Bijlage A Waterontspanners in het drinkwaterwingebied van Oasen

Bijlage A Waterontspanners in het drinkwaterwingebied van Oasen
Ten behoeve van het verbeteren van de sterkte van de dijk op het traject Schoonhovenseveer –
Langerak (SLA) is gekozen de dijkverbetering uit te voeren met waterontspanners. Dit werk wordt
uitgevoerd door middel van het plaatsen van ondiepe
verticale putten aangelegd conform de richtlijn BRL
2100 en protocol 2101 in een lint in de teen van de
dijk tot een diepte van maximaal NAP -9 m. De
waterontspanners worden geplaatst in de Holocene
deklaag, met uitzondering van een enkele locatie.
Het onderste deel van de waterontspanner wordt
uitgerust met een grindhuls waarin het water kan
infiltreren. Het bovenste deel dat door de deklaag
heen gaat, wordt afgedicht zodat de deklaag weer
gesloten is. Het resultaat is een verbinding van de
bovenste zandlaag (het holocene zandpakket) met
de bovengrond waarmee bij hoge rivierwaterstanden
grondwater kan worden afgevoerd. Deze tijdelijke en
kortdurende afvoer van grondwater (alleen bij hoge
rivierwaterstanden) zorgt voor een vermindering van
de grondwaterdruk op het maaiveld waardoor de dijk
zijn sterkte behoudt. Het systeem werkt onder vrij
verval en loost het overtollige water op een
bestaande watergang.
Figuur 1.1 Opbouw Waterontspanner
Het te versterken deel van Waal Oost (onderdeel van SLA) ligt volledig in het
“Milieubeschermingsgebied voor grondwater” ten behoeve van de drinkwaterwinning. Het gebied
wordt beschermd via de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland en bestaat uit
drie zones:
•
•
•
Waterwingebied = de feitelijke drinkwaterwinning
Grondwaterbeschermingsgebied = de zone rondom het waterwingebied waaruit het
grondwater toestroomt naar de winning
Boringsvrije zone = een aanvullende beschermende zone rondom de winning.
Het deel AW266-023 tot AW273 ligt in de boringsvrije zone. Het laatste deel, AW273 tot AW275-013,
ligt in het grondwaterbeschermingsgebied. In figuur 1.2 is het traject Waal Oost ingetekend op de
kaart behorende bij de Provinciale Milieuverordening.
1
In rood de lijn van het traject
Waal Oost, dijkversterking
Schoonhovenseveer Langerak
Figuur 1.2
Uitsnede van de provinciale milieuverordening met daarin het traject Waal Oost. De
oranje cirkel geeft de locatie aan waar de bronnen mogelijk tot in het Pleistoceen geplaatst worden,
vanwege de kortsluiting op deze locatie tussen de watervoerende pakketten van het Holoceen en
Pleistoceen.
In figuur 1.3 is de Pleistocene laag weergegeven, die zich bevindt op een diepte van NAP -10m. Zie
voor een gedetailleerde beschrijving van de bodem het Achtergrondrapport Geotechniek dat hoort bij
het opgestelde projectplan Waterwet voor de dijkverbertering Schoonhovenseveer – Langerak.
Figuur 1.3
Uitsnede uit geologische kaart van het Holocene pakket die door WZHO,
rechtsvoorganger van Oasen, is gemaakt t.b.v. de MER voor de drinkwaterwinning. De Pleistocene
laag bevindt zich op een constante diepte van NAP -10m.
2
In het milieubeschermingsgebied voor grondwater zijn boringen en putten in beginsel verboden.
Belangrijk is het verbod op het verrichten van mechanische activiteiten dieper dan 2,5 m-mv. Dit
verbod geldt voor de boringsvrije zone en het grondwaterbeschermingsgebied. Voorts gelden vele
verboden voor het grondwaterbeschermingsgebied zoals onder andere het verbod op de opslag van
olie en gevaarlijke stoffen, het uitvoeren van bouwactiviteiten en het toepassen van bouwstoffen.
Alleen onder bepaalde voorwaarden kan ontheffing worden verkregen.
Vanuit maatschappelijk belang is Oasen bereid mee te werken aan de gekozen oplossing om de dijk
te versterken met de geschetste innovatieve oplossing, mits de risico’s geborgd worden. Het is
daarnaast van groot belang dat geen ongewenste precedent werking uitgaat van de voorgenomen
aanleg. M.a.w. dat er geen vrijbrief ontstaat voor soortgelijke boorwerkzaamheden door derden. In het
algemeen geldt immers het voorzorgsprincipe en zijn dit type boringen verboden (o.a. brandputten,
KWO systemen). Hoe minder boringen en gaten nabij de waterwinning hoe beter.
In figuur 1.4 is de schematische weergave van het ontwerp en de uitstroomvoorziening weergegeven.
De waterontspanners lozen per groep van ongeveer 6 – 10 op een verzamelleiding die horizontaal
wordt aangelegd in de teen van de dijk boven het maaiveldniveau van de polder. Deze
verzamelleiding is verbonden met een uitstroomvoorziening waar tevens het waterniveau in de
waterontspanners kan worden geregeld. De uitstroomvoorziening is verbonden met een
dichtstbijzijnde watergang via een pijpleiding. De pijpleiding en uitstroomvoorziening worden
uitgevoerd met een terugslagklep zodat dat planten en beesten niet kunnen binnendringen. De
bovenkant van de uitstroomvoorziening en de waterontspanners worden vergrendeld zodat
onbevoegden/derden/particulieren er niet bij kunnen komen.
Het leidingenmateriaal waarmee wordt gewerkt zijn HDPE leidingen. De waterontspanningsputten
worden aangelegd met klei-zwelkorrels en grind. De uitstroomvoorziening wordt gemaakt van beton.
In “Bijlage B Tekeningen.pdf” zijn kaarten opgenomen met kadastrale grenzen en de ligging van de
waterontspanners, de verzamelleiding en lozingsleidingen naar een watergang. Waal Oost is
weergegeven op Deelkader 2B, 3A en 3B.
Uitvoeringsaspecten
Bij de aanleg van de waterontspanningsbronnen wordt gebruik gemaakt van kleine mobiele
werkterreinen. Deze zijn bereikbaar vanaf de op en afritten van de dijk. Uitvoering vindt plaats in een
zone tussen 4 – 10 meter buiten de teen van de dijk. Schadelijke stoffen worden niet gebruikt.
Dieselolie wordt in dubbelwandige tanks opgeslagen. Tanks en overige olieachtige producten worden
in lekbakken geplaatst.
Bij het plaatsen van de bronnen wordt in de nabijheid van woningen gewerkt met relatief licht
materieel (rupsvoertuigen). Dit geeft weinig tot geen overlast voor de bewoners. Schade aan de
begroeiing (grasmat) wordt voorkomen door het gebruik van rijplaten. In het geval dat schade aan de
grasmat toch optreedt wordt deze hersteld. Verder worden er geen wegen, parkeergelegenheden of
terreinen gerealiseerd met een intensiteit van meer dan 2.500 motorvoertuigen per etmaal.
Voorafgaand aan het werk wordt een VGM-plan opgesteld waarin de aspecten worden beschreven
ten aanzien van veilig werken en werken volgens milieunormen. Het werk wordt uitgevoerd door een
aannemer die is gecertificeerd in mechanisch boren, het maken van grondboringen, waterwinputten
en bijbehorende diensten.
3
Waterstand in de dijk
Overstorthoogte
Afsluiter
Beschikbare
afregelhoogte
Technisch minimum
(TM) ivm overstorten
sloot/maaiveld
Waterstand in de dijk
Afsluiter
Technisch minimum
(TM) ivm overstorten
sloot/maaiveld
Figuur 1.4
Schematische weergave van de waterontspanner en de uitstroomvoorziening. Boven
de situatie waarop de uitstroomvoorziening wordt ingeregeld. Beneden de situatie waarin het
waterniveau is gezakt tot een normaal niveau in de Lek.
4
Risico’s en beheersmaatregelen ten aanzien van de aanlegfase
1. Risico: Bij de aanleg van de putten kunnen milieuvreemde stoffen in het watervoerend pakket
komen.
Tijdens de uitvoering van het plaatsen van de waterontspanners is een specialistische aannemer
aangesteld. Deze aannemer is ervaren in het plaatsen van boringen voor koude-warmte opslag en
plaatst ook bronnen voor drinkwaterwinningen. Hij werkt volgens BRL 2100 en protocol 2101
waarmee wordt geborgd dat tijdens de uitvoering geen stoffen in het grondwaterpakket terecht
komen. Zo werkt de aannemer met drinkwater in plaats van slootwater tijdens de uitvoering, en zorgt
deze ervoor dat geen gevaarlijke stoffen in de grond terecht komen door ATA gekeurde hulpstoffen te
gebruiken. Voorwaarden om te werken worden gegeven in de ontheffing. Oasen is nauw betrokken bij
de uitvoering en maakt afspraken met Waterschap Rivierenland en bevoegd gezag over toezicht.
2. Risico: Bij de verbetering van de weerstand van de Lek-bodem (klei) kan vervuilde grond worden
gebruikt en kunnen milieuvreemde stoffen in het watervoerend pakket komen.
Ophoog- en aanvullingsmaterialen moeten schoon zijn en moeten voldoen aan de eisen van het
Besluit bodemkwaliteit. Grond die tijdens de werkzaamheden wordt toegepast dient minimaal van de
categorie ‘wonen’ te zijn.
Risico’s en beheersmaatregelen ten aanzien van het ontwerp van de waterontspanners
3. Risico: De putten verstoren de inname van de drinkwaterwinning (qua hoeveelheid)
De hoeveelheid water dat via de waterontspanners wordt afgevoerd in het gehele traject Waal Oost is
rond de 1.000 m3 per dag bij een rivierwaterstand die eens in de tien jaar voorkomt. Dit bedraagt
3
5 tot 10% van de dagproductie van de drinkwaterwinning zelf, die 6 miljoen m drinkwater per jaar
1
levert . De waterontspanners werken kortdurend en alleen bij zeer hoge rivierwaterstanden, wanneer
er een piek in kwel optreedt. Gevaar voor de drinkwaterwinning qua waterhoeveelheid levert dit
daarom niet op.
4. Risico: De bronnen geven een directe toegang tot het watervoerend pakket. Verontreinigingen
kunnen direct een risico vormen.
In situaties dat de rivier een normaal peil heeft, moet het onmogelijk zijn dat stoffen het
grondwaterpakket in komen. In figuur 1.4 is schematisch het ontwerp weergegeven. De afsluitende
putdeksels dienen vergrendeld te zijn en duidelijk herkenbaar. De uitstroomvoorziening is ook
beveiligd. De uitstroomvoorziening is voorzien van een terugslagklep bij de uitstroom en de
stuwregelaar die het uitstroomniveau regelt, zorgen ervoor dat terugstroom niet mogelijk is.
De waterontspanners worden jaarlijks gecontroleerd op werking en technische staat. In het eerste
jaar zal dit vaker plaatsvinden om eventuele gebreken tijdig te kunnen vaststellen en herstellen. Van
deze inspecties wordt een rapportage gemaakt ten behoeve van beheerder, bevoegd gezag en
Oasen. Een meer frequente schouw op aspecten als afdichting, hygiëne en bijzondere situaties is
mogelijk i.o.m. het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede werking en de
technische staat van de werken.
1
https://www.oasen.nl/drinkwater-maken/Paginas/Zuiveringsstations-en-pompstations-van-OasenArtikel.aspx
5
5. Risico: Vanuit het overstortsysteem stroomt water terug het pakket in bij lage en dalende
stijghoogten, met chemische en bacteriologische risico’s voor het grondwater.
Hiervoor gelden dezelfde zaken als het vorige risico zoals het afdichten van de putten zodat het niet
toegankelijk is voor onbevoegden/derden/particulieren. De bronnen worden gecontroleerd op
afdichting.
Tussen de bron en de uitstroomvoorziening zit een beweegbare schuif waarmee het niveau van de
ontspanner kan worden geregeld. Het water stroomt erover heen als het water in de rivier een
bepaalde hoogte bereikt. Als de rivierwaterstand zakt zal ook het waterniveau in de dijk en in de put
zakken. Het schot vormt de barrière tussen de sloot en de bron, zodat geen water uit de sloot de put
in kan stromen.
Ter illustratie: het niveau van de overloopschuif bevindt zich op een niveau van NAP 0 tot NAP +2m,
afhankelijk van de locatie. Bij Waal-Oost ligt het niveau naar verwachting hoog. Het slootpeil is ca.
NAP -1,5 meter. De uitstroomopening ligt vrij boven het slootpeil. De uitstroomvoorziening van de
leiding naar de sloot wordt uitgevoerd met een terugslagklep om er zeker van te zijn dat slootwater
niet kan terugstromen. Daarnaast is het daarmee ook niet mogelijk dat dieren zich nestelen in de
leiding. Hierop dient te worden gecontroleerd.
Tussen de waterontspanner en de pompput van Oasen moet een minimale reistijd van 110 dagen
zijn, noodzakelijk voor de bescherming van de putten. Dit moet worden bepaald met een
veiligheidsfactor van 3 (dus minimaal 330 dagen reistijd) om onzekerheden in de modellering te
ondervangen. In een separate memo is beschreven dat middels een berekening is aangetoond dat
hieraan wordt voldaan (Bijlage C Memo reistijd van waterontspanner naar puttenveld Langerak.pdf).
De waterontspanners in het grondwaterbeschermingsgebied (niet zijnde de boringsvrije zone) worden
zo uitgevoerd dat deze onafhankelijk werken van de waterontspanners in de boringsvrije zone.
Waterontspanners worden zo uitgevoerd dat in bijzondere situaties het ook mogelijk is water eruit te
onttrekken. Bij calamiteiten zoals een niet voorziene vervuiling van buitenaf is het dus altijd mogelijk
de bron te bemalen. Bij calamiteiten dient een melding te worden gedaan aan bevoegd gezag en aan
Oasen.
Samenvattend: de instroom van slootwater heeft derhalve 3 barrières te overwinnen: het peil van de
uitstroommond, de terugslagklep en de hoge overloopdrempel. Bij noodsituaties kan er ook water aan
de bronnen worden onttrokken.
6. Risico: Het schoonmaken of regenereren van de bronnen gebeurt met ongewenste chemicaliën
De uitvoering van het regenereren gebeurt door een erkend boorbedrijf volgens een vastgesteld en
door Oasen goedgekeurd protocol. Het gebruik van ongewenste chemicaliën is niet toegestaan
aangezien dit gevaar oplevert voor de drinkwaterwinning. De uitvoering van het onderhoud wordt
gemeld aan Oasen. Oasen is nauw betrokken bij het onderhoud en maakt afspraken met Waterschap
Rivierenland en bevoegd gezag over toezicht.
7. Risico: afspraken omtrent het beheer en onderhoud worden niet nageleefd
Waterschap Rivierenland is vergunninghouder en verantwoordelijk voor het uitvoeren van beheer en
onderhoud. Op de naleving van de vergunningvoorschriften, waaronder voorschriften met betrekking
tot beheer en onderhoud, wordt toegezien door de afdeling handhaving van de Omgevingsdienst van
de Provincie Zuid-Holland. Bij niet-naleving worden handhavingsinstrumenten ingezet.
Oasen wenst de afspraken omtrent het beheer en onderhoud afzonderlijk met Waterschap
Rivierenland te maken en vast te leggen.
6
8. Risico: kosten voor beheer en toezicht zijn onevenredig groot voor Oasen
Het waterschap is beheerder van de waterontspanners. Oasen heeft een zeer duidelijk belang bij de
juiste naleving van de vergunningseisen, en is nauw betrokken bij toezicht. Waterschap Rivierenland
en Oasen maken afspraken over activiteiten en verrekening van kosten en leggen deze vast in een
overeenkomst.
9. Risico: Het verlenen van een ontheffing voor het plaatsen van de waterontspanners in het
milieubeschermingsgebied voor grondwater ten behoeve van de drinkwaterwinning door Oasen zorgt
voor precedentwerking voor diepe boringen ten behoeve van andere activiteiten.
9.1 Maatschappelijk belang
De Omgevingsdienst Haaglanden heeft namens de Provincie Zuid-Holland beleid gemaakt voor het
afwegen van wel of niet ontheffing verlenen voor activiteiten in het Milieubeschermingsgebied.
Belangrijke basis voor dit beleid is de verdringingreeks, zie figuur 1.5. De verdringingsreeks is
opgenomen in het Nationale Waterplan en het Provinciale Waterhuishoudingsplan van de provincie
Zuid-Holland.
Figuur 1.5
Verdringingsreeks (bron: Factsheet verdringingsreeks)
De verdringingsreeks bepaalt welk maatschappelijk belang boven het ander gaat in geval van
schaarste. Hierin wordt gesteld dat de stabiliteit van waterkeringen boven het belang gaat van de
drinkwatervoorziening. In het gebied van de drinkwaterwinning Langerak is zoet water van groot
belang. Door de gekozen oplossing van de waterontspanners in de teen van de dijk ontstaat
concurrentie voor dit zoet water pakket. Niet zozeer voor de hoeveelheid als wel voor de mogelijke
vervuiling ervan.
9.2 Geen ander redelijk alternatief
Alternatieven voor de gekozen oplossing voor dijkversterking zijn minder eenvoudig te realiseren,
onevenredig duur en met mogelijk nog grotere impact op de omgeving. Het plaatsen van
steunbermen om de sterkte van de dijk te realiseren zijn landschappelijk ingrijpend. Mogelijk zouden
hiervoor woningen moeten worden geamoveerd. Het inbrengen van damwanden gaat gepaard met
veel uitvoeringshinder en ook de andere bodemtechnieken veroorzaken in ieder geval enige
uitvoeringshinder. De bodemtechnieken grijpen allemaal op een of andere manier in in het
grondwatersysteem in het Milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals verankeringen van de
dijk, mixed-in-place technieken, zware bentoniet kwelschermen en damwanden.
7
Met het kiezen voor waterontspanners is niet automatisch alles geoorloofd. Strenge regels gelden ten
aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden tijdens het plaatsen en de werking van de
uiteindelijk geplaatste waterontspanners. Voorkomen moet worden dat het drinkwaterwingebied
vervuilt raakt met invloeden van buitenaf. Zie hiervoor de voorgaande risico’s en de bijgevoegde
beheersmaatregelen.
Voor bronnen voor andere toepassingen zoals de koude en warmte opslag of brandputten bestaan
wel redelijke alternatieven zoals zonnepanelen en het gebruik van drinkwater.
9.3 De waterontspanners worden geplaatst in het holocene zandpakket
De winning van Oasen vindt plaats in het pleistocene zandpakket, op een diepte van 16 meter
beneden maaiveld of dieper. Het pleistocene zandpakket wordt afgesloten door een scheidende laag,
waarboven het holocene zand zit. De holocene zandlaag wordt afgesloten door een bovenste laag
klei op veen. De “deklaag” betreft de laag tussen maaiveld en het pleistocene zand. Met het plaatsen
van de waterontspanners wordt de deklaag doorboord. Het laagste punt van de waterontspanners is
9 meter beneden NAP en blijft in het holocene zand. Dit wordt geverifieerd middels sonderingen
vooraf aan de uitvoering.
9.4 De bronnen stromen door kweldruk altijd maar een kant op
De waterontspanners worden in de dijk geplaatst, zodat de overmatige kweldruk vanuit de rivier kan
worden afgevangen. Ter plaatse geldt dat er altijd kweldruk zal zijn. De stijghoogte van het water in
de holocene zandlaag zal, onder invloed van de rivierstand (altijd boven NAP), altijd hoger zijn dan
het polderpeil ter plaatse (NAP-1,2 m). Dit houdt in dat de bronnen altijd onder invloed staan van de
rivier zodat de waterstroom altijd naar boven zal zijn. Het is, bij goede aanleg van het systeem, niet
mogelijk dat water terug stroomt de grond in.
9.5 Beheer is geborgd bij de overheid
Door het plaatsen van de waterontspanners wordt een dijk gerealiseerd die sterk genoeg is voor de
normen van het waterschap met beperkte invloed voor de omgeving. De bronnen bevinden zich in
milieubeschermingsgebied van grondwater. Duidelijke afspraken zijn gemaakt ten aanzien van het
beheer en onderhoud van de waterontspanners tussen Provincie (bevoegd gezag), Oasen en het
Waterschap Rivierenland. De borging van goed onderhoud volgens de regels van Oasen is geborgd
bij overheid (waterschap). Oasen is nauw betrokken bij de uitvoering van het werk, het waterschap
ziet toe op de naleving van de regels, bevoegd gezag treedt handhavend op.
De Provincie, Oasen en het waterschap maken hierover nadere principeafspraken.
8