Advies - MUMM | BMM

KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN
OPERATIONELE DIRECTIE NATUURLIJK MILIEU
BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE
Advies van het Bestuur
aan de Minister van de Noordzee
betreffende:
de machtigings- en vergunningsaanvraag van de nv ELIA
Asset van een vergunning en machtiging voor de bouw van
het Belgian Offshore Grid (BOG), in de zeegebieden onder de
rechtsbevoegdheid van België.
April 2014
BMM
100 Gulledelle
B–1200 Brussel
België
ELIA BOG ADVIES
1. Aanhef en motivering
1.1. De wettelijke en reglementaire bepalingen
Gelet op de Grondwet, inzonderheid artikel 7bis;
Gelet op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden
onder de rechtsbevoegdheid van België zoals gewijzigd door de wetten van 17 september 2005 en 21
april 2007 en 20 juli 2012, inzonderheid op de artikelen 3 tot 5, 25 § 1, 26, 28 tot 31 (hierna genoemd “de
wet”);
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt,
inzonderheid op artikel 6, §2, en artikel 30, §2 (wijziging in voorbereiding op datum van schrijven);
Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de
procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor
de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht
kan uitoefen overeenkomstig het internationaal zeerecht, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van
17 mei 2004 en het koninklijk besluit van 28 september 2008 (wijziging in voorbereiding op datum van
schrijven);
Gelet op het koninklijk besluit van 7 september 2003 houdende de procedure tot vergunning en
machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België zoals
gewijzigd door het KB van 26 december 2013 (hierna genoemd ‘KB VEMA’);
Gelet op het koninklijk besluit van 9 september 2003 houdende de regels betreffende de
milieueffectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene
milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België zoals gewijzigd door het KB van 26
december 2013 (hierna genoemd ‘KB MEB');
Gelet op het ministerieel besluit van 14 april 2004 houdende verlening aan de naamloze
vennootschap C-Power van een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een
windturbinepark van 60 windturbines, met een nominaal vermogen van 3.6 MW per windturbines,
inclusief de kabels, voor de productie van elektriciteit uit wind op de Thorntonbank in de Belgische
zeegebieden (hierna genoemd ‘MB CP van 14 april 2004’), zoals gewijzigd door het ministerieel besluit
van 10 mei 2006 (hierna genoemd 'MB CP van 10 mei 2006'), het ministerieel besluit van 25 april 2008
(hierna genoemd 'MB CP van 25 april 2008') en het ministerieel besluit van 23 januari 2014 (hierna
genoemd ‘MB CP van 23 januari 2014’);
Gelet op het ministerieel besluit van 20 februari 2008 houdende verlening aan de nv Belwind van
een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark op de Bligh
bank in de Belgische zeegebieden (hierna genoemd ‘MB BW van 20 februari 2008');
Gelet op het ministerieel besluit van 19 november 2009 houdende verlening aan de nv Eldepasco
van een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark op de
BMM-UGMM-MUMM
1
ELIA BOG ADVIES
Bank zonder Naam in de Belgische zeegebieden, respectievelijk gewijzigd tot nv Northwind en
Lodewijkbank (hierna genoemd ‘MB EDP van 19 november 2009’);
Gelet op het ministerieel besluit van 18 januari 2012 houdende verlening aan de nv Norther van
een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark ten
zuidoosten van de Thorntonbank in de Belgische zeegebieden, zoals gewijzigd door het MB van 19
oktober 2012 (hierna genoemd ‘MB NOR van 18 januari 2012);
Gelet op het ministerieel besluit van 8 februari 2013 houdende verlening aan de nv Rentel van
een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark ten zuiden
van de Lodewijkbank in de Belgische zeegebieden (hierna genoemd ‘MB REN van 8 februari 2013');
Gelet op advies van het Bestuur van 16 juli 2013 betreffende de aanvraag van de nv ELIA Asset
van een machtiging en vergunning voor de aanleg en exploitatie van een HVDC Interconnector in de
Noordzee;
Gelet op het ministerieel besluit van 7 februari 2014 houdende verlening aan de nv Seastar van
een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark ten
noordwesten van de Lodewijkbank en ten zuidoosten van de Bligh Bank in de Belgische zeegebieden
(hierna genoemd ‘MB SEAST van 7 februari 2014);
Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 2014 tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan;
Gelet op de wet van 4 april 2014 betreffende bescherming van het cultureel erfgoed onder water;
Gelet op het ministerieel besluit van 7 april 2014 houdende verlening aan de nv Rentel van een
machtiging voor de aanleg en een vergunning voor de exploitatie van de verbindingskabels van het Rentel
windmolenpark.
1.2. Procedureverloop
1.2.1. Het voorafgaande
Gelet op het koninklijk besluit van 1 september 2004 betreffende de voorwaarden, de
geografische begrenzing en de toekenningsprocedure van concessies voor de exploratie en de exploitatie
van de minerale en anderen niet-levende rijkdommen in de territoriale zee en op het continentaal plat het
het KB van 1 september 2004 houdende de regels betreffende de milieu effectenbeoordeling in toepassing
van de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en exploitatie van niet-levende rijdkommen van de
territoriale zee en het continentaal plat;
Overwegende dat de zandextractie voor deze aanvraag niet behandeld werd in de huidige
aanvraag en MEB; dat hiervoor een aparte procedure zal gestart worden, gebaseerd op het voornoemde
KB’s; dat deze zandextractie integraal deel uitmaakt van het BOG project en de mogelijke effecten
geïntegreerd dienen geëvalueerd te worden .
BMM-UGMM-MUMM
2
ELIA BOG ADVIES
Overwegende dat de aansluiting van het Belgian Offshore Grid aan land voorzien wordt middels
het STEVIN project dat rekening houdt met het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) dat zich
momenteel in een juridisch onzekere situatie bevindt;
1.2.2. De indiening van de aanvraag
Gelet op de aanvraag tot “vergunning en machtiging voor de bouw van het Belgian Offshore Grid
(BOG), in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België,” door de nv ELIA Asset op 1 oktober
2013 (datum ontvangst door de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee,
wetenschappelijke dienst van de Operationele Directie Natuurlijk Milieu van het Koninklijk Belgisch
Instituut voor Natuurwetenschappen, en hierna “het Bestuur” genoemd) ingediend conform artikel 12 van
het KB VEMA en gericht aan de Minister, bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu, hierna
genoemd ‘de Minister’;
Gelet op het feit dat, in toepassing van artikel 13, § 1, 5° van het KB VEMA, de nv ELIA Asset
samen met haar aanvraag een milieueffectenrapport (hierna 'MER' genoemd) heeft ingediend; dat
voorafgaandelijk aan deze aanvraag een notificatie conform artikel 7 van het KB MEB van 9 september
2003 aan het Bestuur werd betekend op 22 september 2013;
Gelet op het feit dat de Minister, op advies van het Bestuur, bij aangetekend schrijven van 18
oktober 2013, de aanvraag van de nv ELIA Asset volledig en ontvankelijk heeft verklaard met
vermelding van het bedrag van de retributie verschuldigd voor de milieueffectenbeoordeling van de
aangevraagde activiteit; dat de aanvrager deze retributie heeft betaald en op 30 oktober 2013 het bewijs
hiervan aan het Bestuur heeft betekend;
1.2.3. Het openbaar onderzoek
Gelet op de bekendmaking van de aanvraag in het Belgisch Staatsblad van 13 november 2013;
Gelet op het feit dat de aanvraag met in bijlage het milieueffectenrapport (MER), van 16
november tot 15 december 2013 in de burelen van het Bestuur gelegen te Brussel en Oostende en in
iedere kustgemeente in toepassing van artikel 18 van het KB VEMA van 7 september 2003 ter inzage van
het publiek werd gelegd; dat het MER en de niet technische samenvatting eveneens op de website van het
Bestuur werden geplaatst (www.mumm.ac.be);
Gelet op het feit dat het aangevraagde Alpha eiland van de nv ELIA Asset op een afstand van +/8 km van de Nederlandse maritieme grens is gelegen; dat het aanvraagdossier, samen met inlichtingen
over het verloop van de procedure, op 4 november 2013 aan de Nederlandse autoriteiten werd betekend
conform artikel 19 van het KB VEMA;
Dat de termijn voor het betekenen van standpunten, opmerkingen en bezwaren door iedere
belanghebbende persoon of vereniging, op 30 december 2013 verstreek voor België en op 29 januari 2014
voor Nederland;
BMM-UGMM-MUMM
3
ELIA BOG ADVIES
1.2.4. De bijkomende informatie die door de aanvrager aan het Bestuur werd
overgemaakt
Gelet op de vraag voor aanvullende verduidelijkingen m.b.t. de aanvraag, op 4 november 2013
door het Bestuur gericht aan de aanvrager; overwegende dat deze verduidelijkingen betrekking hadden
op:
 alle uitgevoerde desktopstudies en haalbaarheidsstudies in hun finale versie die
betrekking hebben op de keuze van de alternatieven;
 de uitgevoerde (maatschappelijke) kostenbatenanalyse;
Gelet op de aanvullende informatie (bijlage H van dit advies) van 3 december 2013, door het
Bestuur ontvangen op 9 december 2013 en omvattende:
Stuk 1: Brief van de Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit dd.
4/10/2012;
Stuk 2: Desktopstudy – part 1- Feasability studie of the OHVS locations + cable routing;
Stuk 3: Desktopstudy – part 2- Metocean & Morphodynamic conditions;
Stuk 4: Nota “een hub op zee” dd. 21/6/2013;
Stuk 5: Brief van FOD Mobiliteit en Vervoer – DG Maritiem Vervoer dd. 27/3/2013;
Overwegende dat uit stuk 2 blijkt dat de uitgevoerde desktopstudies van het ‘stopcontact op zee’
concept, 4 technische haalbare locaties voor Alpha, waarvan 2 platform locaties in de
windmolenconcessiezone en 2 eilandlocaties in de dichte nabijheid van deze windmolenconcessiezone
onderzocht;
Overwegende dat uit stuk 5 blijkt dat de leidende ambtenaar van DG Maritiem Vervoer stelt dat
de uitvoering van een BOG ELIA met Alpha OHVS op een platform geen degelijke meerplaats zou
bieden voor het stationeren van een zeesleepboot hetgeen vanuit scheepvaartveiligheid gevraagd wordt
door de desbetreffende DG; dat dit gebaseerd werd op een in de toekomst uit te voeren veiligheidsstudie,
dat dus geen gegronde reden voor dit argument gegeven wordt in de brief;
Overwegende dat in het schrijven van 3 december 2013 door de nv ELIA Asset gemeld wordt dat
een kostenbatenanalyse voor de selectie van de gewenste uitvoeringswijze (Alpha eiland buiten de
concessiezones/Bèta platform binnen de concessiezone), alsook voor de locatie, niet werd uitgevoerd
gezien één locatie als duidelijk meest haalbare en aanvaardbare diende beschouwd te worden (gebaseerd
op stuk 5).
1.2.5. De milieueffectenbeoordeling
Gelet op het feit dat de Minister op vraag van het Bestuur, een verlenging van de
behandelingstermijnen goedkeurde op 21/01/2014, waarbij de termijn voor behandeling met 60 dagen
verlengd wordt en hiermee de einddatum van de MEB 29/4/2014 werd;
Overwegende dat, in overeenstemming met het KB MEB van 9 september 2003, het Bestuur is
overgegaan tot een milieueffectenbeoordeling van de voorgenomen activiteiten; dat, in toepassing van
artikel 15 van dat besluit, het aanvullende studies heeft verricht;
BMM-UGMM-MUMM
4
ELIA BOG ADVIES
Overwegende dat binnen het Bestuur twaalf deskundigen aangeduid werden voor de beoordeling
van de milieueffecten en van de aanvaardbaarheid van het project voor het mariene milieu; dat deze
gespecialiseerd zijn in de volgende disciplines:
 klimaat en atmosfeer;
 hydrodynamica en sedimentologie;
 geluid en seismisch onderzoek;
 flora, fauna en biodiversiteit
 avifauna en vleermuizen,
 zeezoogdieren;
 macrobenthos, epibenthos en visgemeenschappen;
 interactie met andere menselijke activiteiten;
 zeezicht;
 cultureel erfgoed;
 electromagnetische velden en warmtedissipatie;
 risico en veiligheid en schadelijke stoffen;
 cartografie en ruimtelijke planning;
 wettelijke en technische aspecten en algemene coördinatie;
Overwegende het feit dat de alternatieven minimaal onderzocht werden in het MER en het
Bestuur aldus cfr. Art.15 van het KB MEB in de MEB de valabele alternatieven voor het Alpha eiland
verder uitwerkt: met name het plaatsen van een Alpha offshore high voltage station (OHVS) op een
platform (jacketfundering) gelegen op dezelfde locatie of het plaatsen van een Alpha OHVS op een
platform (jacketfundering) gelegen in de windmolenzone.
Gelet op de bijkomende informatie die, op vraag van het Bestuur, door de auteurs van het MER
aan het Bestuur werd overgemaakt en betrekking had op:
 specifieke hydrodynamische en morfologische berekeningen m.b.t. veranderende
bodemspanning door de aanwezigheid van een eiland op de Lodewijkbank
 aanvullingen op de Life Cycle Analysis (LCA)
Gelet op de MARIN studie “BOG – impact tugboat op de veiligheid” door de FOD Mobiliteit en
Vervoer aan het Bestuur overgemaakt op 17 januari 2014; overwegende dat het Bestuur het nuttig achtte
dit rapport te laten aanvullen voor de alternatieven;
Gelet op de MARIN studie “ Aanvullende veiligheidsstudie Belgian Offshore Grid Eiland Alpha”
in aanvulling van het bovenvermelde rapport en de veiligheidsstudie bij het MER gevoegd;
Overwegende dat de effecten van de ontginning van grote hoeveelheden zand, nodig voor het
aanleggen van een eiland, onderzocht zullen worden in een apart MER zoals voorzien in de zand- en
grindextractiewetgeving; dat dit een beperkende invloed had op het geïntegreerd behandelen van de
aanvraag waarbij de effecten van alle fasen van het project gelijktijdig beoordeeld worden; dat op het
tijdstip van de aanvraag onzekerheid bestaat over de winningslocaties voor deze hoeveelheden zand;
Overwegende dat de deskundigen, elk voor zijn discipline, het MER, evenals de deelstudies
hebben bestudeerd en waar nodig aangevuld;
BMM-UGMM-MUMM
5
ELIA BOG ADVIES
1.3.Motieven tot het advies
1.3.1. De resultaten van het openbaar onderzoek
Overwegende dat het Bestuur binnen de wettelijke termijn zes, en buiten deze termijn één1,
standpunten, opmerkingen en bezwaren heeft ontvangen die betrekking hebben op;
 de alternatieven en beperkte technische uitwerking
 de scheepvaart en de veiligheid
 conflicten met bestaande vergunde activiteiten
 de biodiversiteit, de avifauna, de zeezoogdieren,
 CO2 uitstoot en LCA
 kabels
 zandbalans en cumulatieve effecten
 zeevisserij
 economische argumenten
Dat deze standpunten, opmerkingen en bezwaren, voor zover van toepassing in het kader van dit
advies, in overweging werden genomen door het Bestuur, zoals blijkt uit het document in bijlage A bij dit
advies;
Dat de standpunten, opmerkingen en bezwaren, voor zover ze relevant waren en op correcte
feiten of vaststellingen waren gebaseerd, in de milieueffectenbeoordeling werden behandeld;
Dat een aantal van deze standpunten, opmerkingen en bezwaren, na grondige analyse door het
Bestuur, ofwel weerlegd werden door het uitgevoerd onderzoek over de mogelijke milieueffecten, ofwel
niet relevant genoeg geacht werden om te besluiten tot onaanvaardbare milieueffecten van de activiteit,
ofwel argumenten betroffen die niet onder milieubevoegdheid vallen; dat sommige standpunten,
opmerkingen en bezwaren daarentegen wel werden weerhouden bij de milieueffectenbeoordeling van de
activiteit alsook tijdens de uitwerking van dit advies en van de voorwaarden en garanties die in dit advies
geëist worden van de aanvrager;
Dat herhaaldelijke standpunten, opmerkingen en bezwaren betrekking hebben op de
hoeveelheden benodigde zand voor de bouw van het eiland, de beperkte uitwerking van de technische
aspecten van het eiland, de optredende conflicten met een reeds afgeleverde
windmolenconcessievergunning;
Dat deze standpunten, opmerkingen en bezwaren integraal met dit advies doorgegeven worden
aan de Minister en aan de Minister van Energie;
Gelet op het feit dat het Bestuur één brief met Nederlandse standpunten, opmerkingen en bezwaren heeft ontvangen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (MVW) binnen de bezwaartermijn die
op 29 januari 2014 verstreek; dat deze brief zowel de standpunten, opmerkingen en bezwaren van het
MVW als van het Overlegcomité Infrastructuur en Milieu (OIM) bevatte, dat de provincie Zeeland, de
Kustwacht en het NBTC Holland Marketing in dit comité zetelen en hun standpunten, opmerkingen en
bezwaren uitte;
1
De buiten de termijn ontvangen brief werd niet in rekening genomen voor dit advies
BMM-UGMM-MUMM
6
ELIA BOG ADVIES
1.3.2. Algemene motivering
Gelet op de Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001
betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne
elektriciteitsmarkt;
Overwegende dat de doelstelling hernieuwbare energie, voor België vastgelegd op 13%, tegen
2020, gehaald moet worden;
Gelet op de richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het
mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie);
Gelet op het koninklijk besluit van 23 juni 2010 betreffende de mariene strategie voor de
Belgische zeegebieden; gelet hieromtrent op de rapporten “Initiële Beoordeling voor de Belgische
mariene wateren Kaderrichtlijn Mariene Strategie – Art 8, lid 1a & 1b” en “Omschrijving van Goede
Milieutoestand & vaststelling van Milieudoelen voor de Belgische mariene wateren Kaderrichtlijn
Mariene Strategie – Art 9 & 10 “ door de Belgische overheid overgemaakt aan de Europese Commissie;
Overwegende dat de mariene strategie doelstelling eveneens gehaald moet worden;
Gelet op art. 7 bis van de grondwet; dat hierin gesteld wordt dat de federale staat in haar beleid de
doelstellingen van een duurzame ontwikkeling in haar sociale, economische en milieugebonden aspecten
dient na te streven en dat dit een economische en maatschappelijke ontwikkeling veronderstelt die
gebaseerd is op het respecteren van de ecologische draagkracht en het efficiënt gebruik van natuurlijke
hulpbronnen; overwegende dat in toepassing van art.7 bis van de grondwet het Bestuur rekening heeft
gehouden met de ecologische draagkracht en het efficiënt gebruik van de natuurlijke bronnen en deze
respecteert;
Gelet op de verordening van 17 april 2013 van het Europees parlement en de raad betreffende
richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr.
1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr.
715/2009; overwegende dat bij deze verordening richtsnoeren worden vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van de prioritaire corridors en gebieden van de trans-Europese energieinfrastructuur2 ;
Gelet op de studie van het Federaal Planbureau verschenen in juli 2006 en getiteld “Het
klimaatbeleid na 2012”; dat hierin wordt uitgegaan van een volledig operationele windmolenzone in 2020
(+/- 2000 MW); dat de ontwikkeling van een vermaasd elektriciteitsnetwerk op zee hierin een rol kan
spelen;
2
In casu: Offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën („NSOG”): ontwikkeling van een geïntegreerd offshoreelektriciteitsnetwerk en de daaraan gekoppelde interconnectoren in de Noordzee, de Ierse Zee, het Kanaal, de Oostzee en de naburige wateren om elektriciteit uit hernieuwbare offshore-energiebronnen te transporteren naar centra van verbruik en opslag en
om de grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit te bevorderen.
BMM-UGMM-MUMM
7
ELIA BOG ADVIES
Gelet op de studie van de Commissie van de Regularisatie van de Elektriciteit en het Gas (CREG)
verschenen op 16 juni 2011 en getiteld: Studie over de nood aan productiecapaciteit van elektriciteit in
België over de periode 2011-2020; dat hierin wordt uitgegaan van een volledig operationele
windmolenzone in 2020 (+/-2000 MW); dat de ontwikkeling van een vermaasd elektriciteitsnetwerk op
zee hierin een rol kan spelen;
Gelet op het nationaal hervormingsprogramma België 2011 goedgekeurd op de Ministerraad van
15 april 2011; overwegende dat hierin de prioritaire maatregelen die het dringendst zijn voor de federale
overheid om uit te voeren , werden opgenomen, dat onder meer vermeld wordt:
 de ontplooiing van de windmolens op de Noordzee, via de toekenning van de vergunningen voor
de installatie van infrastructuur zal onrechtstreeks bijdragen tot de energieprestatie van het Belgische elektriciteitsproductiepark.
Gelet op de studie van het Federaal Planbureau verschenen in mei 2013 en getiteld: ‘Planning
Paper 113: de Langetermijnvisie begrippen en toepassing op duurzame ontwikkeling’;
Gelet op de Beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling (LTV) en de bijhorende
lijst van indicatoren, door de federale regering aangenomen op 17 mei 2013; overwegende dat onder meer
volgende doelstellingen voor het jaar 2050 hierin worden vermeld:
 De energiebevoorrading zal verzekerd zijn;
 De verbruikte hoeveelheid niet-hernieuwbare grondstoffen zal aanzienlijk verminderd
zijn en die grondstoffen zullen enkel verder ontgonnen worden indien er geen alternatief
uit recyclage bestaat;
 De goederen en diensten die de ecosystemen leveren, zullen hersteld, gevaloriseerd en
behoedzaam en duurzaam gebruikt worden, waardoor zij rechtstreeks zullen bijdragen tot
het in stand houden van de biodiversiteit;
 De Belgische mariene zones zullen beschermd, hersteld en gevaloriseerd zijn, met name
via het creëren van beschermde gebieden, het verzekeren van de connectiviteit van
natuurlijke habitats en herstel van beschadigde gebieden. Voor het gehele Belgische deel
van de Noordzee zullen de doelstellingen voor het bekomen van de goede milieutoestand
zoals bepaald binnen de mariene strategie bereikt zijn. Binnen de Natura 2000 gebieden
zullen de instandhoudingsdoelstellingen behaald zijn;
Overwegende dat in toepassing van artikel 21 van het KB VEMA van 7 september 2003, het
Bestuur bij dit advies onder meer rekening heeft gehouden met de algemene doelstellingen en beginselen
van de wet met name het beginsel van preventief handelen, het voorzorgsbeginsel en het beginsel van
duurzaam beheer;
Overwegende dat in toepassing van artikel 21 van het KB VEMA van 7 september 2003, het
Bestuur bij dit advies onder meer rekening heeft gehouden met de resultaten van de
milieueffectenbeoordeling en met de standpunten, bezwaren en opmerkingen ingediend naar aanleiding
van het openbaar onderzoek;
Overwegende dat het Alpha eiland het eerste artificieel eiland in zijn soort zou zijn in de
zuidelijke Noordzee;
BMM-UGMM-MUMM
8
ELIA BOG ADVIES
1.3.3. De milieueffectenbeoordeling
Gelet op de resultaten van de milieueffectenbeoordeling die als bijlage B bij het huidige advies
wordt bijgevoegd;
Overwegende dat voor het ELIA BOG met Alpha OHVS op een eilandstructuur uit deze MEB
geen duidelijk onaanvaardbare effecten van de activiteit op het mariene milieu zijn gebleken voor de
verschillende onderdelen: juridische achtergrond, geluid en seismisch onderzoek, , schadelijke stoffen,
macrobenthos, epibenthos en visgemeenschappen,
zeezoogdieren, avifauna en vleermuizen,
elektromagnetische velden en warmte dissipatie, interactie met andere menselijke activiteiten, zeezicht,
cultureel erfgoed, grensoverschrijdende effecten; dat de uitgewerkte scenario’s in de MER studie
gebaseerd werden op een worst-case scenario; dat evenwel grote onzekerheden bestaan over de effecten
op het mariene milieu voor de onderdelen: hydrodynamica en sedimentologie, risico’s en veiligheid en
klimaat en atmosfeer;
Overwegende dat voor het ELIA BOG met Alpha OHVS op een platformstructuur uit deze
milieueffectenbeoordeling geen duidelijk onaanvaardbare effecten van de activiteit op het mariene milieu
zijn gebleken voor de verschillende onderdelen: juridische achtergrond, klimaat en atmosfeer,
hydrodynamica en sedimentologie, geluid en seismisch onderzoek, , risico en veiligheid, schadelijke
stoffen, macrobenthos, epibenthos en visgemeenschappen, zeezoogdieren, avifauna en vleermuizen,
elektromagnetische velden en warmte dissipatie, interactie met andere menselijke activiteiten, zeezicht,
cultureel erfgoed, grensoverschrijdende effecten;
Overwegende dat uit de milieueffectenbeoordeling blijkt dat de activiteit, afzonderlijk of in
combinatie met andere reeds gemachtigde of vergunde activiteiten, geen significante gevolgen kan
hebben voor de mariene beschermde gebieden in de kustzone van België, de speciale zone voor
natuurbehoud “Vlaamse Banken gebied” en de drie speciale beschermingszones “SBZ1”, “SBZ2” en
“SBZ3” inbegrepen, alsook niet voor de Nederlandse Natura 2000 gebieden;
Overwegende dat bij de beoordeling van de cumulatieve effecten van de voorgenomen activiteit
rekening werd gehouden met de reeds vergunde activiteiten in de windmolenzone; dat evenwel geen
rekening kon gehouden worden met de mogelijke cumulatieve effecten m.b.t. de voor deze aanvraag
vereiste zandontginnng;
Overwegende dat uit het MER, en ondanks de aanvullende studies en de
milieueffectenbeoordeling van het Bestuur, echter blijkt dat er leemtes in de kennis blijven bestaan over
de milieueffecten van de voorgenomen activiteiten; dat het Bestuur derhalve oordeelt dat de door de
aanvrager voorgestelde activiteiten enkel aanvaardbaar zijn mits naleven van toepasselijke mitigerende
maatregelen en voorwaarden dat het Bestuur bij afloop van zijn onderzoek voorwaarden noodzakelijk
heeft geacht waaronder in het bijzonder: het uitvoeren van een uitgebreide monitoring, compensaties voor
bepaalde nadelige effecten van deze activiteiten en financiële garanties; dat deze voorwaarden in
verhouding zijn met de leemtes in kennis en de te verwachten effecten;
Gelet op de stelling van het Bestuur dat gezien de complexiteit van de materie een strenge
monitoring, gekoppeld met de strenge voorwaarden die de aanvrager worden opgelegd, ter opvolging van
de voorgenomen activiteit zich opdringt, dat zo’n monitoring een geloofwaardig en valabel middel is om
het voorzorgsbeginsel tegemoet te komen;
BMM-UGMM-MUMM
9
ELIA BOG ADVIES
Overwegende dat bij eventuele via deze monitoring vastgestelde negatieve evolutie van de impact
van de voorgenomen activiteit op het mariene milieu het Bestuur deze impact zal evalueren en aan de
bevoegde overheid de gepaste maatregelen zal voorstellen om deze impact te milderen of te niet te doen;
Overwegende eveneens het belang van een correcte toepassing van het daaraan gekoppeld
"vervuiler betaalt" beginsel;
Overwegende dat uit ervaring in het buitenland blijkt dat de door het Bestuur verder uitgewerkte
alternatieven (ELIA BOG met Alpha OHVS op een platform op de eilandlocatie of in de windmolenzone)
valabel zijn, in die mate dat in Duitsland minstens 4 OHVS platformen met name BORWIN Alpha (400
MW), BORWIN Beta (800 MW), DOLWIN Alpha (800 MW) en HELWIN Alpha (576MW)
geïnstalleerd werden voor toekomstige vorming van een gridnetwerk; waarvan DOLWIN Alpha reeds
met 2 in opbouw zijnde windmolenparken verbonden is; DOLWIN Beta (900MW) en BORWIN Gamma
eveneens operationeel zullen zijn in respectievelijk 2015 en 2019.
Overwegende de leemten in kennis voor het ELIA BOG met Alpha OHVS op een eiland m.b.t.
hydrodynamica en sedimentologie, risico en veiligheid en klimaat en atmosfeer; dat het voorzorgsprincipe
verder onderzoek vereist vooraleer verder te handelen, dat er desondanks wel voldoende kennis is om
verder te handelen op basis van het ELIA BOG met Alpha OHVS op een platform, dat immers het
streefdoel van 13% hernieuwebare energie en de goede milieutoestand tegen 2020 dient gehaald te
worden; dat reeds 2 vergunde parken wachten op aansluiting op het BOG;
Gelet, hieromtrent, op de mededeling van de Europese Commissie van 2 februari 2000 over het
voorzorgsbeginsel waarmee het standpunt van het Bestuur in overeenstemming blijkt te zijn;
Overwegende dat het Bestuur rekening heeft gehouden met de redelijkheid van de aanvraag en de
alternatieven; dat hierbij na de MEB een voorkeur voor de bouw van het ELIA BOG bleek, met name de
voorkeur tot het bouwen van het ELIA BOG met Alpha OHVS op een platform op een jacketfundering.
1.3.3.1.Het ELIA BOG
Gelet op de Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001
betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne
elektriciteitsmarkt;
Overwegende dat de doelstelling hernieuwbare energie, voor België vastgelegd op 13% tegen
2020, gehaald moet worden;
Gelet op de Beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling (LTV) en de bijhorende
lijst van indicatoren, door de federale regering aangenomen op 17 mei 2013 waarin vermeld staat de
bevoorrading van energie verzekerd zal zijn;
Overwegende dat er een Belgian offshore grid moet komen voor het aansluiten van de
toekomstige windmolenparken en om de verbinding te verzekeren met de toekomstige trans-Europese
Energie Infrastructuur;
BMM-UGMM-MUMM
10
ELIA BOG ADVIES
1.3.3.2. Alpha OHVS op een eiland
Overwegende dat het Bestuur oordeelt dat de bouw van een eiland niet noodzakelijk is voor de
ontwikkeling van een BOG; dat het Bestuur van oordeel is dat er een potentiële negatieve invloed bestaat
op het behalen van de Goede Milieutoestand, zoals gedefinieerd in Belgische Staat 2012 en gerapporteerd
aan de Europese Commissie, voor minstens twee beschrijvende elementen (door menselijke activiteiten
geïntroduceerde niet-inheemse soorten en hydrografische eigenschappen);
Overwegende dat het Bestuur vaststelt dat nog niet is onderzocht of een zeestationssleepboot
aangemeerd
aan het ELIA BOG eiland de meest optimale locatie is om het risico van
scheepvaartincidenten met aanvaringen en milieuvervuiling tot gevolg te verminderen in de drukke
scheepvaartverkeersstromen in de dichte nabijheid van de windmolenzone, dat het Bestuur vaststelt dat
dit onderzoek als doel moet hebben een meerplaats locatie te bepalen die de risico’s in de volledige
Belgische zeegebieden verminderen (en niet enkel rond de windmolenzone), dat de mogelijke aankoop
en meerplaats van een toekomstig zeestationssleepboot de aanleg van een eiland niet rechtvaardigt;
1.3.3.3. Alpha OHVS op een platform (jacketfundering)
Overwegende dat het Bestuur van oordeel is dat de effecten van een jacketfundering onderzocht
werden in het kader van de windmolenparken en aanvaardbaar geacht werden;
Overwegende dat het Bestuur oordeelt dat het feit dat er in Duitsland recent meerdere OHVS
platformen op zee geïnstalleerd werden voor toekomstige vorming van een gridnetwerk (BORWIN Alpha
en Beta, DOLWIN Alpha en HELWIN Alpha), waarvan DOLWIN Alpha reeds met 2 in opbouw zijnde
windmolenparken verbonden is en minstens 2 toekomstige OHVS-en meerdere parken zullen verbinden
(DOLWIN Beta en BORWIN Gamma), dat een platform dus kan beschouwd worden als een volwaardig
technisch alternatief voor een eiland;
Gelet op de studie van 24 november 2011 van The European Network of Transmission System
Operators for Electricity getiteld “ Offshore Transmission Technology”; waarin vermeld wordt dat er
geen technische barrière werd waargenomen om offshore platformen te bouwen (voor de installatie van
een 2 GW HVDC converter);
1.3.3.4. De kabels
Gelet op het MB NOR van 18 januari 2012;
Gelet op het MB van 5 oktober 2009 houdende toekenning aan de nv Norther van en domeinconcessie voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de
zeegebieden gelegen in het zuiden van de Thorntonbank;
Gelet op het MB van 26 juni 2012 houdende toekenning aan de nv Norther van een vergunning
voor de aanleg van één of twee elektriciteitskabels van 150kV of 220 kV voor de aansluiting op het elektriciteitsnet van de installaties voor productie van elektriciteit uit het water, de stromen en de winden die
het voorwerp uitmaken van de domeinconcessie in de zeegebieden ten zuiden van de Thorntonbank, afgeleverd bij MB EB-2009-0015-A van 5 oktober 2009 alsook van elektriciteitskabels van 33kV tot 66kV
tussen deze installaties;
BMM-UGMM-MUMM
11
ELIA BOG ADVIES
Overwegende het feit dat de ligging van de aangevraagde A kabels de veiligheidszone rond de
Norther concessie doorkruisen, dat de AB en B kabels door de domeinconcessie lopen en deels overlappen met de ligging van de door de nv Norther aangevraagde kabels; dat hiervoor een juridische oplossing
uitgewerkt dient te worden;
1.3.4. De Monitoring
Overwegende dat, zoals reeds toegepast bij andere vergunningshouders, naast site-specifieke studies, er
voor een aantal disciplines een gecombineerd programma van metingen en bemonsteringen wordt opgesteld, dat dit programma loopt voor de bestaande projectconcessies van windmolenparken en de monitoring van het ELIA project hierin deels zal geïntegreerd worden (bv. zeevogeltellingen), dat volgens de
toekomstige ontwikkelingen het programma met de gepaste flexibiliteit zal kunnen worden herschikt en
de inspanning en kost zal verdeeld worden onder de vergunningshouders op een billijke manier.
Overwegende dat er dus een dynamisch proces wordt opgezet, waarvan de doeltreffendheid regelmatig in overleg met de vergunninghouders zal kunnen worden herzien.;
Overwegende dat de te verwachten effecten sterk afhankelijk zijn van het uiteindelijke ontwerp
van het Alpha eiland (of platform) en de installatietechnieken, dat de in de MEB opgegeven staalname
frequenties, aantal stalen en technieken indicatief zijn en kunnen aangepast worden in functie van de
gekozen alternatieven, de gebruikte installatietechnieken en de praktische haalbaarheid
1.3.5. De voorwaarden
Gelet op de voorwaarden die het Bestuur in uitvoering van art.16 van het KB MEB van 9
september 2003 bij zijn milieueffectenbeoordeling noodzakelijk heeft geacht om de activiteit als
aanvaardbaar te verklaren;
Overwegende dat het Bestuur zijn beoordeling aanvult met aanbevelingen die geen voorwaarde
uitmaken van de aanvaardbaarheid maar die kunnen bijdragen tot een optimaal en veilig verloop van de
activiteit; dat sommige van deze aanbevelingen gericht zijn tot de aanvrager en andere tot de overheid;
Overwegende dat de uitgevoerde risicoanalyses inschat dat de kans op scheepvaartongeval in het
voorgenomen gebied van de aanvrager lager is dan voor de reeds vergunde windparken; dat de
aangevraagde activiteit volgens die berekeningen voor een verhoging van 0,6 % van de gemiddelde totale
uitstroom van bunker- en ladingolie ten gevolge van scheepsongevallen in de Belgische exclusieve
economische zone zorgt; dat het Alpha eiland zich echter bevindt in en bijdraagt tot de radarblinde zone
die zal ontstaan achter de windmolenparken, dat de aanvrager derhalve dient bij te dragen aan een
verhoogde paraatheid om het hoofd te bieden aan het risico van accidentele mariene verontreiniging; dat
zo’n bijdrage de vorm kan aannemen van een compensatie in milieuvoordelen;
Overwegende dat het Bestuur van oordeel is dat bij toepassing van deze voorwaarden adequaat
wordt opgetreden om milieuschade die door de voorgenomen activiteit zou kunnen veroorzaakt worden,
te voorkomen; dat hierbij het beginsel van het preventief handelen nageleefd wordt;
BMM-UGMM-MUMM
12
ELIA BOG ADVIES
1.3.6. De termijnen voor ingebruikname
Gelet op het MB NOR van 18 januari 2012, het MB REN van 8 februari 2013', het MB SEAST
van 7 februari 2014 en de toekenning van een domeinconcessies aan Mermaid/Northwester 2 in de bij
KB van 17 mei 2004 ingestelde zone voor de exploitatie van installaties voor de productie van
elektriciteit uit water, stromen en winden; overwegende dat de drie eerstgenoemde projecten wachtende
zijn voor aansluiting op het electriciteitsnet;
Overwegende dat er onvoldoende aansluitingscapaciteit op het electriciteitsnetwerk aan land
aanwezig is en dat dit probleem ten vroegste in 2015 zal opgelost geraken;
2. Het advies over de aanvraag van de nv ELIA Asset
Door middel van dit schrijven geeft het Bestuur een gunstig advies voor het ELIA Belgian
Offshore Grid (BOG).
De keuze voor de bouw van het ELIA BOG met Alpha OHVS op een eiland wordt omwille van
1) de leemtes in kennis, 2) de resultaten van de MEB met in het bijzonder de te verwachten negatieve
effecten op het milieu, 3) de potentiële negatieve invloed op het behalen van de goede milieutoestand en
4) de gevoelig hogere CO2 uitstoot, door het Bestuur afgeraden.
Het Bestuur adviseert het ELIA BOG met een Alpha OHVS op een platform uit te bouwen.
De relevante aspecten van de aanvraag ingediend door de nv ELIA Asset, voor de bouw en de
exploitatie van het Belgian Offshore Grid inclusief kabels vormen de basis voor de uitwerking van de
activiteit volgens de hierna vermelde modaliteiten en voorwaarden, en mits aanvaarding door de
aanvrager van zijn financiële verplichtingen, zoals in desbetreffende voorwaarden opgenomen.
Hieronder worden de voornaamste beleidsgerichte voorstellen van het Bestuur eveneens
samengevat.
3.Voorwerp van de af te leveren machtiging en vergunning
3.1. Machtiging
Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd een machtiging te verlenen voor de bouw van het
ELIA BOG met Alpha OHVS (op een platformstructuur), voor het leggen van 3 A, 2 AB en 1 Belektriciteitskabels, en voor de geofysische en geotechnische onderzoeken.
De machtiging kan verleend worden voor een termijn van vijf jaar.
Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd de termijn voor ingebruikname van de
machtiging vast te leggen op vier jaar, en deze termijn te laten ingaan bij de betekening van het
ministerieel besluit aan de aanvrager.
BMM-UGMM-MUMM
13
ELIA BOG ADVIES
3.2. Vergunning
Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd een vergunning te verlenen voor de exploitatie
van het ELIA BOG met Alpha OHVS (op een platformstructuur), met inbegrip van de transformator en
alle elektriciteitskabels.
De vergunning kan verleend worden voor een termijn van 20 jaar met een uitbreiding naar de
door de aanvrager gevraagde 30 jaar, na publicatie van de wetteksten betreffende de concessie voor het
ELIA BOG (in voorbereiding op datum van schrijven).
Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd de termijn voor de ingebruikname van de
vergunning vast te leggen op vier jaar, en deze termijn te laten ingaan bij de betekening van het
Ministerieel besluit aan de aanvrager.
3.3. Configuraties
Ten minste drie maanden voor de aanvang van de effectieve bouwwerken moet het certificaat van
het definitieve basisontwerp, met inbegrip van de beschrijvingen van alle aangenomen
opties/alternatieven die in de aanvraag niet definitief werden gekozen of besproken, aan het Bestuur
worden voorgelegd.
Indien andere functionaliteiten die niet in deze aanvraag werden aangevraagd in de toekomst in
overweging worden genomen moet een actualisatie gebeuren van de technische beschrijving van het
eiland, alsook een actualisatie van de relevante hoofdstukken van het MER. Op voordracht van het
Bestuur kan de Minister dan beslissen welke procedure door de aanvrager dient te worden gevolgd.
3.4. Tijdelijke schorsing
De machtiging en vergunning blijven, conform art. 41, §2, van het KB VEMA, geschorst tot dat
iedere bijkomende vergunning en machtiging die wettelijk vereist is voor de uitoefening van de betrokken
activiteit in de Belgische zeegebieden, met inbegrip van de aanlanding, verleend is. De aanvrager
betekent het Bestuur hiervan een kennisgeving.
De schorsing van de machtiging of vergunning verandert niets aan de ingangsdatum van de
termijn voor ingebruikname, zoals hierboven voorgesteld.
4. Modaliteiten en voorwaarden
4.1. Algemeenheden
Conform art. 16 van het KB MEB adviseert het Bestuur in zijn milieueffectenbeoordeling (bijlage
B bij het huidige advies) over de voorwaarden waaronder de activiteit aanvaardbaar is, de monitoring van
de effecten van de activiteit die dient te gebeuren en de compensatie in milieuvoordelen die aangewezen
is voor nadelige effecten van de activiteit:
BMM-UGMM-MUMM
14
ELIA BOG ADVIES
o
o
de voorwaarden zijn opgenomen in de bijlage C van dit advies;
de monitoring, samen met een indicatieve begroting, is opgenomen in punt 4.5.4. van dit
advies, de voorwaarden B6 tot B8 en in bijlage E van dit advies;
Sommige belangrijke voorwaarden worden opgenomen in de artikelbepalingen van het
Ministerieel besluit houdende machtiging en vergunning van de activiteit, i.p.v. in de bijlagen: deze
voorwaarden worden als A voorwaarden van de bijlage I aan het besluit opgenomen.
De overige gebruiksvoorwaarden worden opgenomen als B voorwaarden van de bijlage I aan het
besluit.
De monitoring van de milieueffecten van de activiteit is een wettelijke verplichting. De
aanvaarding door de aanvrager van het monitoringsplan en de uitvoering van de monitoring, met inbegrip
van de betaling van de daartoe verschuldigde retributie, is bijgevolg een voorwaarde voor de gunstigheid
van dit advies. Het monitoringsprogramma wordt in punt 4.4. van dit advies besproken.
De compensatie in milieuvoordelen maakt ook een voorwaarde uit voor de gunstigheid van dit
advies. Uit de milieueffectenbeoordeling blijkt dat de aangevraagde activiteit het risico van
olieverontreiniging ten gevolge van scheepsongevallen in de Belgische Zeegebieden met 0,6 % verhoogt,
naargelang de inrichtingsvarianten en dat het Alpha eiland zich echter bevindt in en bijdraagt tot de
radarblinde zone die zal ontstaan achter de windmolenparken. Bijgevolg wordt voorgesteld dat de houder
een compensatie in milieuvoordelen verleent in de vorm van een financiële bijdrage of materiële bijdrage.
Deze compensatie dient om bij te dragen bij de paraatheid van de overheid inzake voorkoming en
bestrijding van mariene verontreiniging.
Voor de concrete uitvoering van deze bepaling wordt voorgesteld dezelfde werkwijze te volgen
als voor de vergunningen van de windmolenparken. Wel moet de grootte van de bijdrage in overleg met
de FOD Leefmilieu worden bepaald.
Verder adviseert het Bestuur over de financiële verplichtingen van de vergunningshouder en zijn
aansprakelijkheid.
Bijkomende aanbevelingen worden in bijlage D van dit advies door het Bestuur geformuleerd.
Deze aanbevelingen maken geen voorwaarde uit voor de gunstigheid van dit advies, maar worden
gegeven voor een optimaal en veilig verloop van de vergunde activiteit. De Minister zal oordelen over de
wenselijkheid om gebruiksvoorwaarden te maken van deze aanbevelingen.
4.2. Voorwaarden in de artikelbepalingen (A-voorwaarden)
4.2.1. De definities (A1)
De definitie van “activiteit” (het bouwen en exploiteren van het Belgian Offshore Grid met zes
elektriciteitskabels, Alpha OHVS en de voorafgaandelijke grondonderzoeken) kan verder gespecifieerd
worden (keuze tussen “op een platform” of “op een eiland”) indien nodig geacht. Het Bestuur adviseert
het BOG met Alpha OHVS te bouwen op een platform.
BMM-UGMM-MUMM
15
ELIA BOG ADVIES
4.2.2. Het voorwerp van de machtiging en vergunning (A2)
Er kan een machtiging en vergunning worden verleend voor de bouw en exploitatie van het ELIA
BOG met Alpha OHVS. Dit kan gespecifieerd worden (keuze tussen “op een platform” of “op een
eiland”) indien nodig geacht. Het Bestuur adviseert het BOG met Alpha OHVS te bouwen op een
platform.
Het seismisch onderzoek werd eveneens in de machtiging opgenomen zoals nu reeds het geval is
voor de machtigingen van de windmolenparken. In het verleden werd immers na overleg met
Buitenlandse Zaken besloten het bodemonderzoek te beschouwen als deel uitmakend van de te vergunnen
industriële activiteit, waarvoor geen dipclear vereist wordt. Buitenlandse schepen die onderzoek willen
doen op het Belgische gedeelte van de Noordzee hebben anders een diplomatic clearance nodig van
Buitenlandse Zaken.
4.2.3. Het begeleidingscomité en de technische adviseringsmaatschappij (A3)
Naar analogie met de machtiging en vergunning voor de windmolenparken wordt voor deze
activiteit ook gevraagd om een begeleidingscomité op te richten. Dit comité zetelt geregeld tijdens de
bouwfase en heeft zijn nut bewezen in het verleden. Door de aanwezigheid van de verschillende
bevoegde diensten, kan gecoördineerd opgetreden worden bij problemen die zich voordoen tijdens de
activiteit. In de exploitatiefase wordt de frequentie van bijeenkomsten gereduceerd tot één per jaar. In het
begeleidingscomité zetelen dezelfde ambtelijke vertegenwoordigers als deze van de reeds bestaande
begeleidingscomité’s zijnde het Bestuur, FOD Leefmilieu en Volkgezondheid en Veiligheid van de
Voedselketen, FOD Mobiliteit en Vervoer, FOD Energie en bij uitbreiding de nautische dienstchef
MRCC.
De technische adviseringmaatschappijen wordt aangesteld voor elk onderdeel van de activiteit
waarvan de conformiteit met de geldende nationale en internationale normen en standaarden bij wet
verplicht is. Eén technische adviseringmaatschappij kan voor meerdere onderdelen van de activiteit
worden toegewezen. Het is immers de taak van de technische adviseringsmaatschappij om de
conformiteit na te gaan, alsook de naleving van de vastgestelde normen en standaarden tijdens het
ontwerp, de bouw, de exploitatie (het onderhoud inbegrepen) en de ontmanteling van de installatie die
voor de activiteit worden ingezet, inclusief de kabels en de erosiebescherming. De ervaring heeft echter
geleerd dat één enkele technische adviseringsmaatschappij voor het geheel van een activiteit niet in staat
is om voor alle onderdelen van de vergunde activiteit de conformiteit te verifiëren. Er wordt dus rekening
gehouden met de nood om meerdere adviseringsmaatschappijen aan te stellen en aan de goedkeuring van
de Minister voor te leggen. Deze adviseringsmaatschappijen zetelen enkel in het begeleidingscomité voor
de agendapunten die hen betreffen.
4.2.4. De bouwplannen (A4)
Het Bestuur moet wel in staat zijn om de certificatie door de technische adviseringsmaatschappij
na te kijken en de conformiteit met de vergunning/machtiging na te gaan. De gevraagde documenten
worden bij het Bestuur gearchiveerd en zijn consulteerbaar voor de andere overheidsdiensten.
4.2.5. De fasering van de activiteit (A5)
De activiteit wordt in drie fasen van de activiteit verdeeld: bouwfase, exploitatiefase en
ontmantelingsfase. De nood voor regelmatige rapportering en nazicht op de conformiteit van de
BMM-UGMM-MUMM
16
ELIA BOG ADVIES
uitvoering blijft bestaan voor de gehele duur van de activiteit. Een kwartaalrapportage tijdens de
bouwfase heeft in het verleden bewezen de juiste frequentie te zijn voor rapportage en wordt ook hier
gevraagd.
4.2.6. Het monitoringsplan (A6)
Overeenkomstig art.24 van het KB MEB wordt een monitoringsplan voorgesteld. De inhoud van
dit plan wordt in bijlage II aan het besluit gevoegd en verschilt naargelang de uitvoeringswijze van het
BOG ELIA (zie punt 4.3.2. en 4.4.van dit advies). De houder dient de inhoud en de uitvoering van het
monitoringsplan, met inbegrip van de betaling van de daartoe verschuldigde retributie, te aanvaarden.
4.2.7. Het noodplan (A7)
Overeenkomstig artikel 29 van het KB VEMA, kan de houder worden verplicht een noodplan mee te delen aan het Bestuur. Het noodplan heeft betrekking op de noodgevallen die voortvloeien uit de bouwwerkzaamheden of de exploitatie van de activiteit en op de ongevallen die door derden in het concessiegebied worden veroorzaakt. De houder moet voor de uitvoering van dit noodplan de vereiste werkploegen
en uitrustingen (Tier 1 niveau) paraat houden.
De ervaring van het Bestuur heeft geleerd dat hiervoor best een template wordt opgesteld. Nadat het Begeleidingscomité de conformiteit van het noodplan is nagegaan met de aanbevelingen maakt het dit over
aan de bevoegde instantie ter afstemming op de noodplannen die van toepassing zijn binnen de zeegebieden.
4.2.8. Het jaarlijks uitvoeringsverslag door de houder (A8)
Overeenkomstig artikel 21 van het KB MEB, moet de houder een jaarlijks uitvoeringsverslag
indienen bij het Bestuur. De inhoud van dat verslag wordt beschreven in bijlage G van dit advies en in
bijlage III van het besluit gevoegd. Het uitvoeringsverslag inzake een gegeven kalenderjaar moet worden
ingediend vóór 15 maart van het navolgend kalenderjaar. Het Bestuur is van mening dat een jaarlijks
uitvoeringsverslag nodig is voor het opvolgen van de activiteit en de conformiteit ervan met de
vergunningsvoorwaarden.
4.2.9.Verzekering Burgerlijke aansprakelijkheid (A9)
Overeenkomstig art. 31 van het KB VEMA dient de houder aan het Bestuur het bewijs voor te
leggen dat hij beschikt over de nodige verzekering die zijn burgerlijke aansprakelijkheid dekt. De
verzekering moet tevens voorzien dat de verzekeraar de opzegging ervan ter kennis zal brengen van het
Bestuur, minstens 6 maanden voor de stopzetting.
4.2.10. De financiële zekerheid (A10)
De vergunningshouder en/of machtigingshouder is verplicht tot het stellen van een financiële
zekerheid tot voldoening van de gebruiksvoorwaarden die bij het einde van de activiteit nagekomen
moeten worden. Die zekerheid dient als garantie dat een herstel van het gebied in zijn oorspronkelijke
toestand mogelijk is. De financiële zekerheid voor de herstelling van het gebied in zijn oorspronkelijke
toestand werd berekend.
Voor de uitvoeringswijze van ELIA BOG met Alpha OHVS op een platform met jacketfundering
gebeurt de berekening op dezelfde basis als voor de vergunningen van de windmolenparken met C-Power
BMM-UGMM-MUMM
17
ELIA BOG ADVIES
(1st park) als basis. Een stijging van 2.5%, na indexatie, wordt voorzien gezien de verdere ligging in zee
(op de Lodewijkbank) t.o.v. C-Power (Thorntonbank).
Voor de uitvoeringswijze van ELIA BOG met Alpha OHVS op een eiland werd de kost
gebaseerd op de werkelijke kost van verwijdering van 1 m³ zand, ontvangen via de bevoegde instanties en
afgerond (naar beneden) tot € 5 per m³. De hoeveelheid zand die het eiland zal vormen, is 5.000.000 m³
zodat de uiteindelijke financiële zekerheid de som van € 25.000.000 beloopt. Hierbij werd de
verwijdering van de damplanken, erosiebescherming en mogelijke structuren op het eiland niet
meegerekend.
Het bedrag van de financiële zekerheid kan door jaarlijkse storting vereffend worden. De Minister
kan beroep doen op de financiële zekerheid om, bij niet nakoming van de houder, het herstel van de site
in opdracht van de overheid te laten uitvoeren.
4.2.11. De compensatie in milieuvoordelen (A11)
In de milieueffectenbeoordeling heeft het Bestuur zich uitgesproken over de aanvaardbaarheid
van de voorgenomen activiteit. In dit geval waar het Bestuur de voorgenomen activiteit aanvaardbaar
heeft geacht, heeft het Bestuur zich ook o.a. uitgesproken over de compensatie in milieuvoordelen die
aangewezen is voor de nadelige effecten van de activiteit.
Uit de milieueffectenbeoordeling blijkt dat de aangevraagde activiteit bijdraagt tot een hoger
risico van zeeverontreiniging ten gevolge van scheepsongevallen. Dit vertaalt zich in een nadelig effect
van de vergunde activiteit, waarvoor de aanvrager de nodige compensaties in milieuvoordelen dient te
geven. Dit kan gebeuren in de vorm van een financiële bijdrage of materiële bijdrage. Deze compensatie
dient om bij te dragen tot de paraatheid van de overheid en is erop gericht milieuschade door
verontreiniging van de Noordzee beter te voorkomen en de daartoe vereiste middelen te versterken,
overeenkomstig artikel 28 van het KB VEMA. De grootte van de vermelde financiële of materiële
bijdrage wordt onderling tussen de houder, de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu en het Bestuur bepaald en houdt rekening met de uiteindelijke uitvoeringswijze en de
behoeftes in interventiecapaciteit bij incidenten die uit de activiteit op zee van de houder voortvloeien. De
concrete uitvoering van deze voorwaarde kan in samenspraak tussen de houder, het Bestuur en de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu gebeuren, en moet worden vastgelegd
vóór de dag van ingebruikneming van de vergunning of machtiging. Voor die termijn legt de houder de
getroffen maatregel aan het begeleidingscomité voor met een nauwkeurige raming van de grootte van zijn
bijdrage. De getroffen maatregel wordt goedgekeurd in overeenstemming met de procedure voor het
begeleidingscomité.
4.2.12. De voorwaarden van dit advies (A12)
Conform art. 26 van het KB VEMA is de houder verplicht de gebruiksvoorwaarden na te komen
zoals vermeld in bijlage C van dit advies. De voorwaarden maken deel uit van het besluit als zijnde
bijlage I.
4.2.13. Tijdelijke schorsing van de machtiging/vergunning (A13, A14)
Overeenkomstig art. 41§2, tweede lid van het KB VEMA blijft de betekende machtiging en
vergunning geschorst totdat iedere bijkomende vergunning en machtiging die wettelijk vereist is voor de
uitvoering van de activiteit in de Belgische zeegebieden, is verleend en kennisgeving ervan
overeenkomstig de toepasselijke wetgeving is gebeurd. Bij vroegere aanvragen zijn moeilijkheden
BMM-UGMM-MUMM
18
ELIA BOG ADVIES
ontstaan door het feit dat de te vergunnen activiteit niet nauwkeurig genoeg gedefinieerd werd. Als
gevolg kon de vergunninghouder argumenteren dat zijn vergunning geschorst bleef totdat alle
vergunningen voor gerelateerde operaties op land bekomen waren (netwerk aansluitingen, vervoer en
werf aan wal). De tekst verduidelijkt het bevoegdheidsgebied waarin de vergunning en
machtigingsprocedure uitvoering heeft, i.e. de Belgische zeegebieden.
4.2.14.Verplichtingen in geval van intrekking van de toekomstige te verlenen
concessie (A15)
In geval van intrekking van de verleende concessie blijven de verplichtingen van de houder uit dit
besluit geheel en ongewijzigd van toepassing ten aanzien van het in oorspronkelijke staat herstellen van
de site, het beveiligen van de betrokken zone en het behoud van en de bescherming van het mariene milieu, inclusief de retributie voor de uitgevoerde of in het kader van de intrekking van de verleende concessie nog uit te voeren toezichtsprogramma’s of milieueffectenonderzoeken.
4.2.15. Maatschappelijke zetel (A16)
De maatschappelijke zetel van de houder is gevestigd te 1000 Brussel, Keizerslaan 20. Elke
wijziging van de maatschappelijke zetel, de raad van Bestuur, de aandeelhoudersstructuur of de statuten
van de houder moet aan het Bestuur worden betekend.
4.3. Gebruiksvoorwaarden (B-voorwaarden)
4.3.1. Algemene gebruiksvoorwaarden (B1 tot B5)
Er wordt in de algemene bepalingen een procedure voorzien om kleine wijzigingen door te
kunnen voeren zonder een lange procedure te moeten doorlopen (ingreep).
Er wordt ook verwezen naar een aantal praktische zaken die door de houder dienen uitgevoerd te
worden.
Ervaring uit de voorbije en lopende werkzaamheden op zee toont aan dat het geen overbodige
luxe is om een bepaling op te nemen betreffende de recuperatie van goederen verloren op zee. Om te
vermijden dat dit leidt tot situaties waarbij de vergunninghouder soms genoodzaakt is tot dure
technologische of gevaarlijke (duik operaties) oplossingen voor de recuperatie van kleine inerte
materialen wordt de mogelijkheid open gelaten om andere oplossingen te overwegen, indien de houder
kan aantonen dat hij al het technisch mogelijke heeft gedaan ter recuperatie van het verloren goed.
Hiervoor worden de leden van het begeleidingscomité geconsulteerd.
4.3.2. Monitoring (B6-B8)
Het monitoringsplan wordt weergegeven in hoofdstuk 17 van de milieueffectenbeoordeling
(MEB) en in bijlage E bij dit advies. Voor de werkbaarheid en leesbaarheid van het monitoringsplan
wordt het monitoringsplan in bijlage II bij het besluit gevoegd.
BMM-UGMM-MUMM
19
ELIA BOG ADVIES
De aanvaarding door de houder van de monitoring die in bijlage aan dit advies is opgenomen, met
inbegrip van de betaling van de daartoe verschuldigde retributie, is een voorwaarde voor de gunstigheid
van dit advies;
Om de monitoring resultaten te faciliteren dient een datalink van het Alpha OHVS naar de kust
voorzien te worden. Op deze wijze kan data van (semi)autonome apparatuur rechtstreeks gedownload
worden zonder transfers (en de bijhorende risico’s) van onderzoekers naar de locatie om ter plaatse de
data te gaan verzamelen.
Gezien de belangstelling van de wetenschap voor onderzoek m.b.t. nieuwe structuren in de
Belgische zeegebieden en de praktische moeilijkheden voor de planning van deze activiteiten die in de
aangevraagde eilandlocatie en de nabije omgeving van de windmolenparken plaatsvinden, de veiligheid
en de controles, wordt een goedkeuringsprocedure met tussenkomst van het Begeleidingscomité
uitgewerkt.
4.3.3. Sedimentologie en hydrodynamica (B9-B11)
Er worden bepalingen voorzien voor de tijdelijke stockage van zand die verwacht worden bij de
activiteit. De houder dient hiervoor de richtlijnen van het Bestuur te volgen.
Om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van nv Northwind, geuit tijdens de publieke
consultatie, en omdat, bij gebrek aan een definitief ontwerp, de milieueffectenbeoordeling geen uitsluitsel
kan geven over de mogelijke erosie ter hoogte van het Northwind gebied van een Alpha OHVS op een
eiland, wordt een bijkomende studie, op basis van het finale ontwerp, naar de effecten van een Alpha
eiland op de erosie opgelegd. Het resultaat van deze studie zal besproken worden in een overleg tussen de
aanvrager, nv Northwind en het Bestuur. Hierna zal het Bestuur voorstellen formuleren naar de Minister
indien bijkomende maatregelen zich opdringen.
4.3.4. Risico ’s en veiligheid (B12-B24)
Ter beperking van de risico’s en verhoging van de veiligheid tijdens de bouw en exploitatiefase
van de activiteit worden mitigerende maatregelen voorgesteld en dient een noodplan te worden
uitgewerkt.
Er worden eveneens voorwaarden opgesteld voor de risico’s gebonden aan de aanwezigheid van
oliën en gevaarlijke stoffen in alle structuren van de activiteit.
Gezien de problemen opgedoken bij de windmolenparken is het noodzakelijk dat alle reeds
afgewerkte structuren die boven de HHWS uitsteken, op het hoogste punt, een tijdelijk
waarschuwingslicht ten behoeve van de scheep- en luchtvaart dragen. Indien nog geen
waarschuwingslicht geplaatst is moeten de structuren permanent door een vaartuig worden bewaakt.
Voor de bijzondere transporten wordt benadrukt dat deze niet vallen onder de af te leveren
vergunning, dan wel onder een operationele vergunning afgeleverd door de dienst
Scheepvaartbegeleiding.
In geval van vervuiling en bij gebrek aan kennis van de identiteit van de aansprakelijke partij valt
het reinigen van de structuren van het BOG ELIA volledig ten laste van de houder. De overheid met
bevoegdheid op zee en diegenen die in opdracht van de overheid optreden, behouden het recht om
pollutiebestrijdingsactiviteiten uit te voeren binnen het toekomstige concessiegebied op voorwaarde dat
de veiligheid wordt gerespecteerd en dat de houder in kennis gebracht wordt van de intenties van de
overheid.
Aangezien uit de bijkomende studies bij de aanvraag blijkt dat het OHVS wel zichtbaar zal zijn
BMM-UGMM-MUMM
20
ELIA BOG ADVIES
op radar, maar het mogelijke eiland niet, dient de houder minstens een AIS (Automatic Identification
System) transponder en een relaisstation voor VHF te voorzien op het Alpha station en een radiokanaal te
voorzien dat in verbinding staat met het controlecentrum van het Belgian Offshore Grid.
4.3.5. Kabels (B25-B26)
Ervaring met de windmolenparken heeft geleerd dat verschillende instanties andere bepalingen
oplegden m.b.t. de diepte van de kabel. De uiteindelijke diepte van de kabel (inclusief in de zones van
bijzonder aandacht zoals bv. de vaargeul) wordt bepaald door de bevoegde instanties. Voor milieueffecten
moeten alle kabels (hoogspannings- en parkkabels) tenminste 1 m diep ingegraven worden.
Er wordt gevraagd actie te ondernemen wanneer een monitoringsurvey uitwijst dat de kabel op
minder dan de minimale begravingsdiepte ligt en niet te wachten tot de kabel effectief bloot komt te
liggen vooraleer in te grijpen. Gezien het belang dat de kabels te allen tijde bedekt blijven werd een
termijn van drie maanden opgelegd voor het herbegraven van blootliggende kabels.
Voor de gebeurlijke kruisingen van de telecommunicatie- en elektriciteitskabels met de kabel(s)
van het ELIA BOG project wordt de houder gevraagd een 'proximity agreement' af te sluiten met de
eigenaars/exploitanten.
4.3.6. Benthos (B27)
Om de inbreng van allerlei niet natuurlijke materialen in de Noordzee te vermijden wordt
gevraagd om de erosiebescherming ter hoogte van de kruisingen met reeds bestaande kabels of
pijpleidingen, voor zover technisch mogelijk, te voorzien met grind en keien (silex) die van nature in de
zuidelijke Noordzee voorkomen.
4.3.7. Schadelijke stoffen (B28-B31)
Er worden voorwaarden opgesteld voor de risico’s gebonden aan de aanwezigheid van
schadelijke stoffen en er wordt gevraagd om de productfiches met toxiciteitsgegevens van de gebruikte
producten aan het noodplan van de bouwfase toe te voegen.
Indien de houder het nodig acht eventuele aangroei op de structuren te verwijderen dan mogen
hiervoor geen chemische producten gebruikt worden. Het Bestuur geeft, na de optie niets doen, de
voorkeur aan mechanische verwijdering. Opdat tijdig actie kan ondernomen worden indien de houder de
aangroei wenst te verwijderen wordt gevraagd deze werken 1 maand op voorhand mede te delen aan het
Bestuur.
4.3.8. Bouwwerken en voorbereidende survey’s (B32-B34)
Om te vermijden dat de veranderingen in bodemspanning de vastgelegde MSFD doelstellingen (
zoals gerapporteerd aan de EC in Belgische Staat 2012a) zouden overschrijden dient de
vergunninghouder bij de keuze voor het definitief ontwerp van het Alpha eiland een aangepast ontwerp te
selecteren. De hierbij gebruikte studies dienen ter goedkeuring aan het Bestuur te worden voorgelegd.
Met betrekking tot het maritiem erfgoed wordt verwezen naar de procedures en instanties vermeld
in de recent verschenen wetgeving (‘wrakkenwet’). Er wordt gevraagd om na afloop van de survey in de
voorbereidende fase de resultaten aan het Bestuur en de bevoegde instanties te rapporteren met
vermelding van de verschillende aangetroffen objecten die nader onderzocht dienen te worden en de
BMM-UGMM-MUMM
21
ELIA BOG ADVIES
stappen die zullen genomen worden om eventuele beschadigingen van het maritiem erfgoed te vermijden.
Alle obstakels die op de zeebodem gevonden worden, moeten geplot worden en de coördinaten ervan
worden doorgegeven aan het Bestuur. Na de survey moet het kabeltrace indien nodig gewijzigd worden
opdat de wrakken niet beschadigd raken. Voor de verwerking van de data wordt gevraagd dat de data
eveneens digitaal worden aangeleverd. Na het leggen van de kabels zal de vergunninghouder het
werkelijke tracé enerzijds op kaart van 1/50.000 en anderzijds digitaal (shapefile) aan het Bestuur
overmaken.
De controle van de werkzaamheden door de technische adviseringsmaatschappij en het Bestuur
heeft als voornaamste doel de conformiteit van de werken met de bepalingen van de
vergunning/machtiging na te gaan.
4.3.9. Geluid (B35-B37)
De voorwaarden met betrekking tot het bodemonderzoek omvatten ook informatie gevraagd door
andere bevoegde instanties. In het verleden werd deze informatie gevraagd in de aparte vergunning voor
het grondonderzoek: aangezien het grondonderzoek nu integraal deel uit maakt van onderhavige
vergunning wordt deze bepaling overgenomen.
Ervaring met reeds vergunde activiteiten heeft uitgewezen dat de hei-informatie (heikalender)
noodzakelijk is voor de goede interpretatie van de monitoringsresultaten en dit wordt daarom bijgevoegd
in de voorwaarden.
Technieken die het niveau van het onderwatergeluid beperken worden steeds meer gebruikt bij
heiwerkzaamheden en worden in de voorwaarden van deze activiteit opgenomen indien het
onderwatergeluidsniveau (nul tot max. SPL) op 750 m van de bron hoger is dan 185 dB re 1 µPa. Deze
technieken moeten vooraf door het Bestuur goedgekeurd worden.
4.3.10. Zeezoogdieren (B38-B39)
De bepalingen met betrekking tot zeezoogdieren worden overgenomen uit eerder vergunde
activiteiten en aangepast op basis van de opgedane ervaring. Er wordt o.a. gevraagd het seismisch
onderzoek uit te voeren met de laagst mogelijke output-energie en het laagst mogelijke brongeluidsniveau
dat het bereiken van de doelstelling van het onderzoek mogelijk maakt.
Gebaseerd op de uitgevoerde milieueffectenbeoordeling wordt het heien van palen en
damplanken (alle scenario’s) verboden, tussen 1 januari en 30 april omwille van het risico aan schade
voor streng beschermde zeezoogdiersoorten.
Het gebruik van de ramp-up procedure wordt verduidelijkt waarbij de mogelijkheid wordt gelaten
voor aanpassingen aan nieuwe bevindingen. Een beschrijving van de soft-start procedure dient aan het
Bestuur te worden voorgelegd voor goedkeuring.
4.3.11.Klimaat (B40)
De opwarming van het wereldwijde klimaat heeft een invloed op het mariene milieu. De meest
gangbare schattingen voor België zijn dat de zeespiegel tegen 2100 zal stijgen met 50 tot 93 cm, maar er
dient rekening gehouden te worden met een worst-case scenario met een zeespiegelstijging van 2 m wat.
Gezien de verwachte levensduur van het project spreekt het voor zich dat de structuren van het ELIA
BOG project zo ontworpen zullen worden dat ze bestand zullen zijn tegen een klimaatgedreven zeespiegelstijging van 2 meter.
BMM-UGMM-MUMM
22
ELIA BOG ADVIES
4.3.12.Ontmantelingsfase (B41-B45)
De bepalingen die dienen nageleefd te worden bij het verlopen van de vergunning en/of
machtiging of het stopzetten van de activiteit worden vermeld. De houder dient de nodige financiële
middelen te voorzien om na de exploitatiefase alle elektriciteitskabels te verwijderen en de site (met
inbegrip van de verwijdering van het Alpha station, de stortstenen en andere voorwerpen die de
erosiebescherming uitmaken en van de elektriciteitskabels tussen het Alpha station en de kust, tussen het
Alpha en Bèta station en tussen het Bètastation en de kust, maximaal terug in zijn oorspronkelijke staat te
herstellen. Er wordt uitdrukkelijk vermeld dat de kabels volledig uitgegraven en verwijderd dienen te
worden om de kans op verontreiniging en ongevallen te vermijden.
4.3.13. Communicatie – administratie (B46-B55)
Tenslotte worden nog een aantal practische bepalingen met betrekking tot de communicatie en
administratie van de activiteit opgesomd. Zo is het belangrijk dat personeelsleden die ingevolge hun
functie direct betrokken zijn bij de gang van zaken van de activiteit, op de hoogte zijn van de
voorschriften die in deze vergunning en/of machtiging met betrekking tot deze inrichting zijn gesteld.
Er wordt duidelijk vermeld dat indien bij de monitoring van de activiteit een significant negatieve
impact vastgesteld wordt op het mariene milieu, bijkomende voorwaarden kunnen gesteld worden door de
Minister.
De DIN-V wordt bepaald als zijnde de dag dat het eerste windmolenpark wordt aangesloten op
het ELIA BOG en er elektriciteit van het BOG naar land gestuurd wordt.
4.4.Monitoring
Krachtens artikel 29 van de wet 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de
zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, worden na het verlenen van de
vergunning/machtiging de activiteiten onderworpen aan toezichtsprogramma’s en permanente
milieueffecten onderzoeken. Deze monitoring valt ten laste van de houder.
De inhoud van de monitoring die ten laste valt van de aanvrager wordt in bijlage E van dit advies
uiteengezet. Rekening houdend met de aard en omvang van de vergunde werkzaamheden en activiteiten
wordt een lange termijn monitoringsprogramma voorgesteld.
De bedragen zijn budgettaire ramingen. Ze zijn indicatief en maximaal. Het Bestuur verbindt zich
deze kosten binnen het budget te houden, rekening houdend met de gewone indexstijging.
Het Bestuur moet gemachtigd zijn de werklast tussen de verschillende posten te verschuiven, en
de gebudgetteerde bedragen te verschuiven van een projectjaar op een ander, zonder het totale budget te
laten stijgen. Dit is onvermijdelijk, gezien de planning van de vergunde activiteit aan constante
wijzigingen wordt blootgesteld, en de te onderzoeken milieueffecten gebonden zijn aan deze activiteit.
Het monitoringsplan en de resultaten van de monitoring kunnen door de overheid jaarlijks worden
beoordeeld. Aan de hand van deze beoordeling kan het monitoringsplan jaarlijks worden herzien. Indien
de monitoring aantoont dat onverwachte effecten van de activiteit optreden, waarvoor geen specifieke
monitoring voorzien werd, dient de monitoring aangepast te worden om hiermee rekening te houden. Het
opstellen van het plan, de beoordeling en de algemene coördinatie van de monitoringsprogramma’s
moeten door het Bestuur gebeuren.
BMM-UGMM-MUMM
23
ELIA BOG ADVIES
Voor deze activiteit wordt een initieel monitoringsprogramma van dertien jaar gepland (nulfase,
constructiefase en exploitatiefase). De inhoud van de monitoring na acht jaar zal worden bepaald aan de
hand van de ontwikkeling van de vergunde werkzaamheden en van de monitoringsresultaten. Een eerste
evaluatie van het monitoringsprogramma zal gebeuren halverwege jaar 5 van de exploitatiefase.
Voor het monitoringsplan van het ELIA BOG project werd rekening gehouden met de ligging,
omvang en de ecologische specificiteit van het gebied, de varianten voor het Alpha OHVS en de
functionaliteiten, en met de op heden aangekondigde tijdsplanning. Elke wijziging van de timing van de
bouw- en exploitatiewerkzaamheden van de verschillende gemachtigde en vergunde activiteiten, alsook
van de gekozen varianten en toegepaste technieken, kan een herziening van de geïntegreerde monitoring
en van de deelprogramma’s met zich meebrengen. Het Bestuur zal de houder hiervan informeren en
indien gewenst, het onderwerp op het bevoegde begeleidingscomité agenderen.
De te verwachten effecten zijn sterk afhankelijk van het uiteindelijke ontwerp van het Alpha
station (eiland of platform) en installatietechnieken. Het MER ontwerp, waarop de beoordeling en
monitoring werd gebaseerd, is een worst case scenario. Verschillende onderdelen van de monitoring zijn
opgesteld om de effecten van bepaalde onderdelen van het ELIA BOG project en/of specifieke
installatietechnieken te onderzoeken en de uitvoering van deze onderdelen is dan ook afhankelijk van de
uiteindelijke invulling van het ELIA BOG project
4.5. Financiële verplichtingen
4.5.1. Retributie milieueffectenbeoordeling (MEB)
Een retributie van 117.563, 24 €, verschuldigd overeenkomstig artikel 30, § 2, van de wet van 20
januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van
België, werd aan het Bestuur betaald op 30 oktober 2013. Indien bij afsluiting van de procedure blijkt dat
de werkelijke kosten van de milieueffectenbeoordeling lager waren dan de betaalde retributie, zal het
Bestuur het saldo aan de aanvrager terugstorten.
4.5.2. Retributie Monitoring
Het budget werd geschat conform artikel 24, § 2, van het KB MEB van 9 september 2003.
Om praktische redenen, zijn alle budgettaire posten uitgedrukt in mandagen. Deze posten
omvatten de personeels- en werkingskosten van het Bestuur en de investeringskosten. De kostprijs van
een forfaitair dagtarief bedraagt 498,06 euro per mandag (in basiswaarde (100%) van maart 2014) te
indexeren volgens de index der consumptieprijzen.
Voor het benodigde materiaal worden de budgettaire posten uitgedrukt in EURO.
4.5.2.1.Retributie voor een Alpha OHVS op een platform
De maximale bijdrage van de vergunninghouder is 785 mandagen voor het geheel van de eerste
dertien jaar van het programma.
BMM-UGMM-MUMM
24
ELIA BOG ADVIES
De kosten voor de aankoop van het materiaal voor de monitoring van de milieueffecten van de
activiteit in deze variant beloopt een maximaal bedrag van 34.450,00 € in constante basiswaarde van
maart 2014 voor het geheel van de eerste dertien jaar van het programma.
In voorkomend geval zullen de bepalingen voor de hierna volgende periode ten gepaste tijde
gedefinieerd worden.
4.5.2.2.Retributie voor een Alpha OHVS op een eiland
De maximale bijdrage van de vergunninghouder is 6295 mandagen voor het geheel van de eerste
dertien jaar van het programma.
De kosten voor de aankoop van het materiaal voor de monitoring van de milieueffecten van de
activiteit in deze variant beloopt een maximaal bedrag van 385.190,00 € in constante basiswaarde van
maart 2014 voor het geheel van de eerste dertien jaar van het programma.
In voorkomend geval zullen de bepalingen voor de hierna volgende periode ten gepaste tijde
gedefinieerd worden.
4.5.3. Financiële zekerheid
De vergunningshouder en/of machtigingshouder is verplicht tot het stellen van een financiële
zekerheid tot voldoening van de gebruiksvoorwaarden die bij het einde van de activiteit nagekomen
moeten worden. Die zekerheid dient als garantie dat bij de definitieve stopzetting een herstelling van het
gebied in zijn oorspronkelijke toestand mogelijk is, met inbegrip van de verwijdering van het Alpha
station, de stortstenen en andere voorwerpen die de erosiebescherming uitmaken en van de
elektriciteitskabels tussen het Alpha station en de kust, tussen het Alpha en Bèta station en tussen het Bèta
station en de kust.
De financiële zekerheid tot voldoening van de gebruiksvoorwaarden die bij het einde van de
activiteit nagekomen moeten worden, bedraagt (in basiswaarde van maart 2014, te indexeren):


voor de configuratie Alpha OHVS op een platform met jacket fundering: 20.516,98 €
voor de configuratie Alpha OHVS op een eiland: 25.000.000,00 €
Deze bedragen zijn te moduleren in functie van de uiteindelijke uitvoeringswijze. Het totaal
bedrag kan door jaarlijkse stortingen vereffend worden.
4.5.4. Compensatie in milieuvoordelen
De compensatie in milieuvoordelen die de houder verplicht is te verlenen kan een financiële of
een materiële bijdrage zijn. De grootte van de bijdrage zal onderling tussen de houder, de FOD
Leefmilieu en het Bestuur worden bepaald, rekening houdend met de uiteindelijke uitvoeringswijze en de
behoeftes in interventiecapaciteit bij incidenten die uit de activiteit op zee van de houder voortvloeien.
BMM-UGMM-MUMM
25
ELIA BOG ADVIES
4.6. Verzekering
De houder moet beschikken over de nodige verzekering om zijn burgerlijke aansprakelijkheid te
dekken, zoals in de artikelbepalingen (A9) van de bestaande vergunningen bepaald.
5. De bezorgdheden van de Nederlandse overheid
Met haar schrijven van 29 januari 2014, gericht aan het Bestuur, heeft het Ministerie van Verkeer
en Waterstaat gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot inspraak op de aanvraag die haar door de
procedure aangeboden werd. De opmerkingen, standpunten en bezwaren zijn de volgende:
Inzake effecten op Natura 2000 gebieden:
 Een kwantitatieve uitwerking van de (mogelijke) effecten op Nederlandse (Natura 200)
gebieden in aanvulling op het huidige MER uit te voeren en aan Nederland toe te zenden
en Nederland in de gelegenheid te stellen hierop te reageren voordat het besluit omtrent
de aangevraagde vergunning wordt genomen;
 In een later stadium met Nederland te overleggen over de te nemen maatregelen alsmede
over de realisatie;
In haar schrijven acht het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het van belang om een aantal
zorgpunten met betrekking tot de oprichting van windparken onder aandacht te brengen om, waar
mogelijk, verder te kunnen afstemmen met België:
Inzake scheepvaartveiligheid en vlotheid:
 verzoekt België de inhoud van een eventueel calamiteitenplan (inclusief materieel voor
oliebestrijding) te verduidelijken en waar nodig uit te breiden in relatie tot het BOG en de
aanwezige windparken. Een eventueel nader overleg omtrent bv de meldingsprocedure
van calamiteiten in relatie tot het Nederlandse Kustwachtcentrum zou op prijs gesteld
worden;
 Ter verbetering van de veiligheid is het in overweging te nemen bij de
vergunningverlening het eiland uit te rusten met een ATON;
 Aangeven of en zo ja welke mitigerende maatregelen voorzien zijn voor het langs het
eiland varende scheepvaartverkeer. De achterliggende reden voor deze vraag is dat bij
beperkt vermogen of driften schepen vrij vlot in moeilijkheden kunnen geraken indien er
slechts rekening gehouden wordt met een veiligheidsafstand van 500 meter rondom het
eiland en/of windparken;
Inzake visserij
 Vraagt de overweging van meervoudig ruimtegebruik te onderzoeken in en nabij het
BOG alsmede de (toekomstige) windmolenparken.
Inzake effecten op Natura 2000 gebieden werden de mogelijke optredende effecten voor fauna en
biodiversiteit uitvoerig besproken in het MER bij de aanvraag. Deze effecten worden in de beoordeling
van het MER door het Bestuur grondig onderzocht, waarbij rekening gehouden wordt met de aard van de
effecten, de biota die aangetast worden, het gebied waarover ze kunnen optreden en de periode waarover
ze kunnen optreden. Omdat er vrijwel geen effecten verwacht worden die reiken tot in de Nederlandse
BMM-UGMM-MUMM
26
ELIA BOG ADVIES
maritieme gebieden werden er op basis van de milieueffectenbeoordeling (MEB) geen effecten verwacht
van het ELIA BOG project op de instandhoudingsdoelstellingen van de (verderaf gelegen) Nederlandse
Natura 2000 gebieden. De milieueffectenbeoordeling gekoppeld aan de bij de KB’s van 2003 voorziene
vergunningsprocedure voor mariene activiteiten houdt inspraakmogelijkheden in en houdt rekening met
de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000 gebieden. De MEB wordt door de Federale
overheid beschouwd als een passende beoordeling die tegemoet komt aan de vereisten van de
Habitatrichtlijn, artikel 6.
Inzake het noodplan wordt voor de aanvang van de bouw een noodplan gevraagd waarin het
HSSE-plan en risico managementsysteem mee wordt opgenomen. Ook het aanwezige
bestrijdingsmateriaal voor een Tier1 situatie staat hierin beschreven. Bij Tier 2 situaties wordt de overheid
ingeschakeld die beschikt over het nodige materiaal om ongevallen op dat niveau te kunnen bestrijden.
Bij mogelijke dreiging voor andere lidstaten wordt deze tijdig gewaarschuwd via de geijkte kanalen
(Kustwacht). Voor de operationele samenwerking tegen olievervuiling werd in het verleden reeds
bewezen dat de samenwerking met andere lidstaten goed georganiseerd is, maar evenzeer beperkt wordt
door weersomstandigheden. Het is een feit dat olievervuiling in een windmolenpark moeilijk bestreden
kan worden en er dient dus maximaal ingezet te worden op het voorkomen van milieu incidenten in de
omgeving. M.b.t. SAR operaties in de windmolenzone wordt op jaarbasis minimaal 2x een oefening
gehouden met de verschillende bevoegde overheden en de operatoren van de windmolenparken.
Met betrekking tot ATON (Aids TO Navigation) stelt het Bestuur de voorwaarde om minstens
een AIS (Automatic Identification System) transponder en een relaisstation voor VHF te voorzien op het
Alpha station en een radiokanaal te voorzien dat in verbinding staat met het controlecentrum van het
Belgian Offshore Grid. Daarnaast is het aangewezen om een overleg te organiseren met alle bevoegde
nautische diensten ter zake om de nautische veiligheid in de omgeving van de werkzaamheden en het
Alpha station (eiland of platform) te verzekeren en dit zo snel mogelijk te doen opdat de mogelijke
vereiste beheersmaatregelen (radar, Vessel traffic monitoring system, ETV, ...) in werking zijn op het
ogenblijk dat het ELIA BOG gerealiseerd wordt.
Gezien de afstand van het Alpha eiland tot zowel de primaire als secundaire scheepvaartroutes en
de bijgevolg verwaarloosbare impact op de scheepvaart worden a priori geen mitigerende maatregelen
voorzien voor de scheepvaart.
Het KB tot instelling van het Marien Ruimtelijk Plan (MRP) voorziet momenteel geen
meervoudig ruimtegebruik voor visserij en aquacultuur binnen de zone bestemd voor de toekenning van
een domeinconcessie voor de bouw en exploitatie van een installatie voor het transport van elektriciteit (
= de aangevraagde eilandzone). Het MRP voorziet in de windmolenzone t.h.v. de concessie van Belwind
en C-Power wel een zone voor aquacultuur.
Een eiland op de Alpha locatie kan echter wel mogelijkheden bieden aan toekomstige mariene
aquacultuur initiatieven. Het spreekt voor zich dat dergelijke activiteiten pas zouden kunnen plaatsvinden
na de constructiefase van het eiland, met toestemming van de concessiehouder en nadat een aantal
knelpunten zijn opgelost (o.a. met betrekking tot de veiligheidssituatie) en aanpassing van de relevante
wetgeving (MRP, KB veiligheidsafstanden,..)
BMM-UGMM-MUMM
27
ELIA BOG ADVIES
In bijlage F van dit advies worden het schrijven van de Nederlandse overheid en elementen van
antwoord aan de Minister voorgelegd.
6. De termijnen
De heer Minister dient, conform het KB VEMA van 7 september 2003, zijn ontwerpbesluit over
de aanvraag van nv ELIA Asset ten laatste op 29 mei 2014 aan de aanvrager te betekenen. De aanvrager
zal zijn gemotiveerde opmerkingen ten laatste op 13 juni 2014 kunnen betekenen aan de Minister. De
beslissing van de Minister dient ten laatste op 28 juni 2014 aan de aanvrager te worden betekend.
Gegeven op 28 april 2014 te Brussel,
Voor het Bestuur,
Brigitte Lauwaert
Hoofd BMM
BMM-UGMM-MUMM
28
ELIA BOG ADVIES

COLOPHON
Dit document werd door het Bestuur uitgegeven in april 2014.
Status
draft
finale versie
herziene versie van het document
vertrouwelijk
Beschikbaar in
Engels
Nederlands
Frans
Dit document mag geciteerd worden als volgt:
BMM, 2014. Advies van het Bestuur aan de Minister bevoegd voor de bescherming van het
mariene milieu betreffende de machtigings- en vergunningsaanvraag van de nv ELIA Asset
van een vergunning en machtiging voor de bouw van het Belgian Offshore Grid (BOG), in de
zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België. Wetenschappelijke Dienst
Beheerseenheid Mathematisch Model van de Noordzee, OD Natuurlijk Milieu, Koninklijk
Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel, 28 pp.
Indien u nog vragen heeft of u wenst extra kopieën van dit document te ontvangen, stuur dan
een e-mail naar [email protected], met vermelding van de referentie, of schrijf naar:
BMM
OD Natuurlijk Milieu
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen
100 Gulledelle
B–1200 Brussel
België
Telefoon: +32 2 773 2111
Fax:
+32 2 770 6972
http://www.mumm.ac.be/
MANAGEMENT UNIT OF THE
NORTH SEA MATHEMATICAL
MODELS
BMM-UGMM-MUMM
29