I I I I I I t I I I I I t I I I I I I I ministerie van verkeer en waterstaat rijkSWaterstaat directie friesland notitie Ar{r{ Riikswa;*ref,ÊSf ó. w7 Bibf iotheek "€,c'íto,ï*orr.,_Necene.+} Proiectcode lljlM ó o 6 oon: ir. E. von : 18 K Loman, hoofd : ing. F. dotum W AN IJnsen april 1gBG biltogen: onderwerp I Zeedijk Terschelling. Schatting equivalent ontwerppeil en overschrijdingskans. 1. Inleiding In de notitie ANW 86-3 is uitééngezet, dat de zeedijk van de Terschellinger polder niet aan de Deltanorm voldoet. Bij de (te) steile helling van het buitentalud met ca. 1:3 Iigt de kruin plaatselijk 2 à 2,5 m te laag. Deze huidige toestand heeft de vraag doen rijzen op welk niveau het equivalenteontwerppeil van die dijk is gelegen en hoe groot de daarbij behorende overschrijdingsfrequentie is. Zou de dijk wel aan de deltanorm voldoen, dan bedraagt volgens het Rapport van de Deltacommissie het ontwerppeil: NAP + 4,8O m met een overschrijdingsfrequentie van 5.1O-L per jaar of éénmaal in 2OOO jaar. Uitgaande van bekende gegevens omtrent huidige kruinhoogte, taludhellingen, golfbeweging voor de dijk, bui-oscillaties en relatieve zeespiegeJ-rijzing, is het mogelijk om voor de bestaande dijk het equivalente ontwerppeil en de daarmee samenhangende overschrijdingsfrequentie te schatten. -2- I I I I t I I I t I I T I I t I I I I t -/In deze notitie zal dit laatste op twee manieren plaatsvinden: a. op grond van de frequentieverdeling van hoogwaterstanden zoals deze door de Deftacommissie voor Terschelling is vastgelegd (zie ook: Getijtafel-s voor Nederland, laatste pagina), b. op grond van een extreme waarden verdeling, welke voor Terschelling is aangepast aan de jaarmaxima van de hoogwaterstanden over het tijdvak 1866-1985 (120 jaar). 2. Schatting van het equivalente ontwerppeil De kruinhoogte van een zeedijk, welke aan de deltanorm vol- doet, wordt berekend met de betrekking: ko = ho * zo,oz + t, + t, (1) ko = ontwerp-kruinhoogte deltadijk ho = ontwerppeil volgens de Deltacommissie zo,o2 = 2% golfoploophoogte bi-j ontwerppeil ho t1 = toeslag voor bui-stoten en bui-oscillaties t2 = toeslag voor de relatieve zeespiegelrijzing De 2% golfoploophoogte golfoploopformule ZO,O2 = bij ontwerppeil ho volet uit de bekende : 3. Hsg. tgC. cos p (2 = ontwerp-signifikante golfhoogte bij ontwerppeil tgG,= helling van het buitentalud van de dijk g = hoek van golfinval ".0 ) ho De zeedijk van de Terschellinger polder voldoet echter niet aan de deltanorm, zie notitie A NW 86-3. Voor betrekking (1) kan men daarom opschrijven: u= ^"o * -l 'o,oz * tl * tz (3) k = bestaande kruinhoogte h"q = equivalent ontwerPPeil zO,oz = 2%- golfbploophoogte bij ontwerPPeil h"o De 2%- golfoploophoogte wordt in dit geval bij h"o voorgesteld door: -3- I I I I t I t I I I I I I I I t t t I I -3_/ ZO,OZ (4) = 8. Hs . tgG. cos P waarin Hs = signifikante goJ-fhoogte bij het peil h Hs is bij benadering evenredig met de waterdiepte vY í1 . (s) Hs = c.d In de meetpunten is de hoogte van de b = NAP - O,45 m (zie [1] en [2]) wadbodem c kan worden ontleend aan [Z], par.3.2. Bij waterdiepte d = 5,25 m is de verwachtingswaarde van Hso: a. westelijk dijksgedeelte g(Hso) = 1,O5 m b. oostelijk dijksgedeelte E(Hs^) = 1,24 m, De waarde van een zodatz Cwest =Hs=O.2OenC =O,24 ._ OOSC u De statistische zekerheid van E(Hso) bedraagt 50%. uit van de ontwerpnorm e(Hso) + o , welke met een statistjsche zekerheid van ca. 85%rmeer veil-igheid biedt, IZ] en l4l, dan vinden we voor Cwest .. Coo"t respectieveliik de uitkomsten 0,23 en O,28. Nemen we voor C het algemeen gemiddelde d = O,25, zoals dat ook bij de dijken van Ameland en Schiermonnikoog ( [g], par. 5.2) bij gerefracteerde golven het geval is, dan gaat (5) over in: (6) Hs=0,25d Gaan we zeedijk van Terschelling heeft plaatselijk een kruinhoogte k = NAP+ 5,5 m, een buitentaludhelling tgO,= L/3 terwijl bij stormvloeden cos p= O,9 bedraagt [2]. Substitutj-e van deze waarden in ( ) geeft in combinatie met (6): De bestaande Z:v,v4 ^^ = 8. O,25d. L/3. O,9 = O16 d, waarin: d = heq + b = heq + 0,45 m. Voor (7) kan schrijven: -O,O2 =0.6h 'êd men daarom (8) - +O,27 tenslotte voor t, dan gaat (3) over in: Neemt men (7) + t, de gebruikelijke waarde O,15 -4- m, I I t I I I I I I I I I I I I I I I I I -4- k = heq + 0.6 heq + o,27 + o,15 Substitutie hierin van de kruinhoogte k = NAP + 5,5 (9) m geeft de gevraagde uitkomst van h eq heq = (5,5 - 0,27 - o,15): 1,6 - NAP + 3,2 m J+ Het equivalente ontwerppeil kan dus worden geschat op NAP + 3,2O m, terwijl dit volgens het rapport van de Deltacommissie NAP + 4,80 m behoort te zijn N.B. op 3 januari l-976 is het geschatte peil heq zelfs met 4 cm overschreden ! 3. De overschrijdingsfrequentie van het equivalente ontwerppeilAan het eerste gedeelte van de vraagstelling, welke in de inleiding is geformuleerd, namelijk de schatting van het equivalente ontwerppeil, is in hoofdstuk 2 voldaan. Het tweede gedeelte van de vraagstelling - ook weer een schattingsprobleem - namelijk de bepaling van de overschrijdingsfrequentie van het gevonden equi-valente ontwerppeil, wordt in dit hoofdstuk behandeld. a. Overschrijdi-ngsfreguentie volgens de Deltacommissie In fig. 3.L.9., bijdrage III.2 van deel 4 van [5] kan men bij een hoogwaterstand van NAP + 3,2O m op de HW-overschrijdingslijn van Terschelling een overschrijdingsfreguentie aflezen van 0,06 x per jaar of éénmaaf in 16,7 jaar. De overschrijdingsfrequentie van het officiële ontwerppeil ad NAP + 4,8O m bedraagt O,OOO5 x per jaar of éénmaal in de 2OOO jaar. De kans op overschrijding van het equivalente ontwerppeil is dus een factor 0,06 : O,OOO5 = LZO maal groter dan deze behoort te zijn. Aangezien a1le díjkverzwaringen in het Waddengebied en ook elders in Nederland volgens de Deltanorm zijn gedimensioneerd, kan men op grond van deze uitkomsten concluderen, dat de zeedijk van de Terschellinger polder in dat opzicht verre ten achter is gebleven. -5- I I I I I I I I I I I I t I I I I I I I -5- b. Overschrijdingsfrequentie op grond van een verdeling van extreme waarden 0p welke wijze de frequentie-verdelingen van de hoogwaterstanden (HW - overschrijdingslijnen) in het westelijk Waddenzeegebied tot stand zijn gekomen, kan men nalezen in [5] deet 4, bijdrage ïII.2, hoofdstuk 7.O. Uit de daarbi.j gepresenteerde fíg. 7.0.1. kan men bijvoorbeeld afleiden, dat bij eenaantal overschrijdingswaarden de meerwaarden van de daarbij behorende hoogwaterstanden boven het grenspeil voor Terschelling en Harlingen vrijwel aan elkaar gelijk zijn. Dat houdt in, dat voor het betreffende gebi-ed van de hoogwater-extrema de frequentie verdelingen van Terschelling en Harli-ngen dezelfde helling bezitten. Dit blijkt ook uit fig. 3.1.9 van bovengenoemde bijdrage, waarin de verdelingen van Terschelling en Harlingen in het frequentiegebied < O,01 per jaar op het gebezigde enkelJ-ogarithmische papier lineair (en parallel aan elkaar) zijn geëxtrapol-eerd. De voor dit frequentiegebj-ed getekende enkelexponentiële verdelingsfuncties van Terschelling en Harlingen (en tevens die van de andere stations tot en met Delfzijl) hebben kennelijk al-le dezelfde helling q. De algemene gedaante van de exponentiële verdelingsfunctie is: 1- F(x) = exp t(x - F):ql, of: x=ern{r-r(x)}+p -rJ 1 í 1n\ ( 1Oa) - F(X) = overschrijdingsfrequentie F(X) = onderschrijdingsfrequentie e = helling van de verdelingsfunctie p = constante (intercept) X = hoogwaterstandextrema Per definitie geldt: q=o(X) :o[lnlr-rtx)]l (11-) Uit (Ll-) blijkt, dat de helling van de verdelingsfunctie evenredig is met de standaarddeviatie 0(X) van de hoogwaterstanden al tXÍ , waaraan die verdelingsfunctie is aangepast. -6- I I I t I I I I I I I I I I I I I I I I -6Hebben de hoogwateroverschrijdingslijnen van een aantal stations in het gebied der extrema dezelfde helling q en verlopen deze dus parallel aan elkaar, zoals blijkt uit fig.3.l-.9 in [5], deel 4, bijdrage IT.I.2, dan zullen de standaarddeviaties O (X) van de (1 extrema{X} voor a} die stations eeliik aan elkaar moeten zíjn. In werkel-ijkheid is dat echter geenszins het geval. Beperken we deze beschouwing tot Terschelling en Harlingen, dan blijkt, dat de standaarddeviatie van de overeenkomstige stormvloedstanden zich verhouden als 1 z 1-,22 (tijdvak 1933 - 1980). Bij de jaarmaxima van de hoogwaterstand is deze verhouding met 1 : 1,19 iets kleiner (tijdvak 1933 - 1980). Bij de 96 maandgemiddelden van de hoogwaterstand over het tijdvak 1963 - 1970 is de verhouding 1- : L,L7, doch deze zijn in dit opzicht minder relevant. Uit deze gegevens vo1gt, dat de hoogwateroverschrijdingslijnen, zoals gepresenteerd in het Rapport van de Deltacommissie, voor het gebied van de westelijke waddenzee volgens een fundamenteel i-ncorrecte werkwijze tot stand zijn gekomen. wat de additionele opwaaiing in de waddenzee tussen Terschetling en Harlingen tijdens stormvloeden betreft, is de bedoelde werkwijze van de Deltacommissie in fysisch opzicht eveneens foutief geweest. In de jaren L974 t/n L977 is hierover door een aantal betrokken Rijkswaterstaatsdiensten reeds uitvoerig gerapporteerd, doch tot op heden wordt nog steeds gewerkt met de hoogwaterpeilen volgens de Deltacommissie. toch aan deel b van deze vraagstelling te voldoen is aan de jaarmaxima van de hoogwaterstand te TerschelJ_ing over het l2Ojarige tijdvak 1866 - 198O een dubbel-exponentiële verdelingsfunctie (Gumbelverdeling) aangepast. De maxima in het tijdvak voor de afsluiting van de Zuiderzee 1n 1-932 zijn op het effect daarvan gecomigeerd, terwijl alle maxima tevens zijn gecorrigeerd op relatieve zeespiegelrijzing en amplit u de-wijziging. Met behulp van de momentenmethode is voor Terschelling de volgende verdelingsfunctie aangepast : Om F(xp) - exp [- "*o { - 0,040368 (xp - 221,350] (12) -7 - I I I I I I I I I I t I I I I I I I I I I -7Xp = jaarmaximum van de hoogwaterstand (cm t.o.v. F(Xp) = onderschrijdingsfrequentie van NAP) Xp Substititie hierin van de eerder geschatte *O = hee = NAP + 32O cm geeft een onderschrijdingsfrequentie F(320) = O,9815 en een overschrijdi.ngsfrequentie 1 - F(32O) = 1 - O,98L5 = O,O185 x per jaar of éénmaal in 54 jaar (tegen éénmaal in de 16,7 jaar volgens de overschrijdingslijn van de Deltacommissie). Oit betekent, dat op grond van deze Gumbelverdeling de kans op overschrijding van het equivalente ontwerppett n"O = NAP + 3,2O m toch nog 37 maal groter is, dan deze behoort te zijn ( tegen 12Ox volgens de voorschriften van de Deltacommissie) . Tenslotte kan met behulp van (12) het basispeil voor Terschelling, zoals dat zou moeten zijn, bij 1 - F(Xp) = O,OOO1 worden bepaald op NAP + 450 cm (versus NAP + 53o cm volgens voorschrift). ne waarde van de economische reductie bedraagt voor Terschelling 50 cm, zodat het ontwerppeil NAP + 4OO cm kan zijn, in plaats van NAP + 48O cm. Voor Terschelling zou men het ontwerppeil dus met 8O cm kunnen verlagen. 4. Samenvatting De zeedijk van de Terschellinger polder voldoet niet aan de Deltanorm. Het bij deze dijk behorende equivalente ontwerppeil is geschat op NAP + 32O cm tegen NAP + 48O cm volgens voorschrift van de Deltacommissie. De overschrijdingsfrequentie van dat equivalente peil bedraagt 0,06 x per jaar (of éénmaal in de l_6,7 jaar), terwijl deze éénmaal in de 2OOO jaar behoort te zijn, teneinde aan de Deltanorm te kunnen voldoen. De kans op overschrijding van het equivalente ontwerppeil ligt daarmee een factor l-20 x te hoog. het ontwerppeil van Terschelling met 80 cm zou verlagen van NAP + 4BO cm naar NAP + 4OO cm, in verband met het modificeren van de hoogwateroverschrijdingslijnen in het Waddengebied, dan bedraagt de evengenoemde factor toch nog altijd 37. Wanneer men I I I I I I I I I I Geraadpleegde literatuur l-. J.C.F.M. en KREUK, J.J.N. De golfbeweging in het Waddengebied van Terschelling. Rijkswaterstaat, Studiedienst Hoorn. Nota 76.5, mei 1976. KONING, 2. IJNSEN, F. Toetsing van de zeedijk van Terschelling aan de deltanorm. Rijkswaterstaat, directie Friesland. Notitie ANW 86-3, februari 1986. 3. IJNSEN, F. Over de schatting van de ontwerp-signifikante golfhoogte voor de Waddenzeedijk van Schiermonnikoog. Rijkswaterstaat, directie Friesland. Notitie ANP 84.8, oktober L984. 4. IJNSEN, I t I I I t I I I il Waddenzeedijk van Ameland, gedeelte kust (vak O). Rijkswaterstaat, directie Friesland. Rapport t F. Verzwaring 5. ANW B5-4, november 1985. Rapport van de Deltacommissie, deel 4. Beschouwingen over stormvloeden en getijbeweging. DELTACOMMISSIE. Rijkswaterstaat, 1960. - Rijkswaterstaat. Jaarboeken en Tien-jarige overzichten de waterhoogten c.a. van ZW-
© Copyright 2024 ExpyDoc