Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amstelveen

Gedragscode
Flora- en faunawet
gemeente Amstelveen
Gedragscode voor het zorgvuldig handelen
bij ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer
en onderhoud
Datum: 15 februari 2012
Status: definitief
Geldigheidstermijn: 2012 - 2017
Inhoud
.......................................................................................................................................................................................
VOORWOORD......................................................................................................................................................... 4
SAMENVATTING.................................................................................................................................................... 5
1
ALGEMEEN ...................................................................................................................................................... 6
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
1.8
1.9
2
INLEIDING ...................................................................................................................................................... 6
DEFINITIES..................................................................................................................................................... 8
VERANTWOORDELIJKHEDEN ......................................................................................................................... 11
INFORMATIE AANWEZIGHEID BESCHERMDE SOORTEN .................................................................................... 12
VOORBEREIDING VAN WERKZAAMHEDEN ...................................................................................................... 12
ONVOORZIENE NATUURWAARDEN TIJDENS WERKZAAMHEDEN ....................................................................... 12
INFORMATIEVERSTREKKING EN TERUGKOPPELING ......................................................................................... 13
TOEZICHT EN HANDHAVING .......................................................................................................................... 13
SLOTBEPALINGEN ........................................................................................................................................ 14
RUIMTELIJKE INGREPEN .......................................................................................................................... 15
2.1 BESCHERMDE SOORTEN EN RUIMTELIJKE INGREPEN ....................................................................................... 15
2.2 WERKWIJZE BIJ DE VOORBEREIDING VAN PLANNEN EN PROJECTEN ................................................................. 16
2.3 STANDAARDMAATREGELEN VOOR HET VERMIJDEN EN VERMINDEREN VAN SCHADE AAN NATUURWAARDEN .... 17
2.3.1
Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met muurplanten.............................................................. 18
2.3.2
Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met vleermuizen en/of vogels............................................ 18
2.3.3
Dempen / verbreden / baggeren in het kader van achterstallig onderhoud / vervangen beschoeiingen .... 19
2.3.4
Verwijderen opgaande begroeiing: struweel, bosplantsoen, bomen en/of laanbeplanting ....................... 20
2.3.5
Verwijderen begroeiing: ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen.................................................. 22
2.3.6
Grondwerken (bouwrijp maken, afgraven, ophogen, in depot zetten)...................................................... 23
2.3.7
Plaatsen van verlichting........................................................................................................................ 24
2.3.8
Braakliggende terreinen en gronden ..................................................................................................... 24
3
BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD ................................................................................................... 25
3.1 BESCHERMDE SOORTEN EN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD .................................................................... 25
3.2 WERKWIJZE BIJ HET VOORBEREIDEN VAN BEHEER EN ONDERHOUD................................................................. 26
3.3 STANDAARDMAATREGELEN OM SCHADE AAN NATUURWAARDEN TE VOORKOMEN .......................................... 27
3.3.1
Plaatsen en vervangen van hekken en rasters ........................................................................................ 27
3.3.2
Snoeien, kappen en vervangen van alleenstaande bomen ....................................................................... 28
3.3.3
Snoeien en dunnen van hakhout, struweel, bosplantsoen en bos inclusief selectief kruidenbeheer
bosplantsoen, nestkasten, broedhopen, takkenrillen............................................................................................. 29
3.3.4
Snoeien van heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken sierbeplanting................................. 31
3.3.5
Beheer en onderhoud heemparken en heembeplantingen ....................................................................... 31
3.3.6
Dierenweide ......................................................................................................................................... 32
3.3.7
Maaien kort gras of gazon .................................................................................................................... 32
3.3.8
Maaien grasland of weiland.................................................................................................................. 32
3.3.9
Maaien kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden........................................................................ 33
3.3.10
Maaien oevervegetaties en rietvelden................................................................................................. 34
3.3.11
Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen en vervangen oeverbeschoeiing ... 36
3.3.12
Onderhoud, schoonspuiten en kleine herstelwerkzaamheden van muren langs grachten, bruggen, sluizen
en kunstwerken................................................................................................................................................... 37
3.3.13
Begrazen van bos, graslanden en droge en natte ruige terreinen ........................................................ 38
3.3.14
Werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding................................................................ 39
REFERENTIES ...................................................................................................................................................... 40
BIJLAGE 1: SOORTENLIJST-AMSTELVEEN................................................................................................... 42
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
2
BIJLAGE 2: AMSTELVEENSE HANDREIKING FLORA- EN FAUNAWET EN RUIMTELIJKE
PLANVORMING.................................................................................................................................................... 48
BIJLAGE 3: AFSPRAKENFORMULIER............................................................................................................. 53
BIJLAGE 4: HANDREIKING VOORBEREIDING VAN BEHEER- EN ONDERHOUDSMAATREGELEN.. 58
BIJLAGE 5: METHODEN VELDINVENTARISATIE ........................................................................................ 64
BIJLAGE 6: KAART HEEMBEHEER ................................................................................................................. 66
BIJLAGE 7: STAPPEN FLORA- EN FAUNAWET ............................................................................................. 68
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
3
Voorwoord
.......................................................................................................................................................................................
Sinds 2008 werkte een werkgroep met vertegenwoordigers van de afdelingen
Ruimtelijke Ordening en Vergunningen, Wijkbeheer Noord, Wijkbeheer Zuid en
b&d Natuuradvies aan de gedragscode Flora- en faunawet gemeente
Amstelveen. Als basis diende de gedragscode van de gemeente Amsterdam
(Timmermans, 2009), die werd aangepast aan de Amstelveense situatie. De
gemeente bedankt daarvoor de gemeente Amsterdam en in het bijzonder de heer
Timmermans, die het concept van de Amsterdamse gedragscode toestuurde en
relevante tips gaf.
Afdelingshoofd Ruimtelijke Ordening en Vergunningen
Afdelingshoofd Wijkbeheer Noord
Afdelingshoofd Wijkbeheer Zuid
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
4
Samenvatting
.......................................................................................................................................................................................
Deze gedragscode is opgesteld om te gebruiken bij plannen en projecten die in
opdracht van of door de gemeente Amstelveen worden voorbereid en uitgevoerd.
Doel
Het doel van de gedragscode is:
 Te voldoen aan de Flora- en faunawet (Ffwet) door zorgvuldig te handelen bij
'Bestendig beheer en onderhoud' en bij 'Ruimtelijke ingrepen'.
 Tijdswinst en het verkleinen van de administratieve last. Zonder gedragscode
zal voor alle terugkerende werkzaamheden zoals het maaien, snoeien,
kappen en baggeren, elke keer een aparte ontheffing of vrijstelling moeten
worden aangevraagd.
 Bij te dragen aan een structurele inbedding van soortbescherming in het
handelen van de gemeente Amstelveen.
 Het binnen de gemeentegrenzen in overeenstemming brengen van
verschillende (beheer)activiteiten en werkzaamheden met de eisen die de
Flora- en faunawet op dat gebied stelt.
De achterliggende gedachte van de Flora- en faunawet is dat er geen wezenlijke
invloed mag zijn van de werkzaamheden op beschermde soorten. Dat betekent
dat bij voorkeur met gebieds- en soortenkennis geprobeerd wordt schade aan
soorten te voorkomen. Is dat niet mogelijk, dan moet geprobeerd worden om de
effecten te verzachten. Als laatste redmiddel kan compensatie ingezet worden.
Compenseren voor de zwaarst beschermde soorten mag alleen met ontheffing. In
feite gaat het er om te zorgen dat beschermde planten en dieren in het plan- of
werkgebied kunnen blijven leven: de functionaliteit van het leefgebied moet in
stand blijven. Als dat niet mogelijk is, dan is een ontheffing nodig.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
5
1 Algemeen
.......................................................................................................................................................................................
Algemene verbodsbepalingen
Flora- en faunawet
(voor zover van belang voor
deze gedragscode)
Artikel 8
Het is verboden planten,
behorende tot een beschermde
inheemse plantensoort, te
plukken, te verzamelen, af te
snijden, uit te steken, te
vernielen, te beschadigen, te
ontwortelen of op enigerlei
andere wijze van hun
groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9
Het is verboden dieren,
behorende tot een beschermde
inheemse diersoort, te doden,
te verwonden, te vangen, te
bemachtigen of met het oog
daarop op te sporen.
Artikel 10
Het is verboden dieren,
behorende tot een beschermde
inheemse diersoort, opzettelijk
te verontrusten.
Artikel 11
Het is verboden nesten, holen
of andere voortplantings- of
vaste rust of verblijfplaatsen van
dieren, behorende tot een
beschermde inheemse
diersoort, te beschadigen, te
vernielen, uit te halen, weg te
nemen of te verstoren.
Artikel 12
Het is verboden eieren van
dieren, behorende tot een
beschermde inheemse
diersoort, te zoeken, te rapen,
uit het nest te nemen, te
beschadigen of te vernielen.
Artikel 13
Het is verboden planten of
producten van planten, of
dieren dan wel eieren, nesten of
producten van dieren,
behorende tot een beschermde
inheemse of beschermde
uitheemse plantensoort
onderscheidenlijk een
beschermde inheemse of
beschermde uitheemse
diersoort te koop te vragen, te
kopen of te verwerven, ten
verkoop voorhanden of in
voorraad te hebben, te
verkopen of ten verkoop aan te
bieden, te vervoeren, ten
vervoer aan te bieden, af te
leveren, te gebruiken voor
commercieel gewin, te huren of
te verhuren, te ruilen of in ruil
aan te bieden, uit te wisselen of
tentoon te stellen voor
handelsdoeleinden, binnen of
buiten het grondgebied van
Nederland te brengen of onder
zich te hebben.
1.1
Inleiding
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van plant- en diersoorten buiten
beschermde gebieden. Deze wet gaat uit van de intrinsieke waarde van het dier
en vertaalt dit in de zorgplicht. Dit betekent dat een ieder voldoende zorg in acht
dient te nemen voor de in het wild levende dieren en hun directe leefomgeving.
De bescherming betreft niet alleen de evident nadelige handelingen als doden of
vernielen van nesten, maar eveneens de indirect nadelige handelingen als
aantasting van de leefomstandigheden, verstoring en verontrusting. Het ministerie
van EL&I (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) kan onder bepaalde
voorwaarden vrijstelling of ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen (zie
kader).
Het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van
bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en
enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) (Staatsblad 2004) beschrijft
ondermeer de belangen en voorwaarden waarvoor en waaronder vrijstelling
verleend kan worden. In AMvB artikel 75 worden de beschermde soorten van
Nederland verdeeld in drie categorieën. In een rapport van het voormalige
ministerie van LNV (ministerie van LNV, 2005) is elke categorie ondergebracht in
een tabel. De tabellen worden ook gebruikt in de brochure 'Buiten aan het werk'
(Ministerie van LNV, 2010). Hieronder verwijzen we naar deze tabellen, maar
bedoelen we de verschillende categorieën die deze tabellen beschrijven:

Tabel 1. Algemene soorten - voor deze soorten geldt een vrijstelling voor
artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet bij de uitvoering van
werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud van
infrastructuur en in het kader van natuurbeheer en de uitvoering van
werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Er
hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden, de zorgplicht geldt wel.
Soorten in tabel 1 zijn bijvoorbeeld grote kaardebol, zwanebloem,
gewone pad en veldmuis.

Tabel 2. Overige soorten - voor deze soorten geldt een vrijstelling voor
artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits bij de uitvoering van
werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud van
infrastructuur en in het kader van natuurbeheer en de uitvoering van
werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de
ingrepen aantoonbaar uitgevoerd worden op basis van een door de
minister van EL&I goedgekeurde gedragscode.

Tabel 3 en vogels. Vogels en soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn
en soorten aangewezen in Bijlage 1 AMvB artikel 75. Voor deze soorten
geldt een vrijstelling voor artikel 8, 9, 11 en 12 bij de uitvoering van
werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud van
infrastructuur en in het kader van natuurbeheer. Voor deze soorten geldt
geen vrijstelling, ook niet op basis van een gedragscode indien de
werkzaamheden plaatsvinden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en
inrichting. In deze tabel met de strengst beschermde soorten staan
ondermeer alle Nederlandse vleermuizen, rugstreeppad en ringslang.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
6
Bijlage 7 toont een schematische weergave van de hierboven genoemde
systematiek.
Bij 'Bestendig beheer en
onderhoud' gaat het om
regelmatig terugkerende
werkzaamheden zoals het
onderhoud aan vaarwegen of
het regelmatig maaien van
graslanden of bermen. Deze
werkzaamheden moeten gericht
zijn op het behoud van de
bestaande situatie. De
aanwezigheid van beschermde
soorten is vaak afhankelijk van
het gevoerde beheer en
continuering van het cyclische
beheer en daarmee een
voorwaarde voor het
voortbestaan van de soort.
Bij 'Ruimtelijke ingrepen' gaat
het om werkzaamheden die
nieuw zijn of sterke wijziging ten
opzichte van het verleden
inhouden, zoals de bouw van
een huis, de aanleg van een
weg, het dempen van een sloot
of het definitief verwijderen van
grote aantallen bomen of grote
oppervlakte bosplantsoen. De
genoemde ingrepen vinden niet
regelmatig of jaarlijks plaats,
zijn voor de daar levende
soorten zeer ingrijpend en
beïnvloeden op een negatieve
wijze het voortbestaan van de
soort.
Doelstelling gedragscode
Met deze gedragscode beschrijft de gemeente Amstelveen de
voorzorgsmaatregelen die de gunstige staat van instandhouding van beschermde
soorten, binnen haar gemeentegrenzen bij het uitvoeren van werkzaamheden,
moeten handhaven dan wel versterken. Daarmee voldoet de gemeente
Amstelveen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 16c van het Besluit
vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten Flora- en faunawet. De gedragscode
voor beheer en onderhoud is gebaseerd op de in de Vogelrichtlijn1 en
Habitatrichtlijn2 genoemde afwijkingsgronden. De beheer- en
onderhoudwerkzaamheden betreffen onder meer het plaatsen en vervangen van
hekken en rasters, snoeien, kappen, maaien, schonen van watergangen,
vervangen van oeverbeschoeiing, schoonspuiten en kleine
herstelwerkzaamheden van muren langs grachten, bruggen, sluizen en
kunstwerken en werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding. Deze
werkzaamheden staan ten dienste van de volksgezondheid, de openbare
veiligheid en het onderhoud van de waterstaatkundige infrastructuur en
landinfrastructuur.
De gedragscode is opgesteld voor plannen en projecten die in opdracht van of
door de gemeente Amstelveen worden voorbereid en uitgevoerd. De
gedragscode betreft:
1.
de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden in het kader van
ruimtelijke inrichting of ontwikkeling;
2.
het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en
onderhoud.
Het doel van de gedragscode is:
 Invulling te geven aan de bescherming en het behoud van de gunstige staat
van instandhouding van populaties van plant- en diersoorten uit tabel 2 en 3
van de AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet3.
 Invulling te geven aan het aspect zorgvuldig handelen zoals gebruikt in de
AMvB artikel 75. Dit houdt in dat werkzaamheden geen wezenlijke negatieve
invloed hebben op plant- en diersoorten uit tabel 2 en 3 door:
 schade aan planten en dieren en hun leefomgeving bij het uitvoeren
van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en
onderhoud te voorkomen of te verzachten;
 schade aan planten en dieren en hun leefomgeving bij het uitvoeren
van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen te
voorkomen of te verzachten.
 Tijdswinst en het verkleinen van de administratieve last. Zonder gedragscode
zal voor alle terugkerende werkzaamheden zoals het maaien, snoeien,
kappen en baggeren, elke keer een aparte ontheffing of vrijstelling moeten
worden aangevraagd.
 Bevordering van de structurele inbedding van soortbescherming in het
handelen van de gemeente Amstelveen.
Het binnen de gemeentegrenzen in overeenstemming brengen van verschillende
(beheer)activiteiten en werkzaamheden met de eisen die de Flora- en faunawet
op dat gebied stelt.
Zorgvuldig handelen en zorgplicht
Deze gedragscode leidt tot een zorgvuldige omgang met flora en fauna zoals
omschreven in art. 2 lid 1 en 2 van de Flora- en faunawet. De gedragslijnen
zorgen ervoor dat er geen wezenlijke invloed (zie 1.2 voor een definitie) van de
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
7
werkzaamheden op het voortbestaan van de beschermde soorten uitgaat. Een
gedragscode is echter geen technische handleiding die altijd tot succes leidt.
Zorgvuldigheid is het resultaat van de inzet van mensen. De mensen die het werk
doen, vooral het buitenwerk, kunnen en moeten de zorg voor de natuur
vormgeven. Deze gedragscode kan daarvoor de leidraad zijn, maar kan de
individuele verantwoordelijkheid en zorg niet vervangen.
Reikwijdte van gedragscode
Deze gedragscode is opgesteld voor handelingen en werkzaamheden op het
gebied van 'bestendig beheer en onderhoud' en 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor
handelingen en werkzaamheden op het gebied van 'bestendig beheer en
onderhoud' heeft de gedragscode betrekking op tabel 2- en tabel 3-soorten en
vogels. Voor handelingen en werkzaamheden op het gebied van 'ruimtelijke
ontwikkeling' heeft de gedragscode betrekking op tabel 2-soorten.
De gedragscode geldt niet binnen beschermde natuurgebieden die vallen onder
de Natuurbeschermingswet 1998. Binnen de gemeente Amstelveen komen
dergelijke gebieden niet voor.
Leeswijzer
In de paragrafen hierna worden de definities van de in deze gedragscode
gebruikte termen en de verantwoordelijkheden tijdens de planvoorbereiding en
uitvoering vermeld. Tevens is aangegeven hoe de noodzakelijke
informatievoorziening is geregeld en zijn slotbepalingen gedefinieerd. In hoofdstuk
2 zijn de bepalingen voor ruimtelijke ingrepen opgenomen. In hoofdstuk 3 staan
de bepalingen voor beheer en onderhoud. Belangrijk bij het gebruik en de
toepassing van de gedragscode is de Soortenlijst-Amstelveen (bijlage 1), de
handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming (bijlage 2) en de
Handreiking voorbereiding van beheer- en onderhoudsmaatregelen (bijlage 4).
1.2
Definities
In de gedragscode worden de volgende termen gebruikt:
Afdelingshoofd/ projectmanager: zie opdrachtgever.
AMvB artikel 75: besluit van 10 september 2004, houdende wijziging van een
aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75
van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (Staatsblad 2004). Dit
besluit is van kracht geworden op 23 februari 2005 en wordt ook wel het
vrijstellingenbesluit genoemd.
Beschermde soorten in tabel 1 of algemene beschermde soorten: soorten
waarvoor een algemene vrijstelling (zie artikel16b, lid1, van AMvB artikel 75) geldt
van een aantal belangrijke verbodsbepalingen voor:
(i) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of
onderhoud van vaarwegen, watergangen, waterkeringen, oevers, vliegvelden,
wegen, spoorwegen en bermen en in het kader van natuurbeheer;
(ii) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of
onderhoud in de landbouw en de bosbouw;
(iii) bestendig gebruik;
(iv) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en
inrichting.
Beschermde soorten in tabel 2 of overige beschermde soorten: beschermde
soorten waarvoor geen algemene vrijstelling geldt, maar die niet genoemd zijn in
Bijlage I van AMvB artikel 75 noch staan vermeld op Bijlage IV van de
Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van een aantal belangrijke
verbodsbepalingen voor ingrepen in het kader van bestendig beheer en
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
8
onderhoud en ruimtelijke ingrepen, mits wordt gewerkt op basis van een door de
minister van EL&I goedgekeurde gedragscode.
Beschermde soorten in tabel 3 of strikt beschermde soorten en vogels:
soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in Bijlage I van AMvB
artikel 75 en vogels. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor artikel 8, 9, 11
en 12 bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en
onderhoud van infrastructuur en in het kader van natuurbeheer, mits de ingrepen
aantoonbaar uitgevoerd worden op basis van een door de minister van EL&I
goedgekeurde gedragscode. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling, ook niet op
basis van een gedragscode, indien de werkzaamheden plaatsvinden in het kader
van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Broedseizoen: het broedseizoen is geen standaard periode maar de periode dat
een vogel bezig is om een nest te bouwen, te broeden en broedzorg geeft. Per
vogel is het broedseizoen anders. Voor het broedseizoen per vogel wordt
verwezen naar de soortspecifieke natuurkalenders in bijvoorbeeld
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl of http://mineleni.nederlandsesoorten.nl.
Deskundige: iemand die voor de relevante situatie en soorten aantoonbare
ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De
deskundige voldoet aan één of meer van deze eisen. Hij/zij is:
 HBO of universitair opgeleid met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie.
 Werkzaam als ecoloog voor een ecologisch adviesbureau.
 Aantoonbaar actief op het gebied van de soortenmonitoring.
 Aantoonbaar actief op het gebied van de soortenbescherming en
aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande
organisaties, zoals de Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom,
Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch
Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE,
Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting
Beheer Natuur en Landelijk gebied (Minister van LNV, 2009).
 Als ecoloog of 'groen' beheerder werkzaam bij de gemeente Amstelveen en
zet zich aantoonbaar in op het gebied van soortenmonitoring en/of
bescherming.
Initiatiefnemer: de initiatiefnemer is hoofdverantwoordelijk voor de naleving van
deze gedragscode en de aansprakelijke partij voor het bevoegd gezag. In
overeenstemming met de wet wordt de verantwoordelijkheid voor het toepassen
van de wet binnen de gemeente bij het afdelingshoofd/ projectmanager
neergelegd. Een afdelingshoofd/ projectmanager opereert namens het college als
gedelegeerd opdrachtgever (initiatiefnemer).
Locatie: het gebied waar concrete buitenwerkzaamheden in het kader van
ruimtelijke ontwikkeling of beheer- en onderhoud worden uitgevoerd.
Maatregelen: specifieke acties gericht op het zorgvuldig omgaan met flora en
fauna; deze maatregelen zijn aanvullend ten opzichte van de werkzaamheden.
Jaarrond beschermde nesten van vogels: zie vogels.
Opdrachtgever: een persoon (bijvoorbeeld sectorhoofd, afdelingshoofd of
projectmanager/projectleider) die namens het college of een gemeentelijke
afdeling als (gedelegeerd) opdrachtgever opereert.
Opdrachtnemer: persoon of bedrijf dat in opdracht van de gemeente Amstelveen
activiteiten uitvoert.
Vogels (Minister van LNV, 2009): de verbodsbepaling van artikel 11 van de
Flora- en faunawet beperkt zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed
wordt (nesten, holen enz.), inclusief de functionele omgeving (kwantiteit, kwaliteit,
bereikbaarheid, enz.) om het broeden succesvol te laten verlopen en slechts
gedurende de periode dat er gebroed wordt (zie definitie broedseizoen). Als wordt
gewerkt buiten het broedseizoen of maatregelen worden getroffen die moeten
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
9
voorkomen dat vogels zich gedurende het broedseizoen op de bouwplaats
vestigen, is voor deze soorten geen ontheffing nodig.
Een beperkt aantal soorten vogels bewoont het nest permanent of keert jaar in
jaar uit terug op hetzelfde nest. Deze permanente verblijfplaatsen zijn jaarrond
beschermd. Voor de volgende vijf categorieën van nesten zijn de
verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet ook buiten het
broedseizoen van toepassing:
1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het
broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld Steenuil).
2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden
en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De
(fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief
beschikbaar (voorbeeld: Roek, Gierzwaluw en Huismus).
3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op
dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van
bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek
en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk).
4. Nesten van vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die
zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: Boomvalk,
Buizerd en Ransuil).
5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het
jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over
voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich
elders te vestigen (voorbeeld: Oeverzwaluw). Dergelijke nesten zijn buiten het
broedseizoen niet beschermd.
De gedragscode van de gemeente Amstelveen volgt voor vogelnesten het
vigerende beleid van het Ministerie van EL&I. De in bijlage 1 van de gedragscode
gevoegde indicatieve vogellijst kan gebruikt worden als hulpmiddel bij het bepalen
of ontheffing nodig is of dat maatregelen genomen kunnen worden om de
functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats te behouden.
Als een jaarrond beschermd nest is aangetroffen en deze door de ingreep zal
verdwijnen, is altijd een omgevingscheck nodig. Een deskundige moet dan
vaststellen of er voldoende gelegenheid is voor de soort om zelfstandig een
vervangend nest te vinden in de omgeving. Is dit niet het geval? Dan moet, voor
zover mogelijk, een alternatief nest worden aangeboden. Is dat ook niet mogelijk?
Dan moet een ontheffing worden aangevraagd. Het is de verantwoordelijkheid
van de gebruiker van de gedragscode om te bepalen of mitigerende
(verzachtende) maatregelen de populatie voldoende beschermen. Het is mogelijk
om goedkeuring van de mitigerende maatregelen aan het Ministerie van EL&I te
vragen door een ontheffing aan te vragen. De goedkeuring wordt gegeven in de
vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Een ontheffing kan alleen
worden verkregen voor een belang genoemd in de Vogelrichtlijn. Dit betekent dat
geen ontheffing aangevraagd kan worden op basis van belang “de uitvoering van
werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling” of van
belang “dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van
redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige
effecten”.
Vrijstellingenbesluit: zie AMvB artikel 75.
Werkzaamheden beheer en onderhoud: de werkzaamheden die worden
uitgevoerd in het kader van bestendig beheer en onderhoud, zoals nader
beschreven in hoofdstuk 3.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
10
Werkzaamheden ruimtelijke ingrepen: de werkzaamheden die worden
uitgevoerd in het kader van ruimtelijke ingrepen, zoals nader beschreven in
hoofdstuk 2.
Wezenlijke invloed: met deze term wordt gedoeld op wezenlijke negatieve
invloed op de soort. Of sprake is van wezenlijk negatieve invloed op de soort
hangt af van de lokale, regionale, landelijke en Europese stand van de soort. Bij
activiteiten waarbij bijvoorbeeld enkele dieren van een soort geschaad dreigen te
worden, moet worden bekeken welk effect dit heeft op de populatie: de stand van
de soort op lokaal, regionaal, landelijk of Europees niveau. Op welk niveau
gekeken moet worden hangt weer af van de zeldzaamheid van de soort. Een zeer
zeldzame soort zal op lokaal niveau bezien moeten worden. Een zeer algemene
soort kan op Europees niveau bekeken worden (Ministerie van LNV, 2010).
1.3
Verantwoordelijkheden
1.3.1 De initiatiefnemer is hoofdverantwoordelijk voor de naleving van deze
gedragscode en de aan te spreken partij voor het bevoegd gezag. In
overeenstemming met de wet wordt de verantwoordelijkheid voor het toepassen
van de wet binnen de gemeente bij het afdelingshoofd neergelegd. Een
afdelingshoofd opereert namens het college als gedelegeerd opdrachtgever
(initiatiefnemer). Dit laat onverlet dat de opdrachtnemer een eigen
verantwoordelijkheid heeft en door de initiatiefnemer aansprakelijk gesteld kan
worden voor eventuele schade die door het niet correct naleven van de
gedragscode door opdrachtnemer ontstaat.
Bij de opdrachtverlening dient de initiatiefnemer voor zover mogelijk rekening te
houden met de gevolgen voor de planning van eventueel benodigde onderzoeken
of een ontheffingsaanvraag.
1.3.2 De gemeente Amstelveen maakt deze gedragscode actief openbaar, zodat
haar eigen personeel, (potentiële) opdrachtnemers, belanghebbenden en
belangstellenden tijdig over het bestaan en de inhoud van de gedragscode
worden geïnformeerd.
1.3.3 Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor het ten behoeve van een
natuurtoets beschikbaar stellen van al eerder geïnventariseerde gegevens over
beschermde en bijzondere natuurwaarden.
1.3.4 De afdelingshoofden van Wijkbeheer Noord, Wijkbeheer Zuid en van de
afdeling Ruimtelijke Ordening en Vergunningen zijn verantwoordelijk voor het
implementeren, evalueren en actualiseren van deze gedragscode. Onderdeel van
de implementatie is onder meer het verzorgen van educatie.
1.3.5 Het afdelingshoofd maakt deze gedragscode onderdeel van alle opdrachten
die in het kader van de hieronder beschreven werkzaamheden worden verstrekt.
In bestekken, opdrachtbrieven en contracten wordt expliciet verwezen naar deze
gedragscode, die tevens als bijlage bij opdrachtbrieven en contracten wordt
opgenomen. De opdrachtnemer bevestigt schriftelijk de werkzaamheden volgens
deze gedragscode uit te voeren.
1.3.6 Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor het inventariseren van het
plangebied op beschermde soorten en het juiste gebruik van de genoemde
inventarisatiegegevens in de planning en te nemen maatregelen in de
besteksvoorbereiding van de werkzaamheden.
1.3.7 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het adequaat uitvoeren van de in
deze gedragscode beschreven maatregelen, ook als deze in onderaanneming
worden uitgevoerd.
1.3.8 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het tijdig, correct en volledig
informeren en instrueren van de bij de werkzaamheden en maatregelen betrokken
personen.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
11
1.3.9 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het aanwezig zijn van deze
gedragscode met bijlagen op de locatie waar de werkzaamheden worden
uitgevoerd.
1.3.10 De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het geven van een adequate
invulling aan de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de
werkzaamheden, ook in gevallen waarin deze gedragscode niet voorziet. De
juiste expertise dient altijd ingezet te worden. Genomen maatregelen moeten
gedocumenteerd worden.
1.3.11 De opdrachtnemer kan door het afdelingshoofd aansprakelijk worden
gesteld voor schade, als deze het gevolg is van het niet naleven van deze
gedragscode.
1.3.12 Ook bij afwezigheid van schade is het afdelingshoofd bevoegd om sancties
jegens de opdrachtnemer te treffen, als blijkt dat deze zich niet houdt aan de
gedragscode.
1.3.13 De afspraken tussen initiatiefnemer en opdrachtnemer worden vastgelegd
in het Afsprakenformulier (zie bijlage 3).
1.4
Informatie aanwezigheid beschermde soorten
De gemeente Amstelveen verzamelt vanaf 2005 informatie over planten en dieren
op haar grondgebied. De gemeente heeft een applicatie ”Kijk op Amstelveen”,
waar deze gegevens gebundeld en beschikbaar gemaakt zouden kunnen worden.
Om de gegevens nu beschikbaar te krijgen worden de bronhouders (beheerders,
milieuregisseur) geraadpleegd.
Voor deze gedragscode is de Soortenlijst-Amstelveen gemaakt van de soorten
die op Amstelveens grondgebied voorkomen. Behalve inventarisaties van de
gemeente zelf, zijn gegevens verzameld bij: Vogelwerkgroep Amstelveen, De
Amsterdamse Hengelsportvereniging, waarneming.nl, www.florafauna.amsterdam.nl en diverse adviesbureaus die in opdracht van de gemeente
natuuronderzoek verrichtten.
Bijlage 1 geeft de beschermde soorten met een omschrijving of de soort zeker of
mogelijk of (waarschijnlijk) niet in de gemeente voorkomt. De gegevens komen uit
de jaren 2003-2008. De gemeente Amstelveen zal de soortenlijst jaarlijks
aanvullen. Eens per vijf jaar laat de gemeente beoordelen of de lijst voor vogels
en tabel 2-soorten nog actueel is. Voor tabel 3-soorten is dit eens per 3 jaar.
In de navolgende paragrafen wordt op hoofdlijnen beschreven hoe de werkwijze
dient te zijn. In hoofdstuk 2 respectievelijk 3 gaat de gedragscode in detail in op
ruimtelijke ingrepen respectievelijk bestendig beheer en onderhoud.
1.5
Voorbereiding van werkzaamheden
De initiatiefnemer van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen
respectievelijk van beheer en onderhoud bereidt zijn plan, project of
werkzaamheden voor zoals staat beschreven in paragraaf 2.2 respectievelijk
paragraaf 3.2.
1.6
Onvoorziene natuurwaarden tijdens werkzaamheden
1.6.1 Wanneer tabel 2-soorten onverwacht worden aangetroffen en aantasting
onvermijdelijk is, zullen in nauw overleg met een deskundige, ter plaatse van de
betreffende biotoop tijdelijk geen werkzaamheden worden uitgevoerd. De
werkzaamheden worden hervat als de voortplantingsactiviteiten op die locatie zijn
beëindigd en de eventuele jongen zelfstandig de locatie kunnen verlaten.
Wanneer dit plantechnisch niet mogelijk is, zullen de betreffende tabel 2-soorten
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
12
worden verplaatst naar geschikte biotopen in de nabijheid van het werk. Die
biotopen dienen ten minste vijf jaar onaangetast te blijven. De verplaatsing wordt
begeleid door een deskundige en vindt plaats buiten het voortplantingsseizoen
van desbetreffende soorten.
1.6.2 Wanneer tabel 3-soorten of vogels onverwacht worden aangetroffen en
aantasting onvermijdelijk is, zal in nauw overleg met een deskundige een
ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Ook als
een beschermde soort wordt aangetroffen die niet in de gedragscode is
behandeld of als het een ingreep is anders dan bestendig beheer, is een
ontheffing nodig. De biotoop van de tabel 3-soort of vogel zal tot die tijd blijven
voldoen en indien mogelijk worden relevante delen gemarkeerd zodat deze niet
worden aangetast.
1.6.3 Wanneer nesten van vogels uit categorie 1 t/m 5 (Minister van LNV, 2009)
onverwacht aangetroffen worden, zullen in nauw overleg met een deskundige ter
plaatse van de betreffende biotoop tijdelijk geen werkzaamheden worden
uitgevoerd. Er wordt een omgevingscheck door een deskundige gedaan om vast
te stellen welke mitigerende maatregelen genomen moeten worden om alle
ecologische functies voor de desbetreffende soort in het leefgebied te behouden.
De werkzaamheden worden pas hervat als de mitigerende maatregelen zijn
uitgevoerd en functioneren. Een alternatief is het aanvragen van een ontheffing
op grond van een belang genoemd in de Vogelrichtlijn. Het belang 'Uitvoering van
werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling' valt daar
niet onder.
1.6.4 Het is van belang dat de genomen maatregelen bij onvoorziene
omstandigheden en de eventuele effecten op beschermde soorten goed
gedocumenteerd en gearchiveerd worden. Daarmee is later gemakkelijker aan te
tonen dat er zorgvuldig werd gehandeld.
1.7
Informatieverstrekking en terugkoppeling
1.7.1 Het afdelingshoofd draagt er zorg voor dat de opdrachtnemer tijdig en
adequaat is geïnformeerd over de bestaande natuurwaarden, door de informatie
genoemd in paragraaf 1.5.2. toe te voegen aan opdrachtbrieven en contracten.
Markering en aanwijzing in het veld kunnen een deel van de informatie
vervangen.
1.7.2 Het afdelingshoofd draagt er zorg voor dat actuele gegevens over
aanwezige soorten uit tabel 2 en 3 en vogels verkregen uit veldonderzoek ten
behoeve van ruimtelijke ingrepen of beheer- en onderhoudwerkzaamheden ´om
niet´ beschikbaar worden gesteld en verwerkt kunnen worden in de SoortenlijstAmstelveen.
1.8
Toezicht en handhaving
1.8.1 Gedurende de uitvoeringsfase wordt in opdracht van de initiatiefnemer door
een deskundige steekproefsgewijs toezicht gehouden op de juiste toepassing van
de gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amstelveen.
1.8.2 De formeel handhavende instantie is de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit
(nVWA) (voorheen AID). De nVWA kan op eigen initiatief en op verzoek
handhavend optreden. Daarbij wordt gekeken of de juiste procedure is gevolgd
en/of de voorschriften en gedragsregels die vermeld zijn in de gedragscode
worden nageleefd door de initiatiefnemer en door de instanties of personen die
voor hem de werkzaamheden uitvoeren.
1.8.3 De initiatiefnemer is te allen tijde eindverantwoordelijk voor het volgen van
de voorschriften en gedragsregels van de gedragscode, dus ook voor de kwaliteit
van de uitgevoerde veldonderzoeken en voor de gevolgde procedures.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
13
1.9
Slotbepalingen
1.9.1 Voor de zorgvuldige uitvoering van op beschermde natuur gerichte
maatregelen wordt door de opdrachtnemer tijdig voorzien in deskundige
ecologische begeleiding.
1.9.2 In gevallen waarin deze gedragscode niet voorziet en bij twijfel over de
meest adequate uitvoering van maatregelen, wordt in nauw overleg tussen
opdrachtgever en opdrachtnemer tijdig advies van een deskundige ingewonnen.
Maatregelen worden conform het advies van de deskundige en in de geest van de
gedragscode uitgevoerd. Het is van belang dat de genomen maatregelen en de
eventuele effecten op beschermde soorten goed gedocumenteerd worden.
Dergelijke informatie moet minimaal twee jaar bewaard blijven, zodat zij
bijvoorbeeld beschikbaar zijn voor de nVWA (nieuwe Voedsel en Waren
Autoriteit).
1.9.3 In gevallen van calamiteiten worden passende maatregelen genomen, die
aansluiten bij de geest van de gedragscode. Het is van belang dat de genomen
maatregelen en de eventuele effecten op beschermde soorten goed
gedocumenteerd worden.
1.9.4 De gemeente Amstelveen draagt zorg voor tijdige aanpassing van deze
gedragscode als de (bekende) verspreiding van beschermde soort(groep)en dit
noodzakelijk maakt.
1.9.5 De gemeente Amstelveen zorgt voor tijdige actualisering van deze
gedragscode, indien wijzigingen in wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven.
1.9.6 De gemeente Amstelveen evalueert deze gedragscode ten minste iedere vijf
jaar op effectiviteit en uitvoerbaarheid en past de gedragscode in samenspraak
met het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zonodig aan.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
14
2 Ruimtelijke ingrepen
.......................................................................................................................................................................................
Inleiding
Om de gemeentelijke planprocessen beter beheersbaar te maken werkt onder
meer de afdeling Ruimtelijke Ordening en Vergunningen (ROV) van de gemeente
Amstelveen met de Richtingaanwijzer, voor gebiedsgerichte ontwikkelingen
(Afdeling Vastgoed, 2010). De conceptversie van dat document, waarop deze
gedragscode mede is gebaseerd, dateert uit 2010. In de Richtingaanwijzer is het
planproces opgedeeld in fasen, die in beginsel elk afzonderlijk worden afgesloten
door goedkeuring van het beslisdocument. Voor elke fase is aangegeven welke
producten en inhoudelijke bijdragen nodig zijn en welke bestuurlijke
besluitvorming moet plaatsvinden.
De gemeente Amstelveen wil de verplichtingen die voortkomen uit de Flora- en
faunawet opnemen in de processen die te maken hebben met ruimtelijke
planvorming. Bijlage 2 geeft een handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke
planvorming. Deze handreiking is afgeleid van de handleiding die de gemeente
Amsterdam (Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, 2004) gebruikt.
Ruimtelijke ingrepen omvatten plannen en projecten, activiteiten en
werkzaamheden die meestal een functieverandering tot gevolg hebben en
meestal leiden tot ingrijpende veranderingen. Het betreft kortom plannen of
projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting. De gedragscode
voor ruimtelijke ingrepen is van toepassing op alle soorten, behalve de soorten
aangewezen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage I van het Besluit
vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten (tabel 3-soorten) en vogels. In het
laatste geval moet een ontheffing aangevraagd worden.
2.1
Beschermde soorten en ruimtelijke ingrepen
2.1.1 Dit deel van de gedragscode heeft betrekking op werkzaamheden in het
kader van ruimtelijke ingrepen en omvat bouw-, cultuur- en civieltechnische
werkzaamheden. Het gaat om werkzaamheden die voortvloeien uit
bestemmingsplannen, bouwprojecten, bouw- en sloopplannen, herinrichting van
de openbare ruimte, infrastructurele werken en grond- en waterwerken. De
werkzaamheden worden uitgevoerd bij de ontwikkeling van projecten in het kader
van stedenbouw, wegenbouw, spoorwegbouw, ontwikkeling van
bedrijventerreinen en groenprojecten.
In de handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming (zie bijlage 2) is
deze procedure expliciet gemaakt.
2.1.2 In beginsel zijn in Amstelveen voor deze gedragscode werkzaamheden in
relatie tot de volgende elementen van belang:






Groeiplaatsen van de binnen gemeente Amstelveen aangetroffen
beschermde plantensoorten vermeld in tabel 2. Groeiplaatsen van in het wild
levende beschermde plantensoorten vermeld in tabel 3 zijn in Amstelveen
niet bekend.
Bomen met holen, spleten of rottingsgaten (uilen, spechten, vleermuizen).
Trekroutes, vaste verblijfplaatsen en foerageergebied van vleermuizen.
Nesten van eekhoorn.
Gebieden/wateren met Waterspitsmuis.
De vier categorieën vogelnesten waarvoor de verbodsbepalingen van artikel
11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen gelden staan in paragraaf
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
15








1.2, onder Vogels. Ze worden besproken door de Minister van (het
voormalige) LNV (2009) in de brochure 'Bijlage Aangepaste lijst jaarrond
beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep'.
Gebieden/bouwgrond/weilanden/daken/gebouwen met in gebruik zijnde
nesten van vogels.
Overige in gebruik zijnde nesten van vogels.
Roestbomen (slaap- en rustbomen) en andere vaste verblijfplaatsen van
uilen.
Wateren met bittervoorn, rivierprik, kleine modderkruiper, meerval,
rivierdonderpad.
Voortplanting-, overwinterings-, rust- en verblijfplaatsen van rugstreeppad en
poelkikker.
Voortplanting-, overwinterings-, rust- en verblijfplaatsen van ringslang.
Gebieden/wateren met groene glazenmaker.
Potentieel habitat voor Grote modderkruiper en Noordse woelmuis.
2.1.3 Bij de uitvoering van de werkzaamheden voor ruimtelijke ingrepen wordt
rekening gehouden met de meest kwetsbare periode voor de betreffende planten diersoorten. In de navolgende kalenders van werkzaamheden is per activiteit
met drie kleuren aangegeven wanneer werkzaamheden bijvoorkeur wel, niet of
onder voorwaarden kunnen plaatsvinden.

geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren


2.2
Op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels wordt in principe gewerkt in
de 'veiligste' perioden zoals met GROEN aangegeven in de kalender van
werkzaamheden. In deze periode kan zonder voorwaarden worden gewerkt,
mits de algemene zorgplicht in acht wordt genomen.
Onder voorwaarden kan op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels
buiten de veiligste periode worden gewerkt. In de kalender van
werkzaamheden is met GEEL aangegeven wanneer dat kan.
Bepaalde werkzaamheden worden op locaties met tabel 2- en 3-soorten en
vogels nooit in de kwetsbare periode uitgevoerd. In de kalender is dit met
ROOD aangegeven.
Werkwijze bij de voorbereiding van plannen en projecten
Toelichting: het onderstaande stappenplan is bedoeld om al bij een planinitiatief
een inschatting te maken van de benodigde onderzoeksinspanning. Er kan tijdig
rekening gehouden worden met het inplannen van veldonderzoek en bij de
uitvoering van werkzaamheden noodzakelijke maatregelen dan wel gestart
worden met de ontheffingsaanvraag voor de Flora- en faunawet.
2.2.1 Vóór elk plan of project wordt met betrekking tot het plangebied het
onderstaande stappenplan doorlopen om vast te stellen of en met welke
beschermde soorten bij uitvoering rekening moet worden gehouden (zie ook de
handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming, bijlage 2).
Bij stap 1 wordt vastgesteld of de in Amstelveen te verwachten soorten concreet
voorkomen in het plangebied of de directe omgeving. Stap 1 is mede gebaseerd
op (actuele) gegevens van diverse bronnen (zie paragraaf 1.4). Indien geen
actuele gegevens beschikbaar zijn, worden deze door veldonderzoek verzameld.
2.2.2 Indien blijkt (stap 2) dat de werkzaamheden negatieve effecten kunnen
hebben, wordt in stap 3 vastgesteld of:
 er voor het plan of project met inbegrip van de locatie geen alternatief
voorhanden is (voorkomen);
 er alternatieven zijn voor de wijze van uitvoering van de ingreep dan wel de
periode waarin de uitvoering is gepland dan wel aanvullende maatregelen
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
16

mogelijk zijn om de schade te beperken (mitigeren) en de functionaliteit van
het leefgebied in stand te houden.
er mogelijkheden zijn om het verloren leefgebied te vervangen
(compenseren).
2.2.3 Indien een plan of project negatieve effecten kan hebben op tabel 2-soorten
(stap 4) en er niet volgens de gedragscode gewerkt kan worden en er geen
alternatieven zijn en schade onvoldoende kan worden gemitigeerd, dan wordt een
ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd.
2.2.4 Indien een plan of project negatieve effecten kan hebben op tabel 3-soorten
en/of op vogels (stap 4b) en er geen alternatieven zijn en het onzeker is of
schade voldoende kan worden gemitigeerd, dan wordt een ontheffing ex artikel 75
van de Flora- en faunawet aangevraagd.
2.2.5 Indien in een plangebied tabel 2-soorten zijn vastgesteld, dan wordt het
project aantoonbaar uitgevoerd met de in deze gedragscode genoemde
maatregelen (stap 4a). Hiervoor wordt het afsprakenformulier ingevuld en tijdens
het project steeds bijgewerkt. Dit afsprakenformulier moet te gebruiken zijn als
(ecologisch) werkprotocol. Het afsprakenformulier maakt onderdeel uit van het
PvE (Programma van Eisen) en dient tijdens het project actueel gehouden te
worden.
2.2.6 Voor elk plan of project wordt de Amstelveense handreiking Flora- en
faunawet en ruimtelijke planvorming gevolgd (zie Bijlage 2: Amstelveense
handreiking Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming).
Stap1 - Bepalen
beschermde soorten
verwachting en
inventarisatie
Opstellen van een lijst met beschermde soorten die
zeker of mogelijk in het plangebied voorkomen op
basis van beschikbare gegevens en indien nodig
veldonderzoek.
Stap 2 - Bepalen van
effecten
Indien een ingreep effecten kan hebben op tabel 2en/of tabel 3-soorten en vogels wordt bepaald of de
ingreep leidt tot overtreding van verbodsbepalingen
van de Flora- en faunawet.
Stap 3 - Alternatieven
studie
Zijn er alternatieven (voorkomen, mitigeren,
compenseren) om die overtreding te niet te doen, zo
niet, zie stap 4a of 4b.
Stap 4a - Toepassing
gedragscode
Bij te verwachten schade aan tabel 2-soorten wordt
aantoonbaar gewerkt conform de maatregelen zoals
vermeld in de gedragscode. Kan dat niet, dan wordt
ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet
aangevraagd.
Stap 4b - Aanvraag
ontheffing
Bij te verwachten schade aan vogels en/of tabel 3soorten wordt een ontheffing ex artikel 75 van de
Flora- en faunawet aangevraagd.
2.3
Standaardmaatregelen voor het vermijden en verminderen van
schade aan natuurwaarden
Het doel van de in deze paragraaf genoemde maatregelen is het voorkomen van
wezenlijke invloed op beschermde soorten en het voorkomen van onnodig lijden
van alle planten en dieren. Uitgangspunt is dat de onderstaande werkzaamheden
zijn voorbereid conform de richtlijnen in de handreiking Flora- en faunawet en
ruimtelijke planvorming (zie bijlage 2). Er wordt bij voorkeur gewerkt in veilige
perioden zoals aangegeven in de verschillende kalenders (schema) voor
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
17
werkzaamheden bij ruimtelijke ingrepen (zie paragraaf 2.3.1 tot en met
2.3.7).Voor sommige situaties kan gemotiveerd van de genoemde maatregelen
worden afgeweken. Er dient dan een werkprotocol bij het afsprakenformulier te
worden gevoegd (zie bijlage 3). Het werkprotocol beschrijft welke maatregelen
voor een bepaalde soort of diergroep genomen zullen worden en beargumenteert
waarom wordt afgeweken van de in de gedragscode voorgestelde algemene
maatregelen. Ook wordt onderbouwd waarom de genomen maatregelen beter of
hetzelfde de functionaliteiten van de betreffende populatie garanderen.
2.3.1
Werkzaamheden mogen het
hele jaar als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten herbergt en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met muurplanten
Bij renovatie-, verbouwings- en sloopwerkzaamheden dient rekening te worden
gehouden met beschermde muurplanten.
Muurplanten zijn over het algemeen moeilijk te verplaatsen. Bij werkzaamheden
moet men daarom zoveel mogelijk uitgaan van behoud van het muurplantbiotoop.
Als dat niet kan, dan is verplaatsen een mogelijkheid. De groeiomstandigheden
worden waar mogelijk en volgens het advies van een deskundige teruggebracht
(vocht, expositie kalkmortel enz.). Indien mogelijk worden oude begroeide stukken
muur opnieuw hergebruikt onder dezelfde omstandigheden. Grote oppervlakten
worden bij voorkeur gefaseerd behandeld. Materiaal en materieel worden zo
gebruikt en opgeslagen dat het geen schade aan muurplanten of het
muurplantbiotoop toebrengt. Als goede maatregelen worden getroffen om
uitdroging, beschadiging, etc. te voorkomen dan kunnen in principe de
werkzaamheden jaarrond plaatsvinden en bij voorkeur in de periode tussen 1
november en 1 april. De precieze periode verschilt per soort. Soortspecifieke
informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.florafauna.amsterdam.nl.
Voor een overzicht van de perioden zie onderstaand schema.
Periode / soorten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Muurplanten
2.3.2
Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met vleermuizen
en/of vogels
Bij renovatie-, verbouwings- en sloopwerkzaamheden en het verwijderen van
groen direct tegen de bebouwing (bijvoorbeeld klimop) dient rekening te worden
gehouden met aanwezigheid van vleermuizen en/of vogels.
Voordat renovatie-, verbouwings- en sloopwerkzaamheden kunnen plaatsvinden,
wordt door een deskundige vastgesteld of vleermuizen en/of vogels de
bouwwerken als verblijfplaats gebruiken, en zo ja wat het feitelijke gebruik van
een bouwwerk door die dieren is (winterverblijf, kraamverblijf, paarverblijf enz.).
Bij het oprichten van bruggen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat deze een
barrière gaan vormen voor de vliegroutes van vleermuizen.
Als de functionaliteit van het leefgebied mogelijk in het geding is, wordt een
ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd. Nagenoeg altijd
is dit nodig als er een verblijfplaats van vleermuizen of een jaarrond beschermd
vogelnest aanwezig is.
Aan een ontheffing zijn meestal voorwaarden verbonden. De voor vleermuizen
en/of vogels te nemen mitigerende en compenserende maatregelen moeten
worden opgesteld in samenspraak met een deskundige en vastgelegd worden in
een werkprotocol. In het werkprotocol wordt opgenomen in welke periode de
werkzaamheden het beste kunnen plaatsvinden. Het werkprotocol moet ook
aandacht besteden aan (wijze van) opslag van materiaal en materieel. Ook de
uitvoering zal onder begeleiding van een deskundige moeten plaatsvinden.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
18
Er is in dit geval voor vleermuizen geen kalender opgenomen omdat afhankelijk
van de situatie in verschillende perioden van het jaar gewerkt moet worden. Op
locaties waar vleermuizen jaarrond aanwezig zijn kan het beste gewerkt worden
in de periode dat de vleermuizen actief zijn. De vleermuizen zijn dan relatief
gemakkelijk op te sporen waardoor de belangrijke locaties (bijvoorbeeld
kraamverblijf of paarterritorium) ontzien kunnen worden.
Indien nesten van vogels aanwezig zijn die jaarrond zijn beschermd is altijd een
omgevingscheck nodig, zie verder paragraaf 1.2, Vogels.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
Voor een overzicht van de perioden zie onderstaand schema. Soortspecifieke
informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.florafauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Broedvogels
activiteit niet
uitvoeren
2.3.3
Dempen / verbreden / baggeren in het kader van achterstallig
onderhoud / vervangen beschoeiingen
Bij dempen, verbreden van wateren of baggeren in het kader van achterstallig
onderhoud zijn soorten als rietorchis, kleine karekiet en misschien waterspitsmuis
te verwachten. Men dient rekening te houden met beschermde planten,
zoogdieren, vissen, amfibieën, vogels en insecten.
Werkzaamheden mogen het
hele jaar als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten herbergt en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Wanneer bij het dempen, verbreden of baggeren negatieve effecten op tabel 3soorten (zoals vleermuizen, waterspitsmuis, ringslang, bittervoorn,
rugstreeppad, groene glazenmaker) optreden, is ontheffing ex artikel 75 van
de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Voordat werkzaamheden kunnen plaatsvinden wordt door een deskundige
conform daarvoor geldende methodieken en protocollen vastgesteld of:
 in gebruik zijnde nesten van vogels aanwezig zijn;
 het waterlichaam en bijbehorende oevervegetatie deel uitmaakt van een
belangrijke vliegroute of foerageergebied van vleermuizen;
 in gebruik zijnde broeihopen van ringslang aanwezig zijn;
 plaatsen bekend staan als overwinteringplekken voor ringslang of amfibieën;
 het plangebied onderdeel is van het leefgebied van groene glazenmaker;
 beschermde planten aanwezig zijn.
Voor de maatregelen bij baggeren wordt verwezen naar paragraaf 3.3.11.
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en
andere (mitigerende) maatregelen:
 Het (gedeeltelijk) dempen, vergraven of baggeren van sloten of watergangen
wordt uitgevoerd in de richting van sloten die gehandhaafd blijven, zodanig
dat vissen en amfibieën daar naar toe kunnen uitwijken. Wanneer dit niet
mogelijk is (bodemvis), worden vissen en amfibieën tijdig weggevangen en
uitgezet in geschikt biotoop in de omgeving, bijvoorbeeld op de hieronder
beschreven wijze. De waterstand wordt verlaagd tot circa15 centimeter
middels het aanbrengen van dammetjes in het water. Eventueel wordt er
gewerkt met een laagte (put) in (het te dempen deel van) de watergang
waarin de vissen zich kunnen concentreren, wat het wegvangen
vergemakkelijkt. De in de watergang aanwezige vissen en amfibieën maar
ook waardplanten (o.a. krabbenscheer) en waarddieren (o.a. grote
zoetwatermossels) worden door een deskundige gevangen en verplaatst
naar een geschikt water in de nabije omgeving. De watergang wordt zo snel
mogelijk na het wegvangen gedempt.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
19






geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Werkzaamheden mogen het
hele jaar als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten herbergt en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.

Vogels: werkzaamheden worden uitgevoerd op het moment dat vogels geen
gebruik maken van de begroeiing. Er wordt bij voorkeur gewerkt tussen 1
september en 1 maart. Eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde nesten
worden ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig
heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van
het nest gewerkt kan worden.
Vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd als de
functionaliteit (foerageren, migratie) van het vleermuisleefgebied intact blijft.
Voor de juiste periode wordt een deskundige geraadpleegd. Anders wordt
een ontheffing aangevraagd.
Overige zoogdieren (Waterspitsmuis): geen werkzaamheden in het
voortplantingsseizoen (maart-augustus). Indien de plek onderdeel is van een
overwinteringplaats, wordt in overleg met een deskundige bepaald of de
werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd.
Ringslang: geen werkzaamheden in het voortplantingsseizoen van 1 maart
tot 1 november. Broedhopen van ringslang worden ontzien. Indien de plek
onderdeel is van een overwinteringplaats wordt in overleg met een
deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden
uitgevoerd.
Amfibieën, vissen: in beginsel werkzaamheden uitvoeren in de periode 15 juli
- 1 november en geen werkzaamheden in het voortplantingsseizoen van 1
maart tot 15 juli. Indien de plek onderdeel is van een overwinteringplaats
wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe,
kunnen worden uitgevoerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de
temperatuur in relatie tot verminderde mobiliteit.
Insecten (groene glazenmaker): groene glazenmaker is sterk gebonden aan
het voorkomen van krabbescheer. Eieren worden er op afgezet en larven
leven erin. Als het waterlichaam en/of oeverbegroeiing deel uitmaakt van het
leefgebied van deze soort wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en
faunawet aangevraagd. Een deskundige kan mitigerende maatregelen
formuleren. Deze moeten zich richten op het sparen van krabbescheer
(aangeraden wordt 50%). De oevervegetatie waar zich imago's kunnen
ophouden mag niet aangetast worden in de vliegperiode (1 juni tot 1
oktober).
Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moet er in de buurt
geschikte groeiplaats aanwezig zijn, zodat de lokale populatie niet in het
geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn, wordt deze
gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor ingrepen aan water en oevers
zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op
http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Ringslang
Amfibieën
Vissen
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
2.3.4
Verwijderen opgaande begroeiing: struweel, bosplantsoen, bomen
en/of laanbeplanting
Bij verwijderen van opgaande begroeiing dient rekening te worden gehouden met
beschermde planten en dieren. Voordat werkzaamheden kunnen plaatsvinden
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
20
wordt door een deskundige conform daarvoor geldende methodieken en
protocollen vastgesteld of:
 in gebruik zijnde nesten van vogels of eekhoorns aanwezig zijn;
 jaarrond beschermde nesten van vogels, en/of andere vaste verblijfplaatsen
van vogels aanwezig zijn;
 verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen aanwezig zijn, en zo ja wat het
feitelijk gebruik van een boom door vleermuizen is (winterverblijf,
kraamverblijf, paarverblijf);
 de begroeiing deel uitmaakt van een belangrijke vliegroute of belangrijk
foerageergebied van vleermuizen;
 de ringslang of amfibieën verblijfplaatsen hebben in de begroeiing;
 beschermde planten aanwezig zijn.
Bij negatieve effecten op tabel 3-soorten (vleermuizen, ringslang,
rugstreeppad) en/of vogels is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet
noodzakelijk. Bij vogels kunnen vaak mitigerende maatregelen voldoende
bescherming bieden, waarbij gewerkt dient te worden zoals weergegeven door de
Minister van LNV (2009) (zie paragraaf 1.2, onder Vogels).
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en
andere (mitigerende) maatregelen:
 Er wordt zodanig vanuit één zijde gewerkt dat dieren kunnen ontsnappen.
 Het verwijderen van grote oppervlakten aaneengesloten vegetatie gebeurt
idealiter gefaseerd in ruimte en tijd.
 Vogels: er wordt in principe gewerkt buiten het broedseizoen (1 maart - 1
september); eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde nesten worden
ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In
overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest
gewerkt kan worden.
 Vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd als de
functionaliteit van het vleermuisleefgebied intact blijft (paarverblijf, kolonie,
foerageren, migratie). Tijdig wordt een deskundige ingeschakeld voor de
mogelijke ontheffingaanvraag, werkperiode en andere maatregelen.
 Eekhoorn: indien nesten aanwezig zijn wordt gewerkt buiten de perioden dat
de nesten in gebruik zijn. Het kan gaan om voortplantingsnesten of om
winternesten. De beste periode om werkzaamheden uit te voeren is
september en oktober. Er moet altijd eerst gecontroleerd worden of het nest
niet in gebruik is.
 Ringslang en amfibieën: beplanting met verblijfplaatsen van ringslang en/of
amfibieën wordt voor het verwijderen gecontroleerd op aanwezige dieren;
eventueel aangetroffen individuen worden verplaatst naar geschikt biotoop in
de omgeving. Broedhopen van ringslang worden idealiter (indien mogelijk)
geheel ontzien. Indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in
overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen
worden uitgevoerd. De precieze periode verschilt per soort.
 Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moet er in de buurt
geschikte groeiplaats aanwezig zijn, zodat de locale populatie niet in het
geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn wordt deze
gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor ingrepen aan opgaande
begroeiing zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op
http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Eekhoorn
zomer/kraamnest
Eekhoorn winternest
Ringslang
Amfibieën
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
jan
feb
21
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Insecten
Planten
2.3.5
Verwijderen begroeiing: ruigte, ruiggras, riet en
rietlandbegroeiingen
Werkzaamheden mogen het
hele jaar als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten herbergt en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Voorafgaand aan grondwerken wordt de begroeiing verwijderd. Zie voor
grondwerken paragraaf 2.3.6.
Bij ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen zijn soorten te verwachten als
ringslang, rietorchis, kleine karekiet, dotterbloem. Ook waterspitsmuis kan deze
begroeiing als leefgebied hebben.
Bij verwijderen van ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen dient rekening te
worden gehouden met beschermde planten en dieren. Voordat werkzaamheden
kunnen plaatsvinden wordt door een deskundige vastgesteld of:
 in gebruik zijnde nesten van vogels aanwezig zijn;
 de begroeiing deel uitmaakt van een belangrijke vliegroute of belangrijk
foerageergebied van vleermuizen;
 de begroeiing leefgebied is van de waterspitsmuis;
 de Ringslang of amfibieën verblijfplaatsen hebben in de begroeiing;
 beschermde planten aanwezig zijn.
Bij negatieve effecten op tabel 3-soorten (vleermuizen, ringslang, rugstreeppad)
en/of vogels is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Bij vogels kunnen vaak mitigerende maatregelen voldoende bescherming bieden
waarbij gewerkt dient te worden zoals weergegeven door Minister van LNV (2009)
(zie paragraaf 1.2 Vogels).
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en
andere (mitigerende) maatregelen:
 Er wordt zodanig vanuit één zijde gewerkt dat dieren kunnen ontsnappen.
 Vogels: er wordt in principe gewerkt buiten het broedseizoen (1 maart - 1
september); eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde nesten worden
ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In
overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest
gewerkt kan worden.
 Vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd als de
functionaliteit van het vleermuisleefgebied intact blijft (foerageren). Tijdig
wordt een deskundige ingeschakeld voor de mogelijke ontheffingaanvraag,
werkperiode en andere maatregelen.
 Overige zoogdieren (Waterspitsmuis): geen werkzaamheden in het
voortplantingsseizoen (maart-augustus). Indien de plek onderdeel is van een
overwinteringplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de
werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd.
 Ringslang en amfibieën: beplanting met verblijfplaatsen van ringslang en/of
amfibieën wordt voor het verwijderen gecontroleerd op aanwezige dieren;
eventueel aangetroffen individuen worden verplaatst naar geschikt biotoop in
de omgeving. Broedhopen van ringslang worden idealiter (indien mogelijk)
geheel ontzien. Indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in
overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen
worden uitgevoerd. De precieze periode verschilt per soort.
 Insecten (groene glazenmaker): groene glazenmaker is sterk gebonden aan
het voorkomen van krabbescheer. Eieren worden er op afgezet en larven
leven erin. Als het waterlichaam en/of oeverbegroeiing deel uitmaakt van het
leefgebied van deze soort wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en
faunawet aangevraagd. Een deskundige kan mitigerende maatregelen
formuleren. Deze moeten zich richten op het sparen van krabbescheer
(aangeraden wordt 50%). De (oever)vegetatie waar zich imago's kunnen
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
22

ophouden mag niet aangetast worden in de vliegperiode (1 juni tot 1
oktober).
Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moet er in de buurt
geschikte groeiplaats aanwezig zijn, zodat de lokale populatie niet in het
geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn wordt deze
gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor ingrepen in ruige - en
rietlandbegroeiingen zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op
http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
jan
Broedvogels
Vleermuizen
Waterspitsmuis
Ringslang
Amfibieën
Groene glazenmaker
Planten
2.3.6
zetten)
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Grondwerken (bouwrijp maken, afgraven, ophogen, in depot
In principe gaat het om open, vrij kale terreinen. Voor de grondwerken is de
begroeiing al verwijderd. Zie daarvoor de paragrafen 2.3.4 en 2.3.5.
Bij grondwerken zijn pioniersoorten en soorten van dynamische omstandigheden
te verwachten. Het gaat dan om bijvoorbeeld: rugstreeppad, broedvogelkolonies
en nestplaatsen van vogels zoals ijsvogel en oeverzwaluw. Bij negatieve effecten
op tabel 3-soorten (rugstreeppad) en vogels is ontheffing ex artikel 75 van de
Flora- en faunawet noodzakelijk.
Bij grondwerken dient rekening gehouden te worden met beschermde planten en
dieren. Voordat werkzaamheden kunnen plaatsvinden wordt door een deskundige
vastgesteld of:
 in gebruik zijnde nesten van vogels aanwezig zijn;
 leefgebied aanwezig is van rugstreeppad.
Werkzaamheden mogen het
hele jaar als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten herbergt en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd en
andere (mitigerende) maatregelen:
 Vogels: grondwerkzaamheden vinden in principe plaats buiten het
broedseizoen. Vinden grondwerkzaamheden wel plaats in het broedseizoen
dan wordt aangeraden goed te documenteren waarom dit zo is. Eventueel
kunnen preventieve maatregelen genomen worden om nestelen te
voorkomen, maar dit gaat idealiter gepaard met monitoring om te zien of de
maatregelen effect hebben. Eventueel aangetroffen en in gebruik zijnde
nesten worden ontzien tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer
nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand
van het nest gewerkt kan worden. Een maatregel om broeden te voorkomen
is om vóór het broedseizoen (eind maart) aanwezige steilranden af te
vlakken en nieuwe randen te voorkomen.
 Rugstreeppad: bij werkzaamheden in het voortplantingsseizoen (eind april september) worden voorafgaande aan dit seizoen (voor eind februari)
maatregelen genomen om het ontstaan van plasvorming of andere ondiepe
wateren te voorkomen of worden om het werkgebied schermen geplaatst om
het ontoegankelijk te maken voor de rugstreeppad. Plassen en dergelijke
kunnen functioneren als voortplantings-, eiafzetplaats voor de rugstreeppad.
Indien relevant wordt gebruik van het terrein als winterbiotoop voorkomen
door het plaatsen van schermen.
Indien tijdens de grondwerkzaamheden toch de rugstreeppad wordt
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
23

geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
aangetroffen, wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet
aangevraagd.
Als beschermde planten door de ingreep verdwijnen, moeten er in de buurt
geschikte groeiplaatsen aanwezig zijn, zodat de lokale populatie niet in het
geding is. Als er geen groeiplaatsen in de omgeving zijn wordt deze
gecreëerd en wordt een deel van de planten verpoot voor kolonisatie.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden voor beschermde dieren bij
grondwerken zie onderstaand schema. Soortspecifieke informatie staat op
http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
Broedvogels
Rugstreeppad
Planten
2.3.7
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Plaatsen van verlichting
Verlichting kan negatieve effecten hebben op dieren. Van vleermuizen is bekend
dat zij gevoelig kunnen zijn voor licht; dit is soortafhankelijk. Bij het plaatsen van
verlichting wordt rekening gehouden met vleermuizen. Het licht is naar beneden
gericht (dus niet naar alle kanten uitstralend) en directe verlichting van in- en
uitvliegopeningen wordt vermeden. De effecten van de verlichting worden altijd
beoordeeld door een deskundige. Bij mogelijke negatieve effecten is ontheffing
ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Werkzaamheden worden
uitsluitend uitgevoerd als de functionaliteit van het vleermuisleefgebied intact blijft.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
2.3.8
Braakliggende terreinen en gronden
Op braakliggende terreinen kunnen zich zeldzame of beschermde soorten
vestigen. Ook als het terrein maar kort bestaat kan het als biotoop waardevol zijn
en kan het gunstig zijn voor de populaties beschermde soorten. Het gaat daarbij
om terreinen die een andere bestemming hebben dan natuur, maar die tijdelijk
geschikt zijn voor natuur, zoals opgespoten terreinen voor aanleg van woningen,
wegen of bedrijventerreinen en uit gebruik geraakte industrieterreinen. De
beschermde status van de gevestigde soorten kan voor planvorming
consequenties hebben. Het is dus raadzaam deze braakliggende terreinen
regelmatig te inventariseren op beschermde soorten. Voordat braakliggende
terreinen en gronden van inrichting veranderen of worden bewerkt moeten de
stappen doorlopen worden zoals beschreven in bijlage 2.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
24
3 Bestendig beheer en onderhoud
.......................................................................................................................................................................................
Inleiding
Amstelveen is wat betreft het groenbeheer een bijzondere gemeente. Twee van
de ongeveer 20 oudste heemparken van Nederland, het Thijssepark en het
Braakpark, liggen in Amstelveen. Gaandeweg werd het heembeheer uitgebreid.
Er kwamen meer heemparken, bijvoorbeeld: Meander, Wilhelminapark, Anna
Blamanpark, Koos Landwehrpark. Kronenburg, Bos- en vaartlaan, Handweg en
ook andere delen van het openbaar groen kregen een zogenoemd heembeheer.
Het doel is nog steeds het verwezenlijken van inhoudelijk hoogwaardig,
aantrekkelijk en kunstzinnig openbaar groen met een sterk natuurlijke uitstraling
(Koningen, 1995).
Amstelveen koos ook voor bermbeheer een eigen weg. Was de trend na de
veertiger jaren van de vorige eeuw één van chemische middelen en klepelen,
Amstelveen hield vast aan maaien en ruimen van maaisel gericht op de gewenste
bloemrijke vegetaties. Waar mogelijk werden bij aanleg of aanpassingen aan
wegen schrale bodemsituaties gecreëerd (Kiers, 1999).
De procedures voor verschillende typen beheer zijn door Amstelveen beschreven
in verschillende rapporten. Bijlage 4 geeft samenvattingen van deze procedures.
Het gaat om bomenplan (Amstelveen, 2008), Snoeirichtlijn heesters
(Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., 2008), beheer bosplantsoen (Werkgroep
natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985) en Werkdocument Bermflora in
Amstelveen (Kiers, 1999).
Bijzonder in Amstelveen is het beleid om kruidachtige gewassen in het openbaar
groen in te brengen, te handhaven en te bevorderen. De dagelijkse verzorging
van deze diverse begroeiingen, van veel inheemse soorten maar ook van
cultuurgewassen, bestaat vooral uit het verwijderen van ongewenste soorten,
sturing door wel of niet laten uitzaaien of uitgroeien, planten en verplanten
(Koningen, 1995). Het signaleren van de spontane ontwikkelingen in de
begroeiing is daarin cruciaal. Een samenvatting van het Amstelveense beleid op
het gebied van kruidachtige gewassen is ook opgenomen in bijlage 4. Daarin
wordt ook aandacht besteed aan de Amstelveense zadenbank en aan de wijze
waarop Amstelveen die zaden verzamelt en toepast. Het kan zijn dat ontheffing
van artikel 13 van de Flora- en faunawet nodig is, omdat de zaden niet direct
worden gebruikt in de omgeving. Echter, er is geen sprake van commercieel
gewin of handelsdoeleinden.
3.1
Beschermde soorten en bestendig beheer en onderhoud
3.1.1 In dit deel van de gedragscode gaat het uitsluitend om werkzaamheden
gericht op voortzetting van het huidige beheer en onderhoud, bestendig beheer
en onderhoud. Het gaat om werkzaamheden in en rond watergangen, aan en
rond infrastructuur en in het kader van natuurbeheer, landbouw en bosbouw. De
gedragslijnen voor beheer en onderhoud zijn van toepassing op tabel 2- en tabel
3-soorten en vogels.
3.1.2 In beginsel zijn in Amstelveen voor deze gedragscode werkzaamheden in
relatie tot de in paragraaf 2.1.2 beschreven elementen van belang.
3.1.3 Bij de uitvoering van de werkzaamheden voor bestendig beheer en
onderhoud wordt rekening gehouden met de kwetsbare perioden voor de
betreffende plant- en diersoorten. In paragraaf 3.3 is per activiteit met drie kleuren
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
25
aangegeven wanneer werkzaamheden bij voorkeur wel, juist niet of onder
voorwaarden kunnen plaatsvinden. In sommige situaties worden werkzaamheden
uitgevoerd in de kwetsbare perioden van een bepaalde diergroep. Dit gebeurt
onder voorwaarden en vanuit de overtuiging dat zonder die ingreep op dat
moment de natuurwaarde uiteindelijk verslechtert. Amstelveen kiest daarom voor
consequent en dus bestendig beheer, waarbij dieren soms ondanks of juist
dankzij (?) dat beheer een leefgebied kiezen dat tijdelijk minder geschikt wordt na
een beheeringreep. Het gaat bijvoorbeeld om het maaien van grazige vegetaties
relatief vroeg in het jaar om het schrale karakter te behouden.



3.2
Op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels wordt in principe gewerkt in
de 'veiligste' perioden zoals met GROEN aangegeven in de kalender van
werkzaamheden. In deze periode kan zonder voorwaarden worden gewerkt,
mits de algemene zorgplicht in acht wordt genomen.
Onder de voorwaarden kan op locaties met tabel 2- en 3-soorten en vogels
buiten de veiligste periode worden gewerkt. In de kalender van
werkzaamheden is met GEEL aangegeven wanneer dat kan.
Bepaalde werkzaamheden worden op locaties met tabel 2- en 3-soorten en
vogels nooit in de kwetsbare periode uitgevoerd. In de kalender is dit met
ROOD aangegeven.
Werkwijze bij het voorbereiden van beheer en onderhoud
Onderstaande werkwijze zorgt dat vroegtijdig rekening gehouden kan worden met
de aanwezige beschermde soorten. Het helpt de kennis over de natuur in
Amstelveen actueel te houden en zorgt dat er zorgvuldig gehandeld kan worden.
De werkwijze maakt ook duidelijk of en welke maatregelen zinvol zijn te nemen.
Afbakening: de gedragscode is niet van toepassing indien het beheer ingrijpend
gewijzigd wordt. Zo is bij kaalkap van bosplantsoen of omvorming van hooiland, of
kruidenrijk grasland door afgraven geen sprake van bestendig beheer. In
dergelijke gevallen kan een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet
noodzakelijk zijn.
3.2.1 Voor aanvang van werkzaamheden wordt per locatie geschat of en welke
tabel 2- en 3-soorten en vogels worden verwacht (stap I). Dit is gebaseerd op
actuele gegevens van: Vogelwerkgroep Amstelveen, De Amsterdamse
Hengelsportvereniging, waarneming.nl, www.flora-fauna.amsterdam.nl, in de
toekomst mogelijk “Kijk op Amstelveen” en de diverse adviesbureaus die in
opdracht van de gemeente natuuronderzoek verrichtten en specifiek onderzoek.
Indien geen actuele gegevens beschikbaar zijn worden deze via een
veldonderzoek verzameld.
3.2.2 Vervolgens (stap II) wordt bepaald of de werkzaamheden negatieve
effecten kunnen hebben op Amstelveense tabel 2- of 3-soorten of vogels.
3.2.3 Indien de geplande werkzaamheden negatieve effecten kunnen hebben op
tabel 2- of 3-soorten of vogels wordt er gewerkt volgens de maatregelen in deze
gedragscode(stap III). Deze maatregelen voorkomen of mitigeren immers
negatieve effecten. Zijn de maatregelen onvoldoende en zijn er geen
alternatieven, dan wordt een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet
aangevraagd.
Indien de geplande werkzaamheden negatieve effecten kunnen hebben op een
jaarrond beschermd vogelnest (stap III) dan volgt een omgevingscheck en
verdere procedure, zoals beschreven in de brochure 'Uitleg Aangepaste
beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet' (Minister van LNV,
2009). Zie ook 1.2 Vogels.
3.2.4 De hierboven omschreven werkwijze voor de voorbereiding van beheer en
onderhoud is in bijlage 4 gespecificeerd per type beheer. Deze werkwijze wordt
nageleefd.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
26
3.3
Standaardmaatregelen om schade aan natuurwaarden te
voorkomen
Te alle tijde moet de algemene zorgplicht in acht worden genomen. Als duidelijk is
dat het terrein waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden geen leefgebied is
van soorten uit tabel 2 en/of 3 en/of vogels, dan kunnen de werkzaamheden
zonder verdere voorwaarden worden uitgevoerd. Als het terrein waar de
werkzaamheden zullen plaatsvinden wel leefgebied is voor soorten uit tabel 2
en/of 3 en/of vogels, dan dient men rekening te houden met de kwetsbare
perioden van de verschillende soorten.
Waarom bepaalde perioden ontzien?
Is het terrein waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden leefgebied voor
soorten uit tabel 2 en/of 3 en/of vogels, dan zijn de werkzaamheden in bepaalde
perioden niet of onder voorwaarde toegestaan:



3.3.1
De veiligste perioden om de werkzaamheden uit te voeren zijn de 'groene'
perioden. In die perioden is het betreffende gebied 'niet in functie'4 (soorten
zijn bijvoorbeeld in winterslaap) of soorten zijn in staat hun leefgebied te
verplaatsen (vogels die niet broeden kunnen wellicht een nieuw territorium
vinden). In de 'groene' perioden is de kans op het overtreden van de Floraen faunawet zeer klein en kan zonder voorwaarden worden gewerkt.
In de 'gele' periode is er kans de Flora- en faunawet te overtreden
(broedende vogels kunnen bijvoorbeeld niet een ander leefgebied
opzoeken). Onder de in paragraaf 3.3.1 t/m 3.3.14 genoemde voorwaarden
kan in de gele periode toch worden gewerkt. De voorwaarden verzachten de
negatieve effecten of doen deze teniet. Geregeld is specifiek advies van een
deskundige noodzakelijk.
Bepaalde werkzaamheden worden op locaties met tabel 2- en 3-soorten en
vogels niet in de kwetsbare, de 'rode', periode uitgevoerd. De kans dat
streng beschermde soorten worden geschaad is te groot.
Plaatsen en vervangen van hekken en rasters
Een hek of raster kan een ongewenste barrière zijn voor grondgebonden
zoogdieren, amfibieën en reptielen. Het plaatsen van een hek of raster kan
negatieve effecten hebben op planten die toevallig ter plaatse staan of op dieren
die in bijvoorbeeld een bosplantsoen broeden.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen
Amfibieën
Insecten
Planten
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
jan
feb
27
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Werkzaamheden mogen altijd
als het gebied waar gewerkt
wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.





Broedvogels: bij werkzaamheden in het broedseizoen nabij bosplantsoen of
opgaande begroeiing wordt rekening gehouden met vogels. In gebruik zijnde
nesten van vogels worden aangeduid en bij werkzaamheden ontzien tot het
broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een
deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan
worden.
Vleermuizen en overige zoogdieren: bij het plaatsen van hekken en rasters
die vrije doorgang belemmeren wordt rekening gehouden met verblijfplaatsen
(inclusief vliegroute, foerageergebied enz.) van vleermuizen en zoogdieren
als eekhoorn en waterspitsmuis. Werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd
zolang er geen sprake is van ongewenste toenemende barrièrewerking voor
de dieren. De ongewenstheid wordt bepaald door een deskundige.
Reptielen, amfibieën: bij de plaatsing van hekken en rasters die niet
passeerbaar zijn voor de ringslang en voor amfibieën wordt rekening
gehouden met broeihopen, zon- en foerageerplekken, voortplantingsplaatsen
en zomer- en winterverblijven. Het hek kan worden geplaatst zolang er geen
sprake is van ongewenste toenemende barrièrewerking voor reptielen en
amfibieën. De ongewenstheid wordt bepaald door een deskundige.
Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na
de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het
groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus
niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’
periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (zoals daslook,
ruigklokje en orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op
tekening en inzet van personeel dat daarvoor opgeleid is.
Vissen, Insecten: niet van toepassing.
3.3.2
Let op:
Het verwijderen van een rij
laanbomen is geen bestendig
beheer! => zie hoofdstuk 2
Snoeien, kappen en vervangen van alleenstaande bomen
Het bomenplan (Amstelveen, 2008) is de leidraad voor deze werkzaamheden.
Een samenvatting van deze werkwijze staat in bijlage 4. Voor bomen in
beplanting zie 3.3.3 bosplantsoen en bos.
Bomen kunnen onderdak bieden aan vogels en vleermuizen. Met name grotere
bomen met holten zijn voor veel dieren belangrijk. Nesten van roofvogels zijn
vaak jaarrond beschermd. Ringslangen zouden kunnen overwinteren tussen de
wortels van bomen. Laanbomen kunnen voor verschillende soorten een
verbinding of trekroute zijn (vleermuizen, eekhoorn). Er kunnen beschermde
planten groeien aan de voet van bomen; de kans hierop is bij solitaire en
laanbomen erg klein.
NB. In
de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) zijn regels opgenomen ter
bestrijding van de iepziekte. Na constatering dient de zieke iep binnen door het
college vast te stellen termijn op de standplaats onschadelijk te worden gemaakt
door deze te vellen of te ontschorsen en de schors te vernietigen bij voorkeur
door een erkend boomverzorgingsbedrijf. Indien vogels of vleermuizen aanwezig
zijn op de plaats waar werkzaamheden worden uitgevoerd, zal in overleg met een
deskundige en in de geest van de gedragscode de verwijdering van de zieke iep
worden uitgevoerd. Er zullen voorzieningen worden getroffen ter bevordering dan
wel de instandhouding van de aanwezige populatie vogels of vleermuizen.
Getroffen voorzieningen zullen gedocumenteerd worden.
Indien er urgentie is bij het kappen van bomen dient dit eveneens in overleg te
gebeuren met het bevoegd gezag (EL&I / Dienst Regelingen).
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
28
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen
overwintering
Amfibieën
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
1.2 vogels) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.






Broedvogels: in gebruik zijnde nesten/holen/nestkasten en/of bewoonde of
bewoonbare horsten van roofvogels worden beschermd door instructie, en/of
vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een
deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van de horst en/of het
nest/broedhol/nestkast gewerkt kan worden. Indien nodig wordt het werk
uitgesteld tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft.
Als een jaarrond beschermd nest door de ingreep zal verdwijnen, is een
omgevingscheck nodig (zie paragraaf 1.2, onder Vogels).
Vleermuizen: bomen met holten, spleten of rottingsgaten geschikt voor
vleermuizen worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening
en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt
bepaald tot welke afstand tot de boom er gewerkt kan worden. Eventuele
verlichting is altijd van een kolonieboom afgekeerd. Lanen met een functie
als vliegroute voor vleermuizen moeten deze functie behouden. Indien nodig
wordt daarvoor gefaseerd gewerkt in de winterperiode (oktober-februari).
Ook vervangen van bomen gebeurt gefaseerd zodat een verbinding en
vliegroute intact blijft.
Overige zoogdieren: bomen met in gebruik zijnde nesten van eekhoorn
worden beschermd door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van
bekwaam personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke
afstand er van het nest gewerkt kan worden. Afhankelijk van het seizoen
gaat het om zomernesten, kraam- of winternesten. Bij het vellen en
verwijderen van materiaal worden oeverstroken langs water met
waterspitsmuis ontzien.
Reptielen: indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in
overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen
worden uitgevoerd.
Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na
de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het
groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus
niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’
periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld
daslook, ruigklokje, orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen
op tekening en inzet van bekwaam personeel.
Amfibieën, vissen, insecten: niet van toepassing.
3.3.3
Snoeien en dunnen van hakhout, struweel, bosplantsoen en bos
inclusief selectief kruidenbeheer bosplantsoen, nestkasten, broedhopen,
takkenrillen
Het plan Beheer bosplantsoen (Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de
stad, 1985) is de leidraad voor deze werkzaamheden. Selectief kruidenbeheer in
een bosplantsoen gebeurt door uitmaaien en/of uitsteken van ongewenste
soorten, het stimuleren van kruidenvegetaties door snoeien en/of dunnen, het
uitzaaien en/of uitplanten van kruiden en bloembollen volgens de
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
29
geschiktheidslijst en het plan Beheer bosplantsoen (Werkgroep natuurlijke
groenvoorzieningen in de stad, 1985). Waar mogelijk en in het belang van de
ecologie verwerkt Amstelveen snoeihout tot takkenrillen. Het is mogelijk als het
gebied groot genoeg is en er geen gevaar is op bijstorting van tuinafval door
particulieren.
Een samenvatting van deze werkwijze staat in bijlage 4. Voor solitaire en
laanbomen zie paragraaf 3.3.2.
Bosplantsoen kan onderdeel zijn van het leefgebied van tal van diergroepen.
Belangrijk zijn vogels en zoogdieren. Grotere bomen met holten worden gebruikt
als verblijfplaats, net als bladhopen, houtrillen en struweel. Soorten als egel,
ringslang en amfibieën kunnen overwinteren of schuilen tussen de boomwortels of
in bladhopen. Bosplantsoen kan ook voor verschillende soorten een verbinding of
trekroute zijn (vleermuizen, eekhoorn). Er kunnen beschermde planten groeien
zoals daslook en ruig klokje.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Let op: Kaalkap van
bosplantsoen is geen bestendig
beheer! => zie hoofdstuk 2
Werkzaaheden mogen
sowiesoals het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Eekhoorn zomerkraamnest
Eekhoorn winternest
Overige zoogdieren
Reptielen zomer
Reptielen
overwintering
Amfibieën
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.




Broedvogels: in gebruik zijnde nesten/holen/nestkasten en/of bewoonde of
bewoonbare horsten van roofvogels worden beschermd door instructie en/of
vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg met een
deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van de horst en/of het
nest/broedhol/nestkast gewerkt kan worden. Indien nodig wordt het werk
uitgesteld tot het broedsel is uitgevlogen en het nest niet meer nodig heeft.
Als een jaarrond beschermd nest door de ingreep zal verdwijnen, is een
omgevingscheck nodig (paragraaf 1.2, onder Vogels).
Vleermuizen: bomen met holten, spleten of rottingsgaten geschikt voor
vleermuizen worden op kaart aangegeven en bij werkzaamheden ontzien. In
overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand tot de boom er
gewerkt kan worden. Eventuele verlichting is altijd van een kolonieboom
afgekeerd. Bosplantsoen met een functie als vliegroute voor vleermuizen
moet deze functie behouden. Indien nodig wordt daarvoor gefaseerd gedund
in de winterperiode (oktober-februari). Ook vervangen van bomen gebeurt
gefaseerd zodat een verbinding en vliegroute in stand blijft.
Overige zoogdieren: bomen en (struiken) met in gebruik zijnde nesten van
eekhoorn worden (op kaart) aangeduid en bij werkzaamheden ontzien. In
overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest
gewerkt kan worden en in welke periode. Of er wordt gefaseerd (buiten de
broedtijd) gewerkt, waarbij er voldoende nestgelegenheid in het territorium
aanwezig moet blijven.
Bij het vellen en verwijderen van materiaal worden oeverstroken langs water
met Waterspitsmuis ontzien.
Ringslang: indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats wordt in
overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
30



worden uitgevoerd. Bij het vellen en verwijderen van materiaal worden rusten verblijfplaatsen als bladhopen, oeverstroken en bosranden ontzien.
Amstelveen beheert een aantal broedlocaties voor de ringslang en blijft dit
doen op de gebruikelijke wijze (Bijlage 4).
Amfibieën en vissen: bij het vellen en verwijderen van materiaal worden
voortplantingswateren en hun oeverstroken ontzien.
Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na
de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het
groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus
niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’
periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld
daslook, ruig klokje, orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen
op tekening en inzet van bekwaam personeel.
Insecten: niet van toepassing.
3.3.4
Snoeien van heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken
sierbeplanting
Het plan Snoeirichtlijn heesters (Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., 2008) is de
leidraad voor deze werkzaamheden. Een samenvatting van deze werkwijze staat
in bijlage 4.
Heesters en hagen kunnen een ecologische waarde hebben als voedselbron,
nestgelegenheid voor vogels of verbinding voor kleine dieren. Dit is afhankelijk
van de dichtheid en structuur van de beplanting. Er kunnen beschermde planten
groeien aan de voet van heesters. Indien binnen een paar honderd meter afstand
van water kunnen heesters dienen als een schuilplaats voor ringslangen.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
Broedvogels
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.



3.3.5
Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden op kaart
gemarkeerd en bij snoeien en knippen ontzien tot het broedsel is uitgevlogen
en het nest niet meer nodig heeft. In overleg met een deskundige wordt
bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden.
Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na
de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het
groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus
niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’
periode worden groeiplaatsen van beschermde planten (bijvoorbeeld
daslook, ruigklokje, orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen
op tekening en inzet van bekwaam personeel.
Indien de werkzaamheden de functionaliteit van het leefgebied kunnen
aantasten van vleermuizen, waterspitsmuis, reptielen, amfibieën en vissen,
dan moet gehandeld worden zoals beschreven in paragraaf 3.3.3.
Beheer en onderhoud heemparken en heembeplantingen
Amstelveen kent een rijke traditie op het gebied van heemparken en heembeheer.
Op de kaart in bijlage 6 staan alle gebieden met heemparken en heembeheer. In
deze gebieden worden planten gezaaid, gepland, verplant, beschermd tegen
concurrentie door wieden en schoffelen. Het beheer is er zo intensief dat niet van
'in het wild levende planten' kan worden gesproken.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
31
Voor veel dieren echter bieden de heemparken en beplantingen een prima
leefgebied. Eekhoorns, vleermuizen, vele vogelsoorten, amfibieën en zelfs
incidenteel een ringslang laten zich in de parken zien. De beheerders zien al die
dieren graag komen en doen hun best een rijke natuur te stimuleren. Behalve
voor planten, die in het heemgroen dus niet wild zijn, worden voor dieren de
gedragsregels nageleefd zoals die voor alle werkzaamheden zijn beschreven in
de paragrafen 3.3.1 tot en met 3.3.14.
3.3.6
Dierenweide
Ten aanzien van begrazing van dierenweiden gelden geen specifieke
voorwaarden.
3.3.7
Maaien kort gras of gazon
Het betreft beheergroepen met een beperkte betekenis voor beschermde planten
en dieren. Indien nestelende vogels aanwezig zijn op of nabij de plaats van de
werkzaamheden, dan wel dat de beheereenheid grenst aan een
voortplantingswater van amfibieën, is maaien onder voorwaarde (geel)
toegestaan.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
Broedvogels
Zoogdieren
Reptielen
Amfibieën
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.



3.3.8
Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden op kaart
aangegeven en bij maaien ontzien. In overleg met een deskundige wordt
bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden.
Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag
en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het
voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op
regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat
dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig
zijn, dan dient direct het maaien te worden gestaakt en zal in overleg met
een deskundige worden bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen
worden hervat.
Planten, vleermuizen, overige zoogdieren, reptielen, vissen, insecten: niet
van toepassing.
Maaien grasland of weiland
Het Werkdocument Bermflora (Kiers, 1999) is de leidraad voor deze
werkzaamheden. Er is voor Amstelveen geen document dat specifieker richtlijnen
geeft voor het beheer van grazige of kruidige vegetaties. Een samenvatting van
deze werkwijze staat in bijlage 4. De kalender voor maaien van gras- en weiland
verschillt van die van kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden, omdat
deze laatste soms ruigere vegetaties hebben met een ander beheerregime en dus
andere habitats herbergen.
Grasland en weiland kunnen onderdeel zijn van het leefgebied van tal van
diergroepen, zoals vogels en amfibieën. Ook ringslang kan in graslanden
voorkomen, bijvoorbeeld om te jagen of om op een beschutte plek te zonnen. Er
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
32
kunnen beschermde planten groeien zoals gevlekte of rietorchis. Ook zeldzame
plantensoorten zoals agrimonie of mantelanjer komen in Amstelveen voor.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen
Amfibieën
Insecten / vissen
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.






3.3.9
Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden beschermd door
markering en/of instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van
bekwaam personeel en bij maaien ontzien. In overleg met een deskundige
wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden en
welke andere voorwaarden van toepassing zijn.
Overige zoogdieren: oevers met waterspitsmuis worden met de vingerbalk of
handmatig gemaaid. Bovendien wordt gefaseerd gemaaid, zodanig dat
verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende
vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. De hoeveelheid en
situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige
bepaald waarbij rekening gehouden wordt met de botanische situatie.
Reptielen (ringslang): zie overige zoogdieren.
Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag
en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het
voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op
regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat
dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig
zijn, dan wordt direct het maaien gestaakt en wordt in overleg met een
deskundige bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen worden hervat.
Planten: er wordt gewerkt op het tijdstip dat voor het botanisch beheer in
Amstelveen al tijden wordt uitgevoerd. Dit tijdstip ligt in de periode meioktober en is per 'berm' genoemd door Kiers (1999). De bestendigheid van
dit beheer is leidend. De beschermde en zeldzame planten zijn doorgaans
dankzij dit beheer verschenen of handhaven zich. Kortom, het beheer is
afgestemd op waardevolle inheemse planten.
Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode, op locaties die niet zijn
beschreven door Kiers (1999) worden groeiplaatsen van beschermde planten
(bijvoorbeeld orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen op
tekening en inzet van bekwaam personeel.
Vleermuizen, vissen, insecten: niet van toepassing.
Maaien kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden
Het Werkdocument Bermflora (Kiers, 1999) is de leidraad voor deze
werkzaamheden. Er is voor Amstelveen geen document dat specifieker richtlijnen
geeft voor het beheer van grazige of kruidige vegetaties. Een samenvatting van
deze werkwijze staat in bijlage 4. De kalender voor maaien van kruidige
vegetaties op bermen, dijken en velden verschilt van die van gras- en weiland
omdat deze eerste vaak ruigere vegetaties hebben en dus andere habitats
herbergen.
Kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden kunnen onderdeel zijn van het
leefgebied van tal van diergroepen: vogels, zoogdieren en amfibieën.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
33
Ringslangen overwinteren vaak in dijken en afhankelijk van de ligging jagen,
schuilen en zonnen zij daar ook. De museumspoorlijn door de Amstelveense poel
staat erom bekend. Op bermen, dijken en velden kunnen beschermde planten
groeien zoals gevlekte of rietorchis. Ook zeldzame plantensoorten zoals
agrimonie, lange ereprijs of mantelanjer komen in Amstelveen voor.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen
Amfibieën
Vissen
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.







Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden beschermd door
instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In
overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest
gewerkt kan worden.
Overige zoogdieren: oevers met waterspitsmuis worden met de vingerbalk of
handmatig gemaaid. Bovendien wordt gefaseerd gemaaid, zodanig dat
verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende
vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. De hoeveelheid en
situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige
bepaald, waarbij rekening gehouden wordt met de botanische situatie en
eventueel verschralingsbeheer niet onder druk mag komen te staan.
Reptielen (ringslang): indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats of
voortplantingsplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de
werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Zie verder Overige
zoogdieren.
Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag
en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het
voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op
regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat
dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig
zijn, dan wordt direct het maaien gestaakt en wordt in overleg met een
deskundige bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen worden hervat.
Insecten: gefaseerd maaien zodanig dat verspreid door het gebied op voor
de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie blijft staan.
Planten: er wordt gewerkt op het tijdstip dat voor het botanisch beheer in
Amstelveen al tijden wordt uitgevoerd. De bestendigheid van dit beheer is
leidend. De beschermde en zeldzame planten zijn doorgaans dankzij dit
beheer verschenen of handhaven zich. Kortom, het beheer is afgestemd op
waardevolle inheemse planten.
Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’ periode, op locaties die niet zijn
beschreven door Kiers (1999), worden groeiplaatsen van beschermde
planten (bijvoorbeeld orchideeën) beschermd door instructie en/of vastleggen
op tekening en inzet van bekwaam personeel.
Vleermuizen, vissen: niet van toepassing.
3.3.10
Maaien oevervegetaties en rietvelden
Het Werkdocument Bermflora (Kiers, 1999) is de leidraad voor deze
werkzaamheden. Een samenvatting van deze werkwijze, met specifieke
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
34
aanwijzingen staat in bijlage 4. De kalender voor maaien van riet- en
oevervegetaties verschilt wel van die van kruidige vegetaties op bermen, dijken
en velden, omdat deze eerste andere habitats herbergen met een ander
beheerregime. Oevers met ruigte en riet worden gefaseerd gemaaid, 1x in de 2 of
3 jaar. Er is dan overblijvend riet voor bepaalde rietvogels.
Riet- en oevervegetaties kunnen onderdeel zijn van het leefgebied van tal van
diergroepen, zoals vogels en amfibieën. Riet- en oevervegetaties zijn bij uitstek
leefgebied voor de ringslang, bijvoorbeeld om te jagen of om op een beschutte
plek te zonnen. De streng beschermde waterspitsmuis leeft in oeverzones, jaagt
in het water en zou in Amstelveen kunnen voorkomen. Er kunnen beschermde
planten groeien zoals rietorchis.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen zomer
Reptielen
overwintering
Amfibieën
Vissen
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.







Broedvogels: in gebruik zijnde nesten van vogels worden beschermd door
instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In
overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest
gewerkt kan worden.
Overige zoogdieren: oevers met waterspitsmuis worden met de vingerbalk of
handmatig gemaaid. Bovendien wordt gefaseerd gemaaid, zodanig dat
verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende
vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. De hoeveelheid en
situering van de blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige
bepaald waarbij rekening gehouden wordt met de botanische situatie en
eventueel verschralingsbeheer niet onder druk mag komen te staan.
Reptielen (ringslang): indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats of
voortplantingsplaats wordt in overleg met een deskundige bepaald of de
werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Zie verder Overige
zoogdieren.
Amfibieën: terreinen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag
en niet bij regenachtig weer gemaaid. De volwassen dieren trekken in het
voorjaar ‘s avonds naar het water. De jonge dieren kunnen het water op
regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat
dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig
zijn, dan wordt direct het maaien gestaakt en wordt in overleg met een
deskundige bepaald wanneer de werkzaamheden kunnen worden hervat.
Vissen: in de paaitijd worden voortplantingswateren en hun oeverstroken
ontzien.
Insecten: oevers met groene glazenmaker gefaseerd maaien zodanig dat
verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende
vegetatie blijft staan. De hoeveelheid en situering van de blijvende vegetatie
wordt in overleg met een deskundige bepaald.
Planten: er wordt gewerkt op het tijdstip dat voor het botanisch beheer in
Amstelveen al tijden wordt uitgevoerd. De bestendigheid van dit beheer is
leidend. De beschermde en zeldzame planten zijn veelal dankzij dit beheer
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
35
verschenen of handhaven zich. Kortom, het beheer is al afgestemd op
waardevolle inheemse planten.
Locaties die niet zijn beschreven door Kiers (1999) worden als volgt
behandeld: groeiplaats van planten van tabel 2 worden in het veld
gemarkeerd en bij maaien ontzien. Groeiplaats wordt na de zaadzetting van
betreffende soort(en) gemaaid.
3.3.11
Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen
en vervangen oeverbeschoeiing
Let op: het gaat om bestendig
beheer en niet om achterstallig
baggeronderhoud.
Amstelveen houdt zich aan de onderhoudsverplichtingen voortvloeiende uit de
Keur en Legger van het Hoogheemraadschap Rijnland en AGV. De gemeente
doet veel om watervegetaties die kenmerkend zijn voor de sierwaters van
Amstelveen te behouden. In principe volgt Amstelveen ook de aanwijzingen uit de
gedragscode van de UvW (2012). Een samenvatting daarvan is gegeven in
bijlage 4. Ook hier geldt dat het bijzondere botanische beheer in de gemeente
Amstelveen mede richtlijn is. Uiteraard wordt ook rekening gehouden met
beschermde fauna.
Watergangen, vijvers en poelen kunnen onderdeel zijn van het leefgebied van
vissen, vogels en amfibieën. De streng beschermde waterspitsmuis leeft in
oeverzones, jaagt in het water en zou lokaal in Amstelveen kunnen voorkomen.
Ook de ringslang benut vooral oeverzones en is een uitstekende zwemmer. In
sommige vijvers in Amstelveen groeit krabbescheer, de waardplant van de groene
glazenmaker. Het dier zou zich in Amstelveen kunnen vestigen.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Ringslang
Amfibieën
Vissen
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.



Baggeren en schonen gebeurt in beginsel tussen 15 juli en 1 november en bij
voorkeur in september-oktober. In november-december kan nog worden
gebaggerd zo lang de winterrust van vissen en amfibieën niet is ingetreden,
een en ander ter beoordeling van een deskundige (UvW, 2012).
In gebieden met een gevarieerde water- en/of oeverbegroeiing of tabel 2- of
3-soorten worden delen begroeiing en waterbodem (indicatief: 25%)
gespaard, zodat te beschermen soorten kunnen vluchten, dan wel de
gebaggerde delen opnieuw kunnen bevolken. Dit kan door gefaseerd te
baggeren; er wordt natuurvriendelijk materieel ingezet en/of een sparende
techniek toegepast (UvW, 2012).
Amfibieën en vissen: er wordt in één richting gewerkt zodat amfibieën en
vissen kunnen ontsnappen, of te beschermen dieren worden tijdelijk
weggevangen of geïsoleerd van dat deel van de watergang waar de
werkzaamheden plaatsvinden. Dieren kunnen zich in de bodem drukken.
Daarom wordt op de kant gedeponeerde bagger direct gecontroleerd
(begeleid door een deskundige). Dieren worden gepakt en teruggezet of
losgelaten in geschikt water buiten de invloed van de werkzaamheden. De
gepakte dieren worden zo snel mogelijk weer losgelaten en in de periode dat
ze gevangen zitten beschermd tegen predatoren. Dat geldt ook voor hun
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
36

Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.





eventuele gastheren, zoals zoetwatermosselen in het leefgebied van de
bittervoorn.
Bij het afzetten van bagger of slootmaaisel op land wordt rekening gehouden
met beschermde terrestrische soorten. Dat laat de ontvangstplicht door
aangelanden onverlet.
Broedvogels: in gebruik zijnde nesten worden beschermd door instructie
en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg
met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand van het nest er gewerkt
kan worden.
Overige zoogdieren: wateren met oevers met waterspitsmuis worden
kleinschalig, gefaseerd geschoond of gebaggerd zodanig dat verspreid door
het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie overblijft
om het biotoop te handhaven. De hoeveelheid en situering van de blijvende
vegetatie en waterbodem wordt in overleg met een deskundige bepaald. Bij
deponeren van bagger op de oevers wordt rekening gehouden met het
biotoop van zoogdieren.
Reptielen (ringslang): zie Overige zoogdieren.
Insecten: oevers met groene glazenmaker gefaseerd maaien zodanig dat
verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende
vegetatie blijft staan. De hoeveelheid (indicatief 50%) en situering van de
blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald.
Vleermuizen: niet van toepassing.
3.3.12
Onderhoud, schoonspuiten en kleine herstelwerkzaamheden van
muren langs grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken
Muren langs grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken leveren het habitat voor
beschermde muurplanten. Sommige vogelsoorten kunnen gaan broeden in holten
en spleten in kunstwerken. Reptielen en amfibieën kunnen de kunstwerken
gebruiken als overwinterplaats of schuilplaats. In uitzonderlijke gevallen verblijven
vleermuizen in ruimten van kunstwerken.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen
Amfibieën
Vissen
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.

Broedvogels: in gebruik zijnde nesten/holen/nestkasten worden beschermd
door instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam
personeel. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er
van het nest/broedhol/nestkast gewerkt kan worden. Als een jaarrond
beschermd nest door de ingreep zal verdwijnen is een omgevingscheck
nodig. Een deskundige moet dan vaststellen of er voldoende gelegenheid is
voor de soort om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving.
Is dit niet het geval? Dan moet een alternatief nest worden aangeboden.
Indien een alternatief nest aanbieden ook niet kan, dan dient men een
ontheffing aan te vragen. Een ontheffing is alleen mogelijk op grond van een
belang uit de Vogelrichtlijn! Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker
van de gedragscode om te bepalen of mitigerende maatregelen de populatie
voldoende beschermen.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
37




Vleermuizen: bouwwerken met verblijfplaatsen van vleermuizen worden
uitsluitend onder begeleiding van een deskundige behandeld. De
verblijfplaats blijft te allen tijde gehandhaafd.
Reptielen of Amfibieën: indien de plek onderdeel is van een overwinterplaats
wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe,
kunnen worden uitgevoerd.
Planten: groeiplaatsen van beschermde planten (o.a. verschillende soorten
muurvarens, gele helmbloem) worden gemarkeerd en bij de
onderhoudswerkzaamheden ontzien. De groeiomstandigheden worden bij
herstelwerkzaamheden waar mogelijk en volgens het advies van een
deskundige teruggebracht. Als goede maatregelen worden getroffen om
uitdroging, beschadiging, enz. te voorkomen dan kunnen in principe de
werkzaamheden jaarrond plaatsvinden, maar bij voorkeur in de periode
tussen 1 november en 1 april.
Zoogdieren, Vissen, Insecten: niet van toepassing.
3.3.13
Begrazen van bos, graslanden en droge en natte ruige terreinen
Begrazen als beheermaatregel door paarden, koeien, enz. kan plaatsvinden op
allerlei terreinen. Het begrazen kan worden ingezet om variatie in de
vegetatiestructuur te krijgen of als middel om verbossing, vergrassing en
verruiging tegen te gaan. Indien er geen soorten uit tabel 2 en tabel 3 aanwezig
zijn, is begrazing het gehele jaar door mogelijk zonder maatregelen. Indien
beschermde soorten uit tabel 2 en 3 aanwezig zijn op de plaats waar begrazing
wordt toegepast, is begrazing onder voorwaarde (geel) toegestaan. Behoudens in
agrarisch gebied en in het Amsterdamse Bos (uitgevoerd door gemeente
Amsterdam Dienst Amsterdamse Bos) zijn er in Amstelveen geen
begrazingsprojecten.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
geen maatregelen
nodig
activiteit uitvoeren
onder voorwaarden
activiteit niet
uitvoeren
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen
Amfibieën
Vissen
Insecten
Planten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Voorwaarden waaronder handeling in gele periode kan worden uitgevoerd.
Werkzaamheden mogen
sowieso als het gebied waar
gewerkt wordt:
 geen leefgebied is van dieren
en planten uit de tabellen 2 en
3 en
 geen vaste verblijfplaatsen (en
functionele omgeving) van
deze dieren herbergt en
 geen jaarrond beschermde
nesten van vogels bevat (zie
paragraaf 1.2) en
 geen nestelende vogels
aanwezig zijn en
 de algemene zorgplicht wordt
nageleefd.



Broedvogels: indien soorten aanwezig zijn die gevoelig zijn voor vertrapping
en/of vraat, moeten deze in gele periode worden ontzien door het aanpassen
van de begrazingsdruk of het uitrasteren van de plekken waar deze soorten
voorkomen. Het plaatsen van nestbeschermers kan hier een alternatief voor
zijn.
Overige zoogdieren: indien soorten uit tabel 2 of 3 aanwezig zijn die gevoelig
zijn voor vertrapping en/of vraat, moeten deze in gele periode worden ontzien
door het aanpassen van de begrazingsdruk of het uitrasteren van de plekken
waar deze soorten voorkomen.
Reptielen en amfibieën: indien soorten uit tabel 2 of 3 aanwezig zijn die
gevoelig zijn voor vertrapping en/of vraat, moeten deze in gele periode
worden ontzien door het aanpassen van de begrazingsdruk of het uitrasteren
van de plekken waar deze soorten voorkomen. Hierbij mag geen sprake zijn
van ongewenste toenemende barrièrewerking voor de reptielen en
amfibieën. De ongewenstheid wordt bepaald door een deskundige.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
38


Planten: indien soorten uit tabel 2 of 3 aanwezig zijn die gevoelig zijn voor
vertrapping en/of vraat, moeten deze in gele periode worden ontzien door het
toepassen van een voldoende lage begrazingsdruk of het uitrasteren van de
plekken waar deze soorten voorkomen. Eén of meer deskundigen (botanicus
en expert begrazing) bepalen welke maatregel genomen moet worden.
Vleermuizen, Vissen, Insecten: niet van toepassing
3.3.14
Werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding
Het is niet te verwachten dat er veel negatieve effecten op beschermde planten of
dieren voortkomen uit deze werkzaamheden. In Amstelveen is door het historisch
gegroeide unieke botanische beheer de kans op beschermde planten toch
aanzienlijk. Hoewel veel van deze soorten oorspronkelijk zijn uitgezaaid, is
natuurlijke verspreiding mogelijk. Deze gedragscode staat daarom ook voor
zorgvuldig handelen voor deze soorten indien ze buiten het heemgroen
verschijnen. Voorbeelden van soorten die in Amstelveen in verharding kunnen
opdoemen zijn: steenanjer, gele helmbloem, daslook, zomerklokje (tabel 2),
gewone vogelmelk (tabel 1), wondklaver, blaassilene en andere Rode Lijst
soorten.
Voor een overzicht van de kwetsbare perioden zie onderstaand schema.
Soortspecifieke informatie staat op http://mineleni.nederlandsesoorten.nl en
http://www.flora-fauna.amsterdam.nl.
Periode / soorten
Broedvogels
Vleermuizen
Overige zoogdieren
Reptielen
Amfibieën
Vissen
Insecten
Planten


jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Planten: er wordt gewerkt in de periode oktober-februari. Dat wil zeggen na
de zaadzetting of voor het verschijnen van de planten zodat die in het
groeiseizoen volgend op de ingreep weer opkomen. De bodem wordt dus
niet noemenswaardig veranderd. Bij werkzaamheden buiten de ‘groene’
periode worden groeiplaatsen van beschermde soorten beschermd door
instructie en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel.
Dieren: niet van toepassing.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
39
Referenties
.......................................................................................................................................................................................
Afdeling Vastgoed, 2010. Richtingaanwijzer.
Amstelveen, 2008. Bomenplan Amstelveen, 31 juli 2008 versie 1.0. Gemeente
Amstelveen.
Bergers P. en M. La Haye, 2000. Kleine zoogdieren betrouwbaarder en efficiënter
inventariseren. De levende Natuur 101(2) 52-58.
Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, 2004. Zo doen we dat in Amsterdam 1;
Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming. In opdracht van de wethouder
Milieu en Openbare Ruimte, gemeente Amsterdam.
Diepenbeek, A. van en J. van Delft, 2006. Het waarnemen van amfibieën en
reptielen. Veldgids.
GaN, NGB en Zoogdiervereniging, 2010. Vleermuisprotocol. Gegevensautoriteit
Natuur, Netwerk Groene Bureaus en Zoogdiervereniging,
www.gegevensautoriteitnatuur.nl, Utrecht.
Heusden, W.R.M. van en S.J. Vreugdenhil, 2008. Handreiking Flora- en faunawet;
Voor werkzaamheden en activiteiten in het kader van bestendig gebruik,
bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Versie:
1.1 (werkkader intern). Dienst Landelijk Gebied.
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., 2008. Snoeirichtlijn heesters. Projectnr.
182421 revisie 4 10 oktober 2008. Gemeente Amstelveen.
Kiers H.,1999. Werkdocument Bermflora in Amstelveen. Gemeente Amstelveen.
Koningen, H.C., 1995. Meerjarige kruidachtige gewassen in een veelzijdig scala in
het Amstelveense Openbaargroen. Amstelveen.
Melchers en Timmermans G., 1991. Haring in het IJ: De verborgen dierenwereld
van Amsterdam. Stadsdrukkerij, Amsterdam.
Minister van LNV, 2009. Brief van de Minister van LNV van 26 augustus 2009 met
als referentie ffw2009.corr.046 en de ‘Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing
Flora- en faunawet' en 'Bijlage Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten
ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep' die daarbij waren meegestuurd.
Ministerie van LNV, 2005. Lijst van alle soorten beschermd onder de Flora- en
faunawet, 16 juni 2005 - rapport. http://www.rijksoverheid.nl/bestanden
/documenten-en-publicaties/rapporten/2005/06/16/overzicht-beschermde-soortenplanten-en-dieren/overzicht-beschermde-soorten-planten-en-dieren.pdf.
Ministerie van LNV, 2010. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met
beschermde dieren en planten! Brochure. http://www.rijksoverheid.nl/bestanden
/documenten-en-publicaties/brochures/2010/03/01/buiten-aan-het-werk-houdtijdig-rekening-met-beschermde-dieren-en-planten/buiten-aan-het-werkfeb2010.pdf.
Staatsblad, 2004. 501 Besluit van 10 september 2004, houdende wijziging van
een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van
artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen.
Timmermans, G., 2009. Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amsterdam GT/DRO/GRW – juli 2009 versie 15.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
40
UvW (Unie van Waterschappen), 2012. Gedragscode Flora– en Faunawet voor
waterschappen. Goedgekeurd door het Ministerie van Economische zaken,
Landbouw en Innovatie op 6 februari 2012. Unie van Waterschappen Den Haag.
VZZ (Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming), 2000.
Handleiding eekhoornnesten tellingen voor Zoogdiermonitoring versie 2000.
Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad, 1985. Beheer bosplantsoen
(deel1). Gemeente Amstelveen.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
41
Bijlage 1: Soortenlijst-Amstelveen
.......................................................................................................................................................................................
Soorten
Zoogdieren
Eekhoorn
Bron
Presentie in Amstelveen
Tabel EL&I
med. R. Hofs en waarneming.nl
Tabel 2
Watervleermuis
PIA (Programma Integraal
Accomodatiebeleid) 2008
?
PIA 2008
PIA 2008
PIA 2008
F. van der Vliet; beheerder Jac. P.
Thijssepark
mond med. F. van der Vliet.
Zeker, Broersepark, Heemparken de
Braak en Jac. P. Thijssepark
(winternesten), Bos en Vaartlaan,
Amsterdamse Bos, Zorgvlied en
aangrenzend gebied.
Zeker
Zeker
Zeker
Zeker
Zeker
Zeker, oostelijke poel, Amsterdamse
Bos.
Is niet te verwachten. De
dichtstbijzijnde populatie is bij de
Westeinderplassen; dit is een uitloper
van de Zuidhollandse
veenplassenpopulatie. Gezien de
barrières is het niet te verwachten dat
de Noordse woelmuis zich in
Amstelveen vestigt.
Mogelijk
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Mogelijk. Rondom Amstelveen komt
de soort alleen voor in de Ringvaart
van de Haarlemmermeer en de
Westeinder- en Kagerplassen.
Zeker
Tabel 2
Mogelijk. De soort komt van oudsher
voor op met stenen beschermde
oevers ringvaart Haarlemmermeer.
Mogelijk tot zeker, veel in
Buitenveldert (Waternet).
Waarschijnlijk niet. Melchers et al.
(1991) melden Grote modderkruiper
aan de noord en noordoostzijde van
Amsterdam.
Waarschijnlijk niet, voor 2002 is er 1
waarneming van deze soort in de
Amstel.
Tabel 2
Zeker
Niet van nature (af en toe krijgen
verschillende mensen meldingen van
zand- of andere hagedissen. Een
levensvatbare populatie lijkt afwezig;
misschien worden af en toe dieren
aangevoerd met zand of planten
materiaal.
Geen (idem zandhagedis)
waarschijnlijk niet
zeker
Tabel 3
Tabel 3
Mogelijk
Tabel 3
Meervleermuis
Gewone dwergvleermuis
Ruige dwergvleermuis
Laatvlieger
Rosse vleermuis
Noordse woelmuis
Waterspitsmuis
Vissen
Meerval
www.knnv.nl waarn voor 2000 F.
van der Vliet
www.flora-fauna.amsterdam.nl
Kleine modderkruiper
o.a. PIA 2008/ Amsterdamse
Hengelsport vereniging
(middelpolder 2004)
Rivierdonderpad
www.flora-fauna.amsterdam.nl
Bittervoorn
Ecologische Atlas Amsterdam
Grote modderkruiper
Rivierprik
www.flora-fauna.amsterdam.nl
Reptielen en amfibieën
Ringslang
Zandhagedis
Amstelveense poel
oostelijke poel
Levendbarende hagedis
Poelkikker
Rugstreeppad
Libellen
Groene glazenmaker
Dagvlinders
diverse rapporten o.a. Westwijk en
Meerlandenweg
www.flora-fauna.amsterdam.nl
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
42
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 2
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Tabel 3
Keizermantel
PLANTENLIJST
Legenda:
x=
niet =
niet bekend =
waarsch. niet =
verwilderd =
mogelijk =
nee =
Dit ging om een zwervend exemplaar; Tabel 3
voortplanting waarschijnlijk niet.
Jac. P. Thijssepark wn. A. Slagt 30
juni 2008
geen gegevens
kans op vestigen uiterst klein
voorkomen onbekend
komt waarschijnlijk niet voor; komt in de regio wel voor
soort alleen verwilderd bekend; geen wilde planten bekend
komt mogelijk voor in geschikt biotoop
niet gezaaid of geplant en ook niet in zadenlijst
Soorten
Zwanebloem
Bron
Presentie in Amstelveen
gezaaid/geplant
her en der
Presentie spontaan Tabel
EL&I
her en der
Tabel 1
Broersepark Groene
Schakel Wijkpark
Middenhoven Meander enz.
Handwegbos
De poeloevers
Tabel 1
? niet bekend
Tabel 1
Overal in langgras bermen;
Heemparken w.o. Meander
Overal o.a.
buitengebied.Benelux baan
nee
waarschijnlijk
verwilderd
Overal o.a.
buitengebied
Overal in de wijken
Tabel 1
Beneluxbaan Saskia van
Uylenburg
Tabel 1
Butomus
umbellatus
Caltha palustris
o.a. PIA 2007
Campanula
latifolia
Campanula
rapunculoisdes
Dipsacus
fullonum
Epipactis
helleborine
Lathyrus
tuberosus
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
PIA 2007
Alleen in de heemparken
Niet bekend
Hoeksewaard
Tabel 1
oostelijke poel 2007
aangeplant?
wild?
Tabel 1
Slanke Sleutelbloem
Ornithogalum
nutans
Ornithogalum
umbellatum
Osmunda
regalis
Primula elatior
depot noord van
Wiegelweg b&d
2009 1 ex
waarsch. niet
Alleen in de heemparken
Daslook
Allium ursinum
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
PIA 2004 enz. 2008
Hondskruid
Anacamptis
pyramidalis
Valkruid
Arnica montana
Zwartsteel
Asplenium
adiantumnigrum
Asplenium
scolopendrium
Dotterbloem
Breed klokje
Akkerklokje
Grote Kaardebol
Brede wespenorchis
Aardaker
Knikkende
Vogelmelk
gewone vogelmelk
Koningsvaren
Tongvaren
Steenbreekvaren
Asplenium
trichomanes
Groensteel
Asplenium viride
Kluwenklokje
Campanula
glomerata
Campanula
persicifolia
Campanula
rapunculus
Campanula
rhomboidalis
Campanula
trachelium
Catapodium
Prachtklokje
Rapunzelklokje
Bergklokje,
Ruitbladklokje
Ruig Klokje
Stijf hardgras
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Tabel 1
Tabel 1
Tabel 1
Tabel 1
In zeer veel parken en
plantsoenen
niet aanwezig
verwilderd
Tabel 2
waarsch. niet
Tabel 2
Alleen in de heemparken
niet
Tabel 2
nee
niet aanw., weinig
geschikt habitat
Tabel 2
www.knnv.nl/amsterdam,
waarneming.nl, b&d PIA
2005/2008
in Amsterdam,
muurplantkennissysteem
2008
in Amsterdam,
muurplantkennissysteem
2008
zadenlijst
nee
zeker, verwilderde
tuinplanten
Tabel 2
nee
mogelijk
Tabel 2
nee
niet
Tabel 2
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
in Amsterdam,
Beneluxbaan
mogelijk
Tabel 2
Alleen in de heemparken
mogelijk
Tabel 2
Heemparken w.o. Meander
? niet bekend
Tabel 2
In de wijken
In de wijken
Tabel 2
nee
mogelijk
Tabel 2
4km-hokken in Amsterdam
www.florafauna.amsterdam.nl
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
in Amsterdam
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
Niet bekend
43
Tabel 2
Soorten
Bron
rigidum
Schubvaren
Ceterach
officinarum
Spaanse ruiter
Cirsium
dissectum
Colchicum
autumnale
Cystopteris
fragilis
Dactylorhiza
incarnata
Dactylorhiza
maculata
Dactylorhiza
majalis majalis
Dactylorhiza
majalis
praetermissa
Dianthus
deltoides
Herfstijloos
Blaasvaren
Vleeskleurige orchis
Gevlekte orchis
Brede orchis
Rietorchis
Steenanjer
Kleine Zonnedauw
Ronde Zonnedauw
Drosera
intermedia
Drosera
rotundifolia
Moeraswespenorchis Epipactis
palustris
Blauwe zeedistel
Eryngium
maritimum
Muurbloem
Erysimum cheiri
Kietvitsbloem
Kruisbladgentiaan
Klokjesgentiaan
Rechte
driehoeksvaren
Veenmosorchis
Fritillaria
meleagris
Gentiana
cruciata
Gentiana
pneumonanthe
Gymnocarpium
robertianum
Kleine keverorchis
Grote keverorchis
Hammarbya
paludosa
Hieracium
amplexicaule
Leucojum
aestivum
Listera cordata
Listera ovata
Wilde gagel
Myrica gale
Beenbreek
Nartheticum
ossifragum
Bijenorchis
Ophrys apifera
Wilde marjolein
Origanum
vulgare
Parnassia
palustris
Stengelomvattend
havikskruid
Zomerklokje
Parnassia
Welriekende
nachtorchis
Gulden sleutelbloem
Platanthera
bifolia
Primula veris
muurplantkennissysteem
2008
in Amsterdam,
muurplantkennissysteem
2008
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Presentie in Amstelveen
gezaaid/geplant
Presentie spontaan Tabel
EL&I
nee
Waarsch niet; weinig Tabel 2
geschikt habitat
Alleen in de
heemparken,Beneluxbaan
Spurgeonlaan; Aangeplant
in parken
nee
Niet bekend
Tabel 2
niet bekend
Tabel 2
Niet bekend, Van der
Hooplaan misschien?
Diverse locaties in bermen
Waarsch niet; weinig Tabel 2
geschikt habitat
Tabel 2
alles aangeplant?
Tabel 2
?
?
Tabel 2
zadenlijst Langerhuizen en
omgeving
niet bekend
her en der
verwilderd en/of wild
Tabel 2
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs; Amstelveen
Langerhuizen en omgeving
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
In de langgrasbermen
verwilderd
Tabel 2
Alleen in de heemparken
niet
Tabel 2
niet bekend
Tabel 2
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Pers.com. R. Hofs/
zadenlijst
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
in Amsterdam,
muurplantkennissysteem
2008
Alleen in de heemparken
Rietlandjes
Bovenkerk
Poelgebied
(knnv.nl 117-481
jaar 00-06)
Waarsch niet
Alleen in de heemparken
Koen v. Oosterwijk op muur
Alleen in de heemparken
Spurgeon, Smeeklaan
Beneluxbaan
verwilderd Westwijk
zuidwest 2004
waarsch. niet
Tabel 2
mogelijk verwilderd
Tabel 2
niet bekend
niet
Tabel 2
nee
Waarsch niet; weinig Tabel 2
geschikt habitat
Alleen in de heemparken
?
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
zadenlijst PIA 2007 e.a.
? km-hokken in Amsterdam
in Amsterdam;
http://www.knnv.nl/amsterd
am/ tussen 2000 en 2006
oostelijke poel 2007
aangeplant?
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
6km-hokken in
Amsterdamwww.florafauna.amsterdam.nl Zie ook
waarneming.nl kaart
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs; waarneming.nl
Amsterdamse Bos 30 juli
2007
www.florafauna.amsterdam.nl
eigenwaarneming sportpark
Startbaan
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
44
Tabel 2
Tabel 2
Tabel 2
Tabel 2
kwekerij heemparken
Niet bekend
Tabel 2
Rentmeesterslaan /
Flevolaan
Niet bekend
nee
verwilderd
Tabel 2
? Niet bekend
zeker
Tabel 2
Tabel 2
zeker
Tabel 2
Zorgvlied meegekomen met
plantgoed uit Thijssepark;
Alleen in de heemparken
nee
? niet bekend
Tabel 2
Mogelijk
Tabel 2
langgrasbermen
mogelijk
Tabel 2
Alleen in de heemparken
Niet bekend
Tabel 2
Nee, aan de Amstelveense
Poel.
Bosplantsoen div. locaties
ook dubbele exemplaren
aangeplant
zeker
Tabel 2
niet bekend
Tabel 2
Soorten
Bron
Stengelloze
sleutelbloem
Primula vulgaris
Gele helmbloem
Pseudofumaria
lutea
Salvia pratensis
Veldsalie
Langbladig ereprijs
Veronica
longifola
Klein glaskruid
Duinvorm
Bosorchis
Dactylorhiza
fuchsii
Bastaardzonnedauw Drosera X
obovata
Grasklokje
Campanula
rotundifolia
Kleine maagdenpalm Vinca minor
Poppenorchis
Aceras
anthropophorum
Voorjaars adonis
Adonis vernalis
Pijlscheefkelk
Arabis hirsuta
sagittata
Weideklokje
Campanula
patula
Bleek bosvogeltje
Cephalantera
damasonium
Wit bosvogeltje
Cephalanthera
longifolia
Rood bosvogeltje
Cephalanthera
rubra
Groene nachtorchis
Coeloglossum
viride
Koraalwortel
Corallorhiza
trifida
Veenorchis
Dactylorhiza
sphagnicola
Lange zonnedauw
Drosera anglica
Bruinrode
Epipactis
wespenorchis
atrorubens
Geelgroene
Epipactis
wespenorchis
muelleri
Slanke gentiaan
Gentianella
amarella
Veldgentiaan
Gentianella
campestris
Franjegentiaan
Gentianella
ciliata
Duitse gentiaan
Gentianella
germanica
Dennenorchis
Goodyera
repens
Grote muggenorchis Gymnadenia
conopsea
Honingorchis
Herminium
monorchis
Bokkenorchis
Himantoglossum
hircinum
Jeneverbes
Juniperus
communis
Waterdrieblad
Menyanthes
trifoliata
Vogelnestje
Neottia nidusavis
Vliegenorchis
Ophrys
insectifera
Wantsenorchis
Orchis
coriophora
Mannetjesorchis
Orchis mascula
PIA 2007= sportpark
startbaan waarsch.
aangeplant
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs/oa PIA 2007
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs; PIA 2008
in Amsterdam,
muurplantkennissysteem
2008
Zadenlijst /pers.com. R.
Hofs
x
Presentie in Amstelveen
gezaaid/geplant
aangeplant
Presentie spontaan Tabel
EL&I
Niet bekend
Tabel 2
in tuinen en parken
zeker, verwilderde
tuinplanten
verwilderd
Tabel 2
mogelijk verwilderd
Tabel 2
Mogelijk
Tabel 2
langgrasbermen
zeker Beneluxbaan e.a.
locaties, langgrasbermen
nee
Alleen in de heemparken
Tabel 2
Tabel 2
nee
niet
?
x
nee
niet
?
x
Niet bekend
x
x
in tuinen en plantsoenen
nee
mogelijk verwilderd
niet
Tabel 1
Tabel 2
x
x
nee
nee
niet
niet
Tabel 2
Tabel 2
x
nee
x
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
x
nee
nee
niet
niet
Tabel 2
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
mogelijk verwilderd
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
45
Tabel 1
Soorten
Soldaatje
Harlekijn
Purperorchis
Aapjesorchis
Aangebrande orchis
Bergnachtorchis
Witte muggeorchis
Herfstschroeforchis
Zinkviooltje
Maretak
Kruipend
moerassscherm
Groenknolorchis
Drijvende
waterweegbree
Zomerschroeforchis
Groot zeegras
Bron
x
x
x
x
x
x
Presentie in Amstelveen
gezaaid/geplant
nee
nee
nee
nee
nee
nee
Presentie spontaan Tabel
EL&I
niet
Tabel 2
niet
Tabel 2
niet
Tabel 2
niet
Tabel 2
niet
Tabel 2
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
nee
niet
Tabel 2
x
x
nee
nee
niet
niet
Tabel 2
Tabel 3
Liparis loeselii
x
Luronium natans x
nee
nee
niet
niet
Tabel 3
Tabel 3
Spiranthes
aestivalis
Zostera marina
x
nee
niet
Tabel 3
x
nee
niet
Tabel 3
Orchis militaris
Orchis morio
Orchis purpurea
Orchis simia
Orchis ustulata
Platanthera
chlorantha
Pseudorchis
albida
Spiranthes
spiralis
Viola lutea
calaminaria
Viscum album
Apium repens
Vogellijst
De lijst met vogelsoorten waarvan de nesten het hele jaar door zijn beschermd is in 2009 aangepast. Deze indicatieve
lijst helpt om te bepalen of ontheffing nodig is van de Flora- en faunawet en om te kijken welke mitigerende maatregelen
mogelijk zijn. Op het eerste deel van de lijst staan soorten met nesten die in principe jaarrond zijn beschermd. Het
tweede deel bestaat uit nesten die niet jaarrond zijn beschermd (categorie 5), maar waarvan inventarisatie gewenst is.
Hieronder de vogellijst EL&I (Minister van LNV, 2009) met daarin aangegeven of de soorten broedden of voorkwamen in
Amstelveen, of wat de kans daarop is. Deze kansen zijn overgenomen uit de inventarisatie van de vogelwerkgroep
Amstelveen zoals beschikbaar gesteld door de vogelwerkgroep. De codes O en N en X zijn toegevoegd. De codes
hebben de volgende betekenis:
Z = zeker
X =geen gegevens
W = waarschijnlijk
O = onwaarschijnlijk
M = mogelijk
N= Nihile kans
Aantal broedparen
Vogels die sinds 1973
in heel Nederland
voorkomen als
Voorkomen in
(SOVON
broedvogel in
Amstelveen
broedvogelatlas
Nederland
2002)
boomvalk
buizerd
gierzwaluw
grote gele kwikstaart
havik
huismus
kerkuil
oehoe
ooievaar
ransuil
roek
slechtvalk
sperwer
O
W
Z
O?
Z
Z
Z
N
X?
Z
M
M?
W
750'-1.000
8.000'-10.000
30.000'-60.000
240'-300
2000
500.000-1.000.000
1750
3
400
5000
60.000'-65.000
8'-10
4500
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
46
Aantal broedparen
Vogels die sinds 1973
in heel Nederland
voorkomen als
Voorkomen in
(SOVON
broedvogel in
Amstelveen
broedvogelatlas
Nederland
2002)
steenuil
wespendief
zwarte wouw
blauwe reiger
boerenzwaluw
bonte vliegenvanger
boomklever
boomkruiper
bosuil
brilduiker
draaihals
eidereend
ekster
gekraagde roodstaart
glanskop
grauwe vliegenvanger
groene specht
grote bonte specht
hop
huiszwaluw
ijsvogel
kleine bonte specht
kleine vliegenvanger
koolmees
kortsnavelboomkruiper
oeverzwaluw
pimpelmees
raaf
ruigpootuil
spreeuw
tapuit
torenvalk
zeearend
zwarte kraai
zwarte mees
zwarte roodstaart
zwarte specht
Z
O?
N
Z
Z
X?
Z
Z
Z
N?
N?
N
Z
O?
M?
M?
W
Z
N?
Z
W
O?
N?
Z
N?
M?
Z
N?
N?
Z
O?
Z
N?
Z
W
W
N?
6000
700
0'-1
10.000'-13.000
100.000'-200.000
14.000'-18.000
16.000'-20.000
80.000'-120.000
5000
15'-20
50'-65
8.000'-10.000
40.000'-60.000
23.000'-30.000
12.000'-15.000
20.000'-30.000
6.000'-7.500
55.000'-65.000
0'-1
110.000'-125.000
300'-400
4.500'-5.500
onregelmatig
500.000'-600.000
75'-100
18.000'-32.000
125.000'-200.000
60
1
500.000'-900.000
600'-800
5.000'-7.500
1
70.000'-100.000
30.000'-40.000
27.000'-37.000
1.100'-1.600
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
47
Bijlage 2: Amstelveense handreiking Flora- en
faunawet en ruimtelijke planvorming
.......................................................................................................................................................................................
Om de gemeentelijke planprocessen beter beheersbaar te maken, werkt de
afdeling Ruimtelijke Ordening en Vergunningen (ROV) van de gemeente
Amstelveen met de richtingaanwijzer voor gebiedsgerichte projecten. Om het
werken met deze gedragscode daarin in te passen is deze handreiking
geschreven. Daarbij is gebruikgemaakt van de handleiding Flora- en faunawet en
ruimtelijke planvorming van de gemeente Amsterdam (Timmermans, 2009).
Inventarisatie van natuurwaarden en bepalen effecten- en alternatieven op
en voor de natuurwaarden (fase 0)
Doel - In het voortraject, de verkenningsfase (fase 0) van de planvorming, wordt
in een rapport aangegeven waar mogelijk conflicten kunnen ontstaan tussen de
realisatie van het plan en de Flora- en faunawet. De producten die in dit
voortraject moeten verschijnen over de Flora- en faunawet helpen bij de
locatiekeuze en het alternatievenonderzoek. Anders gezegd, de producten
moeten aangeven of mogelijk een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en
faunawet is vereist. Omdat er in fase 0 van het proces ruimtelijke ontwikkelingen
nog geen ruimtelijk plan is, moeten de producten worden gebaseerd op een
inventarisatie van de beschermde soorten die in en om het plangebied voorkomen
en op een globale schatting van te verwachten effecten van de uitvoering van het
plan.
In de voorbereidende ruimtelijke-ordeningsprocedure, bijvoorbeeld tijdens de
wijziging van een bestemmingsplan of structuurvisie, moeten maatschappelijke
belangen worden afgewogen tegen eventuele negatieve effecten voor
beschermde soorten. Er moet namelijk een grond zijn waarop een ontheffing
verleend kan worden. Voor vogels en veel tabel 3-soorten moeten dat belangen
zijn genoemd in respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Het kan
raadzaam zijn om al in deze fase de regionale directie van het Ministerie van
Economische zaken, Landbouw en Innovatie te consulteren. Hierdoor wordt
voorkomen dat het maatschappelijk belang van het project later (bij een
ontheffingsaanvraag) niet blijkt op te wegen tegen de negatieve effecten van het
project op streng beschermde soorten.
Inhoud - In het rapport worden de volgende vragen beantwoord:
 Leidt de planvorming tot ingrepen in of in de nabijheid van een natuurgebied
zoals omschreven in de Natuurbeschermingswet 1998?
 Welke (leefgebieden van) beschermde soorten komen in en nabij het te
ontwikkelen gebied voor?
 Oefent het initiatief een wezenlijke invloed (zie paragraaf 1.2) uit op deze
soorten?
 Welke effecten door het realiseren van het plan zijn te verwachten die strijdig
zijn met de Flora- en faunawet?
 Welke voorwaarden moeten in acht worden genomen opdat redelijkerwijs
ontheffing mogelijk is voor (streng) beschermde soorten?
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
48
Hoofdstuk
Inleiding
Beschrijving opzet onderzoek
Resultaten van het onderzoek
Mogelijke schadelijke effecten van het initiatief op beschermde
soorten
Kansen voor voorkomen, mitigatie, compensatie (globaal)
Conclusie en aanbevelingen
Inhoud
Achtergrond, aanleiding, probleem, doel, afbakening
- Plangebied (minimaal schaal 1:5000)
- Overzicht van onderzochte soortengroepen;
- Wijze van inventarisatie (methode, frequentie, data);
- Overige informatiebronnen wat betreft flora en fauna in het
plangebied.
- Soortenlijst
- Wettelijke status van de soorten
- Locatieaanduiding van de verspreiding van beschermde
soorten
- Betrouwbaarheid van de waarneming op basis van PGOcriteria5
- Nadere beschrijving van 'kritische' soorten.
Voor alle beschermde soorten die in of nabij het plangebied
zijn geconstateerd.
Voor alle beschermde soorten die in of nabij het plangebied
zijn geconstateerd
- In acht te nemen voorwaarden voor de in of nabij het
plangebied aanwezige beschermde soorten.
- Conclusie over de vraag of de aanwezigheid van
beschermde soorten in het plangebied verdere planvorming
belemmert en welke maatregelen er getroffen moeten
worden om planvorming mogelijk te maken.
Model Inhoud natuur en fase 0:
Inventarisatie van beschermde
soorten, effecten- en alternatievenstudie van de natuurwaarden.
Implementatie van conclusies uit de natuurtoets (fase 1)
Doel - In de initiatiefase, fase 1, moet een rapport verschijnen dat de
implementatie van de natuurtoets beschrijft. Het rapport beschrijft ook de
resultaten van nadere facetstudies waaronder eventuele conclusies uit de
natuurtoets. Kortom, binnen de vastgestelde ruimtelijke opgave geeft het rapport
aan welke maatregelen (voorkomen, mitigeren, compenseren) nodig zijn om
redelijkerwijs in aanmerking te komen voor ontheffing ex artikel 75 van de Floraen faunawet.
Inhoud - In het rapport worden de volgende vragen beantwoord (deels al
beantwoord in fase 0):
 welke beschermde planten en dieren komen in en nabij het plangebied voor?
 welke effecten zijn te verwachten voortvloeiende uit het realiseren van het
plan die strijdig zijn met verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet.
 welke randvoorwaarden moeten in acht worden genomen om redelijkerwijs
ontheffing te kunnen aanvragen voor beschermde soorten?
 hoe kunnen ingrepen die schade opleveren aan beschermde soorten worden
voorkomen,gemitigeerd of gecompenseerd?
 moet en zo ja kan het plan zo aangepast worden dat overtreding van de
Flora- en faunawet wordt voorkomen en als dat niet kan ontheffing ex artikel
75 van de Flora- en faunawet mogelijk is.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
49
Hoofdstuk
Inleiding
Beschrijving van de opzet van het onderzoek
Beschrijving inhoud
Achtergrond, aanleiding, probleem, doel, afbakening
- Een topografische kaart met daarop ingetekend de locatie
waar een veldonderzoekactiviteit gepland is (schaal
minimaal 1:2.500);
- Overzicht van onderzochte soortengroepen;
- Wijze van inventarisatie (methode, frequentie, data);
- Overige informatiebronnen over flora en fauna in het
plangebied. Zie paragraaf 1.4.
Resultaten van veldonderzoek
- Actualisering en detaillering van de inventarisatie op grond
van de Flora- en faunawet van beschermde dier- en
plantensoorten op de geplande locatie (soortenlijst,
wettelijke status per soort, nadere locatieaanduiding)
- Betrouwbaarheid van de waarneming aangeven op basis
van PGO-criteria4.
Mogelijke schadelijke effecten van de planvorming op
beschermde soorten
Beschrijving van de te verwachten schade als gevolg van
voorgenomen activiteit(en) aan alle beschermde soorten die
in of nabij het plangebied zijn geconstateerd. Hierbij
rekening houden met de planning van het project op de
ecologische kalender (broedseizoen e.d.).
- Beschrijving hoe de schade aan de beschermde dier- en
plantensoorten tot een minimum kan worden beperkt bij
uitvoering van de voorgenomen activiteit;
- Beschrijving van de voorgenomen mitigerende en/of
compenserende maatregelen indien schade onvermijdelijk
is.
- Voor welke soorten moet bij uitvoering ontheffing worden
aangevraagd?
- Welke maatregelen moeten worden genomen om
redelijkerwijs ontheffing te kunnen krijgen?
Maatregelen voor voorkomen, mitigatie, compensatie
Conclusie en aanbevelingen
Model Inhoud natuur en fase 1:
implementatie van de natuurtoets.
Actualisatie van gegevens (fase 2-3)
In de fasen 2-3 worden de studies uitgevoerd om natuurgegevens te actualiseren.
Zo wordt voorkomen dat de daadwerkelijke ingrepen in de realiserings- en
beheerfase toch nog strijdig zijn met de Flora- en faunawet. Neem de eisen die de
mitigerende en eventueel compenserende maatregelen uit de natuurtoets stellen
op in het Programma van Eisen (fase 2). Ook is het verstandig om aan het begin
van het ontwerpproces een deskundig ecoloog mee te laten denken over concrete
uitwerking van de compenserende maatregelen. Dit geldt ook voor 'fysieke' en
tevens permanente mitigerende maatregelen zoals faunapassages.
Als bij de actualisatie van gegevens nieuwe beschermde soorten worden
gevonden, beoordeel dan opnieuw of:
 er een 'belang' is om ontheffing te krijgen en
 of het maatschappelijk belang opweegt tegen eventuele negatieve effecten
op de beschermde soorten.
Het aanvragen van een ontheffing (fase 4)
Een ontheffing of positieve afwijzing moet verkregen zijn voordat de eerste schop
in de grond gaat. Let op: in een project verandert met de verschillende onderdelen
(sloop, bouwrijp maken, bouw, groen inrichting) vaak de verantwoordelijke
persoon en/of instantie. Verantwoordelijkheden die voortkomen uit de ontheffing
of uit een positieve afwijzing moeten ook overgedragen worden. Zie hieronder.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
50
Het realiseren van het plan (fase 5)
De verantwoordelijkheid voor de ontheffingsbeschikking ex artikel 75 van de
Flora- en faunawet ligt bij de uitvoeringsverantwoordelijke. De gemeente is bij
veel projecten verantwoordelijk voor het bouwrijp maken van de locatie. De
verdere uitvoering komt in handen van bijvoorbeeld projectontwikkelaars en
uitvoerende gemeentelijke diensten. Bij de overdracht van de
verantwoordelijkheid moet dus ook de overdracht van de afspraken die
voortkomen uit een ontheffing of een positieve afwijzing formeel overgaan.
Bij een ontheffing wordt een activiteit vrijgesteld van verbodsbepalingen uit de
Flora- en faunawet (vernietigen, verjagen, verstoren enz.). Bij een positieve
afwijzing zorgt uitvoering van de voorgestelde maatregelen dat de Flora- en
faunawet niet wordt overtreden. Vaak hebben de eisen uit een ontheffing of uit
een positieve afwijzing primair betrekking op het verwijderen van begroeiing en
het bouwrijp maken van de locatie. Echter, er kunnen meer voorwaarden zijn die
later kunnen worden vervuld (zoals de aanleg van waterpartijen met natuurlijke
oevers en opnemen nestgelegenheid voor mussen). De verantwoordelijkheid voor
het naleven van die voorwaarden moet dus ook overgaan naar de nieuwe
verantwoordelijke persoon en/of instantie.
Nazorg en evaluatiefase (fase 6)
Soms werken compenserende en mitigerende maatregelen ook door nadat de
beheersfase is aangebroken. Het beheer moet afgestemd zijn op de soorten
waarvoor de maatregelen zijn genomen. Het is zeer aan te bevelen ook in de
realisatie- en beheerfase de inventarisatiegegevens regelmatig te actualiseren.
Vaak legt een ontheffing of een positieve afwijzing dat op als verplichting.
Opdrachtverlening en opdrachtformulering
Tijdens de planvorming moeten gemeentelijke projectverantwoordelijken
opdrachten verlenen voor natuurinventarisaties, effecten- en alternatievenstudies
en van de actualisatie daarvan. Vanwege de juridische bruikbaarheid van deze
documenten is het onderstaande van belang:
 Er moet gebruik worden gemaakt van actuele en methodologisch harde
inventarisatiegegevens. In verband met mogelijke veroudering dienen
inventarisatiegegevens altijd gecontroleerd en waar nodig met
veldinventarisaties geactualiseerd te worden.
 Voor de inhoudsopgave en de vragen die moeten worden beantwoord zie
'Inventarisatie natuurwaarden' en 'Effecten- en alternatievenstudies'.
 Er moet een goed ecologisch adviesbureau worden gekozen, op basis van:
 deskundigheid op het gebied van inventarisatie, ecologische
effectenanalyse en natuurontwikkeling in stedelijk gebied;
 deskundigheid op het gebied van natuurwetgeving;
 De rapportage moet een zelfstandig leesbaar document vormen;
 Bij langlopende projecten is het zeer aan te bevelen ook in de realisatie- en
beheerfase de inventarisatiegegevens regelmatig te actualiseren.
Ontheffing
Alleen voor de uitvoerings- en beheerfase is ontheffing nodig, indien daartoe
noodzaak bestaat. Ontheffingen moeten worden aangevraagd bij het Ministerie
van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, Dienst Regelingen. Er is een
formulier te downloaden van http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/vergunningen-ontheffing. Bij de aanvraag moet alle informatie worden aangeleverd die nodig
is om een beoordeling ervan mogelijk te maken.
De behandeling van een ontheffingsaanvraag duurt minimaal drie maanden, maar
kan makkelijk uitlopen tot 6 maanden of meer. Dit is onder andere afhankelijk van
de complexiteit en de mate van volledigheid van de aanvraag. Belangrijk is dat de
in de ontheffing beschreven situatie actueel is. Het kan dus zijn dat bij langdurige
projecten de informatie moet worden geactualiseerd.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
51
De behandeling verloopt volgens de procedure van de Algemene Wet
Bestuursrecht. Tegen de beschikking van de Minister van Economische zaken,
Landbouw en Innovatie kan een belanghebbende binnen zes weken bezwaar
aantekenen. Op een beslissing op bezwaar kan vervolgens beroep worden
aangetekend bij de bestuursrechter.
Voorkomen, mitigeren, compenseren
In aanvulling op inrichtings- en beheermaatregelen kan planologisch-juridische
veiligstelling een zeer belangrijke mitigatie- of compensatiemaatregel zijn. Dit kan
bijvoorbeeld door de natuurfunctie vast te leggen in het bestemmingsplan.
Voorkomen - Plannen kunnen worden aangepast zodat leefgebieden en
populaties van soorten worden ontzien.
In veel gevallen hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als tijdig de
plannen worden afgestemd op de natuur. Als negatieve effecten op beschermde
soorten worden voorkomen is immers geen ontheffing nodig.
Mitigatie (Minister van LNV, 2009) - Mitigerende maatregelen zijn gericht op het
voorkomen van de negatieve gevolgen van een activiteit. Dit moet gebeuren
binnen het plangebied en voor de soorten die daar voorkomen. Van belang is dat
wordt voorkomen dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en
verblijfsplaatsen wordt aangetast.
Compensatie (Minister van LNV, 2009) - Als compenserende maatregelen
getroffen moeten worden houdt dit per definitie in dat de functionaliteit van de
vaste rust- of verblijfplaats niet behouden kan blijven. Er is namelijk pas een
noodzaak tot compensatie, als leefgebiedfuncties (tijdelijk) onherstelbaar
beschadigd of vernield zijn. Compensatie kan plaatsvinden binnen of buiten het
plangebied om een andere (deel)populatie te versterken. De gunstigste staat van
instandhouding van de soort als geheel komt dan niet in het geding. Let wel op
dat deze staat van instandhouding beoordeeld moet worden op landelijk of
regionaal niveau. Dit hangt samen met de mate van bescherming van de soort.
De gunstige staat van instandhouding van soorten uit Bijlage IV van de
Habitatrichtlijn moet lokaal beoordeeld worden. Voor de overige soorten is de
landelijke populatie van belang.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
52
Bijlage 3: Afsprakenformulier
.......................................................................................................................................................................................
De opdrachtnemer zorgt ervoor dat de werkzaamheden conform de gedragscode plaatsvinden. In dit
afsprakenformulier legt de opdrachtgever de afspraken met de opdrachtnemer vast.
Minimaal twee weken voor aanvang van de werkzaamheden wordt het afsprakenformulier ondertekend door
de opdrachtgever. De aannemer/uitvoerder ondertekent als blijk van ontvangst, kennisname en akkoord. Het
afsprakenformulier wordt in tweevoud opgemaakt; opdrachtgever en opdrachtnemer behouden elk een
getekend exemplaar.
De opdrachtnemer instrueert het uitvoerende personeel en de eventuele onderaannemers over de gemaakte
afspraken.
Na de realisatie van het werk worden de werkzaamheden geëvalueerd. De opdrachtnemer zorgt ervoor dat
ten behoeve van de uiteindelijke evaluatie van de gedragscode, het afsprakenformulier inclusief de evaluatie
van de werkzaamheden, verstuurd wordt naar het afdelingshoofd dat verantwoordelijk is voor de
opdrachtverstrekking.
De opdrachtnemer kan het afsprakenformulier ook gebruiken om tijdens de werkzaamheden aan te geven
wat er daadwerkelijk gebeurde. Het functioneert dan als administratie die bij controles overlegd kan worden.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
53
AFSPRAKENFORMULIER IN KADER VAN AMSTELVEENSE GEDRAGSCODE FLORA- EN FAUNAWET
Locatie:
Datum:
Naam project:
Type werkzaamheden
zie voor uitgebreide beschrijving van de werkzaamheden de betreffende paragraaf
paragraaf werkzaamheden
Ruimtelijke ordening
2.3.1
2.3.2
2.3.3
2.3.4
2.3.5
2.3.6
2.3.7
2.3.7
3.3.1
3.3.2
3.3.3
3.3.4
3.3.5
3.3.6
3.3.7
3.3.8
3.3.9
3.3.10
3.3.11
3.3.12
3.3.13
3.3.14
Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met muurplanten
Slopen / renoveren / verbouwen bouwwerken met vleermuizen en/of vogels
Dempen / verbreden / baggeren in het kader van achterstallig onderhoud
waterlichamen; vervangen beschoeiingen
Verwijderen opgaande begroeiing: struweel, bosplantsoen, bomen en/of
laanbeplanting
Verwijderen begroeiing: ruigte, ruiggras, riet en rietlandbegroeiingen
Grondwerken (bouwrijp maken, afgraven, ophogen, in depot zetten)
Plaatsen van verlichting
Braakliggende terreinen en gronden
Beheer en onderhoud
Plaatsen of vervangen hekken, rasters
Snoeien, kappen en vervangen van alleenstaande bomen / laanbeplanting
Snoeien, dunnen van hakhout, struweel, bosplantsoen en bos inclusief selectief
kruidenbeheer bosplantsoen, nestkasten, broedhopen, takkenrillen
Snoeien van heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken
sierbeplanting
Beheer en onderhoud heemparken en heembeplantingen
Dierenweide
Maaien kort gras, gazon
Maaien grasland, weiland
Maaien kruidige vegetaties op bermen, dijken en velden
Maaien oevervegetaties en rietvelden
Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen en
vervangen oeverbeschoeiing
Onderhoud, schoonspuiten en kleine herstelwerkzaamheden van muren langs
grachten, bruggen, sluizen en kunstwerken
Begrazen van bos, graslanden en droge en natte ruige terreinen
Werkzaamheden aan (straat)meubilair en (half)verharding
Komen er beschermde soorten uit tabel 1, 2 of 3 voor in het gebied?
Bij ‘ja’ vermeld de afspraken in onderstaand tabel.
Welke bronnen zijn hiervoor geraadpleegd?
(bijvoorbeeld in de toekomst de applicatie ”Kijk op Amstelveen”)
Wanneer heeft de laatste inventarisatie plaatsgevonden?
Wie heeft er geïnventariseerd?
Zijn er nesten aangetroffen van vogels die jaarrond zijn beschermd? ja / nee
Bij ‘ja’ vermeld de afspraken in onderstaande tabel.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
54
Aankruisen wat van
toepassing is
Afspraken per soortgroep
Soort
Locatie
op kaart
Aangewezen / Ffwet
gemarkeerd in
het veld
Ontheffing-
Planten
– Ontzie groeiplaats
– Verplaats planten
– Overig
plichtig?
Ontheffing
aanwezig?
Ja/Nee
Ja/Nee
(1)
Vleermuizen
– Ontzie zomerverblijf
– Ontzie winterverblijf
– Ontzie Bomen met holen
– Vliegroute
– Belangrijk foerageergebied
– Paar-/balts territorium
– Overig
Eekhoorn
– Ontzie
– Ontzie zomernesten
– Ontzie winternesten
– Overig
Waterspitsmuis
– Ontzie leefgebied
– Verjaag dieren
– Overig
Vogels
-Ontzie nesten
-Bomen met holen
-Horsten van roofvogels
-Kolonievogels
-Voorkomen van nestelen
-Overig
Reptielen
-Ontzie leefgebied
-Ontzie winterverblijf
-Ontzie broedhoop
-Ontzie eiafzetplaats
-Verplaats dieren
-Overig
Rugstreeppad
-Ontzie leefgebied
-Ontzie voortplantingsgebied
-Verplaats dieren
-Voorkom ontstaan leefgebied
-Overig
Amfibieën en vissen
-Ontzie
-Ontzie voortplantingsgebied
-Verjaag
-Verplaats
-Overig
Insecten
-Ontzie
-Overig
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
Toelichting afspraken en
periode werkzaamheden
55
Overige aantekeningen en afspraken:
Opdrachtgever:
Opdrachtnemer:
Datum
Datum
Plaats
Plaats
Handtekening
Handtekening
Deskundige:
Datum
Plaats
Handtekening
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
56
Aantekeningen/evaluatie na oplevering werkzaamheden:
De opdrachtnemer zorgt ervoor dat ten behoeve van de uiteindelijke evaluatie van de gedragscode, het afsprakenformulier
inclusief de evaluatie werkzaamheden, verstuurd wordt naar het afdelingshoofd dat verantwoordelijk is voor de
opdrachtverstrekking.
(1) bijvoorbeeld voor muurplant:
Werk ruim om de plant heen en dek de plant af door een dakje er boven te maken zodat er geen stof en gruis op valt. Zie ook
gedragscode 2.3.1
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
57
Bijlage 4: Handreiking voorbereiding van beheeren onderhoudsmaatregelen
.......................................................................................................................................................................................
Deze bijlage kan dienen als 'snelgids' bij een aantal veel voorkomende
onderhoudswerkzaamheden. De samenvattingen dienen enkel als leidraad; voor
de volledige beheersvoorschriften wordt verwezen naar de volledige rapporten.
Amstelveen moet zorgen voor een voldoende overzicht van de aanwezige
beschermde soorten binnen haar beheergebied. Behalve door eigen inspecties en
tijdens het beheer te letten op beschermde soorten worden minimaal eens per 10
jaar de bermen, dijken, velden en graslanden geïnventariseerd op relevante
soorten.
De beheerder maakt de aannemer attent op de beschermde soorten die hij kan
verwachten.
Onderhoudswerkzaamheden solitaire bomen / laanbomen:
 De algemene controle van solitaire bomen / laanbomen wordt uitgevoerd in
juni (Bomenplan Amstelveen, 2008; bijlage 3).
N.B. Op het voorgeschreven moment van controle is er blad aan de boom.
Dit kan het inventariseren van beschermde soorten en jaarrond beschermde
nesten bemoeilijken.





Als vastgesteld wordt dat een boom onderhoud nodig heeft wordt deze
gecontroleerd op de aanwezigheid van beschermde soorten of vaste
verblijfplaatsen van beschermde soorten (zie 3.3.2).
Aan de hand van het beheersvoorschrift en de bestaande situatie noteert de
boombeheerder, met een European Tree Worker (ETW) certificaat, op een
snoeiformulier, in het kort wat er tijdens de onderhoudsbeurt dient te
gebeuren.
Tegelijkertijd inventariseert de boombeheerder de beschermde
soorten(groepen) die voorkomen of te verwachten zijn en bepaalt of voor de
geplande onderhoudstaak schade beperkende maatregelen nodig zijn en
welke dit zijn. Dit wordt ook vermeld op het snoeiformulier. De
boombeheerder is deskundige of schakelt een deskundige in.
In het aanstaande winterseizoen wordt dan het geplande onderhoud
uitgevoerd. In de zomerperiode wordt er ook gesnoeid mits er geen
verstoringen plaatsvinden, conform paragraaf 3.3.2.
Ieder jaar evalueren beheerders, ontwerpers en de chef buitendienst een
aantal onderhoudswerkzaamheden. Beheersvoorschriften kunnen dan
eventueel bijgesteld worden. Bijzonderheden van gebruik van de
gedragscode en/of het omgaan met beschermde planten en dieren kunnen
dan ook besproken worden en gedocumenteerd.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
58
Onderhoudswerkzaamheden bosplantsoen (snoeien, dunnen hakhout,
struweelonderhoud, kruidenbeheer):
 De algemene controle van bosplantsoenen wordt uitgevoerd eind augustus,
begin september conform het beheersvoorschrift (Werkgroep natuurlijke
groenvoorzieningen in de stad, 1985).
N.B. Op het voorgeschreven moment van controle is er nog blad aan de
boom; dit kan het inventariseren van beschermde soorten bemoeilijken. Er
wordt tevens gekeken naar beschermde planten en dieren en jaarrond
beschermde nesten6.





Aan de hand van het beheersvoorschrift en de bestaande situatie noteert de
beheerder in het kort, op een snoeiformulier, wat er tijdens de
onderhoudsbeurt dient te gebeuren.
Tegelijkertijd inventariseert de opzichter de beschermde soorten(groepen)
die te verwachten zijn op de onderhoudslocaties. Hij bepaalt indien nodig de
specifieke maatregelen die schade aan die soorten moeten voorkomen. Dit
vermeldt hij op het werkdocument bosplantsoen.
De opzichter vergelijkt het resultaat met het beheersvoorschrift en voegt het
snoeiformulier bij het beheersvoorschrift.
In het aanstaande winterseizoen wordt dan het desbetreffende plantsoen
gesnoeid.
In het groeiseizoen vindt in het bosplantsoen selectief kruidenbeheer plaats
door uitmaaien en/of uitsteken van ongewenste soorten, het stimuleren van
kruidenvegetaties door snoeien en/of dunnen, het uitzaaien en/of uitplanten
van kruiden en bloembollen volgens de geschiktheidslijst en Het plan
Beheerbosplantsoen (Werkgroep natuurlijke groenvoorzieningen in de stad,
1985).
N.B. Het daadwerkelijke moment van onderhoud is afhankelijk van de
voorkomende beschermde soorten en hun kwetsbare periode (bijvoorbeeld
Eekhoorn met winternest). Zie de paragrafen 3.3.1 t/m 3.3.14.

Ieder jaar evalueren opzichters en ontwerpers een aantal bosplantsoenobjecten. Beheersvoorschriften kunnen dan eventueel bijgesteld worden.
Bijzonderheden van gebruik van de gedragscode en/of het omgaan met
beschermde planten en dieren kunnen dan ook besproken worden. Het een
en ander wordt gedocumenteerd in het afsprakenformulier.
Onderhoudswerkzaamheden gazon / berm / graslanden / ruigte en
begrazing:
De beheersvoorschriften met betrekking tot bermen en graslanden worden
genoemd in 'Werkdocument bermflora in Amstelveen (Kiers, 1999).
Maaitijdstippen worden bepaald door de beheerder en worden bepaald door de
gewenste soorten vegetatie en de esthetische waarde van de bermen.




Uitgangspunt van het maairegime is een verschralingsbeleid.
Binnen de gemeente Amstelveen worden drie typen bermen onderscheiden,
te weten: schrale bermen, matig voedselrijke bermen en voedselrijke
bermen. Deze verschillende types kennen hun eigen maairegime. In bijlage 1
van het Werkdocument Bermflora in Amstelveen (Kiers, 1999) is een
specifiek overzicht per straat en maairegime te vinden.
Maaien is het gehele jaar door mogelijk zonder maatregelen, mits er geen
soorten uit tabel 2 en tabel 3 en in gebruik zijnde vogelnesten aanwezig zijn
in de directe omgeving van de maaiactiviteit( zie 3.3.7 en 3.3.8).
N.B. bij het maaien van percelen grenzend aan water wordt geregeld een
afwijkend maairegime gevolgd. Ook kunnen er in de oeverstrook/ vegetatie
andere beschermde soorten voorkomen dan de verwachte soorten van
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
59
berm/grasland en ruigtes (zie paragraaf Onderhoudswerkzaamheden
oevervegetaties/ rietvegetaties).
Onderhoudswerkzaamheden heesters, hagen en (rozen)struiken, het
onkruidvrij maken van perkjes:
Heesters worden gesnoeid volgens de Snoeirichtlijn heesters (Ingenieursbureau
Oranjewoud B.V. 2008).
 Er is geen vaste periode waarin wordt vastgesteld of onderhoud aan
heesters noodzakelijk is (Snoeirichtlijn heesters, 2008).
 Als vastgesteld wordt dat een heester of heestergroep onderhoud nodig
heeft, wordt deze gecontroleerd op de aanwezigheid van in gebruik zijnde
vogelnesten (zie paragraaf 3.1.4). Als vogelnesten aanwezig zijn wordt
gewacht tot het broedsel is uitgevlogen. Als dat om veiligheidsredenen niet
kan, dan wordt in overleg met een deskundige bepaald tot welke afstand er
van het nest gewerkt kan worden. Het deel met het nest kan pas worden
gesnoeid nadat het broedsel is uitgevlogen en het niet meer afhankelijk is
van de nestplaats.
 Snoeiwerkzaamheden binnen het vogelbroedseizoen (maart t/m juli) wordt
afgeraden.
 Wanneer de heester bloeit of vrucht draagt, wordt afgeraden te snoeien.
 Bij het onkruidvrij maken van perkjes moet rekening worden gehouden met
het voorkomen van beschermde plantensoorten aan de voet van heesters en
haagvoeten.
 Heesters, hagen en (rozen)struiken, onkruidvrij maken sierbeplanting en
onkruidbestrijding in sierbeplanting vindt plaats door schoffelen, grofweg 7x
van april tot november. Ook hierbij wordt rekening gehouden met
beschermde planten en dieren.
Onderhoudswerkzaamheden oevervegetaties/ rietvegetaties:
Het beheer van oeverstroken wordt genoemd in 'Werkdocument in Amstelveen
(zie paragraaf 5.10 Kiers 1999).


Het werkdocument bermflora (Kiers H.,1999) meldt dat oevervegetaties bij de
eerste maaibeurt over een strook van 0,5 tot 1 meter niet mee worden
gemaaid.
Maaien is het gehele jaar door mogelijk zonder maatregelen, mits er geen
soorten uit tabel 2 en tabel 3 en in gebruik zijnde vogelnesten aanwezig zijn
in de directe omgeving van de maaiactiviteit ( zie paragraaf 3.3.10).
Op de grens van land en water komen veel bijzondere dier- en plantensoorten
voor. Extra oplettendheid is geboden bij het controleren op beschermde soorten.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
60
Let op: het gaat om bestendig
beheer en niet om achterstallig
baggeronderhoud.
Schonen, kroosen en baggeren van watergangen, vijvers en poelen en
vervangen oeverbeschoeiing.
Amstelveen houdt zich aan de onderhoudsverplichtingen voortvloeiende uit de
Keur en Legger van het Hoogheemraadschap Rijnland en AGV. De gemeente
doet veel om watervegetaties die kenmerkend zijn voor de sierwaters van
Amstelveen te behouden. In principe volgt Amstelveen ook de aanwijzingen uit de
gedragscode van de UvW (2012).









Baggeren en schonen gebeurt in beginsel tussen 15 juli en 1 november en bij
voorkeur in september-oktober. In november-december kan nog worden
gebaggerd zo lang de winterrust van vissen en amfibieën niet is ingetreden,
een en ander ter beoordeling van een deskundige (UvW, 2012).
In gebieden met een gevarieerde water- en/of oeverbegroeiing of tabel 2- of
3-soorten worden delen begroeiing en waterbodem (indicatief: 25%)
gespaard, zodat te beschermen soorten kunnen vluchten, dan wel de
gebaggerde delen opnieuw kunnen bevolken. Dit kan door gefaseerd te
baggeren; er wordt natuurvriendelijk materieel ingezet en/of een sparende
techniek toegepast (UvW, 2012).
Amfibieën en vissen: er wordt in één richting gewerkt zodat amfibieën en
vissen kunnen ontsnappen, of te beschermen dieren worden tijdelijk
weggevangen of geïsoleerd van dat deel van de watergang waar de
werkzaamheden plaatsvinden. Dieren kunnen zich in de bodem drukken,
daarom wordt op de kant gedeponeerde bagger direct gecontroleerd. Dieren
worden gepakt en teruggezet of losgelaten in geschikt water buiten de
invloed van de werkzaamheden. De gepakte dieren worden zo snel mogelijk
weer losgelaten en in de periode dat ze gevangen zitten beschermd tegen
predatoren. Dat geldt ook voor hun eventuele gastheren, zoals
zoetwatermosselen in het leefgebied van de bittervoorn.
Bij het afzetten van bagger of slootmaaisel op land wordt rekening gehouden
met beschermde terrestrische soorten. Dat laat de ontvangstplicht door
aangelanden onverlet.
Broedvogels: in gebruik zijnde nesten worden beschermd door instructie
en/of vastleggen op tekening en inzet van bekwaam personeel. In overleg
met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt
kan worden.
Overige zoogdieren: wateren met oevers met waterspitsmuis worden
kleinschalig, gefaseerd geschoond of gebaggerd zodanig dat verspreid door
het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende vegetatie overblijft
om het biotoop te handhaven. De hoeveelheid en situering van de blijvende
vegetatie en waterbodem wordt in overleg met een deskundige bepaald. Bij
deponeren van bagger op de oevers wordt rekening gehouden met het
biotoop van zoogdieren.
Reptielen (ringslang): zie Overige zoogdieren.
Insecten: oevers met groene glazenmaker gefaseerd maaien zodanig dat
verspreid door het gebied op voor de soort gunstige plaatsen voldoende
vegetatie blijft staan. De hoeveelheid (indicatief 50%) en situering van de
blijvende vegetatie wordt in overleg met een deskundige bepaald.
Vleermuizen: niet van toepassing.
Als het overzicht over beschermde soorten vóór de beheeringreep onvoldoende
actueel of niet volledig is dan moet men voor het schonen / schouwen van
waterwegen controleren op:
 de mogelijke aanwezigheid van een overwinterbiotoop / broedplaats van de
ringslang,
 aanwezigheid van nesten en eieren van watervogels,
 aanwezigheid van (beschermde) amfibieën zoals kleine watersalamander,
gewone pad, bruine kikker, groene kikker,
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
61


aanwezigheid (water)planten,
vis.
Beheer broedplaatsen Ringslang:
Amstelveen gebruikt het volgende ’recept’ voor de broeihopen voor de ringslang
en het is proefondervindelijk ontwikkeld (mail dhr. Koningen, 2007):
 Recept: tot 1/3 boomblad, 1/3 ruige mest (liefst paardenmest), 1/3
takkenkneuzel/-snippers;
 in elke hoop enkele takken (uit de hoop stekend om de toegankelijkheid voor
de slangen te verhogen.
 In droge jaren worden de hopen bovendien nat gehouden zodat broei kan
blijven optreden.
 De hopen nemen sterk in omvang af (ca. 3/4). Deze omzetting van de 3
genoemde componenten tot compost-tuinaarde toont dat er echt broei is.
 Voor aanleg van de nieuwe hopen voert men het oude gecomposteerde
materiaal af. Opeenhoping van organisch materiaal geeft te veel verrijking en
verruiging.
 Een omgeving met veel hoog opschietende vegetatie is voor de Ringslang
die moet zonnen niet wenselijk. Frequent wordt de omgeving van de
broedhoop open gemaaid om zonplekken te behouden.
Beleid en werkwijze kruiden:
Toepassing wilde planten gemeente Amstelveen.
Vanaf 1939 is Amstelveen gestart met het opzetten van natuurlijke beplantingen.
Deze in die tijd revolutionaire benadering is geboren uit noodzaak en het
samenspel van Chris Broerse en Koos Landwehr. Broerse was in die dagen hoofd
van de plantsoendienst en een begenadigd ontwerper. Landwehr was een
plantenkweker en groot kenner van het inheemse sortiment. Noodzaak was de
zure natte veenbodem van Amstelveen, waar voor die tijd het gebruikelijke
sortiment aan sierheesters en bomen niet op wilde gedijen. Gekozen is voor
inlandse houtsoorten die hier wel kunnen groeien en die later zijn aangevuld met
een rijk palet van wilde planten uit Nederland. Door het verzamelen van zaden,
stekken en planten en het doorkweken op locatie heeft Landwehr de aanzet
gegeven tot het gebruik en toepassing van wilde planten in de plantsoenen,
parken en bermen van de gemeente Amstelveen. Zijn geschiktheidlijst voor bolen knolgewassen en wilde planten worden door de gemeentelijke dienst nog
steeds gebruikt als werkdocument.
Het sortiment wat gehanteerd wordt beslaat ruim 400 soorten. De meeste soorten
vinden hun toepassing in de heemparken. Onderdeel van deze heemparken is de
heemkwekerij op de Braak waar wilde planten vermeerderd worden door zaden,
stekken of scheuren. Ruim 150 soorten vinden hun toepassing in de
bosplantsoenen en wegbermen binnen de gemeente. Jaarlijks wordt door zaden
te winnen een voorraad zaaigoed op peil gehouden. Gewonnen wordt er op de
heemkwekerij, de heemparken en eerdere met wilde planten ingezaaide
wegbermen. Ieder jaar wordt de zadenlijst opgesteld om de voorraad kiemkrachtig
zaad op peil te houden. De zaadvoorraad doet dienst om nieuwe gebieden binnen
de gemeente weer in te kunnen zaaien. Er wordt gebruik gemaakt van 1- en 2jarigen en overblijvende kruidensoorten. In de aanleg van een deel van het
wegbermareaal wordt geïnvesteerd door het kunstmatig aanbrengen van een
zandlaag met een dikte van 20 tot 50 cm. In de heemparken en heemgroen
locaties wordt uitsluitend gebruik gemaakt van bodemeigen materiaal. In de
meeste gevallen betreft het hier veen.
De vele plantsoorten die Amstelveen toepast kunnen niet de concurrentie aan op
de rijkere grondsoorten. Gebruik van zand in de wegbermen met een natuurlijk
karakter geeft ook voor de langere termijn een grotere diversiteit aan soorten.
Achtergrond van dit gebruik is de grote esthetische waarde van bermen en
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
62
plantsoen en wat na jaren nu ook duidelijk wordt, is de grote biodiversiteit aan
soorten planten en dieren van deze groenvoorzieningen. Veel plantensoorten zijn
in Nederland in de achterliggende periode dat Amstelveen dit concept voert, of
verdwenen, ernstig bedreigd of in aantal sterk teruggelopen. Niet alleen de aanleg
op Amstelveense wijze is de basis van het succes aan biodiversiteit. Zeker zo
belangrijk is het beheer van deze terreinen. Medewerkers van de uitvoering
worden geschoold in het kruidenbeheer. Maatregelen die genomen worden zijn
het uitmaaien, uitsteken of wieden van ongewenste plantensoorten die te sterk
concurreren met het heemsortiment van Amstelveen. Natuurlijke bermen worden
doorgaans1 of 2x per jaar gemaaid waarbij het maaisel wordt afgevoerd.
De werkwijze is gedifferentieerd maaibeheer met als doel het stimuleren en
uitbreiden van gewenste vegetaties. Ook het gereed maken van bermen en
plantsoen voor het heemsortiment valt tot de taak van de dienst. Deze vereist
kennis van soorten, groeiplaatsen en toepassingmogelijkheden.
Voorts voorziet de heemkwekerij buiten de gemeente in een toenemende vraag
voor levering aan botanische tuinen, heemtuinen en gespecialiseerde
zadenfirma’s van soortechte inheemse planten.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
63
Bijlage 5: Methoden veldinventarisatie
.......................................................................................................................................................................................
De in deze bijlage genoemde inventarisatiemethoden zijn gebaseerd op: de
standaard inventarisatiemethoden van Particuliere Gegevensbeherende
Organisaties (PGO’s), de inventarisatiepraktijk in de gemeente Amstelveen zoals
b&d Natuuradvies die sinds 2003 uitvoert en de concept protocollen die de PGO’s
opstelden voor de Gegevensautoriteit Natuur (GaN onderdeel van het Ministerie
van EL&I). Verder is gebruikt gemaakt van de gedragscode van Amsterdam
(Timmermans, 2009). Er kan gemotiveerd van deze inventarisatieprotocollen
worden afgeweken. Uitgangspunt bij elke inventarisatie moet zijn dat voldoende
wordt onderzocht of een beschermde soort aanwezig is en hoe hij het gebied
benut (functie van het gebied).
De soorten hoeven alleen te worden geïnventariseerd als deze op basis van
aanwezige biotopen in het plan- of werkgebied kunnen worden verwacht en er
geen goede actuele gegevens beschikbaar zijn.
Planten
Gebieden worden minimaal één keer per groeiseizoen bezocht. Als er kans is op
voorjaarsbloeiers zoals daslook, zomerklokje of stengelloze sleutelbloem vindt
een bezoek plaats in maart-mei en een bezoek in de periode juni-september. Op
locaties waar orchideeën te verwachten zijn wordt in juni gekeken. Op locaties
waar geen voorjaarsbloeiers te verwachten zijn is één bezoek vaak voldoende. In
Amstelveen zijn in alle bosplantsoenen voorjaarsbloeiers te verwachten.
Broedvogels
De broedvogels van Amstelveen zijn op kilometerhok niveau goed bekend. Voor
het Atlasproject onderzocht de vogelwerkgroep Amstelveen de gemeente. In 2009
zijn de laatste kilometerhokken geïnventariseerd. Er kan voor elk project worden
bepaald welke broedvogels aanwezig kunnen zijn.
Afhankelijk van het gebied (biotoop) en de te verwachten soorten worden dan
twee tot zeven inventarisatiebezoeken gehouden. In de biotooptypen Bebouwing,
Infrastructuur, Beheerd Groen en Agrarisch volstaan minder bezoeken dan in de
biotooptypen Water en Oevers, Rietmoeras en Ruig Groen. De inventarisatie
vindt plaats door het noteren van territoriumindicerend gedrag zoals zang, balts,
alarmeren, aandragen nestmateriaal en voedsel. De bezoeken vinden plaats in de
periode maart – juli. Waargenomen soorten waarvan op basis van de bezoeken
geen territorium kon worden vastgesteld, zijn vermeld als ‘aanwezig’. Let op:
sommige soorten zoals Blauwe reiger, Bosuil, enz. broeden soms al in januari.
Als soorten met jaarrond beschermde nesten te verwachten zijn, wordt daarnaar
specifiek gekeken. Worden deze aangetroffen dan volgt ook een
omgevingscheck.
Vleermuizen
Vleermuisonderzoek vindt in principe plaats volgens het vleermuisprotocol van het
Netwerk Groene Bureaus (GaN, NGB, Zoogdiervereniging, 2010). Ook hier kan
onderbouwd van worden afgeweken. Omdat op veel locaties in Amstelveen de
laatste jaren vleermuisonderzoek is gedaan, is redelijk bekend wat er aan
vleermuizen is te verwachten. Een ervaren vleermuisonderzoeker kan dan het
onderzoek daarop afstemmen en met seizoenrond onderzoek beoordelen en
onderzoeken welke functies een plangebied heeft voor de populatie vleermuizen.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
64
Muizen en andere grondgebonden kleine zoogdieren
 Het onderzoek naar kleine grondgebonden zoogdieren bestaat uit onderzoek
met lifetraps, eventueel aangevuld met braakbalonderzoek. In principe wordt
de IBN (plus)methode nageleefd.
Eekhoorn
De verspreiding van eekhoorn wordt vastgesteld door visuele waarneming en/of
te zoeken naar nesten en vraatresten(VZZ, 2000).
Reptielen
De verspreiding van ringslang wordt vastgesteld door visuele waarneming en
door te zoeken naar vervellingen. Aanvullend kunnen gegevens verkregen
worden door het houden van interviews met terreinbeheerders en –bezoekers.
Het onderzoek moet plaatsvinden in de periode half maart t/m september. De
onderzoeksinspanning (aantal bezoeken) is afhankelijk van soort, omvang en
geschiktheid gebied en moet worden vastgesteld door een deskundige.
Het zoeken van uitgekomen ringslangeieren in broei- en composthopen kan
alleen in de periode half oktober-november worden verricht. Buiten deze periode
is onderzoek in broei- en composthopen, in verband met het verstoren van
leefgebied, strafbaar in het kader van de Flora- en faunawet.
Een inventarisatiemethode van reptielen is beschreven door Diepenbeek en Van
Delft, 2006.
Amfibieën
Het onderzoek zal zich in hoofdzaak richten op de rugstreeppad. De poelkikker is
(nog) niet in de regio aangetroffen. Een goede methode van waarneming van de
rugstreeppad is om roepende mannetjes te lokaliseren. Het beste tijdstip is
warme, vochtige avonden in de periode half april-juni (-augustus). In de periode
mei-augustus kan er ook worden gezocht naar eisnoeren, larven en net
gemetamorfoseerde padjes. Aangeraden wordt om minimaal drie veldbezoeken te
verrichten.
Vissen
Bij het inventariseren van vissen in kleine watergangen en sloten (tot 5 meter
breed) is het gebruik van een stevig steeknet een goede methode. Bij grotere
watergangen is elektrisch vissen in combinatie met een andere methode vaak het
beste. Ook het interviewen van beroeps- en pleziervissers kan de nodige
informatie opleveren. Let op: voor het vangen van beschermde vissoorten als
bittervoorn, kleine modderkruiper, rivierdonderpad, enz. is een vergunning in het
kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ook het inzetten van elektrisch
vissen is aan vergunningen onderhevig!
Insecten
De verspreiding van krabbescheer is een goede indicator voor potentieel
leefgebied van de groene glazenmaker. De periode juli-september is de beste
periode om volwassen exemplaren te spotten. Het bemonsteren van geschikt
water met een schepnet om larven te vangen kan het beste worden gedaan in de
periode mei-juni. Ook het zoeken naar huidjes van uitgeslopen larven (eind juni)
kan informatie opleveren. Let op: voor het vangen van de groene glazenmaker
(larve, ei en volwassen dier) is een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
65
Bijlage 6: Kaart Heembeheer
.......................................................................................................................................................................................
Deze kaart geeft een indicatief overzicht van de gebieden met heemparken en
heembeheer. In deze gebieden worden planten gezaaid, geplant, verplant en
beschermd tegen concurrentie door wieden en schoffelen. Het beheer is er zo
intensief dat niet van 'in het wild levende planten' kan worden gesproken.
Voor veel dieren echter bieden de heemparken en beplantingen een prima
leefgebied. Eekhoorns, vleermuizen, vele vogelsoorten, amfibieën en zelfs
incidenteel een ringslang laten zich in de parken zien. De beheerders zien al die
dieren graag komen en doen hun best een rijke natuur te stimuleren. Behalve
voor planten, die in het heemgroen dus niet wild zijn, worden voor dieren de
gedragsregels nageleefd zoals die voor alle werkzaamheden zijn beschreven in
de paragrafen 3.3.1 tot en met 3.3.14.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
66
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
67
Bijlage 7: Stappen Flora- en faunawet
Op de website van de rijksoverheid laat een schema zien of de Flora- en
faunawet van toepassing is, of een vrijstelling geldt of dat een ontheffing nodig is:
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
68
Noten
.......................................................................................................................................................................................
1
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de
vogelstand.
2
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde
flora en fauna.
3
Bij 'het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van
artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' (AMvB artikel 75) (Staatsblad 2004) werden de
beschermde soorten van Nederland verdeeld in drie categorieën. In de brochure van het ministerie is elke categorie
ondergebracht in een tabel (Ministerie van LNV, 2010):

Tabel 1: voor deze 'algemene soorten' geldt een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet bij bestendig
beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen. Voor andere activiteiten is wel
ontheffing nodig.

Tabel 2: voor deze 'overige soorten' geldt een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet bij bestendig beheer
en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, mits de activiteiten worden uitgevoerd op
basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode.

Tabel 3 geeft de soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn en de soorten uit bijlage 1 bij AMvB artikel 75. Bij
bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik geldt een vrijstelling voor artikel 8, 9, 11 en 12 van de
Ffwet, mits gewerkt wordt volgens een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Bij alle andere
activiteiten, dus ook ruimtelijke ontwikkelingen, is een ontheffing nodig.
Vogels zijn de vierde groep en vallen onder het strenge regime van tabel 3. Zie paragraaf 1.2, onder Vogels.
4
Behalve dat het betreffende deel van het leefgebied niet in functie is, is de soort ook niet afhankelijk voor het
voortbestaan van dat element. Bijvoorbeeld: een paar winternesten van de eekhoorn kunnen in de zomer aangetast
worden mits er voldoende geschikte andere overwinternesten zijn of het dier in staat is tijdig nieuwe nesten te maken.
Als onduidelijk is of er andere geschikte overwinterplaatsen zijn dan zal er eerst een vervangende overwinterplek
gemaakt moeten worden.
5
PGO, Particuliere Gegevensbeherende Organisaties. Deze organisaties zijn gespecialiseerd in het verzamelen van
verspreidingsgegevens van specifieke soortengroepen. De gegevens worden grotendeels verzameld door vrijwilligers.
De PGO's gebruiken gedocumenteerde methodologische criteria. Zie www.natuurloket.nl voor criteria over
betrouwbaarheid, volledigheid en actualiteit.
6
Deze inspectie van bosplantsoen en grazige vegetaties is een momentopname die voor veel soortengroepen niet in de
juiste tijd van het jaar of op het juiste moment van de dag is om volledige gegevens te verzamelen. De waarnemingen
die gedaan kunnen worden zijn zeer waardevol. De basisgegevens over amfibieën, veel soorten zoogdieren,
voorjaarsbloeiers, reptielen en jaarrond beschermde nesten zullen uit andere bronnen komen.
Gedragscode Flora- en faunawet Amstelveen versie 1.0
69