Saneringsplan Herontwikkelingslocatie Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem te Amersfoort Gegevens opdrachtgever Gemeente Amersfoort Stadhuisplein 1 3811 LM Amersfoort Contactpersonen: Mevrouw C. Tijhuis De heer P.P.J. Camps Contactpersonen CSO De heer G. Hoekstra De heer S. Uiterwijk Rapportnummer: 14M4124 Versiedatum: 4 april 2014 Status: Definitief Versie: 03 Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. Inleiding................................................................................................................................................................1 Achtergronden.....................................................................................................................................................2 2.1 Gebiedsbeschrijving ....................................................................................................................................2 2.2 Geplande herinrichting ..............................................................................................................................3 2.3 Gebruikshistorie ..........................................................................................................................................4 2.4 Voorafgaand (bodem)onderzoek en sanering ..........................................................................................4 2.4.1 Bodemsanering Koppel-Noord.......................................................................................................5 2.4.2 Voortoets Flora-, Fauna- en Natuurbeschermingswet................................................................5 2.4.3 Niet gesprongen explosieven (NGE)...............................................................................................6 2.4.4 Verkennend- en nader bodemonderzoek......................................................................................6 2.5 Regionale bodemopbouw en geohydrologie.............................................................................................7 Uitwerking saneringsplan .................................................................................................................................8 3.1 Landelijk Beleidskader ...............................................................................................................................8 3.2 Saneringsdoelstelling .................................................................................................................................8 3.3 Uitwerking saneringsvarianten ...............................................................................................................10 3.3.1 Variant 1: Het verwijderen van de verontreinigingen (zeven op locatie).................................10 3.3.2 Variant 2: Het verwijderen van de verontreinigingen (zeven buiten de locatie).......................11 3.4 Weging saneringsvariant ..........................................................................................................................11 Beschrijving saneringsmaatregelen ...............................................................................................................12 4.1 Algemeen ...................................................................................................................................................12 4.2 Voorbereidende werkzaamheden, inrichting saneringslocatie en werkterrein omgevingsfactoren en tijdelijke maatregelen ..................................................................................................................................12 4.2.1 Archeologie......................................................................................................................................12 4.2.2 Afscheiding .....................................................................................................................................12 4.2.3 Bomen..............................................................................................................................................13 4.2.4 Borstelplaats voor vrachtwagens en graafmaterieel.................................................................13 4.2.5 Kabels en leidingen .......................................................................................................................14 4.2.6 Uitzetten ontgravingsvakken ........................................................................................................14 4.2.7 Ketenpark .......................................................................................................................................14 4.2.8 Toegankelijkheid ............................................................................................................................15 4.2.9 Niet gesprongen explosieven en munitie....................................................................................15 4.2.10 Funderingen ...................................................................................................................................15 4.3 Saneringswerkzaamheden ......................................................................................................................16 4.4 Arbeidshygiënische maatregelen ............................................................................................................19 4.4.1 Vaststellen veiligheidsklassen......................................................................................................20 4.4.2 Veiligheidsmaatregelen.................................................................................................................20 4.5 Vergunningen en meldingen ....................................................................................................................21 4.6 Organisatie en kwaliteitsborging..............................................................................................................22 4.6.1 Directievoering ...............................................................................................................................22 4.6.2 Milieukundige begeleiding (MKB).................................................................................................22 4.6.3 Betrokken partijen .........................................................................................................................22 4.7 Kwaliteitsborging........................................................................................................................................26 Evaluatie en nazorg ..........................................................................................................................................27 5.1 Evaluatierapport ........................................................................................................................................27 5.2 Evaluatie saneringsdoelstelling ...............................................................................................................28 Literatuur............................................................................................................................................................29 14M4124 4 april 2014 Definitief Bijlagen Bijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage 2: Overzichtstekening met ligging van de boorpunten, sleuven, peilbuizen Bijlage 3: Overzichtstekening met ontgravingscontour en inrichting werkterrein Bijlage 4: Foto's onderzoekslocatie Bijlage 5: Kadastrale gegevens Bijlage 6: Niet Gesprongen Explosieven (NGE's) Bijlage 7: Fundering flats (bron: De Alliantie) Bijlage 8: Tekening geplande herinrichting (maart 2014) Bijlage 9: Begrippen en afkortingen Bijlage 10: Boombeschermingsplan Bijlage 11: Deelgebieden reeds gesaneerd [4] en ligging onderzoekslocatie 14M4124 4 april 2014 Definitief 1. Inleiding In opdracht van de Gemeente Amersfoort, sector SOB, heeft CSO Adviesbureau een saneringsplan opgesteld voor de 'Herontwikkelingslocatie Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem te Amersfoort'. De regionale ligging van de locatie is weergegeven op de kaart, bijgevoegd als bijlage 1. De aanleiding wordt gevormd door de aanwezige bodemverontreiniging en de voorgenomen functiewijziging / herontwikkeling van het terrein. Op de locatie is onder andere een verontreiniging met zware metalen, PAK en asbest in de bodem aangetroffen. Op initiatief van de gemeente Amersfoort wordt het binnenterrein opnieuw ingericht. Ter plaatse is onder andere een speelplaats, zijn tuinen en mogelijk tevens volkstuinen gepland. Het doel is om binnen de beleidsruimte voor bodemsanering, rekening houdend met de wensen van de opdrachtgever (gemeente Amersfoort), een optimale saneringsvariant uit te werken, die als basis dient voor de uitvoering van de sanering. Het terrein dient na sanering, ten aanzien van bodemverontreiniging, veilig te worden verklaart voor het gebruik als (volks)tuinen, speelplaats en openbare ruimte. De voor de opdrachtgever optimale saneringsvariant is uitgewerkt in onderhavig saneringsplan. Een deel van de saneringslocatie is in eigendom van Woningbouwvereniging De Alliantie (tuinen), een deel in eigendom van de gemeente Amersfoort. Het binnenterrein en een aantal tuinen aan de zuidoostzijde van de locatie worden gesaneerd. De tuinen ten westen van de locatie vallen niet binnen de invloedssfeer van onderhavig (deel)saneringsplan. In verband met een kosteneffectieve aanpak, worden de deellocaties gelijktijdig gesaneerd. De gemeente Amersfoort is directievoerder op de sanering en is hiervoor door woningbouwvereniging De Alliantie reeds gemandateerd (brief met kenmerk LDG, 17 maart 2014). De communicatie zal via de gemeente Amersfoort verlopen. Omdat de saneringslocatie zich binnen een woonwijk bevindt, heeft de gemeente Amersfoort op 12 maart 2014 een informatie-markt voor omwonenden en belanghebbenden georganiseerd. CSO Adviesbureau is door Eerland gecertificeerd volgens ISO 9001, ISO 14001, VCA**, BRL SIKB 1000, 2000, 6000 en SC-540. In hoofdstuk 2 is een overzicht van de reeds beschikbare gegevens en de verontreinigingssituatie weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleid en de saneringvariant. In hoofdstuk 4 zijn de saneringsmaatregelen uitgewerkt. In hoofdstuk 5, tenslotte, worden de evaluatie en nazorg beschreven. Voor een uitleg van de in dit rapport gebruikte begrippen en afkortingen wordt verwezen naar bijlage 9. 14M4124 4 april 2014 Pagina 1 Definitief 2. Achtergronden 2.1 Gebiedsbeschrijving De locatie bevindt zich in een woonwijk en betreft het binnenterrein aan de Boogschutter-Dierenriem te Amersfoort. De woonwijk is vanaf 1961 ontwikkeld. De ligging van de onderzoekslocatie is weergegeven op de kaart, bijgevoegd als bijlage 2. In bijlage 4 zijn enkele foto's van de locatie bijgevoegd. Op de locatie zijn woningen (flats) met een gezamenlijke binnenterrein, bestaande uit openbaar groen, een speelplaats en tuinen van huurders, aanwezig (zie foto 1). In de directe omgeving bevinden zich (doorgaande) wegen en woningen. Het binnenterrein is in eigendom van de gemeente Amersfoort. De benedenwoningen hebben privé-tuinen (in eigendom van woningbouwvereniging De Alliantie). De eigendomssituatie is op kaartbijlage 3 weergegeven. In bijlage 5 zijn de kadastrale kaarten en de kadastrale berichten bijgevoegd. Foto 1: Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem januari 2013 14M4124 4 april 2014 Pagina 2 Definitief In de onderstaande tabel zijn de algemene gegevens van de onderzoekslocatie opgenomen. Tabel 2.1 Algemene locatiegegevens Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem te Amersfoort Adres: Binnenterrein Boogschutter Dierenriem te Amersfoort Oppervlakte binnenterrein, Circa 2458 m² (te saneren deel) saneringslocatie (in eigendom gemeente) Oppervlakte tuinen, saneringslocatie (in Circa 884 m² (te saneren deel) eigendom van de woningbouwvereniging De Alliantie) Kadastrale gegevens: Gemeente Amersfoort, sectie G, Nummer 1817 (binnenterrein in eigendom van de gemeente Amersfoort) Gemeente Amersfoort, sectie G, nummer 4492 (deel), nummer 4489 (deel); onderzochte tuinen in eigendom van woningbouwvereniging De Alliantie. Huidig gebruik: Openbaar groen, een kinderspeelplaats en tuinen Toekomstig gebruik: tuinen, mogelijk volkstuinen, speelplaats en openbaar groen Bebouwing: Geen Verharding: Nagenoeg volledig onverhard, ter plaatse van de speeltuin en plaatselijk in de tuinen is een verharding aanwezig bestaande uit tegels, klinkers en plaatselijk beton (tuinen) Eventuele tanks: 2.2 Voor zover bekend niet aanwezig of aanwezig geweest. Geplande herinrichting Op de locatie worden tuinen, een speelplaats, openbaar groen en mogelijk volkstuinen gerealiseerd. In bijlage 8 is het herinrichtingsplan weergegeven (bron: G84 tuin- en landschapsarchitect). Het perceel is momenteel in gebruik als speelplaats, openbaar groen en tuinen van huurders van woningbouwvereniging De Alliantie. Het binnenterrein wordt momenteel en na de herinrichting intensief als speelplaats gebruikt (circa drie dagen per week). In verband hiermee dient een buitenkast van de flat aan de noordwestzijde van de locatie als opslag voor speelgoed. Op de locatie zijn struiken en bomen aanwezig. Een boom (Moseik) aan de noordoostzijde en de bomen aan de westzijde van de locatie dienen behouden te blijven. De hoogte van het maaiveld zal nagenoeg ongewijzigd blijven. De planvoorbereiding wordt verzorgd door de firma G84 tuin- en landschapsarchitectuur. 14M4124 4 april 2014 Pagina 3 Definitief 2.3 Gebruikshistorie De onderzoekslocatie bevindt ten dele ter plaatse van een voormalige stortplaats (locatiecode BIS gemeente Amersfoort: AA030700119) [4]. In de periode van 1931 tot 1949 is straatvuil, huisvuil en bedrijfsafval gestort in een 30 meter brede strook langs de Oude Liniedijk, tussen de Hooglandsedijk en de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, over een lengte van circa 550 meter. Voor 1931 was de locatie in gebruik als weiland (bron: watwaswaar.nl). De hoogte van de stort bedroeg 2,5 tot 3,5 meter boven maaiveld. In 1996 is het stortmateriaal uitgevlakt, waarbij het dijkzand met het stortmateriaal is verspreid. De totale hoeveelheid uitgereden zand met stortmateriaal is geschat op circa 100.000 m³. Hiervan betreft circa 45.000 m³ stortmateriaal [4]. Na het uitvlakken is het noordelijk gelegen terrein ingericht als woonwijk (Koppel-Noord), gelegen tussen het Valleikanaal, de Hooglandseweg en de spoorlijn Amersfoort-Zwolle (totale oppervlakte: circa 22 hectare). De huidige woonwijk is vanaf 1961 ontwikkeld. In de onderstaande tabel is de historie samengevat. Tabel 2.2 Historie Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem e.o. te Amersfoort Functie gebruik / activiteit Periode / jaar Opmerkingen Agrarisch (weiland) < 1931 - Stort 1931-1941 30 meter brede strook langs de Oude Liniedijk, tussen de Hooglandsedijk en de spoorlijn over een lengte van circa 550 meter. Braakliggend 1941-1961 - Uitvlakken stortmateriaal 1996 Voor uitvlakken bedraagt de dikte 2,5 tot 3,5 meter, na uitvlakken circa 1 meter Deelsanering 2000 en 2001 Het westelijk deel van het binnenterrein is gesaneerd (zie paragraaf 2.4.1). De sanering bestond uit het ontgraven van het stortmateriaal tot 1 m-mv, het aanbrengen van signaaldoek en een leeflaag met een dikte van circa 1 meter. Inrichten woonwijk 1961-heden - Herinrichting binnenterrein 2014 Tuinen, speelplaats en mogelijk volkstuinen 2.4 Voorafgaand (bodem)onderzoek en sanering Ter plaatse van de onderzoekslocatie en in de directe omgeving zijn reeds diverse (bodem)onderzoeken verricht en is een (deel)sanering uitgevoerd. 14M4124 4 april 2014 Pagina 4 Definitief 2.4.1 Bodemsanering Koppel-Noord In 2000/2001 heeft op een deel van de Koppel-Noord een sanering plaatsgevonden [4]. Het gesaneerde gebied is aangeduid als deelgebied 1 t/m 4: ● Deelgebied 1: Percelen 1804 en 1811, terrein basisschool, tuinen bij woningen. ● Deelgebied 2: Perceel 1806, voor- en achtertuinen bij woningen. ● Deelgebied 3: Percelen 1817 en 1818, grasveld dat als speelterrein wordt gebruikt. ● Deelgebied 4: Percelen 1807 en 1808, achterzijde Meridiaan. Op de kaart, bijgevoegd als bijlage 11, is de ligging van de vier deelgebieden en de huidige saneringslocatie weergeven. De saneringslocatie aan het Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem bevindt zich in deelgebied 3 en maakt deel uit van de locatie Koppel-Noord. De grond is verontreinigd met zware metalen en PAK (licht tot sterk verontreinigd). De verontreinigingen zijn te relateren aan het stortmateriaal (Wbb-code: UT 15/108). Doel van de sanering in 2000/2001 was het opheffen of tegengaan van bodemverontreiniging en de schadelijke gevolgen daarvan tot een aanvaardbaar milieuhygiënisch resultaat. Uitgangspunt was dat door middel van het aanbrengen van een leeflaag met uniforme dikte, de risico's als gevolg van de aanwezige verontreinigingen, worden opgeheven. Bij het aanbrengen van de maatregelen is zoveel als mogelijk aangesloten bij de ontwikkelingen voor het gebied. Het westelijk deel van het binnenterrein aan de Boogschutter-Dierenriem (onderzoekslocatie) is reeds gesaneerd (deelgebied 3; zie bijlage 11). Dit terrein betreft voor het jaar 2000 een grasveld, dat in gebruik is als speelterrein. De sanering heeft in het jaar 2000 plaatsgevonden en bestond uit de volgende onderdelen: 1. Het ontgraven van grond/stortmateriaal tot circa 1 m-mv. 2. Het afvoeren van de grond en het stortmateriaal. 3. Het afdekken van de putbodem met geotextiel. 4. Het aanvullen van de putbodem met schone grond (de bovenste 0,3 meter is aangevuld met teelaarde, voor het overige is ophoogzand toegepast). De beïnvloeding van de grondwaterkwaliteit door de voormalige stortactiviteiten op de locatie is gering [4]. Dit is bevestigd in het recentelijk uitgevoerde bodemonderzoek [2]. 2.4.2 Voortoets Flora-, Fauna- en Natuurbeschermingswet Uit informatie van de opdrachtgever blijkt dat binnen het plangebied van de sanering Boogschutter geen wettelijk beschermde soorten te verwachten zijn. Op basis van de gebiedskenmerken en de gegevens in onze natuurdatabase zijn deze uit te sluiten. Wel blijft aandacht voor broedende vogels van belang. Vanuit de flora- en faunawet is het verstoren van broedende vogels altijd verboden. 14M4124 4 april 2014 Pagina 5 Definitief Mocht het qua planning kritisch worden ten aanzien van broedende vogels, dan is er vanuit de wet wel de mogelijkheid om het broeden van vogels te voorkomen. Door linten, maaien van vegetatie of anderszins mag broeden voorkomen worden. 2.4.3 Niet gesprongen explosieven (NGE) Uit eerder verricht onderzoek blijkt dat het risico's op de aanwezigheid van Niet Gesprongen Explosieven (NGE's) in de antropogene laag zeer klein wordt geacht (geroerde laag). De ondergrond is verdacht voor de aanwezigheid van NGE's. Het volledige onderzoek, d.d. 21-01-2014, is als bijlage 6 bijgesloten (CT-PO). 2.4.4 Verkennend- en nader bodemonderzoek Door CSO adviesbureau is het terrein in 2013 verkennend- en nader onderzocht [2]. Aanleiding voor dit onderzoek was de voorgenomen functiewijziging/herontwikkeling van het terrein. Het uitgevoerde onderzoek heeft bestaan uit een historisch vooronderzoek conform NEN5725 en een bodemonderzoek conform de NEN5740 en NEN5707. Naar aanleiding van het historisch-, veld- en chemisch onderzoek is het volgende geconcludeerd: ● In de grond is een bijmenging met puin, plastics, glas en kooltjes waargenomen (antropogene laag). ● Zintuiglijk is zowel op het maaiveld als in de bodem asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen. ● In de grond zijn zware metalen en PAK licht tot sterk verhoogd aangetroffen. Koper, lood, zink, arseen en barium zijn sterk verhoogd aangetroffen. Tevens zijn PCB's en minerale olie licht verhoogd aangetroffen (ten opzichte van de achtergrondwaarden AW2000). ● In het grondwater zijn, ten opzichte van de streefwaarden, cis/trans-1,2-dichlooretheen en vinylchloride licht verhoogd aangetroffen. Tevens is arseen matig verhoogd aanwezig. Het arseen is vermoedelijk van nature in het grondwater aanwezig. ● De westzijde van het terrein is reeds in 2000/2001 gesaneerd [4] (zie paragraaf 2.4.1). In de grond op het oostelijk deel is stortmateriaal aangetroffen. ● In de grond is asbest plaatselijk sterk verhoogd aangetroffen. Het betreft serpentijnen. ● Op de locatie is een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig (zware metalen en PAK). Deze verontreinigingen in de bodem maken deel uit van de stort Koppel-Noord en zijn derhalve perceelsoverschrijdend (zie ook bijlage 11). Naar aanleiding van de (sterk) verhoogde gehaltes in de grond zijn door de gemeente Amersfoort gebruiksbeperkingen opgesteld. De tuinen kunnen gebruikt worden op voorwaarde dat: – niet roeren/graven in de grond zonder bescherming; – ingestie van grond dient voorkomen te worden; – het eten van gewassen uit de tuinen dient voorkomen te worden. 14M4124 4 april 2014 Pagina 6 Definitief Om het terrein geschikt te maken voor het toekomstige gebruik, dient een sanering uitgevoerd te worden. 2.5 Regionale bodemopbouw en geohydrologie De navolgende gegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland, blad Utrecht (TNO-Dienst Grondwaterverkenning, 1978). De maaiveldhoogte in het lager gelegen deel van Amersfoort varieert van 1 tot 5 m+NAP en bedraagt gemiddeld circa 2 m+NAP. De regionale bodemopbouw in Amersfoort kan globaal als volgt worden geschematiseerd: Tabel 2.3: Bodemopbouw en geohydrologie meters t.o.v. NAP geologische omschrijving lithostratigrafie grondsoort +2 tot -10 eerste watervoerend pakket Formaties van Twente en Drente (matig) grof zand -10 tot –15 eerste scheidende laag Eem Formatie klei -15 tot ca. -130 tweede watervoerend pakket Formaties van Enschede en Harderwijk (matig) grof zand Het eerste watervoerend pakket heeft een doorlaatvermogen (transmissiviteit) van 50 tot 100 m2/dag. De locatie ligt in een gebied waar regionaal infiltratie optreedt. De lokale grondwaterstand bedraagt circa 1,5 m-mv. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de grondwaterstand fluctueert (seizoens-invloeden). Het grondwater in het eerste watervoerend pakket stroomt regionaal in noord-noordwestelijke richting, naar de rivier de Eem. In Amersfoort worden op enkele punten relatief grote hoeveelheden grondwater onttrokken. De stromingsrichting in het eerste watervoerend pakket wordt hierdoor op regionale schaal echter niet of nauwelijks beïnvloed. 14M4124 4 april 2014 Pagina 7 Definitief 3. Uitwerking saneringsplan 3.1 Landelijk Beleidskader Het landelijke beleidskader voor de aanpak van de bodemverontreiniging wordt gevormd door de Circulaire Bodemsanering [3]. Kenmerk van deze circulaire is dat de sanering er op gericht is om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Naarmate er sprake is van een meer gevoelige gebruiksvorm zullen er strengere eisen gesteld worden aan de bodemkwaliteit na sanering. Om te garanderen dat de sanering ook een duurzame oplossing biedt, stelt het bevoegd gezag bij de instemming met het saneringsplan tevens de vorm van bodemgebruik vast. Daarbij wordt gelet op het in het bestemmingsplan vastgelegde bodemgebruik. De bodemfunctiewaarden vormen de minimale eisen met betrekking tot functie-afhankelijke bodemkwaliteit. De bodemfunctiewaarden zijn gerelateerd aan het organische stof- en lutumgehalte van het specifieke bodemtype. Als er sanerende maatregelen nodig zijn om de gewenste kwaliteit (plaatselijk) te realiseren hebben de bodemfunctiewaarden de functie van terugsaneerwaarden (functioneel saneren). Bij het achterblijven van een restverontreiniging dient in het saneringsplan een ’zorgplan’ te worden opgenomen. In het zorgplan is opgenomen hoe eigenaren en gebruikers worden geïnformeerd en dat de getroffen voorzieningen in stand blijven. De informatievoorziening vindt plaats via registratie. Monitoring wordt uitgevoerd om de getroffen voorzieningen te controleren. 3.2 Saneringsdoelstelling In een voorgaand onderzoek is asbest in de bodem aangetroffen (serpentijnen). Tevens zijn zware metalen en PAK in de bodem sterk verhoogd aangetroffen. De omvang van de verontreinigingen, ter plaatse van de onderzoekslocatie, is grotendeels bekend. Opgemerkt dient te worden dat de verontreiniging perceelsoverschrijdend is (Koppel Noord). De omvang van de verontreinigde grond is derhalve niet bepaald. De sterk verhoogde gehaltes zijn op het oostelijk deel van de onderzoekslocatie aangetroffen. Op het westelijk deel, grasveld/speelveld, zijn maximaal licht verhoogde gehaltes aangetroffen (ten opzichte van de achtergrondwaarde AW2000). Dit deel en de grens van de saneringslocatie is weergegeven op de kaartbijlagen 2 en 3 en zal niet worden gesaneerd. De westelijk gelegen tuinen, aan de Meridiaan, maken geen onderdeel van onderhavig saneringsplan. 14M4124 4 april 2014 Pagina 8 Definitief Deze tuinen worden nog aanvullend onderzocht en conform het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) eventueel gesaneerd. Het specifieke doel van de onderhavige bodemsanering is het geschikt maken van de locatie voor de toekomstige bestemming; het terrein veilig te verklaren voor het gebruik als openbare ruimte, speelterrein en (moes)tuin. De sanering sluit aan op het landelijk beleid, zoals verwoord in paragraaf 3.1. Het doel voor asbest op het maaiveld (grove fractie) is het volledig verwijderen (serpentijnen), voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is. Om het terrein geschikt te maken voor de toekomstige bestemming en daarmee het doel te bereiken zal tot circa 1 m-mv ontgraven worden. Zowel verticaal als horizontaal wordt rekening gehouden met het achterblijven van stortmateriaal en verontreinigde grond (restverontreiniging). Indien noodzakelijk (bij restverontreiniging) wordt een signaleringsdoek aangebracht, waarna het saneringsgat wordt opgevuld met grond (leeflaag met minimale kwaliteit achtergrondwaarde; AW). Het achterblijven van een restverontreiniging zal in het evaluatie-rapport en het nazorgplan worden opgenomen. Door locatiespecifieke omstandigheden bestaat de mogelijkheid dat (plaatselijk) ondieper wordt ontgraven dan 1 m-mv: – De zintuiglijk schone onderliggende bodemlaag zich (plaatselijk) ondieper bevindt dan 1 m-mv. In dat geval zal tot de zintuiglijk schone laag worden ontgraven. Dieper mag niet in verband met NGE's (zie paragraaf 2.4.3 en paragraaf 4.2.9). – Aanwezigheid van funderingen, leidingen e.d. in het traject van 0,0 tot 1,0 m-mv. – Ter plaatse van de Moseik (zie paragraaf 4.2.3). De gemeente Amersfoort heeft de wens uitgesproken dat de risico's voor de toekomstige gebruikers volledig weggenomen worden en derhalve nazorg niet noodzakelijk is. Om dit te bereiken dient de verontreinigde grond volledig te worden verwijderd en bestaat de mogelijkheid dat, in afwijking van het landelijk beleid, dieper wordt ontgraven dan 1 m-mv. Deze optie is mogelijk, maar valt buiten de invloedssfeer van de saneringsdoelstelling. In overleg met de directievoerder (gemeente Amersfoort) zal hierover een definitieve beslissing worden genomen. Door middel van controlemonsters en visuele inspectie wordt bepaald of de saneringsdoelstelling is behaald. Voor de volledige uitwerking, wordt verwezen naar hoofdstuk 4: beschrijving saneringsmaatregelen. 14M4124 4 april 2014 Pagina 9 Definitief Bij het uitwerken van de saneringsvariant dient rekening te worden gehouden met de onderstaande punten: 1. Op het terrein zijn bomen aanwezig. Eén boom, op het noordoostelijk deel van de locatie, dient behouden te blijven; schade aan het wortelgestel dient in die mate te worden voorkomen dat de boom er geen negatieve gevolgen van ondervindt. 2. De locatie is omgeven door flats. Door de locatiespecifieke omstandigheden is de werkruimte gering. De planning is het westelijk deel van de locatie in te richten als werkterrein (zie kaartbijlage 3). Op dit terrein zijn bomen aanwezig. Deze bomen dienen eveneens behouden te blijven. Bij het inrichten van het werkterrein dient hier rekening mee gehouden te worden. 3. Voorafgaande aan de sanering worden bewoners en belanghebbenden door de opdrachtgever ingelicht. Om de belanghebbenden de gelegenheid te geven vragen te stellen, zal door de gemeente één of meerder info-markten worden georganiseerd. Een info-markt is reeds gehouden op 12 maart 2014. Bij de info-markt is minimaal één projectleider van CSO aanwezig. 3.3 Uitwerking saneringsvarianten De gemeente Amersfoort heeft de wens uitgesproken de te ontgraven grond te zeven en te keuren op de saneringslocatie. De werkzaamheden dienen op een zodanige manier uitgevoerd te worden, dat de overlast en risico's voor omwonenden en belanghebbenden tot een minimum wordt beperkt. Het zeven op locatie heeft de voorkeur. Voor het geval zeven op de locatie niet mogelijk is, is een alternatief voorhanden (variant 2). 3.3.1 Variant 1: Het verwijderen van de verontreinigingen (zeven op locatie) Bij deze variant zal de ontgraven grond op de saneringslocatie worden gezeefd. Hiervoor wordt aan de westzijde van het binnenterrein een werkterrein ingericht. Voorafgaande aan de ontgravingswerzaamheden wordt, door middel van handpicking, het asbesthoudende plaatmateriaal van het maaiveld verwijderd. De verontreinigde grond wordt door ontgraving verwijderd (conform de doelstelling). De ontgraven grond wordt op het werkterrein gezeefd. Na zeving zal de grond worden gekeurd conform het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en indien mogelijk op de locatie en/of elders worden toegepast. Het residu, bestaande uit afval, puin/stenen en grof asbest (serpentijnen) wordt van de locatie afgevoerd. De grond en het residu worden afgevoerd naar een erkende verwerker. De ontgraving wordt aangevuld met grond met een minimale kwaliteit AW. De aanvulgrond betreft zand, humeus zand en teelaarde. Na de sanering wordt het terrein opnieuw ingericht (speelplaats, tuinen en mogelijk volkstuinen). 14M4124 4 april 2014 Pagina 10 Definitief 3.3.2 Variant 2: Het verwijderen van de verontreinigingen (zeven buiten de locatie) Indien blijkt dat zeven op de locatie, vanwege de locatiespecifieke omstandigheden, niet mogelijk is, wordt elders gezeefd. Variant twee omvat voor het overige dezelfde werkzaamheden als variant 1. Deze variant is niet gewenst omdat het een duurdere variant betreft, er meer logistieke problemen ontstaan en de CO2 uitstoot in principe hoger is, doordat meer kilometers grondvervoer noodzakelijk is. 3.4 Weging saneringsvariant De locatie krijgt een 'gevoelige bestemming'. Op de locatie is onder andere een speelplaats, zijn tuinen en mogelijk moestuinen gepland. De opdrachtgever heeft de wens uitgesproken de locatie op een dusdanige manier te saneren dat de risico's voor de toekomstige gebruikers worden weggenomen. Dit houdt in dat de verontreinigde grond zo veel als mogelijk wordt verwijderd en het saneringsgat wordt opgevuld met grond (minimale kwaliteit AW), met een dikte van circa 1 meter. Vanwege de kostenbesparing en de milieu-aspecten (minder CO2 uitstoot) heeft de opdrachtgever de wens uitgesproken te zeven op locatie (saneringsvariant 1). 14M4124 4 april 2014 Pagina 11 Definitief 4. Beschrijving saneringsmaatregelen 4.1 Algemeen Ten behoeve van de uitvoering van de sanering wordt in de onderstaande paragrafen ingegaan op de volgende aspecten: ● Voorbereidende werkzaamheden, inrichting saneringslocatie en werkterrein, omgevingsfactoren en tijdelijke maatregelen; ● Funderingen flats direct grenzend aan de ontgravingscontour; ● Saneringswerkzaamheden; ● Arbeidshygiënische maatregelen; ● Benodigde vergunningen en meldingen; ● Organisatie; ● Uitvoeringsplanning; ● Kosten van de sanering. 4.2 Voorbereidende werkzaamheden, inrichting saneringslocatie en werkterrein omgevingsfactoren en tijdelijke maatregelen Het werkterrein wordt ingericht conform de CROW publicatie 132. In de onderstaande paragrafen zijn de te nemen maatregelen opgesomd. 4.2.1 Archeologie Uit informatie van de opdrachtgever blijkt dat de locatie geen archeologische waarde heeft. 4.2.2 Afscheiding De saneringslocatie dient te worden afgezet met een hekwerk. Dit hekwerk wordt voorzien van waarschuwingsborden met de tekst 'Bodemsanering, betreden verboden'. Omdat de saneringslocatie zich in een multiculturele wijk bevindt, moet het waarschuwingsbord meertalig zijn (naast Nederlands tevens een waarschuwingstekst in het Engels, Turks en Arabisch). De toegang kan uitsluitend plaatsvinden via een daartoe te realiseren in- en uitrit. De situering van de in- en uitrit is weergegeven op de kaartbijlage, bijgevoegd als bijlage 3. 14M4124 4 april 2014 Pagina 12 Definitief De van belang zijnde noodtrappen en nooddeuren dienen ten alle tijden gangbaar te blijven. Voor medewerkers en bezoekers vindt de toegang plaats via een te plaatsen was- en omkleedruimte. Bezoekers dienen zich ten alle tijde te melden bij de uitvoerder van de saneringsaannemer. 4.2.3 Bomen Eén boom aan de noordoostzijde van de locatie dient behouden te blijven. De boom, een Moseik, bevindt zich op het noordoostelijk deel van de locatie en is weergegeven op kaartbijlage 3. Door Bomenwacht Nederland is recentelijk een Bomen Effect Analyse uitgevoerd [1]. Aanleiding vormt het voornemen het terrein rondom de boom te saneren. De volgende punten zijn van belang gedurende de saneringswerkzaamheden: 1. Tijdens de werkzaamheden dient beschadiging van de boom voorkomen te worden; met andere woorden: de boom mag geen negatieve gevolgen ondervinden van de saneringsactiviteiten. Om dit te bewerkstelligen wordt een European Tree Worker ingehuurd tijdens de saneringswerkzaamheden bij de boom. 2. De groeiplaats mag niet worden gebruikt voor de opslag van materialen en materiaal. Voor een volledig overzicht van de aandachtspunten betreffende de boom, wordt verwezen naar de informatie, bijgevoegd als bijlage 10 (boombeschermingsplan opgesteld door Bomenwacht Nederland). Op het werkterrein bevinden zich bomen (westzijde locatie). Deze bomen dienen eveneens behouden te blijven. Bij het inrichten van het werkterrein en de saneringswerkzaamheden dienen de bomen geen negatieve gevolgen te ondervinden. 4.2.4 Borstelplaats voor vrachtwagens en graafmaterieel Om te voorkomen dat bij het transport verontreinigde grond/verontreinigd materiaal op de terreinen en wegen buiten de saneringslocatie terecht komt, worden enkele voorzieningen op het zuidelijk deel van het werkterrein aangebracht. Voor vrachtwagens en graafmaterieel worden de (rups)banden van graafwerktuigen alsmede de banden van vervoersmiddelen ontdaan van aanhangende grond voordat deze de saneringslocatie verlaten op een daartoe te realiseren borstelplaats. De borstelplaats wordt ingericht nabij de in- en uitrit van de locatie. Het maaiveld alhier wordt voorzien van rijplaten. Rijplaten worden ook gelegd ter plaatse van de aan en afvoer van de vrachtwagens. Deze rijplaten worden regelmatig schoongehouden. Indien tijdens de sanering blijkt dat de openbare weg desalniettemin verontreinigd raakt met bodemmateriaal, zal een borstel-zuigmachine, dan wel vergelijkbare middelen, worden ingezet om dit te verwijderen. 14M4124 4 april 2014 Pagina 13 Definitief 4.2.5 Kabels en leidingen Voorafgaand aan de sanering zullen, indien kabels- en leidingen aanwezig, de kabel- en leidingmaatschappijen (beheerders) op de hoogte moeten worden gesteld van de op handen zijnde werkzaamheden. Uit een eerdere klicmelding is bekend dat kabels en leiding op de saneringslocatie aanwezig zijn (ook binnen de ontgravingscontour). Uit informatie van de opdrachtgever blijkt dat zich op een klein deel van de saneringslocatie een 'terreinleiding CV ketelhuis Meridiaan' bevindt. Deze leiding bevindt zich onder de te realiseren toe- en afrit van het werkterrein. De diepte en het materiaal waaruit deze leiding bestaat is niet bekend. Om beschadigingen aan de kabels- en leidingen te voorkomen, wordt de in- en uitrit verhard met stelconplaten. De bestaande verharding wordt hiervoor tijdelijk verwijderd (ook de tegels op de stoep). Bij de ontgravingswerkzaamheden, het aanbrengen van de aanvulgrond en de herinrichting van het terrein dient rekening te worden gehouden met kabels en leidingen. Maximaal een maand voorafgaande aan de sanering (ontgraving) dienen klic-meldingen te worden verricht. Een klic-melding is een maand geldig. 4.2.6 Uitzetten ontgravingsvakken Vooruitlopend op de ontgravingswerkzaamheden worden de voor de sanering te ontgraven terreingedeelten, met behulp van piketten in het veld gemarkeerd. Dit zal gedaan worden door de milieukundig begeleider (MKB-er). 4.2.7 Ketenpark Gezien het gegeven dat de werkzaamheden een bodemsanering betreffen, wordt op de locatie, naast een schaftkeet, een omkleed- en wasunit ingericht. In verband met de beperkte werkruimte stellen wij voor deze direct ten zuiden van het werkterrein te situeren (openbare straat Boogschutter). De unit wordt zodanig gerealiseerd dat bezoekers en werknemers, voordat zij de locatie betreden en bij het verlaten van de locatie (ook bij schaften), deze unit kunnen gebruiken. In de unit dienen voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) en EHBO-voorzieningen aanwezig te zijn. Op de grens van de locatie dient tevens een 4 traps decontaminatie-unit aanwezig te zijn. De deco unit moet voorzien zijn van warm water. 14M4124 4 april 2014 Pagina 14 Definitief 4.2.8 Toegankelijkheid De locatie is momenteel bereikbaar via de Ringweg-Koppel (noord) of via de Boogschutter (zuid). De opdrachtgever heeft de wens uitgesproken dat de locatie tijdens de sanering uitsluitend bereikbaar is via de zuidkant (Boogschutter). Voorafgaande aan de werkzaamheden zal de noordzijde volledig worden afgesloten, door middel van een hekwerk. De in- en uitrit is hier gesitueerd. De stoep is hier verhard met tegels, de weg met klinkers. De openbare straat is in eigendom van de gemeente Amersfoort. Het aanbrengen van stelcon- en rijplaten wordt noodzakelijk geacht. Dit om schade aan de verharding en kabels en leidingen te voorkomen. Bij de toe- en afrit dienen waarschuwingsborden geplaatst te worden (voor voetgangers en het verkeer; tijdelijke verkeersmaatregelen). Om de veiligheid te kunnen garanderen, wordt de Boogschutter vanaf de Meridiaan tot de Dierenriem tijdelijk afgezet. Het verkeer zal worden omgeleid. Aanbevolen wordt de stoep zo veel als mogelijk te vermijden met zwaar materieel. Dit om schade aan kabels- en leidingen te voorkomen. De kadastrale gegevens zijn als bijlage 5 bijgevoegd (kadastrale kaart en kadastrale uittreksels d.d. 20 januari 2014). Voorafgaande aan de werkzaamheden dienen de betrokkenen door de opdrachtgever geïnformeerd te worden. 4.2.9 Niet gesprongen explosieven en munitie Uit onderzoek blijkt dat de antropogene laag niet verdacht is voor de aanwezigheid van Niet Gesprongen Explosieven. De informatie betreffende NGE's is bijgevoegd in bijlage 6. Naar aanleiding hiervan geeft de opdrachtgever aan dat geen aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van NGE's noodzakelijk is. In de 'schone' onderliggende laag mag niet worden gegraven. Indien door omstandigheden toch ontgravingswerkzaamheden in deze onderliggende laag plaats zullen vindt, dient vooraf wel een aanvullend onderzoek naar NGE's plaats te vinden en/of de ontgraving dient onder toezicht van een deskundig persoon NGE's plaats te vinden. 4.2.10 Funderingen De ontgraving vindt, indien redelijkerwijs mogelijk, plaats tot de gevel van de bebouwing (flats). De bebouwing rust door tussenkomst van een verbrede voet rechtstreeks op de daadkrachtige bodem (fundering op staal). De verbrede voet bevindt zich dieper dan de maximale ontgravingsdiepte van 1 m-mv. De tekeningen van de funderingen zijn bijgevoegd als bijlage 7 (bron: Woningbouwvereniging De Alliantie). 14M4124 4 april 2014 Pagina 15 Definitief 4.3 Saneringswerkzaamheden Voorafgaand aan de saneringswerkzaamheden wordt de (pioniers)vegetatie verwijderd, alsmede de bomen, het straatmeubulair en de verharding (tegels, klinkers en betonbanden). Hierbij dient opgemerkt te worden dat enkele bomen behouden dienen te blijven (zie paragraaf 4.2.3). Plaatselijk is in de tuinen een betonverharding aanwezig. De betonverharding wordt indien mogelijk eveneens verwijderd. Indien mogelijk wordt de verharding, vanuit milieuhygiënisch standpunt, zoveel als mogelijk hergebruikt. Op het maaiveld bevindt zich plaatselijk mogelijk nog asbesthoudend plaatmateriaal. Door middel van handpicking wordt het asbesthoudende plaatmateriaal verzameld, in asbestzakken verpakt en vervolgens van de locatie verwijderd. De hoeveelheid is gering (raming: maximaal enkele kilo's). Het westelijk deel van de locatie wordt ingericht als werkterrein. De definitieve inrichting van het werkterrein wordt door de aannemer verzorgd. Om verontreiniging van de bodem te voorkomen, wordt het werkterrein afgedekt (de bodem mag hier niet verontreinigd worden). Het tijdelijke afdekmateriaal mag tijdens de saneringswerkzaamheden niet beschadigen. De grond is verontreinigd met PAK, zware metalen en asbest. Voorafgaande aan de graafwerkzaamheden worden de ontgravingsvakken afgezet, door middel van piketten (actie MKB-er). Het ontgravingsvlak is weergegeven op kaartbijlage 3. In het licht van de saneringsdoelstelling dienen de volgende werkzaamheden plaats te vinden: 1. De in- en uitrit is op verzoek van de opdrachtgever ter plaatse van het ontgravingsvlak gesitueerd. De verontreinigde grond wordt hier als eerste ontgraven en tijdelijk op het werkterrein opgeslagen. Nadat controlemonsters zijn genomen (actie MKB-er) wordt het gat aangevuld met grond (minimale kwaliteit AW). Daarna worden tijdelijk stelcon-platen aangebracht om beschadiging aan kabels en leidingen te voorkomen. 2. Binnen de kroonprojectie van de Moseik wordt grond ontgraven. Dit zal onder toezicht van een European Tree Worker (ETW-er) en een milieukundig begeleider (MKB-er) gebeuren. De einddiepte wordt bepaald door de ETW-er. De verwachting is dat binnen de kroonprojectie en 1 meter daarbuiten de ontgravingsdiepte circa 0,5 meter is (zo diep als mogelijk wordt gegraven). De MKB-er stelt binnen de kroonprojectie de einddiepte vast en maakt foto's. Nadat deze werkzaamheden zijn afgerond wordt de boom afgeschermd met een hekwerk (tot 1 meter buiten de rand van de kroonprojectie). Hierdoor wordt beschadiging aan de boom voorkomen. De verwachting is dat hier een restverontreiniging achterblijft. 3. De met zware metalen, PAK en asbest verontreinigde grond op het overig terrein wordt ontgraven en op het werkterrein waar mogelijk gezeefd (diameter zeef 16 mm). De ontgravingsdiepte is circa 1 m-mv. In de doelstelling is een uitzondering op de ontgravingsdiepte beschreven. De gezeefde grond wordt tijdelijk op locatie in depot gezet. Het residu, bestaande uit afval, puin/stenen en asbesthoudend plaatmateriaal, wordt afgevoerd. 14M4124 4 april 2014 Pagina 16 Definitief 4. 5. 6. 7. 8. Om de bestemming te bepalen, wordt zeefgrond op locatie gekeurd conform het Besluit bodemkwaliteit (conform BRL 1000, protocol 1001 en NEN 5707). Na de keuring wordt de grond afgevoerd en/of op de locatie toegepast. De partijgrootte mag maximaal 2.000 ton bedragen. Indien in het horizontale vlak een restverontreiniging en/of stortmateriaal achterblijft wordt hier een signaleringsdoek aangebracht. De saneringsput wordt aangevuld met grond met een minimale kwaliteit AW (achtergrondwaarde). De dikte van de aanvullaag bedraagt circa 1 meter. Indien op verzoek van de directievoerder dieper dan 1 m-mv wordt ontgraven (geen doelstelling), zal de dikte van de aanvullaag zich uiteraard meer dan 1 meter bedragen. De aanvulgrond zal worden geleverd door gemeente Amersfoort en bestaat uit teelaarde en zand. De kwaliteitsgegevens van de grond dient vooraf bekend te zijn en vooraf gemeld te worden (ook in evaluatie-rapport). Nadat de grond is aangebracht, wordt een eindcontrole verricht, waarbij de dikte van de leeflaag wordt bepaald (actie MKB-er). De resultaten worden vastgelegd in het logboek en het evaluatie-rapport. De milieukundig begeleider dient bij de kritische momenten aanwezig te zijn. Kritische momenten zijn: alle werkzaamheden in de bodem die het resultaat van de sanering beïnvloeden of kunnen beïnvloeden en alle werkzaamheden die van invloed zijn of van invloed kunnen zijn op de verwerking van de te verwijderen grond verontreinigingen. De bovenstaande punten 1, 2, 3 en 8 vallen onder de kritische momenten. De volgende punten zijn niet kritisch: – Het inrichten van het werkterrein; – Het aanbrengen van isolerende voorzieningen; – Het aanvullen van de saneringsput nadat de eindkeuring heeft plaatsgevonden (punt 6); Om het saneringsresultaat te verifiëren (vaststelling eindsituatie), worden de putbodem en de wanden door de MKB-er visueel geïnspecteerd . De werkzaamheden vinden plaats conform VKB-protocol 6001 landbodemsaneringen (versie 4.0). Van de wanden en putbodem worden foto's genomen. Deze worden opgenomen in het evaluatierapport. Tevens worden van de putbodem en wanden monsters genomen: Asbest Indien asbestverdacht materiaal (> 16 mm) visueel wordt waargenomen, wordt dit gedocumenteerd en bemonsterd (totale bodemoppervlakte). Analyse van verzamelde asbestverdachte materialen vindt plaats conform NEN 5707. 14M4124 4 april 2014 Pagina 17 Definitief De volgende monstername vindt plaats: Asbest putbodem: ● Putbodem: per 200 m² ontgravingsvlak; ● Monstername op basis van 10 ondiepe grepen conform NEN 5707 (paragraaf 8.2.2) voor het maken van een mengmonster. Asbest putwanden: ● Putbodem: per 50 m² ontgravingsvlak; Verificatie immobiele verontreinigingen (zware metalen en PAK): Immobiele verontreiniging: ● Putbodem: per 100 m² (analyse van een mengmonster samengesteld uit 10 gutssteken; bemonstering per te onderscheiden bodemstructuur); ● Putwanden: per 50 m² ontgravingsvlak met een maximale verticale laagdikte van een meter (analyse van een mengmonster, samengesteld uit 10 gutssteken; bemonstering per onderscheiden bodemstructuur). De te analyseren parameters zijn de te saneren verontreinigde stoffen; zware metalen, PAK en asbest (niet mobiel). De monsters worden geanalyseerd op zware metalen (8), PAK en asbest (zowel kwalitatief als kwantitatief). In de onderstaande tabel is een overzicht van de te ontgraven grond en aan te voeren grond weergegeven. Tabel 4.1. Overzicht aan te voeren- en af te voeren grond Te ontgraven Kwaliteit grond aan de voeren Perceelsnr. Eigenaar Oppervlakte (feb. 2013) (m²) Dikte (m.) Omvang (m³) Omvang (ton) 4487 Gem. 47 1 47 80 AW 4488 Gem. 76 1 76 130 AW 4491 Gem. 38 1 38 65 AW 1817 Gem. 2264 1 2264 3849 AW 1817 Gem. 33 1 33 56 AW 1817 wb 220 1 220 374 AW 1817 wb 461 1 461 784 AW 4489 wb 203 1 203 345 AW 3342 5683 Totaal WB 3342 :Woningbouwvereniging De Alliantie Gem. : Gemeente Amersfoort * : Rekening houdend met zettingsfactor van 1,2 14M4124 4 april 2014 Pagina 18 Definitief De definitieve inrichting van de locatie wordt voorafgaand aan de sanering gemeld via het op te stellen 'Plan van Aanpak' door de aannemer. Na de saneringsmaatregelen wordt het terrein ingericht. Gesteld kan worden dat er, na de saneringswerkzaamheden, vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de geplande herinrichting van het terrein. G84 tuin- en landschapsarchitect en de opdrachtgever zijn verantwoordelijk voor de inrichting van het terrein. Indien voor aanvang van de sanering, door bijvoorbeeld een gewijzigd inrichtingsplan, of tijdens de uitvoering van de sanering wijzigingen optreden ten opzichte van de uitgangspunten van het onderhavige saneringsplan, dienen deze wijzigingen zo spoedig mogelijk door de directievoerder / opdrachtgever schriftelijk (e-mail) bij het bevoegd gezag Wbb te worden gemeld. Afwijkingen worden gemeld conform de HUM-Wbb (HandhavingsUitvoeringsMethode Wbb). De afwijkingen worden door de MKB-er in het logboek vastgelegd en direct gemeld aan de directievoerder. 4.4 Arbeidshygiënische maatregelen Bij de werkzaamheden in de verontreinigde grond is het van belang dat aandacht wordt besteed aan de veiligheids- en gezondheidsaspecten. De kennis is gebundeld in CROW publicatie 132 (werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water). Het risico op blootstelling bepaalt welke maatregelen genomen dienen te worden. De te nemen maatregelen zijn in veiligheidsklassen ingedeeld (afhankelijk van de situatie en de samenstelling). Bij het Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem zijn bovengenoemde aspecten van belang voor de personen op de saneringslocatie, maar gezien de ligging, eveneens voor de direct omwonenden. Uit een beschrijving van de verontreinigingssituatie [2] blijkt dat op het maaiveld asbest is aangetroffen (plaatmateriaal). In de grond zijn zware metalen, PAK en plaatselijk asbest aangetroffen. Tijdens de uitvoering van de saneringswerkzaamheden kunnen deze stoffen voor een ieder die bij de feitelijke werkzaamheden is betrokken (personen op de saneringslocatie en direct omwonenden) mogelijk een gevaar inhouden door: blootstelling aan en inname van deze schadelijke stoffen. Het blootstellingsrisico kan zich niet alleen op de locatie zelf voordoen, maar ook daarbuiten tijdens transport, opslag en verwerking van verontreinigde grond. Door de inspectie SZW (voorheen arbeidsinspectie) zijn richtlijnen opgesteld voor het werken met verontreinigde grond, waarbij het niveau van de veiligheidsvoorzieningen toeneemt met toenemende concentratie, explosiegevaarlijkheid en toxiciteit van de aangetroffen verontreinigingen. Een onderscheid is gemaakt in de toxiciteitsklasse (T) en de brandbaarheid (F). 14M4124 4 april 2014 Pagina 19 Definitief 4.4.1 Vaststellen veiligheidsklassen In de CROW 132 'Werken in of met verontreinigde grond en grondwater' worden aanwijzingen gegeven voor het werken met verontreinigde grond en grondwater. Dit blad kan als leidraad worden gebruikt op al die plaatsen waar met verontreinigde grond wordt gewerkt. Gezien de wijze van saneren is dat in onderhavige situatie de locatie zelf waar ontgraving van de verontreinigde grond zal plaatsvinden en het werkterrein waar de grond wordt gezeefd en tijdelijk wordt opgeslagen. Het risico dat ontstaat bij de ontgraving is afhankelijk van de mate waarin de verontreinigingen toxisch, danwel ontvlambaar zijn en door de grootte van de kans dat die stoffen in een zodanige vorm en hoeveelheid voorkomen dat ze de schadelijke werking kunnen uitoefenen. Het is ondoenlijk de grootte van het risico exact te kwantificeren. Daarom is gekozen voor een rangordening in risicoklassen. Voor de uitvoering van elke bodemsanering moeten de T (toxiciteit of giftigheid) en F (flammable of de brandbaarheid) klassen berekend worden voor het V&G plan. In CROW publicatie 132 'werken in of met verontreinigde grond en grondwater' staat beschreven hoe deze berekening uitgevoerd moet worden. Omdat het om twee verschillende categorieën verschijnselen gaat, zijn er ook twee verschillende categorieën klassen: – T-klassen (blootstellingsrisico); – F-klassen (brandbaarheid). Voor de saneringslocatie betreffen deze 3T en 0F (vlampunt > 55 graden celsius). 4.4.2 Veiligheidsmaatregelen Op basis van de vastgestelde T en F-klassen zijn een aantal veiligheidsmaatregelen noodzakelijk. Hiervoor wordt verwezen naar de CROW publicatie 132. In de werkomschrijving, welke gebaseerd zal zijn op de gegevens vanuit de uitgevoerde bodemonderzoeken en asbestinventarisatie, zal specifiek ingegaan worden op de werkwijze van de sanering en op de veiligheid ten aanzien van de uitvoering van de sanering. Een Veiligheid- en Gezondheidsplan (V & G-plan) maakt dan ook onderdeel uit van de werkomschrijving. In het V&G-plan worden onder andere de onderstaande punten behandeld: • gegevens van het uit te voeren werk; • de organisatie en evt. fasering van de werkzaamheden; • coördinatie en samenwerkingsafspraken; • overleg en voorlichting/instructie werknemers; • gesignaleerde veiligheids- en gezondheidsrisico’s; 14M4124 4 april 2014 Pagina 20 Definitief • • • • V&G-risico’s en te treffen maatregelen/voorzieningen; werkterreinvoorzieningen en regels; namen betrokken partijen; veiligheidsklasse en onderbouwing. Het V&G-plan ontwerpfase wordt opgesteld in overeenstemming met het bepaalde in de vigerende CROW publicatie 132. 4.5 Vergunningen en meldingen Op de locatie zijn muurtjes en lokaal enkele betonvloeren aanwezig. Deze muurtjes en betonvloeren worden verwijderd. Uit informatie van de opdrachtgever blijkt dat het aanvragen van een sloopvergunning niet noodzakelijk is. Op de saneringslocatie zijn struiken en bomen aanwezig. Met uitzondering van één boom worden de struiken en bomen verwijderd (binnen het ontgravingsvlak). De benodigde kapvergunning wordt niet door CSO adviesbureau verzorgd. In de onderstaande tabel zijn de benodigde vergunningen/meldingen weergegeven: Tabel 4.2. Meldingen en Vergunningen Vergunning/wetgeving/melding Bevoegd gezag Termijn Opmerkingen Melding arbeidsinspectie - - In verband met sanering asbest Beschikking saneringsplan Servicebureau gemeenten 15 weken - Melding start sanering Servicebureau gemeenten 5 werkdagen - Klic-melding - 3 werkdagen - Kick off meeting - nvt Bij aanvang van de sanering op de locatie door een HVK-er Beschikking evaluatierapport Servicebureau gemeenten 6 weken - Ten aanzien van het transport van (sterk) verontreinigde grond dient erop te worden toegezien dat de transporten worden voorzien van de juiste documenten en afvalstroomnummer. De milieukundig begeleider (MKB-er) zal hierop toezien. Voorafgaande aan de sanering zullen alle betrokken partijen (omwonenden e.d.) tijdig door de opdrachtgever/gemeente Amersfoort worden geïnformeerd. Dit zal door minimaal één info-markt en schriftelijk gebeuren. Bij de info-markt zal de projectleider van CSO adviesbureau aanwezig zijn. Daarbij is het vaststellen van de aan- en afvoerroutes van het transport een belangrijk aandachtspunt (in verband met de verkeersveiligheid en overlast). 14M4124 4 april 2014 Pagina 21 Definitief 4.6 Organisatie en kwaliteitsborging 4.6.1 Directievoering De directievoerder betreft de gemeente Amersfoort. De directie van het werk is verantwoordelijk voor alle organisatorische aspecten van de sanering en de feitelijke uitvoering hiervan. Op basis van de voorliggende beschrijving van de saneringsmaatregelen maakt zij concrete afspraken met het bedrijf, danwel de bedrijven die belast zijn met de voorbereidende werkzaamheden, het grondverzet en het transport van de verontreinigde grond. Tijdens de sanering zal een milieukundig begeleider namens de directie toezicht houden op het werk en toezien op het uitvoeren van de gemaakte afspraken. De verantwoordelijkheid voor de gemaakte afspraken en de uitvoering hiervan blijft evenwel berusten bij de directie. 4.6.2 Milieukundige begeleiding (MKB) De werkzaamheden voor de sanering worden begeleid door een milieukundig begeleider/toezichthouder (onder certificaat van de BRL 6000). De taken omvatten onder andere: • • • • • • het houden van toezicht op de milieukundige aspecten van het werk; het nemen van controlemonsters ter bepaling van de milieuhygiënische kwaliteit; het eventueel opstellen van laboratoriumanalyse aanvragen en coördinatie met het laboratorium; het toezicht houden op de maatregelen ten behoeve van arbeidshygiëne en veiligheid; het mede opstellen van de wettelijk verplichte evaluatierapportage; het controleren van de dikte van de afdeklaag (grond in saneringsput). Eén van de belangrijkste taken van de milieukundige begeleider is het toezicht houden op naleving van de voorschriften gesteld in het sanerings-/uitvoeringsplan. 4.6.3 Betrokken partijen Opdrachtgever Naam Adres Postcode/plaats Contactpersoon Telefoonnummer : Gemeente Amersfoort, sector SOB, afdeling Projectontwikkeling, Team realisatie : Stadhuisplein 1 : 3811 LM Amersfoort : Mevrouw. C.I.M. Tijhuis : 033 4695244 / 06 29215659 14M4124 4 april 2014 Pagina 22 Definitief Directievoering Naam Adres Postcode/plaats Contactpersoon Telefoonnummer : Gemeente Amersfoort, sector SOB, afdeling Projectontwikkeling, Team realisatie : Stadhuisplein 1 : 3811 LM Amersfoort : Mevrouw. C.I.M. Tijhuis : 033 4695244 / 06 29215659 Toezichthouder Directievoerder op locatie Naam : Gemeente Amersfoort Adres : Stadhuisplein 1 Postcode/plaats : 3811 LM Amersfoort Toezichthouder : De heer B (Boaz) Spruitenberg Telefoonnummer : 033 5695112 E-mail : [email protected] European Tree Worker (ETW) Naam : Nog niet bekend Adres : Postcode/plaats : Contactpersoon : Telefoon : Ontwerpende partij Naam Adres Postcode/plaats Contactpersoon Telefoonnummer E-mail : CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. : Regulierenring 6 : 3981 LB Bunnik : De heer S. F. Uiterwijk : 030-6594353 / 06 23085019 : [email protected] Herinrichting Naam Adres Postcode/plaats Contactpersoon Telefoonnummer Website :G84 tuin- en landschapsarchitectuur : Zonnehof 40 : 3811 ND Amersfoort : De heer ing. R.J. Esveldt : 033 – 4618411 / 06- 22437380 : www.G84.nl 14M4124 4 april 2014 Pagina 23 Definitief Coördinator Ontwerpfase Naam : CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. Adres : Regulierenring 6 Postcode/plaats : 3981 LB Bunnik Contactpersoon : De heer S.F. Uiterwijk Telefoonnummer : 030-6594353 / 0623085019 E-mail : [email protected] Veiligheidsdeskundige Ontwerpfase: Niveau HVK (Hogere Veiligheidkundige) Naam bedrijf : Avensa KAM BV Adres : Middenstraat 28 Postcode/plaats : 4153 AD Beesd Deskundige : drs. A.M.M. Baggen (Hogere Veiligheidskundige) Telefoon-/faxnummer : 06-23334982 / 030 – 7116250 Milieukundige begeleiding (BRL 6000, versie 4.1) Naam : CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. Adres : Regulierenring 6 Postcode/plaats : 3981 LB Bunnik Milieukundige begeleider : De heer S (Sander) Corton Projectleider : De heer S (Sander) Uiterwijk Telefoonnummer : 030-6594321 Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering Naam : CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. Adres : Regulierenring 6 Postcode/plaats : 3981 LB Bunnik Milieukundige begeleider : De heer S. Corton Projectleider : De heer S. F. Uiterwijk Telefoonnummer : 030-6594321 Hoofdaannemer (BRL 7000) Naam : Nog niet bekend Adres : Postcode/plaats : Contactpersoon : Telefoon-/faxnummer : 14M4124 4 april 2014 Pagina 24 Definitief Onderaannemer Naam Adres Postcode/plaats Contactpersoon Telefoon-/faxnummer : Nog niet bekend : : : : Deskundige Leidinggevende Projecten (DLP) Naam : CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. Adres : Regulierenring 6 Postcode/plaats : 3981 LB Bunnik DLP-er : De heer S. Corton Telefoonnummer : 030-6594321 V&G-coördinator Uitvoeringsfase Naam : CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. Adres : Regulierenring 6 Postcode/plaats : 3981 LB Bunnik Contactpersoon : De heer S. Uiterwijk Telefoonnummer : 030-6594331 Veiligheidsdeskundige Uitvoeringfase: Niveau minimaal HVK (Hogere Veiligheidskunde) Naam bedrijf : Avensa KAM BV Adres : Middenstraat 28 Postcode/plaats : 4153 AD Beesd Deskundige : drs. A.M.M. Baggen (Hogere Veiligheidskundige) Telefoon-/faxnummer : 06-23334982 / 030 – 7116250 Bevoegd gezag Wbb Naam Adres Postcode/plaats Contactpersonen : Servicebureau Gemeenten : Postbus 2188 : 3800 CD AMERSFOORT : De heer M. Busstra en de heer R. den Hartog 14M4124 4 april 2014 Pagina 25 Definitief 4.7 Kwaliteitsborging CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. is door Eerland Certification gecertificeerd voor de ISO 9001en 14001-normen, VCA** en in het kader van de Regeling Kwalibo voor de BRL SIKB 1000, 2000 en 6000. Ten slotte is CSO Adviesbureau door Eerland Certification ook gecertificeerd voor de SC-540. De milieukundige begeleiding wordt uitgevoerd conform BRL SIKB 6000 (versie 4.1), VKB-protocol 6001 (versie 4.0) door een daarvoor in het kader van de Regeling Kwalibo erkende milieukundige begeleider van CSO Adviesbureau. Indien van de BRL SIKB 6000 is afgeweken, worden in de rapportage de volgende aanvullende gegevens opgenomen: de datum van de melding aan het bevoegd gezag, de aard van en de motivatie tot afwijken, een inschatting van de eenduidigheid van de interpretatie van de onderzoeksgegevens en een inschatting van de risico’s indien de onderzoeksgegevens niet eenduidig geïnterpreteerd kunnen worden. De (hoofd)aannemer dient gecertificeerd te zijn conform BRL SIKB 7000 (VKB protocol 7001, versie 4.2) en de BRL SIKB 7500 (bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 3.1.1). In het VKB-protocol 7001 staan de algemene eisen waaraan aannemers moeten voldoen, die onder het certificaat van BRL SIKB 7000 werken. Het protocol 7001 beschrijft de specifieke eisen waaraan aannemers en personen moeten voldoen, die onder het certificaat van BRL SIKB 7000 werken en de uitvoering van landbodemsaneringen met behulp van conventionele methoden. Partijkeuringen worden uitgevoerd conform BRL SIKB 1000, protocol 1001. Het veldwerk wordt uitgevoerd onder het BRL SIKB 1000-certificaat, protocol 1001 door daarvoor in het kader van de Regeling Kwalibo erkende veldmedewerker. Het procescertificaat BRL SIKB 1000 en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten inzake de monsterneming en de overdracht van de monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie, aan een erkend laboratorium of aan de opdrachtgever, die ingeval van monsters van grond of bouwstoffen voor nuttige toepassing- dan zelf erkend is volgens deze beoordelingsrichtlijn. Indien tijdens de uitvoering van het veldwerk blijkt dat door specifieke omstandigheden niet volledig in overeenstemming met de proceseisen uit de BRL SIKB 1000 kan worden gewerkt, wordt vooraf contact opgenomen met de opdrachtgever (en indien vereist met het bevoegd gezag). Afhankelijk van de mate van afwijking worden de uitgevoerde werkzaamheden wel of niet onder het certificaat en het keurmerk van de BRL SIKB 1000 gerapporteerd. De chemische analyses worden uitgevoerd door een IEC 17025 geaccrediteerd en AS3000 erkend laboratorium. 14M4124 4 april 2014 Pagina 26 Definitief 5. Evaluatie en nazorg Conform de regels uit de Wet bodembescherming dient na de sanering een evaluatie van de sanering uitgevoerd te worden. In de op te stellen evaluatierapportage dient specifiek de saneringsdoelstelling geëvalueerd te worden en dient aangegeven te worden welke nazorgmaatregelen eventueel van belang zijn en/of hoe wordt omgegaan met eventuele verontreiniging, die als gevolg van onvoorziene omstandigheden heeft geleid tot het niet behalen van het geplande saneringsdoel. In het onderstaande worden de evaluatierapportage, de evaluatie van de saneringsdoelstelling en de omgang met restverontreinigingen toegelicht. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat nazorgmaatregelen niet noodzakelijk zijn. 5.1 Evaluatierapport Na beëindiging van de werkzaamheden wordt een eindverslag van de sanering, ofwel het Wbb-evaluatierapport, opgesteld. Voor een belangrijk deel zal de voor het rapport benodigde informatie afkomstig zijn van de milieukundige begeleider/toezichthouder en directie (gemeente Amersfoort). De volgende onderwerpen zullen in het rapport aan bod te komen: • inleiding; • algemene locatiegegevens; • aanbesteding en gunning; • vergunningen; • samenvatting vastlegging nulsituatie (aan de hand van peilkaarten, kwaliteitskaart, herkomst afdekmateriaal); • beschrijving uitgevoerde werkzaamheden en monitoringen rondom de bodemsanering; • hoeveelheden en kwaliteit afdekmateriaal (inzicht in gehanteerde werkwijze, kwaliteitsgegevens en dikte van de afdeklaag); • afwijkingen op het sanerings- uitvoeringsplan, bestek en overige bijzonderheden; • resultaten eindoplevering; • conclusies en aanbevelingen. Naast deze onderwerpen wordt aandacht besteed aan de vooraf gestelde saneringsdoelstelling en eventuele nazorg. Ook wordt beschreven hoe wordt omgegaan met de eventueel achtergebleven restverontreiniging. De definitieve versie van de evaluatierapportage zal, inclusief een aanvraag voor een beschikking, worden verzonden aan het bevoegd gezag (BG). 14M4124 4 april 2014 Pagina 27 Definitief 5.2 Evaluatie saneringsdoelstelling De evaluatie van de sanering zal zich vooral richten op de vraag of het beoogde saneringsdoel is gehaald. Deze evaluatie vindt in principe plaats op basis van de door de aannemer bij oplevering overlegde en gecontroleerde gegevens. 14M4124 4 april 2014 Pagina 28 Definitief 6. Literatuur 1. Bomenwacht Nederland, Verslag Bomen Effect Analyse 1 Moseik Dierenriem Amersfoort, projectcode 13637, 10 december 2013. 2. CSO adviesbureau, Verkennend- en nader bodemonderzoek, Locatie Binnenterrein Boogschutter-Dierenriem te Amersfoort, projectnummer 12M558, Rapportnummer 12M558.1, Bunnik, 9 december 2013. 3. Circulaire Bodembescherming (Wbb), jaar 2012, wijziging 1 juli 2013. 4. Grontmij, Saneringsverslag, Locatie Koppel-Noord te Amersfoort, Betreft: Grondsanering (Wbb code: UT 15/108, Projectnummer 13.5931.3. Documentnummer 13/99012169/PM, Revisie: 2, 8 mei 2001. 5. BRL SIKB 6000 Beoordelingsrischtlijn. Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg. 14M4124 4 april 2014 Pagina 29 Definitief Bijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatie 14M4124 4 april 2014 Definitief Opdrachtgever Servicebureau Gemeenten Project nummer 12M558 1 Locatie Titel Ligging onderzoekslocatie Subtitlel - Tekenaar Q. Jaeger Regiokantoor Midden 2de Tekenaar - Postbus 2 Gezien door S. Uiterwijk 3980 CA Bunnik Datum Schaal 0 30-01-2013 1: 25.000 Formaat A4 250 500 BIJLAGE 750m Tel: 030-6594321 Fax: 030-6571792 http://www.cso.nl Bijlage 2: Overzichtstekening met ligging van de boorpunten, sleuven, peilbuizen 14M4124 4 april 2014 Definitief LEGENDA Begrenzing locatie Boring Peilbuis Asbestgat (0.3x0.3x0.5m) Reeds gesaneerd 22 4 Geplande sleuf t.b.v. asbestonderzoek G23 Bestaande particuliere tuintjes SL08 3 RE1 24 SL06 25 1 SL07 6 SL04 G26 G21 20 19 27 5 SL03 18 SL05 7 8 28 9 RE2 SL02 17 10 13 SL01 2 12 40 35 34 G33 11 39 14 32 G31 16 38 30 29 15 37 36 Opdrachtgever Servicebureau Gemeenten Project nummer 12M558 2 Locatie Titel Overzichtstekening Subtitlel - Tekenaar Q. Jaeger Regiokantoor Midden 2de Tekenaar - Postbus 2 Gezien door S. Uiterwijk 3980 CA Bunnik Datum Schaal 0 30-09-2013 1: 500 Formaat A3 5 10 BIJLAGE 15m Tel: 030-6594321 Fax: 030-6571792 http://www.cso.nl Bijlage 3: Overzichtstekening met ontgravingscontour en inrichting werkterrein 14M4124 4 april 2014 Definitief 2 48m m2 490 2 3 8m 500 2 76m 2 4m 6 2 2 2 m 535 LEGENDA Peilbuis Eigendom Gemeente ein err Eigendom Alliantie t erk w Flat Werkterrein Ontgravingscontour Terreinleiding cv ketelhuis Meridiaan Te behouden boom Perceelnummer 2 m 9 19 199m2 Oppervlakte Hekwerk Saneringslocatie 2 31m t itri U en rein n I ter k r we Opdrachtgever Gemeente Amersfoort Project nummer 13M4124 BIJLAGE 3 Locatie Titel Subtitlel - Tekenaar Q. Jaeger Regiokantoor Midden 2de Tekenaar - Postbus 2 Gezien door S. Uiterwijk 3980 CA Bunnik Datum Schaal 0 04-04-2014 1: 250 Formaat A1 2.5 5 7.5m Tel: 030-6594321 Fax: 030-6571792 http://www.cso.nl Bijlage 4: Foto's onderzoekslocatie 14M4124 4 april 2014 Definitief Bijlage: Foto’s januari 2013 foto-hoogte 5,3 cm Foto 1: Speelplaats t.p.v. Binnenterrein foto-hoogte 5,3 cm Projectnummer 13M4124 Foto 2: Speelterrein (tijdens de sanering is dit het werkterrein) Bijlage: Foto’s foto-hoogte 5,3 cm Foto 5: Tuinen (Woningbouwvereniging De Alliantie) foto-hoogte 5,3 cm Projectnummer 13M4124 Foto 6: Tuin (Woningbouwvereniging De alliantie) Bijlage: Foto’s foto-hoogte 5,3 cm Foto 7: Werkterrein foto-hoogte 5,3 cm Projectnummer 13M4124 Foto 8: Werkterrein + te behouden bomen Bijlage: Foto’s januari 2013 foto-hoogte 5,3 cm Foto 3: Zicht op oostelijk gelegen tuintjes Binnenterrein foto-hoogte 5,3 cm Projectnummer 13M4124 Foto 4: Te ontgraven deel Bijlage: Foto’s foto-hoogte 5,3 cm Foto 9: Te ontgraven deel foto-hoogte 5,3 cm Foto 10: Te ontgraven deel Projectnummer 13M4124 Bijlage 5: Kadastrale gegevens 14M4124 4 april 2014 Definitief Uittreksel Kadastrale Kaart Uw referentie: 14M4124 aal ikan e l l Va Kop egingw pel 26D 1 449 1 26/ -2 1 24/ iem 12D r ren Die 7 448 R 8 448 1-2 20/ 4492 20A 4A 51E 4489 14E 1817 10A an ridia Me 8E 2A 41A 4490 tter Boo hu gsc 46 i sple tter u h gsc Boo n 3968 449 15 4 18 3930 3931 50 m Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel 8 3945 3929 21 10 m 392 1 392 an ridia Me an ridia Me Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 4 april 2014 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers 12345 0m 3 39222 39 1-2 1818 7 392 26 39 1 5 39224 39 12/ 40D n rma Voe 42 14D 14 5683 AMERSFOORT G 1817 Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht. 3946 3947 3948 Kadastraal bericht object pagina 1 van 3 Kadaster Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum: AMERSFOORT G 4489 Boogschutter 2 A 3813 VH AMERSFOORT 12M557 22-11-2013 Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: AMERSFOORT G 4489 23 a 85 ca 155025-464217 WONEN ERF - TUIN 25-11-2013 16:04:15 Kadastraal bericht object Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum: pagina 2 van 3 Kadaster AMERSFOORT G 4489 Boogschutter 2 A 3813 VH AMERSFOORT 12M557 22-11-2013 Locatie: Ontstaan op: 25-11-2013 16:04:15 Boogschutter 2 A 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 2 B 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 2 C 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 2 D 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 2 E 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 4 A 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 4 B 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 4 C 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 4 D 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 4 E 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 6 A 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 6 B 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 6 C 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 6 D 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 6 E 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 8 A 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 8 B 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 8 C 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 8 D 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 8 E 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 10 A 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 10 B 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 10 C 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 10 D 3813 VH AMERSFOORT Boogschutter 10 E 3813 VH AMERSFOORT (Er zijn meer adressen bij dit kadastraal object) 23-9-2009 Kadastraal bericht object Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum: pagina 3 van 3 Kadaster AMERSFOORT G 4489 Boogschutter 2 A 3813 VH AMERSFOORT 12M557 22-11-2013 Ontstaan uit: 25-11-2013 16:04:15 AMERSFOORT G 1816 gedeeltelijk Aantekening kadastraal object LOCATIEGEGEVENS ONTLEEND AAN BASISREGISTRATIES ADRESSEN EN GEBOUWEN Ontleend aan: ATG 75202 d.d. 12-7-2011 Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de Landelijke Voorziening WKPB en de Basisregistratie Kadaster. Gerechtigde EIGENDOM Stichting de Alliantie Bestevaer 48 1271 ZA HUIZEN Postadres: Zetel: Postbus: 105 1200 AC HILVERSUM HILVERSUM Recht ontleend aan: 84 AMF00/38546 d.d. 29-7-1987 Eerst genoemde object in AMERSFOORT G 1816 brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 63578/160 d.d. 25-11-2013 HYP4 63578/161 d.d. 25-11-2013 HYP4 63578/100 d.d. 22-11-2013 HYP4 63578/99 d.d. 22-11-2013 HYP4 63578/23 d.d. 21-11-2013 HYP4 63564/189 d.d. 20-11-2013 HYP4 63564/180 d.d. 20-11-2013 HYP4 63564/174 d.d. 20-11-2013 HYP4 63564/173 d.d. 20-11-2013 HYP4 63564/143 d.d. 20-11-2013 (Er zijn meer niet (volledig) verwerkte brondocumenten) Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet. Kadastraal bericht object pagina 1 van 1 Kadaster Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum: AMERSFOORT G 1817 Boogschutter AMERSFOORT 12M557 25-11-2013 26-11-2013 14:00:50 Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie: Ontstaan op: AMERSFOORT G 1817 45 a 30 ca 154960-464214 ERF - TUIN Boogschutter AMERSFOORT 5-8-1987 Publiekrechtelijke beperkingen Melding, bevel, beschikking of vordering Wet bodembescherming Ontleend aan: 250 datum in werking 6-7-2009 (Gegevens conform de gemeentelijke beperkingenregistratie) Betrokken bestuursorgaan, de gemeente: Amersfoort Gerechtigde EIGENDOM Gemeente Amersfoort Stadhuisplein 1 3811 LM AMERSFOORT Zetel: AMERSFOORT Recht ontleend aan: 84 AMF00/38405 d.d. 5-8-1987 Eerst genoemde object in AMERSFOORT G 1817 brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 63578/160 d.d. 25-11-2013 HYP4 63564/187 d.d. 20-11-2013 HYP4 63564/186 d.d. 20-11-2013 HYP4 63564/185 d.d. 20-11-2013 HYP4 5692/7 reeks UTRECHT d.d. 27-10-1987 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 5729/6 reeks UTRECHT d.d. 10-12-1987 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 5760/9 reeks UTRECHT d.d. 18-1-1988 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 5775/7 reeks UTRECHT d.d. 4-2-1988 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 4836/59 reeks UTRECHT d.d. 30-5-1984 REKTIFIKATIE VERZOCHT HYP4 5784/12 reeks UTRECHT d.d. 18-2-1988 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN (Er zijn meer niet (volledig) verwerkte brondocumenten) Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet. Kadastraal bericht object pagina 1 van 3 Kadaster Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum: AMERSFOORT G 4492 Meridiaan 41 A 3813 AT AMERSFOORT 14M4124 3-4-2014 Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: AMERSFOORT G 4492 24 a 88 ca 154888-464227 WONEN ERF - TUIN 4-4-2014 15:46:05 Kadastraal bericht object Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum: pagina 2 van 3 Kadaster AMERSFOORT G 4492 Meridiaan 41 A 3813 AT AMERSFOORT 14M4124 3-4-2014 Locatie: Ontstaan op: 4-4-2014 15:46:05 Meridiaan 41 A 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 41 B 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 41 C 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 41 D 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 41 E 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 43 A 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 43 B 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 43 C 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 43 D 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 43 E 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 45 A 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 45 B 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 45 C 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 45 D 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 45 E 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 47 A 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 47 B 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 47 C 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 47 D 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 47 E 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 49 A 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 49 B 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 49 C 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 49 D 3813 AT AMERSFOORT Meridiaan 49 E 3813 AT AMERSFOORT (Er zijn meer adressen bij dit kadastraal object) 23-9-2009 Kadastraal bericht object Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum: pagina 3 van 3 Kadaster AMERSFOORT G 4492 Meridiaan 41 A 3813 AT AMERSFOORT 14M4124 3-4-2014 Ontstaan uit: 4-4-2014 15:46:05 AMERSFOORT G 1815 gedeeltelijk Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de Landelijke Voorziening WKPB en de Basisregistratie Kadaster. Gerechtigde EIGENDOM Stichting de Alliantie Bestevaer 48 1271 ZA HUIZEN Postadres: Zetel: Postbus: 105 1200 AC HILVERSUM HILVERSUM Recht ontleend aan: 84 AMF00/38546 d.d. 29-7-1987 Eerst genoemde object in AMERSFOORT G 1815 brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 64183/3 d.d. 4-4-2014 HYP4 64171/128 d.d. 3-4-2014 HYP4 64171/127 d.d. 3-4-2014 HYP4 64171/87 d.d. 3-4-2014 HYP4 64171/86 d.d. 3-4-2014 HYP4 64171/85 d.d. 3-4-2014 HYP4 64171/24 d.d. 2-4-2014 HYP4 64158/141 d.d. 2-4-2014 HYP4 64158/140 d.d. 2-4-2014 HYP4 64148/24 d.d. 31-3-2014 (Er zijn meer niet (volledig) verwerkte brondocumenten) Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet. Bijlage 6: Niet Gesprongen Explosieven (NGE's) 14M4124 4 april 2014 Definitief Boogschutter-Meridiaan 21-01-2014 CT-PO Niet-Gesprongen Explosieven (NGE) Het projectgebied is verdacht op Niet Gesprongen Explosieven. Te weten: - Mijnen - Afwerpmunitie - Gedumpte munitie In 2001 heeft op een deel van de locatie Koppel-Noord een sanering plaatsgevonden, aangeduid als deelgebied 1 t/m 4 (Saneringsverslag, locatie Koppel-Noord te Amersfoort, grondsanering, Wbb code: UT 15/108, Houten, 8 mei 2001). De saneringslocatie maakt deel uit van de locatie KoppelNoord, gelegen tussen het Valleikanaal, de Hooglandseweg en de spoorlijn Amersfoort Zwolle (totale oppervlakte circa 22 hectare). In de periode van 1931 tot 1949 is straatvuil, huisvuil en bedrijfsafval gestort in een 30 meter brede strook langs de Oude Liniedijk, tussen de Hooglandsedijk en de spoorlijn over een lengte van circa 550 meter. De hoogte van de stort bedroeg 2,5-3,5 meter boven maaiveld. In 1961 is het stortmateriaal uitgevlakt. Hierna is het noordelijk gelegen terrein ingericht als woonwijk (Koppel-Noord). De onderzoekslocatie maakt deel uit van de deelgebied 3 (noord) binnen de woonwijk Koppel-Noord Uit het voornoemde onderzoek is gebleken dat het te bewerken profiel volledig geroerde grond betreft. Het geroerde profiel is tussen de 2 en 3 meter bovenop het oude maaiveld. Ook uit de milieukundige boringen blijkt dat het profiel geroerd is. Er is een kaartje opgenomen waarop de boringen (en de diepte) zijn weergegeven. Project: Teneinde de bovengrond te saneren zal de eerste meter (vanaf maaiveld) worden ontgraven en vervangen door schone teelaarde. Hiermee wordt er niet in de op NGE-verdachte ondergrond gegraven. In overleg met Megan Ladiges op 20-01-2014 overeengekomen dat we, gezien bovenstaande bevindingen, géén aanvullend (historisch/bureau) onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezigheid van NGE. Het risico wordt zodanig klein gedacht dat een onderzoek geen toegevoegde waarde heeft. NGE-onderzoek Boogschutter Afbeelding op NGE-verdachte terreinen: NGE-onderzoek Boogschutter Kaart met milieukundige (diepte) metingen uit Deelsaneringsrapport Koppel Noord 1997 NGE-onderzoek Boogschutter Bijlage 7: Fundering flats (bron: De Alliantie) 14M4124 4 april 2014 Definitief Bijlage 8: Tekening geplande herinrichting (maart 2014) 14M4124 4 april 2014 Definitief Bijlage 9: Begrippen en afkortingen 14M4124 4 april 2014 Definitief Algemeen Bodem: Drie-dimensionaal lichaam dat een deel van het bovenste gedeelte van de aardkorst beslaat en eigenschappen heeft die verschillen van het onderliggende gesteente als gevolg van interacties tussen klimaat, levende organismen (met inbegrip van menselijke activiteit), moedermateriaal en reliëf. Bodemverontreiniging: Het totale bodemvolume waarvan de concentraties van één of meer stoffen boven de streefwaarde (WBB) of lokale achtergrondwaarde liggen. Vooronderzoek: Het verzamelen van beschikbare gegevens over bodemgesteldheid, geohydrologische situatie alsmede het vroeger, huidig en toekomstig gebruik van de locatie en de directe omgeving. Verkennend bodemonderzoek: Een bodemonderzoek dat ten doel heeft met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op een bepaalde locatie bodemverontreiniging aanwezig is. Nader bodemonderzoek: Onderzoek in het kader van de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming met als doel het vaststellen van de aard en concentraties van de verontreinigende stoffen en de omvang van de bodemverontreiniging om, in het licht van de (potentiële) mogelijkheden van blootstelling en verspreiding, te bepalen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en om urgentie van de sanering vast te stellen. Bodemsanering: Technische maatregelen die tot doel hebben bodemverontreiniging te verwijderen, te isoleren of te beheersen. m-mv: meter beneden het maaiveld Geohydrologie Geohydrologie: Samenhang tussen de bodem van een gebied en het gedrag (bijv. stroming) van het grondwater. Afzetting: In bepaald geologisch tijdperk ontstaan bodemmateriaal, dat door wind of water is afgezet. Deklaag: Slecht doorlatende bovenste bodemlaag. Eerste watervoerende pakket: Minst diep gelegen goed waterdoorlatende bodemlaag. Infiltratie: Het binnentreden van water in de bodem door het grondoppervlak. Inzijging: Neerwaarts gerichte grondwaterstroming. Kwel: Opwaarts gerichte grondwaterstroming. Concept Bodemkunde Achtergrondgehalte: Gemiddeld gehalte aan een bepaalde verontreinigde stof, zoals dat algemeen in de omgeving van de locatie wordt aangetroffen. Locatiespecifieke omstandigheden: Terreinsituatie, bodemopbouw, terreingebruik e.d., die bepalend zijn voor de risico's, die een verontreiniging kan opleveren. Lutumgehalte: Gehalte aan klei in de bodem. Humusgehalte: Gehalte aan organisch stof in de bodem. Vergraven laag: Bodemlaag, die door (menselijke) activiteiten verstoord is en daardoor niet meer de oorspronkelijke gelaagdheid vertoont. Verontreinigingskenmerken: Kenmerken in de bodem, zoals afwijkende geuren en kleuren, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van verontreinigde stoffen. Laboratoriumonderzoek Mengmonster: Grondmonster dat is samengesteld uit meerdere monsters van verschillende locaties bestemd voor chemische analyse. Chromatogram: Grafiek, die het resultaat is van een bepaalde analysemethode in het laboratorium en waarmee de aard en de concentratie van de te onderzoeken stoffen kunnen worden bepaald. Detectiegrens: Laagst meetbare gehalte/concentratie met een bepaalde analysemethode. GC/MS: Gas-chromatografie met Massa-Spectrometrie, methode om in het laboratorium aard en gehalte aan vooraf onbekende stoffen te bepalen. pH: Zuurgraad, hoe lager de pH, hoe zuurder. EC: Elektrisch geleidingsvermogen Stoffen Aromaten: Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen zijn stoffen die behoren tot de chemische familie van de aromaten. Ze worden gewonnen uit steenkoolteer en aardolie en gebruikt als oplosmiddel voor verf, rubber, was en oliën. Ook worden aromaten toegevoegd aan brandstoffen, zoals benzine, ter verhoging van het octaangehalte. Aromaten zijn vluchtig en lossen goed op in het grondwater. Ze worden in het algemeen relatief snel met het grondwater verspreid. Aromaten zijn biologisch redelijk afbreekbaar. Benzeen is kankerverwekkend en wordt als zeer giftig beschouwd. De overige aromaten zijn minder giftig. Concept PCB’s: PCB’s zijn een uitgebreide familie van polychloorbifenylen. PCB’s zijn doorgaans wit kristallijne stoffen met een lage dampspanning en slechte oplosbaarheid in water. De stoffen lossen goed op in olie. De stoffen zijn biologisch slecht afbreekbaar en hopen op in vetweefsel. Sinds 1985 is de productie van deze stoffen verboden. Door de slechte brandbaarheid zijn deze stoffen gebruikt in de industrie als bijmenging in smeermiddel en koelvloeistoffen in transformatoren en isolatoren. Ook zijn PCB’s in het verleden gebruikt in verven en lakken. De stoffen zijn carcinogeen en kunnen o.a. leverschade veroorzaken. De giftigheid verschilt per verbinding. Halogeenkoolwaterstoffen: Halogeenkoolwaterstoffen zijn vluchtige organische verbindingen waarin één of meer chloor- of broomatomen voorkomen. Zij worden veel gebruikt als ontvettingsmiddel voor metalen, als verfafbijtmiddel, als chemisch reinigingsmiddel ('dry-cleaning'), als brandblusmiddel of als oplosmiddel voor verf, lak of lijm. Halogeenkoolwaterstoffen zijn zeer vluchtig en goed oplosbaar in grondwater. Omdat deze stoffen zwaarder zijn dan water kunnen ze tot zeer diep in de bodem doordringen. Halogeenkoolwaterstoffen zijn biologisch afbreekbaar. Halogenen zijn giftig. Acute effecten zijn geïrriteerde slijmvliezen en een narcotisch effect. Bij langdurige blootstelling kan schade aan het (centrale) zenuwstelsel optreden. Minerale olie: Minerale olie bestaat uit een mengsel van koolwaterstofketens met een lengte van 10 (C-10) tot 40 (C40) koolstofatomen en wordt gewonnen uit aardolievelden. Onder minerale olie worden verstaan: brandstoffen (diesel, benzine, huisbrandolie, stookolie), smeerolie, motorolie, snij-en walsolie, oplosmiddelen (terpentine, thinner) en teerolie. Aan het voorkomen en de verdeling van de ketenlengtes kan men zien om wat voor olie het gaat. Lichte oliesoorten als thinner en benzine zijn zeer vluchtig, relatief goed oplosbaar en vrij mobiel in de bodem. Zware oliesoorten zijn minder vluchtig en veel minder mobiel in de bodem. Minerale olie is redelijk goed biologisch afbreekbaar. Minerale olie is in vergelijking tot de overige hier genoemde stoffen weinig giftig, maar kan wel stankoverlast en hoofdpijnklachten veroorzaken. PAK's: PAK staat voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen; voorbeelden zijn naftaleen en benzo(a)pyreen. PAK's zijn roetachtige stoffen, die ontstaan bij de onvolledige verbranding van koolwaterstoffen, bijvoorbeeld bij de productie van cokes of steenkoolgas. PAK's worden toegepast bij de productie van rubber, verf, kunststoffen, lakken, minerale oliën en teer- en asfaltproducten. In de uitlaatgassen van motoren komen PAK als roetdeeltjes voor. In verkeersrijke gebieden worden daarom vaak relatief hoge achtergrondgehalten in de bodem aangetroffen. PAK's zijn niet vluchtig, vrijwel onoplosbaar in grondwater en zeer slecht biologisch afbreekbaar. Ze worden niet tot nauwelijks met grondwater verspreid. Sommige PAK's, waaronder benzo(a)pyreen, zijn kankerverwekkend en giftig en komen daarom op de zwarte lijst voor. Zware metalen: Zware metalen zijn metalen met een soortelijk gewicht groter dan 5.000 kg/m3. Voorbeelden zijn barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink. Zware metalen komen in Nederland van nature in de bodem voor in gehalten van 0,1 tot maximaal ongeveer 100 mg/kg (achtergrondwaarden). Ze worden gebruikt in de metaalindustrie, in de galvanische industrie, in de chemische industrie als katalysator en pigment en in de elektronische industrie. Lood is tot voor kort als anti-klopmiddel aan benzine toegevoegd. In verkeersrijke gebieden worden daarom relatief hoge achtergrondgehalten lood in de grond aangetroffen. Zware metalen zijn niet vluchtig en slecht oplosbaar. Ze worden sterk gebonden aan klei- en humusdeeltjes in de grond en worden relatief langzaam getransporteerd met het grondwater. Zware metalen zijn niet biologisch afbreekbaar. De giftigheid van zware metalen loopt uiteen. Cadmium en kwik zijn vanwege hun giftigheid op de zwarte lijst geplaatst. Metalen als kobalt, koper, molybdeen en zink vervullen een belangrijke rol bij de stofwisseling in het menselijk lichaam en zijn pas giftig bij relatief hoge doses. Meestal gaat het bij de giftigheid ook om de combinatie van diverse stoffen. Bariumzouten kunnen giftig zijn. Dit hangt echter samen met de oplosbaarheid van dit zout. Concept Bijlage 10: Boombeschermingsplan 14M4124 4 april 2014 Definitief ïç Ø Ñ Ñ Ú Ü Í ÌË Õ î ÞÑËÉ Û Ò ÎÑÒ Ü Þ ÑÓ Û Ò Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îð ÞÑË É Û Ò ÎÑÒ Ü Þ ÑÓ Û Ò æ Ø »¬³ »¬¾»¸«´ ° ª¿² ¹»®·½¸¬» ®¿²¼ª±±®© ¿¿®¼»² ±° »»² ¾±±³ ¬»½¸²·- ½¸ ª»®¿²¬© ±±®¼» © ·¶¦» «·¬ª±»®»² ª¿² ø¾±«© ÷© »®µ¦¿¿³ ¸»¼»² ®±²¼ ¾±³ »²ò Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îï Õ É ß Ô ×ÌÛ ×ÌÍ Û ×Í Û Ò Û Ò Î Û Í Ë ÔÌß ß Ì Ê Û Î Ð Ô ×Ý Ø Ì×Ò Ù Û Ò î òï Þ ±«© »² ®±²¼ ¾±³ »²æ Het uitvoeren van bouwwerkzaamheden (in de breedste zin van het woord) in de (directe) omgeving van bomen mag alleen worden uitgevoerd door of onder directe begeleiding van vak© opgenomen kwaliteitseisen en resultaatverplichtingen ten aanzien van het bouwen rond bomen. Hij of zij moet in staat zijn om zelfstandig de benodigde kwaliteitseisen en randvoorwaarden uit te voeren, te controleren en indien nodig te corrigeren. î òî Ü » « ·¬ª±»®·²¹ van (bouw)werkzaamheden rond bomen moet voldoen aan de in hoofdstuk 2 van de KBB © gestelde kwaliteitseisen en resultaatsverplichtingen met de nadruk op een verantwoorde inpassing van de te handhaven bomen binnen het bouwplan. î òí Ü » « ·¬ª±»®·²¹ van (bouw)werkzaamheden rond bomen moet zodanig plaatsvinden dat er sprake is van een verantwoorde inpassing van de te handhaven bomen binnen het bouwplan of (bouw)werkzaamheden. Er mag nimmer sprake zijn van (bouw)werkzaamheden die leiden tot een bedreiging van de instandhouding van een te handhaven boom. î òì ß ´ ´ » ¾»²±¼·¹¼» ø¾»- ½¸ »®³ ·² ¹- ÷³ ¿¿¬®»¹»´ »² en boomtechnische randvoorwaarden dienen binnen de (bouw)werkzaamheden te worden genomen om schades aan te handhaven bomen te voorkomen en wel zodanig dat een verantwoorde handhaving van deze bomen binnen de (bouw)werkzaamheden gewaarborgd is. Onder schade aan een boom wordt tevens verstaan; (indirecte) schade aan de beworteling en schade aan de groei- en standplaats van de boom. Extra aandacht is hierbij noodzakelijk voor het voorkomen van bodemverdichting en bodemverslemping en de uitvoering van graafwerkzaamheden. Van toepassing is een minimale boeteclausule van 500 euro (zie 2.33) î òë ß ´ - ¾¿- ·- voor het bouwen rond bomen gelden de onderstaande TIEN GEBODEN: Ì ×Û Ò Ù Û Þ Ñ Ü Û Ò Þ Ñ Ë É Û Ò Î Ñ Ò Ü Þ Ñ Ó Û Ò ïò îò íò ìò ëò êò éò èò çò ï ðò Þ »- ½¸ »®³ º§- ·»µ ¼» - ¬¿³ ôµ®±± ² »² © ± ®¬»´ - ª¿² ¼» ¾±±³ д ¿¿¬- ¹»»² ¾± « © ³ ¿¬»®·¿´ »² ±² ¼»® ¼» ¾±±³ Ø ± « ¼ ¾±« © ª»®µ»»® ¾«·¬»² ¼» µ®± ±² °®±¶»½¬·» ª¿² ¼» ¾±±³ Ê »®- ¬±±® ¼» ¾±ª»²¹ ®±² ¼ ®±² ¼ ¼» ¾± ±³ ² ·»¬ Ê ±± ®µ±³ ¾»- ½¸ ¿¼·¹·²¹ ª¿² © ±®¬»´ - ª¿² ¼» ¾±± ³ Ô »¹ µ¿¾»´ - »² ´ »·¼·² ¹»² ®±² ¼ ¾±³ »² ¦± ®¹ ª« ´ ¼·¹ ¿¿² Ø ± « ¼ ¼» ¹®± ²¼© ¿¬»®- ¬¿² ¼ ®± ²¼ ¾±³ »² ¹»´ ·¶µ Í ²± »·© »®µ¦¿¿³ ¸»¼»² ¿¿² ¼» ¾±±³ ¿´ ´ »»² ø´ ¿¬»²÷«·¬ª± »®»² ¼±±® ª¿µµ« ²¼·¹» ¾±±³ ª»®¦±®¹ »®Ð´ ¿¿¬- ¹»»² ¼·®»½¬» ª»®¸ ¿®¼·² ¹»² ±ª»® ¼» © ±®¬»´ - ª¿² ¼» ¾±±³ Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îî Bescherm fysiek de stam, kroon en wortels van de boom Houd bouwverkeer en bouwmateriaal buiten de kroonprojectie Verstoor de bovengrond niet, voorkom beschadinging van wortels en plaats geen directe verhardingen over de wortels Houd schadelijke stoffen uit de buurt van de boom Houd de grondwaterstand gelijk Plaats geen directe verhardingen over de wortels • Snoeiwerkzaamheden alleen uitvoeren na opdracht en door vakkundige boomverzorgers Ú ×Ù Ë Ë Î î òï Tien geboden bouwen rond bomen Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îí Ì×Û Ò Ù Û Þ Ñ Ü Û Ò Þ Ñ Ë É Û Ò Î µ±®¬» ¬±»´ ·½¸¬·²¹ ï ò Þ »- ½¸»®³ º§- ·»µ ¼» - ¬¿³ ôµ®±±² »² © ±®¬»´ - ª¿² ¼» ¾±±³ Plaats voor aanvang van de werkzaamheden een fysieke afscherming rond de gehele boom (bijvoorbeeld koppelbare bouwhekken). Bescherm bij een beperkte werkruimte ten minste de stam, stamvoet en plantspiegel (zie nadere randvoorwaarden: beperkte of lokale afscherming). î ò д ¿¿¬- ¹»»² ¾±« © ³ ¿¬»®·¿´ »² ±² ¼»® ¼» ¾±±³ Voertuigen en bouwmaterialen mogen niet (tijdelijk) op het wortelpakket (open maaiveld) van een boom geplaatst worden zodat beschadiging aan wortels en bodemstructuur wordt voorkomen. Bind ook geen materialen of materieel aan de boom. íò Ø ±«¼ ¾±« © ª»®µ»»® ¾«·¬»² ¼» µ®±±²°®±¶»½¬·» Houd bouwmachines en voertuigen op ruime afstand van bomen om zo bodemverdichting en kroon- en stamschade te voorkomen. ì ò Ê »®- ¬±±® ¼» ¾±ª»²¹®±²¼ ²·»¬ Handhaaf het bestaande maaiveld rond de boom. Voer geen graafwerkzaamheden of bodemophogingen uit zodat wortelschade en structuurbederf van de bodem wordt voorkomen. ëò Ê ±±®µ±³ ¾»- ½¸ ¿¼·¹·²¹ ª¿² © ±®¬»´Voorkom graafwerkzaamheden binnen het wortelpakket van de boom. êò Ô »¹ µ¿¾»´ - »² ´ »·¼·²¹»² ¦±®¹ª«´ ¼·¹ ¿¿² Voorkom wortelschade aan stabiliteitswortels van de boom als gevolg van de aanleg of het onderhoud aan kabels en leidingen. éò Ø ±«¼ ¼» ¹®±²¼© ¿¬»®- ¬¿²¼ ¹»´ ·¶µ Voorkom een verhoging en/of verlaging van de grondwaterstanden bij bomen ter voorkoming van wortelsterfte (wortels verdrinken bij verhoogde grondwaterstand of verdrogen bij verlaging grondwaterstand). Vermijd ook het verstoren van bestaande waterlopen, sloten en watergangen die de bestaande grondwaterstand beï nvloeden. èò afblazen van uitlaatgassen of hete of koude luchtstromen binnen de kroonprojectie van de boom is niet toegestaan. çò Í ²±»·© »®µ ¦¿¿³ ¸»¼»² ¿´ ´ »»² «·¬ª±»®»² ²¿ ±°¼®¿½¸ ¬ »² ¼±±® ª¿µµ« ²¼·¹» ¾±±³ ª»®¦±®¹»®Voorkom het onvakkundig, ongeoorloofd of ongewenst wegzagen van takken uit de kroon. ï ðò Ð ´ ¿¿¬- ¹»»² ¼·®»½¬» ª»®¸ ¿®¼·²¹»² ±ª»® ¼» © ±®¬»´ verharding binnen het (bestaande) wortelpakket. Ìß Ò Ü ß ß Î ÌÍ Þ ß Î Û Þ Ñ Ñ Ó ÆÑ Ò Û æ î òê Ü » Ì ×Û Ò Ù Û Þ Ñ Ü Û Ò (2.5) zijn van toepassing binnen de gehele kwetsbare boomzone rond een boom. Rond elke boom bevindt zich boven- en ondergronds deze, doorgaans niet direct zichtbare, kwetsbare boomzone (projectie kroon en wortelpakket). De feitelijke omvang en situering van deze kwetsbare boomzone verschilt vaak per boom en dient voor elke boom afzonderlijk in het veld te worden vastgesteld. dan geldt als zgn. ‘ Í ¬¿²¼¿¿®¼ µ © »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦±²»’ (bovengronds en ondergronds) voor elke boom het gebied vanaf het hart van de stam tot ten minste ï ôë ³ »¬»® ¾«·¬»² ¼» µ®±±²°®±¶»½¬·» alsmede de bodemzone van minimaal ë ³ »¬»® ®±² ¼±³ ¼» - ¬¿³ ª±»¬ van de boom (gemeten vanuit het hart van de stamvoet van de boom). Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îì Î ß Ò Ü ÊÑ Ñ Î É ß ß ÎÜ Û Ò î òé ײ¼·»² »® ·² ®»´ ¿¬·» ¬±¬ ¼» Ì×Û Ò Ù Û Þ Ñ Ü Û Ò binnen de kwetsbare boomzone toch (bouw)werkzaamheden of activiteiten moeten plaatsvinden, dan gelden de in het overzicht genoemde ‘ randvoorwaarden bouwen rond bomen’ (R.1 t/m R.7) Î ß Ò Ü Ê Ñ Ñ Î É ß ß Î Ü Û Ò Þ Ñ Ë É Û Ò Î Ñ Ò Ü Þ Ñ Ó Û Ò Î òï ÌñÓ Î òé Î òï Î òî Î òí Î òì Î òë Î òê Î òé Ú §- ·»µ» ¿º- ½¸ »®³ ·²¹µ © »¬- ¾¿®» ¦±² » Þ »- ½¸ »®³ ·²¹ ³ ¿¿·ª»´ ¼ô±°- ´ ¿¹ »² ¬®¿²- °±®¬ Ñ °¸±¹·² ¹ ³ ¿¿·ª»´ ¼ Ê »®¸¿®¼·²¹»² ±° ±°»² ³ ¿¿·ª»´ ¼ Ù ®¿¿º© »®µ ¦¿¿³ ¸ »¼»² ú ¾±¼»³ ¾»© »®µ·²¹ Ü »³ °»² - ´ ±¬»² Þ ®±²¾»³ ¿´ ·² ¹ î òè É »®µ ¦¿¿³ ¸ »¼»² ¾·²²»² ¼» µ © »¬- ¾¿®» boomzone mogen nooit plaatsvinden zonder de expliciete toestemming van de opdrachtgever! î òç ß ´ ´ » © »®µ ¦¿¿³ ¸ »¼»² die worden uitgevoerd binnen de kwetsbare boomzone, dienen in de regel handmatig of van buiten af in de kwetsbare boomzone te worden uitgevoerd zodat schade aan de boom en/of de groei- en standplaats wordt voorkomen. î òï ð ײ¼·»² de gestelde randvoorwaarden niet afdoende zijn voor een duurzame en verantwoorde handhaving van de betrokken boom, dan dienen in overleg met de opdrachtgever de (bouw)werkzaamheden en de randvoorwaarden tijdig te worden aangepast of aangevuld. Ú ×Ù Ë Ë Î î òî Kwetsbare boomzone Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îë Ñ Ê Û Î Æ ×Ý Ø ÌæÎ ß Ò Ü Ê Ñ Ñ Î É ß ß Î Ü Û Ò Þ Ñ Ë É Û Ò Î Ñ Ò Ü Þ Ñ Ó Û Ò ß´ ¹»³ »»² ø«·¬¹¿²¹- °«²¬÷ Þ ·²²»² ¼» µ© »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦±²» ³ ±¹»² ¹»»² © »®µ¦¿¿³ ¸»¼»²ô¬®¿²- °±®¬ ±º ±°- ´ ¿¹ °´ ¿¿¬- ó ª·²¼»²òײ¼·»² © »®µ¦¿¿³ ¸»¼»² ¾·²²»² ¼» µ© »¬- ¾¿®» ¦±²» ¬±½¸ ±²ª»®³ ·¶¼»´ ·¶µ ¦·¶² ¼¿² Ì×Û Ò Ù Û Þ Ñ Ü Û Ò ¤ Î ß Ò Ü Ê Ñ Ñ ÎÉ ß ß Î Ü Û Ò É »®µ¦¿¿³ ¸»¼»² ¾·²²»² ¼» µ© »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦±²» ³ ±¹»² ²±±·¬°´ ¿¿¬- ª·²¼»² ¦±²¼»® ¼» »¨°´ ·½·»¬» ¬±»- ¬»³ ³ ·²¹ ª¿² ¼» ±°¼®¿½¸¬¹»ª»®ÿ Î òï Ú§- ·»µ» ¿º- ½¸»®³ ·²¹ µ© »¬- ¾¿®» ¦±²» Î ±² ¼±³ »´ µ» ¬» ¾»¸ ±« ¼»² ¾±±³ ø¾·² ² »² ¼» ®»·µ © ·¶¼¬» ª¿² ¼» © »®µ ¦¿¿³ ¸»¼»²÷¼·»²¬»»² º§ó - ·»µ» ¿º- ½¸ »®³ ·² ¹ ®± ²¼ ¼» ª± ´ ´ »¼·¹ » µ © »¬- ¾¿®» ¾±± ³ ¦±² » ¬» © ± ®¼»² ¹ »° ´ ¿¿¬- ¬ø¾·¶ª± ±®¾»»´ ¼ ³ ·¼¼»´ - ¹ »µ±° °»´ ¼» ¾±« © ¸ »µ µ»²÷òײ ¼·»² »»² ª±´ ´ »¼·¹» º§- ·»µ» ¿º- ½¸ »®³ ·² ¹ ²·»¬³ ± ¹»´ ·¶µ ·- ô ¼¿² ·² ±ª»®´ »¹ ³ »¬¼» ±° ¼®¿½¸¬¹»ª»®æ ¾»°»®µ ¬» º§- ·»µ» ¿º- ½¸ »®³ ·²¹ ô³ ·²·³ ¿¿´®± ²¼± ³ ¼» - ¬¿¾·´ ·¬»·¬- µ´ « ·¬±º ´ ±µ¿´ » ¿º- ½¸»®³ ·² ¹ ³ »¬³ ·² ·³ ¿¿´º§- ·»µ» ¾»- ½¸ »®³ ·²¹ ª¿² - ¬¿³ ª±»¬»² - ¬¿³ ò Î òî Þ »- ½¸»®³ ·²¹ ³ ¿¿·ª»´ ¼ô ±°- ´ ¿¹ »² ¬®¿²- °±®¬ ¼®« µª»®¼»´ »²¼» ®·¶°´ ¿¬»² Ù »»² ±°- ´ ¿¹ ±º¬®¿²- °±®¬¾·² ²»² ¼» µ© »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦± ²»ô¿² ¼»®- ®¿² ¼ª±±®© ¿¿®¼»² æ Î òí Ñ °¸±¹·²¹ ³ ¿¿·ª»´ ¼ Ù »»² ±° ¸± ¹·²¹ ¾·²² »² µ © »¬- ¾¿®» ¾±± ³ ¦± ²»ô¿² ¼»®- ®¿² ¼ª±± ®© ¿¿®¼»² ¬± »°¿- - »² æ ±² ¼»®´ ·¹ ¹»² ¼» ¦¿² ¼º«² ¼»®·² ¹ ª¿² î ð ½³ ¹®±ºø¦±»¬÷¦¿² ¼ò ¼±± ®- °·¬¬»² ±º¼±±®³ »² ¹»² ò Î òì Ê»®¸¿®¼·²¹»² ±° ±°»² ³ ¿¿·ª»´ ¼ Ù »»² ±³ ª±®³ ·²¹ ª¿² ¸ »¬±° »² ³ ¿¿·ª»´ ¼ ²¿¿® »»² ª»®¸¿®¼·²¹ ¾·² ²»² ¼» µ© »¬- ¾¿®» ¾±±³ ó ¦± ²»ô¿² ¼»®- ®¿² ¼ª±± ®© ¿¿®¼»² ¬± »°¿- - »² æ Î òë Ù ®¿¿º© »®µ¦¿¿³ ¸»¼»² ú ¾±¼»³ ¾»© »®µ·²¹ Ù »»² ¹®¿¿º© »®µ ¦¿¿³ ¸»¼»² ¾·²² »² µ © »¬- ¾¿®» ¾±± ³ ¦±²»ô¿² ¼»®- ®¿² ¼ª±± ®© ¿¿®¼»² æ Ó ·²·³ ¿´ » ¹®¿¿º¿º- ¬¿²¼»² ·² ®»´ ¿¬·» ¬±¬ - ¬¿³ ¼·¿³ »¬»® ªñ¼ ¾±±³ »² - ¬¿¾·´ ·¬»·¬- µ´ «·¬æ Í ¬¿³ ¼·¿³ »¬»® ±° ï ôí ³ õ ³ òªò î ð ½³ ì ð ½³ êð ½³ èð ½³ ï ðð ½³ ï ëð ½³ øï ÷³ ·² ò¹®¿¿º¿º- ¬¿² ¼ ¸¿®¬ªñ ¼ - ¬¿³ ª±»¬ø- ¬¿²¼¿¿®¼÷ ï ôî ë ³ ï ôëð ³ ï ôéë ³ î ôî ë ³ î ôëð ³ íôëð ³ øî ÷³ ·² ò¹ ®¿¿º¿º- ¬¿²¼ ¸¿®¬ªñ ¼ - ¬¿³ ª±»¬ø¬®»µ ¦·¶¼»÷ î ôð ³ î ôë ³ íôð ³ íôë ³ ì ôð ³ ëôð ³ Î òê Ü »³ °»² - ´ ±¬»² »² © ¿¬»®¹ ¿²¹ »² Ù »»² - ´ ±¬»² ¼»³ °»² ¾·² ²»² µ© »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦± ²»ô¿²¼»®- ®¿² ¼ª±±®© ¿¿®¼»² æ Î òé Þ ®±²¾»³ ¿´ ·²¹ Ù »»² ª»®´ ¿¹·² ¹ ±ºª»®¸ ±¹·²¹ ª¿² ¼» ¹®± ²¼ © ¿¬»®- ¬¿² ¼ ¾·²² »² µ © »¬- ¾¿®» ¾±± ³ ¦± ²» ³ »¬ ³ »»® ¼¿² ï ðû ª¿² ¼» ¾»- ¬¿¿²¼» ¾»© ±®¬»´ ¾¿®» ¼·»°¬»ô¿² ¼»®- ®¿² ¼ª±±®© ¿¿®¼»² æ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îê Ú ÇÍ ×Û Õ Û ß Ú Í Ý Ø Û Î Ó ×Ò Ù Õ É Û ÌÍ Þ ß Î Û Æ Îß Ò Ü ÊÑ Ñ ÎÉ ß ß Î î òïï Î ±²¼ ¼» µ© »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦±²» van elke te handhaven boom binnen de reikwijdte van het bouwplan dient als regel een volledige fysieke afscherming geplaatst te worden ter bescherming van de boom en zijn groeiplaats. De fysieke afscherming beschermt de boom vanaf minimaal 10 cm boven het maaiveld tot minimaal 2 m boven voor personen en voertuigen volledig af (bijvoorbeeld koppelbare bouwhekken). De toe te passen fysieke afschermingen is ten minste bestand tegen de gemiddelde impact van een personenvoertuig (voorkoming aanrijschade). Indien het plaatsen van een volledige afscherming vanwege beperkte werkruimte niet mogelijk is, dan dient in overleg met opdrachtgever een beperkte afscherming of ten minste een lokale bescherming aangebracht te worden. Volledige afscherming Beperkte afscherming Lokale afscherming = gehele kwetsbare boomzone is fysiek afgeschermd. = ten minste de zone van de stabiliteitskluit is fysiek afgeschermd. = ten minste de bovengrondse stamvoet en stam zijn fysiek afgeschermd. Bomen die buiten de bouwlocatie staan maar met de kroonprojectie of wortelzone binnen de bouwlocatie reiken worden geacht binnen de bouwlocatie te staan. Bij een beperkte of lokale afscherming is slechts een (klein) deel van de kwetsbare boomzone fysiek afgeschermd en gelden er dus voor de resterende kwetsbare zone randvoorwaarden! î òï î Û »² ª±´ ´ »¼·¹» ¿º- ½¸»®³ ·² ¹ worden geplaatst op ten minste 1,5 meter buiten de kroonprojectie en ten minste 5 meter rondom het hart van de stamvoet van de boom. î òï í Û »² ¾»°»®µ¬» ¿º- ½¸»®³ ·²¹ dient zodanig te worden geplaatst dat deze zoveel mogelijk de volledige kwetsbare boomzone van de boom afschermt. Een beperkte afscherming beschermt ten minste fysiek de volledige zone waarbinnen zich de stabiliteitskluit bevindt (zie R.5). î òï ì Ô ±µ¿´ » ¿º- ½¸»®³ ·² ¹»² zijn alleen toegestaan wanneer een ‘ volledige’ of ‘ beperkte’ afscherming niet mogelijk is of met de goedkeuring van de opdrachtgever niet noodzakelijk wordt geacht. Een lokale afscherming beschermd ten minste fysiek de stamvoet inclusief wortelaanlopen en de stam. Indien de lokale afscherming direct wordt bevestigd aan de boom, dan mag deze de boom niet fysiek beschadigen of afknellen (bijvoorbeeld verticaal geplaatste planken rondom de stam met onderliggende ribdrain met cocosmantel rondom de stam gedraaid). î òï ë Û »² º§- ·»µ» ¿º- ½¸»®³ ·² ¹ dient minimaal 1 werkdag voorafgaand aan de aanvang van de (bouw)werkzaamheden of sloopactiviteiten te worden geplaatst. Indien de bouwwerkzaamheden slechts 1 of enkele werkdagen in beslag nemen dan mag de afscherming (in overleg met de opdrachtgever) ook op de dag zelf, voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden, worden geplaatst. De (bouw)werkzaamheden mogen echter niet eerder aanvangen voordat de fysieke afscherming ter hoogte van de werkzaamheden zijn geplaatst. î òï ê Û »² ª±´ ´ »¼·¹» ±º¾»°»®µ ¬» ¿º- ½¸ »®³ ·²¹ dient (per boom) voorafgaand aan de werkzaamheden te worden van een afschermingszone voor bomen (voorbeeldtekst: “STOP! Beschermd BOOMGEBIED! Verboden toegang, geen opslag. Verplaatsen van afscherming VERBODEN !” ). Eventueel verdwenen of onleesbaar gewor- î òï é Ù »°´ ¿¿¬- ¬» ¿º- ½¸»®³ ·² ¹»² mogen uitsluitend met toestemming van de opdrachtgever, en pas nadat de werkzaamheden ter plaatse volledig zijn afgerond, worden verwijderd. Een eenmaal geplaatste afscherming mag nimmer zonder de toestemming van de opdrachtgever tijdens de bouwactiviteiten worden verplaatst. î òï è Þ ·²²»² »´ µ» µ © »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦±²» en dus ook binnen de fysieke afschermingszone gelden expliciet de genoemde TIEN GEBODEN en is de toegang voor mensen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de opdrachtgever verboden. Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îé Þ Û Í Ý Ø Û Î Ó ×Ò Ù Ó ß ß ×Ê Û Ô Ü ôÑ Ð Í Ô ß Ù Û Ò ÌÎ ß Ò Í Ð Ñ Î Ì Î ß Ò Ü Ê Ñ Ñ Î É ß ß Î î òï ç Ì»® ª±±®µ±³ ·²¹ van o.a. bodemverdichting en bodemverslemping is de (tijdelijke) opslag van materialen en het berijden, verplaatsen of parkeren van voertuigen (materieel en materiaal) binnen de kwetsbare boomzone niet toegestaan. Dit geldt in bijzonder daar waar er sprake is van een open maaiveld of open plantspiegel. Ü ®«µª»®¼»´ »²¼» ®·¶°´ ¿¬»² ±º»´ »³ »²¬»²æWanneer opslag van materialen, het berijden, verplaatsen of parkeren van voertuigen (materieel en materiaal) binnen de kwetsbare boomzone toch moet plaatsvinden is ten minste het aanbrengen van drukverdelende rijplaten of elementen als randvoorwaarde noodzakelijk zodat bodemverdichting en -verslemping worden voorkomen. In overleg met de opdrachtgever dient tevens eerst ter plaatse een laag van 20 cm zoet-, grof zand aangebracht te worden (met name bij een extra zware bodembelasting of een sterk slempgevoelige bodem). Wanneer er op het bestaande open maaiveld een organische toplaag aanwezig is (bijvoorbeeld gras of strooisellaag) dan dient deze, wanneer de situatie langer (meer dan ca. 2 weken) zal aanhouden, voorafgaand eerst (handmatig) ter plaatse verwijderd te worden. î òî ð Ò ¿¬¬» ¾±¼»³ æVooral in een natte bodem (vochtpercentage > 18%) nemen de risico’ s op bodemverslemping (structuurbederf) sterk toe. Grondwerkzaamheden dienen tijdens (aanhoudende) regen en natte bodemomstandigheden binnen de kwetsbare boomzone (tijdelijk) gestaakt te worden totdat het vochtgehalte van de bodem zich weer heeft hersteld tot beneden de aangegeven waarde. Als gevolg van genoemde (bodem)werkzaamheden mogen zich op het maaiveld nimmer plassen vormen. in overleg met de opdrachtgever noodzakelijk. î òî ï Þ Als aanvullende randvoorwaarden voor de opslag van materialen intreding als gevolg van, bijvoorbeeld, lekkende, verspilde of gemorste materialen. bij aftanken of smeermiddelen, cementspecie of loos- of spoelwater van keten en toiletten, urinelozingen etc.). Zelfs schoon water zal bij een verzadigde bodem de zuurstofhuishouding negatief beïnvloeden en het voortbestaan van een Ñ Ð Ø Ñ Ù ×Ò Ù Ó ß ß ×Ê Û Ô Ü ôß ß Ò Þ ÎÛ Ò Ù Û Ò Ê Û ÎØ ß ÎÜ × ÎÉ ß ß Î î òî î Þ ±¼»³ ±°¸ ±¹·² ¹æ Het binnen de kwetsbare boomzone uitvoeren van een bodemophoging is niet toegestaan. Indien een bodemophoging of het aanbrengen van een verharding binnen de kwetsbare boomzone toch î òî í ʱ±®µ±³ ª»®- ¬±®·²¹ brengen ophoogmedium middels het in overleg met de opdrachtgever op een juiste wijze aanpassen van de materiaalstructuur van het ophoogmedium evenals de toe te passen verwerkingsmethode. î òî ì Ê ±±®µ±³ bij een grondophoging direct grondcontact met het bestaande schorsweefsel van de stamvoet en stam, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een keerrand of grondkraag rondom de stamvoet. Controleer bij grondophoging ook de (resterende) doorrijhoogte onder de kroon i.v.m. voldoende vrije doorgang! î òî ë ß ¿² ¾®»²¹»² ª»®¸¿®¼·²¹æ Het binnen de kwetsbare boomzone (bestaand open maaiveld) aanbrengen van een verharding is niet toegestaan. Indien het aanbrengen van een verharding binnen de kwetsbare zone toch noodzakelijk is geldt als randvoorwaarde dat er op het bestaande open maaiveld eerst een drukverdelende of drukspreidende constructie moet worden toegepast met een onderliggende zandfundering van grof zoet zand op het bestaande maaiveld (dus geen regulier zandcunet middels het uitgraven of uitkisten). van een (half)open verharding. Voor ophogingen rond bomen en het aanbrengen van verhardingen op een bestaand open maaiveld is het toepassen van een zwevende constructie in veel situaties een goed alternatief. Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îè Ù Îß ß ÚÉ Û ÎÕ Æß ß Ó Ø Û Ü Û Ò ú Þ Ñ Ü Û Ó Þ Û É Û ÎÕ × Îß Ò Ü ÊÑ ÑÎÉ ß ß Î î òî ê Ù ®¿¿º© »®µ ¦¿¿³ ¸»¼»²æ Graafwerkzaamheden zijn binnen de kwetsbare boomzone niet toegestaan. Indien graafwerkzaamheden toch binnen de kwetsbare zone moeten plaatsvinden, dan gelden onderstaande randvoorwaarden. Onder graafwerkzaamheden wordt tevens verstaan de uitvoering van bodembewerkingen zoals spitten, frezen, egaliseren etc. î òî é É ±®¬»´ - ³ ±»¬»² ¾·¶¹®¿¿º© »®µ ¦¿¿³ ¸ »¼»² altijd haaks op de groeirichting van de wortels worden doorgestoken of doorgezaagd met scherp gereedschap zodat onnodig extra schade door ‘ rafelen’ en ‘ kapot trekken’ wordt voorkomen. Wortels dikker dan 5 cm moeten altijd worden doorgezaagd. Blootliggende wortels dienen direct te worden afgedekt om uitdrogen te voorkomen, echter zodanig dat broei wordt voorkomen. î òî è É ±®¬»´ - ¼·µµ»® ¼¿² ï ð ½³ mogen alleen worden doorgezaagd of verwijderd met expliciete toestemming van de opdrachtgever. î òî ç Ó ·²·³ « ³ ¹®¿¿º¿º- ¬¿²¼»² æ Onderstaande minimale graafafstanden gelden vanuit het hart van de stamtrekzijde belaste boom (kolom 2) en zijn gerelateerd aan de stamdiameter van de boom op 1,3 m +m.v.. Ó ×Ò × Ñ Ó Êß Ò Ù Í Ìß Þ ×Ô ×Ì Û ×Ì Í Õ Ô Ë ×Ìæ Í ¬¿³ ¼·¿³ »¬»® ±° ï ôí ³ õ ³ òªò î ð ½³ ì ð ½³ êð ½³ èð ½³ ï ðð ½³ ï ëð ½³ øï ÷³ ·² ò®»¹ «´ ·»®» ¹®¿¿º¿º- ¬¿²¼ ª¿²« ·¬¸ »¬¸¿®¬ªñ ¼ - ¬¿³ ª± »¬ ï ôî ë ³ ï ôëð ³ ï ôéë ³ î ôî ë ³ î ôëð ³ íôëð ³ ×Ò Î Û Ô ß Ì ×Û Ì Ñ Ì Í Ìß Ó Ü ×ß Ó Û Ì Û Î Ê ß Ò Ü Û Þ Ñ Ñ Ó Û Ò øî ÷³ ·² ò¹ ®¿¿º¿º- ¬¿²¼ ¿¿² ¬®»µ ¦·¶¼» ª¿²« ·¬¸ »¬¸¿®¬ªñ ¼ - ¬¿³ ª± »¬ î ôð ³ î ôë ³ íôð ³ íôë ³ ì ôð ³ ëôð ³ Þ ·¶»»² ¾± ±³ ³ »¬»»² - ¬»®µ» ³ »½¸ ¿²·- ½¸» ±² ¾¿´ ¿² - ø¾·¶ª± ±®¾»»´ ¼ - ½¸»»º- ¬¿²¼÷·- »® »»² »¨¬®¿ µ © »¬- ¾¿®» ¦±² » ¿¿² ¼» ¬®»µ ¦·¶¼» î òíð É ±®¬»´ ª±´ « ³ »æ Ook bij graafwerkzaamheden ¾«·¬»² ¼» - ¬¿¾·´ ·¬»·¬- µ´ «·¬ dient wortelschade binnen de kwetsbare boomzone voorkomen te worden. Indien graafwerkzaamheden toch moeten plaatsvinden mag tot maximaal 25% van het bestaande wortelvolume (tijdelijk) buiten de stabiliteitskluit verloren gaan. Genoemd wortelverlies moet (elders) in het bouwplan weer worden hersteld of gecompenseerd. Wanneer buiten de stabiliteitskluit meer dan 25% van het bestaande wortelvolume wegvalt of niet in het plan wordt gecompenseerd, is een kroonreductie als noodmaatregel (herstel kroon- wortelverhouding) eventueel noodzakelijk. Een dergelijke kroonreductie geldt niet als reguliere beheermaatregel en wordt niet door alle boomsoorten verdragen (uitvoering kroonreductie uitsluitend met expliciete toestemming van opdrachtgever). w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü îç Ú ×Ù Ë Ë Î î òí Minimale graafafstand gerelateerd aan stamdiameter Ü Û Ó Ð Û Ò Í ÔÑ ÌÛ Ò Û Ò Þ Î Ñ Ò Þ Û Ó ß Ô × ÎÉ ß ß Î î òíï Ü »³ °»² - ´ ±¬»² »² © ¿¬»®¹¿² ¹»² æHet binnen de kwetsbare boomzone dempen van sloten en/of watergangen is niet toegestaan. Indien het dempen van sloten en watergangen toch noodzakelijk is gelden de navolgende randvoorwaarden: î òíî Þ ®±²¾»³ ¿´ ·² ¹»²æ verlagen van de gwst met meer dan 10 tot 20% van bestaande bewortelingsdiepte niet toegestaan. Î ×Ý Ø Ì Ô ×ÖÒ æÚ Ô Ë Ý Ì Ë ß Ì ×Û ï ð ÌÑ Ì î ðû Êß Ò Þ Û Í Ìß ß Ò Ü Û Þ Û É Ñ Î Ì Û Ô ×Ò Ù Í Ü ×Û Ð Ì Û Ù Û Î Û Ô ß Ì Û Û Î Ü ß ß Ò Ù É Í Ì Þ »- ¬¿¿²¼» ¾»© ±®¬»´ ¾¿®» ¼·»°¬» ¤Ù É Í Ìæ ¬±¬½¿òëð ½³ ó³ òªò ¬±¬½¿òï ðð ½³ ó³ òªò ¬±¬½¿òî ðð ½³ ó³ òªò ³ ¿¨ò¬±»´ ¿¿¬¾¿®» ª»®¸±¹·²¹ ±ºª»®´ ¿¹·²¹æ ï ðû ¼« - ³ ¿¨ò½¿òë ¬±¬ï ð ½³ ï 𠬱¬î ðû ¼«- ³ ¿¨ò½¿òï 𠬱¬î ð ½³ ï 𠬱¬î ðû ¼«- ³ ¿¨ò½¿òî 𠬱¬ì ð ½³ gelden de navolgende randvoorwaarden: toren vochtbehoefte en monitoren grondwaterstand (peilbuizen). Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü íð Þ Ñ Û ÌÛ Ý Ô ß Ë Í Ë Ô Û Û Ò Ø ß Ò Ü Ø ß Ê ×Ò Ù æ î òíí É ¿² ²»»® ¼» ¹»- ¬»´ ¼» µ © ¿´ ·¬»·¬- »·- »² en/of randvoorwaarden niet of onvoldoende worden nageleefd dan zal het werk als maatregel van handhaving (tijdelijk) worden stilgelegd, zeker wanneer het werk de handhaving of de uitvoering van de randvoorwaarden en daarmee de instandhouding van de boom in gevaar brengt. Wanneer de gestelde kwaliteitseisen en/of randvoorwaarden niet of onvoldoende worden nageleefd dan geldt, ongeacht eventuele schade of schadeomvang, een minimale boeteclausule van 500 euro. Deze boeteclausule is steeds wederkerig van toepassing elke keer als één of meerdere kwaliteitseisen en/of randvoorwaarden niet of onvoldoende worden hersteld of zijn nageleefd. Een opgetreden (boom)schade dient altijd en per direct gemeld te worden aan de opdrachtgever. Naast genoemde boeteclausule zal, indien van toepassing, de feitelijke boomschade in opdracht van de opdrachtgever worden berekend door een geregistreerd boomtaxateur volgens de op het moment van schade geldende waarde- en schaderichtlijnen van de N.V.T.B. (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen). De boomschade en de kosten voor de boomtaxatie komen voor rekening van de opdrachtnemer. Þ Ñ Ñ Ó Û Ú Ú Û Ý Ì ß Ò ß ÔÇÍ Ì×Ñ Ò Û Û Ô î òí ì Ñ ³ »»² ¾»¬»®» © ¿¿®¾±®¹ te stellen voor de verantwoorde uitvoering van (bouw)werkzaamheden rond bomen dienen de feitelijke kwetsbare boomzones en benodigde randvoorwaarden voor (bouw)werkzaamhebinnen de KBB© Een eventuele BEA ontslaat de opdrachtnemer niet van zijn verplichting om (in overleg met de opdrachtge(alsnog) nodig blijken. De BEA moet een goed overzicht geven van de bestaande boomsituatie (nulmeting), het bouwplan en de gevolgen die het bouwplan heeft voor de binnen de reikwijdte van het bouwplan aanwezige bomen. Nadere uitwerking van randvoorwaarden binnen de BEA moeten een verantwoorde handhaving van de te behouden bomen waarborgen. Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü íï ÞÛ ß Þ Ñ Ñ Ó Û ÚÚÛ Ý Ì ß Û »² ª±´ © ¿¿®¼·¹ » Þ Û ß ¼·»²¬¼» ±² ¼»®- ¬¿¿²¼» ±² ¼»®¼»´ »² ¬» ±³ ª¿¬¬»²æ ßò Ì Õ ¿¿®¬±ª»®¦·½¸¬³ »¬¾± « © °´ ¿² ø± ° - ½¸¿¿´ ÷³ »¬© »»®¹¿ª» ¾»- ¬¿¿² ¼» »² ²·»« © » - ·¬« ¿¬·» øã °´ ¿ ²µ¿¿®¬÷ Þ »- ½¸ ®·¶ª·² ¹ ª¿² ¸»¬¾± « © ° ´ ¿² å¼» ¹ »°´ ¿² ¼» ø¾±« © ÷© »®µ ¦¿¿³ ¸ »¼»²ô¼» © »®µ © ·¶¦» »² « ·¬ª±»®·²¹ - ° »®·± ¼» Þ »- ½¸ ®·¶ª·² ¹ ª¿² ¼» ¾»- ¬¿¿ ²¼» ¾± ¼»³ ± °¾±« © »² ¹ ®±²¼© ¿¬»®- ¬¿²¼»² Í ¬¿¬«- ª¿² ¸»¬¾± « © °´ ¿² ø¾·¶ª±±®¾»»´ ¼ ±®·5²¬¿¬·»º¿- » ¤° ´ ¿²º¿- » ¤¿¿² ¾»- ¬»¼·² ¹- º¿- » ¤« ·¬ª±»®·² ¹- º¿- » ¤± °´ »ª»®·²¹ - º¿- »÷ Þ ò Þ ±³ »²µ¿¿®¬ ø¾±ª»²¿¿²¦·½¸¬÷æ ß´ ´ » ¾±³ »² ±° - ½¸ ¿¿´© »»®¹ »¹»ª»² - ¿³ »² ³ »¬- ·´ ¸ ±«»¬ª¿² ¸»¬¾± « © °´ ¿² øã ¾±³ »²µ¿¿®¬÷ Ê ±± ® »´ µ» ¾±±³ ¼» ¶« ·- ¬» µ¿¿®¬© »»®¹¿ª»² ª¿² °±- ·¬·» »² ±³ ª¿²¹ ±° - ½¸¿¿´ª¿²æ ¸¿®¬»² ± ³ ª¿² ¹ ª¿ ² ¼» - ¬¿³ ª± »¬ô¼» ± ³ ª¿² ¹ ª¿² ¼» - ¬¿¾·´ ·¬»·¬- µ´ « ·¬»² ¼» µ®± ±² ±³ ª¿ ²¹ © »»®¹¿ª» µ© »¬- ¾¿®» ¾±±³ ¦± ²» ø± ² ¼»®¹ ®±² ¼- õ ¾±ª»²¹®± ²¼- ÷ Þ òï ̱»´ ·½¸¬·²¹ ¾·¶Þ Ñ ª»®¦·½¸¬øÒ Ø ÷² ·»¬¬» ¸ ¿²¼¸ ¿ª»² ¾± ³ »² ³ »¬ª»®³ »´ ¼·²¹ °»® ¾±±³ æ « ²·»µ ¾± ±³ ² « ³ ³ »® õ ¿¿² ¼«·¼·² ¹ øÒ Ø ÷ô¾±± ³ - ±±®¬ô- ¬¿³ ±³ ¬®»µ ±° ï ôí ³ õ³ òªò ³ ¿¿¬ª± »®·²¹æµ®± ±² ¾®»»¼¬» »² ¾±±³ ¸± ±¹¬» µ © ¿´ ·¬»·¬- ¾»± ±®¼»´ ·²¹ ø± ²¼»®ª»®¼»»´ ¼ ·²æ½± ²¼·¬·» ¤¾±± ³ ª»·´ ·¹¸ »·¼ ¤¾»¸ »»®¾¿¿®¸»·¼÷ ³ ±¬·ª»®·² ¹ ª¿² ² ·»¬¸ ¿² ¼¸¿ª»² ø¿¿ ²´ »·¼·²¹ »² ² ±± ¼¦¿¿µ÷ ®»´ »ª¿²¬¹»¿½¸¬» ± °³ »®µ·²¹ »² ¤¾·¶¦±² ¼»®¸»¼»² Ñ ª»®¦·½¸¬øØ ÷¬» ¸ ¿²¼¸ ¿ª»² ¾± ³ »² ³ »¬ª»®³ »´ ¼·²¹ °»® ¾± ±³ æ « ²·»µ ¾± ±³ ² « ³ ³ »® õ ¿¿² ¼«·¼·² ¹ øØ ÷ô¾±± ³ - ±± ®¬ô- ¬¿³ ±³ ¬®»µ ±° ï ôí ³ õ³ òªò ³ ¿¿¬ª± »®·²¹æµ®± ±² ¾®»»¼¬» »² ¾±±³ ¸± ±¹¬» µ © ¿´ ·¬»·¬- ¾»± ±®¼»´ ·²¹ ø± ²¼»®ª»®¼»»´ ¼ ·²æ½± ²¼·¬·» ¤¾±± ³ ª»·´ ·¹¸ »·¼ ¤¾»¸ »»®¾¿¿®¸»·¼÷ © »»®¹¿ª» ¾»- ¬¿¿²¼» - ·¬«¿¬·»ô¾±± ³ µ»² ³ »®µ»² ô- ½¸ ¿¼»- ô¹®± »·ó »² - ¬¿² ¼°´ ¿¿¬- »¬½òòø²« ´ ³ »¬·²¹÷ ¾»- ¬¿¿² ¼» ª®·¶» ¼±±®¹ ¿²¹ ±² ¼»® ¼» µ®± ±² ¬±»´ ·½¸¬·² ¹ ¬§°»ô°± - ·¬·» »² ± ³ ª¿² ¹ ¬» °´ ¿¿¬- »² º§- ·»µ» ¿º- ½¸»®³ ·²¹ ø¬§°» ã ª±´ ´ »¼·¹ ¤¾»°»®µ ¬¤´ ±µ¿¿´ ÷ ®»´ »ª¿²¬¹»¿½¸¬» ± °³ »®µ·²¹ »² ¤¾·¶¦±² ¼»®¸»¼»² Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü íî Õ Þ Þ w ª»®- ·» î ðï í ¬±»° ¿- - ·² ¹ ·² ½´ « - ·»º ª»®© ·¶¦·² ¹ ² ¿¿®ô« ·¬- ´ « ·¬»² ¼ ¬± »¹ »- ¬¿¿ ² ª± ±® ¹ »² ± »³ ¼» ´ ·½»²¬·» ¸± « ¼ »®ò Ô ×Ý Û Ò Ì×Û Ø Ñ Ë Ü Û Î æÞ Ñ Ó Û Ò É ß Ý Ø Ì Ò Û Ü Û Î Ô ß Ò Ü Boombeschermingsplan moseik Project Boogschutter Amersfoort Aan : A. van Vugt Gemeente Amersfoort Van : E. Fidder Bomenwacht Nederland Datum : 30 januari 2014 Projectcode : 14046 Inleiding In opdracht van de gemeente Amersfoort, afdeling Stedelijk Beheer/Groen, de heer A. van Vugt, heeft R.M. van Braak (European Tree Technician), boomtechnisch adviseur bij Bomenwacht Nederland op 6 december 2013 een Bomen Effect Analyse uitgevoerd bij 1 moseik (Quercus cerris) aan de Dierenriem te Amersfoort. Aanleiding van dit onderzoek vormt het voornemen het terrein rondom de boom te saneren. De verwachting is dat de boom mogelijk negatieve gevolgen zal ondervinden van de uit te voeren ontgravings- en saneringswerkzaamheden. Aan de hand van de bevindingen van de Bomen Effect Analyse wordt een boombeschermingsplan opgesteld, waarin wordt aangegeven welke maatregelen genomen dienen te worden om de boom duurzaam te kunnen behouden. Dit plan dient als voorbereiding voor het bestek ten aanzien van de saneringswerkzaamheden. Eventueel benodigde snoei van de moseik als voorbereiding op de werkzaamheden vormt geen onderdeel van dit boombeschermingsplan. Situatie De boom staat langs de Dierenriem als solitair in een grasveld tussen de omringende bebouwing aan de zijde van de Ringweg Koppel. Het betreft een moseik ( Quercus cerris) in de halfwasfase van zijn ontwikkeling. Boombeschermingsplan moseik 1 van 6 Bomenwacht Nederland De boom heeft een hoogte van circa 12 meter en een stamdiameter van 42 cm, gemeten op 130 cm boven het maaiveld. Daarnaast vertoont de boom een scheefstand richting het noordwesten. Het wortelpakket van de boom is verspreid onder de gehele kroonprojectie. De (dikke) stabiliteitswortels zijn aangetroffen op een diepte van circa 30 cm beneden maaiveld, dit kan als vrij ondiep worden aangemerkt. De fijne beworteling strekt zich uit tot aan de buitenzijde van de kroonprojectie van de boom. Verdere boomtechnische gegevens bevinden zich in de reeds opgeleverde Bomen Effect Analyse van 6 december 2013. Geplande werkzaamheden Volgens de gemeente Amersfoort zal de bodem rondom de boom worden gesaneerd. Hierbij zal de bodem worden ontgraven tot op een diepte van circa 1 meter beneden het maaiveld. Direct rondom de boom volstaat een ontgraving tot op een diepte van 15 cm. Indien nodig kan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden bepaald of ter plaatse grond kan worden weggenomen tot een diepte van meer dan 15 cm. Na het ontgraven wordt een nieuwe leeflaag aangebracht met een dikte variërend van circa 50 cm tot circa 1 m. Ook de bovenste 15 cm grond direct rondom de boom zal moeten worden vervangen door nieuwe teelaarde. Knelpunten en bedreigingen De rondom de boom geplande ontgravingen kunnen, mede op grond van bovenstaande bevindingen, tot schade aan de boom leiden. Hierdoor kunnen de conditie en stabiliteit negatief worden beïnvloed. Behoud van de boom is mogelijk, wel dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan. Behoud groeiplaats Werkzaamheden rondom een boom kunnen, naast bovengrondse en ondergrondse schade aan de boom zelf, ook schade aan de groeiplaats veroorzaken. Het verstoren van de groeiplaats van de boom dient vermeden te worden. Hierbij kan gedacht worden aan verdichting en verslemping (structuurbederf) van de bodem. Wortelschade Graafwerkzaamheden bij een boom kunnen leiden tot schade aan het wortelgestel. Buiten de stabiliteitskluit mag maximaal 25% van het bestaande wortelvolume verloren gaan. Daarnaast geldt dat bij schade aan het wortelgestel van de dikkere wortels (diameter vanaf 4 á 5 cm) de mogelijkheid bestaat dat de boom te kampen krijgt met een (aanzienlijke) conditievermindering. Boombeschermingsplan moseik 2 van 6 Bomenwacht Nederland Bovendien vormen (grote) verwondingen aan het wortelgestel een potentiële invalspoort voor houtrotveroorzakende schimmels. Hierdoor kunnen op termijn de stabiliteit en breukveiligheid van de boom in gevaar komen. Verder kan bij graafwerkzaamheden schade ontstaan aan de zogenoemde stabiliteitskluit van de boom. Het betreft hier het deel van het wortelgestel dat ongeschonden dient te blijven om de stabiliteit van de boom te kunnen waarborgen. Bodemverdichting Door het inzetten van zwaar materieel, het opslaan van materialen en/of het ophogen van het maaiveld kan bodemverdichting optreden. Bestanddelen als klei, veen en fijn zand maken een bodem gevoelig voor verdichting. Bij verdichting wordt het poriënvolume in de bodem verkleind. Hierdoor nemen de mogelijkheden voor wortelontwikkeling af. Zwaar verdichte bodems kenmerken zich bovendien door een moeizame verplaatsing van vocht en bodemgassen, waardoor wateroverlast en zuurstofgebrek kunnen optreden. Te lage zuurstofgehalten in de doorwortelde zone kunnen bij de boom leiden tot wortelsterfte en (dus) tot conditievermindering. Ophoging Een ophoging bij bomen brengt in het algemeen een verslechtering van de groeiplaatsomstandigheden met zich mee. Zo zorgt het gewicht van de opgebrachte grond ervoor dat de onderliggende bodembestanddelen worden samengedrukt. Dit leidt tot een verkleining van het poriënvolume en (dus) tot bodemverdichting. De maximale ophoging die een boom kan verdragen, hangt grotendeels af van de specifieke eigenschappen van de betreffende boomsoort. Ook de conditie, groeifase en standplaatsomstandigheden kunnen van invloed zijn op de maximaal toelaatbare ophoging. Schade aan de stamvoet, stam en/of kroon Door het onzorgvuldig inzetten van (zwaar) materieel kan er bovengronds schade aan een boom ontstaan. De kwetsbare zone zal daarom beschermd moeten worden. Het werken met materieel binnen deze zone moet vermeden worden. Boombeschermingsplan moseik 3 van 6 Bomenwacht Nederland Boombeschermingsplan In dit plan worden de boomspecifieke maatregelen genoemd voor het werken bij de hier centraal staande moseik. Deze maatregelen zijn leidend bij de geplande werkzaamheden. Daarnaast gelden de in Handboek Bomen | KBB © 2013, hoofdstuk 2 (‘Bouwen rond bomen’), genoemde maatregelen. Maatregelen Algemene aandachtspunten rondom de boom Bij alle werkzaamheden in de nabijheid van de boom dienen de volgende aandachtspunten te allen tijde navolging te krijgen: Indien, naar het oordeel van de opdrachtgever, de uitvoering van werkzaamheden als gevolg van weer- en terreinomstandigheden structuurbederf veroorzaakt, is de aannemer verplicht deze werkzaamheden te onderbreken. Voorkomen dient te worden dat door het inzetten van zwaar materieel schade ontstaat aan de kroon van de boom. Afschermingszone Rond de boom adviseren wij een afschermingszone in te stellen. De grens van deze zone dient over het algemeen gelijk te vallen met de rand van de kroonprojectie. Aanbevolen wordt om de kroonprojectie zoveel mogelijk met behulp van een hekwerk af te zetten. Binnen deze afschermingszone gelden de volgende beperkingen: Er mag niet machinaal worden gegraven, aangezien dit zou leiden tot beschadiging van de stabiliteitswortels. Dergelijke wortelschade kan bij de boom direct leiden tot instabiliteitsgevaar en/of een terugval in conditie. Er mag geen materiaal of materieel worden verplaatst of opgeslagen, aangezien dit kan leiden tot verdichting van de bodem. Bij verdichting krijgen wortels (onder meer) te maken met zuurstofgebrek, waardoor ze uiteindelijk kunnen afsterven. De werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd onder toezicht van een boomtechnisch toezichthouder (European Tree Worker). Stambescherming Rond de stam dient een stambescherming te worden aangebracht om directe schade te allen tijde te voorkomen. Deze stambescherming wordt gerealiseerd door planken verticaal rondom de stam aan te brengen. Eerst moet de stam worden omwikkeld met jute, vervolgens moet een ribbeldrain rondom de stam worden aangebracht. Aansluitend worden de planken rondom de stam met een spandraad bevestigd. Boombeschermingsplan moseik 4 van 6 Bomenwacht Nederland Bescherming wortels Een ontgraving tot op 1 meter beneden maaiveld en tot maximaal 1 meter buiten de rand van de kroonprojectie spaart de wortels die belangrijk zijn voor conditie en/of stabiliteit. Het verwijderen van grond tot op een diepte van circa 15 cm binnen de kroonprojectie is mogelijk, indien de bodem handmatig wordt afgegraven of tot op de gewenste diepte met behulp van apparatuur wordt los geblazen en vervolgens wordt opgezogen. Tijdens de uitvoering van de bodemsaneringswerkzaamheden kan worden bepaald of ter plaatse grond kan worden weggenomen tot op een diepte van meer dan 15 cm. De aan te brengen leeflaag dient minimaal te bestaan uit humeuze (gebiedseigen) zandgrond. Daarnaast dient de samenstelling en verdichting van de nieuwe grondlaag zo gunstig mogelijk te zijn voor een goede groei en verdere ontwikkeling van de wortels. De maximale verdichting mag 2,5 MPa bedragen. Na uitvoering van de werkzaamheden dient er een controle van de bodemverdichting binnen de groeiplaats van de moseik te worden uitgevoerd. Indien wortelkap noodzakelijk is, dient dit te gebeuren door middel van een recht snijvlak, haaks op de lengterichting van de wortel. Wel dient nog te worden opgemerkt dat de hierdoor ontstane verwondingen aan het wortelgestel een potentiële invalspoort vormen voor houtrotveroorzakende schimmels. Als gevolg hiervan kunnen op termijn alsnog de stabiliteit en breukveiligheid van de boom in gevaar komen. Eventuele blootliggende wortels dienen binnen een dag weer afgedekt te worden. Het verdient de voorkeur om bij het aanbrengen van de nieuwe leeflaag het oude maaiveldniveau te handhaven. Bij een eventuele ophoging van het maaiveld adviseren wij een schrale, goed doorlatende grondsoort toe te passen. De opgebrachte laag mag niet dikker zijn dan 10 cm. Bovendien mag tegen de schors van de stamvoet geen grond worden aangebracht. De oude toplaag (vegetatie) mag niet ingemengd worden in de nieuwe leeflaag, om rotting en daarmee zuurstofgebrek te voorkomen. Uitvoering In het bestek dat voor de uitvoering van de werkzaamheden wordt opgesteld, dienen de hierboven genoemde maatregelen en randvoorwaarden opgenomen te worden. Tevens kan gedacht worden aan het opnemen van een boeteclausule die in werking treedt indien er schade aan de boom wordt toegebracht. Verantwoordelijkheden Bij uitvoering van het werk is de aannemer verantwoordelijk voor het niet-beschadigen van de boom. De aannemer dient voorafgaand aan het werk een plan van aanpak op te stellen voor wat betreft de uit te voeren boombeschermingsmaatregelen en dit ter goedkeuring aan de directie voor te leggen. Boombeschermingsplan moseik 5 van 6 Bomenwacht Nederland De opdrachtgever stelt een boomdeskundige aan die de beschermingsmaatregelen uitvoert en handhaaft. De gemeentelijk toezichthouder ziet toe op de naleving hiervan. Het verdient aanbeveling om tijdens de uitvoering van de werkzaamheden een boomtechnisch toezichthouder (‘groenwacht’) aan te stellen. Deze ziet toe op de naleving van de randvoorwaarden en geeft zo nodig advies. Bouwvergadering Bij elke bouwvergadering is boombescherming een vast agendapunt. Hierdoor worden mogelijke knelpunten in relatie tot de boom tijdens de uitvoering tijdig onder de aandacht gebracht. Beslissingen over bijstelling van het boombeschermingsplan is alleen mogelijk in overleg met de directie, opdrachtgever of projectleider van de gemeente. Eisen aan personeel Werkzaamheden nabij de boom mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een boomtechnisch toezichthouder. Deze is in het bezit van het persoonscertificaat European Tree Worker. Tijdens de werkzaamheden rondom de boom dient deze te allen tijde aanwezig te zijn. Bijlagen Bijlage A: Bijlage B: Foto-overzicht Handboek Bomen hoofdstuk 2: Bouwen rond bomen Boombeschermingsplan moseik 6 van 6 Bomenwacht Nederland Bijlage 11: Deelgebieden reeds gesaneerd [4] en ligging onderzoekslocatie 14M4124 4 april 2014 Definitief 3 4 1 2 LEGENDA Opdrachtgever Gemeente Amersfoort Begrenzing onderzoekslocatie Project nummer Begrenzing deellocatie Locatie 14M4124 Koppel Noord BIJLAGE 11 Titel Subtitlel - Tekenaar Q. Jaeger Regiokantoor Midden 2de Tekenaar - Postbus 2 Gezien door S. Uiterwijk 3980 CA Bunnik Datum Schaal 0 01-04-2014 1: 1.000 Formaat A4 10 20 30m Tel: 030-6594321 Fax: 030-6571792 http://www.cso.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc