waar voorheen, een kerk stond. De noodschouwburg was één van de eerste gebouwen van de wederopbouw en was letterlijk opgetrokken uit puin en brokstukken, afgebikte stenen uit de verwoeste stad. Deze schouwburg was als symbool van wederopbouw eigendom van de stad en zijn bewoners. Het belang van cultuur werd ingezien door de bestuurders. Ik citeer een stukje uit een krant van 1947; De allerernstigste gevolgen van de vernielingen te Rotterdam zijn de ontwrichting van het stadsleven, vooral van het culturele, dat de stadsbevolking bijeen houdt en doet groeien en ontwikkelen, zodanig dat nieuwe ontwikkelingen op allerlei gebied van de stad uitgaan. Van de cultuurdragers moet het nieuwe leven komen, want alleen een cultureel mens heeft voldoende fantasie om nieuwe wegen in te slaan… Wereldramp 65 jaar later zijn we zijn aan een wereldramp ontsnapt. Twee jaar geleden heeft een zonnestorm de aarde maar net gemist. De storm zou alle elektrische circuits verstoord hebben, wat onze beschaving terug had geslingerd naar de 8e eeuw. Dat meldt althans het Amerikaans ruimtevaartagentschap NASA. De storm vond plaats op 23 juli 2012. Zonnestormen van deze omvang zouden elektronische netwerken onklaar maken en telecommunicatie, internet, luchttransport en alle door elektriciteit aangedreven systemen verbreken (Volkskrant 25 juli 2014). Teruggeworpen worden naar de achtste eeuw, als in een tijdmachine, met alle bagage van nu. Hoe zou de theaterpraktijk hierop gereageerd hebben? Zou de Hamlet van Guy Cassiers gemaakt zijn; hoe zou deze eruit hebben gezien? Of De Ring, van Hotel Modern met het Blazersensemble. Alle acteurs zouden weer ongezenderd spreken met alleen maar live akoestische muziek. Zou de zonnestorm in één klap een einde hebben gemaakt aan de spreiding-­‐en de reisverplichting van de gezelschappen. De gezelschappen zouden alleen in eigen regio kunnen spelen. Twitter, facebook en mailverkeer zouden vernietigd zijn, waardoor voorstellingen via omroepers en mond tot mond reclame bekend gemaakt zouden worden. Geen bioscopen of grote stadionconcerten meer. Theaters zouden misschien wel bomvol zitten. Discussies over het theaterbestel….Wat blijft er over als er niets meer is? Robots In dezelfde Volkskrant van 25 juli staat dat computers in staat worden geacht om op termijn romans te kunnen schrijven. Eerder was er al de berichtgeving dat steeds meer journalistiek werk door robots wordt gedaan, zoals op dit moment al gebeurt in de Los Angeles Times met de financiële nieuwsberichten. Hier komt geen journalist meer aan te pas. Deze robots merkten een aardbeving in Californië eerder op dan de schrijvende journalistiek. In dit scenario kun je bedenken dat binnen afzienbare tijd ook theaterstukken robotmatig geschreven kunnen worden en acteurswerk vervangen kan worden door robotgestuurde games. Lotte Ik weet niet welke ramp er uiteindelijk groter is; de zonnestorm of de ontmenselijking van onze leefomgeving. In ieder geval één theatermaker zou in beide scenario’s haar werk ongeschonden voortzetten. Lotte van den Berg zette in het afgelopen seizoen een nieuwe stap in haar theaterontwikkeling met Building Conversations. Bijeenkomsten zonder acteurs, zonder toeschouwers en zonder script. Zittingen van drie uur, zonder woorden of juist om een conversatie op te zetten met elkaar over wat ons bezighoudt; kleine en grote verhalen. Ik ben er nog altijd stil van. Wat Lotte doet in haar werk is in extreme vorm loskomen van het theaterbezoek, waarin het draait om het feest van de herkenning of het ophalen van je gekochte verwachtingen. Haar benadering inspireert mij als programmeur in het denken over voorstellingen en het zoeken naar nieuwe wegen van presenteren van voorstellingen en contexten in de relatie met het publiek. Het sluit aan op onze zoektocht in Rotterdam om de Schouwburg steeds verder als een intelligente, dynamische omgeving in te richten, waarin de bezoeker zich kan voeden met kwaliteitsvoorstellingen, maar waar ook ruimte is voor het meemaken van debat, lezingen, de opname van radioprogramma’s. Waarin beeldende, kunst, fotografie, literatuur en film vanzelfsprekend zichtbare kunstpartners zijn. Waar popconcerten het gebouw opschudden. Een plek waar internationalisering als vanzelfsprekend in de genen zit en geen incidentele exotische uitstapjes zijn. Een schouwburg die ook op andere plekken in de stad opduikt: op het plein, in het havengebied of in de bibliotheek en het gemeentehuis. Een Schouwburg die fungeert als opleidingscentrum voor de kunsten. Een plek met goede horeca voor ontmoetingen. Waarin bezoekers serieus worden genomen; een plek waar je opinie kunt vinden en opinie kunt vormen. Waar soms ook mislukkingen mogen plaatsvinden. Hoe de schouwburg er over 10, 20, 30 jaar uitziet is eigenlijk niet te beantwoorden. We kunnen niet in de onvoorspelbare toekomst van onze chaotische wereld kijken. We leven in een tijd van een onblusbare brand in Israël waarin Palestijnen en Israëli’s elkaar gevangen houden in een tunnel van haat. In een periode waar in Nederland het fundamentele recht van demonstreren ter discussie staat omdat het provocatiemarsen worden. Waarin we met twee drukken op de knop onthoofdingsfilmpjes kunnen zien. Waarin drones ‘schone’ bombardementen uitvoeren. En waarin een vakantievlucht naar Bali kan eindigen als neergeschoten oorlogsdoelwit. Welk antwoord geven de podiumkunsten op deze chaos? Wat kan een Schouwburg hierin betekenen? Hoe actueel kun je reageren op gebeurtenissen? Zijn het de mieren van Dries Verhoeven, De Building Conversations van Lotte van den Berg of George en Eran lossen de wereldvrede op? Soms wordt je zelf aan het werk gezet, zoals ook in letterlijke zin in de voorstellingen Stranger en Rule van Emke Idema die ik in het afgelopen seizoen zag, waarin je door middel van stellingen wordt bevraagd en geconfronteerd met je eigen stellingname en waarin je wordt gedwongen om te kiezen. Het programmeren van een theater bestaat ook uit kiezen. Kiezen uit aanbod, waarbij inhoud en kwaliteit de leidende criteria zijn. Inhoud en kwaliteit in 450 verschijningsvormen. Soms zijn het de grote geschiedenissen vertaald in kleine voelbare verhalen; een prachtig voorbeeld hiervan was de voorstelling Heimat van Rebekka de Wit, Tom Struyf en Freek Vielen, waarin oudere generaties in gesprek zijn met jongeren over onder meer spijt. Of in grote verhalen zoals de bewerking van The Fountainhead van ToneelGroep Amsterdam, waarin idealen en pragmatisme met elkaar vechten. Ook bij programmeren is het blijvend waken dat het polderend pragmatisme van de jaarlijkse speelblokken niet gaat overheersen. Programmeren is geen robotmatige invuloefening van de seizoenen, waarin voorstellingen worden ingeprikt. Je moet ruimte houden voor nieuwe ontwikkelingen, een producerend huis zijn met jonge makers zoals we in Rotterdam gelukkig nog altijd in het Productiehuis kunnen doen, maar ook openstaan voor theatermakers die nog lang niet uitverteld zijn zoals JanDeCorte, Josse de Pauw, Mirjam Koen en Jan Joris Lamers. Schwalbe We moeten risico’s nemen om kwetsbare onvoorspelbare kunst te blijven tonen. Het onmogelijke vertalen naar realisme. Mijn collega’s van het Productiehuis kregen de vraag van Schwalbe om een voorstelling te produceren met 80 figuranten die een uur lang rondjes rennen met de spelers van Schwalbe. Productioneel een monsteronderneming; zeker als deze ook nog gaat reizen. Maar het leverde een prachtige voorstelling op die over de Nederlandse podia en langs festivals dendert en waarvan nu een XL versie van bestaat met 200 figuranten. Schwalbe won er de BNG prijs mee en gaven de bevestiging om te blijven geloven en investeren in goede ideeën. Ik ben ontroerd en geraakt door de kracht van de collectiviteit van een gezelschap als Schwalbe. Zij ontwikkelden een nieuwe theatertaal met de zeggingskracht van een mokerslag. Ik ben tegelijkertijd bezorgd over zoveel andere theaterinitiatieven waarin acteurs als huurlingen in gelegenheidssamenstellingen bijeen komen. Er ís geen tijd, maar er wordt ook geen tijd genomen om te definiëren wat het gezamenlijk verhaal is dat verteld moet worden. Ik zie teveel idee-­‐voorstellingen waarin de regisseur, acteurs en het decor hele andere verhalen vertellen. Waarin in verschillende idiomen wordt gesproken. Dit komt ook doordat er naast Toneelgroep Amsterdam slechts een paar andere gezelschappen geld hebben om een sterk ensemble op te bouwen, waarin een gedeelde visie en zeggingskracht kan worden ontwikkeld. Ik ben ook bezorgd over aangeboden titels en repertoirekeuzes die verlammend worden gedicteerd door geschatte verkoopbaarheid. Ik ben mij bewust er van dat er in Rotterdam een ander budget is dan in Almere, Roosendaal of Enschede, maar in essentie staan we als programmeur toch allemaal voor dezelfde keuzes: hoe laten we de podiumkunsten niet verworden tot vergrijsde, voorspelbare, museale evenementen. Waarbij elke brochure dezelfde inhoud heeft en waarbij theaterhuizen zich gevangen laten zetten in verdienmodellen. Sleutel We hebben de sleutel zelf in handen; laten we niet leiden aan chronische programmeursvermoeidheid, laten we niet allemaal dezelfde jasjes en rokken dragen, laten we niet bang zijn voor de recensies, voor de 2 sterren, voor de techniek of lege stoelen. Ook al missen we meer dan we zien, ook al drinken we teveel, staan we in eindeloze files en wordt onze fiets gejat. We hebben de sleutel zelf in handen, doe de ruimte open voor goede ideeën en het publiek; ga in gesprek over lokale verhalen en laat ze tot leven komen. Ik was vrijdag bij de voorstelling Spektakel X van Circus Treurdier in een bomvolle zaal met jongeren in uitgaanssfeer. Treurdier schonk drankjes en er waren hotdogs. Zij brachten de hele theateravond in een clubsetting. Wat mij betreft een presentatievorm waar ik nog meer mogelijkheden voor zie en graag mee verder wil experimenteren. Laura van Dolron werkt aan een nieuwe tekst voor haar voorstelling Liefhebben. Ze zit regelmatig bij ons in het gebouw te schrijven. Binnenkort houdt zij een eerste lezing als voorproefje hiervan in een intieme lunchlezing bij ons in de hal. De schouwburg als werkplek. Eén keer in de maand lezen jonge mensen hun gedichten voor bij ons in de hal bij Paginagroots; soms in rapvorm of spoken word. De tribune zit vol met jongeren die bijna niet naar voorstellingen gaan, maar hier wél bij willen horen. Vlakke vloer Hoe geven we een impuls aan de vlakke vloer? Gezelschappen hebben het moeilijk om aan voldoende speelbeurten en publiek te komen, omdat het aantal vlakke vloeren is afgenomen en er minder risico’s worden genomen. Maar de vlakke vloer is wel de humuslaag van ons theaterkapitaal. Er komt nog altijd prachtig theater uit Vlaanderen, maar ook hun aantal spelplekken en publiek dreigt steeds verder terug te lopen. We werken in Rotterdam met een onbeperkt kleine zaal kaart waarbij het publiek voor € 125.-­‐ per jaar alle kleine zaal voorstellingen kan bezoeken en eerder bereid is om onbekend werk te gaan zien. Samen met 6 andere podia zijn we een samenwerking gestart onder de naam Co Producers om het werk van getalenteerde makers van kwetsbare kunst mogelijk te blijven maken. Het is onze uitdaging als programmeur elke dag weer de deuren van onze theaterhuizen te openen. Van de grote, kleine zaal tot in de Studio’s, tot in de hal en op pleinen en steeds meer op locatie. Voortdurend in dialoog met makers, publiek en marketing. De juiste voorstelling koppelen aan het juiste publiek. Goed theater weekt ons los van bestaande ideeën, bevraagt de wereld, biedt identificatie, maar ontmaskert ook menselijk gedrag. Theater is de plek waar live wordt geschaakt met een oneindige variatie aan mogelijkheden van tijd, ruimte, beweging en gedragingen. Acties Goede podiumkunst is géén herhaalbare succesformule, maar is de plek waarin plaats is voor meerdere waarheden en waarin vragen minstens zo belangrijk zijn als oplossingen. Het gebeurt hier vanavond voor ons in een collectieve beleving met andere toeschouwers. Soms ook letterlijk éénmalig zoals tijdens de actieavonden, waarop acteurs van Wunderbaum het RO theater, Productiehuis Rotterdam, Schwalbe na een paar dagen werken tot snelkookpanvoorstellingen kwamen in Bla Bla Bla en Yowsah, Yowsah, Yowsah. Acteurs en publiek waren beiden deelgenoot van een eenmalige gebeurtenis, waarbij alles op het spel kwam te staan en waarin het hier en nu gevoel een grote urgentie kreeg. Eén van mijn mooiste kijkervaringen van het afgelopen seizoen was bij De Man die alles weet van Jetse Batelaan bij Theatergroep Maas waarin René v t Hof onze alweterigheid geniaal op de korrel nam: alle weetjes over ditjes en datjes lopen uiteindelijk op niets uit als de grote levensvragen aan de orde komen. Allesweterij leidt tot zelfgenoegzaamheid en in zichzelf gekeerde navelstaarderij. In de meest extreme vorm zelfs tot fundamentalisme. Theater is de veilige plek van het Alles én het Niets weten, waarin alle vragen mogen worden gesteld en waar je dan soms ook even in antwoorden kan geloven, al duren die maar één uur. Paleis Ik heb het geluk te mogen werken in een schouwburgpaleis van een wereldstad met 172 nationaliteiten, waarvan de burgemeester in Marokko is geboren. Een stad met een kloppend hart waarin kantoren leegstaan en worden omgebouwd tot woningen. Een stad in de top 10 van aantrekkelijkste wereldsteden waarin de wind nog altijd waait en er ruimte is voor nieuwe ideeën. Maar ook waar gezelschappen en theaters verdwenen zijn in de landelijke en gemeentelijke kaalslag van bezuinigingsdrift, waarin op de hoek de dominee van de Pauluskerk samen met 250 vrijwilligers dag en nacht zorg heeft over mensen zonder papieren. De stad die de motor is van de economie, maar waar ook het hoogste werkeloosheidscijfer van 14% schreeuwt en het opleidings-­‐en inkomensniveau laag ligt in vergelijking met de rest van het land. Geen schouwburgpaleis om rustig in te slapen. Een levende plek voor grote en kleine verhalen, waar topkunst niet de grootste en de duurste voorstellingen zijn, maar even zo vaak terug te vinden in de rafeligheid van de kleine zaal en andere plekken. Ik denk vaak terug aan de Noodschouwburg van toen; opgebouwd uit één voor één afgebikte stenen met een schreeuwende urgentie in een kale vlakte. Samengebracht tot een theaterhuis om tot leven te laten komen. Noodschouwburgen hebben we niet meer nodig, maar de noodzaak om onze stenen theaterhuizen te bezielen, misschien wel meer dan ooit. Ik wens iedereen een mooi seizoen toe. 10 september 2014 Walther van den Heuvel