Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amstelveen Gedragscode voor het zorgvuldig handelen bij ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en onderhoud Datum: 15 februari 2012 Status: definitief Geldigheidstermijn: 2012 - 2017 Inhoud ....................................................................................................................................................................................... VOORWOORD......................................................................................................................................................... 4 SAMENVATTING.................................................................................................................................................... 5 1 ALGEMEEN ...................................................................................................................................................... 6 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 2 INLEIDING ...................................................................................................................................................... 6 DEFINITIES..................................................................................................................................................... 8 VERANTWOORDELIJKHEDEN ......................................................................................................................... 11 INFORMATIE AANWEZIGHEID BESCHERMDE SOORTEN .................................................................................... 12 VOORBEREIDING VAN WERKZAAMHEDEN ...................................................................................................... 12 ONVOORZIENE NATUURWAARDEN TIJDENS WERKZAAMHEDEN ....................................................................... 12 INFORMATIEVERSTREKKING EN TERUGKOPPELING ......................................................................................... 13 TOEZICHT EN HANDHAVING .......................................................................................................................... 13 SLOTBEPALINGEN ........................................................................................................................................ 14 RUIMTELIJKE INGREPEN .......................................................................................................................... 15 2.1 BESCHERMDE SOORTEN EN RUIMTELIJKE INGREPEN ....................................................................................... 15 2.2 WERKWIJZE BIJ DE VOORBEREIDING VAN PLANNEN EN PROJECTEN ................................................................. 16 2.3 STANDAARDMAATREGELEN VOOR HET VERMIJDEN EN VERMINDEREN VAN SCHADE AAN NATUURWAARDEN .... 17 2.3.1 Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met muurplanten.............................................................. 18 2.3.2 Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met vleermuizen en/of vogels............................................ 18 2.3.3 Dempen / verbreden / baggeren in het kader van achterstallig onderhoud / vervangen beschoeiingen .... 19 2.3.4 Verwijderen opgaande begroeiing: struweel, bosplantsoen, bomen en/of laanbeplanting ....................... 20 2.3.5 Verwijderen begroeiing: ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen.................................................. 22 2.3.6 Grondwerken (bouwrijp maken, afgraven, ophogen, in depot zetten)...................................................... 23 2.3.7 Plaatsen van verlichting........................................................................................................................ 24 2.3.8 Braakliggende terreinen en gronden ..................................................................................................... 24 3 BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD ................................................................................................... 25 3.1 BESCHERMDE SOORTEN EN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD .................................................................... 25 3.2 WERKWIJZE BIJ HET VOORBEREIDEN VAN BEHEER EN ONDERHOUD................................................................. 26 3.3 STANDAARDMAATREGELEN OM SCHADE AAN NATUURWAARDEN TE VOORKOMEN .......................................... 27 3.3.1 Plaatsen en vervangen van hekken en rasters ........................................................................................ 27 3.3.2 Snoeien, kappen en vervangen van alleenstaande bomen ....................................................................... 28 3.3.3 Snoeien en dunnen van hakhout, struweel, bosplantsoen en bos inclusief selectief kruidenbeheer bosplantsoen, nestkasten, broedhopen, takkenrillen............................................................................................. 29 3.3.4 Snoeien van heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken sierbeplanting................................. 31 3.3.5 Beheer en onderhoud heemparken en heembeplantingen ....................................................................... 31 3.3.6 Dierenweide ......................................................................................................................................... 32 3.3.7 Maaien kort gras of gazon .................................................................................................................... 32 3.3.8 Maaien grasland of weiland.................................................................................................................. 32 3.3.9 Maaien kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden........................................................................ 33 3.3.10 Maaien oevervegetaties en rietvelden................................................................................................. 34 3.3.11 Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen en vervangen oeverbeschoeiing ... 36 3.3.12 Onderhoud, schoonspuiten en kleine herstelwerkzaamheden van muren langs grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken................................................................................................................................................... 37 3.3.13 Begrazen van bos, graslanden en droge en natte ruige terreinen ........................................................ 38 3.3.14 Werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding................................................................ 39 REFERENTIES ...................................................................................................................................................... 40 BIJLAGE 1: SOORTENLIJST-AMSTELVEEN................................................................................................... 42 Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 2 BIJLAGE 2: AMSTELVEENSE HANDREIKING FLORA- EN FAUNAWET EN RUIMTELIJKE PLANVORMING.................................................................................................................................................... 48 BIJLAGE 3: AFSPRAKENFORMULIER............................................................................................................. 53 BIJLAGE 4: HANDREIKING VOORBEREIDING VAN BEHEER- EN ONDERHOUDSMAATREGELEN.. 58 BIJLAGE 5: METHODEN VELDINVENTARISATIE ........................................................................................ 64 BIJLAGE 6: KAART HEEMBEHEER ................................................................................................................. 66 BIJLAGE 7: STAPPEN FLORA- EN FAUNAWET ............................................................................................. 68 Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 3 Voorwoord ....................................................................................................................................................................................... Sinds 2008 werkte een werkgroep met vertegenwoordigers van de afdelingen Ruimtelijke Ordening en Vergunningen, Wijkbeheer Noord, Wijkbeheer Zuid en b&d Natuuradvies aan de gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amstelveen. Als basis diende de gedragscode van de gemeente Amsterdam (Timmermans, 2009), die werd aangepast aan de Amstelveense situatie. De gemeente bedankt daarvoor de gemeente Amsterdam en in het bijzonder de heer Timmermans, die het concept van de Amsterdamse gedragscode toestuurde en relevante tips gaf. Afdelingshoofd Ruimtelijke Ordening en Vergunningen Afdelingshoofd Wijkbeheer Noord Afdelingshoofd Wijkbeheer Zuid Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 4 Samenvatting ....................................................................................................................................................................................... Deze gedragscode is opgesteld om te gebruiken bij plannen en projecten die in opdracht van of door de gemeente Amstelveen worden voorbereid en uitgevoerd. Doel Het doel van de gedragscode is: Te voldoen aan de Flora- en faunawet (Ffwet) door zorgvuldig te handelen bij 'Bestendig beheer en onderhoud' en bij 'Ruimtelijke ingrepen'. Tijdswinst en het verkleinen van de administratieve last. Zonder gedragscode zal voor alle terugkerende werkzaamheden zoals het maaien, snoeien, kappen en baggeren, elke keer een aparte ontheffing of vrijstelling moeten worden aangevraagd. Bij te dragen aan een structurele inbedding van soortbescherming in het handelen van de gemeente Amstelveen. Het binnen de gemeentegrenzen in overeenstemming brengen van verschillende (beheer)activiteiten en werkzaamheden met de eisen die de Flora- en faunawet op dat gebied stelt. De achterliggende gedachte van de Flora- en faunawet is dat er geen wezenlijke invloed mag zijn van de werkzaamheden op beschermde soorten. Dat betekent dat bij voorkeur met gebieds- en soortenkennis geprobeerd wordt schade aan soorten te voorkomen. Is dat niet mogelijk, dan moet geprobeerd worden om de effecten te verzachten. Als laatste redmiddel kan compensatie ingezet worden. Compenseren voor de zwaarst beschermde soorten mag alleen met ontheffing. In feite gaat het er om te zorgen dat beschermde planten en dieren in het plan- of werkgebied kunnen blijven leven: de functionaliteit van het leefgebied moet in stand blijven. Als dat niet mogelijk is, dan is een ontheffing nodig. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 5 1 Algemeen ....................................................................................................................................................................................... Algemene verbodsbepalingen Flora- en faunawet (voor zover van belang voor deze gedragscode) Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13 Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. 1.1 Inleiding Flora- en faunawet De Flora- en faunawet regelt de bescherming van plant- en diersoorten buiten beschermde gebieden. Deze wet gaat uit van de intrinsieke waarde van het dier en vertaalt dit in de zorgplicht. Dit betekent dat een ieder voldoende zorg in acht dient te nemen voor de in het wild levende dieren en hun directe leefomgeving. De bescherming betreft niet alleen de evident nadelige handelingen als doden of vernielen van nesten, maar eveneens de indirect nadelige handelingen als aantasting van de leefomstandigheden, verstoring en verontrusting. Het ministerie van EL&I (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) kan onder bepaalde voorwaarden vrijstelling of ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen (zie kader). Het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) (Staatsblad 2004) beschrijft ondermeer de belangen en voorwaarden waarvoor en waaronder vrijstelling verleend kan worden. In AMvB artikel 75 worden de beschermde soorten van Nederland verdeeld in drie categorieën. In een rapport van het voormalige ministerie van LNV (ministerie van LNV, 2005) is elke categorie ondergebracht in een tabel. De tabellen worden ook gebruikt in de brochure 'Buiten aan het werk' (Ministerie van LNV, 2010). Hieronder verwijzen we naar deze tabellen, maar bedoelen we de verschillende categorieën die deze tabellen beschrijven: Tabel 1. Algemene soorten - voor deze soorten geldt een vrijstelling voor artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud van infrastructuur en in het kader van natuurbeheer en de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden, de zorgplicht geldt wel. Soorten in tabel 1 zijn bijvoorbeeld grote kaardebol, zwanebloem, gewone pad en veldmuis. Tabel 2. Overige soorten - voor deze soorten geldt een vrijstelling voor artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud van infrastructuur en in het kader van natuurbeheer en de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de ingrepen aantoonbaar uitgevoerd worden op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Tabel 3 en vogels. Vogels en soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en soorten aangewezen in Bijlage 1 AMvB artikel 75. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor artikel 8, 9, 11 en 12 bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud van infrastructuur en in het kader van natuurbeheer. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling, ook niet op basis van een gedragscode indien de werkzaamheden plaatsvinden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. In deze tabel met de strengst beschermde soorten staan ondermeer alle Nederlandse vleermuizen, rugstreeppad en ringslang. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 6 Bijlage 7 toont een schematische weergave van de hierboven genoemde systematiek. Bij 'Bestendig beheer en onderhoud' gaat het om regelmatig terugkerende werkzaamheden zoals het onderhoud aan vaarwegen of het regelmatig maaien van graslanden of bermen. Deze werkzaamheden moeten gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. De aanwezigheid van beschermde soorten is vaak afhankelijk van het gevoerde beheer en continuering van het cyclische beheer en daarmee een voorwaarde voor het voortbestaan van de soort. Bij 'Ruimtelijke ingrepen' gaat het om werkzaamheden die nieuw zijn of sterke wijziging ten opzichte van het verleden inhouden, zoals de bouw van een huis, de aanleg van een weg, het dempen van een sloot of het definitief verwijderen van grote aantallen bomen of grote oppervlakte bosplantsoen. De genoemde ingrepen vinden niet regelmatig of jaarlijks plaats, zijn voor de daar levende soorten zeer ingrijpend en beïnvloeden op een negatieve wijze het voortbestaan van de soort. Doelstelling gedragscode Met deze gedragscode beschrijft de gemeente Amstelveen de voorzorgsmaatregelen die de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten, binnen haar gemeentegrenzen bij het uitvoeren van werkzaamheden, moeten handhaven dan wel versterken. Daarmee voldoet de gemeente Amstelveen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 16c van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten Flora- en faunawet. De gedragscode voor beheer en onderhoud is gebaseerd op de in de Vogelrichtlijn1 en Habitatrichtlijn2 genoemde afwijkingsgronden. De beheer- en onderhoudwerkzaamheden betreffen onder meer het plaatsen en vervangen van hekken en rasters, snoeien, kappen, maaien, schonen van watergangen, vervangen van oeverbeschoeiing, schoonspuiten en kleine herstelwerkzaamheden van muren langs grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken en werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding. Deze werkzaamheden staan ten dienste van de volksgezondheid, de openbare veiligheid en het onderhoud van de waterstaatkundige infrastructuur en landinfrastructuur. De gedragscode is opgesteld voor plannen en projecten die in opdracht van of door de gemeente Amstelveen worden voorbereid en uitgevoerd. De gedragscode betreft: 1. de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling; 2. het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud. Het doel van de gedragscode is: Invulling te geven aan de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van populaties van plant- en diersoorten uit tabel 2 en 3 van de AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet3. Invulling te geven aan het aspect zorgvuldig handelen zoals gebruikt in de AMvB artikel 75. Dit houdt in dat werkzaamheden geen wezenlijke negatieve invloed hebben op plant- en diersoorten uit tabel 2 en 3 door: schade aan planten en dieren en hun leefomgeving bij het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud te voorkomen of te verzachten; schade aan planten en dieren en hun leefomgeving bij het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen te voorkomen of te verzachten. Tijdswinst en het verkleinen van de administratieve last. Zonder gedragscode zal voor alle terugkerende werkzaamheden zoals het maaien, snoeien, kappen en baggeren, elke keer een aparte ontheffing of vrijstelling moeten worden aangevraagd. Bevordering van de structurele inbedding van soortbescherming in het handelen van de gemeente Amstelveen. Het binnen de gemeentegrenzen in overeenstemming brengen van verschillende (beheer)activiteiten en werkzaamheden met de eisen die de Flora- en faunawet op dat gebied stelt. Zorgvuldig handelen en zorgplicht Deze gedragscode leidt tot een zorgvuldige omgang met flora en fauna zoals omschreven in art. 2 lid 1 en 2 van de Flora- en faunawet. De gedragslijnen zorgen ervoor dat er geen wezenlijke invloed (zie 1.2 voor een definitie) van de Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 7 werkzaamheden op het voortbestaan van de beschermde soorten uitgaat. Een gedragscode is echter geen technische handleiding die altijd tot succes leidt. Zorgvuldigheid is het resultaat van de inzet van mensen. De mensen die het werk doen, vooral het buitenwerk, kunnen en moeten de zorg voor de natuur vormgeven. Deze gedragscode kan daarvoor de leidraad zijn, maar kan de individuele verantwoordelijkheid en zorg niet vervangen. Reikwijdte van gedragscode Deze gedragscode is opgesteld voor handelingen en werkzaamheden op het gebied van 'bestendig beheer en onderhoud' en 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor handelingen en werkzaamheden op het gebied van 'bestendig beheer en onderhoud' heeft de gedragscode betrekking op tabel 2- en tabel 3-soorten en vogels. Voor handelingen en werkzaamheden op het gebied van 'ruimtelijke ontwikkeling' heeft de gedragscode betrekking op tabel 2-soorten. De gedragscode geldt niet binnen beschermde natuurgebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998. Binnen de gemeente Amstelveen komen dergelijke gebieden niet voor. Leeswijzer In de paragrafen hierna worden de definities van de in deze gedragscode gebruikte termen en de verantwoordelijkheden tijdens de planvoorbereiding en uitvoering vermeld. Tevens is aangegeven hoe de noodzakelijke informatievoorziening is geregeld en zijn slotbepalingen gedefinieerd. In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen voor ruimtelijke ingrepen opgenomen. In hoofdstuk 3 staan de bepalingen voor beheer en onderhoud. Belangrijk bij het gebruik en de toepassing van de gedragscode is de Soortenlijst-Amstelveen (bijlage 1), de handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming (bijlage 2) en de Handreiking voorbereiding van beheer- en onderhoudsmaatregelen (bijlage 4). 1.2 Definities In de gedragscode worden de volgende termen gebruikt: Afdelingshoofd/ projectmanager: zie opdrachtgever. AMvB artikel 75: besluit van 10 september 2004, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (Staatsblad 2004). Dit besluit is van kracht geworden op 23 februari 2005 en wordt ook wel het vrijstellingenbesluit genoemd. Beschermde soorten in tabel 1 of algemene beschermde soorten: soorten waarvoor een algemene vrijstelling (zie artikel16b, lid1, van AMvB artikel 75) geldt van een aantal belangrijke verbodsbepalingen voor: (i) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud van vaarwegen, watergangen, waterkeringen, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen en bermen en in het kader van natuurbeheer; (ii) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw en de bosbouw; (iii) bestendig gebruik; (iv) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Beschermde soorten in tabel 2 of overige beschermde soorten: beschermde soorten waarvoor geen algemene vrijstelling geldt, maar die niet genoemd zijn in Bijlage I van AMvB artikel 75 noch staan vermeld op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van een aantal belangrijke verbodsbepalingen voor ingrepen in het kader van bestendig beheer en Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 8 onderhoud en ruimtelijke ingrepen, mits wordt gewerkt op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Beschermde soorten in tabel 3 of strikt beschermde soorten en vogels: soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in Bijlage I van AMvB artikel 75 en vogels. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor artikel 8, 9, 11 en 12 bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud van infrastructuur en in het kader van natuurbeheer, mits de ingrepen aantoonbaar uitgevoerd worden op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling, ook niet op basis van een gedragscode, indien de werkzaamheden plaatsvinden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Broedseizoen: het broedseizoen is geen standaard periode maar de periode dat een vogel bezig is om een nest te bouwen, te broeden en broedzorg geeft. Per vogel is het broedseizoen anders. Voor het broedseizoen per vogel wordt verwezen naar de soortspecifieke natuurkalenders in bijvoorbeeld http://www.flora-fauna.amsterdam.nl of http://mineleni.nederlandsesoorten.nl. Deskundige: iemand die voor de relevante situatie en soorten aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De deskundige voldoet aan één of meer van deze eisen. Hij/zij is: HBO of universitair opgeleid met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie. Werkzaam als ecoloog voor een ecologisch adviesbureau. Aantoonbaar actief op het gebied van de soortenmonitoring. Aantoonbaar actief op het gebied van de soortenbescherming en aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties, zoals de Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied (Minister van LNV, 2009). Als ecoloog of 'groen' beheerder werkzaam bij de gemeente Amstelveen en zet zich aantoonbaar in op het gebied van soortenmonitoring en/of bescherming. Initiatiefnemer: de initiatiefnemer is hoofdverantwoordelijk voor de naleving van deze gedragscode en de aansprakelijke partij voor het bevoegd gezag. In overeenstemming met de wet wordt de verantwoordelijkheid voor het toepassen van de wet binnen de gemeente bij het afdelingshoofd/ projectmanager neergelegd. Een afdelingshoofd/ projectmanager opereert namens het college als gedelegeerd opdrachtgever (initiatiefnemer). Locatie: het gebied waar concrete buitenwerkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling of beheer- en onderhoud worden uitgevoerd. Maatregelen: specifieke acties gericht op het zorgvuldig omgaan met flora en fauna; deze maatregelen zijn aanvullend ten opzichte van de werkzaamheden. Jaarrond beschermde nesten van vogels: zie vogels. Opdrachtgever: een persoon (bijvoorbeeld sectorhoofd, afdelingshoofd of projectmanager/projectleider) die namens het college of een gemeentelijke afdeling als (gedelegeerd) opdrachtgever opereert. Opdrachtnemer: persoon of bedrijf dat in opdracht van de gemeente Amstelveen activiteiten uitvoert. Vogels (Minister van LNV, 2009): de verbodsbepaling van artikel 11 van de Flora- en faunawet beperkt zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt (nesten, holen enz.), inclusief de functionele omgeving (kwantiteit, kwaliteit, bereikbaarheid, enz.) om het broeden succesvol te laten verlopen en slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt (zie definitie broedseizoen). Als wordt gewerkt buiten het broedseizoen of maatregelen worden getroffen die moeten Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 9 voorkomen dat vogels zich gedurende het broedseizoen op de bouwplaats vestigen, is voor deze soorten geen ontheffing nodig. Een beperkt aantal soorten vogels bewoont het nest permanent of keert jaar in jaar uit terug op hetzelfde nest. Deze permanente verblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd. Voor de volgende vijf categorieën van nesten zijn de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet ook buiten het broedseizoen van toepassing: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld Steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Roek, Gierzwaluw en Huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk). 4. Nesten van vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: Boomvalk, Buizerd en Ransuil). 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen (voorbeeld: Oeverzwaluw). Dergelijke nesten zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. De gedragscode van de gemeente Amstelveen volgt voor vogelnesten het vigerende beleid van het Ministerie van EL&I. De in bijlage 1 van de gedragscode gevoegde indicatieve vogellijst kan gebruikt worden als hulpmiddel bij het bepalen of ontheffing nodig is of dat maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats te behouden. Als een jaarrond beschermd nest is aangetroffen en deze door de ingreep zal verdwijnen, is altijd een omgevingscheck nodig. Een deskundige moet dan vaststellen of er voldoende gelegenheid is voor de soort om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving. Is dit niet het geval? Dan moet, voor zover mogelijk, een alternatief nest worden aangeboden. Is dat ook niet mogelijk? Dan moet een ontheffing worden aangevraagd. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker van de gedragscode om te bepalen of mitigerende (verzachtende) maatregelen de populatie voldoende beschermen. Het is mogelijk om goedkeuring van de mitigerende maatregelen aan het Ministerie van EL&I te vragen door een ontheffing aan te vragen. De goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Een ontheffing kan alleen worden verkregen voor een belang genoemd in de Vogelrichtlijn. Dit betekent dat geen ontheffing aangevraagd kan worden op basis van belang “de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling” of van belang “dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten”. Vrijstellingenbesluit: zie AMvB artikel 75. Werkzaamheden beheer en onderhoud: de werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van bestendig beheer en onderhoud, zoals nader beschreven in hoofdstuk 3. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 10 Werkzaamheden ruimtelijke ingrepen: de werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van ruimtelijke ingrepen, zoals nader beschreven in hoofdstuk 2. Wezenlijke invloed: met deze term wordt gedoeld op wezenlijke negatieve invloed op de soort. Of sprake is van wezenlijk negatieve invloed op de soort hangt af van de lokale, regionale, landelijke en Europese stand van de soort. Bij activiteiten waarbij bijvoorbeeld enkele dieren van een soort geschaad dreigen te worden, moet worden bekeken welk effect dit heeft op de populatie: de stand van de soort op lokaal, regionaal, landelijk of Europees niveau. Op welk niveau gekeken moet worden hangt weer af van de zeldzaamheid van de soort. Een zeer zeldzame soort zal op lokaal niveau bezien moeten worden. Een zeer algemene soort kan op Europees niveau bekeken worden (Ministerie van LNV, 2010). 1.3 Verantwoordelijkheden 1.3.1 De initiatiefnemer is hoofdverantwoordelijk voor de naleving van deze gedragscode en de aan te spreken partij voor het bevoegd gezag. In overeenstemming met de wet wordt de verantwoordelijkheid voor het toepassen van de wet binnen de gemeente bij het afdelingshoofd neergelegd. Een afdelingshoofd opereert namens het college als gedelegeerd opdrachtgever (initiatiefnemer). Dit laat onverlet dat de opdrachtnemer een eigen verantwoordelijkheid heeft en door de initiatiefnemer aansprakelijk gesteld kan worden voor eventuele schade die door het niet correct naleven van de gedragscode door opdrachtnemer ontstaat. Bij de opdrachtverlening dient de initiatiefnemer voor zover mogelijk rekening te houden met de gevolgen voor de planning van eventueel benodigde onderzoeken of een ontheffingsaanvraag. 1.3.2 De gemeente Amstelveen maakt deze gedragscode actief openbaar, zodat haar eigen personeel, (potentiële) opdrachtnemers, belanghebbenden en belangstellenden tijdig over het bestaan en de inhoud van de gedragscode worden geïnformeerd. 1.3.3 Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor het ten behoeve van een natuurtoets beschikbaar stellen van al eerder geïnventariseerde gegevens over beschermde en bijzondere natuurwaarden. 1.3.4 De afdelingshoofden van Wijkbeheer Noord, Wijkbeheer Zuid en van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Vergunningen zijn verantwoordelijk voor het implementeren, evalueren en actualiseren van deze gedragscode. Onderdeel van de implementatie is onder meer het verzorgen van educatie. 1.3.5 Het afdelingshoofd maakt deze gedragscode onderdeel van alle opdrachten die in het kader van de hieronder beschreven werkzaamheden worden verstrekt. In bestekken, opdrachtbrieven en contracten wordt expliciet verwezen naar deze gedragscode, die tevens als bijlage bij opdrachtbrieven en contracten wordt opgenomen. De opdrachtnemer bevestigt schriftelijk de werkzaamheden volgens deze gedragscode uit te voeren. 1.3.6 Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor het inventariseren van het plangebied op beschermde soorten en het juiste gebruik van de genoemde inventarisatiegegevens in de planning en te nemen maatregelen in de besteksvoorbereiding van de werkzaamheden. 1.3.7 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het adequaat uitvoeren van de in deze gedragscode beschreven maatregelen, ook als deze in onderaanneming worden uitgevoerd. 1.3.8 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het tijdig, correct en volledig informeren en instrueren van de bij de werkzaamheden en maatregelen betrokken personen. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 11 1.3.9 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het aanwezig zijn van deze gedragscode met bijlagen op de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. 1.3.10 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het geven van een adequate invulling aan de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, ook in gevallen waarin deze gedragscode niet voorziet. De juiste expertise dient altijd ingezet te worden. Genomen maatregelen moeten gedocumenteerd worden. 1.3.11 De opdrachtnemer kan door het afdelingshoofd aansprakelijk worden gesteld voor schade, als deze het gevolg is van het niet naleven van deze gedragscode. 1.3.12 Ook bij afwezigheid van schade is het afdelingshoofd bevoegd om sancties jegens de opdrachtnemer te treffen, als blijkt dat deze zich niet houdt aan de gedragscode. 1.3.13 De afspraken tussen initiatiefnemer en opdrachtnemer worden vastgelegd in het Afsprakenformulier (zie bijlage 3). 1.4 Informatie aanwezigheid beschermde soorten De gemeente Amstelveen verzamelt vanaf 2005 informatie over planten en dieren op haar grondgebied. De gemeente heeft een applicatie ”Kijk op Amstelveen”, waar deze gegevens gebundeld en beschikbaar gemaakt zouden kunnen worden. Om de gegevens nu beschikbaar te krijgen worden de bronhouders (beheerders, milieuregisseur) geraadpleegd. Voor deze gedragscode is de Soortenlijst-Amstelveen gemaakt van de soorten die op Amstelveens grondgebied voorkomen. Behalve inventarisaties van de gemeente zelf, zijn gegevens verzameld bij: Vogelwerkgroep Amstelveen, De Amsterdamse Hengelsportvereniging, waarneming.nl, www.florafauna.amsterdam.nl en diverse adviesbureaus die in opdracht van de gemeente natuuronderzoek verrichtten. Bijlage 1 geeft de beschermde soorten met een omschrijving of de soort zeker of mogelijk of (waarschijnlijk) niet in de gemeente voorkomt. De gegevens komen uit de jaren 2003-2008. De gemeente Amstelveen zal de soortenlijst jaarlijks aanvullen. Eens per vijf jaar laat de gemeente beoordelen of de lijst voor vogels en tabel 2-soorten nog actueel is. Voor tabel 3-soorten is dit eens per 3 jaar. In de navolgende paragrafen wordt op hoofdlijnen beschreven hoe de werkwijze dient te zijn. In hoofdstuk 2 respectievelijk 3 gaat de gedragscode in detail in op ruimtelijke ingrepen respectievelijk bestendig beheer en onderhoud. 1.5 Voorbereiding van werkzaamheden De initiatiefnemer van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen respectievelijk van beheer en onderhoud bereidt zijn plan, project of werkzaamheden voor zoals staat beschreven in paragraaf 2.2 respectievelijk paragraaf 3.2. 1.6 Onvoorziene natuurwaarden tijdens werkzaamheden 1.6.1 Wanneer tabel 2-soorten onverwacht worden aangetroffen en aantasting onvermijdelijk is, zullen in nauw overleg met een deskundige, ter plaatse van de betreffende biotoop tijdelijk geen werkzaamheden worden uitgevoerd. De werkzaamheden worden hervat als de voortplantingsactiviteiten op die locatie zijn beëindigd en de eventuele jongen zelfstandig de locatie kunnen verlaten. Wanneer dit plantechnisch niet mogelijk is, zullen de betreffende tabel 2-soorten Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 12 worden verplaatst naar geschikte biotopen in de nabijheid van het werk. Die biotopen dienen ten minste vijf jaar onaangetast te blijven. De verplaatsing wordt begeleid door een deskundige en vindt plaats buiten het voortplantingsseizoen van desbetreffende soorten. 1.6.2 Wanneer tabel 3-soorten of vogels onverwacht worden aangetroffen en aantasting onvermijdelijk is, zal in nauw overleg met een deskundige een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Ook als een beschermde soort wordt aangetroffen die niet in de gedragscode is behandeld of als het een ingreep is anders dan bestendig beheer, is een ontheffing nodig. De biotoop van de tabel 3-soort of vogel zal tot die tijd blijven voldoen en indien mogelijk worden relevante delen gemarkeerd zodat deze niet worden aangetast. 1.6.3 Wanneer nesten van vogels uit categorie 1 t/m 5 (Minister van LNV, 2009) onverwacht aangetroffen worden, zullen in nauw overleg met een deskundige ter plaatse van de betreffende biotoop tijdelijk geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Er wordt een omgevingscheck door een deskundige gedaan om vast te stellen welke mitigerende maatregelen genomen moeten worden om alle ecologische functies voor de desbetreffende soort in het leefgebied te behouden. De werkzaamheden worden pas hervat als de mitigerende maatregelen zijn uitgevoerd en functioneren. Een alternatief is het aanvragen van een ontheffing op grond van een belang genoemd in de Vogelrichtlijn. Het belang 'Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling' valt daar niet onder. 1.6.4 Het is van belang dat de genomen maatregelen bij onvoorziene omstandigheden en de eventuele effecten op beschermde soorten goed gedocumenteerd en gearchiveerd worden. Daarmee is later gemakkelijker aan te tonen dat er zorgvuldig werd gehandeld. 1.7 Informatieverstrekking en terugkoppeling 1.7.1 Het afdelingshoofd draagt er zorg voor dat de opdrachtnemer tijdig en adequaat is geïnformeerd over de bestaande natuurwaarden, door de informatie genoemd in paragraaf 1.5.2. toe te voegen aan opdrachtbrieven en contracten. Markering en aanwijzing in het veld kunnen een deel van de informatie vervangen. 1.7.2 Het afdelingshoofd draagt er zorg voor dat actuele gegevens over aanwezige soorten uit tabel 2 en 3 en vogels verkregen uit veldonderzoek ten behoeve van ruimtelijke ingrepen of beheer- en onderhoudwerkzaamheden ´om niet´ beschikbaar worden gesteld en verwerkt kunnen worden in de SoortenlijstAmstelveen. 1.8 Toezicht en handhaving 1.8.1 Gedurende de uitvoeringsfase wordt in opdracht van de initiatiefnemer door een deskundige steekproefsgewijs toezicht gehouden op de juiste toepassing van de gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amstelveen. 1.8.2 De formeel handhavende instantie is de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) (voorheen AID). De nVWA kan op eigen initiatief en op verzoek handhavend optreden. Daarbij wordt gekeken of de juiste procedure is gevolgd en/of de voorschriften en gedragsregels die vermeld zijn in de gedragscode worden nageleefd door de initiatiefnemer en door de instanties of personen die voor hem de werkzaamheden uitvoeren. 1.8.3 De initiatiefnemer is te allen tijde eindverantwoordelijk voor het volgen van de voorschriften en gedragsregels van de gedragscode, dus ook voor de kwaliteit van de uitgevoerde veldonderzoeken en voor de gevolgde procedures. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 13 1.9 Slotbepalingen 1.9.1 Voor de zorgvuldige uitvoering van op beschermde natuur gerichte maatregelen wordt door de opdrachtnemer tijdig voorzien in deskundige ecologische begeleiding. 1.9.2 In gevallen waarin deze gedragscode niet voorziet en bij twijfel over de meest adequate uitvoering van maatregelen, wordt in nauw overleg tussen opdrachtgever en opdrachtnemer tijdig advies van een deskundige ingewonnen. Maatregelen worden conform het advies van de deskundige en in de geest van de gedragscode uitgevoerd. Het is van belang dat de genomen maatregelen en de eventuele effecten op beschermde soorten goed gedocumenteerd worden. Dergelijke informatie moet minimaal twee jaar bewaard blijven, zodat zij bijvoorbeeld beschikbaar zijn voor de nVWA (nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit). 1.9.3 In gevallen van calamiteiten worden passende maatregelen genomen, die aansluiten bij de geest van de gedragscode. Het is van belang dat de genomen maatregelen en de eventuele effecten op beschermde soorten goed gedocumenteerd worden. 1.9.4 De gemeente Amstelveen draagt zorg voor tijdige aanpassing van deze gedragscode als de (bekende) verspreiding van beschermde soort(groep)en dit noodzakelijk maakt. 1.9.5 De gemeente Amstelveen zorgt voor tijdige actualisering van deze gedragscode, indien wijzigingen in wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven. 1.9.6 De gemeente Amstelveen evalueert deze gedragscode ten minste iedere vijf jaar op effectiviteit en uitvoerbaarheid en past de gedragscode in samenspraak met het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zonodig aan. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 14 2 Ruimtelijke ingrepen ....................................................................................................................................................................................... Inleiding Om de gemeentelijke planprocessen beter beheersbaar te maken werkt onder meer de afdeling Ruimtelijke Ordening en Vergunningen (ROV) van de gemeente Amstelveen met de Richtingaanwijzer, voor gebiedsgerichte ontwikkelingen (Afdeling Vastgoed, 2010). De conceptversie van dat document, waarop deze gedragscode mede is gebaseerd, dateert uit 2010. In de Richtingaanwijzer is het planproces opgedeeld in fasen, die in beginsel elk afzonderlijk worden afgesloten door goedkeuring van het beslisdocument. Voor elke fase is aangegeven welke producten en inhoudelijke bijdragen nodig zijn en welke bestuurlijke besluitvorming moet plaatsvinden. De gemeente Amstelveen wil de verplichtingen die voortkomen uit de Flora- en faunawet opnemen in de processen die te maken hebben met ruimtelijke planvorming. Bijlage 2 geeft een handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming. Deze handreiking is afgeleid van de handleiding die de gemeente Amsterdam (Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, 2004) gebruikt. Ruimtelijke ingrepen omvatten plannen en projecten, activiteiten en werkzaamheden die meestal een functieverandering tot gevolg hebben en meestal leiden tot ingrijpende veranderingen. Het betreft kortom plannen of projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting. De gedragscode voor ruimtelijke ingrepen is van toepassing op alle soorten, behalve de soorten aangewezen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage I van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten (tabel 3-soorten) en vogels. In het laatste geval moet een ontheffing aangevraagd worden. 2.1 Beschermde soorten en ruimtelijke ingrepen 2.1.1 Dit deel van de gedragscode heeft betrekking op werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen en omvat bouw-, cultuur- en civieltechnische werkzaamheden. Het gaat om werkzaamheden die voortvloeien uit bestemmingsplannen, bouwprojecten, bouw- en sloopplannen, herinrichting van de openbare ruimte, infrastructurele werken en grond- en waterwerken. De werkzaamheden worden uitgevoerd bij de ontwikkeling van projecten in het kader van stedenbouw, wegenbouw, spoorwegbouw, ontwikkeling van bedrijventerreinen en groenprojecten. In de handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming (zie bijlage 2) is deze procedure expliciet gemaakt. 2.1.2 In beginsel zijn in Amstelveen voor deze gedragscode werkzaamheden in relatie tot de volgende elementen van belang: Groeiplaatsen van de binnen gemeente Amstelveen aangetroffen beschermde plantensoorten vermeld in tabel 2. Groeiplaatsen van in het wild levende beschermde plantensoorten vermeld in tabel 3 zijn in Amstelveen niet bekend. Bomen met holen, spleten of rottingsgaten (uilen, spechten, vleermuizen). Trekroutes, vaste verblijfplaatsen en foerageergebied van vleermuizen. Nesten van eekhoorn. Gebieden/wateren met Waterspitsmuis. De vier categorieën vogelnesten waarvoor de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen gelden staan in paragraaf Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 15 1.2, onder Vogels. Ze worden besproken door de Minister van (het voormalige) LNV (2009) in de brochure 'Bijlage Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep'. Gebieden/bouwgrond/weilanden/daken/gebouwen met in gebruik zijnde nesten van vogels. Overige in gebruik zijnde nesten van vogels. Roestbomen (slaap- en rustbomen) en andere vaste verblijfplaatsen van uilen. Wateren met bittervoorn, rivierprik, kleine modderkruiper, meerval, rivierdonderpad. Voortplanting-, overwinterings-, rust- en verblijfplaatsen van rugstreeppad en poelkikker. Voortplanting-, overwinterings-, rust- en verblijfplaatsen van ringslang. Gebieden/wateren met groene glazenmaker. Potentieel habitat voor Grote modderkruiper en Noordse woelmuis. 2.1.3 Bij de uitvoering van de werkzaamheden voor ruimtelijke ingrepen wordt rekening gehouden met de meest kwetsbare periode voor de betreffende planten diersoorten. In de navolgende kalenders van werkzaamheden is per activiteit met drie kleuren aangegeven wanneer werkzaamheden bijvoorkeur wel, niet of onder voorwaarden kunnen plaatsvinden. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren 2.2 Op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels wordt in principe gewerkt in de 'veiligste' perioden zoals met GROEN aangegeven in de kalender van werkzaamheden. In deze periode kan zonder voorwaarden worden gewerkt, mits de algemene zorgplicht in acht wordt genomen. Onder voorwaarden kan op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels buiten de veiligste periode worden gewerkt. In de kalender van werkzaamheden is met GEEL aangegeven wanneer dat kan. Bepaalde werkzaamheden worden op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels nooit in de kwetsbare periode uitgevoerd. In de kalender is dit met ROOD aangegeven. Werkwijze bij de voorbereiding van plannen en projecten Toelichting: het onderstaande stappenplan is bedoeld om al bij een planinitiatief een inschatting te maken van de benodigde onderzoeksinspanning. Er kan tijdig rekening gehouden worden met het inplannen van veldonderzoek en bij de uitvoering van werkzaamheden noodzakelijke maatregelen dan wel gestart worden met de ontheffingsaanvraag voor de Flora- en faunawet. 2.2.1 Vóór elk plan of project wordt met betrekking tot het plangebied het onderstaande stappenplan doorlopen om vast te stellen of en met welke beschermde soorten bij uitvoering rekening moet worden gehouden (zie ook de handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming, bijlage 2). Bij stap 1 wordt vastgesteld of de in Amstelveen te verwachten soorten concreet voorkomen in het plangebied of de directe omgeving. Stap 1 is mede gebaseerd op (actuele) gegevens van diverse bronnen (zie paragraaf 1.4). Indien geen actuele gegevens beschikbaar zijn, worden deze door veldonderzoek verzameld. 2.2.2 Indien blijkt (stap 2) dat de werkzaamheden negatieve effecten kunnen hebben, wordt in stap 3 vastgesteld of: er voor het plan of project met inbegrip van de locatie geen alternatief voorhanden is (voorkomen); er alternatieven zijn voor de wijze van uitvoering van de ingreep dan wel de periode waarin de uitvoering is gepland dan wel aanvullende maatregelen Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 16 mogelijk zijn om de schade te beperken (mitigeren) en de functionaliteit van het leefgebied in stand te houden. er mogelijkheden zijn om het verloren leefgebied te vervangen (compenseren). 2.2.3 Indien een plan of project negatieve effecten kan hebben op tabel 2-soorten (stap 4) en er niet volgens de gedragscode gewerkt kan worden en er geen alternatieven zijn en schade onvoldoende kan worden gemitigeerd, dan wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. 2.2.4 Indien een plan of project negatieve effecten kan hebben op tabel 3-soorten en/of op vogels (stap 4b) en er geen alternatieven zijn en het onzeker is of schade voldoende kan worden gemitigeerd, dan wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. 2.2.5 Indien in een plangebied tabel 2-soorten zijn vastgesteld, dan wordt het project aantoonbaar uitgevoerd met de in deze gedragscode genoemde maatregelen (stap 4a). Hiervoor wordt het afsprakenformulier ingevuld en tijdens het project steeds bijgewerkt. Dit afsprakenformulier moet te gebruiken zijn als (ecologisch) werkprotocol. Het afsprakenformulier maakt onderdeel uit van het PvE (Programma van Eisen) en dient tijdens het project actueel gehouden te worden. 2.2.6 Voor elk plan of project wordt de Amstelveense handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming gevolgd (zie Bijlage 2: Amstelveense handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming). Stap1 - Bepalen beschermde soorten verwachting en inventarisatie Opstellen van een lijst met beschermde soorten die zeker of mogelijk in het plangebied voorkomen op basis van beschikbare gegevens en indien nodig veldonderzoek. Stap 2 - Bepalen van effecten Indien een ingreep effecten kan hebben op tabel 2en/of tabel 3-soorten en vogels wordt bepaald of de ingreep leidt tot overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Stap 3 - Alternatieven studie Zijn er alternatieven (voorkomen, mitigeren, compenseren) om die overtreding te niet te doen, zo niet, zie stap 4a of 4b. Stap 4a - Toepassing gedragscode Bij te verwachten schade aan tabel 2-soorten wordt aantoonbaar gewerkt conform de maatregelen zoals vermeld in de gedragscode. Kan dat niet, dan wordt ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. Stap 4b - Aanvraag ontheffing Bij te verwachten schade aan vogels en/of tabel 3soorten wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. 2.3 Standaardmaatregelen voor het vermijden en verminderen van schade aan natuurwaarden Het doel van de in deze paragraaf genoemde maatregelen is het voorkomen van wezenlijke invloed op beschermde soorten en het voorkomen van onnodig lijden van alle planten en dieren. Uitgangspunt is dat de onderstaande werkzaamheden zijn voorbereid conform de richtlijnen in de handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming (zie bijlage 2). Er wordt bij voorkeur gewerkt in veilige perioden zoals aangegeven in de verschillende kalenders (schema) voor Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 17 werkzaamheden bij ruimtelijke ingrepen (zie paragraaf 2.3.1 tot en met 2.3.7).Voor sommige situaties kan gemotiveerd van de genoemde maatregelen worden afgeweken. Er dient dan een werkprotocol bij het afsprakenformulier te worden gevoegd (zie bijlage 3). Het werkprotocol beschrijft welke maatregelen voor een bepaalde soort of diergroep genomen zullen worden en beargumenteert waarom wordt afgeweken van de in de gedragscode voorgestelde algemene maatregelen. Ook wordt onderbouwd waarom de genomen maatregelen beter of hetzelfde de functionaliteiten van de betreffende populatie garanderen. 2.3.1 Werkzaamheden mogen het hele jaar als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten herbergt en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met muurplanten Bij renovatie-, verbouwings- en sloopwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met beschermde muurplanten. Muurplanten zijn over het algemeen moeilijk te verplaatsen. Bij werkzaamheden moet men daarom zoveel mogelijk uitgaan van behoud van het muurplantbiotoop. Als dat niet kan, dan is verplaatsen een mogelijkheid. De groeiomstandigheden worden waar mogelijk en volgens het advies van een deskundige teruggebracht (vocht, expositie kalkmortel enz.). Indien mogelijk worden oude begroeide stukken muur opnieuw hergebruikt onder dezelfde omstandigheden. Grote oppervlakten worden bij voorkeur gefaseerd behandeld. Materiaal en materieel worden zo gebruikt en opgeslagen dat het geen schade aan muurplanten of het muurplantbiotoop toebrengt. Als goede maatregelen worden getroffen om uitdroging, beschadiging, etc. te voorkomen dan kunnen in principe de werkzaamheden jaarrond plaatsvinden en bij voorkeur in de periode tussen 1 november en 1 april. De precieze periode verschilt per soort. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.florafauna.amsterdam.nl. Voor een overzicht van de perioden zie onderstaand schema. Periode / soorten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Muurplanten 2.3.2 Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met vleermuizen en/of vogels Bij renovatie-, verbouwings- en sloopwerkzaamheden en het verwijderen van groen direct tegen de bebouwing (bijvoorbeeld klimop) dient rekening te worden gehouden met aanwezigheid van vleermuizen en/of vogels. Voordat renovatie-, verbouwings- en sloopwerkzaamheden kunnen plaatsvinden, wordt door een deskundige vastgesteld of vleermuizen en/of vogels de bouwwerken als verblijfplaats gebruiken, en zo ja wat het feitelijke gebruik van een bouwwerk door die dieren is (winterverblijf, kraamverblijf, paarverblijf enz.). Bij het oprichten van bruggen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat deze een barrière gaan vormen voor de vliegroutes van vleermuizen. Als de functionaliteit van het leefgebied mogelijk in het geding is, wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. Nagenoeg altijd is dit nodig als er een verblijfplaats van vleermuizen of een jaarrond beschermd vogelnest aanwezig is. Aan een ontheffing zijn meestal voorwaarden verbonden. De voor vleermuizen en/of vogels te nemen mitigerende en compenserende maatregelen moeten worden opgesteld in samenspraak met een deskundige en vastgelegd worden in een werkprotocol. In het werkprotocol wordt opgenomen in welke periode de werkzaamheden het beste kunnen plaatsvinden. Het werkprotocol moet ook aandacht besteden aan (wijze van) opslag van materiaal en materieel. Ook de uitvoering zal onder begeleiding van een deskundige moeten plaatsvinden. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 18 Er is in dit geval voor vleermuizen geen kalender opgenomen omdat afhankelijk van de situatie in verschillende perioden van het jaar gewerkt moet worden. Op locaties waar vleermuizen jaarrond aanwezig zijn kan het beste gewerkt worden in de periode dat de vleermuizen actief zijn. De vleermuizen zijn dan relatief gemakkelijk op te sporen waardoor de belangrijke locaties (bijvoorbeeld kraamverblijf of paarterritorium) ontzien kunnen worden. Indien nesten van vogels aanwezig zijn die jaarrond zijn beschermd is altijd een omgevingscheck nodig, zie verder paragraaf 1.2, Vogels. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden Voor een overzicht van de perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.florafauna.amsterdam.nl. Periode / soorten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Broedvogels activiteit niet uitvoeren 2.3.3 Dempen / verbreden / baggeren in het kader van achterstallig onderhoud / vervangen beschoeiingen Bij dempen, verbreden van wateren of baggeren in het kader van achterstallig onderhoud zijn soorten als rietorchis, kleine karekiet en misschien waterspitsmuis te verwachten. Men dient rekening te houden met beschermde planten, zoogdieren, vissen, amfibieën, vogels en insecten. Werkzaamheden mogen het hele jaar als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten herbergt en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Wanneer bij het dempen, verbreden of baggeren negatieve effecten op tabel 3soorten (zoals vleermuizen, waterspitsmuis, ringslang, bittervoorn, rugstreeppad, groene glazenmaker) optreden, is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Voordat werkzaamheden kunnen plaatsvinden wordt door een deskundige conform daarvoor geldende methodieken en protocollen vastgesteld of: in gebruik zijnde nesten van vogels aanwezig zijn; het waterlichaam en bijbehorende oevervegetatie deel uitmaakt van een belangrijke vliegroute of foerageergebied van vleermuizen; in gebruik zijnde broeihopen van ringslang aanwezig zijn; plaatsen bekend staan als overwinteringplekken voor ringslang of amfibieën; het plangebied onderdeel is van het leefgebied van groene glazenmaker; beschermde planten aanwezig zijn. Voor de maatregelen bij baggeren wordt verwezen naar paragraaf 3.3.11. Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en andere (mitigerende) maatregelen: Het (gedeeltelijk) dempen, vergraven of baggeren van sloten of watergangen wordt uitgevoerd in de richting van sloten die gehandhaafd blijven, zodanig dat vissen en amfibieën daar naar toe kunnen uitwijken. Wanneer dit niet mogelijk is (bodemvis), worden vissen en amfibieën tijdig weggevangen en uitgezet in geschikt biotoop in de omgeving, bijvoorbeeld op de hieronder beschreven wijze. De waterstand wordt verlaagd tot circa15 centimeter middels het aanbrengen van dammetjes in het water. Eventueel wordt er gewerkt met een laagte (put) in (het te dempen deel van) de watergang waarin de vissen zich kunnen concentreren, wat het wegvangen vergemakkelijkt. De in de watergang aanwezige vissen en amfibieën maar ook waardplanten (o.a. krabbenscheer) en waarddieren (o.a. grote zoetwatermossels) worden door een deskundige gevangen en verplaatst naar een geschikt water in de nabije omgeving. De watergang wordt zo snel mogelijk na het wegvangen gedempt. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 19 geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Werkzaamheden mogen het hele jaar als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten herbergt en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Vogels: werkzaamheden worden uitgevoerd op het moment dat vogels geen gebruik maken van de begroeiing. Er wordt bij voorkeur gewerkt tussen 1 september en 1 maart. Eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde nesten worden ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd als de functionaliteit (foerageren, migratie) van het vleermuisleefgebied intact blijft. Voor de juiste periode wordt een deskundige geraadpleegd. Anders wordt een ontheffing aangevraagd. Overige zoogdieren (Waterspitsmuis): geen werkzaamheden in het voortplantingsseizoen (maart-augustus). Indien de plek onderdeel is van een overwinteringplaats, wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Ringslang: geen werkzaamheden in het voortplantingsseizoen van 1 maart tot 1 november. Broedhopen van ringslang worden ontzien. Indien de plek onderdeel is van een overwinteringplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Amfibieën, vissen: in beginsel werkzaamheden uitvoeren in de periode 15 juli - 1 november en geen werkzaamheden in het voortplantingsseizoen van 1 maart tot 15 juli. Indien de plek onderdeel is van een overwinteringplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de temperatuur in relatie tot verminderde mobiliteit. Insecten (groene glazenmaker): groene glazenmaker is sterk gebonden aan het voorkomen van krabbescheer. Eieren worden er op afgezet en larven leven erin. Als het waterlichaam en/of oeverbegroeiing deel uitmaakt van het leefgebied van deze soort wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. Een deskundige kan mitigerende maatregelen formuleren. Deze moeten zich richten op het sparen van krabbescheer (aangeraden wordt 50%). De oevervegetatie waar zich imago's kunnen ophouden mag niet aangetast worden in de vliegperiode (1 juni tot 1 oktober). Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moet er in de buurt geschikte groeiplaats aanwezig zijn, zodat de lokale populatie niet in het geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn, wordt deze gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor ingrepen aan water en oevers zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Ringslang Amfibieën Vissen Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec 2.3.4 Verwijderen opgaande begroeiing: struweel, bosplantsoen, bomen en/of laanbeplanting Bij verwijderen van opgaande begroeiing dient rekening te worden gehouden met beschermde planten en dieren. Voordat werkzaamheden kunnen plaatsvinden Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 20 wordt door een deskundige conform daarvoor geldende methodieken en protocollen vastgesteld of: in gebruik zijnde nesten van vogels of eekhoorns aanwezig zijn; jaarrond beschermde nesten van vogels, en/of andere vaste verblijfplaatsen van vogels aanwezig zijn; verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen aanwezig zijn, en zo ja wat het feitelijk gebruik van een boom door vleermuizen is (winterverblijf, kraamverblijf, paarverblijf); de begroeiing deel uitmaakt van een belangrijke vliegroute of belangrijk foerageergebied van vleermuizen; de ringslang of amfibieën verblijfplaatsen hebben in de begroeiing; beschermde planten aanwezig zijn. Bij negatieve effecten op tabel 3-soorten (vleermuizen, ringslang, rugstreeppad) en/of vogels is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Bij vogels kunnen vaak mitigerende maatregelen voldoende bescherming bieden, waarbij gewerkt dient te worden zoals weergegeven door de Minister van LNV (2009) (zie paragraaf 1.2, onder Vogels). Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en andere (mitigerende) maatregelen: Er wordt zodanig vanuit één zijde gewerkt dat dieren kunnen ontsnappen. Het verwijderen van grote oppervlakten aaneengesloten vegetatie gebeurt idealiter gefaseerd in ruimte en tijd. Vogels: er wordt in principe gewerkt buiten het broedseizoen (1 maart - 1 september); eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde nesten worden ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest gewerkt kan worden. Vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd als de functionaliteit van het vleermuisleefgebied intact blijft (paarverblijf, kolonie, foerageren, migratie). Tijdig wordt een deskundige ingeschakeld voor de mogelijke ontheffingaanvraag, werkperiode en andere maatregelen. Eekhoorn: indien nesten aanwezig zijn wordt gewerkt buiten de perioden dat de nesten in gebruik zijn. Het kan gaan om voortplantingsnesten of om winternesten. De beste periode om werkzaamheden uit te voeren is september en oktober. Er moet altijd eerst gecontroleerd worden of het nest niet in gebruik is. Ringslang en amfibieën: beplanting met verblijfplaatsen van ringslang en/of amfibieën wordt voor het verwijderen gecontroleerd op aanwezige dieren; eventueel aangetroffen individuen worden verplaatst naar geschikt biotoop in de omgeving. Broedhopen van ringslang worden idealiter (indien mogelijk) geheel ontzien. Indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. De precieze periode verschilt per soort. Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moet er in de buurt geschikte groeiplaats aanwezig zijn, zodat de locale populatie niet in het geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn wordt deze gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor ingrepen aan opgaande begroeiing zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Eekhoorn zomer/kraamnest Eekhoorn winternest Ringslang Amfibieën Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 jan feb 21 mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Insecten Planten 2.3.5 Verwijderen begroeiing: ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen Werkzaamheden mogen het hele jaar als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten herbergt en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Voorafgaand aan grondwerken wordt de begroeiing verwijderd. Zie voor grondwerken paragraaf 2.3.6. Bij ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen zijn soorten te verwachten als ringslang, rietorchis, kleine karekiet, dotterbloem. Ook waterspitsmuis kan deze begroeiing als leefgebied hebben. Bij verwijderen van ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen dient rekening te worden gehouden met beschermde planten en dieren. Voordat werkzaamheden kunnen plaatsvinden wordt door een deskundige vastgesteld of: in gebruik zijnde nesten van vogels aanwezig zijn; de begroeiing deel uitmaakt van een belangrijke vliegroute of belangrijk foerageergebied van vleermuizen; de begroeiing leefgebied is van de waterspitsmuis; de Ringslang of amfibieën verblijfplaatsen hebben in de begroeiing; beschermde planten aanwezig zijn. Bij negatieve effecten op tabel 3-soorten (vleermuizen, ringslang, rugstreeppad) en/of vogels is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Bij vogels kunnen vaak mitigerende maatregelen voldoende bescherming bieden waarbij gewerkt dient te worden zoals weergegeven door Minister van LNV (2009) (zie paragraaf 1.2 Vogels). Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en andere (mitigerende) maatregelen: Er wordt zodanig vanuit één zijde gewerkt dat dieren kunnen ontsnappen. Vogels: er wordt in principe gewerkt buiten het broedseizoen (1 maart - 1 september); eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde nesten worden ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest gewerkt kan worden. Vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd als de functionaliteit van het vleermuisleefgebied intact blijft (foerageren). Tijdig wordt een deskundige ingeschakeld voor de mogelijke ontheffingaanvraag, werkperiode en andere maatregelen. Overige zoogdieren (Waterspitsmuis): geen werkzaamheden in het voortplantingsseizoen (maart-augustus). Indien de plek onderdeel is van een overwinteringplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Ringslang en amfibieën: beplanting met verblijfplaatsen van ringslang en/of amfibieën wordt voor het verwijderen gecontroleerd op aanwezige dieren; eventueel aangetroffen individuen worden verplaatst naar geschikt biotoop in de omgeving. Broedhopen van ringslang worden idealiter (indien mogelijk) geheel ontzien. Indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. De precieze periode verschilt per soort. Insecten (groene glazenmaker): groene glazenmaker is sterk gebonden aan het voorkomen van krabbescheer. Eieren worden er op afgezet en larven leven erin. Als het waterlichaam en/of oeverbegroeiing deel uitmaakt van het leefgebied van deze soort wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. Een deskundige kan mitigerende maatregelen formuleren. Deze moeten zich richten op het sparen van krabbescheer (aangeraden wordt 50%). De (oever)vegetatie waar zich imago's kunnen Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 22 ophouden mag niet aangetast worden in de vliegperiode (1 juni tot 1 oktober). Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moet er in de buurt geschikte groeiplaats aanwezig zijn, zodat de lokale populatie niet in het geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn wordt deze gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor ingrepen in ruige - en rietlandbegroeiingen zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten jan Broedvogels Vleermuizen Waterspitsmuis Ringslang Amfibieën Groene glazenmaker Planten 2.3.6 zetten) feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Grondwerken (bouwrijp maken, afgraven, ophogen, in depot In principe gaat het om open, vrij kale terreinen. Voor de grondwerken is de begroeiing al verwijderd. Zie daarvoor de paragrafen 2.3.4 en 2.3.5. Bij grondwerken zijn pioniersoorten en soorten van dynamische omstandigheden te verwachten. Het gaat dan om bijvoorbeeld: rugstreeppad, broedvogelkolonies en nestplaatsen van vogels zoals ijsvogel en oeverzwaluw. Bij negatieve effecten op tabel 3-soorten (rugstreeppad) en vogels is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Bij grondwerken dient rekening gehouden te worden met beschermde planten en dieren. Voordat werkzaamheden kunnen plaatsvinden wordt door een deskundige vastgesteld of: in gebruik zijnde nesten van vogels aanwezig zijn; leefgebied aanwezig is van rugstreeppad. Werkzaamheden mogen het hele jaar als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten herbergt en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en andere (mitigerende) maatregelen: Vogels: grondwerkzaamheden vinden in principe plaats buiten het broedseizoen. Vinden grondwerkzaamheden wel plaats in het broedseizoen dan wordt aangeraden goed te documenteren waarom dit zo is. Eventueel kunnen preventieve maatregelen genomen worden om nestelen te voorkomen, maar dit gaat idealiter gepaard met monitoring om te zien of de maatregelen effect hebben. Eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde nesten worden ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest gewerkt kan worden. Een maatregel om broeden te voorkomen is om vóór het broedseizoen (eind maart) aanwezige steilranden af te vlakken en nieuwe randen te voorkomen. Rugstreeppad: bij werkzaamheden in het voortplantingsseizoen (eind april september) worden voorafgaande aan dit seizoen (voor eind februari) maatregelen genomen om het ontstaan van plasvorming of andere ondiepe wateren te voorkomen of worden om het werkgebied schermen geplaatst om het ontoegankelijk te maken voor de rugstreeppad. Plassen en dergelijke kunnen functioneren als voortplantings-, eiafzetplaats voor de rugstreeppad. Indien relevant wordt gebruik van het terrein als winterbiotoop voorkomen door het plaatsen van schermen. Indien tijdens de grondwerkzaamheden toch de rugstreeppad wordt Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 23 geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren aangetroffen, wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moeten er in de buurt geschikte groeiplaatsen aanwezig zijn, zodat de lokale populatie niet in het geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn wordt deze gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor beschermde dieren bij grondwerken zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. Periode / soorten Broedvogels Rugstreeppad Planten 2.3.7 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Plaatsen van verlichting Verlichting kan negatieve effecten hebben op dieren. Van vleermuizen is bekend dat zij gevoelig kunnen zijn voor licht; dit is soortafhankelijk. Bij het plaatsen van verlichting wordt rekening gehouden met vleermuizen. Het licht is naar beneden gericht (dus niet naar alle kanten uitstralend) en directe verlichting van in- en uitvliegopeningen wordt vermeden. De effecten van de verlichting worden altijd beoordeeld door een deskundige. Bij mogelijke negatieve effecten is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd als de functionaliteit van het vleermuisleefgebied intact blijft. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. 2.3.8 Braakliggende terreinen en gronden Op braakliggende terreinen kunnen zich zeldzame of beschermde soorten vestigen. Ook als het terrein maar kort bestaat kan het als biotoop waardevol zijn en kan het gunstig zijn voor de populaties beschermde soorten. Het gaat daarbij om terreinen die een andere bestemming hebben dan natuur, maar die tijdelijk geschikt zijn voor natuur, zoals opgespoten terreinen voor aanleg van woningen, wegen of bedrijventerreinen en uit gebruik geraakte industrieterreinen. De beschermde status van de gevestigde soorten kan voor planvorming consequenties hebben. Het is dus raadzaam deze braakliggende terreinen regelmatig te inventariseren op beschermde soorten. Voordat braakliggende terreinen en gronden van inrichting veranderen of worden bewerkt moeten de stappen doorlopen worden zoals beschreven in bijlage 2. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 24 3 Bestendig beheer en onderhoud ....................................................................................................................................................................................... Inleiding Amstelveen is wat betreft het groenbeheer een bijzondere gemeente. Twee van de ongeveer 20 oudste heemparken van Nederland, het Thijssepark en het Braakpark, liggen in Amstelveen. Gaandeweg werd het heembeheer uitgebreid. Er kwamen meer heemparken, bijvoorbeeld: Meander, Wilhelminapark, Anna Blamanpark, Koos Landwehrpark. Kronenburg, Bos- en vaartlaan, Handweg en ook andere delen van het openbaar groen kregen een zogenoemd heembeheer. Het doel is nog steeds het verwezenlijken van inhoudelijk hoogwaardig, aantrekkelijk en kunstzinnig openbaar groen met een sterk natuurlijke uitstraling (Koningen, 1995). Amstelveen koos ook voor bermbeheer een eigen weg. Was de trend na de veertiger jaren van de vorige eeuw één van chemische middelen en klepelen, Amstelveen hield vast aan maaien en ruimen van maaisel gericht op de gewenste bloemrijke vegetaties. Waar mogelijk werden bij aanleg of aanpassingen aan wegen schrale bodemsituaties gecreëerd (Kiers, 1999). De procedures voor verschillende typen beheer zijn door Amstelveen beschreven in verschillende rapporten. Bijlage 4 geeft samenvattingen van deze procedures. Het gaat om bomenplan (Amstelveen, 2008), Snoeirichtlijn heesters (Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., 2008), beheer bosplantsoen (Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985) en Werkdocument Bermflora in Amstelveen (Kiers, 1999). Bijzonder in Amstelveen is het beleid om kruidachtige gewassen in het openbaar groen in te brengen, te handhaven en te bevorderen. De dagelijkse verzorging van deze diverse begroeiingen, van veel inheemse soorten maar ook van cultuurgewassen, bestaat vooral uit het verwijderen van ongewenste soorten, sturing door wel of niet laten uitzaaien of uitgroeien, planten en verplanten (Koningen, 1995). Het signaleren van de spontane ontwikkelingen in de begroeiing is daarin cruciaal. Een samenvatting van het Amstelveense beleid op het gebied van kruidachtige gewassen is ook opgenomen in bijlage 4. Daarin wordt ook aandacht besteed aan de Amstelveense zadenbank en aan de wijze waarop Amstelveen die zaden verzamelt en toepast. Het kan zijn dat ontheffing van artikel 13 van de Flora- en faunawet nodig is, omdat de zaden niet direct worden gebruikt in de omgeving. Echter, er is geen sprake van commercieel gewin of handelsdoeleinden. 3.1 Beschermde soorten en bestendig beheer en onderhoud 3.1.1 In dit deel van de gedragscode gaat het uitsluitend om werkzaamheden gericht op voortzetting van het huidige beheer en onderhoud, bestendig beheer en onderhoud. Het gaat om werkzaamheden in en rond watergangen, aan en rond infrastructuur en in het kader van natuurbeheer, landbouw en bosbouw. De gedragslijnen voor beheer en onderhoud zijn van toepassing op tabel 2- en tabel 3-soorten en vogels. 3.1.2 In beginsel zijn in Amstelveen voor deze gedragscode werkzaamheden in relatie tot de in paragraaf 2.1.2 beschreven elementen van belang. 3.1.3 Bij de uitvoering van de werkzaamheden voor bestendig beheer en onderhoud wordt rekening gehouden met de kwetsbare perioden voor de betreffende plant- en diersoorten. In paragraaf 3.3 is per activiteit met drie kleuren Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 25 aangegeven wanneer werkzaamheden bij voorkeur wel, juist niet of onder voorwaarden kunnen plaatsvinden. In sommige situaties worden werkzaamheden uitgevoerd in de kwetsbare perioden van een bepaalde diergroep. Dit gebeurt onder voorwaarden en vanuit de overtuiging dat zonder die ingreep op dat moment de natuurwaarde uiteindelijk verslechtert. Amstelveen kiest daarom voor consequent en dus bestendig beheer, waarbij dieren soms ondanks of juist dankzij (?) dat beheer een leefgebied kiezen dat tijdelijk minder geschikt wordt na een beheeringreep. Het gaat bijvoorbeeld om het maaien van grazige vegetaties relatief vroeg in het jaar om het schrale karakter te behouden. 3.2 Op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels wordt in principe gewerkt in de 'veiligste' perioden zoals met GROEN aangegeven in de kalender van werkzaamheden. In deze periode kan zonder voorwaarden worden gewerkt, mits de algemene zorgplicht in acht wordt genomen. Onder de voorwaarden kan op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels buiten de veiligste periode worden gewerkt. In de kalender van werkzaamheden is met GEEL aangegeven wanneer dat kan. Bepaalde werkzaamheden worden op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels nooit in de kwetsbare periode uitgevoerd. In de kalender is dit met ROOD aangegeven. Werkwijze bij het voorbereiden van beheer en onderhoud Onderstaande werkwijze zorgt dat vroegtijdig rekening gehouden kan worden met de aanwezige beschermde soorten. Het helpt de kennis over de natuur in Amstelveen actueel te houden en zorgt dat er zorgvuldig gehandeld kan worden. De werkwijze maakt ook duidelijk of en welke maatregelen zinvol zijn te nemen. Afbakening: de gedragscode is niet van toepassing indien het beheer ingrijpend gewijzigd wordt. Zo is bij kaalkap van bosplantsoen of omvorming van hooiland, of kruidenrijk grasland door afgraven geen sprake van bestendig beheer. In dergelijke gevallen kan een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk zijn. 3.2.1 Voor aanvang van werkzaamheden wordt per locatie geschat of en welke tabel 2- en 3-soorten en vogels worden verwacht (stap I). Dit is gebaseerd op actuele gegevens van: Vogelwerkgroep Amstelveen, De Amsterdamse Hengelsportvereniging, waarneming.nl, www.flora-fauna.amsterdam.nl, in de toekomst mogelijk “Kijk op Amstelveen” en de diverse adviesbureaus die in opdracht van de gemeente natuuronderzoek verrichtten en specifiek onderzoek. Indien geen actuele gegevens beschikbaar zijn worden deze via een veldonderzoek verzameld. 3.2.2 Vervolgens (stap II) wordt bepaald of de werkzaamheden negatieve effecten kunnen hebben op Amstelveense tabel 2- of 3-soorten of vogels. 3.2.3 Indien de geplande werkzaamheden negatieve effecten kunnen hebben op tabel 2- of 3-soorten of vogels wordt er gewerkt volgens de maatregelen in deze gedragscode(stap III). Deze maatregelen voorkomen of mitigeren immers negatieve effecten. Zijn de maatregelen onvoldoende en zijn er geen alternatieven, dan wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. Indien de geplande werkzaamheden negatieve effecten kunnen hebben op een jaarrond beschermd vogelnest (stap III) dan volgt een omgevingscheck en verdere procedure, zoals beschreven in de brochure 'Uitleg Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet' (Minister van LNV, 2009). Zie ook 1.2 Vogels. 3.2.4 De hierboven omschreven werkwijze voor de voorbereiding van beheer en onderhoud is in bijlage 4 gespecificeerd per type beheer. Deze werkwijze wordt nageleefd. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 26 3.3 Standaardmaatregelen om schade aan natuurwaarden te voorkomen Te alle tijde moet de algemene zorgplicht in acht worden genomen. Als duidelijk is dat het terrein waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden geen leefgebied is van soorten uit tabel 2 en/of 3 en/of vogels, dan kunnen de werkzaamheden zonder verdere voorwaarden worden uitgevoerd. Als het terrein waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden wel leefgebied is voor soorten uit tabel 2 en/of 3 en/of vogels, dan dient men rekening te houden met de kwetsbare perioden van de verschillende soorten. Waarom bepaalde perioden ontzien? Is het terrein waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden leefgebied voor soorten uit tabel 2 en/of 3 en/of vogels, dan zijn de werkzaamheden in bepaalde perioden niet of onder voorwaarde toegestaan: 3.3.1 De veiligste perioden om de werkzaamheden uit te voeren zijn de 'groene' perioden. In die perioden is het betreffende gebied 'niet in functie'4 (soorten zijn bijvoorbeeld in winterslaap) of soorten zijn in staat hun leefgebied te verplaatsen (vogels die niet broeden kunnen wellicht een nieuw territorium vinden). In de 'groene' perioden is de kans op het overtreden van de Floraen faunawet zeer klein en kan zonder voorwaarden worden gewerkt. In de 'gele' periode is er kans de Flora- en faunawet te overtreden (broedende vogels kunnen bijvoorbeeld niet een ander leefgebied opzoeken). Onder de in paragraaf 3.3.1 t/m 3.3.14 genoemde voorwaarden kan in de gele periode toch worden gewerkt. De voorwaarden verzachten de negatieve effecten of doen deze teniet. Geregeld is specifiek advies van een deskundige noodzakelijk. Bepaalde werkzaamheden worden op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels niet in de kwetsbare, de 'rode', periode uitgevoerd. De kans dat streng beschermde soorten worden geschaad is te groot. Plaatsen en vervangen van hekken en rasters Een hek of raster kan een ongewenste barrière zijn voor grondgebonden zoogdieren, amfibieën en reptielen. Het plaatsen van een hek of raster kan negatieve effecten hebben op planten die toevallig ter plaatse staan of op dieren die in bijvoorbeeld een bosplantsoen broeden. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen Amfibieën Insecten Planten Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 jan feb 27 mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Werkzaamheden mogen altijd als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Broedvogels: bij werkzaamheden in het broedseizoen nabij bosplantsoen of opgaande begroeiing wordt rekening gehouden met vogels. In gebruik zijnde nesten van vogels worden aangeduid en bij werkzaamheden ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Vleermuizen en overige zoogdieren: bij het plaatsen van hekken en rasters die vrije doorgang belemmeren wordt rekening gehouden met verblijfplaatsen (inclusief vliegroute, foerageergebied enz.) van vleermuizen en zoogdieren als eekhoorn en waterspitsmuis. Werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zolang er geen sprake is van ongewenste toenemende barrièrewerking voor de dieren. De ongewenstheid wordt bepaald door een deskundige. Reptielen, amfibieën: bij de plaatsing van hekken en rasters die niet passeerbaar zijn voor de ringslang en voor amfibieën wordt rekening gehouden met broeihopen, zon- en foerageerplekken, voortplantingsplaatsen en zomer- en winterverblijven. Het hek kan worden geplaatst zolang er geen sprake is van ongewenste toenemende barrièrewerking voor reptielen en amfibieën. De ongewenstheid wordt bepaald door een deskundige. Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (zoals daslook, ruigklokje en orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van personeel dat daarvoor opgeleid is. Vissen, Insecten: niet van toepassing. 3.3.2 Let op: Het verwijderen van een rij laanbomen is geen bestendig beheer! => zie hoofdstuk 2 Snoeien, kappen en vervangen van alleenstaande bomen Het bomenplan (Amstelveen, 2008) is de leidraad voor deze werkzaamheden. Een samenvatting van deze werkwijze staat in bijlage 4. Voor bomen in beplanting zie 3.3.3 bosplantsoen en bos. Bomen kunnen onderdak bieden aan vogels en vleermuizen. Met name grotere bomen met holten zijn voor veel dieren belangrijk. Nesten van roofvogels zijn vaak jaarrond beschermd. Ringslangen zouden kunnen overwinteren tussen de wortels van bomen. Laanbomen kunnen voor verschillende soorten een verbinding of trekroute zijn (vleermuizen, eekhoorn). Er kunnen beschermde planten groeien aan de voet van bomen; de kans hierop is bij solitaire en laanbomen erg klein. NB. In de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) zijn regels opgenomen ter bestrijding van de iepziekte. Na constatering dient de zieke iep binnen door het college vast te stellen termijn op de standplaats onschadelijk te worden gemaakt door deze te vellen of te ontschorsen en de schors te vernietigen bij voorkeur door een erkend boomverzorgingsbedrijf. Indien vogels of vleermuizen aanwezig zijn op de plaats waar werkzaamheden worden uitgevoerd, zal in overleg met een deskundige en in de geest van de gedragscode de verwijdering van de zieke iep worden uitgevoerd. Er zullen voorzieningen worden getroffen ter bevordering dan wel de instandhouding van de aanwezige populatie vogels of vleermuizen. Getroffen voorzieningen zullen gedocumenteerd worden. Indien er urgentie is bij het kappen van bomen dient dit eveneens in overleg te gebeuren met het bevoegd gezag (EL&I / Dienst Regelingen). Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 28 Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen overwintering Amfibieën Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie 1.2 vogels) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Broedvogels: in gebruik zijnde nesten/holen/nestkasten en/of bewoonde of bewoonbare horsten van roofvogels worden beschermd door instructie, en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van de horst en/of het nest/broedhol/nestkast gewerkt kan worden. Indien nodig wordt het werk uitgesteld tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. Als een jaarrond beschermd nest door de ingreep zal verdwijnen, is een omgevingscheck nodig (zie paragraaf 1.2, onder Vogels). Vleermuizen: bomen met holten, spleten of rottingsgaten geschikt voor vleermuizen worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand tot de boom er gewerkt kan worden. Eventuele verlichting is altijd van een kolonieboom afgekeerd. Lanen met een functie als vliegroute voor vleermuizen moeten deze functie behouden. Indien nodig wordt daarvoor gefaseerd gewerkt in de winterperiode (oktober-februari). Ook vervangen van bomen gebeurt gefaseerd zodat een verbinding en vliegroute intact blijft. Overige zoogdieren: bomen met in gebruik zijnde nesten van eekhoorn worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Afhankelijk van het seizoen gaat het om zomernesten, kraam- of winternesten. Bij het vellen en verwijderen van materiaal worden oeverstroken langs water met waterspitsmuis ontzien. Reptielen: indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld daslook, ruigklokje, orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. Amfibieën, vissen, insecten: niet van toepassing. 3.3.3 Snoeien en dunnen van hakhout, struweel, bosplantsoen en bos inclusief selectief kruidenbeheer bosplantsoen, nestkasten, broedhopen, takkenrillen Het plan Beheer bosplantsoen (Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985) is de leidraad voor deze werkzaamheden. Selectief kruidenbeheer in een bosplantsoen gebeurt door uitmaaien en/of uitsteken van ongewenste soorten, het stimuleren van kruidenvegetaties door snoeien en/of dunnen, het uitzaaien en/of uitplanten van kruiden en bloembollen volgens de Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 29 geschiktheidslijst en het plan Beheer bosplantsoen (Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985). Waar mogelijk en in het belang van de ecologie verwerkt Amstelveen snoeihout tot takkenrillen. Het is mogelijk als het gebied groot genoeg is en er geen gevaar is op bijstorting van tuinafval door particulieren. Een samenvatting van deze werkwijze staat in bijlage 4. Voor solitaire en laanbomen zie paragraaf 3.3.2. Bosplantsoen kan onderdeel zijn van het leefgebied van tal van diergroepen. Belangrijk zijn vogels en zoogdieren. Grotere bomen met holten worden gebruikt als verblijfplaats, net als bladhopen, houtrillen en struweel. Soorten als egel, ringslang en amfibieën kunnen overwinteren of schuilen tussen de boomwortels of in bladhopen. Bosplantsoen kan ook voor verschillende soorten een verbinding of trekroute zijn (vleermuizen, eekhoorn). Er kunnen beschermde planten groeien zoals daslook en ruig klokje. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Let op: Kaalkap van bosplantsoen is geen bestendig beheer! => zie hoofdstuk 2 Werkzaaheden mogen sowiesoals het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Eekhoorn zomerkraamnest Eekhoorn winternest Overige zoogdieren Reptielen zomer Reptielen overwintering Amfibieën Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Broedvogels: in gebruik zijnde nesten/holen/nestkasten en/of bewoonde of bewoonbare horsten van roofvogels worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van de horst en/of het nest/broedhol/nestkast gewerkt kan worden. Indien nodig wordt het werk uitgesteld tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. Als een jaarrond beschermd nest door de ingreep zal verdwijnen, is een omgevingscheck nodig (paragraaf 1.2, onder Vogels). Vleermuizen: bomen met holten, spleten of rottingsgaten geschikt voor vleermuizen worden op kaart aangegeven en bij werkzaamheden ontzien. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand tot de boom er gewerkt kan worden. Eventuele verlichting is altijd van een kolonieboom afgekeerd. Bosplantsoen met een functie als vliegroute voor vleermuizen moet deze functie behouden. Indien nodig wordt daarvoor gefaseerd gedund in de winterperiode (oktober-februari). Ook vervangen van bomen gebeurt gefaseerd zodat een verbinding en vliegroute in stand blijft. Overige zoogdieren: bomen en (struiken) met in gebruik zijnde nesten van eekhoorn worden (op kaart) aangeduid en bij werkzaamheden ontzien. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden en in welke periode. Of er wordt gefaseerd (buiten de broedtijd) gewerkt, waarbij er voldoende nestgelegenheid in het territorium aanwezig moet blijven. Bij het vellen en verwijderen van materiaal worden oeverstroken langs water met Waterspitsmuis ontzien. Ringslang: indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 30 worden uitgevoerd. Bij het vellen en verwijderen van materiaal worden rusten verblijfplaatsen als bladhopen, oeverstroken en bosranden ontzien. Amstelveen beheert een aantal broedlocaties voor de ringslang en blijft dit doen op de gebruikelijke wijze (Bijlage 4). Amfibieën en vissen: bij het vellen en verwijderen van materiaal worden voortplantingswateren en hun oeverstroken ontzien. Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld daslook, ruig klokje, orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. Insecten: niet van toepassing. 3.3.4 Snoeien van heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken sierbeplanting Het plan Snoeirichtlijn heesters (Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., 2008) is de leidraad voor deze werkzaamheden. Een samenvatting van deze werkwijze staat in bijlage 4. Heesters en hagen kunnen een ecologische waarde hebben als voedselbron, nestgelegenheid voor vogels of verbinding voor kleine dieren. Dit is afhankelijk van de dichtheid en structuur van de beplanting. Er kunnen beschermde planten groeien aan de voet van heesters. Indien binnen een paar honderd meter afstand van water kunnen heesters dienen als een schuilplaats voor ringslangen. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. Periode / soorten Broedvogels Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. 3.3.5 Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden op kaart gemarkeerd en bij snoeien en knippen ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld daslook, ruigklokje, orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. Indien de werkzaamheden de functionaliteit van het leefgebied kunnen aantasten van vleermuizen, waterspitsmuis, reptielen, amfibieën en vissen, dan moet gehandeld worden zoals beschreven in paragraaf 3.3.3. Beheer en onderhoud heemparken en heembeplantingen Amstelveen kent een rijke traditie op het gebied van heemparken en heembeheer. Op de kaart in bijlage 6 staan alle gebieden met heemparken en heembeheer. In deze gebieden worden planten gezaaid, gepland, verplant, beschermd tegen concurrentie door wieden en schoffelen. Het beheer is er zo intensief dat niet van 'in het wild levende planten' kan worden gesproken. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 31 Voor veel dieren echter bieden de heemparken en beplantingen een prima leefgebied. Eekhoorns, vleermuizen, vele vogelsoorten, amfibieën en zelfs incidenteel een ringslang laten zich in de parken zien. De beheerders zien al die dieren graag komen en doen hun best een rijke natuur te stimuleren. Behalve voor planten, die in het heemgroen dus niet wild zijn, worden voor dieren de gedragsregels nageleefd zoals die voor alle werkzaamheden zijn beschreven in de paragrafen 3.3.1 tot en met 3.3.14. 3.3.6 Dierenweide Ten aanzien van begrazing van dierenweiden gelden geen specifieke voorwaarden. 3.3.7 Maaien kort gras of gazon Het betreft beheergroepen met een beperkte betekenis voor beschermde planten en dieren. Indien nestelende vogels aanwezig zijn op of nabij de plaats van de werkzaamheden, dan wel dat de beheereenheid grenst aan een voortplantingswater van amfibieën, is maaien onder voorwaarde (geel) toegestaan. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. Periode / soorten Broedvogels Zoogdieren Reptielen Amfibieën Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. 3.3.8 Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden op kaart aangegeven en bij maaien ontzien. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig zijn, dan dient direct het maaien te worden gestaakt en zal in overleg met een deskundige worden bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen worden hervat. Planten, vleermuizen, overige zoogdieren, reptielen, vissen, insecten: niet van toepassing. Maaien grasland of weiland Het Werkdocument Bermflora (Kiers, 1999) is de leidraad voor deze werkzaamheden. Er is voor Amstelveen geen document dat specifieker richtlijnen geeft voor het beheer van grazige of kruidige vegetaties. Een samenvatting van deze werkwijze staat in bijlage 4. De kalender voor maaien van gras- en weiland verschillt van die van kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden, omdat deze laatste soms ruigere vegetaties hebben met een ander beheerregime en dus andere habitats herbergen. Grasland en weiland kunnen onderdeel zijn van het leefgebied van tal van diergroepen, zoals vogels en amfibieën. Ook ringslang kan in graslanden voorkomen, bijvoorbeeld om te jagen of om op een beschutte plek te zonnen. Er Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 32 kunnen beschermde planten groeien zoals gevlekte of rietorchis. Ook zeldzame plantensoorten zoals agrimonie of mantelanjer komen in Amstelveen voor. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen Amfibieën Insecten / vissen Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. 3.3.9 Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden beschermd door markering en/of instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel en bij maaien ontzien. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden en welke andere voorwaarden van toepassing zijn. Overige zoogdieren: oevers met waterspitsmuis worden met de vingerbalk of handmatig gemaaid. Bovendien wordt gefaseerd gemaaid, zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. De hoeveelheid en situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald waarbij rekening gehouden wordt met de botanische situatie. Reptielen (ringslang): zie overige zoogdieren. Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig zijn, dan wordt direct het maaien gestaakt en wordt in overleg met een deskundige bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen worden hervat. Planten: er wordt gewerkt op het tijdstip dat voor het botanisch beheer in Amstelveen al tijden wordt uitgevoerd. Dit tijdstip ligt in de periode meioktober en is per 'berm' genoemd door Kiers (1999). De bestendigheid van dit beheer is leidend. De beschermde en zeldzame planten zijn doorgaans dankzij dit beheer verschenen of handhaven zich. Kortom, het beheer is afgestemd op waardevolle inheemse planten. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode, op locaties die niet zijn beschreven door Kiers (1999) worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. Vleermuizen, vissen, insecten: niet van toepassing. Maaien kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden Het Werkdocument Bermflora (Kiers, 1999) is de leidraad voor deze werkzaamheden. Er is voor Amstelveen geen document dat specifieker richtlijnen geeft voor het beheer van grazige of kruidige vegetaties. Een samenvatting van deze werkwijze staat in bijlage 4. De kalender voor maaien van kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden verschilt van die van gras- en weiland omdat deze eerste vaak ruigere vegetaties hebben en dus andere habitats herbergen. Kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden kunnen onderdeel zijn van het leefgebied van tal van diergroepen: vogels, zoogdieren en amfibieën. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 33 Ringslangen overwinteren vaak in dijken en afhankelijk van de ligging jagen, schuilen en zonnen zij daar ook. De museumspoorlijn door de Amstelveense poel staat erom bekend. Op bermen, dijken en velden kunnen beschermde planten groeien zoals gevlekte of rietorchis. Ook zeldzame plantensoorten zoals agrimonie, lange ereprijs of mantelanjer komen in Amstelveen voor. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen Amfibieën Vissen Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Overige zoogdieren: oevers met waterspitsmuis worden met de vingerbalk of handmatig gemaaid. Bovendien wordt gefaseerd gemaaid, zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. De hoeveelheid en situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald, waarbij rekening gehouden wordt met de botanische situatie en eventueel verschralingsbeheer niet onder druk mag komen te staan. Reptielen (ringslang): indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats of voortplantingsplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Zie verder Overige zoogdieren. Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig zijn, dan wordt direct het maaien gestaakt en wordt in overleg met een deskundige bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen worden hervat. Insecten: gefaseerd maaien zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan. Planten: er wordt gewerkt op het tijdstip dat voor het botanisch beheer in Amstelveen al tijden wordt uitgevoerd. De bestendigheid van dit beheer is leidend. De beschermde en zeldzame planten zijn doorgaans dankzij dit beheer verschenen of handhaven zich. Kortom, het beheer is afgestemd op waardevolle inheemse planten. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode, op locaties die niet zijn beschreven door Kiers (1999), worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. Vleermuizen, vissen: niet van toepassing. 3.3.10 Maaien oevervegetaties en rietvelden Het Werkdocument Bermflora (Kiers, 1999) is de leidraad voor deze werkzaamheden. Een samenvatting van deze werkwijze, met specifieke Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 34 aanwijzingen staat in bijlage 4. De kalender voor maaien van riet- en oevervegetaties verschilt wel van die van kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden, omdat deze eerste andere habitats herbergen met een ander beheerregime. Oevers met ruigte en riet worden gefaseerd gemaaid, 1x in de 2 of 3 jaar. Er is dan overblijvend riet voor bepaalde rietvogels. Riet- en oevervegetaties kunnen onderdeel zijn van het leefgebied van tal van diergroepen, zoals vogels en amfibieën. Riet- en oevervegetaties zijn bij uitstek leefgebied voor de ringslang, bijvoorbeeld om te jagen of om op een beschutte plek te zonnen. De streng beschermde waterspitsmuis leeft in oeverzones, jaagt in het water en zou in Amstelveen kunnen voorkomen. Er kunnen beschermde planten groeien zoals rietorchis. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen zomer Reptielen overwintering Amfibieën Vissen Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest gewerkt kan worden. Overige zoogdieren: oevers met waterspitsmuis worden met de vingerbalk of handmatig gemaaid. Bovendien wordt gefaseerd gemaaid, zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. De hoeveelheid en situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald waarbij rekening gehouden wordt met de botanische situatie en eventueel verschralingsbeheer niet onder druk mag komen te staan. Reptielen (ringslang): indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats of voortplantingsplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Zie verder Overige zoogdieren. Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig zijn, dan wordt direct het maaien gestaakt en wordt in overleg met een deskundige bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen worden hervat. Vissen: in de paaitijd worden voortplantingswateren en hun oeverstroken ontzien. Insecten: oevers met groene glazenmaker gefaseerd maaien zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan. De hoeveelheid en situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald. Planten: er wordt gewerkt op het tijdstip dat voor het botanisch beheer in Amstelveen al tijden wordt uitgevoerd. De bestendigheid van dit beheer is leidend. De beschermde en zeldzame planten zijn veelal dankzij dit beheer Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 35 verschenen of handhaven zich. Kortom, het beheer is al afgestemd op waardevolle inheemse planten. Locaties die niet zijn beschreven door Kiers (1999) worden als volgt behandeld: groeiplaats van planten van tabel 2 worden in het veld gemarkeerd en bij maaien ontzien. Groeiplaats wordt na de zaadzetting van betreffende soort(en) gemaaid. 3.3.11 Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen en vervangen oeverbeschoeiing Let op: het gaat om bestendig beheer en niet om achterstallig baggeronderhoud. Amstelveen houdt zich aan de onderhoudsverplichtingen voortvloeiende uit de Keur en Legger van het Hoogheemraadschap Rijnland en AGV. De gemeente doet veel om watervegetaties die kenmerkend zijn voor de sierwaters van Amstelveen te behouden. In principe volgt Amstelveen ook de aanwijzingen uit de gedragscode van de UvW (2012). Een samenvatting daarvan is gegeven in bijlage 4. Ook hier geldt dat het bijzondere botanische beheer in de gemeente Amstelveen mede richtlijn is. Uiteraard wordt ook rekening gehouden met beschermde fauna. Watergangen, vijvers en poelen kunnen onderdeel zijn van het leefgebied van vissen, vogels en amfibieën. De streng beschermde waterspitsmuis leeft in oeverzones, jaagt in het water en zou lokaal in Amstelveen kunnen voorkomen. Ook de ringslang benut vooral oeverzones en is een uitstekende zwemmer. In sommige vijvers in Amstelveen groeit krabbescheer, de waardplant van de groene glazenmaker. Het dier zou zich in Amstelveen kunnen vestigen. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Ringslang Amfibieën Vissen Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Baggeren en schonen gebeurt in beginsel tussen 15 juli en 1 november en bij voorkeur in september-oktober. In november-december kan nog worden gebaggerd zo lang de winterrust van vissen en amfibieën niet is ingetreden, een en ander ter beoordeling van een deskundige (UvW, 2012). In gebieden met een gevarieerde water- en/of oeverbegroeiing of tabel 2- of 3-soorten worden delen begroeiing en waterbodem (indicatief: 25%) gespaard, zodat te beschermen soorten kunnen vluchten, dan wel de gebaggerde delen opnieuw kunnen bevolken. Dit kan door gefaseerd te baggeren; er wordt natuurvriendelijk materieel ingezet en/of een sparende techniek toegepast (UvW, 2012). Amfibieën en vissen: er wordt in één richting gewerkt zodat amfibieën en vissen kunnen ontsnappen, of te beschermen dieren worden tijdelijk weggevangen of geïsoleerd van dat deel van de watergang waar de werkzaamheden plaatsvinden. Dieren kunnen zich in de bodem drukken. Daarom wordt op de kant gedeponeerde bagger direct gecontroleerd (begeleid door een deskundige). Dieren worden gepakt en teruggezet of losgelaten in geschikt water buiten de invloed van de werkzaamheden. De gepakte dieren worden zo snel mogelijk weer losgelaten en in de periode dat ze gevangen zitten beschermd tegen predatoren. Dat geldt ook voor hun Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 36 Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. eventuele gastheren, zoals zoetwatermosselen in het leefgebied van de bittervoorn. Bij het afzetten van bagger of slootmaaisel op land wordt rekening gehouden met beschermde terrestrische soorten. Dat laat de ontvangstplicht door aangelanden onverlet. Broedvogels: in gebruik zijnde nesten worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest er gewerkt kan worden. Overige zoogdieren: wateren met oevers met waterspitsmuis worden kleinschalig, gefaseerd geschoond of gebaggerd zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie overblijft om het biotoop te handhaven. De hoeveelheid en situering van de blijvende vegetatie en waterbodem wordt in overleg met een deskundige bepaald. Bij deponeren van bagger op de oevers wordt rekening gehouden met het biotoop van zoogdieren. Reptielen (ringslang): zie Overige zoogdieren. Insecten: oevers met groene glazenmaker gefaseerd maaien zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan. De hoeveelheid (indicatief 50%) en situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald. Vleermuizen: niet van toepassing. 3.3.12 Onderhoud, schoonspuiten en kleine herstelwerkzaamheden van muren langs grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken Muren langs grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken leveren het habitat voor beschermde muurplanten. Sommige vogelsoorten kunnen gaan broeden in holten en spleten in kunstwerken. Reptielen en amfibieën kunnen de kunstwerken gebruiken als overwinterplaats of schuilplaats. In uitzonderlijke gevallen verblijven vleermuizen in ruimten van kunstwerken. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen Amfibieën Vissen Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Broedvogels: in gebruik zijnde nesten/holen/nestkasten worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest/broedhol/nestkast gewerkt kan worden. Als een jaarrond beschermd nest door de ingreep zal verdwijnen is een omgevingscheck nodig. Een deskundige moet dan vaststellen of er voldoende gelegenheid is voor de soort om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving. Is dit niet het geval? Dan moet een alternatief nest worden aangeboden. Indien een alternatief nest aanbieden ook niet kan, dan dient men een ontheffing aan te vragen. Een ontheffing is alleen mogelijk op grond van een belang uit de Vogelrichtlijn! Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker van de gedragscode om te bepalen of mitigerende maatregelen de populatie voldoende beschermen. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 37 Vleermuizen: bouwwerken met verblijfplaatsen van vleermuizen worden uitsluitend onder begeleiding van een deskundige behandeld. De verblijfplaats blijft te allen tijde gehandhaafd. Reptielen of Amfibieën: indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Planten: groeiplaatsen van beschermde planten (o.a. verschillende soorten muurvarens, gele helmbloem) worden gemarkeerd en bij de onderhoudswerkzaamheden ontzien. De groeiomstandigheden worden bij herstelwerkzaamheden waar mogelijk en volgens het advies van een deskundige teruggebracht. Als goede maatregelen worden getroffen om uitdroging, beschadiging, enz. te voorkomen dan kunnen in principe de werkzaamheden jaarrond plaatsvinden, maar bij voorkeur in de periode tussen 1 november en 1 april. Zoogdieren, Vissen, Insecten: niet van toepassing. 3.3.13 Begrazen van bos, graslanden en droge en natte ruige terreinen Begrazen als beheermaatregel door paarden, koeien, enz. kan plaatsvinden op allerlei terreinen. Het begrazen kan worden ingezet om variatie in de vegetatiestructuur te krijgen of als middel om verbossing, vergrassing en verruiging tegen te gaan. Indien er geen soorten uit tabel 2 en tabel 3 aanwezig zijn, is begrazing het gehele jaar door mogelijk zonder maatregelen. Indien beschermde soorten uit tabel 2 en 3 aanwezig zijn op de plaats waar begrazing wordt toegepast, is begrazing onder voorwaarde (geel) toegestaan. Behoudens in agrarisch gebied en in het Amsterdamse Bos (uitgevoerd door gemeente Amsterdam Dienst Amsterdamse Bos) zijn er in Amstelveen geen begrazingsprojecten. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. geen maatregelen nodig activiteit uitvoeren onder voorwaarden activiteit niet uitvoeren Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen Amfibieën Vissen Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd. Werkzaamheden mogen sowieso als het gebied waar gewerkt wordt: geen leefgebied is van dieren en planten uit de tabellen 2 en 3 en geen vaste verblijfplaatsen (en functionele omgeving) van deze dieren herbergt en geen jaarrond beschermde nesten van vogels bevat (zie paragraaf 1.2) en geen nestelende vogels aanwezig zijn en de algemene zorgplicht wordt nageleefd. Broedvogels: indien soorten aanwezig zijn die gevoelig zijn voor vertrapping en/of vraat, moeten deze in gele periode worden ontzien door het aanpassen van de begrazingsdruk of het uitrasteren van de plekken waar deze soorten voorkomen. Het plaatsen van nestbeschermers kan hier een alternatief voor zijn. Overige zoogdieren: indien soorten uit tabel 2 of 3 aanwezig zijn die gevoelig zijn voor vertrapping en/of vraat, moeten deze in gele periode worden ontzien door het aanpassen van de begrazingsdruk of het uitrasteren van de plekken waar deze soorten voorkomen. Reptielen en amfibieën: indien soorten uit tabel 2 of 3 aanwezig zijn die gevoelig zijn voor vertrapping en/of vraat, moeten deze in gele periode worden ontzien door het aanpassen van de begrazingsdruk of het uitrasteren van de plekken waar deze soorten voorkomen. Hierbij mag geen sprake zijn van ongewenste toenemende barrièrewerking voor de reptielen en amfibieën. De ongewenstheid wordt bepaald door een deskundige. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 38 Planten: indien soorten uit tabel 2 of 3 aanwezig zijn die gevoelig zijn voor vertrapping en/of vraat, moeten deze in gele periode worden ontzien door het toepassen van een voldoende lage begrazingsdruk of het uitrasteren van de plekken waar deze soorten voorkomen. Eén of meer deskundigen (botanicus en expert begrazing) bepalen welke maatregel genomen moet worden. Vleermuizen, Vissen, Insecten: niet van toepassing 3.3.14 Werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding Het is niet te verwachten dat er veel negatieve effecten op beschermde planten of dieren voortkomen uit deze werkzaamheden. In Amstelveen is door het historisch gegroeide unieke botanische beheer de kans op beschermde planten toch aanzienlijk. Hoewel veel van deze soorten oorspronkelijk zijn uitgezaaid, is natuurlijke verspreiding mogelijk. Deze gedragscode staat daarom ook voor zorgvuldig handelen voor deze soorten indien ze buiten het heemgroen verschijnen. Voorbeelden van soorten die in Amstelveen in verharding kunnen opdoemen zijn: steenanjer, gele helmbloem, daslook, zomerklokje (tabel 2), gewone vogelmelk (tabel 1), wondklaver, blaassilene en andere Rode Lijst soorten. Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl. Periode / soorten Broedvogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen Amfibieën Vissen Insecten Planten jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode worden groeiplaatsen van beschermde soorten beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. Dieren: niet van toepassing. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 39 Referenties ....................................................................................................................................................................................... Afdeling Vastgoed, 2010. Richtingaanwijzer. Amstelveen, 2008. Bomenplan Amstelveen, 31 juli 2008 versie 1.0. Gemeente Amstelveen. Bergers P. en M. La Haye, 2000. Kleine zoogdieren betrouwbaarder en efficiënter inventariseren. De levende Natuur 101(2) 52-58. Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, 2004. Zo doen we dat in Amsterdam 1; Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming. In opdracht van de wethouder Milieu en Openbare Ruimte, gemeente Amsterdam. Diepenbeek, A. van en J. van Delft, 2006. Het waarnemen van amfibieën en reptielen. Veldgids. GaN, NGB en Zoogdiervereniging, 2010. Vleermuisprotocol. Gegevensautoriteit Natuur, Netwerk Groene Bureaus en Zoogdiervereniging, www.gegevensautoriteitnatuur.nl, Utrecht. Heusden, W.R.M. van en S.J. Vreugdenhil, 2008. Handreiking Flora- en faunawet; Voor werkzaamheden en activiteiten in het kader van bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Versie: 1.1 (werkkader intern). Dienst Landelijk Gebied. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., 2008. Snoeirichtlijn heesters. Projectnr. 182421 revisie 4 10 oktober 2008. Gemeente Amstelveen. Kiers H.,1999. Werkdocument Bermflora in Amstelveen. Gemeente Amstelveen. Koningen, H.C., 1995. Meerjarige kruidachtige gewassen in een veelzijdig scala in het Amstelveense Openbaargroen. Amstelveen. Melchers en Timmermans G., 1991. Haring in het IJ: De verborgen dierenwereld van Amsterdam. Stadsdrukkerij, Amsterdam. Minister van LNV, 2009. Brief van de Minister van LNV van 26 augustus 2009 met als referentie ffw2009.corr.046 en de ‘Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing Flora- en faunawet' en 'Bijlage Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep' die daarbij waren meegestuurd. Ministerie van LNV, 2005. Lijst van alle soorten beschermd onder de Flora- en faunawet, 16 juni 2005 - rapport. http://www.rijksoverheid.nl/bestanden /documenten-en-publicaties/rapporten/2005/06/16/overzicht-beschermde-soortenplanten-en-dieren/overzicht-beschermde-soorten-planten-en-dieren.pdf. Ministerie van LNV, 2010. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Brochure. http://www.rijksoverheid.nl/bestanden /documenten-en-publicaties/brochures/2010/03/01/buiten-aan-het-werk-houdtijdig-rekening-met-beschermde-dieren-en-planten/buiten-aan-het-werkfeb2010.pdf. Staatsblad, 2004. 501 Besluit van 10 september 2004, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen. Timmermans, G., 2009. Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amsterdam GT/DRO/GRW – juli 2009 versie 15. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 40 UvW (Unie van Waterschappen), 2012. Gedragscode Flora– en Faunawet voor waterschappen. Goedgekeurd door het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie op 6 februari 2012. Unie van Waterschappen Den Haag. VZZ (Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming), 2000. Handleiding eekhoornnesten tellingen voor Zoogdiermonitoring versie 2000. Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985. Beheer bosplantsoen (deel1). Gemeente Amstelveen. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 41 Bijlage 1: Soortenlijst-Amstelveen ....................................................................................................................................................................................... Soorten Zoogdieren Eekhoorn Bron Presentie in Amstelveen Tabel EL&I med. R. Hofs en waarneming.nl Tabel 2 Watervleermuis PIA (Programma Integraal Accomodatiebeleid) 2008 ? PIA 2008 PIA 2008 PIA 2008 F. van der Vliet; beheerder Jac. P. Thijssepark mond med. F. van der Vliet. Zeker, Broersepark, Heemparken de Braak en Jac. P. Thijssepark (winternesten), Bos en Vaartlaan, Amsterdamse Bos, Zorgvlied en aangrenzend gebied. Zeker Zeker Zeker Zeker Zeker Zeker, oostelijke poel, Amsterdamse Bos. Is niet te verwachten. De dichtstbijzijnde populatie is bij de Westeinderplassen; dit is een uitloper van de Zuidhollandse veenplassenpopulatie. Gezien de barrières is het niet te verwachten dat de Noordse woelmuis zich in Amstelveen vestigt. Mogelijk Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Mogelijk. Rondom Amstelveen komt de soort alleen voor in de Ringvaart van de Haarlemmermeer en de Westeinder- en Kagerplassen. Zeker Tabel 2 Mogelijk. De soort komt van oudsher voor op met stenen beschermde oevers ringvaart Haarlemmermeer. Mogelijk tot zeker, veel in Buitenveldert (Waternet). Waarschijnlijk niet. Melchers et al. (1991) melden Grote modderkruiper aan de noord en noordoostzijde van Amsterdam. Waarschijnlijk niet, voor 2002 is er 1 waarneming van deze soort in de Amstel. Tabel 2 Zeker Niet van nature (af en toe krijgen verschillende mensen meldingen van zand- of andere hagedissen. Een levensvatbare populatie lijkt afwezig; misschien worden af en toe dieren aangevoerd met zand of planten materiaal. Geen (idem zandhagedis) waarschijnlijk niet zeker Tabel 3 Tabel 3 Mogelijk Tabel 3 Meervleermuis Gewone dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis Laatvlieger Rosse vleermuis Noordse woelmuis Waterspitsmuis Vissen Meerval www.knnv.nl waarn voor 2000 F. van der Vliet www.flora-fauna.amsterdam.nl Kleine modderkruiper o.a. PIA 2008/ Amsterdamse Hengelsport vereniging (middelpolder 2004) Rivierdonderpad www.flora-fauna.amsterdam.nl Bittervoorn Ecologische Atlas Amsterdam Grote modderkruiper Rivierprik www.flora-fauna.amsterdam.nl Reptielen en amfibieën Ringslang Zandhagedis Amstelveense poel oostelijke poel Levendbarende hagedis Poelkikker Rugstreeppad Libellen Groene glazenmaker Dagvlinders diverse rapporten o.a. Westwijk en Meerlandenweg www.flora-fauna.amsterdam.nl Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 42 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 2 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Tabel 3 Keizermantel PLANTENLIJST Legenda: x= niet = niet bekend = waarsch. niet = verwilderd = mogelijk = nee = Dit ging om een zwervend exemplaar; Tabel 3 voortplanting waarschijnlijk niet. Jac. P. Thijssepark wn. A. Slagt 30 juni 2008 geen gegevens kans op vestigen uiterst klein voorkomen onbekend komt waarschijnlijk niet voor; komt in de regio wel voor soort alleen verwilderd bekend; geen wilde planten bekend komt mogelijk voor in geschikt biotoop niet gezaaid of geplant en ook niet in zadenlijst Soorten Zwanebloem Bron Presentie in Amstelveen gezaaid/geplant her en der Presentie spontaan Tabel EL&I her en der Tabel 1 Broersepark Groene Schakel Wijkpark Middenhoven Meander enz. Handwegbos De poeloevers Tabel 1 ? niet bekend Tabel 1 Overal in langgras bermen; Heemparken w.o. Meander Overal o.a. buitengebied.Benelux baan nee waarschijnlijk verwilderd Overal o.a. buitengebied Overal in de wijken Tabel 1 Beneluxbaan Saskia van Uylenburg Tabel 1 Butomus umbellatus Caltha palustris o.a. PIA 2007 Campanula latifolia Campanula rapunculoisdes Dipsacus fullonum Epipactis helleborine Lathyrus tuberosus Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs PIA 2007 Alleen in de heemparken Niet bekend Hoeksewaard Tabel 1 oostelijke poel 2007 aangeplant? wild? Tabel 1 Slanke Sleutelbloem Ornithogalum nutans Ornithogalum umbellatum Osmunda regalis Primula elatior depot noord van Wiegelweg b&d 2009 1 ex waarsch. niet Alleen in de heemparken Daslook Allium ursinum Zadenlijst /pers.com. R. Hofs PIA 2004 enz. 2008 Hondskruid Anacamptis pyramidalis Valkruid Arnica montana Zwartsteel Asplenium adiantumnigrum Asplenium scolopendrium Dotterbloem Breed klokje Akkerklokje Grote Kaardebol Brede wespenorchis Aardaker Knikkende Vogelmelk gewone vogelmelk Koningsvaren Tongvaren Steenbreekvaren Asplenium trichomanes Groensteel Asplenium viride Kluwenklokje Campanula glomerata Campanula persicifolia Campanula rapunculus Campanula rhomboidalis Campanula trachelium Catapodium Prachtklokje Rapunzelklokje Bergklokje, Ruitbladklokje Ruig Klokje Stijf hardgras Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Tabel 1 Tabel 1 Tabel 1 Tabel 1 In zeer veel parken en plantsoenen niet aanwezig verwilderd Tabel 2 waarsch. niet Tabel 2 Alleen in de heemparken niet Tabel 2 nee niet aanw., weinig geschikt habitat Tabel 2 www.knnv.nl/amsterdam, waarneming.nl, b&d PIA 2005/2008 in Amsterdam, muurplantkennissysteem 2008 in Amsterdam, muurplantkennissysteem 2008 zadenlijst nee zeker, verwilderde tuinplanten Tabel 2 nee mogelijk Tabel 2 nee niet Tabel 2 Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs in Amsterdam, Beneluxbaan mogelijk Tabel 2 Alleen in de heemparken mogelijk Tabel 2 Heemparken w.o. Meander ? niet bekend Tabel 2 In de wijken In de wijken Tabel 2 nee mogelijk Tabel 2 4km-hokken in Amsterdam www.florafauna.amsterdam.nl Zadenlijst /pers.com. R. Hofs in Amsterdam Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 Niet bekend 43 Tabel 2 Soorten Bron rigidum Schubvaren Ceterach officinarum Spaanse ruiter Cirsium dissectum Colchicum autumnale Cystopteris fragilis Dactylorhiza incarnata Dactylorhiza maculata Dactylorhiza majalis majalis Dactylorhiza majalis praetermissa Dianthus deltoides Herfstijloos Blaasvaren Vleeskleurige orchis Gevlekte orchis Brede orchis Rietorchis Steenanjer Kleine Zonnedauw Ronde Zonnedauw Drosera intermedia Drosera rotundifolia Moeraswespenorchis Epipactis palustris Blauwe zeedistel Eryngium maritimum Muurbloem Erysimum cheiri Kietvitsbloem Kruisbladgentiaan Klokjesgentiaan Rechte driehoeksvaren Veenmosorchis Fritillaria meleagris Gentiana cruciata Gentiana pneumonanthe Gymnocarpium robertianum Kleine keverorchis Grote keverorchis Hammarbya paludosa Hieracium amplexicaule Leucojum aestivum Listera cordata Listera ovata Wilde gagel Myrica gale Beenbreek Nartheticum ossifragum Bijenorchis Ophrys apifera Wilde marjolein Origanum vulgare Parnassia palustris Stengelomvattend havikskruid Zomerklokje Parnassia Welriekende nachtorchis Gulden sleutelbloem Platanthera bifolia Primula veris muurplantkennissysteem 2008 in Amsterdam, muurplantkennissysteem 2008 Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Presentie in Amstelveen gezaaid/geplant Presentie spontaan Tabel EL&I nee Waarsch niet; weinig Tabel 2 geschikt habitat Alleen in de heemparken,Beneluxbaan Spurgeonlaan; Aangeplant in parken nee Niet bekend Tabel 2 niet bekend Tabel 2 Niet bekend, Van der Hooplaan misschien? Diverse locaties in bermen Waarsch niet; weinig Tabel 2 geschikt habitat Tabel 2 alles aangeplant? Tabel 2 ? ? Tabel 2 zadenlijst Langerhuizen en omgeving niet bekend her en der verwilderd en/of wild Tabel 2 Zadenlijst /pers.com. R. Hofs; Amstelveen Langerhuizen en omgeving Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs In de langgrasbermen verwilderd Tabel 2 Alleen in de heemparken niet Tabel 2 niet bekend Tabel 2 Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Pers.com. R. Hofs/ zadenlijst Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs in Amsterdam, muurplantkennissysteem 2008 Alleen in de heemparken Rietlandjes Bovenkerk Poelgebied (knnv.nl 117-481 jaar 00-06) Waarsch niet Alleen in de heemparken Koen v. Oosterwijk op muur Alleen in de heemparken Spurgeon, Smeeklaan Beneluxbaan verwilderd Westwijk zuidwest 2004 waarsch. niet Tabel 2 mogelijk verwilderd Tabel 2 niet bekend niet Tabel 2 nee Waarsch niet; weinig Tabel 2 geschikt habitat Alleen in de heemparken ? Zadenlijst /pers.com. R. Hofs zadenlijst PIA 2007 e.a. ? km-hokken in Amsterdam in Amsterdam; http://www.knnv.nl/amsterd am/ tussen 2000 en 2006 oostelijke poel 2007 aangeplant? Zadenlijst /pers.com. R. Hofs 6km-hokken in Amsterdamwww.florafauna.amsterdam.nl Zie ook waarneming.nl kaart Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs; waarneming.nl Amsterdamse Bos 30 juli 2007 www.florafauna.amsterdam.nl eigenwaarneming sportpark Startbaan Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 44 Tabel 2 Tabel 2 Tabel 2 Tabel 2 kwekerij heemparken Niet bekend Tabel 2 Rentmeesterslaan / Flevolaan Niet bekend nee verwilderd Tabel 2 ? Niet bekend zeker Tabel 2 Tabel 2 zeker Tabel 2 Zorgvlied meegekomen met plantgoed uit Thijssepark; Alleen in de heemparken nee ? niet bekend Tabel 2 Mogelijk Tabel 2 langgrasbermen mogelijk Tabel 2 Alleen in de heemparken Niet bekend Tabel 2 Nee, aan de Amstelveense Poel. Bosplantsoen div. locaties ook dubbele exemplaren aangeplant zeker Tabel 2 niet bekend Tabel 2 Soorten Bron Stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris Gele helmbloem Pseudofumaria lutea Salvia pratensis Veldsalie Langbladig ereprijs Veronica longifola Klein glaskruid Duinvorm Bosorchis Dactylorhiza fuchsii Bastaardzonnedauw Drosera X obovata Grasklokje Campanula rotundifolia Kleine maagdenpalm Vinca minor Poppenorchis Aceras anthropophorum Voorjaars adonis Adonis vernalis Pijlscheefkelk Arabis hirsuta sagittata Weideklokje Campanula patula Bleek bosvogeltje Cephalantera damasonium Wit bosvogeltje Cephalanthera longifolia Rood bosvogeltje Cephalanthera rubra Groene nachtorchis Coeloglossum viride Koraalwortel Corallorhiza trifida Veenorchis Dactylorhiza sphagnicola Lange zonnedauw Drosera anglica Bruinrode Epipactis wespenorchis atrorubens Geelgroene Epipactis wespenorchis muelleri Slanke gentiaan Gentianella amarella Veldgentiaan Gentianella campestris Franjegentiaan Gentianella ciliata Duitse gentiaan Gentianella germanica Dennenorchis Goodyera repens Grote muggenorchis Gymnadenia conopsea Honingorchis Herminium monorchis Bokkenorchis Himantoglossum hircinum Jeneverbes Juniperus communis Waterdrieblad Menyanthes trifoliata Vogelnestje Neottia nidusavis Vliegenorchis Ophrys insectifera Wantsenorchis Orchis coriophora Mannetjesorchis Orchis mascula PIA 2007= sportpark startbaan waarsch. aangeplant Zadenlijst /pers.com. R. Hofs/oa PIA 2007 Zadenlijst /pers.com. R. Hofs Zadenlijst /pers.com. R. Hofs; PIA 2008 in Amsterdam, muurplantkennissysteem 2008 Zadenlijst /pers.com. R. Hofs x Presentie in Amstelveen gezaaid/geplant aangeplant Presentie spontaan Tabel EL&I Niet bekend Tabel 2 in tuinen en parken zeker, verwilderde tuinplanten verwilderd Tabel 2 mogelijk verwilderd Tabel 2 Mogelijk Tabel 2 langgrasbermen zeker Beneluxbaan e.a. locaties, langgrasbermen nee Alleen in de heemparken Tabel 2 Tabel 2 nee niet ? x nee niet ? x Niet bekend x x in tuinen en plantsoenen nee mogelijk verwilderd niet Tabel 1 Tabel 2 x x nee nee niet niet Tabel 2 Tabel 2 x nee x Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x x nee nee niet niet Tabel 2 Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee mogelijk verwilderd Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 45 Tabel 1 Soorten Soldaatje Harlekijn Purperorchis Aapjesorchis Aangebrande orchis Bergnachtorchis Witte muggeorchis Herfstschroeforchis Zinkviooltje Maretak Kruipend moerassscherm Groenknolorchis Drijvende waterweegbree Zomerschroeforchis Groot zeegras Bron x x x x x x Presentie in Amstelveen gezaaid/geplant nee nee nee nee nee nee Presentie spontaan Tabel EL&I niet Tabel 2 niet Tabel 2 niet Tabel 2 niet Tabel 2 niet Tabel 2 niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x nee niet Tabel 2 x x nee nee niet niet Tabel 2 Tabel 3 Liparis loeselii x Luronium natans x nee nee niet niet Tabel 3 Tabel 3 Spiranthes aestivalis Zostera marina x nee niet Tabel 3 x nee niet Tabel 3 Orchis militaris Orchis morio Orchis purpurea Orchis simia Orchis ustulata Platanthera chlorantha Pseudorchis albida Spiranthes spiralis Viola lutea calaminaria Viscum album Apium repens Vogellijst De lijst met vogelsoorten waarvan de nesten het hele jaar door zijn beschermd is in 2009 aangepast. Deze indicatieve lijst helpt om te bepalen of ontheffing nodig is van de Flora- en faunawet en om te kijken welke mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Op het eerste deel van de lijst staan soorten met nesten die in principe jaarrond zijn beschermd. Het tweede deel bestaat uit nesten die niet jaarrond zijn beschermd (categorie 5), maar waarvan inventarisatie gewenst is. Hieronder de vogellijst EL&I (Minister van LNV, 2009) met daarin aangegeven of de soorten broedden of voorkwamen in Amstelveen, of wat de kans daarop is. Deze kansen zijn overgenomen uit de inventarisatie van de vogelwerkgroep Amstelveen zoals beschikbaar gesteld door de vogelwerkgroep. De codes O en N en X zijn toegevoegd. De codes hebben de volgende betekenis: Z = zeker X =geen gegevens W = waarschijnlijk O = onwaarschijnlijk M = mogelijk N= Nihile kans Aantal broedparen Vogels die sinds 1973 in heel Nederland voorkomen als Voorkomen in (SOVON broedvogel in Amstelveen broedvogelatlas Nederland 2002) boomvalk buizerd gierzwaluw grote gele kwikstaart havik huismus kerkuil oehoe ooievaar ransuil roek slechtvalk sperwer O W Z O? Z Z Z N X? Z M M? W 750'-1.000 8.000'-10.000 30.000'-60.000 240'-300 2000 500.000-1.000.000 1750 3 400 5000 60.000'-65.000 8'-10 4500 Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 46 Aantal broedparen Vogels die sinds 1973 in heel Nederland voorkomen als Voorkomen in (SOVON broedvogel in Amstelveen broedvogelatlas Nederland 2002) steenuil wespendief zwarte wouw blauwe reiger boerenzwaluw bonte vliegenvanger boomklever boomkruiper bosuil brilduiker draaihals eidereend ekster gekraagde roodstaart glanskop grauwe vliegenvanger groene specht grote bonte specht hop huiszwaluw ijsvogel kleine bonte specht kleine vliegenvanger koolmees kortsnavelboomkruiper oeverzwaluw pimpelmees raaf ruigpootuil spreeuw tapuit torenvalk zeearend zwarte kraai zwarte mees zwarte roodstaart zwarte specht Z O? N Z Z X? Z Z Z N? N? N Z O? M? M? W Z N? Z W O? N? Z N? M? Z N? N? Z O? Z N? Z W W N? 6000 700 0'-1 10.000'-13.000 100.000'-200.000 14.000'-18.000 16.000'-20.000 80.000'-120.000 5000 15'-20 50'-65 8.000'-10.000 40.000'-60.000 23.000'-30.000 12.000'-15.000 20.000'-30.000 6.000'-7.500 55.000'-65.000 0'-1 110.000'-125.000 300'-400 4.500'-5.500 onregelmatig 500.000'-600.000 75'-100 18.000'-32.000 125.000'-200.000 60 1 500.000'-900.000 600'-800 5.000'-7.500 1 70.000'-100.000 30.000'-40.000 27.000'-37.000 1.100'-1.600 Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 47 Bijlage 2: Amstelveense handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming ....................................................................................................................................................................................... Om de gemeentelijke planprocessen beter beheersbaar te maken, werkt de afdeling Ruimtelijke Ordening en Vergunningen (ROV) van de gemeente Amstelveen met de richtingaanwijzer voor gebiedsgerichte projecten. Om het werken met deze gedragscode daarin in te passen is deze handreiking geschreven. Daarbij is gebruikgemaakt van de handleiding Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming van de gemeente Amsterdam (Timmermans, 2009). Inventarisatie van natuurwaarden en bepalen effecten- en alternatieven op en voor de natuurwaarden (fase 0) Doel - In het voortraject, de verkenningsfase (fase 0) van de planvorming, wordt in een rapport aangegeven waar mogelijk conflicten kunnen ontstaan tussen de realisatie van het plan en de Flora- en faunawet. De producten die in dit voortraject moeten verschijnen over de Flora- en faunawet helpen bij de locatiekeuze en het alternatievenonderzoek. Anders gezegd, de producten moeten aangeven of mogelijk een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet is vereist. Omdat er in fase 0 van het proces ruimtelijke ontwikkelingen nog geen ruimtelijk plan is, moeten de producten worden gebaseerd op een inventarisatie van de beschermde soorten die in en om het plangebied voorkomen en op een globale schatting van te verwachten effecten van de uitvoering van het plan. In de voorbereidende ruimtelijke-ordeningsprocedure, bijvoorbeeld tijdens de wijziging van een bestemmingsplan of structuurvisie, moeten maatschappelijke belangen worden afgewogen tegen eventuele negatieve effecten voor beschermde soorten. Er moet namelijk een grond zijn waarop een ontheffing verleend kan worden. Voor vogels en veel tabel 3-soorten moeten dat belangen zijn genoemd in respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Het kan raadzaam zijn om al in deze fase de regionale directie van het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie te consulteren. Hierdoor wordt voorkomen dat het maatschappelijk belang van het project later (bij een ontheffingsaanvraag) niet blijkt op te wegen tegen de negatieve effecten van het project op streng beschermde soorten. Inhoud - In het rapport worden de volgende vragen beantwoord: Leidt de planvorming tot ingrepen in of in de nabijheid van een natuurgebied zoals omschreven in de Natuurbeschermingswet 1998? Welke (leefgebieden van) beschermde soorten komen in en nabij het te ontwikkelen gebied voor? Oefent het initiatief een wezenlijke invloed (zie paragraaf 1.2) uit op deze soorten? Welke effecten door het realiseren van het plan zijn te verwachten die strijdig zijn met de Flora- en faunawet? Welke voorwaarden moeten in acht worden genomen opdat redelijkerwijs ontheffing mogelijk is voor (streng) beschermde soorten? Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 48 Hoofdstuk Inleiding Beschrijving opzet onderzoek Resultaten van het onderzoek Mogelijke schadelijke effecten van het initiatief op beschermde soorten Kansen voor voorkomen, mitigatie, compensatie (globaal) Conclusie en aanbevelingen Inhoud Achtergrond, aanleiding, probleem, doel, afbakening - Plangebied (minimaal schaal 1:5000) - Overzicht van onderzochte soortengroepen; - Wijze van inventarisatie (methode, frequentie, data); - Overige informatiebronnen wat betreft flora en fauna in het plangebied. - Soortenlijst - Wettelijke status van de soorten - Locatieaanduiding van de verspreiding van beschermde soorten - Betrouwbaarheid van de waarneming op basis van PGOcriteria5 - Nadere beschrijving van 'kritische' soorten. Voor alle beschermde soorten die in of nabij het plangebied zijn geconstateerd. Voor alle beschermde soorten die in of nabij het plangebied zijn geconstateerd - In acht te nemen voorwaarden voor de in of nabij het plangebied aanwezige beschermde soorten. - Conclusie over de vraag of de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied verdere planvorming belemmert en welke maatregelen er getroffen moeten worden om planvorming mogelijk te maken. Model Inhoud natuur en fase 0: Inventarisatie van beschermde soorten, effecten- en alternatievenstudie van de natuurwaarden. Implementatie van conclusies uit de natuurtoets (fase 1) Doel - In de initiatiefase, fase 1, moet een rapport verschijnen dat de implementatie van de natuurtoets beschrijft. Het rapport beschrijft ook de resultaten van nadere facetstudies waaronder eventuele conclusies uit de natuurtoets. Kortom, binnen de vastgestelde ruimtelijke opgave geeft het rapport aan welke maatregelen (voorkomen, mitigeren, compenseren) nodig zijn om redelijkerwijs in aanmerking te komen voor ontheffing ex artikel 75 van de Floraen faunawet. Inhoud - In het rapport worden de volgende vragen beantwoord (deels al beantwoord in fase 0): welke beschermde planten en dieren komen in en nabij het plangebied voor? welke effecten zijn te verwachten voortvloeiende uit het realiseren van het plan die strijdig zijn met verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. welke randvoorwaarden moeten in acht worden genomen om redelijkerwijs ontheffing te kunnen aanvragen voor beschermde soorten? hoe kunnen ingrepen die schade opleveren aan beschermde soorten worden voorkomen,gemitigeerd of gecompenseerd? moet en zo ja kan het plan zo aangepast worden dat overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen en als dat niet kan ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet mogelijk is. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 49 Hoofdstuk Inleiding Beschrijving van de opzet van het onderzoek Beschrijving inhoud Achtergrond, aanleiding, probleem, doel, afbakening - Een topografische kaart met daarop ingetekend de locatie waar een veldonderzoekactiviteit gepland is (schaal minimaal 1:2.500); - Overzicht van onderzochte soortengroepen; - Wijze van inventarisatie (methode, frequentie, data); - Overige informatiebronnen over flora en fauna in het plangebied. Zie paragraaf 1.4. Resultaten van veldonderzoek - Actualisering en detaillering van de inventarisatie op grond van de Flora- en faunawet van beschermde dier- en plantensoorten op de geplande locatie (soortenlijst, wettelijke status per soort, nadere locatieaanduiding) - Betrouwbaarheid van de waarneming aangeven op basis van PGO-criteria4. Mogelijke schadelijke effecten van de planvorming op beschermde soorten Beschrijving van de te verwachten schade als gevolg van voorgenomen activiteit(en) aan alle beschermde soorten die in of nabij het plangebied zijn geconstateerd. Hierbij rekening houden met de planning van het project op de ecologische kalender (broedseizoen e.d.). - Beschrijving hoe de schade aan de beschermde dier- en plantensoorten tot een minimum kan worden beperkt bij uitvoering van de voorgenomen activiteit; - Beschrijving van de voorgenomen mitigerende en/of compenserende maatregelen indien schade onvermijdelijk is. - Voor welke soorten moet bij uitvoering ontheffing worden aangevraagd? - Welke maatregelen moeten worden genomen om redelijkerwijs ontheffing te kunnen krijgen? Maatregelen voor voorkomen, mitigatie, compensatie Conclusie en aanbevelingen Model Inhoud natuur en fase 1: implementatie van de natuurtoets. Actualisatie van gegevens (fase 2-3) In de fasen 2-3 worden de studies uitgevoerd om natuurgegevens te actualiseren. Zo wordt voorkomen dat de daadwerkelijke ingrepen in de realiserings- en beheerfase toch nog strijdig zijn met de Flora- en faunawet. Neem de eisen die de mitigerende en eventueel compenserende maatregelen uit de natuurtoets stellen op in het Programma van Eisen (fase 2). Ook is het verstandig om aan het begin van het ontwerpproces een deskundig ecoloog mee te laten denken over concrete uitwerking van de compenserende maatregelen. Dit geldt ook voor 'fysieke' en tevens permanente mitigerende maatregelen zoals faunapassages. Als bij de actualisatie van gegevens nieuwe beschermde soorten worden gevonden, beoordeel dan opnieuw of: er een 'belang' is om ontheffing te krijgen en of het maatschappelijk belang opweegt tegen eventuele negatieve effecten op de beschermde soorten. Het aanvragen van een ontheffing (fase 4) Een ontheffing of positieve afwijzing moet verkregen zijn voordat de eerste schop in de grond gaat. Let op: in een project verandert met de verschillende onderdelen (sloop, bouwrijp maken, bouw, groen inrichting) vaak de verantwoordelijke persoon en/of instantie. Verantwoordelijkheden die voortkomen uit de ontheffing of uit een positieve afwijzing moeten ook overgedragen worden. Zie hieronder. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 50 Het realiseren van het plan (fase 5) De verantwoordelijkheid voor de ontheffingsbeschikking ex artikel 75 van de Flora- en faunawet ligt bij de uitvoeringsverantwoordelijke. De gemeente is bij veel projecten verantwoordelijk voor het bouwrijp maken van de locatie. De verdere uitvoering komt in handen van bijvoorbeeld projectontwikkelaars en uitvoerende gemeentelijke diensten. Bij de overdracht van de verantwoordelijkheid moet dus ook de overdracht van de afspraken die voortkomen uit een ontheffing of een positieve afwijzing formeel overgaan. Bij een ontheffing wordt een activiteit vrijgesteld van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet (vernietigen, verjagen, verstoren enz.). Bij een positieve afwijzing zorgt uitvoering van de voorgestelde maatregelen dat de Flora- en faunawet niet wordt overtreden. Vaak hebben de eisen uit een ontheffing of uit een positieve afwijzing primair betrekking op het verwijderen van begroeiing en het bouwrijp maken van de locatie. Echter, er kunnen meer voorwaarden zijn die later kunnen worden vervuld (zoals de aanleg van waterpartijen met natuurlijke oevers en opnemen nestgelegenheid voor mussen). De verantwoordelijkheid voor het naleven van die voorwaarden moet dus ook overgaan naar de nieuwe verantwoordelijke persoon en/of instantie. Nazorg en evaluatiefase (fase 6) Soms werken compenserende en mitigerende maatregelen ook door nadat de beheersfase is aangebroken. Het beheer moet afgestemd zijn op de soorten waarvoor de maatregelen zijn genomen. Het is zeer aan te bevelen ook in de realisatie- en beheerfase de inventarisatiegegevens regelmatig te actualiseren. Vaak legt een ontheffing of een positieve afwijzing dat op als verplichting. Opdrachtverlening en opdrachtformulering Tijdens de planvorming moeten gemeentelijke projectverantwoordelijken opdrachten verlenen voor natuurinventarisaties, effecten- en alternatievenstudies en van de actualisatie daarvan. Vanwege de juridische bruikbaarheid van deze documenten is het onderstaande van belang: Er moet gebruik worden gemaakt van actuele en methodologisch harde inventarisatiegegevens. In verband met mogelijke veroudering dienen inventarisatiegegevens altijd gecontroleerd en waar nodig met veldinventarisaties geactualiseerd te worden. Voor de inhoudsopgave en de vragen die moeten worden beantwoord zie 'Inventarisatie natuurwaarden' en 'Effecten- en alternatievenstudies'. Er moet een goed ecologisch adviesbureau worden gekozen, op basis van: deskundigheid op het gebied van inventarisatie, ecologische effectenanalyse en natuurontwikkeling in stedelijk gebied; deskundigheid op het gebied van natuurwetgeving; De rapportage moet een zelfstandig leesbaar document vormen; Bij langlopende projecten is het zeer aan te bevelen ook in de realisatie- en beheerfase de inventarisatiegegevens regelmatig te actualiseren. Ontheffing Alleen voor de uitvoerings- en beheerfase is ontheffing nodig, indien daartoe noodzaak bestaat. Ontheffingen moeten worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, Dienst Regelingen. Er is een formulier te downloaden van http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/vergunningen-ontheffing. Bij de aanvraag moet alle informatie worden aangeleverd die nodig is om een beoordeling ervan mogelijk te maken. De behandeling van een ontheffingsaanvraag duurt minimaal drie maanden, maar kan makkelijk uitlopen tot 6 maanden of meer. Dit is onder andere afhankelijk van de complexiteit en de mate van volledigheid van de aanvraag. Belangrijk is dat de in de ontheffing beschreven situatie actueel is. Het kan dus zijn dat bij langdurige projecten de informatie moet worden geactualiseerd. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 51 De behandeling verloopt volgens de procedure van de Algemene Wet Bestuursrecht. Tegen de beschikking van de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie kan een belanghebbende binnen zes weken bezwaar aantekenen. Op een beslissing op bezwaar kan vervolgens beroep worden aangetekend bij de bestuursrechter. Voorkomen, mitigeren, compenseren In aanvulling op inrichtings- en beheermaatregelen kan planologisch-juridische veiligstelling een zeer belangrijke mitigatie- of compensatiemaatregel zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de natuurfunctie vast te leggen in het bestemmingsplan. Voorkomen - Plannen kunnen worden aangepast zodat leefgebieden en populaties van soorten worden ontzien. In veel gevallen hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als tijdig de plannen worden afgestemd op de natuur. Als negatieve effecten op beschermde soorten worden voorkomen is immers geen ontheffing nodig. Mitigatie (Minister van LNV, 2009) - Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de negatieve gevolgen van een activiteit. Dit moet gebeuren binnen het plangebied en voor de soorten die daar voorkomen. Van belang is dat wordt voorkomen dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfsplaatsen wordt aangetast. Compensatie (Minister van LNV, 2009) - Als compenserende maatregelen getroffen moeten worden houdt dit per definitie in dat de functionaliteit van de vaste rust- of verblijfplaats niet behouden kan blijven. Er is namelijk pas een noodzaak tot compensatie, als leefgebiedfuncties (tijdelijk) onherstelbaar beschadigd of vernield zijn. Compensatie kan plaatsvinden binnen of buiten het plangebied om een andere (deel)populatie te versterken. De gunstigste staat van instandhouding van de soort als geheel komt dan niet in het geding. Let wel op dat deze staat van instandhouding beoordeeld moet worden op landelijk of regionaal niveau. Dit hangt samen met de mate van bescherming van de soort. De gunstige staat van instandhouding van soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn moet lokaal beoordeeld worden. Voor de overige soorten is de landelijke populatie van belang. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 52 Bijlage 3: Afsprakenformulier ....................................................................................................................................................................................... De opdrachtnemer zorgt ervoor dat de werkzaamheden conform de gedragscode plaatsvinden. In dit afsprakenformulier legt de opdrachtgever de afspraken met de opdrachtnemer vast. Minimaal twee weken voor aanvang van de werkzaamheden wordt het afsprakenformulier ondertekend door de opdrachtgever. De aannemer/uitvoerder ondertekent als blijk van ontvangst, kennisname en akkoord. Het afsprakenformulier wordt in tweevoud opgemaakt; opdrachtgever en opdrachtnemer behouden elk een getekend exemplaar. De opdrachtnemer instrueert het uitvoerende personeel en de eventuele onderaannemers over de gemaakte afspraken. Na de realisatie van het werk worden de werkzaamheden geëvalueerd. De opdrachtnemer zorgt ervoor dat ten behoeve van de uiteindelijke evaluatie van de gedragscode, het afsprakenformulier inclusief de evaluatie van de werkzaamheden, verstuurd wordt naar het afdelingshoofd dat verantwoordelijk is voor de opdrachtverstrekking. De opdrachtnemer kan het afsprakenformulier ook gebruiken om tijdens de werkzaamheden aan te geven wat er daadwerkelijk gebeurde. Het functioneert dan als administratie die bij controles overlegd kan worden. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 53 AFSPRAKENFORMULIER IN KADER VAN AMSTELVEENSE GEDRAGSCODE FLORA- EN FAUNAWET Locatie: Datum: Naam project: Type werkzaamheden zie voor uitgebreide beschrijving van de werkzaamheden de betreffende paragraaf paragraaf werkzaamheden Ruimtelijke ordening 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.7 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.3.10 3.3.11 3.3.12 3.3.13 3.3.14 Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met muurplanten Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met vleermuizen en/of vogels Dempen / verbreden / baggeren in het kader van achterstallig onderhoud waterlichamen; vervangen beschoeiingen Verwijderen opgaande begroeiing: struweel, bosplantsoen, bomen en/of laanbeplanting Verwijderen begroeiing: ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen Grondwerken (bouwrijp maken, afgraven, ophogen, in depot zetten) Plaatsen van verlichting Braakliggende terreinen en gronden Beheer en onderhoud Plaatsen of vervangen hekken, rasters Snoeien, kappen en vervangen van alleenstaande bomen / laanbeplanting Snoeien, dunnen van hakhout, struweel, bosplantsoen en bos inclusief selectief kruidenbeheer bosplantsoen, nestkasten, broedhopen, takkenrillen Snoeien van heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken sierbeplanting Beheer en onderhoud heemparken en heembeplantingen Dierenweide Maaien kort gras, gazon Maaien grasland, weiland Maaien kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden Maaien oevervegetaties en rietvelden Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen en vervangen oeverbeschoeiing Onderhoud, schoonspuiten en kleine herstelwerkzaamheden van muren langs grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken Begrazen van bos, graslanden en droge en natte ruige terreinen Werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding Komen er beschermde soorten uit tabel 1, 2 of 3 voor in het gebied? Bij ‘ja’ vermeld de afspraken in onderstaand tabel. Welke bronnen zijn hiervoor geraadpleegd? (bijvoorbeeld in de toekomst de applicatie ”Kijk op Amstelveen”) Wanneer heeft de laatste inventarisatie plaatsgevonden? Wie heeft er geïnventariseerd? Zijn er nesten aangetroffen van vogels die jaarrond zijn beschermd? ja / nee Bij ‘ja’ vermeld de afspraken in onderstaande tabel. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 54 Aankruisen wat van toepassing is Afspraken per soortgroep Soort Locatie op kaart Aangewezen / Ffwet gemarkeerd in het veld Ontheffing- Planten – Ontzie groeiplaats – Verplaats planten – Overig plichtig? Ontheffing aanwezig? Ja/Nee Ja/Nee (1) Vleermuizen – Ontzie zomerverblijf – Ontzie winterverblijf – Ontzie Bomen met holen – Vliegroute – Belangrijk foerageergebied – Paar-/balts territorium – Overig Eekhoorn – Ontzie – Ontzie zomernesten – Ontzie winternesten – Overig Waterspitsmuis – Ontzie leefgebied – Verjaag dieren – Overig Vogels -Ontzie nesten -Bomen met holen -Horsten van roofvogels -Kolonievogels -Voorkomen van nestelen -Overig Reptielen -Ontzie leefgebied -Ontzie winterverblijf -Ontzie broedhoop -Ontzie eiafzetplaats -Verplaats dieren -Overig Rugstreeppad -Ontzie leefgebied -Ontzie voortplantingsgebied -Verplaats dieren -Voorkom ontstaan leefgebied -Overig Amfibieën en vissen -Ontzie -Ontzie voortplantingsgebied -Verjaag -Verplaats -Overig Insecten -Ontzie -Overig Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 Toelichting afspraken en periode werkzaamheden 55 Overige aantekeningen en afspraken: Opdrachtgever: Opdrachtnemer: Datum Datum Plaats Plaats Handtekening Handtekening Deskundige: Datum Plaats Handtekening Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 56 Aantekeningen/evaluatie na oplevering werkzaamheden: De opdrachtnemer zorgt ervoor dat ten behoeve van de uiteindelijke evaluatie van de gedragscode, het afsprakenformulier inclusief de evaluatie werkzaamheden, verstuurd wordt naar het afdelingshoofd dat verantwoordelijk is voor de opdrachtverstrekking. (1) bijvoorbeeld voor muurplant: Werk ruim om de plant heen en dek de plant af door een dakje er boven te maken zodat er geen stof en gruis op valt. Zie ook gedragscode 2.3.1 Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 57 Bijlage 4: Handreiking voorbereiding van beheeren onderhoudsmaatregelen ....................................................................................................................................................................................... Deze bijlage kan dienen als 'snelgids' bij een aantal veel voorkomende onderhoudswerkzaamheden. De samenvattingen dienen enkel als leidraad; voor de volledige beheersvoorschriften wordt verwezen naar de volledige rapporten. Amstelveen moet zorgen voor een voldoende overzicht van de aanwezige beschermde soorten binnen haar beheergebied. Behalve door eigen inspecties en tijdens het beheer te letten op beschermde soorten worden minimaal eens per 10 jaar de bermen, dijken, velden en graslanden geïnventariseerd op relevante soorten. De beheerder maakt de aannemer attent op de beschermde soorten die hij kan verwachten. Onderhoudswerkzaamheden solitaire bomen / laanbomen: De algemene controle van solitaire bomen / laanbomen wordt uitgevoerd in juni (Bomenplan Amstelveen, 2008; bijlage 3). N.B. Op het voorgeschreven moment van controle is er blad aan de boom. Dit kan het inventariseren van beschermde soorten en jaarrond beschermde nesten bemoeilijken. Als vastgesteld wordt dat een boom onderhoud nodig heeft wordt deze gecontroleerd op de aanwezigheid van beschermde soorten of vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten (zie 3.3.2). Aan de hand van het beheersvoorschrift en de bestaande situatie noteert de boombeheerder, met een European Tree Worker (ETW) certificaat, op een snoeiformulier, in het kort wat er tijdens de onderhoudsbeurt dient te gebeuren. Tegelijkertijd inventariseert de boombeheerder de beschermde soorten(groepen) die voorkomen of te verwachten zijn en bepaalt of voor de geplande onderhoudstaak schade beperkende maatregelen nodig zijn en welke dit zijn. Dit wordt ook vermeld op het snoeiformulier. De boombeheerder is deskundige of schakelt een deskundige in. In het aanstaande winterseizoen wordt dan het geplande onderhoud uitgevoerd. In de zomerperiode wordt er ook gesnoeid mits er geen verstoringen plaatsvinden, conform paragraaf 3.3.2. Ieder jaar evalueren beheerders, ontwerpers en de chef buitendienst een aantal onderhoudswerkzaamheden. Beheersvoorschriften kunnen dan eventueel bijgesteld worden. Bijzonderheden van gebruik van de gedragscode en/of het omgaan met beschermde planten en dieren kunnen dan ook besproken worden en gedocumenteerd. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 58 Onderhoudswerkzaamheden bosplantsoen (snoeien, dunnen hakhout, struweelonderhoud, kruidenbeheer): De algemene controle van bosplantsoenen wordt uitgevoerd eind augustus, begin september conform het beheersvoorschrift (Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985). N.B. Op het voorgeschreven moment van controle is er nog blad aan de boom; dit kan het inventariseren van beschermde soorten bemoeilijken. Er wordt tevens gekeken naar beschermde planten en dieren en jaarrond beschermde nesten6. Aan de hand van het beheersvoorschrift en de bestaande situatie noteert de beheerder in het kort, op een snoeiformulier, wat er tijdens de onderhoudsbeurt dient te gebeuren. Tegelijkertijd inventariseert de opzichter de beschermde soorten(groepen) die te verwachten zijn op de onderhoudslocaties. Hij bepaalt indien nodig de specifieke maatregelen die schade aan die soorten moeten voorkomen. Dit vermeldt hij op het werkdocument bosplantsoen. De opzichter vergelijkt het resultaat met het beheersvoorschrift en voegt het snoeiformulier bij het beheersvoorschrift. In het aanstaande winterseizoen wordt dan het desbetreffende plantsoen gesnoeid. In het groeiseizoen vindt in het bosplantsoen selectief kruidenbeheer plaats door uitmaaien en/of uitsteken van ongewenste soorten, het stimuleren van kruidenvegetaties door snoeien en/of dunnen, het uitzaaien en/of uitplanten van kruiden en bloembollen volgens de geschiktheidslijst en Het plan Beheerbosplantsoen (Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985). N.B. Het daadwerkelijke moment van onderhoud is afhankelijk van de voorkomende beschermde soorten en hun kwetsbare periode (bijvoorbeeld Eekhoorn met winternest). Zie de paragrafen 3.3.1 t/m 3.3.14. Ieder jaar evalueren opzichters en ontwerpers een aantal bosplantsoenobjecten. Beheersvoorschriften kunnen dan eventueel bijgesteld worden. Bijzonderheden van gebruik van de gedragscode en/of het omgaan met beschermde planten en dieren kunnen dan ook besproken worden. Het een en ander wordt gedocumenteerd in het afsprakenformulier. Onderhoudswerkzaamheden gazon / berm / graslanden / ruigte en begrazing: De beheersvoorschriften met betrekking tot bermen en graslanden worden genoemd in 'Werkdocument bermflora in Amstelveen (Kiers, 1999). Maaitijdstippen worden bepaald door de beheerder en worden bepaald door de gewenste soorten vegetatie en de esthetische waarde van de bermen. Uitgangspunt van het maairegime is een verschralingsbeleid. Binnen de gemeente Amstelveen worden drie typen bermen onderscheiden, te weten: schrale bermen, matig voedselrijke bermen en voedselrijke bermen. Deze verschillende types kennen hun eigen maairegime. In bijlage 1 van het Werkdocument Bermflora in Amstelveen (Kiers, 1999) is een specifiek overzicht per straat en maairegime te vinden. Maaien is het gehele jaar door mogelijk zonder maatregelen, mits er geen soorten uit tabel 2 en tabel 3 en in gebruik zijnde vogelnesten aanwezig zijn in de directe omgeving van de maaiactiviteit( zie 3.3.7 en 3.3.8). N.B. bij het maaien van percelen grenzend aan water wordt geregeld een afwijkend maairegime gevolgd. Ook kunnen er in de oeverstrook/ vegetatie andere beschermde soorten voorkomen dan de verwachte soorten van Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 59 berm/grasland en ruigtes (zie paragraaf Onderhoudswerkzaamheden oevervegetaties/ rietvegetaties). Onderhoudswerkzaamheden heesters, hagen en (rozen)struiken, het onkruidvrij maken van perkjes: Heesters worden gesnoeid volgens de Snoeirichtlijn heesters (Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. 2008). Er is geen vaste periode waarin wordt vastgesteld of onderhoud aan heesters noodzakelijk is (Snoeirichtlijn heesters, 2008). Als vastgesteld wordt dat een heester of heestergroep onderhoud nodig heeft, wordt deze gecontroleerd op de aanwezigheid van in gebruik zijnde vogelnesten (zie paragraaf 3.1.4). Als vogelnesten aanwezig zijn wordt gewacht tot het broedsel is uitgevlogen. Als dat om veiligheidsredenen niet kan, dan wordt in overleg met een deskundige bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Het deel met het nest kan pas worden gesnoeid nadat het broedsel is uitgevlogen en het niet meer afhankelijk is van de nestplaats. Snoeiwerkzaamheden binnen het vogelbroedseizoen (maart t/m juli) wordt afgeraden. Wanneer de heester bloeit of vrucht draagt, wordt afgeraden te snoeien. Bij het onkruidvrij maken van perkjes moet rekening worden gehouden met het voorkomen van beschermde plantensoorten aan de voet van heesters en haagvoeten. Heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken sierbeplanting en onkruidbestrijding in sierbeplanting vindt plaats door schoffelen, grofweg 7x van april tot november. Ook hierbij wordt rekening gehouden met beschermde planten en dieren. Onderhoudswerkzaamheden oevervegetaties/ rietvegetaties: Het beheer van oeverstroken wordt genoemd in 'Werkdocument in Amstelveen (zie paragraaf 5.10 Kiers 1999). Het werkdocument bermflora (Kiers H.,1999) meldt dat oevervegetaties bij de eerste maaibeurt over een strook van 0,5 tot 1 meter niet mee worden gemaaid. Maaien is het gehele jaar door mogelijk zonder maatregelen, mits er geen soorten uit tabel 2 en tabel 3 en in gebruik zijnde vogelnesten aanwezig zijn in de directe omgeving van de maaiactiviteit ( zie paragraaf 3.3.10). Op de grens van land en water komen veel bijzondere dier- en plantensoorten voor. Extra oplettendheid is geboden bij het controleren op beschermde soorten. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 60 Let op: het gaat om bestendig beheer en niet om achterstallig baggeronderhoud. Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen en vervangen oeverbeschoeiing. Amstelveen houdt zich aan de onderhoudsverplichtingen voortvloeiende uit de Keur en Legger van het Hoogheemraadschap Rijnland en AGV. De gemeente doet veel om watervegetaties die kenmerkend zijn voor de sierwaters van Amstelveen te behouden. In principe volgt Amstelveen ook de aanwijzingen uit de gedragscode van de UvW (2012). Baggeren en schonen gebeurt in beginsel tussen 15 juli en 1 november en bij voorkeur in september-oktober. In november-december kan nog worden gebaggerd zo lang de winterrust van vissen en amfibieën niet is ingetreden, een en ander ter beoordeling van een deskundige (UvW, 2012). In gebieden met een gevarieerde water- en/of oeverbegroeiing of tabel 2- of 3-soorten worden delen begroeiing en waterbodem (indicatief: 25%) gespaard, zodat te beschermen soorten kunnen vluchten, dan wel de gebaggerde delen opnieuw kunnen bevolken. Dit kan door gefaseerd te baggeren; er wordt natuurvriendelijk materieel ingezet en/of een sparende techniek toegepast (UvW, 2012). Amfibieën en vissen: er wordt in één richting gewerkt zodat amfibieën en vissen kunnen ontsnappen, of te beschermen dieren worden tijdelijk weggevangen of geïsoleerd van dat deel van de watergang waar de werkzaamheden plaatsvinden. Dieren kunnen zich in de bodem drukken, daarom wordt op de kant gedeponeerde bagger direct gecontroleerd. Dieren worden gepakt en teruggezet of losgelaten in geschikt water buiten de invloed van de werkzaamheden. De gepakte dieren worden zo snel mogelijk weer losgelaten en in de periode dat ze gevangen zitten beschermd tegen predatoren. Dat geldt ook voor hun eventuele gastheren, zoals zoetwatermosselen in het leefgebied van de bittervoorn. Bij het afzetten van bagger of slootmaaisel op land wordt rekening gehouden met beschermde terrestrische soorten. Dat laat de ontvangstplicht door aangelanden onverlet. Broedvogels: in gebruik zijnde nesten worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden. Overige zoogdieren: wateren met oevers met waterspitsmuis worden kleinschalig, gefaseerd geschoond of gebaggerd zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie overblijft om het biotoop te handhaven. De hoeveelheid en situering van de blijvende vegetatie en waterbodem wordt in overleg met een deskundige bepaald. Bij deponeren van bagger op de oevers wordt rekening gehouden met het biotoop van zoogdieren. Reptielen (ringslang): zie Overige zoogdieren. Insecten: oevers met groene glazenmaker gefaseerd maaien zodanig dat verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan. De hoeveelheid (indicatief 50%) en situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald. Vleermuizen: niet van toepassing. Als het overzicht over beschermde soorten vóór de beheeringreep onvoldoende actueel of niet volledig is dan moet men voor het schonen / schouwen van waterwegen controleren op: de mogelijke aanwezigheid van een overwinterbiotoop / broedplaats van de ringslang, aanwezigheid van nesten en eieren van watervogels, aanwezigheid van (beschermde) amfibieën zoals kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker, groene kikker, Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 61 aanwezigheid (water)planten, vis. Beheer broedplaatsen Ringslang: Amstelveen gebruikt het volgende ’recept’ voor de broeihopen voor de ringslang en het is proefondervindelijk ontwikkeld (mail dhr. Koningen, 2007): Recept: tot 1/3 boomblad, 1/3 ruige mest (liefst paardenmest), 1/3 takkenkneuzel/-snippers; in elke hoop enkele takken (uit de hoop stekend om de toegankelijkheid voor de slangen te verhogen. In droge jaren worden de hopen bovendien nat gehouden zodat broei kan blijven optreden. De hopen nemen sterk in omvang af (ca. 3/4). Deze omzetting van de 3 genoemde componenten tot compost-tuinaarde toont dat er echt broei is. Voor aanleg van de nieuwe hopen voert men het oude gecomposteerde materiaal af. Opeenhoping van organisch materiaal geeft te veel verrijking en verruiging. Een omgeving met veel hoog opschietende vegetatie is voor de Ringslang die moet zonnen niet wenselijk. Frequent wordt de omgeving van de broedhoop open gemaaid om zonplekken te behouden. Beleid en werkwijze kruiden: Toepassing wilde planten gemeente Amstelveen. Vanaf 1939 is Amstelveen gestart met het opzetten van natuurlijke beplantingen. Deze in die tijd revolutionaire benadering is geboren uit noodzaak en het samenspel van Chris Broerse en Koos Landwehr. Broerse was in die dagen hoofd van de plantsoendienst en een begenadigd ontwerper. Landwehr was een plantenkweker en groot kenner van het inheemse sortiment. Noodzaak was de zure natte veenbodem van Amstelveen, waar voor die tijd het gebruikelijke sortiment aan sierheesters en bomen niet op wilde gedijen. Gekozen is voor inlandse houtsoorten die hier wel kunnen groeien en die later zijn aangevuld met een rijk palet van wilde planten uit Nederland. Door het verzamelen van zaden, stekken en planten en het doorkweken op locatie heeft Landwehr de aanzet gegeven tot het gebruik en toepassing van wilde planten in de plantsoenen, parken en bermen van de gemeente Amstelveen. Zijn geschiktheidlijst voor bolen knolgewassen en wilde planten worden door de gemeentelijke dienst nog steeds gebruikt als werkdocument. Het sortiment wat gehanteerd wordt beslaat ruim 400 soorten. De meeste soorten vinden hun toepassing in de heemparken. Onderdeel van deze heemparken is de heemkwekerij op de Braak waar wilde planten vermeerderd worden door zaden, stekken of scheuren. Ruim 150 soorten vinden hun toepassing in de bosplantsoenen en wegbermen binnen de gemeente. Jaarlijks wordt door zaden te winnen een voorraad zaaigoed op peil gehouden. Gewonnen wordt er op de heemkwekerij, de heemparken en eerdere met wilde planten ingezaaide wegbermen. Ieder jaar wordt de zadenlijst opgesteld om de voorraad kiemkrachtig zaad op peil te houden. De zaadvoorraad doet dienst om nieuwe gebieden binnen de gemeente weer in te kunnen zaaien. Er wordt gebruik gemaakt van 1- en 2jarigen en overblijvende kruidensoorten. In de aanleg van een deel van het wegbermareaal wordt geïnvesteerd door het kunstmatig aanbrengen van een zandlaag met een dikte van 20 tot 50 cm. In de heemparken en heemgroen locaties wordt uitsluitend gebruik gemaakt van bodemeigen materiaal. In de meeste gevallen betreft het hier veen. De vele plantsoorten die Amstelveen toepast kunnen niet de concurrentie aan op de rijkere grondsoorten. Gebruik van zand in de wegbermen met een natuurlijk karakter geeft ook voor de langere termijn een grotere diversiteit aan soorten. Achtergrond van dit gebruik is de grote esthetische waarde van bermen en Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 62 plantsoen en wat na jaren nu ook duidelijk wordt, is de grote biodiversiteit aan soorten planten en dieren van deze groenvoorzieningen. Veel plantensoorten zijn in Nederland in de achterliggende periode dat Amstelveen dit concept voert, of verdwenen, ernstig bedreigd of in aantal sterk teruggelopen. Niet alleen de aanleg op Amstelveense wijze is de basis van het succes aan biodiversiteit. Zeker zo belangrijk is het beheer van deze terreinen. Medewerkers van de uitvoering worden geschoold in het kruidenbeheer. Maatregelen die genomen worden zijn het uitmaaien, uitsteken of wieden van ongewenste plantensoorten die te sterk concurreren met het heemsortiment van Amstelveen. Natuurlijke bermen worden doorgaans1 of 2x per jaar gemaaid waarbij het maaisel wordt afgevoerd. De werkwijze is gedifferentieerd maaibeheer met als doel het stimuleren en uitbreiden van gewenste vegetaties. Ook het gereed maken van bermen en plantsoen voor het heemsortiment valt tot de taak van de dienst. Deze vereist kennis van soorten, groeiplaatsen en toepassingmogelijkheden. Voorts voorziet de heemkwekerij buiten de gemeente in een toenemende vraag voor levering aan botanische tuinen, heemtuinen en gespecialiseerde zadenfirma’s van soortechte inheemse planten. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 63 Bijlage 5: Methoden veldinventarisatie ....................................................................................................................................................................................... De in deze bijlage genoemde inventarisatiemethoden zijn gebaseerd op: de standaard inventarisatiemethoden van Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO’s), de inventarisatiepraktijk in de gemeente Amstelveen zoals b&d Natuuradvies die sinds 2003 uitvoert en de concept protocollen die de PGO’s opstelden voor de Gegevensautoriteit Natuur (GaN onderdeel van het Ministerie van EL&I). Verder is gebruikt gemaakt van de gedragscode van Amsterdam (Timmermans, 2009). Er kan gemotiveerd van deze inventarisatieprotocollen worden afgeweken. Uitgangspunt bij elke inventarisatie moet zijn dat voldoende wordt onderzocht of een beschermde soort aanwezig is en hoe hij het gebied benut (functie van het gebied). De soorten hoeven alleen te worden geïnventariseerd als deze op basis van aanwezige biotopen in het plan- of werkgebied kunnen worden verwacht en er geen goede actuele gegevens beschikbaar zijn. Planten Gebieden worden minimaal één keer per groeiseizoen bezocht. Als er kans is op voorjaarsbloeiers zoals daslook, zomerklokje of stengelloze sleutelbloem vindt een bezoek plaats in maart-mei en een bezoek in de periode juni-september. Op locaties waar orchideeën te verwachten zijn wordt in juni gekeken. Op locaties waar geen voorjaarsbloeiers te verwachten zijn is één bezoek vaak voldoende. In Amstelveen zijn in alle bosplantsoenen voorjaarsbloeiers te verwachten. Broedvogels De broedvogels van Amstelveen zijn op kilometerhok niveau goed bekend. Voor het Atlasproject onderzocht de vogelwerkgroep Amstelveen de gemeente. In 2009 zijn de laatste kilometerhokken geïnventariseerd. Er kan voor elk project worden bepaald welke broedvogels aanwezig kunnen zijn. Afhankelijk van het gebied (biotoop) en de te verwachten soorten worden dan twee tot zeven inventarisatiebezoeken gehouden. In de biotooptypen Bebouwing, Infrastructuur, Beheerd Groen en Agrarisch volstaan minder bezoeken dan in de biotooptypen Water en Oevers, Rietmoeras en Ruig Groen. De inventarisatie vindt plaats door het noteren van territoriumindicerend gedrag zoals zang, balts, alarmeren, aandragen nestmateriaal en voedsel. De bezoeken vinden plaats in de periode maart – juli. Waargenomen soorten waarvan op basis van de bezoeken geen territorium kon worden vastgesteld, zijn vermeld als ‘aanwezig’. Let op: sommige soorten zoals Blauwe reiger, Bosuil, enz. broeden soms al in januari. Als soorten met jaarrond beschermde nesten te verwachten zijn, wordt daarnaar specifiek gekeken. Worden deze aangetroffen dan volgt ook een omgevingscheck. Vleermuizen Vleermuisonderzoek vindt in principe plaats volgens het vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (GaN, NGB, Zoogdiervereniging, 2010). Ook hier kan onderbouwd van worden afgeweken. Omdat op veel locaties in Amstelveen de laatste jaren vleermuisonderzoek is gedaan, is redelijk bekend wat er aan vleermuizen is te verwachten. Een ervaren vleermuisonderzoeker kan dan het onderzoek daarop afstemmen en met seizoenrond onderzoek beoordelen en onderzoeken welke functies een plangebied heeft voor de populatie vleermuizen. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 64 Muizen en andere grondgebonden kleine zoogdieren Het onderzoek naar kleine grondgebonden zoogdieren bestaat uit onderzoek met lifetraps, eventueel aangevuld met braakbalonderzoek. In principe wordt de IBN (plus)methode nageleefd. Eekhoorn De verspreiding van eekhoorn wordt vastgesteld door visuele waarneming en/of te zoeken naar nesten en vraatresten(VZZ, 2000). Reptielen De verspreiding van ringslang wordt vastgesteld door visuele waarneming en door te zoeken naar vervellingen. Aanvullend kunnen gegevens verkregen worden door het houden van interviews met terreinbeheerders en –bezoekers. Het onderzoek moet plaatsvinden in de periode half maart t/m september. De onderzoeksinspanning (aantal bezoeken) is afhankelijk van soort, omvang en geschiktheid gebied en moet worden vastgesteld door een deskundige. Het zoeken van uitgekomen ringslangeieren in broei- en composthopen kan alleen in de periode half oktober-november worden verricht. Buiten deze periode is onderzoek in broei- en composthopen, in verband met het verstoren van leefgebied, strafbaar in het kader van de Flora- en faunawet. Een inventarisatiemethode van reptielen is beschreven door Diepenbeek en Van Delft, 2006. Amfibieën Het onderzoek zal zich in hoofdzaak richten op de rugstreeppad. De poelkikker is (nog) niet in de regio aangetroffen. Een goede methode van waarneming van de rugstreeppad is om roepende mannetjes te lokaliseren. Het beste tijdstip is warme, vochtige avonden in de periode half april-juni (-augustus). In de periode mei-augustus kan er ook worden gezocht naar eisnoeren, larven en net gemetamorfoseerde padjes. Aangeraden wordt om minimaal drie veldbezoeken te verrichten. Vissen Bij het inventariseren van vissen in kleine watergangen en sloten (tot 5 meter breed) is het gebruik van een stevig steeknet een goede methode. Bij grotere watergangen is elektrisch vissen in combinatie met een andere methode vaak het beste. Ook het interviewen van beroeps- en pleziervissers kan de nodige informatie opleveren. Let op: voor het vangen van beschermde vissoorten als bittervoorn, kleine modderkruiper, rivierdonderpad, enz. is een vergunning in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ook het inzetten van elektrisch vissen is aan vergunningen onderhevig! Insecten De verspreiding van krabbescheer is een goede indicator voor potentieel leefgebied van de groene glazenmaker. De periode juli-september is de beste periode om volwassen exemplaren te spotten. Het bemonsteren van geschikt water met een schepnet om larven te vangen kan het beste worden gedaan in de periode mei-juni. Ook het zoeken naar huidjes van uitgeslopen larven (eind juni) kan informatie opleveren. Let op: voor het vangen van de groene glazenmaker (larve, ei en volwassen dier) is een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 65 Bijlage 6: Kaart Heembeheer ....................................................................................................................................................................................... Deze kaart geeft een indicatief overzicht van de gebieden met heemparken en heembeheer. In deze gebieden worden planten gezaaid, geplant, verplant en beschermd tegen concurrentie door wieden en schoffelen. Het beheer is er zo intensief dat niet van 'in het wild levende planten' kan worden gesproken. Voor veel dieren echter bieden de heemparken en beplantingen een prima leefgebied. Eekhoorns, vleermuizen, vele vogelsoorten, amfibieën en zelfs incidenteel een ringslang laten zich in de parken zien. De beheerders zien al die dieren graag komen en doen hun best een rijke natuur te stimuleren. Behalve voor planten, die in het heemgroen dus niet wild zijn, worden voor dieren de gedragsregels nageleefd zoals die voor alle werkzaamheden zijn beschreven in de paragrafen 3.3.1 tot en met 3.3.14. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 66 Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 67 Bijlage 7: Stappen Flora- en faunawet Op de website van de rijksoverheid laat een schema zien of de Flora- en faunawet van toepassing is, of een vrijstelling geldt of dat een ontheffing nodig is: Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 68 Noten ....................................................................................................................................................................................... 1 Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand. 2 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. 3 Bij 'het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' (AMvB artikel 75) (Staatsblad 2004) werden de beschermde soorten van Nederland verdeeld in drie categorieën. In de brochure van het ministerie is elke categorie ondergebracht in een tabel (Ministerie van LNV, 2010): Tabel 1: voor deze 'algemene soorten' geldt een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet bij bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen. Voor andere activiteiten is wel ontheffing nodig. Tabel 2: voor deze 'overige soorten' geldt een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet bij bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Tabel 3 geeft de soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn en de soorten uit bijlage 1 bij AMvB artikel 75. Bij bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik geldt een vrijstelling voor artikel 8, 9, 11 en 12 van de Ffwet, mits gewerkt wordt volgens een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Bij alle andere activiteiten, dus ook ruimtelijke ontwikkelingen, is een ontheffing nodig. Vogels zijn de vierde groep en vallen onder het strenge regime van tabel 3. Zie paragraaf 1.2, onder Vogels. 4 Behalve dat het betreffende deel van het leefgebied niet in functie is, is de soort ook niet afhankelijk voor het voortbestaan van dat element. Bijvoorbeeld: een paar winternesten van de eekhoorn kunnen in de zomer aangetast worden mits er voldoende geschikte andere overwinternesten zijn of het dier in staat is tijdig nieuwe nesten te maken. Als onduidelijk is of er andere geschikte overwinterplaatsen zijn dan zal er eerst een vervangende overwinterplek gemaakt moeten worden. 5 PGO, Particuliere Gegevensbeherende Organisaties. Deze organisaties zijn gespecialiseerd in het verzamelen van verspreidingsgegevens van specifieke soortengroepen. De gegevens worden grotendeels verzameld door vrijwilligers. De PGO's gebruiken gedocumenteerde methodologische criteria. Zie www.natuurloket.nl voor criteria over betrouwbaarheid, volledigheid en actualiteit. 6 Deze inspectie van bosplantsoen en grazige vegetaties is een momentopname die voor veel soortengroepen niet in de juiste tijd van het jaar of op het juiste moment van de dag is om volledige gegevens te verzamelen. De waarnemingen die gedaan kunnen worden zijn zeer waardevol. De basisgegevens over amfibieën, veel soorten zoogdieren, voorjaarsbloeiers, reptielen en jaarrond beschermde nesten zullen uit andere bronnen komen. Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0 69
© Copyright 2025 ExpyDoc