WELKOM Welkom in de wereld van Pionier 4 GO! Pionier 4 brengt je naar de nieuwe tijd, de drie laatste eeuwen van het ancien régime. Dit werkboek hoort bij het leerboek Pionier 4 GO! Het vormt een hulpmiddel bij je ontdekkingstocht door de nieuwe tijd. Het volgt dezelfde route als het leerboek: twee Intro’s, drie Delen, twee Outro’s en drie Workshops. Bij elke stap in je onderzoek worden in oefeningen bronnen en documenten onder de loep genomen. Op die manier bouw je kennis en inzichten op die nodig zijn om de nieuwe tijd te begrijpen. Je oefent systematisch een aantal vaardigheden in: informatie van historische kaarten lezen, gegevens uit bronnen halen, kritisch tussen de regels lezen, historische processen vergelijken, met kernwoorden samenvatten, conclusies formuleren, zelf een onderzoeksvraag formuleren en actualiseren. In dit werkboek worden een aantal icoontjes gebruikt: LB 1 Dit icoontje verwijst naar de bijbehorende pagina in het leerboek. doc Dit icoontje verwijst naar het document in het leerboek dat je nodig hebt om een bepaalde oefening te maken. Dit icoontje verwijst naar de website. Surf naar pionier.deboeck.com voor extra opdrachten en/of informatie. Dit is een steroefening. Die gaat nog net een stapje verder dan de andere oefeningen. Ook extra actualiteitsoefeningen worden met een ster aangeduid. Dit icoontje verwijst naar de kijkbox. Dit icoontje verwijst naar de luisterbox. 1 De auteurs wensen je veel plezier tijdens je ontdekkingsreis doorheen de nieuwe tijd! Welkom 3 INHOUD PIONIER 4 GO! WB INTRO 1 | | | | TIJD 1 | De nieuwe tijd 2 | De nieuwe tijd in een andere ruimte 3 | Het mythische jaar ‘1492’ INTRO 2 | RUIMTE | 1 | De Oude Wereld | 2 | De Nieuwe Wereld Hans Holbein de Jonge, Franse ambassadeur Jean de Dinteville en Georges de Selve, Bisschop van Lavaur, 1533 4 Inhoud 9 9 9 11 12 13 14 DEEL 1 | DE LANGE 16DE EEUW (1450-1650) 1 | Europa ontdekt 20 2 | De precolumbiaanse samenlevingen | De Azteken (BZO) | De Inca’s (BZO) 23 23 25 3 | Europa koloniseert | De kolonisatie door Spanje en Portugal | De Columbiaanse Uitwisseling XX XX XX 4 | Het humanisme | Het humanisme | De visie op opvoeding en onderwijs | Wetenschap en kunst XX XX XX XX 5 | Reformatie en contrareformatie | Wantoestanden in de katholieke Kerk | De reformatie | Het protestantisme | Contrareformatie en katholieke reformatie | Confessies Begeleid zelfstandig onderzoek - Normafwijkend gedrag XX XX XX XX XX XX XX 6 | Het Habsburgse rijk | Erfenis | De Nederlanden | De vorst en zijn onderdanen in de Nederlanden | Relatie met andere Europese vorsten XX XX XX XX XX 7 | Renaissance en barok | Renaissance | Barok XX XX XX Inhoud 5 DEEL 2 | DE 17DE EEUW: EEUW VAN DE ‘VORSTENSTATEN’ 6 1 | Frankrijk: absolutisme volgens goddelijk recht | Politieke macht | Frankrijk in de 16de eeuw | Een minderjarige troonopvolger | Le Roi Soleil | Absolutisme volgens goddelijk recht | Economische politiek | Cultuur als propaganda XX XX XX XX XX XX XX XX 2 | Engeland: van absolutisme naar parlementarisme | De Engelse vorsten in de 17de eeuw | Op weg naar meer democratie: het parlementarisme XX XX XX 3 | De Verenigde Provinciën: een koopliedenrepubliek | De Republiek | Kenmerken van de Republiek XX XX XX 4 | Het Heilige Roomse Rijk en de strijd om de hegemonie | Interne verdeeldheid in het Heilige Roomse Rijk | Verdeeldheid en oorlog in Europa | Mondiale rivaliteit XX XX XX XX 5 | Economische veranderingen in de 17de eeuw | Het bevolkingsverloop | Veranderingen in de landbouwsamenleving | Veranderingen in de nijverheid (productie) | Veranderingen in de handel (distributie) | Veranderingen in het verbruik (consumptie) XX XX XX XX XX XX 6 | Het Osmaanse rijk: het rijk van de tulp en van de halve maan | Het Osmaanse rijk in tijd en ruimte | Wie waren de Osmanen? | Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen | Europeanen over Osmanen en omgekeerd | Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars | Standplaatsgebondenheid van historici | In het rijk van de tulp en van de halve maan (BZO) XX XX XX XX XX XX XX XX Inhoud DEEL 3 | DE 18DE EEUW: EEUW VAN DE VERLICHTING 1 | De verlichting | Opvattingen over politieke macht | Opvattingen over economie en samenleving | Opvattingen over godsdienst en cultuur XX XX XX XX 2 | Verspreiding van de ideeën van de verlichting XX 3 | De Amerikaanse Revolutie | De dertien Britse kolonies | Een traditie van zelfstandigheid | Groeiende ontevredenheid | De Amerikaanse vrijheidsoorlog XX XX XX XX XX 4 | De inrichting van een nieuwe staat: de VSA | Een federale staat | Alle mensen worden gelijk geboren … | Uitbouw van de rechtsstaat XX XX XX XX 5 | De Franse Revolutie (BZO) XX 6 | Het verlicht despotisme XX H. Testelin, Colbert stelt de leden van de Académie voor wetenschappen voor aan Lodewijk XIV, 1667 Inhoud 7 OUTRO 1 | Er was eens … het ancien régime XX OUTRO 2 | Napoleon, laatste vorst van het ancien régime of eerste vorst van de nieuwste tijd? XX Workshop 1 | Het centraal perspectief Workshop 2 | Spelen met Brueghel Workshop 3 | Toerte van appelen XX XX XX Begrippenlijsten XX Jean-Etienne Liotard, Het chocolademeisje, 1743-45 8 Inhoud INT RO 1 LB 9 Tijd 1 | DE NIEUWE TIJD 3500 v.C. VOORGESCHIEDENIS 476 800 v.C. 1492 1789 1945 GESCHIEDENIS oude Nabije Oosten prehistorie 2,5 miljoen v.C. 3000 v.C. 2000 v.C. klassieke oudheid 1000 v.C. middeleeuwen 1000 nieuwste tijd 9 nieuwe tijd LB eigen tijd 2000 1 Vorig jaar heb je al met deze tijdbalk gewerkt. Nu moet je in staat zijn om hem zelf aan te vullen. a Baken de historische periodes af. Noteer daarbij telkens de correcte benaming van de periode en het begin- en eindjaartal. Er zijn al een paar elementen ingevuld om je op weg te helpen. b Arceer het ancien régime. c Kleur de nieuwe tijd in. LB 2 | DE NIEUWE TIJD IN EEN ANDERE RUIMTE doc 2 Welke drie mogelijke ‘uiterlijke en toevallige gebeurtenissen’ heb je vorig jaar geleerd om het begin van de nieuwe tijd aan te duiden? Vul de onderstaande tabel aan. 9 1 maatschappelijk domein politiek economisch cultureel jaartal 1453 gebeurtenis val van het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk 1492 ontdekking van Amerika door Columbus 1517 start van het protestantisme Intro 1: Tijd 9 3 a Arceer de nieuwe tijd op deze Nederlandse tijdbalk. b Hoe noemen leerlingen in Nederland de nieuwe tijd? Ze hebben er niet één benaming voor. Ze gebruiken drie benamingen: de tijd van ontdekkers en hervormers, de tijd van regenten en vorsten en de tijd van pruiken en revoluties. de tijd van televisie en computer (1950-heden) de tijd van wereldoorlogen (1900-1950) de tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) de tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) de tijd van regenten en vorsten (1600-1700) de tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600) de tijd van jagers en boeren de tijd van monniken en ridders de tijd van Grieken en Romeinen 3000 v.C. 2000 v.C. 1000 v.C. 1 de tijd van steden en staten 1000 2000 4 a Arceer de nieuwe tijd op deze tijdbalk van de VSA. b Hoe noemen de Amerikanen de nieuwe tijd? De precolumbiaanse periode, kolonisatie en vestiging en revolutie en een nieuwe natie hedendaags Amerika 1945 modern Amerika en de wereldoorlogen 1914 1945 1920 ontwikkeling van modern Amerika 1865 crisis van de Unie 1850 1877 1861 expansie en hervorming 1801 1815 revolutie en een nieuwe natie 1763 heden 1607 de precolumbiaanse periode 1 10 1300 Intro 1: Tijd 1400 1500 kolonisatie en vestiging 1600 1700 1800 1900 2000 5 a Arceer de nieuwe tijd op deze Chinese tijdbalk. b Hoe noemen de Chinezen de nieuwe tijd? Chinese keizerrijken volksrepubliek China (1949-heden) republiek China (1911-1949) ca. 1550 v.C. prehistorie ca. 1045 v.C. archaïsch China 2000 v.C. 211 v.C. feodaal China Chinese keizerrijken 1000 v.C. 1 1000 2000 6 a Arceer de nieuwe tijd op de tijdbalk. b Wat was de dominante samenlevingsvorm in de nieuwe tijd? Landbouwsamenlevingen c Welke samenlevingsvorm kwam tijdens de nieuwe tijd steeds minder voor? Voedselverzamelaars en jagers d Welke samenlevingsvorm kwam aan het einde van de nieuwe tijd stilaan op? Industriële samenlevingen INDUSTRIËLE SAMENLEVINGEN HOOGTECHNOLOGISCHE SAMENLEVINGEN LANDBOUWSAMENLEVINGEN VOEDSELVERZAMELAARS EN JAGERS 8000 v.C. 7000 v.C. 4000 v.C. 3000 v.C. 2000 v.C. 1000 v.C. 1 1000 2000 LB 3 | HET MYTHISCHE JAAR ‘1492’ doc 7 1492 is voor de Europese geschiedschrijving een mythisch jaar. Net zoals bij de tijdbalken is ook dat jaartal als begin van de nieuwe tijd eurocentrisch en dus relatief. Bewijs dat aan de hand van de documenten. 11 2-5 Er is een legende uit de vroege middeleeuwen van een Ierse monnik die richting Amerika is vertrokken. Er zijn archeologische resten gevonden van de Noormannen uit de 11de eeuw. Recent worden de Chinezen ook aangeduid als ontdekkers van Amerika. 8Syntheseoefening a Wat is de nieuwe tijd? Een historische periode die start in 1492 en eindigt in 1789. b Welke relatie is er tussen het ancien régime, de middeleeuwen en de nieuwe tijd? De middeleeuwen en de nieuwe tijd vormen samen het ancien régime. Intro 1: Tijd 11 INT RO 2 LB 15 Ruimte Europa in het begin van de 16de eeuw N W O Z Schotland Noordzee Denemarken Ierland Engeland he Polen Sc n ATLANTISCHE OCEAAN Litouwen Rij lde Amsterdam Londen Antwerpen Parijs Heilige Roomse Rijk Frankrijk Hongarije Venetië Zwarte Zee Navarra Castilië Portugal Spanje Donau Pauselijke Staten Aragon Rome Constantinopel Napels Balearen Istanboel Osmaanse rijk Sardinië Granada Sicilië grens Heilige Roomse Rijk Middellandse Zee 0 250 500 km 1 a Schrijf in de juiste kaders op de kaart: Heilige Roomse Rijk – Engeland – Frankrijk – Osmaanse rijk – Pauselijke Staten – Spanje. b Schrijf op de stippellijnen de volgende steden: Antwerpen – Amsterdam – Londen – Rome – Parijs. c In 1453 hield het Oost-Romeinse rijk na duizend jaar op te bestaan. Het territorium ervan strekte zich op dat moment niet verder uit dan de hoofdstad Constantinopel (het vroegere Byzantium). Vandaag wordt die stad anders genoemd. Wat is die naam? Vul hem in op de kaart. 12 Intro 2: Ruimte LB 16 1 | DE OUDE WERELD De onderstaande kaart is een reproductie van een wereldkaart uit 1459 van Fra Mauro. Die kaart wordt gezien als de laatste middeleeuwse kaart van de door de Europeanen gekende wereld. LEGENDE Europa (noordwesten) Azië (noordoosten) Afrika (zuiden) 2 a Markeer de volgende gebieden op de kaart: Oceanus Athlanticus (Atlantische Oceaan) – Mare Mediterraneum (Middellandse Zee) – Arabia Deserto (Sahara) – C. Verde (Kaap Verde) – Ethyopia (Ethiopië) – Mare Indicum (Indische Oceaan) – Saylam (Ceylon of Sri Lanka) – India – Chatajo (China). b Op de kaart staan de toen gekende continenten. Geef elk continent een andere kleur en maak een legende. c Welke gebieden, die vandaag wel gekend zijn, ontbreken nog op de kaart? Midden- en Zuid-Afrika, Amerika, Antarctica en Australië Intro 2: Ruimte 13 LB 17 2 | DE NIEUWE WERELD 3 Wat was het resultaat van meer dan honderd jaar Europese ontdekkingstochten? Midden-Amerika en de kusten van Noord- en Zuid-Amerika en Afrika waren intussen gekend voor de Europeanen. doc 1 4 a Wat is globalisering? Globalisering betekent een toenemende wereldwijde interactie tussen mensen, samenlevingen en culturen. b Wat bevordert die globalisering vandaag? De toenemende mobiliteit, internet, mobiele communicatie … c Waarom was er tijdens de middeleeuwen minder sprake van globalisering? Door de lokaal gerichte markten (gebrek aan uitvoerproducten) en de vervoersproblemen bleef de interactie tussen mensen, samenlevingen en culturen beperkt tot drie continenten. Amerika bleef tot 1492 uitgesloten. HISTORISCHE KRITIEK I Onderzoek: mijn grootste ontdekkingsreiziger Met de ontdekking van Amerika in 1492 veranderde het Europese wereldbeeld voorgoed. Daarom laten historici de nieuwe tijd vaak starten bij Christoffel Columbus. Nochtans was Columbus niet de enige ontdekkingsreiziger in de 15de en de 16de eeuw. Vele anderen hebben voor en na hem het nieuwe wereldbeeld mee vorm gegeven. Op de kaart in je leerboek op pagina 17 zie je de belangrijkste ontdekkingsreizigers met hun routes (tot 1609). Kies een van die ontdekkingsreizigers uit en overtuig je klasgenoten dat hij dé grootste ontdekkingsreiziger uit die tijd was. ORIËNTEREN Welke ontdekkingsreiziger ga je bestuderen? Vul de naam in de probleemstelling in. PROBLEEMSTELLING Op welke manier droeg bij tot het nieuwe Europese wereldbeeld in de 16de eeuw? Waarom is hij de grootste ontdekkingsreiziger van de 16de eeuw? 14 Intro 2: Ruimte De probleemstelling vormt jouw onderzoeksvraag. Uiteraard is ze vaag en algemeen geformuleerd. Je zult de vraag moeten opsplitsen in een aantal deelvragen. Formuleer hieronder minstens drie deelvragen. Voorbeelddeelvragen: Wie was ontdekkingsreiziger x? Wat ontdekte ontdekkingsreiziger x? Wanneer was ontdekkingsreiziger x actief? VOORBEREIDEN Je zult je ontdekkingsreiziger eerst in zijn historische context moeten plaatsen. Waar ga je die achtergrondinformatie vinden? Internet, bibliotheken … Vervolgens stel je een werkplan op. Dat werkplan bevat drie elementen: (1) wat ga ik doen, (2) wanneer ga ik dat doen (tegen welke deadline) en (3), als je samenwerkt, wie gaat wat doen? Hieronder vind je een (beperkt) uitgewerkt voorbeeld van een werkplan. Je kunt de tabel downloaden via pionier.deboeck.com. Uiteraard gebruik je de laatste kolom enkel in geval van een groepswerk. Wat? Wanneer? Deadline? Wie? Bibliotheek bezoeken 10 oktober Niet van toepassing Joachim en Tine Internetbronnen opzoeken en verzamelen 10 oktober 15 oktober Achmed en Rafaël Bibliografie opstellen: alle referenties verzamelen en in een document plaatsen 15 oktober 17 oktober Tine Antwoord formuleren op deelvraag 1 18 oktober 20 oktober Rafaël … … … … UITVOEREN Informatie opzoeken Nu ga je doelgericht informatie opzoeken. Dat houdt in dat je een literatuurstudie uitvoert. Gebruik uiteraard je onderzoeksvraag als uitgangspunt. Zorg ervoor dat je bronnen bruikbaar en betrouwbaar zijn. Hoe weet je dat een boek of een artikel betrouwbaar is? Hier volgen een aantal tips. • Wie is de auteur? Heeft de auteur kennis van zake? Waarom? • Wanneer werd het boek of artikel geschreven? Hoe recenter, hoe beter. • Bekijk de inhoudstafel, de referentielijst of bibliografie, de voetnoten … • Worden er veel historische bronnen gebruikt? • Is het taalgebruik objectief? Intro 2: Ruimte 15 Hoe weet je of een website betrouwbaar is? Hier volgen een aantal tips: • Wie maakte de site? Staat er een titel of een functie bij zijn naam? • Wat is het doel van de site? Wetenschappelijk (‘.ac’), commercieel (‘.com’), educatief (‘.edu’), overheid (‘.gov’), organisatie (‘.org’)? • Voor welk publiek is de site bedoeld? • Is de informatie ontleend of oorspronkelijk? Indien ontleend, vermeldt de auteur de bronnen? Zijn die betrouwbaar? • Is het taalgebruik objectief? Maak een verantwoorde selectie uit de gevonden informatie en een overzichtslijst (bibliografie) van het geselecteerde materiaal. Hoe pak je dat aan? Je maakt eerst het onderscheid tussen historische bronnen en historiografische bronnen. Plaats ze bij elkaar. Refereer op een correcte manier. Vraag indien nodig uitleg aan je leerkracht. Interpreteren, structureren en synthetiseren Nu je alle informatie verzameld hebt, kun je die informatie interpreteren, structureren en synthetiseren. Je deelvragen helpen je om de informatie te structureren en dus hoofd- en bijzaken te onderscheiden. RAPPORTEREN Beantwoord je onderzoeksvragen en bijgevolg je verschillende deelvragen: 1. Neem een standpunt in omtrent je onderzoeksvraag. 2. Geef voldoende argumenten om je standpunt te ondersteunen. 3. Rapporteer over het resultaat van je historisch onderzoek. Er zijn verschillende manieren: • een verslag • een krantenartikel • een affiche/poster • een filmpje •… REFLECTEREN Beoordeel je onderzoek en je werkplan. • Hoe is alles verlopen? • Was je werkplan realistisch? • Ben je tevreden over het resultaat? Vloot van Vasco da Gama uit het ‘Livro de Lisuarte de Abreu’, ca. 1565 16 Intro 2: Ruimte LB 18 HISTORISCHE KRITIEK I Een onderzoeksvraag formuleren Elk hoofdstuk van dit boek start met een probleemstelling. Die probleemstelling bevat een onderzoeksvraag. Een goed geformuleerde onderzoeksvraag is een belangrijke voorwaarde voor elk onderzoek. Een zinvolle onderzoeksvraag goed formuleren is niet eenvoudig. Ze moet beantwoorden aan een aantal wetenschappelijke criteria. a Hieronder staan een aantal voorbeelden. Bepaal of je ze goed geformuleerd vindt of niet. Motiveer je antwoord. onderzoeksvraag goed slecht motivatie In welk jaar ontdekte Columbus Amerika? X Het is een informatievraag, geen onderzoeksvraag. Hoe gebeurden de ontdekkingsreizen? X Onduidelijke vraag: wat wordt er precies bedoeld met ‘hoe gebeurden’? Er ontbreekt een tijdsbepaling. Door welke omstandigheden nam de armoede in de Nederlanden in de 16de eeuw toe? X In welke mate verschillen de levenswijzen van een arme vroeger en een arme vandaag? Wat zijn de verschillen en gelijkenissen tussen de Spaanse kolonisatie van Midden-Amerika en de Portugese kolonisatie van Brazilië in de nieuwe tijd? Duidelijke vraagstelling; afgebakend in tijd en ruimte; niet te lang. X X Zin is niet correct; slecht afgebakend: ruimte niet aangegeven en tijd is te vaag: wat is ‘vroeger’? Over welke periode gaat het? Duidelijke vraag; correct geformuleerd; onderzoeksobject is duidelijk afgebakend. b Aan welke criteria moet een goede onderzoeksvraag voldoen? De vraag moet correct en nauwkeurig geformuleerd zijn. Iedereen moet de vraag begrijpen. Een onderzoeksvraag mag geen informatievraag zijn, die enkel peilt naar ‘wie, waar en wanneer’. Je bakent je vraag ook het best voldoende af in tijd en ruimte. Het mag geen ja/nee-vraag zijn. c Formuleer nu zelf een zinvolle onderzoeksvraag met betrekking tot je ontdekkingsreiziger. Eigen antwoord Intro 2: Ruimte 17 18 LB 19 DE EL 1 DE LANGE 16DE EEUW (1450-1650) Michelangelo, David, 1501-1504 de lange 16de eeuw Franse Revolutie ontdekking van Amerika val van het Byzantijnse rijk 1453 1400 1450 1492 1500 humanisme, renaissance, reformatie contrareformatie, barok 1550 hoogtepunt barok 1600 1789 1650 1700 1750 1800 LB 20 Hoo fds tuk 1 Europa ontdekt PROBLEEMSTELLING Welke omstandigheden werkten de Europese ontdekkingstochten in de hand aan het einde van de middeleeuwen? Het Byzantijnse rijk verdween met de inname van Constantinopel in 1453 door de Osmanen. Het Osmaanse rijk lag tussen Europa en de Arabische wereld en China in het Verre Oosten. Mogelijke routes naar Azië N W O Z Genua 2 Venetië Portugal Spanje Lissabon 2 Osmaanse rijk zijde Caïro Jiddah diamanten zijde specerijen China thee porselein India Callicut Malakka eiland Moçambique 1 zijderoute Euraziatische handelsroutes 0 20 Deel 1: De lange 16de eeuw (1450-1650) 2000 4000 km doc 1 1 aArceer het Osmaanse rijk op de kaart. Welke gevolgen had de ligging van het Osmaanse rijk (of Turkse rijk) voor handelaars uit de Italiaanse stadsrepublieken, zoals Genua en Venetië? Ze moesten via de Osmanen passeren om aan hun producten te geraken. Ze konden dus niet om de Osmanen heen. b Welke producten uit het Verre Oosten kochten die handelaars op? Diamant, zijde, specerijen, porselein, thee c Wat was er zo kenmerkend aan die producten? Het waren luxeproducten: ze waren erg duur, waardoor enkel de elite ze kon kopen. d Al vanaf de 13de eeuw gingen de Europeanen op zoek naar nieuwe verbindingen met het oosten. Teken op de kaart langs welke weg je ook van Europa naar India en China kunt geraken, zonder langs het Osmaanse rijk te reizen. (1) Een handelsroute rond Afrika of (2) westwaarts over de Atlantische Oceaan doc 2 2 Welke drie verschillende beweegredenen om op ontdekkingsreis te vertrekken (uit drie verschillende maatschappelijke domeinen) had prins Hendrik de Zeevaarder volgens deze kroniek? 1 Een economische beweegreden: hij wou een handelsroute met een christelijk gebied tot stand brengen. 2 Een politieke beweegreden: hij wou weten hoe groot het rijk van de Moren was. Bovendien wou hij een christelijke bondgenoot vinden die christelijk Europa kon helpen in de strijd tegen de islam. 3 Een religieuze beweegreden: hij wou het christendom verspreiden. doc 3-5 3 Geef drie voorbeelden van hoe de Arabieren bijdroegen aan de Europese ontdekkingsreizen. doc 4 Niet enkel het astrolabium en het kompas waren nodig voor een succesvolle oceaanvaart. Welke twee nieuwe middelen maakten die mee mogelijk? 6-7 -De Europese zeevaarders schakelden Arabische loodsen in die de zee beter kenden. -Het astrolabium kenden de Europeanen dankzij de Arabieren, die het van de Grieken leerden kennen. -Het kompas leerden de Europeanen via de Arabieren kennen van de Chinezen. Het karveel (een schip dat de oceaan kon trotseren) Portolanen (nauwkeurige kustkaarten) Hoofdstuk 1: Europa ontdekt 21 TERUG NAAR DE PROBLEEMSTELLING 1. Economisch: de zoektocht naar een handelsroute richting Azië waarbij de Turken omzeild konden worden 2.Cultureel: de uitbreiding van het christendom 3. Politiek: de uitbreiding van de macht van de Europese vorsten ten nadele van de Moren 4.Technische mogelijkheden waren voorhanden: loodsen, kompas, astrolabium, portolanen, karveel 22 Deel 1: De lange 16de eeuw (1450-1650) LB 26 Hoo fds tuk 2 De precolumbiaanse samenlevingen PROBLEEMSTELLING Vergelijk de twee precolumbiaanse culturen, namelijk die van de Inca’s en de Azteken, voor de verschillende maatschappelijke domeinen. doc 1 1 In de volksmond noemen we de mensen uit de precolumbiaanse culturen nooit ‘precolumbianen’. Welke term gebruiken wij om hen aan te duiden? Verklaar die benaming. Indianen. Die naam werd door Columbus verkeerdelijk aan die volkeren toegekend omdat hij dacht dat hij in Azië (Indië) beland was. 2 Markeer in de bronnen* de belangrijkste informatie die je nodig hebt om de vergelijking tussen de Inca’s en de Azteken op te stellen op pagina 27 van het werkboek. LB 30 DE AZTEKEN (BZO) Bron 1 De sociale standen in het Azteekse rijk De Azteken kenden een standenmaatschappij. Bovenaan stond de vorst. Dan had je een groep edellieden: zij voerden de belangrijkste sociale functies uit. Het waren priesters en grote handelaren. Onderaan de sociale ladder vonden we een grote groep ambachtslui, kleine handelaren, boeren en slaven terug. Wanneer de Azteken een volk overwonnen, kwamen de overwonnenen helemaal onderaan de sociale ladder terecht. Het verschil in rang werd aangegeven door de kleding, die duidelijke regels respecteerde. Zo mochten alleen edelen verfijnde katoenen gewaden, sandalen en juwelen dragen. Er bestond wel de mogelijkheid om op te klimmen. Zo konden mannen die zich onderscheiden hadden in de strijd opklimmen op de sociale ladder. * Redactie aan de hand van M. L. Salmoral & W. Verrelst, Amerika. Een fascinerende beschaving 500 jaar geleden, 1991; D. Domenici, De Azteken. Geschiedenis en cultuurschatten van een oude beschaving, 2011; R. Dalemans, Het precolumbiaanse Mexico, 1993; S. Purin, M. Lambrecht & M. Ruyssinck, De Azteken. Kunstschatten uit het Oude Mexico, 1987; C. C. Man, 1491, 2006; C. Orsini, De Inca’s. Geschiedenis en cultuurschatten van een oude beschaving, 2011; M. Longhena en W. Alva, De Inca’s. Geschiedenis en cultuur van de beschavingen in de Andes, 1999. Hoofdstuk 2: De precolumbiaanse samenlevingen 23 Bron 2 Azteken en politieke organisatie Wat omschreven wordt als het Aztekenrijk, heeft nooit een echt gecentraliseerde politieke structuur gehad. Het was een confederatie van koninkrijken, die elk hun eigen specifieke interne politieke organisatie hadden. Het Azteekse rijk was eigenlijk een driebond: drie grote steden met elk hun eigen invloedssfeer werkten samen en vormden een alliantie. Elke stad kon een eigen vorst (tlatoani) verkiezen: hij werd verkozen op basis van politiek en militair talent. De belangrijkste verantwoordelijkheid van de vorst was oorlog voeren. De vorst werd bijgestaan door de cihuacoatl, de slangvrouw: zij verving de vorst wanneer die afwezig was en hield zich vooral bezig met het binnenlandse beleid, inclusief wetgevende en administratieve taken. De edelen bestuurden samen met de vorsten het land. Ze moesten geen belasting betalen en konden als enigen genieten van de opbrengsten van hun bezittingen. De overgrote meerderheid van de bevolking, de niet-adellijke bevolking, waren vrije mensen die op gemeenschappelijke gronden werkten en belastingen moesten betalen. Bron 3 De Azteekse economie Toen de Spanjaarden de markten van de Azteekse steden bezochten, stonden ze versteld van de grote verscheidenheid in landbouwproducten die men er verkocht aan de kraampjes. De Spaanse conquistador Cortez schreef aan keizer Karel V: ‘Er is een plein dat tweemaal zo groot is als dat van Salamanca, omringd door portieken, waar elke dag meer dan 60 000 mensen samenstromen om dingen te kopen en te verkopen en waar je alle koopwaar vindt die deze wereld te bieden heeft.’ De Azteken kenden geen geld en er werd aan ruilhandel gedaan. Vaak gebruikten ze wel bepaalde goederen die dienstdeden als ‘wisseleenheden’, zoals cacaozaden, goudstof en kleine koperen bijlen. Handel vormde een belangrijk onderdeel van het stedelijke leven. Daarnaast waren de Azteken ook goede landbouwers. Ze verbouwden vooral maïs en cacao. In de Azteekse stad Tenochtitlan, vandaag Mexico-Stad geheten, verbouwden ze hun producten zelfs op drijvende eilanden, zogenaamde chinampa’s. Wegens het gebrek aan landbouwgrond maakten de Azteken drijvende tuinen. Een chinampa was een vlot gemaakt van vlechtwerk, waarop modder werd aangebracht. Dat vlot werd dan verankerd op de bodem door de kanten te beplanten met wilgen. Na verloop van tijd vulde slib de ruimte tussen de wortels van de wilgen waardoor die vlotten echte eilanden werden. Bron 4 Azteken en het schrift De Azteken kenden een soort van beeldschrift. Dat was ontstaan vanuit de behoefte om de tijd bij te houden. Azteken stelden, net als andere Midden-Amerikaanse samenlevingen zoals de Maya’s, een gedetailleerde kalender op. De Azteken hebben heel wat codices (boeken) gemaakt, maar die zijn allemaal verloren gegaan of door katholieke missionarissen vernietigd. Er zijn er nog enkele bewaard gebleven. Het zijn rituele voorspellende manuscripten gemaakt van stroken hertsleer die accordeon-gewijs werden opgevouwen en bedekt waren met een laag kalk waarop kunstenaars pictogrammen schilderden die voorspellende kalenders vormden, astrologische tabellen en kosmogrammen. 24 Deel 1: De lange 16de eeuw (1450-1650) Bron 5 Azteken en hun religie Toen de Spanjaarden Mexico veroverden, troffen ze bij de Azteken een polytheïstische religie aan die zich drastisch van hun eigen christelijke godsdienst onderscheidde. De belangrijkste god voor de Azteken was Huitzilopochtli. Hij wordt als ‘stamgod’ aangeduid en symboliseerde de zon. Men stelt hem voor als jonge krijger die iedere morgen uit de aardgodin Coatlicue wordt geboren, maar iedere avond sterft en in de aarde verdwijnt. Als krijger moet hij elke dag zijn broers, de sterren, en zijn zuster, de maan, overwinnen. Om de dagelijkse strijd goed te kunnen doorstaan, moest Huitzilopochtli voldoende door de mensen worden gevoed. Dat was uitsluitend mogelijk met ‘kostbare vloeistof’, met andere woorden mensenbloed. LB 32 DE INCA’S (BZO) Bron 6 De standensamenleving in het Incarijk Bij de Inca’s was er een gelijkaardige sociale structuur terug te vinden. De sociale hiërarchie bestond uit leden van de koninklijke familie, adel, de hogepriesters, het volk en de lijfeigenen. Bron 7 Inca’s en de dienstplicht De Inca’s kenden een soort van dienstplicht. Alle roerende en onroerende goederen waren van de staat. Iedere boer moest dus periodiek, samen met andere boeren uit zijn streek, werken als landbouwer, wever, steenhouwer, handwerksman, mijnwerker en soldaat. Dergelijke ploegen waren vaak maanden achtereen van huis. Ze werden door de staat voorzien van eten, kleding en onderdak – die geleverd werden door weer andere ploegen arbeiders. Dienstplichtigen bouwden dammen, terrassen en irrigatiekanalen; verbouwden gewassen op akkers van de staat; hoedden kudden op staatsweilanden; bakten potten in staatswerkplaatsen; stouwden honderden staatsmagazijnen (of staatspakhuizen) vol; bestraatten de hoofdwegen; verschaften eten, drinken en onderdak aan de boodschappers en de lama’s die hun nieuws en spullen kwamen brengen (…) Bron 8 Inca’s en de quipu De volkeren van de Andes, en dus ook de Inca’s, hebben nooit het schrift gekend. Toch bestond er een communicatiesysteem, de quipu genaamd. De quipu was een numeriek notatiesysteem, maar het gaf ook een aantal concepten weer. Het was gebaseerd op een reeks knopen op koorden van wol of katoen. Omdat de notatie van wat men met knopen kon ‘schrijven’ zeer uitgebreid was, volstond een knoop op zich niet om een getal mee aan te duiden. Ook heel veel andere details speelden een rol, zoals de richting waarin de wol gesponnen was, de kleur, het soort knoop en natuurlijk de plaats op het koord. Hoofdstuk 2: De precolumbiaanse samenlevingen 25 Bron 9 De Inca’s en hun religie De meest aanbeden godheid bij de Inca’s was de Zonnegod of Inti. De Inca’s geloofden dat de Maan de echtgenote van de Zon was. Ook zij werd als een godheid aanbeden. Daarnaast werden alle natuurlijke elementen – planten en levende wezens – vereerd op hetzelfde niveau als de goden. Huaca’s – de naam voor heilige plaatsen – bestonden overal: ze bevonden zich meestal in de buurt van water, bergen, graven of tempels. Voorwerp van verering waren ook de mummies van de voorouderlijke stichters. De Inca’s besteedden veel zorg aan het bewaren van het lichaam van bepaalde belangrijke personen, omdat die contact konden leggen met het hiernamaals. Bron 10 De Inca Het begrip ‘Inca’ is eigenlijk een titel, zoals caesar voor de Romeinse heersers. De absolute koning heerste over een rijk dat etnisch zeer divers was. Het rijk was verdeeld in vier streken (suyu’s genoemd). Elke streek was onderverdeeld in provincies met een stedelijk centrum van waaruit een provinciale gouverneur regeerde. De stad Cuzco vormde de hoofdstad van het rijk. Rijksfunctionarissen waren belast met het beheer van de provincies en het innen van belastingen. De Inca (de koning) was de eigenaar van alle akkers van het rijk, die alleen in vruchtgebruik aan de onderdanen werden toegewezen. Ze mochten wel de opbrengsten van het land beheren en in hun eigen levensonderhoud voorzien. De totale afwezigheid van privébezit was een essentieel onderdeel van de Inca-samenleving. De Incavorst en zijn echtgenote waren de personificatie van de goddelijke krachten op aarde. Het koninklijke paar vertegenwoordigde de eenheid en het evenwicht tussen de tegengestelde krachten in de wereld. De koning was de religieuze en militaire leider van zijn volk. Zijn functie hield zelfs niet op na zijn dood, want de mummies van de vorsten bleven een rol spelen in publieke en religieuze rituelen. Ze werden rondgedragen in processies, en net zo gevoed en gekleed als toen de vorsten nog in leven waren. Bron 11 De Inca-economie De Inca-economie was hoofdzakelijk op landbouw gebaseerd. De Inca’s kenden geen munteenheid. De producten werden in het reusachtige rijk verhandeld dankzij een systeem van ruilhandel. Aangezien de rijkdom van de Inca’s hoofdzakelijk voortkwam uit de landbouw, werd er veel aandacht besteed aan de grond: hoe konden ze in het onherbergzame Andesgebergte aan landbouw doen? Het land was rotsachtig, gelegen op hellingen of in de woestijn en moeilijk te irrigeren. Bovendien waren de weinige en primitieve werktuigen niet eens van ijzer. Toch slaagden de Inca’s erin de problemen te overwinnen dankzij hun strenge werkorganisatie en hun verbazingwekkende vermogen gebruik te maken van terrassen en greppels. De gewassen die het meest verbouwd werden en de basis vormden, waren aardappelen, maïs, rijst, bonen, pompoenen en paprika’s. 26 Deel 1: De lange 16de eeuw (1450-1650) TERUG NAAR DE PROBLEEMSTELLING Azteken Inca’s tijd 1300-1521 1438-1533 ruimte Centraal-Mexico Westkust van Zuid-Amerika socioeconomisch Standenmaatschappij: edellieden en vorst vormden de bovenlaag; zij bestuurden het land en moesten geen belastingen betalen; vervolgens heb je de priesters en grote handelaren; onderaan vinden we ambachtslui, kleine handelaren, boeren en slaven terug. Beperkte mogelijkheid om op te klimmen. Ruilhandel, geen geldeconomie, handelseconomie, landbouw was erg belangrijk (drijvende eilanden) Standenmaatschappij: opdeling in koninklijke familie, adel, hogepriesters, het volk en slaven politiek Geen gecentraliseerd politiek bestuur. Het Azteekse rijk was eigenlijk een alliantie tussen drie grote steden. Elke stad werd bestuurd door een vorst, die verkozen werd op basis van zijn politieke en militaire talent. Het begrip ‘Inca’ betekent eigenlijk ‘vorst’. Absolute macht, rijk was privébezit. cultureel Polytheïstische natuurgodsdienst waarbij de Zonnegod centraal stond. Mensenoffers Beeldschrift (kalenders) Inca’s hadden dienstplicht: ze werden ingezet om te werken voor de staat. Ruilhandel, geen geldeconomie, nadruk lag op landbouw (terrasbouw) Polytheïstische natuurgodsdienst waarbij de Zonnegod centraal stond. De Incavorst was de personificatie van de goddelijke krachten. Mummies Geen schrift; wel een numeriek notatiesysteem (quipu) Hoofdstuk 2: De precolumbiaanse samenlevingen 27
© Copyright 2024 ExpyDoc