Transitie NL IJsseldelta Oktober 2013 / januari 2014 Inhoud 1 Toekomst Nationale Landschappen 3 2 Perspectieven IJsseldelta 8 1.1 Inleiding 1.2 Nationale aanpak 1.3 Pilot IJsseldelta 3 4 6 2.1 Aanpak 2.2 Ruimtelijk perspectief 8 10 Intermezzo: Ambities 12 2.3 Financieel-economisch perspectief 2.4 Organisatorisch perspectief 18 20 Intermezzo: Beleid en programma’s Intermezzo: Business cases 25 27 3. Conclusies van de pilot 31 3.1 Transitie IJsseldelta 3.2.Transitie van de Nationale Landschappen Bijlage: Transitieproces 2014-2016 31 33 1 Toekomst Nationale Landschappen 1.1 Inleiding Pilot De 20 Nationale Landschappen van Nederland moeten zich anders gaan organiseren en financieren, willen zij in de toekomst standhouden. Servicenet Nationale Landschappen is ervoor opgericht om organisaties die zich hiervoor willen inzetten actief te ondersteunen en met elkaar te verbinden. Servicenet doet dat zowel op landelijk niveau als op het niveau van de afzonderlijke gebieden. Met steun van de provincie Overijssel en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is in 2013 een pilot gestart om proef te draaien met een nieuw organisatiemodel, namelijk de ‘gebiedscoöperatie’. De IJsseldelta is gekozen als pilotgebied. In dit gebied ligt al een stevige basis waar op voortgebouwd kan worden: het lopende uitvoeringsprogramma, de bijzondere gemeenschapszin en de grote betrokkenheid van maatschappelijke organisaties. De pilot is uitgevoerd in nauwe samenwerking met het programmabureau IJsseldelta en de Advies- en Initiatiefraad IJsseldelta. Andere Nationale Landschappen 3 hebben als inspiratiebron gediend en zijn actief betrokken bij het transitieproces. Twee schaalniveaus De pilot is uitgewerkt op twee schaalniveaus: landelijk en regionaal. Ervaringen in andere Nationale Landschappen (en Parken) zijn gespiegeld met die in de IJsseldelta en vice versa. Zo is maximaal gebruik gemaakt van de kennis die inmiddels is opgebouwd over nieuwe organisatieen financieringsmodellen en is gaandeweg een actieve ‘community of practice’ ontstaan, gefaciliteerd door de website van Servicenet www.nationalelandschappen.nl. Dit rapport doet verslag van de resultaten van de pilot op beide niveaus. Het is nadrukkelijk een momentopname, want we staan nog maar aan het begin van het transitieproces. We verwachten dat de uitkomsten van dit proces verder reiken dan alleen de Nationale Landschappen en ook relevant zijn voor andere gebieden. Het gaat hier immers om een wezenlijke omslag naar een meer maatschappelijke en marktgerichte vorm van planning, waarin de rol van de overheid heel anders is dan nu. De Zuidwest Fryslân Nationale Landschappen kunnen hierin een voorlopersrol vervullen, juist omdat hier grote publieke en economische belangen liggen. En daarbinnen is de IJsseldelta een koploper. Noardlike Fryske Wâlden Middag-Humsterland Drentsche Aa 1.2 Nationale aanpak Opgave De 20 Nationale Landschappen staan model voor de landschappelijke diversiteit van Nederland en zijn ook in internationaal opzicht uniek. In deze gebieden wordt hard gewerkt aan de instandhouding en ontwikkeling van de kernkwaliteiten. Veel Landschappen worstelen met het probleem dat de kosten van het natuur- en landschapsbeheer alsmaar toenemen, terwijl de subsidies worden afgebouwd. Er wordt naarstig gezocht naar nieuwe financieringsbronnen. Dat heeft inmiddels een breed scala aan creatieve financiële instrumenten opgeleverd: gebiedsfondsen, streekrekeningen, landschapsveilingen, verhandelbare emissierechten, betaalde uitzichtgaranties, compensatieregelingen en allerlei vereveningsmechanismen. Veel oplossingen blijven echter afhankelijk van subsidiestromen, overheidsinmenging en liefdadigheid, en dat zijn nu net onzekere factoren. Substantiële investeringen in het landschap vanuit de markt (‘waardecreatie’) blijven uit omdat de markt – lees: het landschap - feitelijk op slot is gezet. Dat was een keiharde conclusie uit de beleidsevaluatie van zes jaar Nationale Landschappen. De verantwoordelijkheid voor de Nationale Landschappen en Parken is door het Rijk inmiddels voor een groot deel overgedragen aan de provincies. We staan nu voor de opgave om na te denken over alternatieve oplossingen en een meer ontwikkelingsgerichte aanpak. Dat roept 4 Laag Holland Veluwe Stelling van Amsterdam IJsseldelta Noordoost-Twente Arkemheen-Eemland Nieuwe Hollandse Waterlinie Graafschap Groene Hart Winterswijk Gelderse Poort Zuidwest Zeeland Rivierengebied Hoeksche Waard Het Groene Woud Zuid Limburg nieuwe vragen op. Wat is precies het verdienpotentieel van het landschap? Hoe kunnen we nieuwe waarden creëren? Kan de markt - bij een terugtredende overheid - nieuwe taken op zich nemen? Welke gebiedsprocessen en instrumenten horen daarbij? Deze vragen staan centraal in de pilot ‘Gebiedscoöperatie NL’. Nieuw organisatiemodel De gebiedscoöperatie staat voor een meer bedrijfsmatige benadering van het landschap en de natuur. Doel is om nieuwe investeringen in de kwaliteit van het landschap te stimuleren. Hierbij gaat niet zozeer om het onttrekken van geld uit de markt (via compensatie, afroming, verevening), maar juist om het mobiliseren van de innovatie- en ontwikkelkracht van het bedrijfsleven en het betrekken van nieuwe investeerders bij het beheer en de ontwikkeling van het landschap. Daarbij kan gedacht worden aan agrarische bedrijven en recreatie-ondernemers, maar ook aan zorginstellingen, energiebedrijven, waterleidingbedrijven, projectontwikkelaars, weg- en waterbouwers, terreinbeheerders, de levensmiddelensector en de creatieve industrie. In een gebiedscoöperatie werken producenten en consumenten samen aan integrale arrangementen, waarbij landschapsontwikkeling, marketing en het vergroten van de economische mogelijkheden hand in hand gaan. De landelijke pilot is erop gericht om de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur en landschap om te zetten in een effectief organisatiemodel. Vanuit de kracht en de waarde van het gebied wordt gewerkt aan markten productontwikkeling en aan nieuwe financierings- en exploitatiemodellen. Community of practice Servicenet Nationale Landschappen is in het jaar 2013 met dit organisatiemodel gaan proefdraaien in Nationaal 5 Landschap IJsseldelta. Door beleidsmakers en uitvoerders van andere Nationale Landschappen en Parken te betrekken bij de pilot, hebben we het lerend vermogen zo groot mogelijk gemaakt en is een informele, maar effectieve ‘community of practice’ ontstaan. In mei hebben we een landelijke bijeenkomst georganiseerd (voor zo’n 100 bezoekers) over financieringsvormen in het landschap, waarin we ook bouwstenen hebben uitgewerkt voor de transitie in de IJsseldelta. Daarnaast hebben we internationale raakvlakken verkend tijdens een uitwisseling in de IJsseldelta met Waalse en Luxemburgse landschappen. Ook hebben we het traject in de IJsseldelta tijdens twee bijeenkomsten ‘gespiegeld’ aan een parallel lopend proces in Nationaal Park de Biesbosch, samen met onder meer Walter Kooy (directeur Nationaal Groenfonds) en Eric Luiten (Rijksadviseur voor het Landschap). In oktober 2013 zijn de voorlopige resultaten tijdens een goed bezochte gebiedsconferentie (opnieuw ruim 100 bezoekers) gedeeld en besproken met de partijen in en rond de IJsseldelta én andere Nationale Landschappen. Tijdens deze bijeenkomst zijn workshops georganiseerd door vertegenwoordigers van de Nationale Landschappen de Veluwe, Noardlike Fryske Wâlden, het Groene Woud, het Groene Hart en Nationaal Park de Biesbosch. Al deze bijeenkomsten hebben belangrijke bouwstenen opgeleverd voor het transitietraject in de IJsseldelta, dat op zijn beurt een voorbeeldfunctie heeft voor andere gebieden. Inspirerende voorbeelden In de Ooijpolder (Nationaal Landschap Gelderse Poort) wordt op vernieuwende wijze en in hoog tempo een samenhangend netwerk van landschapselementen en wandelpaden gerealiseerd. Langjarige beheercontracten en vrijwillig landschapsbeheer door particulieren, gevoed door publiek-private financiering via een gebiedsfonds, vormden hiervoor de basis. In de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn ondernemers in de Stichting Liniebreed Ondernemen actief met productontwikkeling en branding, waarin heel direct de koppeling wordt gelegd yussen economie en erfgoedbehoud. In het Groene Woud worden met behulp van de ‘streekrekening’ allerlei duurzame projecten gerealiseerd en worden nieuwe vormen van actieve burgerparticipatie ontwikkeld. En op de Veluwe werkt het nieuwe Veluwecollectief aan projecten die landschap, natuur, welbevinden en werkgelegenheid versterken. 1.3 Pilot IJsseldelta Veranderende rollen In Nationaal Landschap IJsseldelta wordt door de overheden nog flink geïnvesteerd. Voor de periode 2006 tot 2016 is in totaal ruim 20 miljoen euro ingezet in het gebied, via twee opeenvolgende uitvoeringsprogramma’s. Er zijn veel partijen betrokken bij Nationaal Landschap IJsseldelta: dorpsverenigingen, natuurverenigingen, agrarische verenigingen en standsorganisaties, gebiedsbeheerders en een aantal professionele organisaties op het gebied van landschap, natuur en recreatie. Dit zijn toch overwegend de traditionele samenwerkingspartners. De samenwerkende overheden zijn de samenstellers, aanjagers en hoofdfinanciers van de uitvoeringsprogramma’s. Na 2015 is het publiek gefinancierde uitvoeringsprogramma voorbij. De overheden willen hun dominantie in financieel en organisatorisch opzicht beëindigen. Daarom willen de betrokkenen nu al werken aan een nieuw, toekomstbestendig model. Behoud door ontwikkeling 6 Kampereiland Zuiderzeepolders Kampen Zwartsluis Polder Mastenbroek Genemuiden IJsselmuiden De Koekoek Zwarte Meer IJssel Stadshagen Zwolle Zwate Water Hasselt is nog meer dan in het verleden het uitgangspunt. Een transitie naar een meer privaat-publiek model staat voor ogen. Een nieuw soort gebiedssamenwerking die snel is ingeregeld en vanaf 2015 garant staat voor de duurzame toekomst van Nationaal Landschap IJsseldelta. Urgentie Het is van belang zo snel mogelijk werk te maken van de transitie en niet te wachten tot 2016. Anders zijn we onvoldoende voorbereid en is er het risico dat de investeringen uit het verleden minder rendement opleveren dan mogelijk: •IJsseldelta is een sterk merk, dat mag niet verloren gaan; •er is veel geïnvesteerd in de versterking van dat merk en de identiteit van het gebied, die investeringen moeten goed benut worden; •als de kwaliteiten van de IJsseldelta verloren gaan, neemt ook het verdienvermogen af en wordt het gebied minder aantrekkelijk om in te wonen, werken en recreëren en om hierin te investeren; •er is veel draagvlak opgebouwd en een goede samenwerking tot stand gekomen, als de overheid zich nu eenzijdig terugtrekt worden nieuwe initiatieven ontmoedigd en loopt het vertrouwen in de overheid een deuk op. Unusual suspects De pilot is bottom up gestart, met partners en betrokkenen in de streek. De aanpak was erop gericht om de raakvlakken te verkennen van private, publieke en maatschappelijke organisaties en bouwstenen te ontwikkelen voor een gezamenlijk perspectief. Naast de bestaande partners hebben we de afgelopen maanden ook met een flink aantal ‘unusual suspects’ gesproken. 7 We hebben partijen benaderd als Bouwfonds, Rabobank, Sportservice Overijssel, de Regiegroep Sport en Maatschappij, PEC Zwolle, Kamer van Koophandel, Molecaten, Nationaal Groenfonds, Enexis, SamenEnergieBV, ANWB, Marketing Oost en NBTC. De reeks ‘open-agenda-gesprekken’ heeft veel opgeleverd. Er is bij diverse organisaties interesse en enthousiasme ontstaan om samen op te trekken in het versterken van de IJsseldelta. Iedere organisatie heeft daarvoor zijn eigen beweegredenen, maar die lijken op voorhand niet onverenigbaar met elkaar. Gesprekken en thematafels We hebben een aantal bijeenkomsten georganiseerd om met de huidige partners in de IJsseldelta de transitieopgave te verkennen: drie sessies met de Advies- en Initiatiefraad en twee met het Bestuurlijk Kernteam (bestuurders van de provincie Overijssel, gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland en Waterschap Groot-Salland). Daarnaast hebben we door middel van vier ‘thematafels’ de kansen voor het gebied verder verdiept met diverse (nieuwe) private en maatschappelijke partijen. Daarbij stonden de thema’s agrarisch ondernemen, recreatie en toerisme, duurzaamheid en energie en investeren centraal. Op basis van de gesprekken en thematafels en op het raakvlak van publieke en private ambities is een nieuw financierings- en organisatiemodel gesmeed met de bedoeling dat te verankeren in een georganiseerde samenwerking: de gebiedscoöperatie. 2 Perspectieven IJsseldelta 2.1 Aanpak Vragen Bij de gesprekken en thematafels die we hebben georganiseerd zijn telkens de volgende vragen gesteld: •Welke kansen ziet u om de kwaliteit en economische vitaliteit van Nationaal Landschap IJsseldelta te versterken? Kunt u concrete onderwerpen of projecten aangeven? •Wat zijn de belemmeringen om die kansen te benutten (geld, regelgeving, draagvlak)? • Is een gebiedscoöperatie een goed model om de transitie naar een meer markt- en maatschappelijk gestuurde ontwikkeling vorm te geven? Hoe ziet zo’n model er volgens u uit? •Bent u vanuit uw eigen organisatie of achtergrond bereid daaraan mee te werken en waaruit zou uw bijdrage kunnen bestaan? 8 Denkmodel Bij de gesprekken en thematafels is gebruik gemaakt van het denkmodel van Servicenet Nationale Landschappen voor de ontwikkeling en de organisatie van de Nationale Landschappen (zie schema). De vier basiselementen in dat model zijn: 1. Een herkenbare identiteit en hoge ruimtelijke kwaliteit (Q) 2. Een aansprekende en consumentgerichte marketing en promotie (M) 3. Een economische strategie en een gebiedsgericht financieringsmodel (E) 4. Een effectieve, maatschappelijk ingebedde organisatie als centrale motor (O). De opgave is om vanuit het sterke merk ‘Nationaal Landschap’ nieuwe economische perspectieven te creëren, die op hun beurt de identiteit en de kwaliteit van het landschap verder versterken. Om dit proces aan te jagen is een duurzame gebiedsorganisatie een vereiste. Oftewel: Q=(M+E)xO. Perspectieven Op basis van de resultaten van de gesprekken en thematafels en aan de hand van het denkmodel zijn drie perspectieven voor de IJsseldelta uitgewerkt: • een ruimtelijk perspectief; • een financieel-economisch perspectief; • een organisatorisch perspectief. Q Identiteit en kwaliteit Deze perspectieven bouwen voort op bestaande plannen en structuren, maar zetten tegelijkertijd nieuwe denklijnen uit voor de toekomst. Ze zijn vooral bedoeld om de discussie hierover te stimuleren, niet om al de definitieve antwoorden te geven. Die zullen in de praktijk door de stakeholders samen gevonden moeten worden. Nationale Landschappen O Organisatie E M Economie en financiering Merk en marketing Q = (M+E) x O 9 Openheid 2.2 Ruimtelijk perspectief Integrale omgevingskwaliteit Voor een duurzame ontwikkeling van het Nationaal Landschap IJsseldelta is het belangrijk om niet alleen naar de landschappelijke kernkwaliteiten te kijken, maar naar de omgevingskwaliteit in brede zin. Natuurlijk staan de kernkwaliteiten niet ter discussie. De openheid van het landschap, het unieke geometrische verkavelingspatroon van Polder Mastenbroek en het bijzondere reliëf van terpen, kreekruggen en dijken zijn van nationaal belang. Maar het behoud hiervan is kansloos als ze niet gedragen zijn door de bewoners en gebruikers van het gebied en als ze niet ingebed zijn in een duurzaam en economisch rendabel grondgebruik. Daar is de afgelopen jaren hard aan gewerkt in het gebied. Ook in het provinciaal beleid krijgen sociale kwaliteit en duurzaamheid steeds meer aandacht. Verkaveling Integrale omgevingskwaliteit gaat dus om: • ruimtelijke kwaliteit • sociale kwaliteit • duurzaamheid. Die drie kwaliteiten zouden de toetssteen en de motor moeten zijn van alle ruimtelijke ontwikkelingen in het Nationaal Landschap. Met aan het stuur een breed samengestelde gebiedsorganisatie. Doelen Nationaal Landschap In het Ontwikkelingsperspectief uit 2006 is als hoofddoel voor het Nationaal Landschap geformuleerd: het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Dit doel staat nog steeds overeind. De kwaliteiten staan in het Ontwikkelingsper10 Reliëf spectief nader beschreven en hebben sindsdien mede richting gegeven aan allerlei plannen en projecten. In het Uitvoeringsprogramma 2012-2015 is toegevoegd dat het landschap gedragen moet zijn door bewoners en ondernemers. Er is meer ruimte gegeven aan lokale initiatieven en er zijn educatieve en culturele projecten opgezet. De beleving, de verhalen en het functionele gebruik van het landschap zijn immers net zo belangrijk als de fysieke kenmerken. Juist die aspecten verbinden mensen met het gebied. Van begin af aan was het uitgangspunt dat de aanwijzing als Nationaal Landschap niet betekent dat er een stolp over het gebied wordt gezet. Nieuwe ontwikkelingen horen bij een vitaal landschap. Tegelijkertijd moet ervoor gezorgd worden dat de bijzondere kwaliteiten wel bewaard blijven. Oftewel: behoud door ontwikkeling. Dit sluit ook aan bij de Omgevingsvisie Overijssel. Daarin staat dat de opgave vooral is om de bestaande gebiedskwaliteiten te verbinden aan nieuwe ontwikkelingen. Of omgekeerd: nieuwe ontwikkelingen verbinden aan bestaande gebiedskwaliteiten. Kansen en ambities Vanuit een integrale en ontwikkelingsgerichte kwaliteitsdefinitie kan het streefbeeld omschreven worden als: ‘een mooie, vitale en duurzame delta’. Er spelen diverse ruimtelijk ontwikkelingen en plannen die kunnen helpen om dit streefbeeld gestalte te geven. Door koppelingen te leggen met bijvoorbeeld waterveiligheid, landbouwontwikkeling, vrijetijdseconomie, duurzame energie en de omliggende steden is een verbreding van de economische en maatschappelijke basis voor het landschap mogelijk. Dat wordt hierna geïllustreerd aan de hand van zes ambities. 11 Beleving Verhalen Gebruik Ambitie 1: Stad en land verbinden Hier gaat het om de inrichting van aantrekkelijke stadsranden en recreatieve verbindingen, maar ook om burgers en ondernemers uit de steden meer te betrekken bij de ontwikkeling van het landelijk gebied. Een selectie van lopende projecten is aangegeven op de kaart, maar er liggen zeker nog kansen om de verbinding tussen stad en land verder te versterken. Stadsranden Genemuiden Rivierfront IJsselmuiden Stadsrand Zwolle 12 Ambitie 2: Innoveren met hart voor het landschap De landbouw is een drager van het landschap en de belangrijkste functie in het landelijk gebied. Deze sector moet blijven innoveren om te kunnen voldoen aan nieuwe economische en maatschappelijke eisen. Diverse lopende projecten laten zien dat dit goed kan zonder dat dit ten koste gaat van het landschap. Sterker nog: juist door te innoveren met hart voor het landschap kan de economische basis voor het behoud van het Nationaal Landschap enorm verbreed worden. Of het nu gaat om ambachtelijke streekproducten, grootschalige melkveehouderij of high-tech glastuinbouw. Innovatieve stallen Streekproducten Greenport De Koekoek 13 Ambitie 3: duurzame kringlopen organiseren Het Nationaal Landschap IJsseldelta kan zich profileren als een duurzame regio en projecten die bijdragen aan zuinig gebruik van energie en grondstoffen extra ondersteunen. Er loopt bijvoorbeeld al een project voor zonnepanelen op boerderijdaken. Ook wordt gedacht aan energiewinning uit biomassa en aan warmte-uitwisseling op bedrijventerreinen. Door slimme koppelingen te leggen met terreinbeheer of bouwopgaven kunnen ook ruimtelijke doelen worden gediend. Via ‘energiecoöperaties’ kunnen burgers uit omliggende steden bij dit soort initiatieven betrokken worden. IJsseldeltaZon Energie uit biomassa Duurzaam bedrijventerrein 14 Ambitie 4: meekoppelen met waterveiligheid Als deltagebied krijgt het Nationaal Landschap extra te maken met de gevolgen van klimaatverandering. Daarom is de IJssel- en Vechtdelta een provinciale pilot voor het nieuwe waterveiligheidsbeleid. Toekomstige maatregelen voor hoogwaterbescherming en meerlaagse veiligheid kunnen bijdragen aan de beleefbaarheid van het deltakarakter en goed gecombineerd worden met watertoerisme en watergebonden bedrijvigheid. De historische structuur van dijken, terpen en bergingspolders biedt hiervoor een prima onderlegger. Geluidswal als waterkering Bouwen op terpen Dijkversterking 15 Ambitie 5: toeristische troeven benutten De combinatie van pittoreske historische stadjes en uitgestrekt vaarwater met prachtige natuurgebieden kan toeristisch zeker nog verder uitgenut worden. Rondom het polderhart van Mastenbroek kan langs de ringdijk en het water een gevarieerde groenblauwe zoom ontstaan, waar recreatie en natuur samengaan. Nieuwe arrangementen kunnen opgezet worden en passende voorzieningen worden toegevoegd. Naast de landbouw kan het toerisme zo de tweede economische drager van het Nationaal Landschap worden. Watersport Zwartsluis Hanzestad Kampen Dijklint Mastenbroek 16 6. Natuur beter beleefbaar maken De bijzondere natuurwaarden van de IJsseldelta liggen soms nog wat verscholen voor de bezoeker. Het beter beleefbaar maken hiervan zal bijdragen aan de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied en aan het maatschappelijk draagvlak voor het natuurbeheer. Via diverse natuurontwikkelingsprojecten en de regeling voor groenblauwe diensten wordt hier al volop aan gewerkt. Zowel natuurorganisaties als agrarische organisaties hebben een rol. En veel vrijwilligers zijn actief. De opgave voor de toekomst is om de betrokkenheid van burgers en ondernemers bij het beheer van beleefbare natuur verder uit te bouwen. Groenblauwe Diensten GLB Natuurproject Zwarte Meer Vreugderijkerwaard 17 2.3 Financieel-economisch perspectief Economisch profiel Het landschap in de IJsseldelta is een primaire productiefactor voor de landbouw en vertegenwoordigt daarmee een directe economische waarde. Binnen de totale werkgelegenheid heeft de landbouwsector echter maar een bescheiden aandeel (zie hiernaast), ook als we de toeleverende en verwerkende bedrijven meerekenen. De economische betekenis van het landschap is dan ook breder. De horeca en de vrijetijdsindustrie steunt voor een deel op de kwaliteit van de omgeving. Binnen de IJsseldelta zijn de historische binnensteden en het waterrijke karakter wat dat betreft belangrijke troeven. Indirect hebben een mooi landschap en een schoon milieu een aantoonbaar effect op de waarde van het vastgoed, het economisch vestigingsklimaat en de kosten voor de volksgezondheid. Er zijn inmiddels voldoende onderzoeken die dit aantonen. Probleem is wel dat de baten van het landschap vaak niet toevallen aan degenen die de kosten voor het beheer moeten dragen. Ook ruimtelijk zijn de kosten en de baten vaak van elkaar gescheiden. Het meeste geld wordt verdiend in de omliggende steden, waar daar zit de meeste werkgelegenheid. In de figuur is te zien dat Zwolle een sterke dienstensector heeft. In deze sector is een mooie omgeving zeker een factor om werknemers aan te trekken en te binden. Tegelijkertijd is Zwolle nog niet zo georiënteerd op de IJsseldelta, ook al heeft PEC Zwolle haar stadion vernoemd naar het Nationaal Landschap. Nieuwe verdienmodellen Hoe kunnen economische sectoren meer bijdragen aan het landschap? De ontwikkeling van nieuwe verdienmo18 Kampen 19.000 banen Zwarterwaterland 10.000 banen Zwolle 87.000 banen dellen is het centraal thema voor het transitieproces waar we voor staan. We zullen meer moeten gaan denken in termen van ‘business cases’. Daar horen ook nieuwe financieringsinstrumenten bij. Voor publieke doelen zal publiek geld nodig blijven, maar door slimme koppelingen te leggen met private doelen kunnen ook meer private middelen voor het landschap beschikbaar komen. Financieringsopgave Het huidige Uitvoeringsprogramma voor het Nationaal Landschap loopt af in 2015 en dan zal ook het budget op zijn. Er komt geen nieuw uitvoeringsprogramma meer in de huidige structuur. Maar het ruimtelijk beleid voor het Nationaal Landschap IJsseldelta houdt niet op en veel andere programma’s en budgetten blijven wel bestaan. Hoe kunnen we deze in de toekomst gerichter inzetten voor het Nationaal Landschap? In bijgaand schema is een aantal bestaande programma’s en fondsen weergegeven van waaruit projecten in de IJsseldelta in de toekomst gefinancierd zouden kunnen worden. Het gaat zowel om Europese en nationale programma’s en fondsen als om provinciale en regionale. Het overzicht is zeker niet volledig. Voor elk onderdeel zijn aparte overheden of andere investeerders verantwoordelijk. Binnen de verschillende programma’s en fondsen is nog een onderverdeling gemaakt in ‘geefgeld’ en ‘leengeld’. Waar in het verleden het beheer en de ontwikkeling van het landschap vooral met geefgeld werd gefinancierd, zal in de toekomst vaker een beroep moeten worden gedaan op ‘leengeld’. Dat wil zeggen dat (een deel) van het geïnvesteerde geld uiteindelijk terugbetaald, dus terugverdiend moet worden. Dat betekent dus dat er een economisch verdienmodel achter de investeringen moet zitten. 19 Europese en nationale fondsen en programma’s Provinciale en regionale fondsen en programma’s Geefgeld, o.a.: • GLB/POP/Interreg • Deltafonds/HWBP • Provinciefonds • Nationale Postcodeloterij Geefgeld, o.a.: • Provinciaal Groenfonds • IJssel-Vechtdelta • SPLIJ • Streekrekening Leengeld, o.a.: • Nationaal Groenfonds • Innovatiefonds MKB+ G E B I E D S L O K E T Leengeld, o.a.: • Energiefonds Overijssel • Innovatiefonds Overijssel Gebiedsloket Het is een illusie te denken dat landschapsbeheer plotseling geld op gaat leveren. Het gaat hier om een algemeen belang, dus het is logisch dat hier ook publieke middelen voor beschikbaar blijven. Maar het is ook duidelijk dat die publieke middelen af zullen nemen en een groter beroep wordt gedaan op markt en maatschappij. Het is vooral zaak om de publieke middelen efficiënter in te zetten en actief te gebruiken om aanvullende private investeringen uit te lokken. Oftewel: om een maximaal multipliereffect te bereiken. Dit vraagt om een andere financiële methodiek en een betere integratie van verschillende geldstromen. Bijvoorbeeld in de vorm van een gebiedsloket of een gebiedsfonds. 2.4 Organisatorisch perspectief Spelers Vele spelers zijn betrokken bij het beheer en de ruimtelijke ontwikkeling van het Nationaal Landschap. Deze zijn onder te verdelen vier groepen (zie schema): • ondernemers en investeerders • maatschappelijke organisaties • bewoners en bezoekers • overheden en semi-overheden. Daarnaast is er een onderscheid te maken in enerzijds de spelers binnen het gebied zelf en anderzijds de spelers in de omgeving van het gebied, die een indirect belang hebben bij het Nationaal Landschap. Bestaande samenwerking Voor het behoud en de ontwikkeling van het Nationaal Landschap bestaat al een goede bestuurlijke en maatschappelijke samenwerking en een breed maatschap20 S P E L E R S Bewoners en bezoekers Ondernemers en investeerders Overheiden en semi-overheiden M a a tschappelijke o rganisaties pelijk draagvlak. Het Bestuurlijk Kernteam (BKT) en de Advies- en Initiatiefraad (AIR) zijn samen verantwoordelijk voor de uitvoering van het lopende Uitvoeringsprogramma. Met de afloop van dit programma in 2015 zal ook de bijbehorende organisatiestructuur komen te vervallen. Dat neemt niet weg dat de AIR kan besluiten om op eigen kracht door te gaan. Nieuw organisatiemodel Met welke organisatie gaan we verder na 2015? Duidelijk is dat de ruimtelijke en economische opgaven vragen om blijvende inzet voor het landschap. Sterker nog: deze vragen om een versterking van de organisatiestructuur en een verruiming van het speelveld. Daarom is het belangrijk om nu al toe te werken naar een nieuw organisatiemodel dat daar invulling aan geeft. De toekomst ligt bij een intensieve privaat-publieke samenwerking op basis van partnerschap en gedeelde verantwoordelijkheid. Oftewel: de Gebiedscoöperatie IJsseldelta. Hoe zo’n gebiedscoöperatie eruit zou kunnen zien en wie ervan deel uitmaken is zeker nog geen uitgemaakte zaak. Deze zal geleidelijk moeten ontstaan. In hoofdstuk 3 is een aantal mogelijke contouren voor dit proces geschetst, voor de IJsseldelta, maar ook voor de Nationale Landschappen gezamenlijk. S P E L E R S Bewoners en bezoekers Ondernemers en investeerders Advies- en Initiatiefraad Overheiden en semi-overheiden Besuurlijk Kernteam M a a tschappelijke o rganisaties S P E L E R S Bewoners en bezoekers Ondernemers en investeerders Overheiden en semi-overheiden M a a tschappelijke o rganisaties Gebiedscoöperatie IJsseldelta 21 GLB en POP Twee pijlers Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) speelt een belangrijke rol bij de financiering van het landschapsbeheer. In de toekomst ontvangen alle boeren een vast bedrag per hectare uit de eerste pijler van het GLB. Naast deze individuele inkomensondersteuning kunnen boeren ook in aanmerking komen voor bijdragen via de tweede pijler van het GLB, het Platteland Ontwikkelings Programma (POP). Daarbij gaat het om subsidies voor natuur en landschap aan collectieven in de vorm van Agrarische Natuurverenigingen (ANV’s). Deze collectieven van boeren en andere grondeigenaren sluiten daarvoor contracten met de betreffende provincies. Dienst Regelingen van EZ treedt op als betaalorgaan naar de collectieven. De collectieven sluiten zelf beheercontracten af met individuele boeren. Budget Het nieuwe GLB treedt op 1 januari 2015 in werking , voor een periode van vijf jaar. Via de eerste pijler komt voor Nederland jaarlijks ca. € 750 miljoen beschikbaar, via de tweede pijler (POP3) ca. € 87 mln. De verdeling over de provincies ligt nog niet vast, dus het is ook nog niet bekend welk budget beschikbaar komt voor de IJsseldelta. Nieuwe systematiek en uitvoeringsorganisatie De nieuwe systematiek van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, waarbij de agrarische natuurverenigingen een spilfunctie vervullen tussen overheid en individuele boeren, is nog in ontwikkeling. Streven is om de overhead terug te brengen van 40% naar 20%, zodat meer geld beschikbaar komt voor het beheer zelf. De 22 afgelopen jaren zijn vier pilots uitgevoerd, onder meer in de Noardlike Fryske Wâlden. Uitgangspunt van de nieuwe systematiek is dat een collectief van één of meerdere ANV’s een contract afsluit over het beheer van het gebied, op basis van een gebiedsaanvraag. De gebiedsaanvraag moet invulling geven aan gebiedsspecifieke natuur- en landschapsdoelen en moet voldoen aan de randvoorwaarden van het Ministerie van EZ en de provincie. De provincie beslist of de offerte wordt gehonoreerd en welk budget beschikbaar komt: daarover is van te voren dus geen zekerheid. Het budget betreft een periode van vijf jaar. Onderzocht wordt of ook afspraken mogelijk zijn voor een langere periode (bijv. 30 jaar). Om de overhead te reduceren wordt gedacht aan een schaalgrootte van de collectieven van ca. 60.000 hectare. In de praktijk betekent dit dat bestaande ANV’s moeten fuseren of samenwerken. Veel ANV’s zijn hier al mee bezig en werken aan een nieuwe uitvoeringsorganisatie. Kansen voor de IJsseldelta Binnen de IJsseldelta zijn drie 3 ANV’s actief, die betrokken zijn bij de voorbereiding van een gebiedsaanvraag. Denkbaar is om deze gebiedsaanvraag onderdeel te laten zijn van een breder ‘gebiedsidee’. In de Noardlike Fryske Wâlden wordt hier al mee gewerkt. Dit betekent dat niet alleen gekeken wordt naar de traditionele agrarische natuurbeheertaken (weidevogels, slootkanten etc.), maar dat een integrale visie wordt gegeven op het toekomstig beheer van het gebied en een relatie wordt gelegd met onderwerpen als duurzame energie, milieukwaliteit, toerisme en recreatie, streekproducten, educatie etc. Een dergelijk gebiedsidee kan samen met andere stakeholders en overheden in het gebied worden opgesteld. Europese fondsen Het GLB bestaat gedeeltelijk uit door de EU ge(co)financierde acties (POP3). Dit is het belangrijkste fonds gezien de ambities van de IJsseldelta. De overige gelden vanuit de EU lijken minder mogelijkheden te bieden. Naast POP3 worden momenteel voor de nieuwe programmaperiode 2014-2020 programma’s geformuleerd voor het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en voor LIFE+. EFRO De EFRO programma’s richten zich primair op innovatie in een aantal van te voren vastgestelde sectoren. In het programma voor Oost-Nederland wordt de inzet gericht op innovatie en koolstofarme economie. De activiteiten binnen het thema Innovatie richten zich op de vier sterke sectoren voor Oost-Nederland: HighTech Systems and Materials (HTSM), Agrofood, Health en Energie en MilieuTechnologie (EMT). Het EFROprogramma richt zich daarbij vooral op ondersteuning van clustervorming en netwerken, het ondersteunen van de ontwikkeling van business cases en marktintroducties via onder andere ‘living labs’ en proeftuinen, en via het stimuleren van de rol van de overheid als launching customer. Het thema koolstofarme economie betreft naast het stimuleren van de innovatie en het ondersteunen van netwerken in deze sector ook energiebesparende maatregelen in woningen. Voor de IJsseldelta lijkt dit thema minder interessant. 23 Onder EFRO worden ook de grensoverschrijdende programma’s gefinancierd. Ook dit programma voor de programmaperiode 2014-2020 is momenteel in voorbereiding. Het Interreg-programma zal zich richten op innovatie (wellicht ook in de toeristische sector), energie, waarbij met name de thema’s ‘biobased economy’ en ‘energie-efficiëntie’ aanknopingspunten kunnen bieden voor het Nationaal Landschap. De derde prioriteit onder Interreg zal de meeste kansen bieden voor de IJsseldelta: grensoverschrijdende investeringen in natuur en milieu, met aandacht voor weidevogels, waterbescherming en bescherming van grensoverschrijdende natuurlijke leefomgeving. De programma’s zijn echter nog niet gereed, dus accentverschuivingen kunnen nog plaats vinden. Life+ Het Life+ programma financiert pilot-projecten op het gebied van natuurbeheer en biodiversiteit op agrarische graslanden en vogels. Op deze onderwerpen biedt het potentieel kansen voor het Nationaal Landschap. Dit programma loopt via de Commissie zelf. Ook hier geldt dat het definitieve programma nog niet gereed is. Rijksperspectief Tijdens de natuurtop in juni 2013 werd duidelijk dat het Kabinet de vermaatschappelijking van de Nederlandse natuur en het Nederlandse landschap op de agenda heeft. Staatssecretaris Dijksma gaf er aan nieuwe bruggen te willen bouwen met provincies, boeren, burgers, natuurbeschermers, terreinbeheerders en ondernemers. “Geen partijen tegenover elkaar, maar mét elkaar’’, aldus Dijksma. Volgens de staatssecretaris moeten ‘gebruiken en genieten’ meer op de voorgrond komen. Ze meent dat de natuur ontwikkeling juist kan stimuleren: in de recreatiesector, bouw en als vestigingsplaats van bedrijven. De natuur moet zich volgens haar ontwikkelen van ‘hindermacht naar kracht’. De pilot in de IJsseldelta, waarin de verbinding tussen sectoren en de samenwerking tussen stakeholders centraal staat, sluit daar bijzonder goed op aan. Dat is ook een van de redenen dat het Ministerie van Infrastructuur en milieu partner is geweest in dit traject. Met de resultaten van de pilot kunnen nu stevige vervolgstappen worden gezet. We willen deze stappen graag met het Rijk zetten. Allereerst in de IJsseldelta zelf. De samenwerking willen we verankeren in een gebiedsdeal ten behoeve van een duurzame toekomst van het gebied: een ‘green deal’. Maar ook willen we met steun van het Rijk de leerervaringen toepassen in andere Nationale Landschappen. Daartoe gaan we graag in overleg met de betrokken ministeries van Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken en Binnenlandse Zaken, alsmede met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Samen met deze ministeries willen we verder werken aan (de implementatie van) vernieuwende organisatiemodellen waarmee 24 duurzame investeringen in de Nationale Landschappen (en andere bijzondere gebieden) worden veiliggesteld. Ruimtelijke beleidskaders Het Nationaal Landschap IJsseldelta is stevig ingebed in het ruimtelijk beleid van provincie en gemeenten. Dit beleid houdt zeker niet op na 2015! Voor het Nationaal Landschap IJsseldelta biedt in de eerste plaats de Omgevingsvisie Overijssel het kader. In het verlengde hiervan hebben de kernkwaliteiten een plek gekregen in het bestemmingsplan buitengebied van de gemeenten Zwartewaterland, Zwolle en Kampen. Omgevingsvisie Overijssel In de Omgevingsvisie wordt de ontwikkeling van de fysieke omgeving van de provincie Overijssel geschetst. De ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn hierbij aangegeven in het perspectief van 2030. De Nationale Landschappen (Noord Oost Twente en IJsseldelta) vormen een aparte beleidskeuze. Als motto geldt: behoud van de kernkwaliteiten door ontwikkeling. De omgevingsvisie gaat daarmee uit van ontwikkelingsplanogie, maar vormt ook een uitnodiging voor initiatiefnemers om met hun initiatieven aan te sluiten bij de aanwezige kwaliteiten. De ontwikkeling is gericht op de versterking van de dragers van de identiteit van het gebied, waaronder grondgebonden landbouw, zoals beschreven in het ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta. De kernkwaliteiten zijn specifiek benoemd en komen overeen met de gebiedskenmerken. De precieze begrenzing is op de kaart bij de Omgevingsverordening te vinden. Voor grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met de doelstellingen van de kernkwaliteiten is geen plaats. De Nationale Landschappen zijn aangeduid als uitsluitingsgebied voor windenergie. 25 Bestemmingsplan Buitengebied De gemeenten in het Nationaal Landschap IJsseldelta hebben samengewerkt aan een actueel bestemmingsplan Buitengebied voor het Nationaal Landschap. De plannen van Zwartewaterland en Zwolle zijn inmiddels vastgesteld. Het plan van Kampen is in de eindfase. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap zijn in de ontwikkelingsregels gebruikt om ontwikkelen met kwaliteit mogelijk te maken. De ambities uit het gebiedsperspectief en de Omgevingsvisie werken zo door in concrete ontwikkelingen. In de open landschappen bijvoorbeeld, is agrarische schaalvergroting mogelijk met respect voor de openheid en het cultuurhistorische patroon van sloten, dijken en terpen. Provinciaal sociaal flankerend beleid De opgave rond sociale kwaliteit is een bijzondere opgave. In tegenstelling tot andere opgaven ligt er geen eigen (sociaal) beleid van de provincie aan ten grondslag. Sociaal beleid is geen kerntaak van de provincie. Er ligt slechts een beperkte verantwoordelijkheid. Provincies hebben een signalerende taak en agenderen maatschappelijke vraagstukken in de regio. Op dat niveau verzorgt en bewaakt de provincie als gebiedsregisseur de samenhang en legt ze de verbindingen tussen de ruimtelijk-fysieke en sociaal-culturele infrastructuur. Sociale kwaliteit behoort onderdeel uit te maken van een goed omgevingsmanagement. Het streven is daarom om sociale kwaliteit integrerend mee te nemen bij de opgaven. Soms is een impuls nodig en wordt kennis en expertise beschikbaar gesteld, zo nodig door deze in te huren met behulp van de middelen voor de investeringsprestatie sociaal flankerend beleid van de provincie Overijssel. Hiertoe wordt jaarlijks een investeringsvoorstel aan Provinciale Staten voorgelegd. Provinciale programma’s Gebiedsontwikkeling IJssel Vecht Delta De IJssel-Vechtdelta is een economische groeiregio in een kwetsbare delta met een belangrijke opgave op gebied van waterveiligheid. Deze opgave wordt bezien in samenhang met andere opgaven en ambities in het gebied. Om te voldoen aan de huidige norm voor waterveiligheid worden nu al maatregelen uitgevoerd in het kader van Ruimte voor de Rivier (Reevediep) en het nieuwe hoogwaterbeschermingsprogramma. Er is echter meer nodig om te voldoen aan de gewenste waterveiligheid. Daarom hebben gebiedspartijen (provincie, gemeenten, waterschap, veiligheidsregio) samen met het Rijk een gezamenlijke strategie ontwikkeld, vanuit een nieuwe benadering van waterveiligheid: het denken in risico’s, kansen én gevolgen. Hierbij gaat het naast investeren in de dijken, waar tegen minimale kosten een maximale risicoreductie wordt gehaald, ook om ‘slimme koppelingen’ met een waterrobuuste ruimtelijke inrichting én om evacuatiestrategieën. Vanuit deze gedachte zijn het afgelopen jaar concrete projecten benoemd die vanaf 2014 kunnen worden uitgevoerd. Overijssels bestuur 20XX Doel van dit traject is het versterken van de kracht van de samenleving en een duurzame kwaliteit van het openbaar bestuur in en voor Overijssel. Uitgangspunt hierbij is dat dit als een open planproces wordt opgezet. De provincie heeft hierbij een agenderende en coördinerende rol. In 2013 is de discussie met de Overijsselse samenleving gestart aan de hand van vier onderling samenhangende thema’s: •Andere overheid, grote burger. In het kader van dit thema wordt onderzocht welke initiatieven er zijn, waar 26 de kracht vandaan komt voor deze initiatieven en welke belemmeringen deze initiatieven ervaren in relatie met overheden. •Het maken van nieuwe verbindingen, coöperaties. Met dit thema wordt gekeken hoe maatschappelijke vraagstukken door middel van nieuwe verbindingen tussen overheid, organsiaties en burgers gezamenlijk kunnen worden opgepakt. •De bestuurder en de volksvertegenwoordiger van 20XX: wie zijn dat? Belangrijke vragen zijn: hoe ondersteunt het bestuur van morgen het best haar burgers? Welke bestuursstijlen passen in de 21e eeuw? Op welke manier kunnen volksvertegenwoordigers het best in de toekomst hun volksvertegenwoordigende rol invullen? •Nieuwe vormen van noaberschap: Noaberschap 3.0. Noaberschap is een term die de burgerkracht op zijn Overijssels typeert. Dit thema wordt uitgewerkt om samen tot inspirerende visies en werkwijzen te komen. Er wordt gezocht naar nieuwe rollen voor de overheid, die aansluiten bij deze tijd en die de bijdrage van de samenleving vergroten. Overijssels bestuur 20XX geeft invulling aan deze wens door op basis van een discussie in de Overijsselse samenleving een filosofie te ontwikkelen ten aanzien van de veranderende verhoudingen/ relatie tussen overheid en samenleving. De rolverdeling tussen overheden en samenleving zal gaan veranderen. De overheid zal compacter worden en zal minder zaken helemaal zelf kunnen uitvoeren. De overheid moet weer meer facilitator worden en de eigen kracht van de samenleving versterken en benutten. Op deze wijze laat de overheid meer aan burgers over en geeft burgers meer zeggenschap. Verwerkende en toeleverende industrie Business case streekproducten Er is al een streekproductenlijn (H)eerlijk IJsseldelta, waarin diverse agrarische bedrijven deelnemen. Dit kan een krachtig visitekaartje worden voor het Nationaal Landschap. Kansen en opgaven zijn: •vergroting en verbreding van het aanbod; •meer samenwerking tussen verschillende bedrijven; •verbetering van marketing en distributie naar (lokale) verkooppunten en boerenmarkten; •burgers meer betrekken, bijvoorbeeld door ontwikkeling van demonstratiebedrijven, community-farms en agro-landgoederen. De toenemende vraag naar duurzaam en streekeigen voedsel en de vele milieuvoordelen bieden goede kansen voor een rendabele business case. 27 S P E L E R S Detailhandel en supermarkten Consumenten Bewoners en bezoekers Agrarische bedrijven O n d ernemers en i n v esteerders Voedselcoöperaties Stichting Streekmerk Overheiden en semi-overheiden Grondeigenaren Maatschappelijke organisaties IJsseldelta Marketing Europese en nationale fondsen en programma’s Provinciale en regionale fondsen en programma’s Geefgeld, o.a.: • GLB/POP/Interreg • Deltafonds/HWBP • Provinciefonds • Nationale Postcodeloterij Geefgeld, o.a.: • Provinciaal Groenfonds • IJssel-Vechtdelta • SPLIJ • Streekrekening Leengeld, o.a.: • Nationaal Groenfonds • Innovatiefonds MKB+ G E B I E D S L O K E T Leengeld, o.a.: • Energiefonds Overijssel • Innovatiefonds Overijssel S P E L E R S Business case duurzame bedrijventerreinen Bewoners en bezoekers O n d e rnemers en i n v e steerders Bedrijven Zwartewaterland heeft een fors areaal verouderd bedrijventerrein en werkt hard aan de herstructurering ervan. Hier ligt een forse opgave, maar ook een grote kans voor het duurzame imago van het Nationaal Landschap. Als alle platte daken voorzien worden van zonnepanelen kan een flink deel van de energiebehoefte duurzaam worden opgewekt. De ligging aan het water biedt bovendien goede mogelijkheden voor milieuvriendelijk transport via de binnenvaart en voor gespecialiseerde watergebonden bedrijvigheid. Ook liggen er kansen voor warmtekoppeling, aardwarmte, lokale verwerking van halffabrikaten of restproducten en gezamenlijke inkoop van duurzame materialen en technieken. Door samenwerking en een integrale aanpak is veel winst te boeken voor de bedrijven en voor het Nationaal Landschap. 28 ROVA Overheiden en semi-overheiden Ondernemersvereniging Maatschappelijke organisaties Gemeente HMO Europese en nationale fondsen en programma’s Provinciale en regionale fondsen en programma’s Geefgeld, o.a.: • GLB/POP/Interreg • Deltafonds/HWBP • Provinciefonds • Nationale Postcodeloterij Geefgeld, o.a.: • Provinciaal Groenfonds • IJssel-Vechtdelta • SPLIJ • Streekrekening Leengeld, o.a.: • Nationaal Groenfonds • Innovatiefonds MKB+ G E B I E D S L O K E T Leengeld, o.a.: • Energiefonds Overijssel • Innovatiefonds Overijssel (Inter)nationale spelers Business case toerisme Het toerisme in het Nationaal Landschap heeft zeker nog groeimogelijkheden. Het water en de historische Hanzesteden zijn sterke troeven, die nog onvoldoende worden benut. De bestaande jachthavens en verblijfsvoorzieningen zijn zeer kleinschalig en het ontbreekt aan grotere trekkers. Kansen voor de IJsseldelta zijn: •het aanbieden van onderscheidende accommodaties waarin de beleving van het water en/of de historie centraal staan; •meer samenwerking tussen recreatie-ondernemers, gericht op het aanbieden van meerdaagse arrangementen, verbindende routenetwerken, organisatie van evenementen en gezamenlijke marketing; •koppeling met waterveiligheid: bijvoorbeeld het Reevediep bij Kampen. S P E L E R S Projectontwikkelaars Bewoners en bezoekers Lokale recreatie-ondernemers O n d e rnemers en i n v e steerders Grondeigenaren Overheiden en semi-overheiden IJsseldelta Marketing Maatschappelijke organisaties ANWB Europese en nationale fondsen en programma’s Provinciale en regionale fondsen en programma’s Geefgeld, o.a.: • GLB/POP/Interreg • Deltafonds/HWBP • Provinciefonds • Nationale Postcodeloterij Geefgeld, o.a.: • Provinciaal Groenfonds • IJssel-Vechtdelta • SPLIJ • Streekrekening Leengeld, o.a.: • Nationaal Groenfonds • Innovatiefonds MKB+ G E B I E D S L O K E T 29 Leengeld, o.a.: • Energiefonds Overijssel • Innovatiefonds Overijssel S P E L E R S Business case groenblauwe diensten Veel agrarische bedrijven zijn al actief met groenblauwe diensten en veel vrijwilligers werken hieraan mee. De Stichting Particulier Landschapsbeheer IJsseldelta faciliteert dit en beschikt hiervoor over een eigen budget. Vanuit het nieuwe GLB kunnen aanvullende middelen beschikbaar komen. Groenblauwe diensten voorzien in een maatschappelijke vraag en vertegenwoordigen daarmee een economische waarde. Op basis hiervan is een prima business case op te bouwen. Onderdelen hiervan zijn een professionaliseringsslag in de organisatie en een verbreding van het totale dienstenpakket. Vrijwilligers Landschap Overijssel Agrarische bedrijven O n d ernemers en i n v esteerders Grondeigenaren Provincie Overijssel Overheiden en semi-overheiden Maatschappelijke organisaties Agrarische natuurvereniging Europese en nationale fondsen en programma’s Provinciale en regionale fondsen en programma’s Geefgeld, o.a.: • GLB/POP/Interreg • Deltafonds/HWBP • Provinciefonds • Nationale Postcodeloterij Geefgeld, o.a.: • Provinciaal Groenfonds • IJssel-Vechtdelta • SPLIJ • Streekrekening Leengeld, o.a.: • Nationaal Groenfonds • Innovatiefonds MKB+ G E B I E D S L O K E T 30 Bewoners en bezoekers Leengeld, o.a.: • Energiefonds Overijssel • Innovatiefonds Overijssel 3 Conclusies van de pilot 3.1 Transitie IJsseldelta Een kopgroep als wegbereider Op 10 oktober 2013 riep gedeputeerde Rietkerk, voorzitter van de Stuurgroep IJsseldelta, tijdens de gebiedsconferentie de partijen in en rond de IJsseldelta op een ‘kopgroep’ te formeren en een gebiedsdeal voor te bereiden. De kopgroep leidt, met de resultaten van de pilot ‘gebiedscoöperatie’ als basis, de verdere ontdekkingstocht naar het nieuwe organisatie- en financieringsmodel. De kopgroep gaat gemotiveerd, geïnspireerd en geïnformeerd aan de slag, vanuit een heldere overeengekomen taakopdracht, duidelijke kaders en handvatten voor concrete actie. Zij pakt het voortouw in de transitie en bereidt de vorming van de ‘gebiedscoöperatie’ (werktitel) als verkenner en kwartiermaker voor. Opdracht kopgroep De opdracht voor de kopgroep bestaat uit vier componenten. 31 1. Ontwikkeling business cases Om te beginnen werkt zij samen met partijen in en rond de IJsseldelta business cases uit die het gebied en haar kwaliteiten versterken. De business cases worden ontwikkeld binnen de thema’s: • Agro, food, natuur en landschap; • Toerisme, recreatie en economie; • Energie en duurzaamheid. 2. Ontwikkeling robuust financieringsmodel Daarnaast benut de kopgroep de kennis en ervaring uit de business cases voor ontwikkeling van een robuust financieringsmodel voor de IJsseldelta. Ze brengt daarbij in kaart hoe verschillende fondsen kunnen worden benut en hoe rendement op investeringen kan worden gegenereerd om dat rendement weer te kunnen investeren. 3. Ontwikkeling nieuwe organisatievorm De aanpak wordt bovendien verankerd in een toekomstbestendige organisatie van Nationaal Landschap IJsseldelta. Daarbij worden de taken, rollen en verant- woordelijkheden van huidige en toekomstige partners uitgewerkt. 4. Voorbereiden gebiedsdeal Ten slotte worden de business cases en het financieringsen organisatiemodel uitgewerkt tot een gebiedsdeal, een ‘businessplan’ voor de IJsseldelta, waaraan private en publieke partijen zich verbinden en waarin wederzijdse rollen en verwachtingen worden overeengekomen. De gebiedsdeal wordt begin 2015 getekend door alle deelnemers, zodat het jaar 2015 (het laatste jaar van het lopende uitvoeringsprogramma) kan worden ‘proefgedraaid’. Samenstelling kopgroep en inbedding De kopgroep wordt samengesteld uit vertegenwoordigers die al betrokken zijn bij Nationaal Landschap IJsseldelta en nieuwe friskijkers en dwarsdenkers. De kopgroep wordt ingebed in en ondersteund door de bestaande organisatie van Nationaal Landschap IJsseldelta. Bovendien is die organisatie vanaf 2014 aangevuld met partijen met specifieke kennis en vaardigheden, die deelnamen aan de thematafels maar nog niet eerder betrokken waren bij Nationaal Landschap IJsseldelta. Voor de ontwikkeling van business cases kan de kopgroep een beroep doen op partijen vanuit de IJsseldelta en op experts van daarbuiten. Een aantal van deze partijen vormt een flexibele schil of de steungroep, ze zijn daartoe al benaderd. De provincie, gemeenten en het waterschap behouden hun verantwoordelijkheid in de uitvoering van het uitvoeringsprogramma 2012 – 2015. Daarnaast nemen ze ook een actieve rol om samen met de kopgroep de gebiedsdeal voor te bereiden. De nieuwe kopgroep en de bestaande organisatie-onderdelen (Advies- en Initiatiefraad, programmabureau, Uitvoe32 ringsteam en Bestuurlijk Kernteam) zijn gelijkwaardige spelers op hetzelfde speelveld. Zij werken samen aan een succesvolle toekomst voor Nationaal Landschap IJsseldelta. Een samenwerkingsovereenkomst als vertrekpunt Daaraan samenwerken is inspirerend en kansrijk maar niet vrijblijvend. Om dat te benadrukken en om de start van de transitie te markeren, wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de kopgroep, de Advies- en Initiatiefraad en het Bestuurlijke Kernteam. Samen onderschrijven zij hun commitment voor een gezonde toekomst voor Nationaal Landschap IJsseldelta en verklaren ze een actieve rol te willen vervullen om die toekomst op een nieuwe duurzame wijze te helpen vormgeven. De samenwerkingsovereenkomst wordt tevens als ‘green deal’ bij de Rijksoverheid ingediend voor ondersteuning vanuit het Rijk voor een omslag die ook andere gebieden kan inspireren een privaat-publieke samenwerking vorm te geven die garant staat voor investeringen in een kwalitatieve, duurzame toekomst. 33 3.2.Transitie van de Nationale Landschappen De opgave die in de IJsseldelta centraal staat, is dezelfde opgave die andere Nationale Landschappen kennen. Om de toekomst van de Nationale Landschappen veilig te stellen, zijn twee ‘omslagen’ nodig: • van overwegend publiek naar privaat-publiek; • van subsidiëren naar investeren. De pilot heeft verschillende waardevolle inzichten opgeleverd die ook waarde hebben voor andere Nationale Landschappen. De belangrijkste zijn: Aantakken bij investeringsstromen van de toekomst Er zijn allerlei aanknopingspunten om met marktpartijen op een ontwikkelingsgerichte wijze te kijken naar een duurzame exploitatie van het gebied. Met slimme koppelingen met bijvoorbeeld energiewinning en recreatievoorzieningen kan een landschappelijk hoogwaardige inrichting van het Nationaal Landschap worden gekoppeld aan financieel draagkracht voor het beheer ervan. Er wordt de komende decennia nog steeds geïnvesteerd in deze gebieden. De investeringen vanuit het label ‘Nationaal Landschap’ zullen minder worden, maar andere investeringsstromen blijven bestaan. Er wordt zowel publiek als privaat geïnvesteerd in bijvoorbeeld waterveiligheid, mobiliteit, recreatievoorzieningen en energie. Het is dan ook interessant te kijken waardoor het toekomstig ‘bruto regionaal product’ wordt gevormd en te onderzoeken of het beheer, het behoud en de ontwikkeling van het landschap daaraan gekoppeld kunnen worden. Anders samenwerken met ontwikkelaars Projectontwikkelaars lijken bereid op een andere manier dan voorheen naar hun posities in het gebied te kijken. Zij hebben veel gronden in Nationale Landschappen al afgeschreven waardoor ze weer blanco naar de ontwikkeling van een gebied kunnen kijken. Daar waar de gronden niet zijn afgeschreven, denken ze graag mee over tijdelijke concepten die hun rentelasten kunnen terugbrengen. Ontwikkelaars beschikken zelf over uitgewerkte voorbeelden van tijdelijke, maatschappelijke projecten (bijvoorbeeld zorg-, energie- en recreatieconcepten) waarmee de Nationale Landschappen een impuls kunnen krijgen. Met een andere strategie voor deze posities, die zich veelal op het snijvlak van stad en land bevinden, kan een grote hoeveelheid grond een aantrekkelijke en maatschappelijk verantwoorde invulling krijgen. Ontwikkelaars willen bovendien de slag maken van project- naar gebiedsontwikkeling, wat het eenvoudiger maakt om op regionaal niveau tot afspraken te komen. Investeringsfonds als motor Een regionaal investeringsfonds kan een belangrijke functie vervullen om de beoogde transitie te stimuleren en versnellen. Zo’n fonds brengt investeringen in verschillende opgaven in een gebied samen. Het merendeel van zo’n fonds kan revolverend zijn, bestaande uit middelen die door banken en bijvoorbeeld provincies (renteloos of tegen lage rente) ter beschikking worden gesteld. Een kleiner deel zal kunnen bestaan uit subsidies (bijvoorbeeld vanuit Europa, het Rijk en de provincie) waarmee onrendabele toppen kunnen worden afgedekt. De oprichting van een fonds vormt een trigger om de gebiedssamenwerking op een meer publiek-private wijze vorm te geven. Het geeft de betrokken partijen het gevoel dat ze ook zelf het financieel instrumentarium 34 tot hun beschikking hebben om de gebiedsambities te kunnen vormgeven. Banken zullen bovendien eerder tot investeren bereid zijn omdat ze door de publiek-private samenwerking de risico’s beter kunnen inschatten. Ruimte maken voor een nieuwe samenwerking De belangrijkste constatering: de weg naar een toekomstbestendige investeringsaanpak voor de Nationale Landschappen ligt open als publieke partijen bereid zijn om ruimte te maken voor een nieuw soort publiek-private samenwerking waarin ze op basis van gelijkwaardigheid participeren. ‘Structure follows strategy’ gaat hier niet op. Private en maatschappelijke organisaties lijken bereid hun verantwoordelijkheid te nemen en te investeren in een duurzame toekomst van het Nationaal Landschap, maar wel als volwaardige en gelijkwaardige partners die zelf mede aan het stuur staan. Dat begint met het creëren van ruimte daartoe door publieke partijen, die bereid moeten zijn de huidige organisatievorm op te heffen, ruimte te bieden voor mede-eigendom en hun eigen functioneren en rolvervulling onderdeel te maken van de benodigde transitie. Een publiek-private gebiedsdeal kan het gezamenlijke vertrekpunt vormen voor een nieuwe, gezonde toekomst. 2014: het jaar van de transitie De pilot heeft goede handvatten opgeleverd om het organisatiemodel voor de Nationale Landschappen op een fundamenteel andere wijze vorm te geven. En dat is nodig, want het huidige model is niet toekomstbestendig. In de IJsseldelta is een goede eerste stap gezet om de transitie de komende twee jaar te voltooien. De opstelling van zowel de publieke als de private organisaties in dit gebied vormt belangrijke inspiratie voor de andere landschappen. Servicenet Nationale Landschappen roept, gesteund door de resultaten van deze pilot, andere Nationale Landschappen op om met ons te werken aan nieuw investeringsvermogen voor deze unieke gebieden. Niet door nieuwe ‘verdienmodellen’ te ontwikkelen of te implementeren, maar door te werken aan verbeterde publiek-private samenwerkingsvormen die leiden tot (koppeling van) duurzame investeringen. Wij willen werken aan regionale arrangementen of gebiedsdeals waarmee zowel de publieke als private partijen vertrouwen krijgen in een gezonde toekomst van de Nationale Landschappen en hun rollen daarin. Voor ieder Nationaal Landschap zal dat maatwerk zijn. En voor sommige gebieden is de stap groter dan voor andere. Maar voor elk Nationaal Landschap zijn (verdere) stappen in deze richting mogelijk. En de Nationale Landschappen kunnen enorm veel leren van elkaars kennis en ervaringen. Wij roepen het jaar 2014 uit tot het jaar van de transitie. Doet u met ons mee? 35 Plan van Aanpak Transitieproces 2014 – 2016 Kopgroep in actie Nationaal Landschap IJsseldelta Advies- en Initiatiefraad Datum: 17 januari 2014 Opbouw 1. GEMEENSCHAP NEEMT INITIATIEF EN VERANTWOORDELIJKHEID ............................................................................................................................. 1 1.1. ADVIES EN INITIATIEFRAAD VERTEGENWOORDIGT GEMEENSCHAP(PEN) IN DE IJSSELDELTA .......................................................................................................................1 1.2 IJSSELDELTA IS ONS LANDSCHAP, WIJ WILLEN ERAAN BLIJVEN WERKEN .......................................................................................................................................................1 2. VAN PUBLIEK-PRIVAAT NAAR PRIVAAT-PUBLIEKE SAMENWERKING......................................................................................................................... 3 2.1 OVERHEDEN LATEN MEER RUIMTE VOOR ONS OM INITIATIEF EN VERANTWOORDELIJKHEID TE NEMEN .........................................................................................................3 2.2 KOPGROEP WERKT AAN DUIDELIJKE OPDRACHT.............................................................................................................................................................................................5 2.3 KERNVRAAG: HOE KAN ROL ALS VERKENNER EN KWARTIERMAKER EFFECTIEF WORDEN INGEVULD?...........................................................................................................5 3. OPDRACHT, ROL, POSITIE EN AANPAK ............................................................................................................................................................................ 6 3.1 OPDRACHT VOOR DE KOPGROEP .....................................................................................................................................................................................................................6 3.2 ROL EN POSITIE VAN DE KOPGROEP ................................................................................................................................................................................................................7 3.4 ROLLEN BIJ VERSCHIL VAN MENING ...............................................................................................................................................................................................................9 3.5 PROFIEL KOPGROEPLEDEN ..............................................................................................................................................................................................................................9 3.6 VOORLOPIG VOORSTEL VOOR SAMENSTELLING KOPGROEP ..........................................................................................................................................................................11 3.7 AANPAK 2014 - 2015....................................................................................................................................................................................................................................12 3.7.1 Stap 1: Voorbereiding...........................................................................................................................................................................................................................13 3.7.2 Stap 2: Opdrachtformulering, kopgroep en intentieverklaring............................................................................................................................................................13 3.7.3 Stap 3: Businesscase en organisatie- en financieringsmodel...............................................................................................................................................................14 3.7.4 Stap 4: Gebiedsdeal..............................................................................................................................................................................................................................15 3.7.5 Stap 5: Proefdraaien............................................................................................................................................................................................................................15 3.7.6 Stap 6: Verankeren ...............................................................................................................................................................................................................................16 4 ONDERSTEUNING AANPAK ................................................................................................................................................................................................ 17 4.1 INZET GEBIEDSPARTNERS ............................................................................................................................................................................................................................17 4.2 ONDERSTEUNING DOOR OVERHEID ..............................................................................................................................................................................................................17 4.3 GLOBALE BEGROTING 2014 .........................................................................................................................................................................................................................18 1. Gemeenschap neemt initiatief en verantwoordelijkheid 1.1. Advies en initiatiefraad vertegenwoordigt gemeenschap(pen) in de IJsseldelta Wij zijn de Advies- en Initiatiefraad van Nationaal Landschap IJsseldelta. Wij vertegenwoordigen de gemeenschap en gemeenschappen in de IJsseldelta. Dit zijn de volgende partijen: • Poldervereniging Mastenbroek; • Dorpsraad Kamperzeedijk; • Vereniging streekbelangen Kampereiland; • Vereniging Dorpsbelangen Grafhorst; • Vereniging Dorpsbelangen ’s Heerenbroek; • Vereniging Dorpsbelangen Wilsum; • Vereniging Dorpsbelangen Zalk; • Wijkvereniging Westenholte Voorst Frankhuis; • Spoolder belangen; • Wijkstichting Stadshagen Totaal; • Agrarische Natuurvereniging Camperland; • Vereniging tot behoud van de vrije natuur; • Stichting Kampereiland (pachtersbond); • LTO; • Natuur en Milieu Overijssel; • Ondernemerskring Genemuiden; • Landschap Overijssel; • Natuurmonumenten; • Staatsbosbeheer; • IJsseldeltamarketing • ANWB; • Het Oversticht Figuur 1: de Advies- en Initiatiefraad vertegenwoordigt de IJsseldelta 1.2 IJsseldelta is ons landschap, wij willen eraan blijven werken De IJsseldelta is één van de twintig meest bijzondere landschappen van ons land en daarom Nationaal Landschap. Wij wonen, werken en recreëren in dat landschap. Wij zijn er trots op. Ons leven met het water, het leven van het water en de strijd tegen het water is te zien in ons landschap. Ons landschap laat het leven van ons, onze ouders en voorouders zien: de rechte verkaveling in de bijzondere polder Mastenbroek, de landaanwinningen van de buitenpolders, de dijken, terpen, kolken en kreken, de biezen, de erven verspreid in het land en het weidse weideland; het is ons thuis, het is ons landschap. 1 Behouden en versterken Wij willen het bijzondere landschap behouden en versterken. Niet door er een stolp overheen te zetten. Integendeel. Wij willen slim gebruik maken van de ontwikkelingen die op ons afkomen en die benutten om de kwaliteiten van ons landschap te behouden en verder te versterken. Voor die ontwikkelingen zijn economische dragers nodig. Landbouw is een belangrijke drager naast andere economische dragers. Wij, als gebiedspartijen, zijn bereid meer initiatief en verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkelingen in ons gebied. We vragen van overheden ons daarbij te helpen en ons te ondersteunen. Dan kunnen we samen zorgen voor een prachtige en succesvolle toekomst voor onze IJsseldelta. Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta is en blijft leidend In aansluiting op de benoeming tot Nationaal Landschap is voor de IJsseldelta in 2006 een ontwikkelingsperspectief gemaakt. Daarin staan de (natuurlijke en landschappelijke) kernkwaliteiten van onze delta beschreven. Behoud en versterken van die kernkwaliteiten blijft het uitgangspunt van ons handelen. Het ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta uit 2006 blijft leidend. Vasthouden dynamiek De IJsseldelta heeft ervan geprofiteerd dat het Nationaal Landschap is. Mede dit predicaat zorgde ervoor dat de overheden, provincie Overijsel, de gemeenten Kampen, Zwartewaterland en Zwolle en het waterschap Groot Salland gezamenlijk bijna € 30 mln in ons gebied investeerden. Daardoor is veel in gang gezet en mogelijk gemaakt. Dat stemt dankbaar. De dynamiek en ontwikkeling die met de investeringen gepaard gaan willen wij zoveel mogelijk vasthouden, ook nu en in de toekomst waarin overheden minder budget beschikbaar hebben voor investeringen. Wij willen doorgaan met de verdere voorspoedige ontwikkeling van ons Nationaal Landschap IJsseldelta. Partijen in IJsseldelta willen meer initiatief en verantwoordelijkheid nemen mits de overheid een betrouwbare samenwerkingspartner blijft De samenwerking die wij hebben met de overheden in ons gebied verandert. Dat is niet erg zolang wij maar als betrouwbare partners blijven samenwerken. 2 2. Van publiek-privaat naar privaatpublieke samenwerking 2.1 Overheden laten meer ruimte voor ons om initiatief en verantwoordelijkheid te nemen medespeler. Financieel en organisatorisch zullen zij een minder dominante rol spelen. Wij als bewoners, ondernemers en belangengroepen uit de IJsseldelta willen samen met overheden het spel spelen en samen de spelregels ontwikkelen. Adviesraad heeft geleidelijk steeds meer initiatief en verantwoordelijkheid genomen Vanaf 2010 is hebben de partijen uit onze Advies- en Initiatiefraad geleidelijk meer verantwoordelijkheid en initiatief genomen. De dorpsverenigingen kregen daarvoor eigen budget en verantwoordelijkheid voor uitvoering van dorpsontwikkelingsplannen. Dat levert mooie en opmerkelijke resultaten. Een samenwerking van partijen uit onze Advies- en Initiatiefraad is aan de slag met een programma voor verbetering van de weidevogelstand. Een andere coalitie is bezig met het project IJsseldelta-zon. En tenslotte zijn verschillende van onze leden nauw betrokken bij verschillende projecten in de IJsseldelta zoals het IJssel-Vechtdeltaprogramma, de ontwikkeling van stadsrandvisies, agrarische en natuurontwikkelingsprojecten. Onze raad speelt dus een belangrijke rol als initiatiefnemer, uitvoerder en klankbord van projecten in de IJsseldelta. Toewerken naar situatie na 2016 Zo werken wij in Nationaal Landschap IJsseldelta toe naar een nieuwe situatie waarin sprake is van een Nationaal Landschap dat vooral gedragen wordt door bewoners, ondernemers en andere partijen uit de IJsseldelta. Tot 2016 is er financiering voor een uitvoeringsprogramma. Dat biedt mogelijkheden om gewenste projecten uit te voeren. Maar het biedt vooral kansen om ons voor te bereiden op de nieuwe situatie waarin overheden minder tijd en geld in uitvoeringsprogramma’s kunnen steken. Overheden in de IJsseldelta veranderen van spelbepaler tot 3 Dat is voor alle betrokkenen een leerproces. Tot 2016 is er tijd en budget om te anticiperen op en te oefenen met nieuwe verhoudingen, rollen en werkwijzen. Die tijd en dat budget willen wij zo goed mogelijk benutten om ons voor te bereiden. Pilot organisatie- en financieringsmodellen Daarom is in april 2013, in samenwerking met het Servicenet Nationale Landschappen, een pilot gestart om te zoeken naar een organisatie- en financieringsmodel. Deze pilot in de IJsseldelta was een landelijke pilot, ondersteund door het ministerie van I&M. Uit deze pilot volgt het voorstel om een kopgroep te vormen van partijen uit de Advies- en Initiatiefraad aangevuld met partijen die daarin niet zijn vertegenwoordigd. Op 10 oktober 2013 riep gedeputeerde Rietkerk ons op zo’n kopgroep te vormen en een gebiedsdeal voor te bereiden. Deze kopgroep leidt de ontdekkingstocht naar een nieuw organisatie- en financieringsmodel. Onze kopgroep is verkenner en kwartiermaker. Plan van aanpak voor kopgroep De tijd tot 2016 willen wij goed benutten om te komen tot een stevige levensvatbare organisatie en financiering voor Nationaal Landschap IJsseldelta. Daarom is behoefte aan een concreet plan van aanpak dat richting geeft en handvatten biedt voor de kopgroep. Met een goed plan van aanpak kan de kopgroep gericht aan de slag om Nationaal Landschap IJsseldelta voor te bereiden op de toekomst. Tijdig inspelen op de nieuwe situatie biedt ons goede kansen om de vitaliteit van de IJsseldelta te laten groeien, toeristisch-recreatief potentieel te vergroten en te benutten, rendement te oogsten van gedane investeringen, verdienvermogen te verhogen en verbinding tussen partijen in de IJsseldelta met elkaar en met de delta te versterken. Zonder richting en kader bestaat de kans dat onze kopgroep niet tot voldoende gerichte actie en ontwikkeling van kennis en vaardigheden komt. Dit resulteert dan in een onvoldoende gedegen voorbereiding op de toekomst waardoor Nationaal Landschap IJsseldelta na 2015 een mogelijk minder florissant bestaan zal gaan leiden. Dat heeft mogelijk een aantal negatieve consequenties: 4 • • • • • • De kansen op het gebied van toerisme, recreatie, verduurzaming en economische ontwikkeling, die ontstaan door de huidige profilering van de IJsseldelta, worden gemist; De recente investeringen van circa € 30 mln. zullen minder rendement opleveren of zelfs in verval raken. Een grote som belastinggeld is dan nutteloos besteed; De kwaliteiten van de IJsseldelta eroderen dan en daarmee neemt het verdienvermogen, dat is gebaseerd op deze kwaliteiten, af; Door eroderende kwaliteiten zal de IJsseldelta steeds minder goed in staat zijn toekomstige (private en publieke) investeringen aan zich te binden. Het gebied wordt minder aantrekkelijk om in te wonen, werken, recreëren en te investeren; De gemeenschappen in de IJsseldelta zullen zich door de overheid in de steek gelaten voelen waardoor verdere vervreemding tussen overheden en inwoners op de loer ligt; De bereidheid van de gemeenschappen om verder nog zelf initiatieven te ontplooien voor versterking van de kwaliteiten van de IJsseldelta loopt daarmee deuken op. Wij willen kansen pakken op het gebied van toerisme, recreatie, verduurzaming en economische ontwikkeling. Wij verwachten veel rendement van de gedane investeringen in willen dat rendement gebruiken voor verdere versterking van ons gebied. Daarbij hebben wij overheden nodig, die ons helpen en ondersteunen. Overheden zullen condities moet creëren die ons in staat stellen initiatief en verantwoordelijkheid te blijven nemen. Hoe die condities moeten worden ingevuld is deel van de gezamenlijke ontdekkingstocht. 2.2 2.3 Kernvraag: hoe kan rol als verkenner en kwartiermaker effectief worden ingevuld? Om deze gewenst situatie (2.2) te bereiken is behoefte aan inzicht in hoe de kopgroep, effectief haar rol als verkenner en kwartiermaker kan invullen. Welk proces moet zij, met partijen, doorlopen om er voor te zorgen dat Nationaal Landschap IJsseldelta in 2016 gesteld staat voor de uitdagende toekomst? Kernvraag: Hoe kan de kopgroep haar rol als verkenner en kwartiermaker effectief invullen teneinde de transitie van Nationaal Landschap IJsseldelta naar een gebiedsdeal, waaraan zowel private als publieke partijen zich verbinden, succesvol te doorlopen? In dit document beantwoorden we deze kernvraag. Dat is geen eindbeeld. Het is een start. Maar wel een met een duidelijk punt op de horizon. De weg naar dat punt is een spannende zoektocht waarbij we misschien omwegen moeten maken om bij ons doel te komen. Dat ontdekken we werkenderwijs. Kopgroep werkt aan duidelijke opdracht Begin 2014 gaat de kopgroep gemotiveerd, geïnspireerd en geïnformeerd aan de slag als verkenner en kwartiermaker in de transitie van Nationaal Landschap IJsseldelta. De kopgroep werkt vanuit een heldere overeengekomen taakopdracht, met duidelijke kaders en handvatten voor concrete actie. Met dit document bieden wij als Advies- en Initiatiefraad en opdrachtgever voor de kopgroep die kaders en handvatten aan. Figuur 2: van subsidiëren naar investeren via de IMEF cyclus. 5 3. Opdracht, rol, positie en aanpak 3.1 Opdracht voor de kopgroep partijen zich verbinden en waarin wederzijdse rollen en verwachtingen worden overeengekomen. Begin 2015 moet deze gebiedsdeal gereed zijn. In 2015 kunnen we dan oefenen met de gebiedsdeal, op onderdelen bijstellen als dat nodig is om in 2016 de nieuwe werkwijze definitief te maken. Onze opdrachten aan de kopgroep luiden 1. Lever bouwstenen voor businesscases en ontwikkel samen met partijen businesscases. Een businesscase is een concreet 1 initiatief of project om de cirkel “IMEF cyclus” te versterken via verdienmodellen, die zijn gekoppeld aan de businesscases. De businesscases worden (in eerste instantie) ontwikkeld binnen de thema’s: a. Agro, food, natuur en landschap; b. Toerisme, recreatie en economie; c. Energie en duurzaamheid; d. Investeren. 2. Benut kennis en ervaring uit de businesscases voor ontwikkeling van een passende en toekomstbestendige organisatie van Nationaal Landschap IJsseldelta. Benoem daarbij de taken en verantwoordelijkheden van huidige en eventuele toekomstige partners. 3. Benut kennis en ervaring uit de businesscases voor ontwikkeling van een robuust financieringsmodel voor de IJsseldelta. Breng daarbij in kaart hoe verschillende fondsen kunnen worden benut en hoe rendement op investeringen kan worden gegenereerd om dat rendement weer te kunnen investeren. 4. Werk de businesscases en het organisatie- en financieringsmodel uit tot een gebiedsdeal. Dit is een “businessplan” voor de IJsseldelta waaraan private en publieke 1 Identiteit en Kwaliteit (I) biedt mogelijkheden voor versterken van merk en marketing (M) wat weer kansen biedt voor economie en financiering (EF) voor het landschap door overwinsten weer te investeren in identiteit en kwaliteit. Figuur 3: thans beschikbare fondsen Contouren van businesscases Een businesscase op het gebied van agro, food, natuur en landschap kan gaan om ontwikkeling van langjarige afspraken voor natuur- en landschapsbeheer waarbij enerzijds nagedacht wordt over hoe natuuren landschapsbeheer een onderdeel kan zijn van rendabele verbrede agrarische bedrijfsvoering en anderzijds wordt nagedacht over verwerving van middelen voor beheer en onderhoud. Financiering vanuit het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is hierbij van mogelijk belang maar er zijn ook andere opties voor financiering vanuit bijvoorbeeld opbrengsten uit verwaarden van biomassa of recreatie en horeca. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld in de Weerribben. Daar betalen toeristen voor elke consumptie een vast bedrag bovenop de normale verkoopprijs, dat wordt geïnvesteerd in onderhoud van het natuurgebied. Overigens heeft de provincie Overijssel een uitvoeringsprogramma Agro-Food van waaruit ondersteuning kan worden geput. Binnen dit programma is € 7 mln beschikbaar. Binnen het thema toerisme, recreatie en economie kan worden nagedacht hoe streekproducten het toeristisch-recreatieve merk IJsseldelta kunnen helpen laden. Andersom kan de toeristischrecreatieve marketing helpen de streekproducten te positioneren. 6 In het Groene Woud en het Groene Hart is hiermee ervaring opgedaan. Interessant is om hierbij transparante verdienmodellen te ontwikkelen. Duurzaamheid is een must in onze samenleving. Het is uitdagend om te onderzoeken hoe de IJsseldelta energiezuiniger en duurzamer kan functioneren en daar ook nog geld aan kan verdienen, bijvoorbeeld door: • Eigen regionale energieproductie en –afzet; • Sluiten van regionale kringlopen; • Hergebruik van regionale afvalstromen; • Duurzaam en energiezuinig waterbeheer; • Duurzaamheid als waardenkenmerk aan regionale (agrarische) producten te verbinden, waardoor ze meer waarde krijgen voor bepaalde (groepen van) consumenten. Waarschijnlijk zal dit thema gedeeltelijk dwars door de eerste twee thema’s lopen. Datzelfde geldt voor het thema investeren. Dit thema richt zich op het financieren en rendabel maken van investeringen in de andere thema’s. Overigens geldt ook voor de andere thema’s dat businesscases thema-overschrijdend kunnen zijn. Toerisme, recreatie en economie Agro, food, natuur en landschap Investeren Investeren Duurzaamheid en energie Figuur 4: verbonden thema’s Deze thema’s zijn niet limitatief. Natuur en Landschap zou bijvoorbeeld een apart thema kunnen zijn. Verder is het te overwegen of duurzaam waterbeheer en waterveiligheid een mogelijk interessant thema is voor de IJsseldelta, die één van de belangrijkste delta’s van ons land is. 3.2 Rol en positie van de kopgroep De kopgroep is opdrachtnemer. Wij, de Advies- en Initiatiefraad, zijn opdrachtgever. Dit document is onze opdrachtformulering. Wij trekken samen op met de kopgroep. Want wij realiseren ons dat deze opdracht een zoektocht is waarbij het noodzakelijk kan zijn tussentijds de bakens iets te verzetten om bij ons einddoel uit te komen. Dat einddoel is een robuuste, duurzame organisatie- en financieringsstructuur voor ons Nationaal Landschap IJsseldelta, waarmee succesvol kunnen werken aan verdere ontwikkeling van onze delta. Kopgroep uitvoerder transitie, Advies- en Initiatiefraad opdrachtgever en klankbord De kopgroep is uitvoerder van de transitie. In de praktijk kan dit betekenen dat de kopgroep op termijn zou kunnen uitgroeien tot een soort dagelijks bestuur van de IJsseldelta. Vooralsnog is dat echter niet aan de orde. Voorlopig heeft de kopgroep alleen een dergelijke functie ten aanzien van het transitieproject. De kopgroep voert het transitieproject uit. Wij zijn, als Advies- en Initiatiefraad, in het transitieproject een soort algemeen bestuur voor de kopgroep. Derhalve zijn wij ook klankbord voor de kopgroep. Wij willen graag betrokken worden bij de ontwikkeling van businesscases en het organisatie- en financieringsmodel maar tegelijkertijd ook voldoende ruimte bieden aan de kopgroep. Wij stellen voor dat de kopgroep ons minimaal 2 keer per jaar informeert over de voortgang en de resultaten. En wij stellen het op prijs als de kopgroep ons waar mogelijk en relevant betrekt. Frequentere terugkoppeling wordt gewaardeerd. Samenstelling kopgroep mix van oude en nieuwe partners De kopgroep stellen we samen door circa 2 leden per thema te benoemen. Idealiter is dat één vertegenwoordiger die al betrokken is 7 bij Nationaal Landschap IJsseldelta en één nieuwe friskijker en dwarsdenker. De kopgroep werkt niet alleen. Zij is ingebed in de bestaande organisatie van Nationaal Landschap IJsseldelta, die in elk geval nog tot 2016 blijft bestaan (figuur 5). Bovendien is die organisatie vanaf 2014 aangevuld met partijen met specifieke kennis en vaardigheden, die deelnamen aan de thematafels, maar nog niet eerder betrokken waren bij Nationaal Landschap IJsseldelta. Dit zijn bijvoorbeeld banken, energiemaatschappijen, ondernemingen op het vlak van duurzaamheid, etc. De kopgroep heeft tot taak om in samenspraak met ons als Advies- en Initiatiefraad, een functioneel organisatie- en financieringsmodel vorm te geven. De organisatie, de gebiedsonderneming, kan een gebiedcoöperatie zijn. Andere vormen zijn denkbaar. Daarvoor ontwikkelt de kopgroep voorstellen. Regisseur businesscases De kopgroep gaat niet zelf de businesscases uitvoeren. Zij stuurt ontwikkeling van businesscases aan. Voor de ontwikkeling van businesscases kan de kopgroep een beroep doen op partijen vanuit de IJsseldelta, zoals ook vertegenwoordigd in onze Advies- en Initiatiefraad en op “experts” (E) daarbuiten. De kopgroepleden zijn regisseur en verbindingsofficier tussen de verschillende betrokken partijen. Daarnaast zijn zij verbindingsofficier met de andere thema’s. Kortom, er is sprake van een drieledige rol: • Regisseur en verbindingsofficier businesscases binnen hun inhoudelijk thema • Verbinden van businesscases met andere thema’s; verbindingsofficier tussen thema’s • Ontwikkelen van bijbehorend organisatie- en financieel instrumentarium (vorm volgt inhoud!). Figuur 5: Kopgroep en huidige organisatie 3.3 Rol en positie van overheden Overheden zorgen voor aansluiten op bestaand beleid De provincie, gemeenten en het waterschap behouden de komende periode tot 2016 hun positie en rol in de uitvoering van het uitvoeringsprogramma 2012 – 2015. Daarbij komt echter ook de rol ten aanzien van de kopgroep die de gebiedsdeal ontwikkelt. De overheden (in het Bestuurlijk Kernteam en het Uitvoeringsteam) hebben namelijk als taak om ervoor te zorgen dat de te ontwikkelen gebiedsdeal aansluit op en zoveel mogelijk gebruik maakt van het reguliere beleid. Daarvoor geven zij input aan de kopgroep. De uiteindelijke gebiedsdeal blijft echter geheel de verantwoordelijkheid voor onze kopgroep en Advies- en Initiatiefraad. 8 Het Bestuurlijk Kernteam geeft vanuit politiek-bestuurlijk perspectief feedback aan de kopgroep. Het Uitvoeringsteam geeft feedback vanuit ambtelijke perspectief. Deze rol is er ook voor het programmabureau. Daarnaast zal het programmabureau samenwerken met (het secretariaat van) de kopgroep om het vigerende uitvoeringsprogramma en de toekomstige koers van Nationaal Landschap IJsseldelta zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Het secretariaat van de kopgroep wordt ingevuld door een professional die daarvoor 2-3 dagen inzetbaar is. De kopgroep, de Advies- en Initiatiefraad, het programmabureau, het Uitvoeringsteam en het Bestuurlijk Kernteam zijn (gelijkwaardige) spelers op hetzelfde speelveld. Zij werken samen aan een succesvolle toekomst voor Nationaal Landschap IJsseldelta. Gebiedsdeal sluit aan op relevante maatschappelijke thema’s waar overheden op inspelen De gebiedsdeal moet zoveel mogelijk aansluiten op de relevante maatschappelijke thema’s waar overheden voor staan. Belangrijke maatschappelijke thema’s zijn: • Duurzame ruimtelijke ontwikkeling • (Vrijetijds) economie en marketing • Waterveiligheid/deltaprogramma/Nieuw Hoog Water Beschermingsprogramma • Van verzorgingsstaat naar netwerksamenleving Het maatschappelijk thema duurzame ruimtelijke ontwikkeling krijgt invulling door ontwikkeling van businesscases in het thema agro, food, natuur en landschap en in het thema duurzaamheid en energie. Het maatschappelijk thema (vrijetijds) economie en marketing krijgt invulling door ontwikkeling van businesscases in het thema toerisme, recreatie en economie. Waterveiligheid haakt aan op het thema agro, food, natuur en landschap. Vooral op Kampereiland zijn deze thema’s nauw verweven. Het idee is dat samen met de Stadserven Kampen businesscases worden ontwikkeld voor de ontwikkeling van Kampereiland. Het laatste maatschappelijk thema “van verzorgingsstaat naar netwerksamenleving” is de basis voor het transitieproces dat wij met partijen ingaan. Dit proces zal overheden veel leerervaringen opleveren over de (on)mogelijkheden van de participatiesamenleving en de faciliterende rollen van overheden daarin. 3.4 Rollen bij verschil van mening We starten een spannend, complex en vernieuwend proces. Daarbij wordt veel van verschillende personen en partijen gevraagd. En dan kan er ook wel eens een verschil van mening ontstaan. Als er sprake is van een verschil van mening waar de kopgroepleden niet uitkomen, dan is het aan de voorzitter van de kopgroep om hiervoor (met partijen) een oplossing te vinden. Indien dit niet tot bevredigende oplossing leidt, treedt de voorzitter van de kopgroep in overleg met de voorzitter van de Advies- en Initiatiefraad om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Indien dit niet lukt dan kunnen zij het probleem samen voorleggen aan het Bestuurlijk Kernteam, met een advies of afweging. Dezelfde lijn kan ook worden gevolgd indien er verschillen van inzichten ontstaan tussen de kopgroep en andere betrokken partijen zoals bijvoorbeeld een gemeente. 3.5 Profiel kopgroepleden Op 29 november hebben wij als Advies- en Initiatiefraad nagedacht over het gewenste profiel van de kopgroepleden. Bovendien formuleerden wij uitgangspunten over de relaties tussen de kopgroep en de Advies- en Initiatiefraad. Onderstaande tabellen geven een beeld. 9 Tabel 1: Relatie tussen de raad en de kopgroep Tabel 2: Profiel kopgroepleden, (semi)professionals die per week 3-4 uur beschikbaar hebben. 10 Profiel van de voorzitter: Het profiel van de voorzitter sluit aan op het profiel van de leden van de kopgroep: • Kennis van en feeling met het gebied; • Verbinder van ideeën, disciplines en mensen; • Beschikken over breed politiek-bestuurlijk en ondernemersnetwerk; • Financiële kennis; • Gezaghebbend boegbeeld kunnen zijn voor de kopgroep in de regio. 3.6 Voorzitterschap Voor het voorzitterschap wordt momenteel gedacht aan de volgende personen: • P.M. Sparringpartners Voor elk van de thema’s zijn verschillende sparringpartners beschikbaar voor de kopgroepleden. Zij vormen een soort vaste flexibele schil rondom de kopgroep. Kopgroepleden kunnen daar specifieke kennis, vaardigheden en inzichten aftappen. Deze sparringpartners komen zowel uit onze Advies- en Initiatiefraad als uit andere geledingen. Voorlopig voorstel voor samenstelling kopgroep Op basis van thematafels, oriënterende gesprekken en input van onze leden komen wij tot het volgend voorstel voor samenstelling van de kopgroep. Thema agro, food, natuur en landschap: • Martin Visscher • Harry Bruins • Egbert Beens Thema energie en duurzaamheid: • John de Groot • Ronald Karel Thema economie en recreatie: • Cor Pierik • Henrike Westhoff • Marriët de Jonge Thema financiering: • Jan Boxum • vacature 11 3.7 Aanpak 2014 - 2015 Stap 1 Voorbereiding Activiteiten: • Oriënterende gesprekken om input te krijgen voor taak, rol en invulling van kopgroep (pgmbureau); • Voorbereiden voorlopige opdrachtformulering (programmabureau) • Afstemmen koers in BKT (programmabureau) • Afstemmen koers in AIR (programmabureau) Resultaten: Een gedragen voorstel voor invulling van het transitieproces met een kopgroep en een voorlopige werkopdracht die bestuurlijk is afgestemd en goedkeuring heeft van de AIR Planning: November – December 2013 2 Stap 2 Opdrachtformulering, kopgroep en intentieverklaring Activiteiten: • Benaderen kandidaat kopgroepleden • Afstemmen samenstelling kopgroep, opdracht/PvA met AIR • Afstemmen samenstelling kopgroep, opdracht/PvA met BKT • Installatie kopgroep en opdrachtverstrekking • Workshop operationaliseren werkopdracht • Uitwerking in activiteiten plan Stap 3 Businesscases en organisatie- en financieringsmodel Activiteiten: • Uitwerken van businesscases per thema • Businesscases zoveel mogelijk in de praktijk brengen en uitproberen • Leerervaringen businesscases gebruiken voor ontwikkeling organisatie- en financieringsmodel • Tenminste twee keer (formele) terugkoppeling BKT en AIR • Kopgroep komt tenminste 8x bij elkaar voor verbinden thema, afstemmen en ontwikkeling organisatie- en financieringsmodel Stap 4 Gebiedsdeal Stap 5 Proefdraaien Stap 6 2 Verankeren Activiteiten: • Samenbrengen van praktijk- en leerervaringen en uitwerken tot concept gebiedsdeal (“businessplan” IJsseldelta) • Afstemmen met relevante gebiedspartners en AIR • Afstemmen met BKT • Definitief maken gebiedsdeal • Sluiten van gebiedsdeal tussen alle relevante gebiedspartijen (inclusief een overeengekomen proefperiode van een jaar) Activiteiten: • Taken, rollen en bevoegdheden aanscherpen op basis van opgedane ervaringen • Bijstellen/actualiseren gebiedsdeal • Herbevestiging gebiedsdeal, die is verbeterd a.d.h.v. kennis en ervaringen uit de proefperiode • Werken conform nieuwe samenwerkingswerkwijze Resultaten: Een kopgroep die aan de slag gaat met een afgestemde opdracht die is uitgewerkt in een eerste activiteitenplan. Resultaten: Praktijk- en leerervaringen als basis voor uitwerking gebiedsdeal en organisatieen financieringsmodel Resultaten: Een uitgewerkte en overeengekomen gebiedsdeal met bijbehorende organisatieen financiering Activiteiten: • Samenwerken conform de afspraken in de gebiedsdeal en verdere effectuering van businesscases • Monitoren ”wat gaat goed en wat kan beter” en zo nodig bijsturen in o Businesscases o Organisatie en financiering • Formuleren en zo mogelijk doorvoeren van verbetervoorstellen • Evaluatie proefperiode en formuleren voortgangsadvies (go/no go) • Tenminste 3 à 4 keer terugkoppeling en afstemming met BKT en AIR Resultaten: Leerervaringen uit proefperiode met (deels uitgevoerde) voorstellen om de werkwijze te verbeteren en een advies om de werkwijze al dan niet voort te zetten Planning: Januari 2014 – Februari 2014 Planning: Maart – November 2014 Planning: November – December 2014 Planning: Januari – December 2015 Resultaten: Een nieuwe samenwerkingswerkwijze voor gebiedsontwikkeling in de IJsseldelta op basis van horizontale samenwerking tussen overheden en andere gebiedspartners. Planning: Vanaf 2016 Indien proefperiode aanleiding geeft om nieuwe werkwijze voort te zetten 12 3.7.1 Stap 1: Voorbereiding Werkzaamheden in deze stap zijn begonnen in aansluiting op de gebiedsconferentie op 10 oktober 2013. Tijdens de conferentie riep gedeputeerde Rietkerk, voorzitter van het Bestuurlijk Kernteam, de Advies- en Initiatiefraad op om een kopgroep te vormen en een gebiedsdeal voor te bereiden. Daarop is gestart met een aantal oriënterende gesprekken met partijen uit de IJsseldelta. De gesprekken hebben tot doel om: • Scherpte te krijgen op de eventuele opdracht van de kopgroep; • Kandidaten voor de kopgroep in beeld te krijgen. Voorts investeren we in deze fase in de formulering van de opdracht voor de kopgroep. Dit document is daarvan de weerslag. Een eerste globale opzet van dit document is op 6 november 2013 besproken met het Bestuurlijk Kernteam. Op 29 november hebben wij als gebiedspartijen, verenigd in de Advies- en Initiatiefraad, op hoofdlijnen onze eerste input geleverd op deze opdrachtformulering en de aanpak. Uiteindelijk spreken het Bestuurlijk Kernteam en de Advies- en Initiatiefraad zich uit over de samenstelling van de kopgroep en de (voorlopige) opdracht die zij krijgt. De werkwijze die wij gaan proberen is nieuw. We bereiden een experiment voor. Enige houvast qua doelen en werkwijzen is daarbij voor alle partijen van belang. Met dit document beogen wij die houvast te bieden. Dat betekent niet dat een en ander in beton is gegoten. Geenszins. De richting en het doel wordt gegeven. De weg ernaar toe is een zoektocht. Resultaat: Een gedragen voorstel voor invulling het transitieproces met een kopgroep en een voorlopige werkopdracht vanuit de AIR die is afgestemd met het BKT 3.7.2 Stap 2: Opdrachtformulering, kopgroep en intentieverklaring In deze stap bereiden wij de installatie van de kopgroep voor. In oktober en november is een aantal oriënterende gesprekken gevoerd. Er bleek ruime belangstelling vanuit partijen die al zijn betrokken bij Nationaal Landschap IJsseldelta om deel te nemen aan de kopgroep. Datzelfde geldt ook voor benaderde partijen die nog niet nauw zijn betrokken. AIR ontwikkelt voorstel voor kopgroep en aanpak voor Bestuurlijk Kernteam In januari 2014 starten we met het actief benaderen van een aantal geselecteerde personen of partijen om deel te nemen aan de kopgroep. Door een aantal leden van onze Advies- en Initiatiefraad is daarvoor een aantal namen doorgegeven aan het programmabureau. De kwartiermaker draagt samen met de gebiedsmakelaar en het programmabureau zorg voor de voorlopige samenstelling van de kopgroep. Hij is tevens verantwoordelijk voor ontwikkeling van een concept vacatieregeling voor de kopgroepleden. Op 17 januari 2014 spreekt de voltallige Advies- en Initiatiefraad zich uit over de samenstelling van de kopgroep. Daarbij bespreekt de raad ook in detail de opdrachtformulering die in dit document is opgenomen. Resultaat van deze bespreking is een voorstel van de Advies- en Initiatiefraad richting het Bestuurlijk Kernteam voor samenstelling van de kopgroep en het te volgen plan van aanpak door de kopgroep. Bestuurlijk Kernteam adviseert aan Advies- en initiatiefraad Op 4 februari 2014 buigt het Bestuurlijk Kernteam zich over het voorstel van samenstelling van de kopgroep en het te volgen plan van aanpak. In deze bijeenkomst vindt een rolwisseling plaats. Het Bestuurlijk Kernteam zal namelijk niet meer beslissen maar vanuit politiek-bestuurlijk perspectief aan de Advies- en Initiatiefraad adviseren. De raad staat vanaf nu primair aan het roer. De kwartiermaker draagt zorg voor verwerking van de input van het Bestuurlijk Kernteam in de definitieve samenstelling van de kopgroep en het plan van aanpak. Dat doet hij in samenspraak met de voorzitter van de Advies- en Initiatiefraad. 13 Installatie kopgroep en opdrachtverstrekking Op 7 februari 2014 kan, na verwerking van de input die is verkregen uit de bijeenkomsten met de Advies- en Initiatiefraad en het Bestuurlijk Kernteam, de installatie van de kopgroep plaatsvinden. Daarbij verstrekt de Advies- en Initiatiefraad meteen haar opdracht aan de kopgroep. Workshop operationaliseren opdracht Voorstel is om meteen na het installeren van de kopgroep een workshop te organiseren van een dag(deel). In de workshop gaat het om: • Beschouwen opdracht • Inventarisatie kansrijke businesscases • Selectie businesscases • Uitwerken opdracht in taken, bevoegdheden, ondersteuningsvragen De kopgroep bestudeert gezamenlijk (met alle kennis en kunde aan tafel) de voorlopig geformuleerde opdracht, die in dit document is opgenomen. Zij verkent hoe deze opdracht concreet handen en voeten kan worden gegeven door middel van businesscases. Daarbij gaat zij ook na welke businesscases daarvoor kansrijk zijn. Deze businesscases probeert de kopgroep dan zo concreet mogelijk te beschrijven. Hiermee geeft de kopgroep een eerste invulling van haar inhoudelijke opdracht. Op basis hiervan doet de kopgroep eventueel voorstellen voor aanvullingen en aanscherpingen van de opdrachtformulering. Daarbij doet zij tevens voorstellen voor te formuleren taken en bevoegdheden voor de kopgroep en de andere relevante partners in het gebied. De resultaten van de workshop wordt door het secretariaat van de kopgroep uitgewerkt in een eerste activiteitenplan. Dit activiteitenplan wordt door de kopgroep in uitvoering genomen. Resultaat: Een samenwerkingsovereenkomst tussen betrokken partijen voor ontwikkeling van een gebiedsdeal via businesscases en ontwikkeling van een organisatie- en financieringsmodel 3.7.3 Stap 3: Businesscase en organisatie- en financieringsmodel Dit is een belangrijkste fase in de ontwikkelingspilot. De kopgroep gaat concreet aan de slag met de businesscases. Zoals eerder gesteld hoeft de kopgroep niet zelf de businesscases uit te voeren. Zij zorgt ervoor dat de businesscases worden ontwikkeld en geconcretiseerd. Kopgroepleden regisseren dat voor hun eigen thema’s. Daarbij leggen zij waar mogelijk en zinvol verbanden met businesscases uit andere thema’s. Vanuit (operationalisering) van de businesscases worden kennis en leerervaringen opgedaan die op hun beurt weer input zijn voor het te ontwikkelen organisatie- en financieringsmodel. Hierbij zal naar alle waarschijnlijkheid sprake zijn van een iteratief proces, waarbij wij gaandeweg naar een min of meer definitief beeld convergeren. Voorstel is dat de kopgroep gedurende de periode van 10 maanden ongeveer 8 keer bij elkaar komt om successievelijk te werken aan verbinding van de businesscases en ontwikkeling van het organisatieen financieringsmodel . Daarnaast is het nodig dat de kopgroep minstens twee à drie keer afstemt met de Advies- en Initiatiefraad en het Bestuurlijk Kernteam om draagvlak en betrokkenheid vast te houden. Resultaat: Praktijk- en leerervaringen als basis voor uitwerking gebiedsdeal en organisatie- en financieringsmodel 14 3.7.4 Stap 4: Gebiedsdeal In deze stap brengt de kopgroep de leerervaringen van de voorgaande 10 maanden samen. Deze werkt zij, in samenwerking met het uitvoeringsteam en het programmabureau uit tot een concept gebiedsdeal. Op dit moment denken wij in termen van een “businessplan” voor de IJsseldelta. Dat betekent dat de gebiedsdeal bestaat uit een aantal (verder) uit te werken thematische businesscases, die zodanig renderen dat structurele middelen voor investeren in de IJsseldelta ontstaan, naast de middelen die nodig zijn voor beheer en onderhoud van natuur en landschap. Daarnaast beschrijft de deal de gewenste invulling van taken, rollen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen. Uitwerking van de concept gebiedsdeal vraagt om nauwe afstemming met het Bestuurlijke Kernteam en de Advies en Initiatiefraad. Na afstemming kunnen commentaren, aanvullingen en aanscherpingen worden verwerkt en kan de gebiedsdeal definitief worden geformuleerd, met een proefperiode van een jaar. Resultaat: Een uitgewerkte en overeengekomen gebiedsdeal met bijbehorende organisatie- en financiering Figuur 6: beeld van de nieuwe werkwijze 3.7.5 Stap 5: Proefdraaien In deze stap is er sprake van proefdraaien met de gebiedsdeal. De thematische businesscases worden verder uitgewerkt, mogelijk uitgebreid en geëffectueerd. De kopgroep behoud hierin zijn regisserende rol. Tegelijkertijd heeft de kopgroep een monitorfunctie. Zij volgt nauwgezet de samenwerkingsprocessen rondom de businesscase en doet (tussen)evaluaties met de betrokken partijen. Daarbij stelt zij vast wat goed gaat en wat beter kan of moet. Dit geschiedt zowel binnen de thema’s als overkoepelend. Het zo monitoren levert inzichten op, die de basis zijn voor het formuleren van verbeterings- of aanscherpingsvoorstellen van de gebiedsdeal. Dat betekent niet dat de gebiedsdeal totaal herschreven wordt. 15 Veeleer gaat het om aanscherpingen in taken, rollen en verantwoordelijkheden tussen partijen. Althans, dat is wat nu de verwachting is. Theoretisch is het natuurlijk mogelijk dat tijdens het proefjaar blijkt dat de gebiedsdeal niet of nauwelijks werkt. Dat zou dan moeten blijken uit de (tussen)evaluaties. Dit zou kunnen leiden tot het advies om na het proefjaar te stoppen met het experiment. Resultaat: Leerervaringen uit proefperiode met (deels uitgevoerde) voorstellen om de werkwijze te verbeteren en een advies over de manier waarop de nieuwe werkwijze effectiever kan worden voortgezet. 3.7.6 Stap 6: Verankeren Naar aanleiding van de adviezen uit stap 5 vindt aanscherping plaats van de taken, rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De kopgroep neemt hierin het voortouw in samenwerking met vertegenwoordigers van de gemeenten, het waterschap en de provincie (het dan voormalige Uitvoeringsteam). Dit leidt tot een bijstelling en mogelijk actualisering van de gebiedsdeal op basis van de kennis en ervaring die in het proefjaar is opgedaan. Het voorstel is om de bijgestelde en aangescherpte gebiedsdeal te herbevestigen voor een langere periode van bijvoorbeeld 3 – 5 jaar. Misschien kan de periode worden gekozen aansluitend op de collegeperioden in gemeenten of in de provincie. Na herbevestiging van de deal wordt een langere periode horizontaal samengewerkt tussen private en publieke partijen aan de gebiedsontwikkeling van de IJsseldelta Resultaten: Een nieuwe samenwerkingswerkwijze en –organisatie voor gebiedsontwikkeling in de IJsseldelta op basis van horizontale samenwerking tussen overheden en andere gebiedspartners. Figuur 7: Businesscase toerisme en recreatie 16 4 Ondersteuning aanpak 4.1 Inzet gebiedspartners In principe vrijwillige inzet in businesscases Het proces dat wij ingaan is nieuw en vernieuwend. Met deze werkwijze gaan wij naar andere verhoudingen tussen overheden en private gebiedspartijen. De overheden laten meer ruimte en verantwoordelijkheid voor initiatief van onderop. Tegelijkertijd wordt daarmee een stevig beroep gedaan op verschillende gebiedspartners. Veel gebiedspartners zullen aanhaken vanuit een eigen verantwoordelijkheid, regionale of lokale betrokkenheid of een welbegrepen eigen belang. Kopgroepleden vrijwillig of betaald? Op de partners in de kopgroep wordt een nog steviger beroep gedaan. Die partners zijn in principe “(semi)professionele vrijwilligers”. Afgevraagd kan worden of die inzet kan worden gevraagd op basis van vrijwilligheid. Van leden van de kopgroep die organisaties vertegenwoordigen die zwaar worden ondersteund vanuit de provincie (zoals bijvoorbeeld Marketing Oost of Het Oversticht) kan dat wellicht wel worden gevraagd. Voor andere organisaties of particulieren lijkt dat minder redelijk. Daarom wordt in overweging gegeven de leden van de kopgroep een billijke vergoeding te geven, die mogelijk aansluit op de vacatieregeling van de Advies- en Initiatiefraad. Een vacatieregeling wordt in de eerste twee maanden van 2014 ontwikkeld. De kwartiermaker staat daarvoor aan de lat. Hij doet dit in samenspraak met het programmabureau en de AIR. 4.2 Ondersteuning door overheid Ondersteuning kopgroep Binnen de kopgroep moet veel tijdrovend werk worden verzet zoals: • Het plannen, organiseren en faciliteren van reguliere bijeenkomsten, workshops en overleggen; • Verslaglegging van bijeenkomsten en overleggen; • Afstemming en overleg met het programmabureau, het uitvoeringsteam, de Advies- en Initiatiefraad en het Bestuurlijk Kernteam; • Afstemmen met overheden, investeerders en belangenorganisaties; • Aanjagen, coördineren, verbinden (van businesscases, belangen en belanghebbenden); • Uitwerken van businesscases samen met kopgroepleden; • Verankeren van businesscases in de regio; • Uitwerken organisatiemodel; • Uitwerken financieringsmodel; • Binden van financiers; • Uitwerken gebiedsdeal; • Documenteren (leerervaringen) transitieproces De inschatting is dat hiermee 2 à 3 dagen per week mee is gemoeid. Het voorstel is om vanuit het programmabudget van Nationaal Landschap IJsseldelta of een ander budget zoals voor het programma sociale kwaliteit hierin te voorzien. Inmiddels zijn eerste acties uitgezet om financiering voor ondersteuning van het transitieproces te verkrijgen. Overigens wordt daarbij ook een beroep gedaan op het ministerie van EZ, gezien het innovatieve karakter van deze transitie en de belangstelling vanuit alle andere Nationale Landschappen voor dit proces. 17 4.3 Globale begroting 2014 Onderwerp Professionele ondersteuning kopgroep in 2014 Vergoeding inzet kopgroepleden in 2014 Procesgeld kopgroep Totaal 2014 (globaal) Toelichting Gemiddeld 3 dagen per week, gedurende 45 weken à € 115 per uur. Gemiddeld 10 leden met een inzet van 4 uren per week gedurende 45 weken Budget voor out of pocketkosten kopgroep Kosten € 124.200 € 63.000 € 10.000 € 197.000 NB: het kan aantrekkelijk zijn om meteen ook budget voor 2015 te claimen. Daarvoor is vooralsnog niet gekozen. Het proces voor 2014 is een zoektocht. Dat geldt ook voor de ontwikkeling en de rol en rolinvulling van de kopgroep. Daarom lijkt het verstandig in het najaar 2014 te bekijken welke behoeften er precies zijn voor 2015 en dan te bekijken hoe daarop kan worden ingespeeld. 18
© Copyright 2024 ExpyDoc