Noordelijk plangebied Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

 Noordelijk plangebied Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. Rapportage stand van zaken en verkenning scenario’s 5 Juni 2014 Area Development Twente Inhoudsopgave 1. Aanleiding en opdracht .................................................................................................................... 4 2. Doelstelling en verloop gebiedsontwikkeling .................................................................................. 6 2.1 Doelstelling: werkgelegenheid ................................................................................................ 6 2.2 Verloop gebiedsontwikkeling .................................................................................................. 6 3. Stand van zaken ontwikkeling luchthaven ....................................................................................... 8 3.1 Aanbestedingsproces .............................................................................................................. 8 3.2 Actuele situatie ........................................................................................................................ 8 3.3 Buiten het tijdskader ............................................................................................................. 11 3.4 Staatssteuntoets .................................................................................................................... 11 3.5 Wijziging Besluit Burgerluchthavens (BBl) ............................................................................ 16 4. Consequenties huidige ontwikkelingen commerciële burgerluchthaven ..................................... 17 4.1 Juridische consequenties ...................................................................................................... 17 4.2 Financiële consequenties ...................................................................................................... 18 4.3 Bestuursovereenkomst met het Rijk ..................................................................................... 18 5. Uitgangspunten voor alternatieve scenario’s ................................................................................ 19 5.1 Inleiding ................................................................................................................................. 19 5.2 Uitgangspunten ..................................................................................................................... 19 5.3 Reikwijdte verkenning ........................................................................................................... 20 5.4 Kansrijke functies of scenario’s ............................................................................................. 21 5.5 Troned Safety Campus .......................................................................................................... 21 5.6 Natuur ................................................................................................................................... 22 5.7 Militaire aanwijzing ............................................................................................................... 23 5.8 Zweefvliegen ......................................................................................................................... 23 5.9 Optie open houden voor een commerciële burgerluchthaven op termijn? ......................... 23 6. Alternatieve functies ...................................................................................................................... 24 2
6.1 Functie 1. Agrarische bedrijvigheid ....................................................................................... 24 6.2 Functie 2. Leisure................................................................................................................... 26 6.3 Functie 3. Health, Care, Cure and Wellness .......................................................................... 27 6.4 Functie 4. Natuur ................................................................................................................... 28 6.5 Functie 5. Multidisciplinair Veiligheidscentrum Twente Safety Campus .............................. 29 6.6 Functie 6. Sport en recreatie ................................................................................................. 31 6.7 Functie 7. Energiepark ........................................................................................................... 32 6.8 Functie 8. Kunst‐ en cultuurpark ........................................................................................... 33 7. Alternatieve scenario’s ................................................................................................................... 34 7.1 Inleiding ................................................................................................................................. 34 7.2 Scenario 1‐ Business Aviation/General Aviation luchthaven ................................................ 34 7.3 Scenario 2 ‐ Bedrijvigheid met beperkt vliegen ................................................................... 41 7.4 Scenario 3 – Mixed – Zone aan de baan ................................................................................ 43 7.5 Scenario 4 – Mixed – Buitenplaats Twenthe ......................................................................... 47 7.6 Terugvaloptie ......................................................................................................................... 50 8. Vervolgproces ................................................................................................................................ 52 8.1 Organisatiestructuur ............................................................................................................. 52 8.2 Uitwerking scenario’s ............................................................................................................ 52 8.3 Interactie met de omgeving .................................................................................................. 54 Bijlage 1. Lijst geraadpleegde personen/organisaties ........................................................................... 58 3
1. AANLEIDING EN OPDRACHT Het is ons gebleken dat het op dit moment, onder de huidige condities, niet mogelijk is om op af‐
zienbare tijd een commerciële burgerluchthaven in Twente van de grond te krijgen. Door de latere vaststelling van het Luchthavenbesluit (december/januari a.s.) en het voorlopige oordeel van de Eu‐
ropese Commissie moeten wij constateren dat wij noch het politiek gestelde tijdskader, noch de termijn die met de exploitant is overeengekomen, kunnen halen. Dat betekent dat naar een andere invulling van het noordelijke deelgebied moet worden gekeken. Mede op verzoek van het College van Gedeputeerde Staten (GS) van Overijssel en het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) van Enschede hebben wij de afgelopen weken deze rapportage opgesteld. Het rapport bevat een toelichting op de tot nog toe verrichte werkzaamheden in de ont‐
wikkeling van de commerciële burgerluchthaven, de consequenties van de ontstane situatie in de ontwikkeling van een commerciële burgerluchthaven en een verkenning voor een alternatieve invul‐
ling in de vorm van een aantal alternatieve scenario’s. Deze rapportage wordt aangeboden aan de Colleges van de gemeente Enschede en Gedeputeerde Staten van Overijssel ten behoeve van bespreking in respectievelijk Raad en Staten, zodat die het vervolg kunnen bepalen van de ontwikkeling van het gebied waarop de commerciële burgerluchtha‐
ven was voorzien. Belangrijk uitgangspunt blijft hierbij de gewenste economische structuurverster‐
king en daarmee de dringend gewenste vergroting van de werkgelegenheid in Twente. Opzet document In hoofdstuk 2 wordt de doelstelling van de gebiedsontwikkeling nader toegelicht. Dit vormt het ka‐
der voor de werkzaamheden van ADT. Verder wordt in hoofdstuk 2 het verloop van de gebiedsont‐
wikkeling door ADT vanaf 2007 in hoofdlijnen weergegeven. . Hoofdstuk 3 geeft de stand van zaken in de ontwikkeling van de burgerluchthaven weer. Ingegaan wordt op het doorlopen aanbestedingsproces, de stand van zaken in de verschillende processen en procedures en de oorzaken voor het feit dat de procedures niet kunnen worden afgerond binnen het politieke tijdskader. Hoofdstuk 4 beschrijft de juridische en financiële consequenties bij de ontstane situatie in de lucht‐
havenontwikkeling en de betekenis voor de Bestuursovereenkomst met het Rijk. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitgangspunten voor de verkenning van alternatieve scenario’s. Dat zijn de inhoudelijke uitgangspunten, de reikwijdte van de verkenning en de wijze waarop functies zijn ver‐
kend en scenario’s tot stand zijn gekomen. Verder worden de onderwerpen beschreven die voor alle scenario’s van belang zijn, te weten: de ontwikkeling van Troned Safety Campus, natuurwetgeving, militaire aanwijzing en zweefvliegen. Hoofdstuk 6 beschrijft de alternatieve functies die zijn voortge‐
komen uit de verkenning die ADT heeft uitgevoerd en waarbij derden zijn geraadpleegd. Per functie is een korte beschrijving opgenomen en wordt een indicatie van het effect op de werkgelegenheid en de financiële effecten op de grondexploitatie, inclusief de risico’s, gegeven. Tot slot is een eerste inschatting gemaakt van de realisatiekansen van deze functie in de markt. 4
Hoofdstuk 7 beschrijft de vier scenario’s die uit deze verkenning naar voren zijn gekomen. Het betreft respectievelijk een scenario voor Business Aviation en General Aviation met luchthavengebonden bedrijvigheid, een scenario dat uitgaat van luchthavengeboden bedrijvigheid met beperkt vliegen en twee scenario’s die bestaan uit een mix van functies. Voor elk van deze scenario’s is een inhoudelijke beschrijving opgenomen en is waar mogelijk op basis van de beschikbare informatie een inschatting gemaakt van de effecten op de werkgelegenheid, zijn de processtappen en procedures beschreven, zijn de realisatiestrategie en de kansen in de markt benoemd en wordt een indicatie van de financi‐
ele effecten op de grondexploitatie inclusief de risico’s gegeven. Ook wordt een terugvaloptie be‐
noemd. Hoofdstuk 8 geeft een beeld van het vervolgproces. Daarbij wordt ingegaan op de organisatiestruc‐
tuur voor de nadere uitwerking van de scenario’s, de inhoudelijke verdieping die aan de scenario’s wordt gegeven en de wijze waarop de scenario’s in interactie met de omgeving en belanghebbenden en betrokkenen worden opgesteld. Tot slot is een kostenraming en planning voor de nadere uitwer‐
king van de scenario’s opgenomen. 5
2. DOELSTELLING EN VERLOOP GEBIEDSONTWIKKELING 2.1
Doelstelling: werkgelegenheid Toen in 2003 het besluit over de sluiting van de Luchtmachtbasis Twenthe werd genomen, verdween veel werkgelegenheid uit de regio. Het ging daarbij om circa 2.500 directe en indirecte arbeidsplaat‐
sen. De gemeente Enschede heeft daarna in nauwe samenwerking met het Rijk en de provincie Over‐
ijssel de herontwikkeling van het vliegveld onderzocht. Hoofddoel daarbij was economische struc‐
tuurversterking om daarmee werkgelegenheid te creëren. Daarom is bij de doorstart van het proces in 2007 door betrokken partijen (Rijk, provincie en gemeente) een daarbij passende missie vastge‐
steld. Missie gebiedsontwikkeling “Het transformeren van de huidige vliegbasis tot een vliegwiel voor een economisch sterker en duurzamer Twente” De behoefte aan werkgelegenheid is nog onverminderd groot. Anno 2014 is hét economische vraag‐
stuk voor met name de steden in Twente de geringe omvang van de werkgelegenheid met als gevolg een hoge werkloosheid. Om dit vraagstuk het hoofd te bieden is de afgelopen jaren ingezet op de duurzame economische ontwikkeling. Twente staat in verhouding tot de rest van het land voor een grote uitdaging. Uit de Twentse ar‐
beidsmarktmonitor van april 2014 blijkt dat het werkloosheidscijfer fors hoger is dan het landelijk werkloosheidscijfer. Inmiddels is het aantal geregistreerde werklozen in Enschede gegroeid tot 18,7%, in Almelo tot 17,4%. Ook Hengelo met 11,1% en Oldenzaal met 10,4% liggen boven het lande‐
lijk gemiddelde. In totaal zijn 34.595 mensen werkloos, waarvan er ruim 14.000 in de bijstand zitten en ruim 19.000 WW krijgen. De 14 Twentse gemeenten geven jaarlijks €800 miljoen uit aan uitkeringen, sociale werkvoorzienin‐
gen en de bijbehorende ambtenaren. Ze ontvangen naar schatting €700 miljoen en leggen er dus €100 miljoen jaarlijks bij. Naast het persoonlijke leed dat ontstaat als gevolg van deze hoge werkloosheid heeft het ook grote maatschappelijke en financiële effecten. 2.2
Verloop gebiedsontwikkeling In 2007 is besloten een aparte organisatie op te richten die belast is met de ontwikkeling van ver‐
schillende kaders: de Vliegwiel Twente Maatschappij (VTM i.o.). In VTM i.o. participeerden de pro‐
vincie, de gemeente Enschede en het Rijk en zij werkten gezamenlijk aan het ontwikkelen van de kaders. Dit sloot ook aan op de wens om gezamenlijk eigenaar van de grond te worden en deze ook gezamenlijk te ontwikkelen. 6
Bij de start van het proces van de gebiedsontwikkeling is afgesproken eerst verschillende vlekken‐
plannen te maken, met en zonder vliegen, en die tegen elkaar af te wegen. Twee vlekkenplannen kwamen duidelijk als meest positieve uit de bus, te weten: 
Vlekkenplan A, dat, naast Overmaat, Zuidkamp, Fokkerweg en Prins Bernhardpark, bestaat uit ongeveer 74 ha voor care&cure‐functies, 63 ha voor economische en leisure‐functies, 241 ha nieuwe natuur en 30 ha paardenwoonwijk, waarbij de vliegfunctie vervalt. 
Vlekkenplan B, dat, naast Overmaat, Zuidkamp, Fokkerweg en Prins Bernhardpark, bestaat uit ongeveer 103 ha economische functies, 187 ha vliegveld, 16 ha wonen en 138 ha nieuwe natuur. Na uitwerking van beide vlekkenplannen tot de structuurvisies A en B heeft een integrale afweging plaats gevonden, waarbij de twee visies zijn beoordeeld op milieu‐effecten, financiële effecten en economische effecten. Structuurvisie B kwam als beste uit de bus en scoorde overall significant beter op economie en financiën. De keuze was mede gebaseerd op de gedachte dat de luchthaven, met inbegrip van de mogelijkheden voor klein (zakelijk) vliegverkeer, een belangrijke verkeersmodaliteit toevoegt in de regio Twente en daarmee een niche voor luchthavengebonden bedrijvigheid biedt. Hiermee is de kans dat deze ontwikkeling kannibaliseert op andere ontwikkelingen in de regio mini‐
maal. De totale werkgelegenheid als gevolg van de luchthavenontwikkeling met bijbehorend bedrij‐
venterrein is in de structuurvisie berekend op ca. 1.600 arbeidsplaatsen. In november 2009 is het voorstel te kiezen voor Structuurvisie B voorgelegd aan het Rijk, Provinciale Staten en de gemeenteraad van Enschede. Het Rijk (11‐12‐2009) en de gemeenteraad van Enschede (14‐12‐2009) stemden in. Provinciale Staten verwierpen het voorstel. Op 16 juni 2010 stelden Provin‐
ciale Staten een eigen structuurvisie vast, de Ruimtelijke Visie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. Ook deze visie gaat uit van een gebiedsontwikkeling met de ontwikkeling van een lucht‐
haven met een bedrijventerrein. Economische structuurversterking en werkgelegenheid voor Twente waren de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast hebben Rijk, provincie en gemeente in 2009 en 2010 afspraken vastgelegd over de ge‐
biedsontwikkeling en de rollen van de verschillende partijen. Dit is gebeurd in de Bestuursovereen‐
komst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente en het Addendum daarop. Onderdeel van die afspra‐
ken was dat gemeente en Provincie samen verder de gebiedsontwikkeling gaan doen en de grond kopen van het rijk. In november 2010 is via een Europese aanbestedingsprocedure het aanbesteding‐
team luchthaven geselecteerd. Op 1 december 2010 is ADT opgericht, het samenwerkingsverband van gemeente en provincie. ADT heeft de grond van het Rijk gekocht. Vanaf dat moment heeft ADT de ontwikkeling van de verschil‐
lende deelgebieden ter hand genomen. 7
3. STAND VAN ZAKEN ONTWIKKELING LUCHTHAVEN 3.1
Aanbestedingsproces Leidend voor het aanbestedingsproces zijn de ruimtelijke en programmatische kaders uit eerder ge‐
noemde structuurvisie en ruimtelijke visie. Begin februari 2011 hebben de gemeenteraad van En‐
schede en Provinciale Staten van Overijssel de Kadernota Aanbesteding vastgesteld waarin de uit‐
gangspunten en de procedure voor de aanbesteding van de luchthaven Twente zijn vastgelegd. Deze zijn vervolgens uitgewerkt in het conceptcontract (de concessieovereenkomst) en de gunningcriteria (RFP). De concessieovereenkomst en de gunningcriteria zijn in april 2012 vastgesteld door de ge‐
meenteraad van Enschede en Provinciale Staten van Overijssel. Ten behoeve van de voorbereiding en begeleiding van de aanbestedingsprocedure heeft ADT in 2010 een aanbestedingsteam geselecteerd via een Europese aanbesteding. Daarna zijn de voorbereidin‐
gen gestart. Om de kwaliteit van de aanbesteding en de te sluiten concessieovereenkomst te waar‐
borgen is in de Kadernota voorzien in de instelling van een Tenderboard. De Tenderboard heeft een second opinion gegeven aan het bestuur van ADT op zowel het Request for Proposal (aanbestedings‐
document), de concessieovereenkomst en ook op meer algemene vragen die aan de orde zijn tijdens de aanbestedingsprocedure. Deze adviezen zijn ook ter kennisgeving naar Raad en Staten gegaan. Op verzoek van Raad en Staten heeft de Tenderboard bovendien vragen beantwoord en toelichting ge‐
geven bij de bespreking van de verschillende aanbestedingsdocumenten. De fase van de aanbesteding van de concessie met drie geprekwalificeerde partijen leverde geen biedingen op. Deze fase is op 3 december 2012 afgerond. ADT heeft, naar aanleiding van de interesse die geuit werd door Reggeborgh, gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de aanbesteding te ver‐
volgen met een onderhandse fase. In het voorjaar van 2013 is de aanbesteding van de Luchthaven en het bedrijventerrein succesvol afgerond. ADT en Exploitatiemaatschappij Vliegveld Twente BV (hierna: EVT, het consortium van Reggeborgh en Aviapartner) hebben in september 2013 de concessieovereenkomst ondertekend waarmee, indien deze overeenkomst in werking treedt, het consortium voor 49 jaar het recht krijgt op de ontwikkeling en exploitatie van de luchthaven. 3.2
Actuele situatie In mei 2014 is de luchthavenontwikkeling ver gevorderd. De volgende onderdelen zijn afgerond: •
Er is een private exploitant Exploitatiemaatschappij Vliegveld Twente (EVT), die voldoet aan de eisen en voorwaarden uit de Request for Qualification. •
De private exploitant, heeft een businessplan, werkgelegenheidsplan en duurzaamheidsplan opgesteld voor de luchthaven en een masterplan uitgewerkt voor de luchthavenontwik‐
keling. •
Er liggen zes brieven van luchtvaartmaatschappijen die interesse hebben om te gaan vliegen vanaf Luchthaven Twente. 8
•
EVT heeft aangetoond dat zij, naast substantiële eigen financiering, externe financiering aan kan trekken voor de luchthavenontwikkeling. Er liggen offertes van twee banken. PPMOost is daarnaast onder voorwaarden bereid te investeren in de luchthaven. •
Het Ministerie van I&M heeft, in het kader van het te nemen luchthavenbesluit, de economi‐
sche haalbaarheid en economische effecten laten toetsen en bevestigen door een onaf‐
hankelijke adviseur. •
Op basis van advies van het ministerie van I&M over reikwijdte en detailniveau van de Milieu Effect Rapportage (MER) heeft ADT een MER opgesteld. De Commissie m.e.r. heeft het milieueffectrapport voor het luchthavenbesluit Twente beoordeeld en stelt dat een uit‐
gebreid en goed rapport is gemaakt en adviseert het rapport op enkele punten aan te vullen. Het ministerie heeft aangegeven het milieueffectrapport aan te vullen met de ge‐
vraagde informatie. •
Parallel aan de opstelling van het MER is door ADT een passende beoordeling voor Natura 2000‐gebieden uitgevoerd. In dat kader heeft ADT een aanvraag bij het ministerie van Economische Zaken gedaan voor een vergunning op grond van de Natuurbeschermings‐
wet. •
In opdracht van ADT is een zogenoemd “Soorten Management Plan” opgesteld met als doel‐
stelling de duurzame instandhouding van aanwezige soorten te waarborgen. Dit plan maakt onderdeel uit van de lopende aanvraag om een generieke ontheffing in het kader van de Flora‐ en Faunawet. •
ADT heeft een ontwerp opgesteld voor de aan‐ en uitvliegroutes van de luchthaven. De om‐
gevingseffecten van deze vliegroutes zijn meegenomen in het MER. Het ontwerp voor de routes is op 15 januari 2014 aan de Luchtverkeerscommissie (LVC) aangeboden met het verzoek deze in behandeling te nemen. Conform de voorschriften in de procedure heeft ADT relevante luchtruimgebruikers geconsulteerd. •
ADT heeft de bestuurders en burgers van de omliggende gemeenten geïnformeerd over de vliegroutes in een aantal gesprekken en bijeenkomsten. •
ADT en EVT zijn eind 2013, met betrokkenheid van het Ministerie van I&M als bevoegd ge‐
zag, een traject gestart om de benodigde luchtverkeersdienstverlening voor luchthaven Twente tijdig te kunnen realiseren. De businesscase voor luchtverkeersdienstverlening blijkt haalbaar. Hiermee is er concreet zicht op een kostendekkende luchtverkeersleiding conform de nieuwe beleidslijnen voor bekostiging van luchtverkeersleiding van het mi‐
nisterie van I&M. Ook is er een beoogd dienstverlener geselecteerd voor de luchtver‐
keersleiding. •
EVT is in een vergaand stadium met het treffen van de voorbereidingen voor de aanvraag van een veiligheidscertificaat voor de luchthaven. •
Het ministerie van I&M heeft een ontwerp Luchthavenbesluit opgesteld. 9
•
ADT heeft in samenwerking met de gemeente Enschede en de gemeente Dinkelland be‐
stemmingsplannen voor de luchthaven gemaakt. •
Het ontwerp Luchthavenbesluit en de ontwerp bestemmingsplannen hebben ter visie gele‐
gen. ADT heeft inloopbijeenkomsten georganiseerd om burgers te informeren over deze stukken en over het indienen van zienswijzen. •
ADT heeft GGD Twente gevraagd een gezondheidsonderzoek te doen om de invloed van de toekomstige luchthaven op de gezondheid van de mensen die er in de buurt wonen te onderzoeken. De voorbereidingen daarvoor zijn gaande en er zijn informatiebijeenkom‐
sten gehouden. •
ADT heeft ”aeronautical studies” laten uitvoeren om te bepalen of er obstakels (bomen) door de vliegveiligheidsvlakken steken en of deze de vliegveiligheid niet belemmeren. Het mi‐
nisterie zal op basis van dit onderzoek op zeer korte termijn uitsluitsel geven over de te nemen maatregelen. De volgende procedures lopen nog: 
Verwerking van de zienswijzen op het luchthavenbesluit. Het ministerie van I&M geeft aan dat op het Luchthavenbesluit separaat ca. 1270 zienswijzen zijn binnengekomen, waarvan de helft vóór en de helft tegen het luchthavenbesluit is. Daarnaast zijn ruim 16.000 zienswijzen op het Luchthavenbesluit binnengekomen via Natuurmonumenten naar aanleiding van een actie rondom de discussie over de bomenkap. In totaal dus ca 18.270. 
Verwerking van de zienswijzen op de bestemmingsplannen. Er zijn 56 zienswijzen binnenge‐
komen op het bestemmingsplan van de gemeente Enschede en 99 zienswijzen op het be‐
stemmingsplan van de gemeente Dinkelland. In het coalitieakkoord van de gemeente Dinkel‐
land is opgenomen dat Dinkelland het bestemmingsplan niet wil vaststellen. 
Het ministerie van EZ moet een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet afge‐
ven. Het ministerie heeft aangegeven dat dit op korte termijn zal plaatsvinden. Tegen deze vergunning kan bezwaar en beroep worden aangetekend. 
Het ministerie van I&M gaat een wetswijziging doorvoeren op het Besluit Burgerluchthavens om deze in lijn te brengen met de internationale wet‐ en regelgeving om onnodige bomen‐
kap te voorkomen. Het ministerie wil de wetswijziging eind 2014 geregeld hebben. 
De procedure ter staatssteunrechtelijke toetsing van de overheidsinvesteringen bij de Euro‐
pese Commissie. De staatssecretaris van I&M stelt het luchthavenbesluit vast op het moment dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het luchthavenbesluit. Hieraan wordt voldaan als de lopende procedures zijn afgerond. Hierin is nog een aantal risico’s te onderscheiden: 
De duur en de uitkomst van de staatssteunprocedure bij de Europese Commissie. 
Na vaststelling van het luchthavenbesluit en de bestemmingsplannen voor de luchthaven volgt een procedure bij de Raad van State. Wettelijk is vastgelegd dat deze procedure maxi‐
10
maal 6 maanden in beslag neemt, omdat de luchthaven is opgenomen in de Crisis en Her‐
stelwet. De staatssecretaris van I&M heeft zware eisen gesteld aan de onderbouwing van het luchthavenbesluit ten einde de uitvoerbaarheid van dit besluit te borgen en de risico’s in de procedure bij de Raad van State te minimaliseren. Deze onderbouwing ligt ook ten grondslag aan beide bestemmingsplannen. 3.3
Buiten het tijdskader Conform de politieke kaders moet het mogelijk zijn om eind 2014 te kunnen vliegen vanaf Twente. Dat wil zeggen dat dan alle procedures zijn doorlopen en de besluiten onherroepelijk zijn geworden. Daarnaast is in de verlenging van de concessieovereenkomst tussen ADT en EVT de datum van 24 maart 2015 opgenomen als termijn waarbinnen de opschortende voorwaarden vervuld moeten zijn. Dat betekent dat vóór deze datum sprake zou moeten zijn van een onherroepelijk Luchthavenbesluit en onherroepelijke bestemmingsplannen voor de luchthaven. In dat geval zou de exploitant vanaf het seizoen 2016 volledig operationeel kunnen zijn. Het blijkt om twee redenen niet mogelijk om te voldoen aan de termijn zoals gesteld in het politieke kader en in de afspraak tussen ADT en EVT over verlenging van de concessieovereenkomst. Ten eerste wil de Europese Commissie meer tijd nemen om de casus van Luchthaven Twente te on‐
derzoeken. Ten tweede wil de staatssecretaris van I&M de wijziging van het Besluit Burgerluchtha‐
vens afwachten, alvorens zij het luchthavenbesluit wil vaststellen. Hieronder volgt een toelichting op beide oorzaken voor vertraging. 3.4
Staatssteuntoets Inleiding In de Kadernota aanbesteding (februari 2011) is aangegeven dat er voor wat betreft de overheidsin‐
vesteringen een procedure ter verkrijging van goedkeuring van de Europese Commissie zal worden doorlopen. Daarnaast heeft de Staatssecretaris van I&M als eis voor het vaststellen van het luchtha‐
venbesluit gesteld dat er duidelijkheid dient te bestaan over de vraag of het inzetten van publieke middelen in overeenstemming is met de Europese wet‐ en regelgeving ten aanzien van staatssteun. Daarbij is aangegeven dat als er sprake is van staatssteun, dat dan dient vast te staan dat deze niet in strijd is met het EG‐verdrag. ADT is vanuit die kaders een staatssteunprocedure gestart bij de Europese Commissie. Daarbij heeft ADT de voorgenomen overheidsinvesteringen in de luchthaveninfrastructuur ter toetsing voorgelegd, alsook de voorgenomen garantstelling. Voor de investeringen geldt dat er geen sprake is van staatssteun als het om investeringen in open‐
bare infrastructuur gaat waarvan de realisatie als reguliere publieke taak wordt beschouwd. Bij de luchthaven gaat het in dit geval bijvoorbeeld om de aanschaf en aanleg van de verkeerstoren met de apparatuur voor luchtverkeersleiding, navigatieapparatuur, meteorologische apparatuur, kosten in 11
verband met douane/veiligheidscontrole (waaronder ook hekwerk en securityposten) en de aanleg van openbare wegen. Als investeringen of garantstelling niet onder de publieke taak van de overheid vallen hoeft er nog geen sprake te zijn van staatssteun. Ook een overheidsinvestering kan marktconform zijn, wat wil zeggen dat de opbrengsten economisch rechtvaardigen dat een investering gedaan wordt. De over‐
heid handelt dan als een private investeerder. Dit geldt ook voor een garantstelling. Een garantstel‐
ling door de overheid is marktconform indien daarvoor een premie wordt geheven en ook voor het overige voldaan wordt aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld1. Eerst indien er geen sprake is van investeringen vanwege een publieke taak en er ook geen sprake is van marktconformiteit, dan is er sprake van staatssteun. Deze kan geoorloofd2 zijn als er naar oor‐
deel van de Commissie geen marktverstorende effecten optreden. De Commissie heeft specifiek voor de luchtvaartsector beleid opgesteld waarin zij aangeeft op welke wijze zij overheidsinvesteringen in die sector toetst3. Alle contacten en correspondentie met het Directoraat Generaal “Competition” bij de Europese Commissie verlopen voor decentrale overheden via het Coördinatiepunt staatssteun van het ministe‐
rie van BZK en de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Commissie (‘PV’, gevestigd in Brussel). Concepten die ADT opstelt zijn gedurende de procedure ter beoordeling voor‐
gelegd aan het ministerie van I&M en het Coördinatiepunt staatssteun van het ministerie van BZK. Procedurele stappen genomen sinds juni 2011 Voordat ADT in 2011 de prenoticatie‐procedure in werking heeft gezet, is bepaald op welke grond‐
slag de voorgenomen overheidsinvesteringen bij de Commissie gemeld zouden worden. De voorbe‐
reiding van deze strategie heeft plaatsgevonden in nauw overleg met de staatssteunexperts van het ministerie van I&M en met het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK. Basis daar‐
voor waren de staatssteunregels uit het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU, voorheen het EG‐verdrag). Deze regels zijn door de Europese Commissie wat betreft het verlenen van steun aan luchthavens specifiek verder uitgewerkt in de ‘Richtsnoeren 2005’ (het in 2011 geldende beleid ten aanzien van steun aan regionale luchthavens). In april 2011 is de prenotificatieprocedure gestart. Dit is een informele voorbereiding vooruitlopend op de formele notificatieprocedure. Binnen de prenotificatieprocedure hebben zowel de meldende lidstaat4 als de Commissie de mogelijkheid om de notificatie voor te bereiden. Zodoende kan de mel‐
1
Deze voorwaarden vloeien voort uit de Mededeling van de Europese Commissie Mededeling van de Commissie
betreffende de toepassing van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties, (2008/C 155/02 en de
daarna gepubliceerde updates) en de jurisprudentie daaromtrent. 2 De staatssteunrechtelijke term is ‘verenigbaar’.
3 De Mededeling inzake Communautaire Richtsnoeren voor financiering van luchthavens en aanloopsteun van de
overheid voor luchtvaartmaatschappijen met een regionale luchthaven als thuishaven (2005/C 312/01), kortweg
‘Richtsnoeren 2005’. Deze Richtsnoeren zijn in 2014 herzien. De nieuwe Richtsnoeren zijn vastgesteld op 4 april
2014 (2014/C 99/03).
4 Een staatssteunprocedure wordt formeel gezien doorlopen door een lidstaat (in dit geval Nederland.
12
dende lidstaat de voorgenomen investeringen afstemmen met de Commissie en zodoende zoveel als mogelijk borgen dat een formele notificatie in een zo kort mogelijke periode zal leiden tot een posi‐
tief besluit. Op 27 april 2011 is via BZK de prenotificatieprocedure gestart. Gedurende die procedure vond een uitgebreide uitwisseling van informatie plaats met de Commissie. Op basis van de conclusies en in‐
zichten uit de prenotificatieprocedure, is op 6 september 2011 door ADT (via BZK) in het officiële systeem van de Europese Commissie de notificatieprocedure gestart van de voorgenomen overheids‐
financiering. De insteek hierbij was dat de investeringen in de luchthaveninfrastructuur voor een groot deel zien op openbare infrastructuur en het voor het overige, resterende deel, om geoorloofde staatsteun gaat. Gedurende de notificatieprocedure vond veelvuldig schriftelijk en mondeling overleg tussen ADT (via BZK) en de Commissie plaats. Belangrijk daarbij was dat de Commissie, na de start van de notificatie‐
fase, gedurende een gesprek aangaf dat DG Competition aan een strenger beleid werkt voor steun aan luchthavens en dat men meldingen als die gedaan voor Luchthaven Twente ook op basis van dat nieuwe voorgenomen beleid zal gaan beoordelen. Dit was opmerkelijk omdat gedurende de gehele prenotificatieprocedure hierover geen opmerkingen waren gemaakt. Bovendien was het op dat mo‐
ment nog niet duidelijk wat dat nieuwe beleid in zou houden en was op dat moment voorzienbaar dat het nieuwe beleid waarschijnlijk pas op zijn vroegst per 20135 zou worden vastgesteld, terwijl de notificatie inzake Luchthaven Twente werd gedaan onder het toen vigerende beleid uit 2005 en de Commissie niet aangaf dat zij haar besluit zou aanhouden totdat het nieuwe beleid zou zijn vastge‐
steld. Om uit deze impasse te geraken dat het nieuwe beleid nog onbekend was en ADT daarop niet wilde en kon wachten, is in overleg en medewerking met de Commissie de notificatie voortgezet op basis van het ‘market economy investor principle’. Bij de toepassing van dat principe toetst de Commissie niet of er sprake is van geoorloofde staatssteun, maar gaat de Commissie na of de voorgenomen investeringen door ADT onder omstandigheden worden gedaan die aanvaardbaar zouden zijn voor een particuliere investeerder die volgens de in de markt normale gebruiken handelt. Indien dat zo is, investeert ADT als ware zij een marktpartij. Er is dan geen sprake van staatssteun. Niet alle investe‐
ringen door ADT werden door de Commissie betrokken bij die marktconformiteitstoets. Een deel van de investeringen wordt immers gedaan in openbare infrastructuur en valt daarmee buiten de staats‐
steuntoets. In de daarop volgende periode heeft de Commissie zich aldus met name gericht op de beoordeling van de financiële uitgangspunten en de garantstelling. Eind november 2012 liet de Commissie via BZK weten op een aantal kleine onderdelen nog vragen te hebben. BZK gaf aan dat het alleen nog gaat om aspecten die de Commissie in het besluit wil opnemen en waarop bevestiging c.q. onderbouwing nodig was vanuit ADT. ADT heeft die vragen op 30 november 2012 beantwoord. 5
Dat beleid is uiteindelijk in werking getreden op 4 april 2014.
13
Op 4 december 2012 is de Commissie er via BZK van op de hoogte gebracht dat er in de aanbesteding geen biedingen waren ontvangen binnen de daarvoor gestelde termijn en dat de openbare fase van de aanbesteding was beëindigd. Bij formele brief van 21 december 2012 heeft de Europese Commis‐
sie de notificatieprocedure opgeschort tot 29 januari 2013 in afwachting van het vervolg van de aan‐
besteding. De Commissie heeft daarbij aangegeven dat er geen verdere opschorting zou worden toegestaan. Ingeval er bij afloop van de opschortingstermijn geen gunning aan een marktpartij had plaatsgevonden, dan diende de notificatie te worden ingetrokken. Omdat er bij afloop van de op‐
schortingstermijn nog geen sprake was van gunning aan een marktpartij, werd de notificatie via BZK ingetrokken. De Commissie gaf toen aan dat opnieuw een (pre)notificatie kon worden gedaan zodra er sprake was van een private partij en dat de reeds verzamelde informatie in het dossier zou blijven zodat dan alleen een update van het dossier nodig zou zijn. Nadat met EVT de (voorwaardelijke) concessieovereenkomst was aangegaan en er aldus een busi‐
ness case vanuit de private partij beschikbaar was, heeft ADT via BZK op 26 juni 2013 opnieuw een prenotificatie opgestart. Daarbij bleef zowel de insteek (toetsing van de investeringen op basis van het ‘market economy investor principle’) hetzelfde als de financiële structuur in de concessieover‐
eenkomst. Het businessplan van EVT wijkt slechts beperkt af van de door ADT in de vorige (pre)notificatieprocedure gehanteerde financiële analyse. Op dat moment was de concepttekst van de nieuwe Richtsnoeren bekend. Daarmee werd in de prenotificatie rekening gehouden. De nieuwe Richtsnoeren zijn uiteindelijk op 4 april 2014 vastgesteld6. Al snel werd duidelijk dat het caseteam dat binnen de Commissie de prenotificatie behandelde, per‐
sonele wisselingen had ondergaan waarbij de nieuwe caseteamleden zich het dossier nog helemaal eigen moesten maken. Eerst in de periode oktober 2013 tot en met eind november 2013 werden door de Commissie vragen gesteld. De vragen betroffen de business case van EVT, de garantstelling alsmede de investeringen in de openbare infrastructuur. Tijdens een bespreking op 4 december 2013 met (het caseteam van) de Commissie bleek dat er toch nog nieuwe vragen waren. Nadat ADT nog‐
maals de reeds verstrekte informatie had toegelicht en nieuwe informatie had aangeleverd, gaf de Commissie tijdens een gesprek op 31 januari 2014 aan dat er een positieve lijn in het dossier zat. Op verzoek van ADT vond er op 14 februari 2014 een overleg plaats met de plaatsvervangend DG Mededinging. Bij dit gesprek waren aanwezig de voorzitter van ADT en een ambtelijke vertegen‐
woordiging van ADT, de plaatsvervangend Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Commissie en een ambtelijke vertegenwoordiging van de PV. Het gesprek was met name bedoeld om een versnelling in de behandeling van het dossier te verkrijgen en om na te gaan over welke onderwerpen de Commissie nog vragen had en over welke onderwerpen inmiddels afdoende informatie was verstrekt. Tijdens dat gesprek werd vanuit de plaatsvervangend DG aangegeven dat indien ADT de resterende vragen afdoende zou beantwoorden en de financieringsvoorwaarden van de bank bekend zouden zijn, de prenotificatie kon worden omgezet in een notificatie en er voor de zomer van 2014 een besluit door de Commissie kon worden genomen. ADT heeft op zeer korte ter‐
6
Inmiddels is bekend dat de Europese Commissie meer dan twintig luchthavenzaken heeft aangehouden in afwachting van het nieuwe beleid.
14
mijn de resterende vragen beantwoord. In de tussentijd vonden er tussen EVT en de bank afronden‐
de gesprekken plaats over de financieringsvoorwaarden. De bank doorliep een interne procedure om tot een besluit te komen over die financiering7. In april ontving ADT via EVT de ‘indicatieve’ term‐
sheet van de bank voor de lening. ADT heeft deze direct via BZK doorgestuurd aan de Commissie. Op 6 mei 2014 berichtte de Commissie aan BZK dat zij de conclusie van haar voorlopige beoordeling gereed had en dat zij op 7 mei een telefonisch overleg wilde om die conclusies te kunnen delen. Op 7 mei 2014 vond dat telefonisch overleg plaats tussen BZK/PV en de Commissie (terugkoppeling naar ADT via BZK en de PV). De Commissie gaf tijdens dit gesprek aan dat zij na bestudering van het busi‐
nessplan tot de opvatting is gekomen dat een kleine verandering in de parameters al snel tot een negatief scenario zou leiden. Daarbij werd tevens aangegeven dat de Commissie, als zou worden overgegaan tot notificatie, aanzienlijk meer tijd zou nemen voor een volledige analyse. Tijdens de bestuursvergadering van ADT op 9 mei jl. is dit besproken en is geconcludeerd dat door deze vertra‐
ging het aangegeven tijdskader wordt overschreden. ADT heeft dat direct gemeld bij B&W en GS en deze bestuursorganen hebben dat aan raad en Staten gemeld bij brief van 10 mei 2014. Vanuit BZK is in de terugkoppeling van het telefoongesprek aangegeven dat zij het een punt van aan‐
dacht acht dat uit het gesprek niet helemaal duidelijk werd wat het caseteam nu precies als staats‐
steun ziet. Ook over de argumenten die ten grondslag zouden kunnen liggen aan dit oordeel bestond op dat moment nog onvoldoende zekerheid. Om die reden heeft ADT aan BZK gevraagd een schriftelijke onderbouwing bij de Commissie op te vragen. Die onderbouwing werd bij e‐mail van 23 mei jl. door ADT, via BZK, ontvangen. De Commissie geeft aan dat het voorlopig oordeel is dat men twijfelt aan de marktconformiteit van de overheidsinvesteringen. Ter onderbouwing voor deze twijfels stelt de Commissie dat de catchment area waarin Twente ligt al door meerdere andere luchthavens wordt bediend en dat sommige van die luchthavens nu overca‐
paciteit hebben. Voorts geeft de Commissie aan dat de eindwaarde voor ADT onzeker is vanwege de gevoeligheid van de business case voor wijzigingen in de aannames in combinatie met de lange loop‐
tijd. Ten slotte overweegt de Commissie wat betreft de garantie in combinatie met de bankfinancie‐
ring dat niet valt uit te sluiten dat er binnen de garantie die ADT verleent, sprake is van staatssteun. De Commissie geeft aan dat als er nu met deze businesscase zou worden genotificeerd, zij de formele onderzoeksprocedure zal openen, wat een langere doorlooptijd tot gevolg heeft. 7
Die interne procedure heeft tijd gekost. Noch ADT, noch EVT had invloed op de doorlooptijd van die procedure.
15
3.5
Wijziging Besluit Burgerluchthavens (BBl) De voorgenomen herziening van het Besluit Burgerluchthavens (BBl) door het ministerie van I&M om onnodige bomenkap te voorkomen, betekent een vertraging voor de vaststelling van het luchtha‐
venbesluit. Op dit moment werkt het ministerie van I&M aan een aanpassing van het Besluit Burgerluchthavens en de Regeling burgerluchthavens om deze in lijn te brengen met internationale regelgeving (ICAO). ICAO geeft aan dat op basis van een uit te voeren ”aeronautical study” de keuze gemaakt kan wor‐
den om binnen vliegveiligheidsvlakken obstakels te behouden, indien deze de vliegveiligheid niet belemmeren. Juist deze toetsings‐ en afwegingsmogelijkheid ontbreekt in het huidige Besluit burger‐
luchthavens en is van belang voor de bomen rond luchthaven Twente. In het licht van de aanpassing van het Besluit burgerluchthavens en de Regeling burgerluchthavens is door ADT in overleg met het ministerie van I&M versneld een analyse uitgevoerd om de concrete omvang van de problematiek in beeld te brengen. Daaruit blijkt dat de kapopgave zeer beperkt is. In het ontwerp luchthavenbesluit is onder voetnoot 1 (pagina 10) aangegeven: “Momenteel is een wijziging van het Besluit burgerluchthavens in voorbereiding, die mogelijk leidt tot een versoepeling van het ruimtelijk regime in de beperkingengebieden in verband met de vliegveiligheid. Op dit mo‐
ment kan daar geen rekening mee worden gehouden, maar mogelijk zal er bij de vaststelling van het luchthavenbesluit op worden geanticipeerd.” De staatssecretaris stelt zich op dit moment op het standpunt dat er juridische risico’s zijn verbonden aan het anticiperen op de aanpassing van het Be‐
sluit burgerluchthavens. Om die reden is zij voornemens het luchthavenbesluit vast te stellen na aanpassing van het Besluit burgerluchthavens. De planning van het ministerie van I&M is om nog dit jaar een gewijzigd Besluit burgerluchthavens en Regeling burgerluchthavens vast te stellen, waarin voornoemde toetsings‐ en afwegingsmogelijkheid is opgenomen. 16
4. CONSEQUENTIES HUIDIGE ONTWIKKELINGEN COMMERCIËLE BURGERLUCHTHAVEN In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de recente ontwikkelingen met betrekking tot de staatssteun‐
toets en het Luchthavenbesluit. Beide ontwikkelingen leiden, ook los van elkaar, tot de conclusie dat het gestelde tijdskader, kunnen vliegen in 2014, niet meer gehaald kan worden. Ook de termijn die in de overeenkomst met de exploitant is opgenomen, waardoor hij in het seizoen 2016 volledig opera‐
tioneel kan zijn, kan niet worden gehaald. Voor wat betreft het Luchthavenbesluit lijkt het probleem zich te beperken tot het tijdskader. De staatssecretaris heeft aangegeven de wet te willen wijzigen. Daardoor ontstaat er een juridische ba‐
sis om na een afweging obstakels binnen vliegveiligheidsvlakken te behouden. De daarvoor benodig‐
de aeronautical studies zijn inmiddels uitgevoerd en leiden tot de conclusie dat er geen sprake zal zijn van grootschalige bomenkap. Bij het staatssteundossier is het ook duidelijk dat luchthavenontwikkeling niet binnen het tijdskader plaats kan vinden. In het voorgaande hoofdstuk is uiteengezet op welke wijze de procedure bij de Europese Commissie is verlopen. Ook is aangegeven wat het voorlopig oordeel van de Commissie is naar aanleiding van de prenotificatie van de voorgenomen overheidsinvesteringen. Op basis van de van de Commissie ontvangen informatie kan worden geconstateerd dat aanpassing van (onderdelen van) de overheidsinterventie in de investeringen voor Luchthaven Twente noodzakelijk zal zijn om binnen afzienbare tijd goedkeuring te verkrijgen van de Commissie. Daarvoor worden nu onvoldoen‐
de mogelijkheden gezien. Dit alles overziend is de conclusie dat het op dit moment, onder de huidige condities, niet mogelijk is om op afzienbare tijd een commerciële burgerluchthaven in Twente van de grond te krijgen. In dit hoofdstuk worden de juridische en financiële consequenties van beëindiging van de huidige ontwikkeling van een commerciële burgerluchthaven weergegeven. 4.1
Juridische consequenties Ingeval ertoe wordt besloten om de ontwikkeling van de burgerluchthaven met commercieel verkeer niet voort te zetten, zal de concessieovereenkomst met EVT niet volledig in werking treden. Immers, de in die concessieovereenkomst gestelde voorwaarden zullen alsdan niet worden vervuld. Partijen hebben afgesproken om uiterlijk op 2 september 2014 te evalueren of de gehele verlengingstermijn volgemaakt zal worden of niet. Beëindiging van deze ontwikkeling vanwege het niet tijdig afronden van het traject van de staats‐
steuntoets, zal ertoe leiden dat de in artikel 4 van de concessieovereenkomst opgenomen opschor‐
tende voorwaarden niet binnen de afgesproken periode vervuld zullen kunnen worden. In artikel 16.1.2 is bepaald dat geen der partijen vanwege een dergelijke beëindiging aansprakelijk kan worden gesteld door de andere partij. Wel is ADT een bedrag van maximaal € 200.000,‐ als tegemoetkoming 17
voor gemaakte voorbereidingskosten van de luchthaven, aan EVT verschuldigd (artikel 16.1.2 sub b van de concessieovereenkomst). 4.2
Financiële consequenties Afboeking gemaakte kosten Wanneer de huidige ontwikkeling van de burgerluchthaven wordt beëindigd, zullen de geprognosti‐
ceerde kosten en opbrengsten niet meer gerealiseerd worden. Daarnaast zijn er reeds kosten ge‐
maakt om de ontwikkeling mogelijk te maken welke door het wegvallen van de geprognosticeerde opbrengsten niet “terugverdiend” zullen worden. Waar de deelgrondexploitaties hoofdinfrastructuur en luchthaven gezamenlijk een geprognosticeerd neutraal resultaat hadden, zullen bij beëindiging van de huidige ontwikkeling van de burgerluchthaven kosten afgeboekt dienen te worden. Indien de huidige ontwikkeling van de burgerluchthaven wordt beëindigd dient er circa € 6,5 miljoen afgeboekt te worden. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat er circa € 8 mln aan kosten ge‐
maakt is, waarvan circa € 1,5 miljoen aan verwervingskosten voor gekochte gronden. Deze gronden kunnen een alternatieve bestemming krijgen en hoeven niet afgeboekt te worden. Financiële bijdragen Rijk, provincie en gemeente Voor de luchthavenontwikkeling zijn middelen ter beschikking gesteld door rijk (€1,8 miljoen), de provincie Overijssel (€ 11,4 miljoen) en de gemeente Enschede (€ 3 miljoen). Er moet samen met betrokkenen nader bezien worden op welke manier deze gelden kunnen worden ingezet bij een al‐
ternatieve invulling van het gebied. 4.3
Bestuursovereenkomst met het Rijk De Provincie Overijssel, de Gemeente Enschede en de Staat der Nederlanden hebben in 2009 de ‘Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente’ gesloten. Doelstelling van deze overeenkomst was, dat partijen zich zullen inspannen om – als gevolg van de sluiting van de luchtmachtbasis Twenthe waarmee het militair gebruik van het gebied is beëindigd – het projectgebied te laten herontwikkelen ten behoeve van nieuwe toekomstbestendige bestem‐
mingen die een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de economie, ecologie en leefbaarheid van de regio. Partijen zullen zich inspannen het gebied in dat verband te laten bestemmen voor woning‐
bouw, bedrijventerrein, luchthaven en natuur. De gemeentelijke Structuurvisie B en de provinciale ruimtelijke visie geven het ruimtelijk kader aan voor de toekomstige ontwikkelingen. Indien de thans ontstane situatie leidt tot het niet of anders uitvoeren van de genoemde activiteiten dan partijen bij de ondertekening van de overeenkomst voor ogen stond, bestaat er aanleiding tot overleg met het Rijk over de hierdoor ontstane gevolgen en over de manier waarop het Rijk bij kan blijven dragen om de beoogde doelstellingen te bereiken. 18
5. UITGANGSPUNTEN VOOR ALTERNATIEVE SCENARIO’S 5.1
Inleiding Aangezien het onder de huidige condities niet mogelijk is om op afzienbare tijd een commerciële burgerluchthaven in Twente van de grond te krijgen, worden alternatieve invullingen van het gebied in beeld gebracht. In paragraaf 5.2 worden de uitgangspunten beschreven voor de verschillende scenario’s. In paragraaf 5.3 wordt ingegaan op de reikwijdte van de verkenning. In de daaropvolgende paragrafen worden onderdelen van de ontwikkeling besproken die voor alle scenario’s van belang zijn, te weten Troned Safety Campus, natuur, militaire aanwijzing en zweefvliegen. Tot slot wordt ingegaan op de optie om de mogelijkheden open te houden om op termijn alsnog een commerciële burgerluchthaven te kun‐
nen realiseren. Vervolgens worden in hoofdstuk 6 van een aantal functies de mogelijkheden verkend of die in het gebied een plek zouden kunnen krijgen. Waarna in hoofdstuk 7 de mogelijke scenario’s worden be‐
schreven, waarin (een aantal van) die functies een plek krijgen. 5.2
Uitgangspunten Uitgangspunten waaraan de scenario’s worden getoetst zijn: 1. Economische structuurversterking en werkgelegenheid Centraal uitgangspunt is dat de alternatieve scenario’s een bijdrage leveren aan de economi‐
sche structuurversterking en aan de vergroting van de werkgelegenheid. De sociaal‐
economische situatie in Twente heeft dat dringend nodig. Daarbij speelt ook het verdrin‐
gingsvraagstuk een belangrijke rol. In hoofdzaak gaat het om de werkgelegenheid die alleen op deze locatie in Twente tot ontplooiing gebracht kan worden en niet concurreert of kanni‐
baliseert met andere ontwikkelingen. Ontwikkelingen moeten bij voorkeur complementair zijn voor Twente. 2. Financiën/kosten De scenario’s worden doorgerekend op hun betekenis voor de grondexploitatie ADT, zodat dit aspect een rol kan spelen in de afweging. Belangrijk is dat er zo een positief mogelijk re‐
sultaat ontstaat 3. Markt: de realiteit/kansrijkheid van een scenario (risico’s) In Twente zijn veel markten verzadigd. Het zal bij het vinden van een alternatieve invulling moeten gaan om realistische alternatieven. Er moet voldoende zekerheid zijn over de markt‐
kansen. 19
5.3
Reikwijdte verkenning Deze verkenning van scenario’s heeft betrekking op het noordelijk deelgebied waar de luchthaven is voorzien. Ook het gebied waar Leisure Noord is geprojecteerd wordt hierin meegenomen, mede omdat dit gebied voorlopig niet in ontwikkeling wordt genomen in verband met de moeilijke leisu‐
remarkt. De ontwikkelingen op de andere deelgebieden zijn niet afhankelijk van en worden niet be‐
invloed door het wegvallen van de luchthaven. Het gaat daarbij om: Vaneker (Zuidkamp), Prins Bern‐
hardpark, Overmaat, Fokkerweg, De Strip, Oostkamp, Deventerpoort en EHS. De ontwikkeling van deze deelprojecten is vastgelegd in de structuurvisies van gemeente (2009) en provincie (2010). In het Ontwikkelingsplan 2012 zijn de afzonderlijke gewenste ontwikkelingen van deze deelgebieden verder uitgewerkt en vastgelegd. De structuurvisies en het Ontwikkelingsplan gaan uit van een sa‐
menhangende gebiedsontwikkeling met daarbinnen deelprojecten die los van elkaar verder ontwik‐
keld kunnen en moeten worden. Na vaststelling van het Ontwikkelingsplan in 2012 is de ontwikkeling van al deze deelgebieden ter hand genomen en zijn inmiddels ruimtelijk‐juridische procedures vergevorderd en voor een aantal gebieden vastgesteld. Ook heeft al een aantal verkopen plaats gevonden. De EHS is verkocht aan de provincie, het definitieve ontwerp is vastgesteld en de aanbesteding is voorbereid en inmiddels ge‐
start. De start van de uitvoering is eind oktober 2014. Verder is de koopvan De Strip, Oostkamp en een deel van Deventerpoort definitief en vindt de overdracht voor 1 juli 2014 plaats. Het eerste pand op Zuidkamp is inmiddels verkocht en de aanpalende kavels van het deel De Schil zijn in de verkoop. Ook ligt er een getekende koopovereenkomst voor Overmaat. Gebied heroriëntatie 20
Ook met een andere invulling van het noordelijk deelgebied kan die samenhangende gebiedsontwik‐
keling vorm krijgen. Kenmerkend is de groene setting waarin de nieuwe functies een plek krijgen. Met de EHS wordt een robuuste verbinding tot stand gebracht die de Lonnekerberg verbindt met de landgoederen tussen Hengelo en Enschede. Ten noorden van het plangebied is al een sterke groene verbinding aanwezig. Om deze redenen werd ook gesproken over de “compacte luchthaven in het groen”. Met de kwaliteiten van het noordelijk deelgebied, zoals de aanwezige asfaltbaan van 3 kilo‐
meter en een vrij directe aansluiting op de A‐1, biedt dit gebied in elk geval goede kansen voor func‐
ties die de werkgelegenheid vergroten en de Twentse economie versterken. De samenhang in het gebied kan worden beschreven als “werk/leisureparken in het groen”. Voor de EHS en de Werkpar‐
ken (Strip, Oostkamp en deel Deventerpoort) hebben we nu te maken met slechts twee eigenaren. Dat biedt goede mogelijkheden voor een samenhangend beheer van het totale gebied samen met eigenaren uit de directe omgeving. 5.4
Kansrijke functies of scenario’s In het volgende hoofdstuk worden verschillende mogelijke functies beschreven. Een aantal daarvan heeft een plek gekregen in mogelijke scenario’s (hoofdstuk 7). Het gaat daarbij om eerste verkennin‐
gen. Voor alle mogelijke kansrijke functies en de scenario’s geldt dat er nader onderzoek nodig is. Er zul‐
len marktverkenningen worden gedaan en er zal onderzocht worden of er een reële businesscase te maken valt. Daarbij zullen stakeholders en belanghebbenden worden betrokken. Bij de verkenning zijn ook de ideeën van de Twentse Basis (uit 2008) bekeken. Weliswaar gaat het nu niet om de herontwikkeling van het totale gebied, maar dat neemt niet weg dat de uitgangspunten van de Twentse Basis kunnen worden bezien op de mogelijkheden van het ca. 200 ha grote noorde‐
lijke plangebied. 5.5
Troned Safety Campus In elk scenario is plaats voor Troned Safety Campus. Deze ontwikkeling is heel goed mogelijk in de verschillende scenario’s (met en zonder vliegen). Troned is al geruime tijd in het noordelijk gebied gehuisvest en ontwikkelt zich steeds verder door onder verantwoordelijkheid van de Veiligheidsregio Twente. Op het moment dat de opschortende voorwaarden in het contract tussen ADT en EVT vervuld zou‐
den zijn en de concessieovereenkomst met EVT in werking was getreden, zou Troned “zaken” doen met EVT. Nu is ADT als eigenaar/verhuurder voorlopig contractpartner van Troned/Veiligheidsregio. Het huidige huurcontract loopt af op 31 december 2014. Ook het gedoogbesluit loopt per die datum af. De situatie van dit moment is dat er op 1 januari geen onherroepelijk bestemmingsplan ligt. De gemeente en Troned werken er in overleg met ADT aan – in 21
afwachting van hetgeen wordt besloten over de verdere invulling en ontwikkeling van het gebied – om het mogelijk te maken dat zij op de locatie hun activiteiten kunnen blijven voortzetten. ADT is voornemens met Troned een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan om de ontwikkeling van Troned Safety Campusmogelijk te (blijven) maken. 5.6
Natuur Natura 2000 Voor ieder plan of project dat mogelijk significante negatieve effecten op Natura 2000 veroorzaakt, dient een passende beoordeling te worden opgesteld en een vergunning op grond van de Natuurbe‐
schermingswet te worden aangevraagd. Afhankelijk van de omvang van het initiatief (bedrijvigheid, verkeersbewegingen, vliegtuigbewegingen) zullen de effecten in omvang variëren en moeten worden gemitigeerd8. De nationale en Europese rechtspraak op het gebied van Natura 2000 en in het bijzon‐
der stikstof is op dit moment erg dynamisch. De uitkomst van een procedure is daarmee lastig te voorspellen. Het vraagstuk van Natura 2000 moet voor elk nieuw scenario goed in beeld worden gebracht. Luchthaven Twente is in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) opgenomen met de projectken‐
merken die horen bij de aanvraag om een Natuurbeschermingswetvergunning en de aanvraag voor het luchthavenbesluit: een luchthaven geschikt voor groot commercieel verkeer. Voor alternatieve scenario’s geldt dat moet worden nagegaan of de aanvraag kan worden gebaseerd op deze kenmer‐
ken en past binnen de daaraan gegunde ontwikkelruimte. Als dat niet het geval is, moet een wijzi‐
gingsverzoek voor het PAS worden ingediend (tegelijkertijd met de vergunningaanvraag), om er zeker van te zijn dat het project juist in het programma is opgenomen en de juiste ontwikkelruimte wordt toegekend. Een dergelijk traject kost tijd. Flora‐ en Faunawet Het noordelijk plangebied beslaat uit ruim 100 hectare schraalland rondom de start‐ en landings‐
baan. Dit gebied heeft hoge natuurkwaliteiten vanwege de openheid en het specifieke beheer dat tot uiting komt in de aanwezigheid van een beschermde diersoort als de veldleeuwerik. Bij alternatieven die een andere invulling betekenen van de schraallanden rondom de start‐ landingsbaan, zal de Flo‐
ra‐ en Faunawet beperkingen met zich mee kunnen brengen. 8
In geval van compensatie kan dit alleen indien is aangetoond dat alternatieven ontbreken en er dringende redenen van groot openbaar belang met het initiatief gemoeid zijn.
22
5.7
Militaire aanwijzing Bij wet is bepaald dat de militaire aanwijzing van een aantal in onbruik geraakte militaire vliegvelden niet langer dan vijf jaar na het inwerking treden van de wet van kracht blijft. Het betreft de ‘Regelge‐
ving burgerluchthavens en militaire luchthavens’, die op 1 november 2009 in werking is getreden. De militaire aanwijzing van Twente vervalt onder de huidige wet derhalve op 1 november 2014. Omdat de luchthavenbesluiten voor verschillende militaire luchthavens niet tijdig gereed zijn, heeft de Mi‐
nister van Defensie bij wetswijziging voorgesteld om de termijn van vijf jaar te wijzigen in zeven jaar. Bij aanneming als wet blijft de militaire aanwijzing van onder meer de Luchthaven Twente dus in stand tot 1 november 2016. Verwacht wordt dat de wetswijziging voor 1 november 2014 van kracht zal zijn. In de ontheffingen die ten behoeve van het medegebruik van het militaire terrein zijn ver‐
leend aan de vliegende gebruikers is bepaald, dat deze uiterlijk vervallen op 1 november 2014. Ge‐
bruikers zullen voor voortzetting van het gebruik derhalve nieuwe ontheffingen moeten aanvragen. Het is op voorhand niet vanzelfsprekend dat de MLA deze nieuwe ontheffingen ook daadwerkelijk zal afgeven. Hierover zal overleg moeten worden geopend. Ook andere mogelijkheden om de huidige vliegende gebruikers te kunnen laten vliegen na 1 november 2014 zullen worden verkend. 5.8
Zweefvliegen Op dit moment is de Twentsche Zweefvlieg Club een van de actieve gebruikers van het vliegveld Twente. Deze functie onderscheidt zich van de andere vliegfuncties omdat er minder eisen worden gesteld aan de inpassing. In de meeste scenario’s is het mogelijk dat er naast andere functies, zweef‐
vliegactiviteiten plaatsvinden. Zoals hiervoor aangegeven is het niet vanzelfsprekend dat de MLA een nieuwe ontheffing zal afgeven na 1 november 2014. Als dat niet het geval is, kan de provincie Over‐
ijssel toestemming geven voor het inrichten van een zweefvliegterrein. De ruimte die hiervoor gebo‐
den wordt, is afhankelijk van de eisen die ook de gemeente stelt aan het aantal lierstarts en/of sleepvluchten. De inrichting en de operatie moeten voldoen aan de luchtvaart wet en regelgeving en worden goedgekeurd en getoetst door de Inspectie Leefomgeving en Transport. In het Luchthaven‐
besluit is een strook van 950 x 150 meter aan de zuidkant van de start‐ en landingsbaan ingetekend. Onderzocht wordt hoe deze strook is in te passen in de verschillende scenario’s. 5.9
Optie open houden voor een commerciële burgerluchthaven op termijn? Het is op dit moment, onder de huidige condities, niet mogelijk om op afzienbare tijd een commerci‐
ele burgerluchthaven in Twente van de grond te krijgen. Het is evenwel denkbaar dat zich op een later moment een mogelijkheid voordoet. Het behouden van die optie kan de moeite waard zijn, zodat een latere afweging mogelijk blijft. Dat betekent feitelijk dat er nu niets onmogelijk gemaakt moet worden en de fysieke en planologische ruimte in stand moet blijven. Het gaat dan bijvoorbeeld om het behoud van de baan en de ruimtelijke reservering uit de provinciale omgevingsverordening. Als op een later tijdstip de behoefte aan en kans op een commerciële burgerluchthaven zich voor‐
doet, dan kan daarop ingespeeld worden. Deze optie kan een rol spelen bij de afweging van de ver‐
schillende scenario’s. 23
6. ALTERNATIEVE FUNCTIES De eerste vraag is welke functies een plek zouden kunnen krijgen in het noordelijk plangebied. Er is een groot aantal functies denkbaar, maar voor veel functies geldt dat er geen behoefte is omdat er in Twente al een ruim aanbod is, zoals voor woningbouw of reguliere bedrijvigheid. In dit hoofdstuk wordt een aantal functies beschreven en voorzien van een eerste toets op de reali‐
teitswaarde en mogelijke omvang. De meeste functies blijken (bij lange na) niet de volle omvang van het gebied te kunnen vullen. Daarom is in het volgende hoofdstuk ‐ waarin de scenario’s beschreven worden ‐ ook gekeken naar een invulling met meerdere functies. Voor het inventariseren van de denkbare functies zijn ook enkele stakeholders gevraagd naar sugges‐
ties daarvoor. De geïdentificeerde functies zijn: 1. Agrarische bedrijvigheid 2. Leisure 3. Health, Care, Cure and Wellness 4. Natuur 5. Multidisciplinair Veiligheidscentrum Twente Safety Campus 6. Sport en Recreatie 7. Energiepark 8. Kunst‐ en cultuurpark Daarnaast zijn Business Aviation / General Aviation en luchthavengebonden bedrijvigheid als denkba‐
re functies geïdentificeerd. Deze functies zijn als zelfstandige scenario’s uitgewerkt in hoofdstuk 7 en zijn om die reden in dit hoofdstuk niet opgenomen. 6.1
Functie 1. Agrarische bedrijvigheid Beschrijving functie Met toekenning van een voornamelijk agrarische functie voor het deelgebied Noord zijn twee con‐
cepten denkbaar. Allereerst is het mogelijk om 1 (mega)bedrijf te vestigen met de focus op het concept “Boerderij van de toekomst”. Dit concept wordt in eerste instantie gekenmerkt door een eenduidig beleid op het gebied van duurzaamheid met gebruikmaking van de laatste innovaties ten aanzien van onder meer natuur/weidebeheer, dierenwelzijn, CO2 uitstoot en energieverbruik. Hierbij kan een educatief ken‐
niscentrum worden ingericht. Het geheel wordt volledig voor publiek opengesteld. Een tweede concept betreft het vestigen van landbouwbedrijven die elders in Twente/de provincie uitgeplaatst zouden moeten worden als gevolg van natuurontwikkelingen. Vestiging van 2 of 3 agra‐
24
rische bedrijven met een totale omvang van 40 tot 60 ha landbouwgronden in een bosrijke omgeving met gebruikmaking van bestaande opstallen en een beperkte toevoeging van bouwvolumes is denk‐
baar. Effect op de werkgelegenheid De boerderij van de toekomst kan leiden tot ca. 10 tot 20 FTE directe werkgelegenheid en ca. 20 tot 40 FTE indirecte werkgelegenheid. Uitplaatsing van landbouwbedrijven van elders leidt tot enkele arbeidsplaatsen. Dit lost mogelijk een probleem elders op en leidt niet tot verdringingseffecten. Financiële effecten op de grex en risico Van het totale gebied is zo’n 10 ha te bestempelen als goede landbouwgrond. De overige aanwezige droge graslanden (100 ha) zijn van mindere kwaliteit. Verkoop als landbouwgrond zou tot een op‐
brengst kunnen leiden van € 4 tot € 6 miljoen euro. Daartegenover zullen plankosten gemaakt dienen te worden voor bestemmingsplanwijzingen en onderzoeken. Tevens zullen er kosten gemaakt die‐
nen te worden voor sloop en dient er grondverbetering plaats te vinden. Het financieel risico is enerzijds klein omdat voordat er veel kosten gemaakt zullen worden afspraken gemaakt kunnen worden met potentiele afnemers waardoor de voorinvesteringen klein zijn. Doordat het gebied al een bestaande invulling heeft en niet efficiënt kan worden ingericht zonder veel kosten te maken (gebouwen, bomen, infrastructuur) is het anderzijds wel de vraag of de markt een dergelij‐
ke opbrengstpotentie waar zal maken. Vooralsnog wordt ingeschat dat de beoogde opbrengst niet gerealiseerd zal worden omdat de kosten na de uitwerking hoger zullen uitvallen. Daarnaast zullen de kosten voor de voortzetting van het beheer en onderhoud van het gebied alsnog gemaakt moeten worden. Deze kunnen gedragen worden door het tijdelijke verhuur van gronden en gebouwen (o.a. aan Troned). Per saldo zal deze functie naar verwachting tot een kostenneutraal resultaat leiden. Realisatiekansen markt Er is behoefte aan grond voor de uitplaatsing van boerderijen elders. De ontwikkelopgave EHS/N2000 maakt dat bedrijven verplaatst moeten worden. Vanuit dit perspectief is de verwachting dat er wel behoefte is (tegen een reële prijs) naar agrarische grond. Ook zijn er weinig gebieden in Overijssel waar de mogelijkheid bestaat om 100 ha. in te vullen met een grootschalige activiteit als de boerderij van de toekomst. Hiervoor heeft zich eerder een initiatiefnemer gemeld. 25
6.2
Functie 2. Leisure Beschrijving functie Het voormalige luchthaventerrein biedt kansen op het gebied van ‘evenementen en attracties’. Op basis van algemene trends en leisure doelgroepen zijn vier perspectieven denkbaar voor de ontwik‐
keling van een leisurepark die jaarrond toegankelijk zijn: 1. Het “Futureproof” perspectief. Een pretpark met internationale allure gebaseerd op het ge‐
loof in de ontwikkeling van en interactie met technologie. Ontwikkeling in samenwerking met Twentse innovatieve bedrijven. 2. Het “Groene” perspectief. Een park gebaseerd op het actief ervaren van de schoonheid en kracht van de natuur in combinatie met bewegen en gezond eten. Gedacht kan worden aan voorbeelden als Kew Gardens in Londen, Eden Project in Cornwall en Montreal Biodome (vier ecosystemen). 3. Het “Sociaal culturele” perspectief. Een concept vanuit de groeiende wens van consumenten om samen leuke dingen te doen. Vermaak voor elk wat wils in combinatie met eten en drin‐
ken. 4. Snow Palace International (SPI). Een skihal met de afmetingen 400m lang, 120m breed en 85 – 100 m hoog inclusief entertainment, horeca en hotelaccommodatie. Effect op de werkgelegenheid Direct: 150 tot 300 FTE (voor perspectief 1, 2 en 3). Indirect: 150 tot 300 FTE (voor perspectief 1, 2 en 3). De initiatiefnemers van SPI verwachten een aanzienlijk groter effect op de werkgelegenheid. Onderdelen van de verschillende concepten (horeca) kunnen leiden tot verdring effecten. Het ver‐
dring effect is het grootst bij perspectief 3. Financiële effecten op de grex en risico Het realiseren van een leisureconcept op ca. 20 ha. ( een groter oppervlak lijkt economisch niet uit‐
voerbaar) grond levert naar verwachting een resultaat op van maximaal € 2 mln bij verkoop in huidi‐
ge staat. Voor het Snow Palace International, een plan dat onder andere in Twente naar een locatie zoekt, zal een aparte prijsbepaling moeten plaatsvinden mocht de luchthaven als locatie aan de orde komen. De aard en de omvang van de uit te voeren werkzaamheden is mede afhankelijk van het leisureconcept en de bijbehorende businesscase. Bij deze functie zijn naar verwachting in de periode 2014‐2020 € 1 mln aan plankosten gemoeid (huisvesting, formatie, onderzoeken, procedurekosten 26
etc.). De financiële risico’s zijn groot. Daarnaast zullen de kosten voor de voortzetting van het beheer en onderhoud van het gebied alsnog gemaakt moeten worden. Deze kunnen gedragen worden door het tijdelijke verhuur van gronden en gebouwen (o.a. aan Troned). Realisatiekansen markt Lange doorlooptijd van minimaal 5 jaar met een hoge start investering. Deze functie kan op gespan‐
nen voet staan met een aantal eerder vastgestelde randvoorwaarden met betrekking tot de maxima‐
le bouwhoogte van 22 meter, inpassing in het Twentse landschap en huidige ontsluiting. Afstemming met Twentse gemeenten is van belang. De macro‐economische omstandigheden en de concurrentie op de huidige leisuremarkt lijken een hoge investering in dit gebied voor een leisurefunctie voorals‐
nog in de weg te staan. 6.3
Functie 3. Health, Care, Cure and Wellness Beschrijving functie Het accent ligt op de zorgvraag door de groei van het aantal ouderen. Een deel van die ouderen heeft relatief veel geld te besteden. De toenemende marktwerking in de zorg en de groeiende behoefte aan hoogwaardige zorg in combinatie met wellness zou ruimte kunnen bieden voor nieuwe initiatie‐
ven in deze markt. Een limitatieve opsomming van wat mogelijk is kan niet gegeven worden, maar gedacht kan worden aan een oncologisch centrum voor nabehandeling en herstel na zware behande‐
lingen, sport medisch centrum, vakantiehuizen voor minder validen, zorghotel, cultureel creatief medisch centrum, preventieve zorgklinieken, privé klinieken voor specialistische zorg, privé kliniek plastische chirurgie, zorgboerderijen en zakelijk medisch centrum. Effect op de werkgelegenheid Moet nader worden onderzocht tegen de achtergrond van de specifieke invulling van deze functie. Betreft een arbeidsintensieve functie. Er is wel een verdringingseffect; voor vele van de genoemde invullingen geldt dat als er een reële markt voor is, er vaak elders in Twente ook ruimte voor is of al initiatieven voor zijn ontwikkeld. Financiële effecten op de grex en risico Het resultaat van een grondexploitatie wordt geraamd op mogelijk ca. € 2 tot 4 miljoen positief bij een invulling van ca. 20 ha bruto uitgeefbaar terrein. Dat is sterk afhankelijk van de specifieke voor‐
zieningen en zal nader verkend moeten worden. De financiële risico’s zijn echter groot omdat voor‐
investeringen in de infrastructuur groot zijn en de afname van gronden door de diverse mogelijke zorgpartijen onzeker is. Financiële risico’s liggen tussen de € 1 en € 6 miljoen. 27
Realisatiekansen markt De recente marktconsultatie geeft aan dat er op dit moment weinig bereidheid is om te beleggen dan wel te investeren in nieuwe ontwikkelingen op het gebied van health, care, cure en wellness. Men richt zich voornamelijk op bestaande ontwikkelingen, bestaande locaties en voorzieningen. Daarnaast wordt aangegeven dat de huidige marktsituatie voorlopig niet leidt tot nieuwe initiatie‐
ven. Ook de huidige financiële context en vergoeding van zowel rijksoverheid en zorgverzekeraars spelen hierbij een belangrijke rol. Wellness is in potentie een groeimarkt, maar er is overaanbod en de exploitaties zijn kritisch. Onderzoek van KPMG in 2009 en 2012 was kritisch, vooral waar het ging om het aantrekken van één of meer grote voorzieningen. Wel werden er kansrijke initiatieven mogelijk geacht en daarbij werd bijvoorbeeld gedacht aan: uitgebreide preventieve zorg, zoals een ‘totalbody scan’, kliniek voor plas‐
tische chirurgie en oogheelkunde. De markpotentie zal nader onderzocht moeten worden. Er is voor deze functie slechts een deel van de beschikbare 200 ha nodig, afhankelijk van het initia‐
tief. Deze functie is te combineren met andere functies. 6.4
Functie 4. Natuur Beschrijving functie In het gebied kan ca. 180 ha een natuurfunctie krijgen. Het karakter van het huidige gebied blijft ge‐
handhaafd (bloemrijke schraalgraslanden langs de startbaan en bossen aan de noordkant). De lan‐
dingsbaan en gebouwen die niet meer gebruikt worden, worden niet gesloopt. Ze worden onderdeel van de natuurlijke omgeving door beheer en onderhoudsmaatregelen achterwege te laten. In dit eindbeeld past wel het gebruik van goede gebouwen voor de verdere ontwikkeling van Troned Safety Campus (ca. 13 ha). Aantekening daarbij is dat de vlek voor TSC meer in westelijke richting moet worden opgeschoven. Dit komt de waterhuishouding in en buiten het gebied ten goede. Er zijn twee opties: een natuurvariant en een natuur‐combivariant met enkele aanvullende functies. Effect op de werkgelegenheid Natuurvariant Direct: 1 FTE voor natuurbeheer. Jaarlijks 1 tot 3 FTE aan onderhoud. Verdringingseffect is nihil. Natuur‐combivariant Direct: afhankelijk van aard en omvang van aanvullende functies. Denkbaar is 10 tot 50 FTE. Er is een verdringingseffect waar het gaat om het natuurkamperen, evenementen en openluchtcon‐
certen. 28
Beide varianten Indirecte werkgelegenheid (verblijfs‐ en dagrecreatie en horeca) naar schatting tientallen FTE’s. Verbetering leefklimaat: gebied krijgt grote betekenis als uitloopfunctie voor de omliggende steden. Financiële effecten op de grex en risico De financiële effecten zijn afhankelijk van de hoogte van de inrichtingskosten. Bij relatief weinig in‐
passings‐ en sloopkosten zal het negatief resultaat laag zijn. Met hoge inrichtingseisen kan het tekort snel oplopen. De opbrengstpotentie van natuurgebieden is erg laag. Verwachte resultaat na aftrek van de kosten is enkele miljoenen negatief. Een risico is de afzet. Er zijn weinig potentiele afnemers van natuurgebieden waardoor de opbrengsten niet makkelijk gerealiseerd zullen worden waardoor het negatieve resultaat kan oplopen. Realisatiekansen markt De totale doorlooptijd van dit scenario is minimaal 3 jaar. Vooralsnog moet de overheid zelf de nodi‐
ge energie en middelen inzetten om tot realisatie van de varianten te komen. Dit geldt nadrukkelijker voor de volledige natuurvariant waar nauwelijks een “verdienmodel” voor te vinden is. Langs de Regge loopt nu een pilot waar onderzocht wordt of er belangstelling is om een groter EHS gebied in de particuliere markt te verkopen. Deze ervaringen kunnen gebruikt worden om ook dit gebied (eventueel in combinatie met de 138 ha EHS aan de zuidkant) in de markt te zetten. 6.5
Functie 5. Multidisciplinair Veiligheidscentrum Twente Safety Campus Beschrijving functie Het Twente Safety Campus (TSC) bouwt uit tot een internationaal, volwaardig veiligheidscentrum voor overheden en bedrijven. De TSC is een veiligheidscentrum voor veiligheidspartners uit de pu‐
blieke en private omgeving en voor kennisinstituten. Het is een uniek multidisciplinair centrum waar integraal gewerkt wordt aan veiligheidsproblemen en risico’s om deze te voorkomen, te beperken en of te bestrijden. TSC bestaat uit meerdere modaliteiten, waaronder een Veiligheid Intelligence Cen‐
trum (VIC) een Veiligheid Operationeel Centrum (VOC) en een Veiligheid Training Centrum (VTC). Effect op de werkgelegenheid Direct: 100 tot 200 FTE. Indirect: 100 tot 150 FTE. Het verdringingseffect van dit scenario is nihil. 29
Financiële effecten op de grex en risico Dit concept vraagt naar schatting een initiële investering in gebouwen, oefenobjecten, terreinin‐
richting etc. van naar schatting tussen de € 10 en € 25 mln. De vraag is of dit in een businesscase terug te verdienen is. Wanneer ADT faciliterend optreedt en ca 20 ha extra grond kan verpachten/ verkopen aan Troned zal dit wel een voorinvestering behoeven in plankosten voor onderzoek en bestemmingsplankosten. Met dit scenario zijn naar verwachting in de periode 2014‐2020 € 1,5 mln. aan plankosten gemoeid (huisvesting, formatie, onderzoeken, procedurekosten etc). Omdat de uit‐
breidingsbehoefte beperkt is, is de verwachting dat de mogelijke opbrengst van verpachten/ verko‐
pen van extra grond beperkt. De uitbreiding van het concept van Troned Safety Campus leidt maxi‐
maal tot een hogere opbrengst van tussen de € 0 en 2 mln. Naar verwachting zal het effect op de grondexploitatie bij het bestemmen van ca. 20 ha. neutraal zijn. De financiële risico’s bevatten de volledige plankosten als er alsnog geen sprake zal zijn van verkoop/pacht. Dit risico behelst een maximale risico van € 1,5 mln. Realisatiekansen markt Met dit concept wordt “Twente” op de internationale kaart gezet van safety en security. Het betreft een verdere doorontwikkeling van het brandweer oefencentrum waaraan door de Veiligheidsregio Twente momenteel wordt gewerkt. Support en participatie van de rijksoverheid is van belang. 30
6.6
Functie 6. Sport en recreatie Beschrijving functie Het terrein kan op het eerste oog plaats bieden aan vele vormen van sport en recreatie, want het gebied biedt mogelijkheden voor toeristische en recreatieve ontwikkelingen. Toerisme en recreatie zijn speerpunten van beleid, ook in de economische Motor Twente. Daarbij kan worden gedacht aan initiatieven op lokaal niveau, regionale niveau (trainingscentra) en een topsportcentrum. Daarnaast geeft de baan van 3 kilometer veel mogelijkheden om sportief en recreatief te gebruiken. Eerder werd het initiatief van een geconcentreerd hippisch centrum onderzocht. Twente kent vele elementen op dat gebied, zoals de CSI Twente, de Military, Indoor Wierden, Indoor Twente, Twente Cup, Euregio Indoor en de Almelose Ruiterdagen. Een samenbundeling met als vergezicht de organi‐
satie van het hippisch deel van de Olympische Spelen van 2018 is eerder geschetst. Daarbij hoort een nieuwe accommodatie waarin alle vormen van paardensport gebundeld worden. Op het gebied van Recreatie kan gedacht worden aan een park met vakantiewoningen. Effect op werkgelegenheid Afhankelijk van het gekozen concept kan de werkgelegenheid berekend worden. Deze functie is rela‐
tief weinig arbeidsintensief. Er treden verdringingseffecten op, het ADT‐terrein is niet de enige moge‐
lijke vestigingsplaats in Twente. Dit geldt niet voor specifieke sport‐ en recreatieve programma’s die gebruik maken van de 3 kilometer lange baan. Financiële effecten op de grex en risico’s Naar gelang de functie kan een businesscase opgesteld worden. De ervaring leert dat deze ontwikke‐
lingen niet leiden tot een positief resultaat in de grondexploitatie. Een bandbreedte is niet in te schatten op dit moment en zal bij verdere uitwerking moeten blijken. Sluit het aan bij lopende initia‐
tieven of moeten die nog ontwikkeld worden. Het mag niet concurreren met Engineering Playground (Van Eck). Realisatiekansen markt In Enschede sluiten de aanwezige voorzieningen op het gebied van sport en recreatie op lokale schaal aan bij de behoefte. De afdeling sport van de gemeente geeft aan dat er voldoende voorzie‐
ningen zijn; voorzieningen zijn meer gewenst in de stad dan in het buitengebied. Kansen zouden er alleen kunnen liggen op regionaal niveau. Regionale trainingscentra zijn echter vaak gekoppeld aan verenigingen. Een probleem is de financiering. De gemeenten, verenigingen en bonden hebben geen budgetten. Voor het topsportcentrum geldt dat het aantal topsporters in Nederland daalt en deze vinden bo‐
vendien dat er voldoende faciliteiten aanwezig zijn. Papendal is een grote concurrent. Nu de pogingen om de Olympische Spelen naar Nederland te halen gestopt zijn is de katalysator voor een bundeling van hippische evenementen in Twente verdwenen. Verschillende partijen hebben 31
inmiddels in hun bestaande locatie geïnvesteerd. Daarmee is het momentum voorbij. De markt op dat gebied van vakantieparken in Nederland en ook in Twente is erg verzadigd. Dit geldt zowel voor de onderkant van de markt als de bovenkant van de markt Een kans is het gebruik van de baan voor sportieve en recreatieve doeleinden, een 45 meter brede en 3.000 meter lange asfaltstrook is een uniek gegeven. De prachtige natuur in de omgeving met de nieuwe EHS maken het gebied wel aantrekkelijk voor recreatie. Mogelijk dat een deel van de beschikbare 200 ha voor sport en recreatie gebruikt zou kun‐
nen worden. Deze functie is te combineren met andere functies. 6.7
Functie 7. Energiepark Beschrijving functie Het noordelijk plangebied biedt in potentie ruimte voor het grootschalig opwekken van duurzame energie, onder andere door middel van: ‐
zonne‐energie d.m.v. ca. 75 ha zonnepanelen (100 Megawatt (MW)), ‐
wind energie d.m.v. windmolens met een ashoogte van 80 – 120 meter, (tot ca. 30 MW), ‐
bio‐energie, in de vorm van een mestvergister (3 MW), GFT vergister (3‐10 MW) of een hout‐
centrale (5 – 20 MW). ‐
Geothermie d.m.v. aardwarmte op ca. 2 km diepte (5 MWth) ‐
Energieopslag als nieuwe optie. Effect op de werkgelegenheid De effecten op de werkgelegenheid van alle varianten zijn beperkt tot de werkzaamheden rond aan‐
leg en beveiliging. Bij de variant bio‐energie zijn tot maximaal 12 operators per installatie nodig. Financiële effecten op de grex en risico Uit voorbeeldprojecten blijkt dat er geen positieve bijdrage aan de grondexploitatie verwacht wordt. Investeringen en plankosten zijn ongeveer gelijk aan of hoger dan de opbrengsten. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de financiële mogelijkheden zijn. Realisatiekansen markt -
Zon‐ en windenergie zijn aantrekkelijke opties, mits SDE verworven wordt. Zonne‐energie kan ook met een tijdelijke bestemming gewonnen worden. -
Ook de combinatie van zonne‐energie en windenergie zou beproefd kunnen worden. 32
-
Bio‐energie en geothermie hebben nog veel risico’s en de locatie biedt te weinig specifieke voordelen ten opzichte van andere locaties in Twente. -
Energieopslag is nieuw en de moeite waard om een quickscan voor uit te voeren. 6.8
Functie 8. Kunst‐ en cultuurpark Beschrijving functie Uitgangspunt is dat een nieuw museum (van internationale betekenis) een waardevolle bijdrage kan leveren aan de economie van het gebied. Het Kröller Möller met beeldentuin ‐ in samenhang met park de Hoge Veluwe ‐ kan daarin een inspiratie zijn. Het gaat bij dit scenario niet bij voorbaat om één museumgebouw. De uniciteit en uitgestrektheid van de locatie en exploitatiekansen vragen eer‐
der om andere vormen, denk aan Land‐art of bijvoorbeeld Insel Hombroich. Effect op de werkgelegenheid Met Kröller‐Müller als referentie: museum met park 200 FTE en 400 vrijwilligers. Economische bete‐
kenis (uit bestedingen binnen de parkpoorten en spin‐off): ca. € 70 miljoen per jaar. Museum en Park zijn aanjagers voor de toeristische bestedingen in de regio. In de nabijgelegen ker‐
nen vormen de totale toeristisch‐recreatieve bestedingen meer dan de helft van de bestedingen. Financiële effecten op de grex en risico Nader te onderzoeken. Er wordt geen positieve bijdrage aan de grex verwacht. Aannemelijk is dat het scenario slechts tot stand kan komen met structurele externe of overheidsbijdragen. De kansen op een dergelijke impuls voor de initiële investeringen zijn op dit moment niet goed. De positionering van het concept kan een bedreiging zijn tav het publieksbereik van bestaande cultu‐
rele voorzieningen in Enschede (centrum en Roombeek). Andersom kan het een kans zijn: een ver‐
breding van het pallet van culturele voorzieningen kan als arrangement aangeboden worden. Realisatiekansen markt De ontwikkeling van een Land—Art park in een dergelijke omvang – al of niet in een combinatie met paviljoens / bestaande voorzieningen en panden ‐ zou uniek zijn. Dat is een startpunt voor het ver‐
overen van een positie. Op Twentse schaal zijn er enkele bestaande particuliere beeldentuinen, maar qua aard en schaal niet vergelijkbaar. De mogelijkheden van een marktontwikkeling lijken echter beperkt. 33
7. ALTERNATIEVE SCENARIO’S 7.1
Inleiding In dit hoofdstuk worden de scenario’s beschreven. Alles overziend zijn er vier scenario’s te onder‐
scheiden. Het eerste scenario is een scenario met Business Aviation (business jets) en General Aviati‐
on. In dit scenario wordt alleen met deze kleinere vliegtuigen gevlogen. Twente als vestigingsplaats wordt hierdoor verstrekt en luchthavengebonden bedrijvigheid wordt mogelijk. Het tweede scenario is een scenario dat uitgaat van een inrichting als luchthaven gebonden bedrij‐
vigheid. Dit betekent dat er bedrijvigheid wordt toegelaten die (in meer of mindere mate) gebruik maakt van de start‐ en landingsbaan. Deze niche voegt wat toe en kannibaliseert niet met andere bedrijfsterreinen. In contrast tot het eerste scenario zal hier incidenteel, alleen ten behoeve van die bedrijvigheid, een vliegtuig gebruik maken van de start‐ en landingsbaan. Het derde en vierde scenario bestaan uit een combinatie van de meest kansrijke functies die uit de verkenningen komen. Die functies moeten wel combineerbaar zijn en voldoende bijdragen aan de opdracht om werkgelegenheid te genereren. Scenario 3 ‘Zone aan de baan’, wordt gekenmerkt door deelontwikkelingen, die dan wel parallel dan wel volgordelijk te ontwikkelen zijn. Scenario 4, ‘Buitenplaats Twenthe’, neemt het landschap als drager van een landgoed‐ontwikkeling als belangrijk uitgangspunt en grijpt daarmee terug op het gedachtegoed van de Twentse Basis. In elk scenario is plaats voor Troned. Deze ontwikkeling was kansrijk in combinatie met een commer‐
ciële burgerluchthaven, maar is ook heel goed mogelijk met andere scenario’s (met en zonder vlie‐
gen). Deze functie is ook niet nieuw, want Troned is al geruime tijd in het noordelijk gebied gehuis‐
vest en leidt niet tot verdringing van werkgelegenheid elders. Ook zweefvliegen behoort ruimtelijk gezien in alle scenario’s tot de mogelijkheden. Voor alle scenario’s geldt dat er gesprekken nodig zijn met stakeholders voor een stevige verkenning van de marktmogelijkheden is, nog nadere onderzoeken nodig is, planvorming moet plaatsvinden en dat de benodigde publiekrechtelijke procedures moeten worden doorlopen. Ze kennen dus allemaal plankosten, een bepaalde doorlooptijd en vooralsnog in mindere of meerdere mate een onzekere uitkomst. 7.2
Scenario 1‐ Business Aviation/General Aviation luchthaven De kern van dit scenario bestaat uit een kleine luchthaven vooral voor Business en General Aviation. Omdat er in dit scenario een werkende luchthaven is, is er ook plaats voor luchthavengebonden be‐
drijvigheid, zoals beschreven in de structuurvisies van gemeente en provincie. Om optimaal gebruik te maken van de structuurversterkende niche is het nodig dat het mogelijk is om incidenteel ook groot vliegverkeer te kunnen accommoderen. Daarbij gaat het dan niet om passagiersvluchten, maar uitsluitend om vliegtuigbewegingen gerelateerd aan het bedrijventerrein. Eventueel incidenteel 34
vrachtverkeer ten behoeve van het Twentse bedrijfsleven zou ook onderdeel van de vlootmix kunnen uitmaken. Markt en ontwikkelingen kleine luchtvaart General Aviation (GA) (kleine luchtvaart) is de verzamelnaam voor vliegtuigen en andere luchtvaar‐
tuigen die niet tot de passagiersvliegtuigen (grote luchtvaart) kunnen worden gerekend. GA is onder te verdelen in recreatieve luchtvaart (waaronder zweefvliegen), lesvluchten, Business Aviation (BA), vluchten van maatschappelijk belang (o.a medische vluchten) en overig. Alle in Nederland opgeleide piloten volgen hun opleiding bij een vliegschool op één van de regionale of kleine vliegvelden. Bijna 90% van de totale luchtvloot in Nederland, ruim 2300 luchtvaartuigen, bestaat uit luchtvaartui‐
gen die gerekend worden tot de GA. Binnen Nederland is er naast de grote vliegvelden een aantal General Aviation (GA) vliegvelden. De belangrijkste GA vliegvelden zijn (in volgorde van aantal vlieg‐
tuigbewegingen) Lelystad, Teuge, Budel, Seppe en Hilversum. Ook voor deze kleinere luchtvaartter‐
reinen geldt een toegevoegde waarde voor de economische en toeristische ontwikkeling in de regio9. Naar verwachting zal de markt voor de kleine luchtvaart blijven groeien 10. Het bevoegd gezag voor de meeste kleinere luchthavens ligt bij de provincie. Dit is vastgelegd in de Wet regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). Ook voor het in gebruik nemen van een GA vliegveld, is een luchthavenbesluit of luchthavenregeling verplicht. Gebruikelijk is dat de provincies daartoe het bevoegd gezag zijn en daarbij de milieu/geluidsruimte bepalen. Ten opzichte van de ons omringende landen heeft Nederland (zowel in absolute aantallen als gere‐
kend naar oppervlakte) maar een gering aantal luchthavens beschikbaar voor GA activiteiten. Deze ruimte staat onder druk door de groei van het grote (mainport) verkeer11. Daarvan is de voorgeno‐
men ontwikkeling van Lelystad Airport (met verdringing van GA) een goed voorbeeld. Ook de lucht‐
ruimvisie geeft aan dat GA binnen de nieuwe luchtruimhoofdstructuur slechts gericht en selectief zal worden geaccommodeerd. Het aantal luchthavens dat hiervoor geschikt is (te maken) is zeer schaars en het neemt te veel tijd om de nodige luchthavencapaciteit binnen Nederland te vergroten. Op verzoek van het ministerie van I&M wordt dit jaar door de Nederlandse Vereniging van Luchtha‐
vens, de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNvvL), Aircraft Owners & Pilots Asso‐
ciation (AOPA) en National Advisory Committee for Aeronautics (NACA) gezamenlijk een visie opge‐
steld (‘Toekomstvaste GA locaties’). De verwachting is dat het ministerie van I&M eind 2014 op basis van deze gezamenlijke luchtvaart visie, in overleg met de provincies, richting zal geven aan de opti‐
malisering van GA capaciteit in Nederland. 9
Economische betekenis van Luchthaven Teuge voor Deventer; Buck Consultants; december 2012
De maatschappelijke en economische betekenis van de General Aviation in Nederland; Seo; 2008
11
‘Strategische visie General Aviation in Nederland‘; KNVvL , AOPA, NCA en NVL; januari 2011
10
35
Mogelijkheden voor een Business Aviation/General Aviation vliegveld in Twente Een Business Aviation (BA) / General Aviation (GA) vliegveld biedt kansen voor de Twente regio (re‐
creatief en zakelijk). Dit is een kleine, compacte luchthaven met een capaciteit van naar verwachting ca. 30.000 vliegtuigbewegingen per jaar. De locatie van Vliegveld Twente is hiervoor met name uitermate geschikt om de volgende redenen: •
3 km lange startbaan. •
Gelegen in het hart van Twente, midden in het stedelijke gebied van Enschede, Hengelo, Olden‐
zaal. •
Ligging aan de grens en ontsluiting nabij doorgaande internationale routes voor wegverkeer (A1) en spoorlijn. •
Te zien als security‐locatie en gated‐park door de solitaire ligging met hekwerken en poorten. •
De aanwezigheid van diverse functionele hangars en gebouwen zoals de F16‐shelters in de drui‐
ventros. •
Gelegen in een vrijwel onbebouwd landschap waardoor overlast voor geluidgevoelige objecten minimaal is. •
Ingepakt in natuur en bos en uitgestrekte landschap. Onderstaand zijn de activiteiten beschreven die kunnen worden uitgevoerd op deze BA/GA‐
luchthaven. Business aviation (zakelijk verkeer) Voor het bedrijfsleven is de bereikbaarheid van Twente van groot belang. Directe verbindingen van‐
uit Twente naar heel Europa via een air taxi/charter of private jet levert tijdwinst en effectiviteit. Hiermee wordt het vestigingsklimaat in de regio versterkt. Een luchthaven voor klein (zakelijk) vlieg‐
verkeer voegt een belangrijke verkeersmodaliteit toe aan de regio Twente en geeft mogelijkheden om de niche van luchthaven gebonden bedrijvigheid te faciliteren. Lesvluchten Vanwege de economische omstandigheden heeft deze markt het moeilijk. Echter, op de middellange termijn ontstaat een structureel te kort aan piloten voor de commerciële luchtvaart. De vraag vanuit andere Europese landen en daarbuiten neemt op dit moment toe12. Vliegveld Twente biedt, vooral 12
Zie o.a. http://www.nu.nl/economie/3765298/minder‐piloten‐opleiden‐helpt‐bedrijfstak‐zeep.html en http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/acuut‐pilotentekort‐bij‐klm 36
indien ook IFR 13 kan worden gevlogen (mbv bijvoorbeeld een GPS procedure), aantrekkelijke kansen voor het vestigen van deze opleiding. Hiermee krijgt de regio de beschikking over een onderschei‐
dend opleidingscentrum. Recreatieve luchtvaart en Toerisme Naast zweefvliegen en rondvluchten biedt de locatie van het vliegveld kansen voor meer recreatieve functies waaronder een hotel en restaurant. In de directe omgeving van de luchthaven bevindt zich de nieuwe EHS die toegankelijk is voor fietsers en wandelaars en die een uitzicht biedt op de lucht‐
haven. In het ontwerp is een zogenaamde spottershill opgenomen van waar men een uitzicht heeft op de vliegactiviteiten. Indien de luchthaven wordt opgenomen in de toeristische infrastructuur kan zij zich ontwikkelen tot een nieuwe toeristische trekpleister in de regio. Ter illustratie: jaarlijks be‐
zoeken 170.000 dagjesmensen vliegveld Teuge. MRO (maintenance, repair & overhaul) Onderhoud in de luchtvaartsector is sterk gereguleerd. Monteurs mogen alleen aan toestellen wer‐
ken als zij getraind en gecertificeerd zijn. Deze regulering komt voort uit de strenge vliegveiligheidsei‐
sen. Ondanks de beperkte marktomvang geniet de Nederlandse luchtvaartsector internationale aan‐
zien. Belangrijke spelers in deze MRO‐sector zijn KLM Engineering & Maintenance, Stork Fokker Ser‐
vices en Logistiek Centrum Woensdrecht (Defensie Materieel Organisatie). De luchtvaartsector heeft een omvang van EUR 1,2 miljard, waarvan 80% tot 90% gerelateerd is aan de burgerluchtvaart en de rest aan de defensieluchtvaart. Op luchthaven Twente zou een onderhouds‐ en reparatiepark voor vliegtuigen en materiaal ontwik‐
keld kunnen worden. De aanwezigheid van de perfect onderhouden 3 km baan en het luchthavenge‐
bonden bedrijventerrein maakt het mogelijk om, naast GA/BA vliegtuigen, ook grotere vliegtuigen te laten landen voor onderhoudswerkzaamheden. Onlangs is gesproken met Marshall Aerospace14, een industrieel aerospace bedrijf, en daarnaast eigenaar van Cambridge International Airport. Zij heeft aangeven belangstelling te hebben om nader in gesprek te gaan over samenwerking. De afgelopen decennia is er in Twente veel technologische kennis en ervaring opgebouwd. De aan‐
wezigheid van de technische Universiteit Twente, Saxion hogescholen en de ROC’s dragen hier aan bij. Maar ook de technische bedrijven zoals bijvoorbeeld Thales, Siemens, Ten Cate, Aeronamics, etc. Kortom, Twente heeft het perfecte DNA om (een deel van) de wereldwijde luchtvaartindustrie te voorzien in het onderhoud van vliegtuigen en materieel. Twente heeft daarmee de kans om van gro‐
te toegevoegde waarde te zijn voor de MRO‐markt. 13
Er zijn twee manieren van vliegen: IFR en VFR. IFR betekent Instrument Flight Rules, vliegen en navigeren op instrumenten. VFR staat voor Visual Flight Rules. Oftewel: vliegen volgens zichtvliegvoorschriften. Piloten in opleiding moeten beide facetten beheersen.
14
http://www.marshallgroup.co.uk/aerospace.html
37
Overig activiteiten Als spin‐off van de hiervoor genoemde activiteiten zal ook vraag ontstaan naar onder andere: 








Hangar ruimte voor het stallen en onderhoud van vliegtuigen; Restaurant, hotel; Overige recreatievoorzieningen (kijk hoek); Evenementen als Wings, Wheels and Goggles15; Positioneren van Twente Airport in het kader van de UNHCR16; Medegebruik door Defensie17 als bv tijdelijk oefenveld of eventueel voor onderhoud (in Woens‐
drecht is naar, wordt aangegeven, te weinig capaciteit). Locatie voor het doorontwikkelen van technologische start‐up naar grootschalige eindproductie. Testcentrum Onbemand Vliegen. Een luchthaven Twente heeft, in samenwerking met de Univer‐
siteit Twente, de unieke kans om een onderzoek‐ en industrieketen op te zetten.18 Zweefvliegen. Investeringen De investeringen in een BA/GA vliegveld zijn beperkt. De 3 km lange baan en baanverlichting zijn in uitstekende staat en direct operationeel. Er wordt geïnvesteerd in landzijdige bereikbaarheid, een kleine terminal/havendienstgebouw voor de inzittenden in de business jets en medewerkers, par‐
keervoorzieningen, een (GPS/IFR) naderingsprocedure om ook buiten daglichtperiode te kunnen vliegen en een restaurant, ook toegankelijk voor (recreatieve) passanten met terras en uitzicht op de landingsbaan. Natuurwaarde van het vliegveld Het landingsterrein van het vliegveld kent veel bijzondere planten, bloemen en dieren, waaronder enkele beschermde. Dat kan omdat het op grote delen van het landingsterrein relatief rustig is en het niet bewerkt en bemest wordt. Indien de luchthavenfunctie, als GA‐veld, in tact blijft, blijven ook de baan en het aangrenzende schrale grasland aanwezig en kan de bijzondere natuurfunctie van dit gebied gewaarborgd blijven. 15
http://www.wingswheelsgoggles.nl
Nederland wil zich graag positioneren als “”leading country” in de wederopbouw na rampen en overstromin‐
gen. Twente Airport kan hier indruk maken vanwege de lengte van de landingsbaan, als stabiele en veilige omgeving en door het bieden van een ruime opslagcapaciteit voor hulgoederen.
17
De Luchthaven Twente ligt onder het nieuwe militaire oefengebied (CBA land)
18
Het accommoderen van onbemande voertuigen is alleen mogelijk buiten de openingstijden van de luchtha‐
ven.
16
38
Effect op werkgelegenheid Directe werkgelegenheid van de GA luchthaven is in 2015 ca. 10 FTE, groeiend naar 100 FTE in 10 jaar. Op Teuge (met 65.000 vliegtuigbewegingen per jaar) zijn in de zomer 400 en in de winter 160 mensen aan het werk. Doordat in deze variant de luchthavenfunctie blijft bestaan, blijft ook het luchthaven gebonden bedrijventerrein mogelijk. In totaal kunnen naar schatting op termijn maximaal 650 arbeidsplaatsen op het luchthavengebonden bedrijventerrein komen. Ecorys gaf voor dit deel‐
gebied circa 650 arbeidsplaatsen aan. Als het deelgebied leisure er bij betrokken wordt kan het zelfs meer dan de eerder geschatte 650 opleveren. Nog groter kan het effect op de (indirecte) werkgelegenheid zijn indien een bedrijf besluit om zich te vestigen in de Twentse regio vanwege de aanwezigheid van het vliegveld (vestigingsfactor). De om‐
vang van dit effect is nu niet te kwantificeren. Vanwege de specifieke activiteiten is er niet of nauwelijks sprake van verdringingseffecten in de re‐
gio. Op de luchthaven is alleen luchthaven gebonden bedrijvigheid toegestaan. Deze bedrijvigheid is elders in de regio niet aanwezig. Processtappen 
Onderzocht wordt of de huidige gebruikers onder een verlengde militaire aanwijzing kunnen doorvliegen tot (uiterlijk) 1 november 2016. 
Nadere procedure stappen zijn nog onderwerp van onderzoek en overleg met o.a. I&M en de provincie. Zie eerdere opmerking hierover. Procedures en doorlooptijd 
Er wordt een nieuwe aanvraag voor een luchthavenbesluit ingediend. Nader bekeken wordt of de luchthaven van nationale betekenis blijft of dat de provincie Overijssel bevoegd gezag wordt19. 
Dit moet verder nader worden bepaald. Realisatiestrategie ADT heeft een tijdelijke rol van exploitant. De realisatiestrategie kan op basis van een business case worden uitgewerkt. Realisatiekansen markt 19
I&M onderzoek de mogelijkheden op dit moment. Ook wordt gekeken hoe er “doorgevlogen” kan worden nu de militaire aanwijzing vervalt per 1 november 2014 (ontheffing).
39
De regionale zakenmarkt moet samen met het bedrijfsleven worden onderzocht. Ook de concrete markt voor onderhoud en voor de overige hierboven genoemde activiteiten (zoals defensie). Financiële effecten Een eerste analyse van een tijdelijke General Aviation Case met 30.000 vliegbewegingen, verhuur vastgoed en uitgifte van bedrijventerrein biedt naar verwachting mogelijkheden voor een sluitende exploitatie. Risico’s •
Ingeval van een GA/BA vliegveld, is er geen sprake van commerciële burgerluchtvaart. Of de staatssteunregels als opgenomen in de Richtsnoeren 2014 van de Europese Commissie ter zake overheidsfinanciering van regionale luchthaven20 van toepassing zijn, is afhankelijk van de wijze waarop de business case wordt vormgegeven. Dit wordt bij de uitwerking van dit scena‐
rio nader onderzocht. •
Dit scenario kan leiden tot een negatief exploitatierisico voor ADT wanneer de verhuur en ver‐
koop van vastgoed en grond stagneert. Flexibiliteit Men kan, indien de markt zich aandient, een luchthavenbesluit in procedure te brengen ten behoeve van een luchthaven voor groot commercieel verkeer. Ontwikkelingen in de markt (zoals de ontwikke‐
ling Lelystad) maar ook technologie ontwikkelingen zoals satelliet navigatie21 en Remote Tower 22 vergroten de financiële haalbaarheid van een dergelijke business case. 20
PbEU, 2014, C99/03
Vanwege de introductie van satelliet navigatie de huidige navigatie systemen (NDB, VOR, DME,ILS) geleidelijk uit gefaseerd worden en vervangen worden door GPS en EGNOS. Voor kleine luchthavens of luchthavens met een beperkt aantal commerciële vliegtuig bewegingen biedt deze ontwikkeling dus de mogelijkheid om in het donker en tijdens slecht zicht omstandigheden te landen en te vertrekken zonder dat het nodig is om kostbare landing systemen op de grond te installeren. 21
22
Het remote tower concept wordt naar verwachting in 2014 door de Zweedse overheid en Europa goedge‐
keurd. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om op afstand de tower control voor luchthavens als Twente en Eelde uit te voeren. Hierdoor hoeft er geen verkeerstoren te worden gerealiseerd en kunnen de kosten voor ATC personeel voor luchthavens aanzienlijk om laag. De LVNL heeft met o.a. SAAB, NLR, en LFV recent een voorstel ingediend in Brussel voor een demonstratie project.
40
7.3
Scenario 2 ‐ Bedrijvigheid met beperkt vliegen Dit scenario verschilt van het vorige scenario doordat er geen Business Aviation/General Aviation in opgenomen is. Waar in het eerste scenario sprake is van een BA/GA‐vliegveld met daarbij ruimte voor een luchthavengebonden bedrijventerrein, is het luchthavengebonden bedrijventerrein de kern van scenario 2. Vliegen is in principe alleen mogelijk als het gerelateerd is aan dat bedrijventerrein. In dit scenario ‐ met een zoektocht naar bedrijfsontwikkelingen ‐ is een gegeven situatie dat er een overaanbod is aan reguliere bedrijventerreinen in Twente. De bijzondere eigenschappen van het gebied, zoals aangegeven bij Scenario 1, kunnen aanleiding geven voor het ontwikkelen van nieuwe concepten. Juist omdat de ontwikkeling van een regulier bedrijventerrein niet voor de hand ligt, is de uniciteit van het gebied, de trigger voor een verbijzondering van het concept en de ontwikkeling van een niche. Onderhoud‐ en reparatie park De MRO‐activiteiten uit scenario 1 staan centraal in dit scenario door op het noordelijk plangebied van luchthaven Twente een onderhouds‐ en reparatie park voor vliegtuigen en materiaal te ontwik‐
kelen. Een dergelijk park wordt direct naast de start‐ en landingsbaan ingericht. De aanwezigheid van de perfect onderhouden baan maakt het mogelijk om vliegtuigen op beperkte schaal te laten landen voor onderhoudswerkzaamheden. Luchtvracht aanvullend op MRO De ontwikkeling van een onderhouds‐ en repartiepark op het noordelijk plangebied, houdt in dat de start‐ en landingsbaan in gebruik blijft voor vliegtuigen. Een optie is hier een schaalbare aanvulling op te maken in de vorm van luchtvracht. De technologische bedrijven in de regio die gebruik maken van luchtvracht, zoals bv Siemens, worden dan bediend in hun behoefte. Zij hoeven dan niet meer naar Schiphol of elders met hun turbines en groot materieel. Testcentrum Onbemand Vliegen Het beperkte gebruik van de start‐ en landingsbaan biedt daarnaast potentie voor een nieuw feno‐
meen dat sterk in opkomst is: het onbemand vliegen. Onbemande vliegtuigen waren tien jaar gele‐
den vrijwel onbekend. Momenteel zijn er wereldwijd duizenden in gebruik. Meestal worden ze inge‐
zet voor militaire taken zoals verkenning, maar ook voor civiele toepassingen bieden onbemande vliegtuigen op langere termijn mogelijkheden die bijdragen aan duurzaamheid innovatie en werkge‐
legenheid. Het Platform Onbemande Vrachtvliegtuigen (POV), een initiatief van Prof. Heerkens van de UT, heeft als doel Nederlandse bedrijven en onderzoeksinstellingen te betrekken bij de ontwikkeling van on‐
41
bemande vrachtvliegtuigen (OVV's) en daarmee de BV Nederland te laten meeprofiteren van de op‐
komst van een nieuwe markt die aansluit op een aantal nationale sterke punten: logistiek, systeemin‐
tegratie, sensoren en ontwikkeling van subsystemen voor vliegtuigen. Betrokken partijen in dit initi‐
atief zijn Fokker, KLM, Airbus Defence & Space, the National Aerospace laboratory, the Universities of South Wales, Delft and Twente. Luchthaven Twente heeft, in samenwerking met de Universiteit Twente, een unieke kans om een onderzoek/test centrum voor onbemand vliegen te starten. Dit zou kunnen leiden tot het creëren van, naar verwachting, indicatief tussen de 100‐250 arbeidsplaatsen in de innovatieve industrie en distributie. Onbemand vliegen past beter in dit scenario – waarbij slechts incidenteel gevlogen wordt ‐ dan in scenario 1, omdat er alleen onbemand gevlogen mag worden als er geen ander vliegverkeer is. Effect op werkgelegenheid Afhankelijk van de vraag naar deze specifieke vorm van bedrijvigheid. Het MRO scenario reageert op een van de krachten van Twente, technologie. Het gaat om specifieke kennis en werkgelegenheid die aanvullend is, aan het bestaande, en een vliegwiel kan zijn voor ver‐
dere ontwikkeling van de technologische arbeidsmarkt. Zoals in scenario 1 al is aangegeven zou het MRO‐cluster 650 banen kunnen creëren. Processtappen Marktonderzoek en ‐consultatie, planvorming, privaatrechtelijke (verpachten, verkopen, etc.) en publiekrechtelijke procedures voorbereiden. Procedures en doorlooptijd Aanvraag van een Luchthavenbesluit of luchthavenregeling ‐ privaat (als onderdeel van bedrijf) of zelfstandige luchthavenontwikkeling (bijvoorbeeld GA) waar bedrijvigheid bij aanhaakt. Ten behoeve van bedrijfsdeel: ‐ Bestemmingsplan wijziging ‐ Planuitwerking, bouwrijp maken en gronduitgifte Minimaal 2 jaar doorlooptijd Realisatiestrategie Nader te onderzoeken 42
Realisatiekansen markt Nader te onderzoeken. Financiële effecten op de grex Nader te onderzoeken. Ordegrootte 4 á 5 miljoen opbrengst bij een succesvolle uitgifte van het be‐
drijventerrein. Risico’s ‐ Marktvraag naar deze specifieke locatie ‐ Publiekrechtelijke procedures voor luchthavenbesluit/‐regeling en bestemmingsplan Flexibiliteit Nader te onderzoeken 7.4
Scenario 3 – Mixed‐ Zone aan de baan Ruimtelijk concept Het noordelijke plandeel is dermate groot dat een gebiedsontwikkeling ineens in de huidige markt moeilijk zal zijn. Gezocht kan worden naar deelontwikkelingen, die dan wel parallel dan wel volgorde‐
lijk te ontwikkelen zijn. Het beperken van de omvang van de ontwikkelingen, en de mogelijkheid om ze autonoom te ontwikkelen vergroot de kans om onderscheiden markten en niches te vinden. Te‐
vens beperkt het de omvang van de benodigde investeringsvolumes iets, waardoor wellicht ook die middelen beter te organiseren zijn. In de regionale markten is er geen reguliere vraag naar woningbouw, bedrijvigheid of kantoren. Voor de invulling van het ca. 200 ha grote noordelijke plandeel is het daarom nodig goed te kijken naar specifieke aanwezige voorzieningen en locaties en hoe deze nieuwe markten en niches zouden kun‐
nen faciliteren. Daarbij dient er voortdurend een open vizier te blijven voor nieuwe marktinitiatieven. De onderstaand beschreven functies kunnen gezien worden als indicatie voor potentiële invullingen van deelgebieden. Uitwisseling met andere programma’s die vanuit marktinitiatieven naar voren komen is zeer wel denkbaar. 43
Doorontwikkeling Troned Safety Campus Troned Safety Campus kan de al ingezette ontwikkeling voortzetten. De doorontwikkeling van brandweer oefencentrum naar kenniscentrum en educatie (Riskfactory) kan het oorspronkelijke concept verbreden. De locatie met de grote hangars H7, H8 en H9 ‐ eventueel aangevuld met een enkele shelter ‐ kan dit concept goed bedienen. Ten zuidwesten van de Troned‐locatie ligt de druiventros, een verzameling karakteristieke F16‐
shelters. Het terrein kan betrokken worden bij de doorontwikkeling van Troned, als trainingsfaciliteit of verblijfslocatie. Ook andere leisure of sport‐ontwikkelingen zijn denkbaar in dit afgeschermde ge‐
bied. Hergebruik bestaande bebouwing door middel van organische ontwikkeling Het is goed mogelijk dat de karakteristieke verzameling shelters initiatiefnemers voor nieuwe con‐
cepten uitdaagt. Het terrein is zelfstandig te ontsluiten en te ontwikkelen, zodat deelontwikkelingen goed bediend kunnen worden. Organische ontwikkeling kan daarbij een kans krijgen. Care and cure Het westelijke deel van het gebied (plandeel noord / luchthaven) herbergt minder bestaand vast‐
goed. Het bestaande groen is vrij jong. Van hieruit is er zicht over de voormalige landingsbaan en de nieuwe natuur van de 130 ha EHS. Eventuele ontwikkelingen in sfeer van Care & Cure kunnen hier gefaciliteerd worden. Vanuit landschappelijke kwaliteiten is een alternatief scenario om de functies Troned en Care&Cure uit te wisselen. Solar park en innovatieve/duurzame landbouw De 3 km lange landingsbaan valt vrij voor nieuwe functies. De inrichting tot een 12 ha groot Solar Park op deze baan creëert een nieuw dimensie aan de duurzame ontwikkeling van de voormalig luchtmachtbasis. Initiatiefnemers voor een Solar Plant hebben zich reeds bij ADT gemeld. Het omliggende grasland kan beschikbaar komen voor agrarisch gebruik. Daarvoor is – buiten de verharding van de landingsbaan – circa 100 ha beschikbaar. De landbouwkundige kwaliteit van deze gronden dient nog onderzocht te worden. Zowel verplaatsing van agrarische bedrijven van elders, als introductie van een nieuw bedrijf behoort tot de mogelijkheden. Het initiatief Boerderij van de Toe‐
komst kan in samenhang met de Solar Plant de duurzame ontwikkeling een boost geven. Het vrij houden van bebouwing van de voormalige landingsbaan met omliggend grasland markeert de locatie in cultuurhistorisch opzicht. Bedrijfsbebouwing bij deze Agro en Solar Plants kan gesitu‐
eerd worden aan de voormalige platformen direct ten noorden van de landingsbaan. 44
Scenario Mixed – Zone aan de baan Effect op werkgelegenheid Afhankelijk van de specifieke invulling van het scenario met functies. Processtappen Marktonderzoek en ‐consultatie, planvorming, privaatrechtelijke (verpachten, verkopen, etc.) en publiekrechtelijke procedures voorbereiden. Procedures en doorlooptijd ‐ Bestemmingsplan wijziging ‐ Planuitwerking, bouwrijp maken en gronduitgifte Minimaal 2 jaar doorlooptijd 45
Realisatiestrategie Nader te onderzoeken Realisatiekansen markt Nader te onderzoeken. Financiële effecten op de grex Het financiële effect op de grex is in dit stadium niet in te schatten omdat de omvang van de functies en de mogelijke marktinitiatieven niet bekend zijn. Wel is het uitgangspunt in dit scenario om te kij‐
ken welke functie het beste aansluit bij de bestaande structuren zoals de baan, de druiventros, Tro‐
ned en het schraalgrasland waardoor de investeringskosten mogelijk beperkt kunnen worden. In een organische ontwikkeling als deze zal getracht worden door tijdelijke bestemmingen de kosten uit tijdelijke opbrengsten te dekken. Door al snel tijdelijke functies te faciliteren, zoals Troned en solarparken, kan een kasstroom ontwikkeld worden die de kosten van beheer en onderhoud van het gebied kunnen dragen. Bij de omschrijving van de functies is reeds aangegeven dat de opbrengstpotentie van de genoemde functies als uitbreiding Troned, agrarische invulling en care en cure beperkt zijn en afhankelijk van de mogelijke marktinitiatieven. Door marktinitiatieven niet onmogelijk te maken dient getracht te wor‐
den de voorinvesteringen te beperken. Het scenario ‘mixed‐zone langs de baan’ gaat uit van een hoog percentage uitgeefbaar gebied. Door de grond intensief te gebruiken kan dit de opbrengstpo‐
tentie vergroten. Risico’s ‐ Marktvraag naar deze specifieke locatie ‐ Publiekrechtelijke procedures voor bestemmingsplan ‐ Flora en Fauna wetgeving en natuurwetgeving, vooral in relatie tot agrarisch gebruik Flexibiliteit Het concept biedt veel flexibiliteit voor het invoegen van kansrijke functies. 46
7.5
Scenario 4 – Mixed – Buitenplaats Twenthe Ruimtelijk concept Het verschil van dit scenario met het vorige scenario wordt met name bepaald door de betekenis die wordt gegeven aan de bestaande landschapsstructuren en ‐kwaliteiten in de ruimtelijke ontwikke‐
ling van het gebied en de daarmee samenhangende lagere dichtheid van de functies. De voormalige militaire luchthaven Twenthe wordt omringd door een kring van landgoederen en natuurlijke landschappen. Deze landschappen zijn verbonden door de bestaande en nieuwe EHS‐
lijnen. Dit landschap in het hart van Twente kan versterkt worden door de kenmerken en kwaliteiten uit te vergroten. Het landschap als drager van een landgoed‐ontwikkeling was één van de kenmerken van de oorspronkelijke plannen van de Twentse Basis. Inpassing van “rode functies” hoeft niet bij voorbaat een belemmering te zijn, zoals blijkt op land‐
goed Twickel. Rode functies als boerderijen en een zagerij zijn daar ingepast en dragen met hun ex‐
ploitaties bij aan de instandhouding van het landgoed. Die parallel kan gezocht worden door eerst de situering en kenmerken van het gebiedsdeel Noord te onderzoeken en af te stemmen met de omliggende landschappen. Ook de reeds ingezette ontwikke‐
ling van de woon‐ en werkparken hoeft geen afbreuk te doen aan zo’n buitenplaats‐benadering. De hoofdlijn in dit scenario is ervoor te zorgen dat compacte enclave / buitenplaatsen worden afge‐
bakend die omzoomd worden door een natuurlijk landschap. Mogelijk biedt zo’n groen casco tevens mogelijkheden om het blauwe casco (waterhuishouding) ook te versterken. De huidige ondergrondse verbindingen (onder de startbaan) kunnen in stand worden gehouden of mogelijk bovengronds worden gebracht. Met name de verbindingen naar ’t Holthuis en de Hesbeek lijken hierbij kansrijk. Organische ontwikkelingbinnen de bestaande ruimtelijke structuur De kenmerkende voorzieningen op noord, zoals de enclave van hangars (H7, H8, H9), de druiventros met F16‐shelters, het platform, en de bunkers aan de noordelijke weg zijn potentiele hergebruik‐
clusters. Door op deze wijze autonome “eilanden” af te bakenen en daarbij rekening te houden met karakteristiek en uniek vastgoed is het niet ondenkbeeldig creatieve ideeën en investeringen uit de markt te interesseren. Tevens voorkomt deze “eiland‐benadering” dat alles ineens ontwikkeld moet worden. Een stap voor stap ontwikkeling en tijdelijk gebruik is goed mogelijk, maakt de planontwik‐
keling minder kwetsbaar, en geeft de markt de tijd om toekomstbestendige ontwikkelingen in gang te zetten. Functies in relatie tot landschapsstructuren Vooralsnog kunnen als gebruikers genoemd worden: -
Troned Safety Campus, bij de hangars in het oostelijke deel 47
-
Platform en de westelijk gelegen gebouwen in de bosrand faciliteren een Care & Cure ont‐
wikkeling De druiventros faciliteert een gated innovatie‐cluster. Een Camp als trainingsfaciliteit en groepsaccommodatie – al dan niet in samenspraak met Troned – is denkbaar. De unieke 3 km lange doorkijk over de landingsbaan in dit kleinschalige archaïsche landschap is van‐
uit cultuurhistorisch oogpunt, het behouden waard. Hergebruik van het omliggende grasland ten behoeve van agrarische activiteiten kan een marktvraag bedienen. Doorsnijding van deze baan staat het agrarisch gebruik niet bij voorbaat in de weg, en versterkt wel de aanhechting bij het omliggende natuurlijke landschap. Het vergroot de doorwaadbaarheid. Scenario Buitenplaats Twenthe Effect op werkgelegenheid Afhankelijk van de specifieke invulling van de functies in dit scenario. 48
Processtappen Marktonderzoek en ‐consultatie, planvorming, privaatrechtelijke (verpachten, verkopen, etc.) en publiekrechtelijke procedures voorbereiden. Procedures en doorlooptijd ‐ Bestemmingsplan wijziging ‐ Planuitwerking, bouwrijp maken en gronduitgifte Minimaal 2 jaar doorlooptijd Realisatiestrategie Nader te onderzoeken Realisatiekansen markt Nader te onderzoeken. Financiële effecten op de grex Het financiële effect op de grex is net als bij het scenario ’ mixed‐zone aan de baan’ in dit stadium niet in te schatten omdat de omvang van de functies en de mogelijke marktinitiatieven niet bekend zijn. Bij de omschrijving van de functies in hoofdstuk 6 is reeds aangegeven dat de opbrengstpotentie van de genoemde functies als uitbreiding Troned, agrarische invulling en care en cure beperkt zijn en afhankelijk van de mogelijke marktinitiatieven. In tegenstelling tot het scenario mixed‐z‘one aan de baan’ gaat deze ontwikkeling uit van een minder intensieve bebouwing van het gebied maar een ontwikkeling van landgoederen in het groen. Door de grond minder intensief te gebruiken heeft dit scenario een lagere opbrengstpotentie dan het scenario ‘mixed‐zoneone aan de baan’. Risico’s ‐ Marktvraag naar deze specifieke locatie ‐ Publiekrechtelijke procedures voor bestemmingsplan ‐ Flora en Fauna wetgeving en natuurwetgeving, vooral in relatie tot agrarisch gebruik 49
Flexibiliteit Het concept biedt flexibiliteit voor het invoegen van kansrijke functies. 7.6
Terugvaloptie Een relatief eenvoudige terugvaloptie (‘no regret’) is de verhuur aan Troned en andere vastgoedob‐
jecten door te zetten om onderhoud van het gebied op een adequaat niveau te kunnen houden. In principe kunnen hiermee alle opties voor de toekomst open blijven en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen uit de markt wanneer deze zich voordoen, hetzij in de vorm van vliegen, hetzij in een andere vorm. Zweefvliegen zou in dit geval ook mogelijk kunnen zijn. Het kan zijn dat het ministerie van I&M om reden van strategische aard beslist om luchthaven Twen‐
te blijvend van nationale betekenis aan te merken. De luchthaven is daarmee een strategische reser‐
ve. Effect op werkgelegenheid Alleen beheer (minimaal) Processtappen Niet van toepassing Procedures en doorlooptijd Decentralisatie bevoegdheid luchthaven van rijk naar provincie, tenzij I&M de luchthaven niet decen‐
traliseert om strategische redenen. Financiële effecten op de grex Wanneer er in de terugvaloptie geen vastgoed en grond meer verhuurd wordt, zullen de beheerskos‐
ten afhankelijk zijn van de hoogte van het onderhoudsniveau dat nagestreefd wordt. De beheerkos‐
ten per jaar liggen tussen de € 40.000 en € 500.000, al naar gelang de keuze voor een laag of normaal onderhoudsniveau. Wanneer de verhuur van grond en vastgoed aan Troned wordt voortgezet kan bij een voortzetting van een normaal onderhoudsniveau, een licht positieve kasstroom gerealiseerd worden. 50
Risico’s Zeer beperkt. Flexibiliteit Met deze terugvaloptie blijven in principe alle mogelijkheden voor de toekomst open.
51
8. VERVOLGPROCES Na het besluit van raad en Staten in juli over welke scenario’s uitgewerkt dienen te worden, kan ge‐
start worden met een haalbaarheidsanalyse van de scenario’s. In dit hoofdstuk wordt omschreven hoe deze uitwerking plaats kan vinden . Het hoofdstuk wordt afgesloten met een planning. 8.1
Organisatiestructuur Elk scenario wordt onder leiding van de directeur van ADT door een projectleider uitgewerkt. Deze biedt op korte termijn een projectplan aan, aan het Algemeen Bestuur van ADT. Dit is het vertrek‐
punt van de analyse. In dit projectplan staat welke stappen ondernomen worden om samen met stakeholders en marktpartijen te komen tot een stevige verkenning van de markt en een (financiële) haalbaarheidsanalyse en welke interactie met de omgeving kan worden gezocht (zie paragraaf 8.3). Een eerste stand van zaken over de (on‐)mogelijkheden van de scenario’s kan in een tussenrapporta‐
ge worden gemeld. Daarin kan verslag worden gedaan van de resultaten van de gesprekken met marktpartijen en andere stakeholders en een eerste beeld worden gegeven van de marktverwach‐
tingen. De definitieve resultaten worden vervolgens gepresenteerd aan het Algemeen Bestuur van ADT. Daarna vindt doorgeleiding naar GS en B en W en vervolgens PS en Gemeenteraad plaats. 8.2
Uitwerking scenario’s Bij het verder verkennen en uitwerken van de mogelijkheden van de vier scenario’s wordt aandacht besteed aan uitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 5 en gaat het verder vooral om: 







de marktbehoefte de ruimtelijke inpassing de economische en werkgelegenheidseffecten de duurzaamheidsaspecten en milieueffecten de te doorlopen procedures en doorlooptijd de financiële effecten en de risico’s procedurele risico’s. De realisatiestrategie wordt verder uitgewerkt nadat een besluit is genomen door raad en Staten over de resultaten.. Marktbehoefte Om de realisatiekansen van een scenario te beoordelen worden samen met partners gesprekken gevoerd met bedrijfsleven en andere marktpartijen . Op basis van de kenmerken van een scenario en die gesprekken zal bepaald worden of aanvullend onderzoek nodig is.. Belangrijk is dat er zowel een 52
kwalitatieve als een kwantitatieve analyse gemaakt wordt zodat zowel de grote van de behoefte als het type behoefte in beeld wordt gebracht en dat duidelijk wordt of er belangstelling uit de markt is. Mogelijk zijn er initiatiefnemers met wie afspraken over een vervolg gemaakt kunnen worden. Marktpartijen hebben een belangrijke rol in dit deel van de verkenning en uitwerking. Ruimtelijke inpassing Elk scenario dient getoetst te worden op ruimtelijke inpassing. Aan de hand van een vlekkenplan kan bezien worden of de functies ingepast kunnen worden in de huidige structuur. Ook kan beoordeeld worden welke invloed dit heeft op de nabijgelegen infrastructuur. Deze onderlegger kan als input dienen voor de financiële analyse. Economische effecten, werkgelegenheid en innovatie Naast een marktverkenning zal een economische effecten analyse uitgewerkt worden per scenario. Hierbij zal zowel de werkgelegenheid, de economische effecten op regionaal en landelijk niveau en de mate van innovatie en de mogelijke spin off voor de regio hierop een plaats krijgen. Duurzaamheid en milieueffecten Elk scenario heeft invloed op de omgeving, in een quickscan zal in beeld worden gebracht welke in‐
vloeden worden verwacht zodat in de afweging tussen de scenario’s beoordeeld kan worden welke milieueffecten het scenario zal hebben op de omliggende omgeving. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan flora en fauna, geluidsoverlast, etc. Ook zal beoordeeld worden in welke mate het een duurzaam scenario betreft. Procedures en doorlooptijd Voor elk scenario zal in beeld gebracht worden welke procedures doorlopen dienen te worden, door welke instantie dit gebeurd en hoe lang de doorlooptijd van de vaststelling‐ en beroepsprocedures zijn. Financiën en risico’s In de analyse per scenario zal op basis van marktbehoefte een businesscase worden opgesteld om de potentiele grondwaarde van het gebied te kunnen vaststellen. Gezamenlijk met een nieuwe grond‐
exploitatie voor het deelgebied zal deze opgenomen worden in de haalbaarheidsanalyse. Hierdoor kan het totale effect op de grondexploitatie van ADT in beeld gebracht worden. Vervolgens zal een risicoanalyse worden opgesteld voor het scenario. 53
8.3
Interactie met de omgeving De scenario’s komen in interactie met de omgeving tot stand. Doel is om tot haalbare scenario’s te komen die voldoen aan de geformuleerde criteria. De mate van mogelijke inbreng is afhankelijk van de ruimte die de functies binnen een scenario nog toestaan en is daarmee maatwerk per scenario. Doelgroepen die inbreng zouden kunnen of willen leveren aan de uitwerking van de scenario’s zijn: 


stakeholders met een belang zoals omliggende gemeenten, omwonenden, belangengroepen marktpartijen die inhoud en investeringen willen koppelen aan scenario’s experts, marktpartijen en belangstellenden met specifieke kennis met betrekking tot de sce‐
nario’s. Deze partijen kunnen afhankelijk van de ruimte die de functies toestaan: 


zelf de verantwoordelijkheid nemen voor (een deel van) de uitwerking van een scenario vooraf adviseren (participeren) achteraf adviseren (geconsulteerd worden over het resultaat). Zo is het scenario waar General Aviation of Bedrijvigheid met beperkt vliegen centraal staat, gebon‐
den aan gerichte gesprekken vooraf met experts en marktpartijen die deze functies kunnen leveren. Eventueel gecombineerd met consultatie achteraf. Bij de verkenning van de mogelijkheden voor bedrijvigheid (o.a. MRO) kan het bedrijfsleven een belangrijke rol vervullen. In de ‘mix’ scenario’s is ruimte voor inhoud, ideeën en investering van veel verschillende marktpartijen. Daarbij is sprake van twee verschillende ‘mixen’: Zone aan de Baan en Buitenplaats Twenthe. De laatste mix is gebaseerd op het landschap als drager van een landgoed‐ontwikkeling. Dit was één van de kenmerken van de oorspronkelijke plannen van de Twentse Basis. Het is daarom denkbaar dat de initiatiefnemers van toen deze variant uitwerken, gefaciliteerd door ADT. Partijen, rollen werkvormen In de tabel op de volgende pagina staan de soorten partijen waarmee interactie plaatsvindt en hun rollen omschreven. In de groene rechterkolom staan de werkvormen waarin interactie plaats kan vinden, van individueel gesprek tot werkatelier. Wij stellen voor gebruik te maken van het digitale platform www.oons.com voor het breder ophalen van advies vooraf en het communiceren over de scenario’s tijdens en na de uitwerking. Dit digitale platform biedt ruimte om het basisidee achter een scenario te delen met individuen, bedrijven, instellingen en overheden. Deze partijen kunnen vervol‐
gens reageren op vragen of probleemstellingen die opduiken in het scenario. In alle gevallen geldt dat scenario’s volgens dezelfde criteria worden uitgewerkt en dat raad en Sta‐
ten uiteindelijk besluiten over de uitgewerkte scenario’s en wat die betekenen voor het vervolg van de ontwikkeling van het gebied waarop de luchthaven was voorzien. 54
Communicatie Alle stakeholders worden tijdens en na het proces geïnformeerd over het uitwerken van de scena‐
rio’s, voortgang en uitkomsten. Voor deze communicatie wordt een aanpak gemaakt nadat raad en Staten in juli hebben besloten welke scenario’s uitgewerkt moeten worden. 55
Interactie in de ontwikkeling van scenario’s Business/ General Aviaton Bedrijvigheid Mixed met beperkt Zone vliegen aan de baan Mixed Buitenplaats Twenthe Partijen waarmee interactie is, en hun rol Ander dan ADT neemt verant‐
woordelijkheid voor (deel van de) uitwerking. ADT faciliteert. Advies vooraf (participatie): marktpartijen en/of experts Advies vooraf (participatie): stakeholders met een belang en belangstellenden met specifie‐
ke kennis Advies achteraf (consultatie): marktpartijen en/of experts Communicatie tussentijds en achteraf door ADT Vormen van inter‐
actie x x In te vullen door initiatief‐
nemer x x x Invulling door TB Werkateliers of ronde tafel gesprekken x Invulling door TB Werkateliers en oons.com x Invulling door TB Maatwerk (per mail of in gesprek) x x x x oons.com Social media 56
8.4 Kosten vervolgproces De onderzoekskosten per scenario bestaan uit personeelskosten voor o.a. procesmanagement, en bureaukosten ten behoeve van advieswerkzaamheden en communicatiekosten. De kosten‐
ramingen zijn hieronder per scenario opgenomen. Wanneer alle scenario’s uitgewerkt dienen te worden is ca. € 600.000 nodig aanvullend op de begroting 2014 van ADT. Na de tussenrap‐
portage, in oktober, is het denkbaar dat er één of meer scenario’s zijn die niet of beperkt ver‐
der hoeven te worden uitgewerkt, wat kan leiden tot lagere kosten. De scenario’s mixed Zone langs de baan en Buitenplaats Twente behoeve een uitgebreidere verkenning van de markt en aanvullende onderzoeken omdat hier sprake is van meerdere functies en deze allemaal voldoende verkend dienen te worden. De scenario’s Business Aviati‐
on/General Aviation en Bedrijvigheid met beperkt vliegen kunnen gezamenlijk opgepakt wor‐
den onder leiding van één projectleider. Deze scenario’s zijn aanvullend aan elkaar. Hier is reeds veel informatie over beschikbaar waardoor deze scenario’s minder kosten dan de overi‐
ge twee scenario’s. 8.5 Planning De verkenning en uitwerking van de scenario’s wordt begin juli, na besluitvorming in raad en Staten, opgestart waarna in 6 maanden de scenario’s op haalbaarheid worden getoetst. Tus‐
sentijds zal bij de voortgangsrapportage derde kwartaal gerapporteerd worden aan raad en Staten over de voortgang. De behandeling van de resultaten kan begin 2015 plaatsvinden. 57
BIJLAGE 1. LIJST GERAADPLEEGDE PERSONEN/ORGANISATIES De volgende personen of instanties zijn geraadpleegd ten behoeve van de verkenning naar de mogelijk verschillende functies en scenario’s. Zijn zijn echter niet
(mede-) verantwoordelijk voor de inhoud van deze rapportage. .
Fred van Houten
Universiteit Twente
Hans Heerkens
Universiteit Twente
Jan Emmerzaal
Universiteit Twente
Kees Eijkel
Kennispark
Jaap Spoorenberg
IKT
Han Wiendels
HMO
Maurice Essers/Herman Finkers
SAVT
Wim Joost Licht
Gemeentesecretaris Hengelo
Gerdien Looman
Regio Twente
Tijs van Lieshout
Troned, Safety Campus
Albert Gieling
Brandweer Twente
Herman Meuleman
Veiligheidsregio Twente
George MH van de Velde e.a.
Stichting Lonnekerland
Con de Man e.a.
Stichting Dorpsbelangen De Lutte
Delegatie college B&W
Gemeente Dinkelland
Delegatie college B&W
Gemeente Oldenzaal
58
Keizer
Woonzorg Nederland
Beimers
lid Raad van Bestuur MST
Van Teijlingen
NPM Capital (healthcare)
Moes
Triatact
NAV; TMRC; TZC
Vliegende Gebruikers
Meiltje de Groot
directeur Vliegveld Teuge
Diverse specialisten
provincie Overijssel, gemeente Enschede
59