In Aeternum Mirabile Lectu 2014

In Aeternum Mirabile Lectu 2014
Ten Geleide
E
en tijdje geleden vond ik mijn oude schoolagenda's terug. Zes jaargangen, keurig
naast elkaar op zolder. 1997 - 1998: een
Greenpeace-agenda, vol foto's van baby-ijsberen
en olifanten. 1998 - 1999: een Hitkrant-agenda,
beplakt met plaatjes van de band Hanson.
1999 - 2000: een agenda met getekende giraffen, bijpassend bij mijn kaftpapier. 2000 - 2001:
een Lord-of-the-Rings-agenda, met elfenletters.
2001-2002: een pluizige agenda waar ik oogjes
op had geplakt. 2002 - 2003: een vrijwel lege
HEMA-agenda.
Hoe divers die agenda's van de buitenkant ook
waren, van binnen hadden ze één ding gemeen.
Niet het huiswerk (dat noteerde ik in de
brugklas nog in keurige blokletters op de lijntjes;
vanaf de vierde klas bleef het beperkt tot wat
slordig gekrabbel). Nee, de overeenkomst zat
hem in de tekeningen die ik gemaakt had. Elk
van de zes agenda's bevatte hartjes. Potloodhartjes, balpenhartjes, grote, kleine, ingekleurde
of gebroken hartjes.
Voor wie die hartjes bedoeld waren? Misschien
voor Jesse, misschien voor Paul. Misschien voor
Cas, David, Eric of Yorick. Met de voorletters van
jongens op wie ik gedurende mijn schoolcarrière
verliefd ben geweest, valt bijna een alfabet te
vullen. Samen met mijn vriendin Esther had ik
een ingenieus systeem bedacht om te bepalen
op wie we verliefd waren.We zetten eigenschappen die we van een potentieel vriendje
verlangen op een rij ('grappig', 'slim', 'lieve ogen')
en legden tal van jongens langs deze liefdesmeetlat. Op de jongen die de meeste plusjes
scoorde, werden we verliefd. En als we het echt
niet meer wisten, speelden we Jongetje Prik: met
onze ogen dicht wezen we een jongen uit het
adressenboekje van school aan - dat werd dan
onze nieuwe vlam.
Aan die agenda's moest ik denken toen ik de
column van Just Bent in dit nummer van In
Aeternum Mirabile Lectu las: een oprechte (en
herkenbare) liefdesverklaring aan het Stedelijk
Gymnasium.
Nog meer liefde: een interview met oud-leerlinge
Laura Marcus (directeur van openluchttheater Caprera), die haar man leerde kennen op
het Stedelijk.Verder hebben we onder andere
artikelen over huidige leerlingen die zich met
hart en ziel voor de school inzetten (zo begon
Anne Ouwerling een nieuw schoolorkest) en een
afscheidsinterview met Rick ten Have, die nog
altijd een liefde voor pijproken heeft.
Mocht u door al die liefdevolle artikelen terugverlangen naar die o zo mooie middelbareschooltijd, dan is er goed nieuws. Komend schooljaar
bestaat het Stedelijk Gymnasium precies 625
jaar, en daar hoort uiteraard een reünie bij. Het
duurt nog even, maar houd 6 juni 2015 alvast
vrij in uw agenda. Een nieuwe reünie betekent
ook: een nieuw lustrumbestuur, en daarom leest
u verderop in dit nummer een afscheidsinterview
met het vertrekkende lustrumbestuur.
Ook ikzelf neem nu afscheid van u; ik blijf actief
als IAML-redacteur, maar ik draag na vijf jaar
het hoofdredacteurschap over aan mijn opvolger.
Wie? Dat leest u volgend jaar vanzelf in de Ten
Geleide!
Gemma Venhuizen, hoofdredacteur IAML
PS: bezoek
www.stedelijkgymnasiumhaarlem.nl/
pages/5leerlingen/inAeternum.html
voor een digitale editie van deze IAML en www.
inaeternum.nl voor alle informatie rondom het
aankomende lustrum!
3
Inhoud
van de rector 5
2014: het jaar dat de school haar 625-ste verjaardag zal vieren!
interview Laura Marcus 6
“Ik vind het superleuk dat ik de oude talen en de cultuur als basis
heb meegekregen”
interview Jeroen Fritz12
Het Stedelijk in de Haarlemse politiek
column Just Bent13
Stedelijke liefde: kun je van een school houden?
interview Anne Ouwerling14
“Ik vind dat we op Het Stedelijk een schoolorkest moeten hebben”
In Aeternumprijs 201417
Stedelijk Gymnasium-verhalenwedstrijd18
Stedelijk-sprookje in de Philharmonie: Aruna en Philip
In Memoriam Truus Schröder19
afscheidsinterview Rick ten Have20
‘Ach, ik zie het maar als een heel lange grote vakantie’
terugblik lustrum 201023
‘Ik ben door die les tijdens het Lustrum weer Duitse boeken gaan lezen.’
Lustrum 201525
Bestuursleden In Aeternum gezocht!
interview Thierry Baudet26
‘Mijn leven is alleen maar leuker geworden’
brieven uit het buitenland: Arthur van Benthem
‘Ik heb in mijn zes jaar op het Stedelijk industriële hoeveelheden
Brink dubbelkoekjes weggewerkt’
28
onthulling plaquette Bob van Amerongen30
4
van de rector
2014: het jaar dat de school haar
625-ste verjaardag zal vieren!
A
ls ik dit schrijf is het schooljaar nog
in volle gang. De examenkandidaten hebben net hun examenstunt
achter de rug, waarbij de hortus vol kleine
koepeltentjes stond. Over enkele weken
begint het Centraal Examen al en nadert
ook dit schooljaar weer het einde.Verder
zijn wij bezig met een grote opknapbeurt
van het gebouw Prinsenhof. De hal wordt
opgeknapt en weer voor een groot deel in
oude staat teruggebracht.Verder brengen
wij zo veel mogelijk de oorspronkelijke
kleuren van het gebouw terug.
In het volgende schooljaar zullen wij veel aandacht besteden aan het 625 jarig bestaan van de
school. Op 6 december organiseren wij een activiteit voor de hele school.
Leuk om te vermelden is dat onze school sinds dit jaar weer een echt schoolorkest heeft.
Dankzij de inspanning van één van onze leerlingen Anne Ouweling, die haar profielwerkstuk er
aan wijdde, kunnen wij nu weer rekenen op een echt orkest. Recent hebben zij opgetreden bij
het Orkestival in het Concertgebouw. Dat is een toernooi tussen een aantal schoolorkesten
van landelijke gymnasia.
Wij zullen volgend jaar in het kader van lustrum mogelijk een grote uitvoering me toneel en
muziek gaan opvoeren, waarbij we dan ook een breder publiek willen uitnodigen. Daarnaast zal
er op 6 juni 2015 een reünie plaatsvinden voor oudleerlingen, waarover verder in dit bulletin
nog meer informatie volgt. Wij hopen u daar in groten getale te mogen ontvangen!
Zoë Kwint
rector
5
interview Laura Marcus
“Ik vind het superleuk dat ik de oude talen en
de cultuur als basis heb meegekregen”
S
eptember 1987, mijn eerste
schooldag, kleine pauze. Ik zie
mijn oudere buurmeisje Laura
Marcus. Een indrukwekkende verschijning in zwarte kleding en met
wild rechtopstaand haar. Ze omhelst
me stevig. “Daar ben je dan!” Bijna 27
jaar later zitten we bij Openluchttheater Bloemendaal, oftewel Caprera.
Laura is directeur van het theater en
ze beheert het wandelpark.
Onderwerp van gesprek is haar schoolperiode op
het Stedelijk. Ze heeft nooit eindexamen gedaan,
maar heeft er wel “minimaal 6 jaar” doorgebracht en haar sporen nagelaten.
“Volgens mij kwam ik in ‘82 op school. Ik
vond het wel stoer, zo midden in de stad.
Maar meteen vanaf het eerste jaar ben ik veel
ziek geweest en ik heb dus uiteindelijk de
school niet afgemaakt. In de tweede ben ik teruggeplaatst naar de eerste en daarna ben ik
nog een keer blijven zitten. Ik ben niet verder
gekomen dan de vierde. Ik zou nog wel eens
eindexamen willen doen, een mondeling ofzo,
alle leerkrachten nog even optrommelen.
Maar ik vrees dat ik dan zou zakken!”
Hoe vond je dat, om zoveel afwezig te zijn en
jaren over te moeten doen?
“Ik zag wel dat ik op mijn tenen moest lopen
omdat ik altijd zoveel miste, ik heb hard leren
werken op die school. Na school had ik altijd
bijles, maar ook drie keer per week ballet en
nog huiswerk voor school én voor de bijles.
Daar stond ik om half zes ’s ochtends voor
6
op met koud water in mijn gezicht. Ik kan nog
steeds heel lang en hard werken.“
Maar je deed ook mee aan allerlei culturele
activiteiten op school.
“Ja, juist, die wel! Ik zong in het koor. Deed
altijd mee met toneel. Daar begon ik als
productie-assistente, als hulpje van Wiener. En
in de tweede of derde heb ik nog geholpen met actie voor Ethiopië, daarvoor zat
ik samen met mijn vriendin Marije Schulte
Nordholt in een commissie met leerlingen
uit alle klassen. Ik kende mensen over de hele
linie door alles wat ik erbij deed. En ondanks
mijn vele ziekzijn denk ik dat ik wel zichtbaar
was, ik zag er ook wel wat anders uit op een
gegeven moment.“
Toen ik op het Stedelijk begon zat jij nog net op
school. Jij stelde me toen meteen aan Bonno van
Dijk voor.
“Ik was altijd wel druk en aanwezig en had
een hele goede band met Bonno, volgens mij
als één van de weinige meisjes. Hij was altijd
met mij aan het geinen. Dan liep ik door de
gang en dan trok hij mij de klas binnen, voor
een stel bleue eersteklassertjes, om een
robbertje te vechten. Wat ik van Bonno echt
geweldig vond was dat je de geschiedenis en
plattegrond van Haarlem moest leren. En ik
nam dat heel serieus. Elke keer als we een
SO hadden over de binnenstad ging ik met
de fiets alle straatjes en steegjes af omdat ik
overal geweest wilde zijn. En ook altijd zo’n
Tros Actua-vraag in de overhoring, leerlingen
dwingen naar het nieuws te kijken, dat vind
ik echt heel bijzonder. Dat waardeer je nog
meer als je terugkijkt.”
interview Laura Marcus
Laura Marcus
“Ik vond Mieke Tillema van Nederlands ook
zo’n bijzonder mens. Ook weer met liefde
voor het vak. Ik schreef gedichten en had
regelmatig liefdesverdriet, of ik was heel erg
verliefd. Altijd op oudere jongens. Als zittenblijver was ik niet alleen wat ouder en verder
soms dan mijn klasgenoten, maar ik wilde
andere dingen, had andere interesses, dus die
kloof was er wel flink. Fysiek was ik al vrouw.
Dus voor de jongens in de klas was het al
heel spannend als ik mijn vinger opstak en ze
konden in mijn T-shirt kijken en zien wat voor
kleur BH ik aanhad.“
“Maar waar was ik? O ja, Mieke Tillema. Als je
je spullen was vergeten moest je vier gedichtregels opstellen. Gebeurde het een tweede
keer, dan waren het er acht. Daarna zestien
en daarna moest je het voordragen voor de
klas. Dat was mijn droom, dus ik had denk ik
nooit spullen bij me, hoewel ik heel braaf was.
Ik heb nog boekjes vol met allerlei liefdesgedichten. Mieke vond het prima. Ik voelde
soms dat ik een ander soort rol had met die
leerkrachten.”
Meer op gelijkwaardig niveau?
“Ja, zo voelde dat. Ik denk dus dat ik ook zo
handelde en daardoor vonden anderen mij
wel eens arrogant. Ik weet ook nog dat er
een keer een leraar werd gepest en dat ik na
schooltijd een soort overleg heb belegd met
die leraar en die kinderen. Want ik haatte
pesten. Ik was wel bijdehand, liep af en toe
wel te keten, maar ik moest ook goed opletten in de klas om het allemaal bij te houden.
En ik had gewoon wel respect voor de leerkrachten. Wie ik me ook herinner was Erik
de Jong, die vond ik heel gezellig. Jenny de
Jong was ook een favoriet, met haar en mijn
7
interview Laura Marcus
vriendin Carola Arons speelde ik in het stuk
Droomspel, geregisseerd door Elias [van Zanden, red.]. We speelden allemaal een fase van
het leven van een vrouw. En dus moest mijn
haar ook blond. Alleen mislukte dat de eerste
keer en toen was het oranje. Wiener was een
favoriet. Ton Jansen was ook heel leuk. Piet
Baak, laten we die niet vergeten. Dat was de
concièrge. Daar was iedereen dol op. En Jan
Krimp, die vond ik geweldig, daarmee zat ik
ook in het koor.”
Grappig, een aantal van de leraren waar jij veel
mee had konden ook echt angst inboezemen, bij
anderen.
“Ja, met dat soort types kan ik heel goed.
Geef mij maar zo iemand, zo’n kerel, ook in
mijn werk. Hoe strenger, des te uitdagender.
Met Lucie [Flothuis, red.] had ik een hele
speciale band. Zij zat ook in het schoolkoor.
We zongen de opera “der Jasager / der Neinsager” van Kurt Weill en Berthold Brecht.
Met die voorstelling zijn we nog naar de
Haarlemse zusterstad Angers geweest.Vooral
toen het tussen mijn ouders niet zo goed ging
en ik echt heel veel had gemist in de vierde
en derde heb ik veel aan Lucie gehad. Op een
dag vroeg ze of het misschien zou helpen als
ik bij haar in huis zou studeren en gaf me de
sleutel. Omdat ik toen nog steeds veel ziek
en moe was lag ik dan na schooltijd even op
bed van Lucie om uit te rusten.Vervolgens
ging ik met een boterham en een glas thee
daar studeren. Ik heb nooit les van haar gehad
maar Lucie was voor mij een soort tweede
moeder. Heel bijzonder. Intens jammer dat ze
er niet meer is.”
In de vierde was het dan zo ver, je moest vertrekken. En toen?
“Ik heb eerst een jaar lopen klooien. Toen
dacht ik, ik heb geen zin meer om heel hard
te werken, mijn klassieke kennis heb ik al en
8
ik weet zeker dat ik een toneelopleiding wil.
Dus heb ik havo gedaan en ben vervolgens
een jaar lang allerlei audities gaan doen. En
heel veel zanglessen, danslessen en spellessen
gevolgd. Het jaar daarop deed ik Theatervormingsklas, daar heb ik ook bijvoorbeeld
Tjitske Rijdinga en Bastiaan Ragas ontmoet.
Uiteindelijk ben ik op de toneelschool in
Eindhoven aangenomen waar ik de docentenopleiding heb gevolgd.”
In die tijd kreeg je een relatie met je huidige man
Michel, die ook op het Stedelijk heeft gezeten.
“Ik kwam hem voor het eerst tegen toen ik
veertien was, op een feestje met Luilak. Bij
Arro van Sen thuis, die had verkering met
mijn vriendin Marije. Michel was vier jaar ouder, was net van het Stedelijk afgegaan en zat
op het ECL. Met hem kreeg ik verkering op
m’n veertiende. Het heeft anderhalf jaar ge-
Michel en Laura
interview Laura Marcus
duurd, toen is het uitgegaan. Acht, negen jaar
later heb ik hem weer ontmoet. Ik kreeg een
nieuwjaarskaart van zijn moeder en toen heb
ik contact gezocht omdat ik wel benieuwd
was naar mijn eerste en langste verkering. Nu
is hij al een hele tijd mijn man en we hebben
samen twee kinderen: Pim van elf en Lola van
negen.”
Hoe kwam je hier in Bloemendaal terecht? “
Na mijn opleiding heb ik onder andere in
Heemstede Theater De Luifel opgezet en
grootgebracht en ben ik hoofd marketing en
programmeur geweest in Lelystad. Sinds 2013
werk ik voor Openluchttheater Bloemendaal.
Ik ben hier directeur en dat is heel erg leuk
en uitdagend. Ik kom altijd op plekken waar
heel veel te doen is: waar het huis nog maar
net staat of er moet zelfs nog een gat worden
gegraven. Dat kleeft aan me; gelukkig kan ik
heel hard werken. Het wandelpark trekt natuurlijk zijn vaste bezoekers, maar het theater
had niet het imago dat het verdiende. Het
was meer een veredeld poppodium en de
service was niet altijd goed. Die popmuziek
staat nog steeds op het programma, maar
er moet meer geprogrammeerd worden,
zoals dans en goed cabaret. We hebben ruim
31.000 bezoekers gehad vorige zomer - bijna
20 procent meer dan het jaar ervoor - terwijl
landelijk de theaterbezoeken dalen.Vorig
jaar hebben we ook nog de horeca in eigen
beheer gekregen. En dat leid ik allemaal. Ik
woon in Amsterdam, maar deze omgeving
is heerlijk en het leuke is natuurlijk ook dat
ik zoveel mensen van het Stedelijk weer
tegenkom.”
een rode pluchen stoel in het theater dat
doet. En je hebt natuurlijk ook nog de factor
weer. Het kan ontzettend regenen of stralend
zonnig zijn, je zit daar dan met een fles rosé
of wat dan ook - doe maar Chardonnay voor
de Stedelijkmensen - en je hebt gewoon een
unieke ervaring. De artiesten vinden het
waanzinnig. Ze staan in een soort kom en
worden omarmd door het publiek. Ze vinden
het een hele fijne en gastvrije plek. Wie hier
eenmaal geweest is wil weer. Ik daag iedereen
uit om te komen!”
Wil je tenslotte nog iets kwijt? “Ik vond het
Stedelijk gewoon een hele fijne school waar
iedereen me altijd heeft willen helpen verder
te komen, ook in moeilijke tijden. Ik vind het
superleuk dat ik de oude talen en de cultuur
als basis heb meegekregen. Ik merk het ook
met mijn eigen kind dat nu naar scholen gaat
kijken: ik zou het toch heel leuk zou vinden
als hij op een categoraal gymnasium zou
komen. En als ze dan zeggen, straks haalt hij
het niet, dan denk ik: zowel je vader als je
moeder hebben het niet afgemaakt en toch
zijn we blij met wat we ervan mee hebben
gekregen.”
Annemieke de Groot
Dan is het nu tijd voor een beetje promotie. Waarom moet iedereen naar Caprera
komen?
“Het is echt een unieke plek in Nederland.
De plek hier verbindt mensen, veel meer dan
9
interview Jeroen Fritz
Het Stedelijk in de Haarlemse politiek
J
eroen Fritz is fractievoorzitter
van de PvdA in de Haarlemse
gemeenteraad. Ook was hij lijsttrekker bij de afgelopen verkiezingen
waar zijn partij zes zetels haalde. Zijn
politieke bewustwording kwam op
het Stedelijk Gymnasium, waar hij in
2001 eindexamen deed. In Aeternum
sprak Jeroen voor én na de verkiezingen over Haarlem, het Stedelijk, de
politiek en de verbanden tussen die
drie.
“Ik ben geboren en getogen in Haarlem en
heb altijd hier gewoond. Als eerste in de
binnenstad, in de Witte Herenstraat, één van
die straatjes die je bij Bonno van Dijk moest
leren om kennis van Haarlem op te doen.
Ook tijdens mijn studie politicologie aan de
Universiteit van Amsterdam ben ik in Haarlem blijven wonen. Ik merkte trouwens dat ik
soms sneller op college was vanuit hier dan
studiegenoten vanuit Zuidoost.
Ik kwam van de Vrije School en was de enige
leerling die niet naar de middelbare Vrije
School ging. Het Stedelijk was echt een verademing voor mij.Veel ruimte om te leren en
ruimte voor discussie. Dat had ik op de Vrije
School helemaal niet gehad. Ik heb dan ook
heel bewust voor het Stedelijk Gymnasium
gekozen na meerdere scholen te hebben
bekeken. Hier merkte ik dat de school echt
op kennis is gericht en het was (toen nog)
een kleinschalige school. En op zaterdag naar
school vond ik ook niet erg. Ik heb ook altijd
voor gestemd bij de referenda daarover.
10
Doordeweeks hadden we daardoor korte
dagen en dat vond ik wel prettig eigenlijk. Ik
heb gemerkt dat Latijn me enorm helpt bij
begrijpelijk kunnen schrijven en daarmee ook
praten. Dat komt volgens mij door het leren
om Latijnse teksten in leesbaar Nederlands
om te zetten. Dat heb ik dus maar mooi aan
het Stedelijk overgehouden.“
“Ik ben op het Stedelijk politiek bewust
geworden, dat is voor mij wel duidelijk
inmiddels. En net als voor veel andere oudleerlingen speelden de lessen van Bonno van
Dijk daar een belangrijke rol bij. Dat was ook
absoluut mijn favoriete les. Daar werd de basis gelegd, werd ik politiek geïnteresseerd en
konden we vragen stellen, in discussie gaan. Ik
kom niet uit een ‘rood nest’ of heel politiek
geëngageerd; mijn ouders waren bijvoorbeeld
niet politiek actief, maar wel maatschappelijk
betrokken. Bij ons thuis werd veel gesproken over tolerantie, emancipatie, racisme
en discriminatie. Zelf ben ik op mijn 17e lid
geworden van de Jonge Socialisten (JS), de
jongerenafdeling van de PvdA. Een andere
oud-leerling, Stan Kaatee (eindexamen 1990),
was toen de vice-voorzitter van de PvdAafdeling en later was hij ook mijn fractievoorzitter in de gemeenteraad.”
“Vanuit de JS hadden we een klein clubje
actieve jongeren dat aan de slag ging met
organiseren van activiteiten, maar ook al om
de politiek te beïnvloeden. Haarlem is geen
universiteitsstad, maar we wilden bijvoorbeeld wel studentenhuisvesting. Op mijn
24-ste kwam ik toen in de gemeenteraad,
net afgestudeerd, en in het begin voelde ik
mij ook erg “de kandidaat van de jongeren”.
Mijn eerste actie in dat opzicht was om
jongerenparticipatie te versterken en op een
interview Jeroen Fritz
Jeroen Fritz (rechts) in Rome
andere manier te gaan doen. Het resultaat
daarvan was onder meer een potje geld
waar jongeren aanspraak op konden maken
met goede ideeën. Daar zijn onder andere
sporttoernooien en buurtactiviteiten uit
voortgekomen. Maar ook toen al het nog
steeds bestaande Stadsstrand De Oerkap aan
het Spaarne. Door de jongeren zélf bedacht
en uitgevoerd! Zo kijk ik ook tegen jongerenwerk aan: doe het zelf, neem initiatief en voer
het zelf uit. Dit budget bestaat trouwens nog
steeds, als Stichting Stad, nu nog breder, met
onder meer maatschappelijke stages.”
“De afgelopen jaren heb ik mij breder
georiënteerd en geprofileerd dan alleen
voor jongeren. Als fractievoorzitter voer ik
bijvoorbeeld het woord over veiligheid. Nu is
Haarlem een relatief veilige stad, maar er zijn
delen van de stad waar dat niet zo is, zoals
Schalkwijk. Een van mijn punten is het over-
nemen van de Top 600 aanpak uit Amsterdam.
Daar worden de meest criminele jongeren
intensief aangepakt. In Haarlem is dat een Top
25 geworden en door hen bovenop de huid
te zitten kunnen we met hun broertjes aan
de slag via onderwijs en welzijnswerk. Zolang
die echte criminele jongeren ertussen liepen
was dat lastiger. We zien nu een daling van
de zogenaamde ‘high impact crimes’, zoals
overvallen en inbraken.”
Jeroen over onderwijs en het Stedelijk in de
Haarlemse politiek: “Het issue dat bij onderwijs speelt, zijn de lotingen voor plekken. Dat
was vroeger niet, maar de afgelopen jaren wel
bijna ieder jaar. Bij het Stedelijk is vrijwel altijd
sprake van overaanmelding. Met de nieuwbouw is er al meer capaciteit, maar daar zit
natuurlijk ook een limiet aan. Ik vind ook niet
dat je bij iedere school maar noodlokalen
moet bijbouwen; je moet een structurele
11
interview Jeroen Fritz
oplossing bieden. Het
probleem zit ook veel
meer in de fluctuatie
van populariteit dan in
een structureel tekort.
Alleen gymnasiumplekken, daar is wel sprake
van een structureel tekort.Voor een tweede
zelfstandig gymnasium
is politiek wel draagvlak, maar nog niet
genoeg leerlingen. Het
Stedelijk heeft ook wel
geprobeerd dit op te
lossen met plannen
Jeroen Fritz
voor een dependance.
Sowieso zijn er meer scholen bijgekomen, zoals
twee VMBO’s. Dat komt door de bevolkingsgroei in Haarlem, 10.000 inwoners erbij in de
afgelopen tien jaar.“
Jeroen vindt het opvallend dat er veel Stedelijkers in de politiek zijn beland. “Job Cohen
is natuurlijk de bekendste Stedelijker in de
politiek. Ik mocht nog met hem in debat bij het
laatste lustrum. Maar de Haarlemse gemeenteraad heeft ook meerdere Stedelijkers in de
gelederen gekend, niet alleen bij mijn partij! Wij
hadden dus Stan Kaatee in het verleden, ikzelf
nu en op de lijst voor deze verkiezingen staat
ook Floor Roduner (eindexamen 1999), die
sinds de verkiezingen schaduwraadslid is geworden. Wat wel leuk was, onze fractiekamer
kijkt uit op het Prinsenhof. Dus de eerste keer
dat Floor daar was, was hij helemaal verbijsterd, omdat hij de school opeens vanuit een
ander perspectief zag. En ik ken ook in andere
steden politiek actieve oud-schoolgenoten, bij
verschillende partijen!”
Jeroen wil nu de verkiezingen geweest zijn met
zijn partij weer in het College zitting nemen.
12
Zelf zal hij dan geen
wethouder worden.
Voor de verkiezingen
vertelde hij: “Mijn
ambitie is fractievoorzitter van de nieuwe
fractie. Het worden
spannende verkiezingen, de strijd gaat
tussen PvdA en D66
om de grootste te
worden. Ik hoop op
iets groei, zodat we
de grootste worden.
Ik dek dat met lokaal
beleid en lokale campagnes er 1 of 2 zetels
verschil zijn te maken ten opzichte van
landelijk. Dus doe je het goed, 1 of 2 erbij,
doe je het slecht 1 of 2 eraf. “
Inmiddels zijn de verkiezingen geweest en
haalde Jeroen Fritz met de PvdA 6 van de
39 zetels. Hoe kijkt hij tegen de nieuwe raad
aan en wat zijn de plannen de komende
periode? “We hebben op 19 maart één zetel
verloren. Ik kijk daar met gemengde gevoelens op terug. Aan de ene kant is het een
teleurstellende uitslag, aan de andere kant
wel de minst slechte uitslag voor de PvdA
in de vijftien grootste steden. In veel andere
steden verloren we drie, vier of soms wel
zes zetels. Dan valt het in Haarlem relatief
nog mee. Ik wil me komende vier jaar blijven
inzetten voor de stad. Mijn prioriteiten zijn
daarbij meer banen, het goed uitvoeren van
de nieuwe taken op het gebied van zorg
en werken aan leefbare en veilige wijken.
Hopelijk komen die onderwerpen terug in
een nieuw coalitieakkoord.”
Sebastiaan Capel
column
Stedelijke liefde: kun je van een school houden?
V
ast wel, maar waar houd
je dan eigenlijk van? Van
het gebouw? Van jouw
docenten, waarvan je verwacht
dat ze er twintig jaar na jouw
eindexamen vast nog allemaal
zitten? Of houd je van de gewoonten en gebruiken die in de
loop der jaren aan de school zijn
blijven kleven, oftewel die speciale, lastig te beschrijven schoolcultuur?
Misschien kun je het wel vergelijken met
het fan-zijn van een voetbalclub. Waarom
ben jij eigenlijk voor FC Utrecht? (ik
geef maar even een niet-voor-de-handliggend voorbeeld) Waarschijnlijk ben
je Utrecht-fan als je in Utrecht hebt
gewoond en je als kind een paar wedstrijden hebt gezien.Vervolgens ben je
de rest van je leven voor Utrecht, terwijl
er allang geen voetballer meer speelt die
jij nog van naam kent, de club verhuisd
is naar een nieuw stadion en ze in heel
andere shirtjes spelen. Maar als Ajax uit
moet spelen bij Utrecht, dan weet je,
ongeacht de stand op de ranglijst, dat ze
het heel lastig gaan krijgen…
Jij houdt van het Stedelijk. Waarom zou
je anders dit krantje lezen? Als jouw kind
niet goed kon kiezen tussen het Sancta
of het Stedelijk, zou jij je dan echt op de
vlakte houden met: “Joh, dat moet je zelf
maar beslissen”? Waarschijnlijk som je
de volgende voordelen op: een relatief
kleine school, de categorale eenheid,
gezellig in het Centrum en natuurlijk al die
leuke schoolreisjes. Er is in Nederland geen
school te vinden waar men zo vaak de koffers moet pakken als op het Stedelijk. Als je
de ontberingen op het IJsselmeer en in de
Ardennen hebt overleefd, word je uitgewisseld met Spanjaarden, logeer je bij Engelsen,
je bezoekt Parijs, Berlijn, je verblijft wekenlang
in Rome of Griekenland. In de zesde klas ga je
een maand waterverven in Schoorl en daarna
nog een half jaar naar een Limburgs klooster
om er achter te komen met wie je nu eigenlijk zes jaar in de klas hebt gezeten.
Ben je al klaar? Afgezien van de skireis, die je
vergeten was te melden? Misschien is er toch
een voordeel, dat je nog niet hebt genoemd,
maar waarvan ik me afvraag of je het aan je
elfjarige kind moet vertellen.
Op het Stedelijk heb je Rare Snuiters. De
Rare Snuiters vormen samen met Vreemde
Vogels, Buitenbeentjes, Stille Willy’s en Aparte
Gevallen een substantiële minderheid. Meestal behalen de Rare Snuiters tot veler verrassing het gymnasiumdiploma en waarschijnlijk
komt een deel van hen nog best goed terecht.
Dat laatste weet ik niet zeker, want Rare
Snuiters verlies je na hun schooltijd meestal
uit het oog. Ik ga geen voorbeelden geven van
Rare Snuiters, want misschien herken jij jezelf
daarin en vraag je je af: “Vond hij mij een Rare
Snuiter? Iedereen deed anders heel gewoon
tegen mij. Hij was zelf trouwens behoorlijk
raar.” En dan moet ik je drie keer gelijk geven.
Daarom houd ik van het Stedelijk.
Just Bent
docent wiskunde
13
interview Anne Ouwerling
“Ik vind dat we op Het Stedelijk een
schoolorkest moeten hebben”
E
en schoolorkest op Het Stedelijk, het klinkt zo vanzelfsprekend. Toch was het er niet, tot
vorig jaar een leerlinge zelf aan de
slag ging. Anne Ouwerling (18 jaar)
zit in de zesde klas en richtte afgelopen jaar eigenhandig een schoolorkest op.
Een paar jaar geleden was vanuit de school
al eens geprobeerd een orkest op te richten.
Met name doordat veel leerlingen al voor
regionale orkesten speelden, kwam dat toen
niet van de grond. Anne deed een succesvollere poging.
‘Ik vond dat we op school zoiets moesten
hebben. Zelf speel ik altviool; met een vriend
die piano speelt had ik bedacht, dat we de
muziek van Pirates of the Caribbean wilden
spelen. Het zou helemaal vet zijn als we dat
met een hele groep leerlingen deden, in de
vorm van een echt orkest. Na wat rondvragen bleken er best veel mensen op school
een instrument te spelen, ook mensen die
niet al in een eigen orkest zaten. Dus ben
ik e-mailadressen gaan verzamelen. Ik had
uiteindelijk best een lijstje, maar had het aan
het begin van de vijfde klas zelf te druk om er
echt iets van te maken.’
Toch bleek dit lijstje de bron van het latere
schoolorkest. Er moest alleen eerst tijd voor
gevonden worden. ‘Na de voorjaarsvakantie
in de vijfde klas moest ik een onderwerp
opgeven voor mijn profielwerkstuk. Ik dacht
aan iets met Biologie, of misschien Duits. Het
14
schoolorkest wilde ik nog steeds graag doen,
maar gewoon als los project. Omdat ik allebei
tegelijk aan het regelen was, liep mijn profielwerkstuk niet helemaal lekker. Toen kwam
meneer Bierman (conrector) met het idee
om van het schoolorkest mijn profielwerkstuk te maken. “Als dat zou kunnen”, dacht
ik, “dan heb ik ook gewoon de tijd om het
goed te organiseren”. Een probleem was dat
ik geen Muziek heb, dus dat ik mijn profielwerkstuk niet met een vak kon combineren.
Uiteindelijk heb ik mijn profielwerkstuk voor
het vak Nederlands geschreven. Mevrouw Sol
heeft me begeleid, omdat ze Nederlands geeft
en bij het In Aeternumfonds betrokken is.’
Voordat er een werkstuk geschreven kon
worden, moest er eerst natuurlijk een
heleboel georganiseerd worden. ‘Voor de
zomervakantie (tussen de vijfde en de zesde
klas) ben ik begonnen met een planning:
wanneer en hoe vaak we zouden repeteren,
hoeveel leden er nodig zijn en of die er al waren. Het lijstje met e-mailadressen kwam dus
alsnog van pas. Na de zomervakantie wilde
ik het liefst meteen beginnen met audities en
repetities, zodat we voor de kerstvakantie
een project klaar konden hebben. Ik maakte
een planning voor twaalf repetities en een
uitvoering; ook had ik bijna meteen al een
dirigent. De zoon van onze muziekleraar
meneer Moussault volgt een opleiding tot
dirigent aan het Conservatorium en hij wilde
graag meedoen. Dat kwam dus erg goed uit.’
‘Meteen na de vakantie ben ik alle lokalen
langs gegaan om over het schoolorkest te
vertellen. Ik vertelde dat iedereen die een
instrument bespeelde mee kon doen, dat
het tot de kerstvakantie duurde en dat ze er
interview Anne Ouwerling
Het schoolorkest repeteert in de aula
dus niet het hele jaar aan vast zaten. Ik had
lijsten opgehangen naast de conciërge, zodat
iedereen zich kon inschrijven voor de audities. Uiteindelijk hadden we meer dan dertig
aanmeldingen, uit klassen van de eerste tot en
met de zesde. Dat vond ik wel heel leuk.Van
de conciërge mocht ik een lokaal gebruiken
voor de audities en mevrouw Kwint (de
rector) was zo enthousiast, dat de school niet
veel later lessenaars en een elektrische piano
heeft aangeschaft.’
‘We gingen er vanuit dat in principe iedereen die auditie deed mee zou doen. Na de
eerste twee repetities gaven twee mensen
zelf aan dat ze niet goed genoeg waren, alle
anderen bleven meedoen. Ik stuurde voor
elke repetitie een mailtje waar en hoe laat we
repeteerden en wat iedereen mee moest nemen. Eerst repeteerden we in lokaal 17 (het
tekenlokaal) en later in lokaal 44. Deel twee
van de muziek van Pirates of the Caribbean
bleek al snel te moeilijk, dus we hebben deel
één en deel drie gedaan. Als derde stuk deden
we de Moldau.’
Dankzij de strakke organisatie studeerde
het nieuw gevormde orkest inderdaad twaalf
weken lang om de muziek onder de knie te
krijgen. Toen werd het tijd voor een uitvoering. ‘Ik had al een orkestuitvoering gepland,
toen er een jongen uit de zesde naar me
toekwam, die vertelde dat hij meewerkte aan
Learning Across Borders (LAB). Dat is een
project waarbij met activiteiten geld wordt
verdiend voor een goed doel. Hij vroeg of ik
niet met het schoolorkest aan een benefietavond wilde meedoen. Met de planning kwam
dat niet zo goed uit en twee uitvoeringen vlak
na elkaar leek me ook niet zo handig. Toen
heb ik maar aangeboden om van mijn schoolorkestavond hun benefietavond te maken. Ik
had de hele avond eigenlijk al geregeld, dus zij
waren blij dat ze het hun benefietavond kon-
15
interview Anne Ouwerling
den noemen. LAB gingen vervolgens reclame
maken voor de avond, dus het was een leuke
samenwerking.’
Twee weken voor de kerstvakantie was het
zover: de uitvoering in de aula. ‘Het ging
eigenlijk best goed. Het verschil tussen de
uitvoering en het niveau van de eerste week
was zó groot. Ik hield aan het begin van de
avond een praatje, dat dit het nieuwe schoolorkest was en dat ik er mijn profielwerkstuk
over schreef. Na afloop leek het alsof er niks
meer gebeurde, dus ging ik nog maar een
keer het podium op. Toen kwam er ineens
een meisje uit de vijfde ook op het podium
staan; zij is de voorzitter van het leerlingencomité van het In Aeternumfonds. Ze
overhandigde me namens het fonds 500 euro
voor het schoolorkest. Iedereen die mee had
gedaan aan de avond wist het al; heel leuk!
Van het geld zijn nu voor het vervolgproject
pauken aangeschaft.’
Na een geslaagd project moest er nog wel
besloten worden, hoe het verder zou gaan
met het orkest. Het zou zonde zijn als het
bij één uitvoering bleef. ‘Ik heb overlegd met
meneer Bierman en mevrouw Kwint, zij
wilden allebei erg graag dat het orkest door
zou gaan. Ik ook, maar ik was bang dat ik niet
genoeg tijd zou hebben. Daarom heb ik in
mijn profielwerkstuk ook een vervolgtraject
beschreven. Daarin staat uitgeschreven wat er
per week moet gebeuren, hoe het afgelopen
project ging en hoe dat voortgezet kan worden. Uiteindelijk is het een soort handleiding
voor het schoolorkest geworden; ze hoeven
alleen maar te lezen wat er elke week moet
gebeuren.’
‘Ik doe nog wel mee, maar omdat ik ook
eindexamen moet doen, ben ik niet meer bij
alle repetities. Dat was wel lastig, want het
16
Anne met de In Aeternumprijs 2013
vorige half jaar was ik een beetje de moeder
van het orkest. Nu heeft meneer Moussault
dat overgenomen en dat is voor het moment
wel een goede oplossing, maar ik hoop dat
in de toekomst weer een leerling de leiding
krijgt. Dat is denk ik ook gemakkelijker voor
het contact met de rest van het orkest.’
Het profielwerkstuk bevat alles wat Anne
gedaan heeft, vanaf de eerste planning tot
en met het huidige project. De repetities, de
ervaringen met verschillende lokalen, een
schema met wat er per week moet gebeuren.
Een hele prestatie, die dan ook goed beloond
werd: Anne kreeg een tien.
Na de uitvoering, het afronden van het
profielwerkstuk en de start van een nieuw
project, is de rol van Anne bij het schoolorkest bijna uitgespeeld. ‘Ik was bang dat de
interview Anne Ouwerling
groep kleiner zou worden, maar gelukkig
doet ook aan het nieuwe project een groep
van 28 leerlingen mee. Met dat project willen
we tijdens het Orkestival in het Concertgebouw in Amsterdam spelen. Dat is een festival
voor schoolorkesten van alle gymnasia in
Nederland. Ik heb de muziek voorgesteld, dus
ondanks dat ik niet altijd naar de repetities ga,
kan ik gelukkig wel meedoen.’
‘Met mevrouw Kwint hebben ik en drie
andere leden van het orkest het ook al over
volgend jaar gehad. Dat is een lustrumjaar, dus
dan willen we een groot project doen. Het
idee is om theater, orkest, koor, alles eigenlijk
te combineren tot één grote schoolproductie.
Dat zou ik superleuk vinden; jammer genoeg
zit ik dan zelf al niet meer op school.’
Op het moment van verschijnen van deze
IAML doet Anne eindexamen.Volgend jaar
gaat ze de universitaire PABO doen in
Utrecht. Ook daar heeft ze al enkele orkesten op het oog.
Simon Nak
In Aeternumprijs 2014
T
ijdens de Open Podiumavond op 7
maart 2014 is de jaarlijkse In Aeternumprijs uitgereikt. Het geld voor
deze prijs is indertijd bijeengebracht door
oud-leerlingen om daarmee initiatieven
te ondersteunen die door huidige leerlingen worden aangedragen. Opvallend is dat
de prijswinnaars van dit jaar met plannen
kwamen die alle met de schoolomgeving of
het schoolleven te maken hebben. Niets geen
aanvragen voor telescopen voor het bestuderen van aalscholvers of voor geld voor nog te
schrijven muziekstukken!
De eerste aanvraag die beloond werd was
die van Ted Fenton, Liesbeth Wijn en Siri
Heidweiller: zij willen met de bijdrage uit het
fonds de fietsenstalling voor de leerlingen
voorzien van muurschilderingen, hopelijk in
de beste Pompeïaanse traditie.
Sophia Hermus, Pien Agterbos en Mathilde
Claesen willen met hun prijs een begin maken
met een jaarboek voor de héle school; een
jaarboek voor de eindexamenleerlingen bestaat al lang. Hopelijk in de beste Taciteïsche
traditie.
De derde groep, bestaande uit Roeland
Endtz en Mitchel Koel, wil de opslagruimte,
grenzend aan het plaatsje bij de docentenfietsenstalling, omtoveren tot een oefenruimte
voor de schoolband. Hopelijk in de beste
Orpheïsche traditie.
Lex Weiler
17
Stedelijk Gymnasium-verhalenwedstrijd
Stedelijk-sprookje in
de Philharmonie:
Aruna en Philip
S
chrijf een romantisch sprookje
van pakweg 1000 woorden. Dat
was de insteek van de Stedelijk Gymnasium-verhalenwedstrijd
afgelopen najaar, in het leven geroepen door Nicole Sol. Het winnende
sprookje ('Aruna en Philip') werd 8
december 2013 als balletvoorstelling opgevoerd door de Haarlemse
Balletschool en het Kennemer Jeugd
Orkest. Wij spraken met drie leerlingen die bij het project betrokken
waren.
De schrijfster
Je eigen verhaal schrijven - en dat vervolgens uitgevoerd zien worden op muziek van
onder anderen Debussy, Grieg en Prokofjev.
Het overkwam Jet van Noort (klas 3C). Jet:
'Ik hoorde van de wedstrijd via mevrouw
Sol. Zij is mijn lerares Nederlands. Eerst had
ik niet begrepen dat het sprookje per se
romantisch moest zijn, en had ik iets heel
anders geschreven.Vlak voor de deadline
van de wedstrijd heb ik er toen nog gauw
een liefdesverhaal van gemaakt. Die tweede
versie had ik binnen een dag af. De titel was
'Aruna en Philip'. Het sprookje gaat over een
koningszoon, Philip, die verliefd wordt op het
meisje van zijn dromen: Aruna. Maar zijn zus
is jaloers en probeert met behulp van een
paar heksen hun geluk te verwoesten. In de
balletvoorstelling was Philips vader, de koning
dus, de verteller. Die rol werd gespeeld door
de acteur Hakim Traida. De voorstelling vond
18
plaats in de Philharmonie; ik had vrijkaartjes
gekregen. Het was heel vet om mijn eigen
verhaal gespeeld te zien worden. Zeker omdat ik zelf vroeger ook op ballet heb gezeten.
Of ik in de toekomst nog vaker scenario's ga
schrijven? Wie weet. Maar ik heb nog geen
flauw idee wat ik ga studeren. Ik heb net mijn
profielkeuze voor de bovenbouw gemaakt:
Natuur & Techniek, met biologie als keuzevak.
Daarmee kan ik nog alle kanten op.'
Poster van Aruna en Philip
De celliste
Lotte Hondebrink (klas 5B) staat op het punt
om met het Kennemer Jeugd Orkest (KJO)
op concertreis te vertrekken. 'Naar Parijs,
Antwerpen en de Efteling. Zes dagen lang,
met z'n zeventigen in een dubbeldekkerbus.
Nee, de instrumenten passen daar natuurlijk niet in. Die worden met een aparte bus
vervoerd.' Met datzelfde KJO speelde ze 8
In memoriam
december de muziek tijdens de balletuitvoering van Aruna en Philip. 'Net na de zomervakantie begonnen we met repeteren. Onder
andere twee Hongaarse dansen, twee stukken
uit de opera Carmen en de Dans van de
Ridders van Prokovjev. Dat laatste nummer
was mijn favoriet.' Veel heeft ze niet gezien
van de dansvoorstelling 'We moesten van de
dirigent onze blik op de muziek richten. Of
op hem. Niet op het podium. Maar stiekem
heb ik natuurlijk wel af en toe gekeken. En
achteraf kregen we een dvd van de voorstelling cadeau. Erg mooi.'
Lotte komt uit een muzikaal gezin: haar beide
ouders deden conservatorium (zang en piano), haar broertje speelt fagot. 'Ik houd ook
van dansen, en van toneel, en van schrijven.
Na de middelbare school wil ik graag naar de
kleinkunstacademie, of naar de toneelschool.
Of Nederlands studeren.' Zelf heeft ze niet
meegedaan aan de sprookjeswedstrijd. 'Ik had
het te druk. Maar ik schrijf heel graag.Voor
het sprookjeswerkstuk, dat we in de tweede
moesten schrijven, had ik een 9,5. Het was
een bizar sprookje, vrij luguber, over twee
huurmoordenaars. En over twee keukenmeiden, die het hoofd van een van de moordenaars eraf sloegen met een keukenpan. Ja, het
zou misschien ook wel leuk zijn om daar een
balletvoorstelling van te maken. Misschien
met 'Le Sacre du Printemps' van Stravinsky
als begeleidende muziek, of iets uit de maffiafilm The Godfather.'
De danseres
Paulette Kipperman (klas 5B) had de muziek
waarop ze moest dansen bij Aruna en Philip
thuis al op cd gehoord: haar vader is de
dirigent van het KJO. Zelf speelde Paulette
in het verleden cello; nu is ze overgestapt op
basgitaar. 'Niet echt een orkestinstrument,
natuurlijk.' Balletdansen doet ze al zo'n 13
jaar; wat dat betreft was deze voorstelling
niets nieuws voor haar. 'Maar het was leuk
dat het verhaal door een leerling van het
Stedelijk was geschreven. En de muziek was
goed dansbaar. Met zo'n live orkest moet je
altijd extra goed op het tempo letten, ervoor
zorgen dat je meegaat met de muziek. Mijn
favoriete scene? De Dans van de Ridders, net
als Lotte.'
Ook Paulette had geen tijd om aan de schrijfwedstrijd mee te doen. 'Maar ik ben wel veel
met schrijven bezig.Voor mijn profielwerkstuk ga ik een roman schrijven: één gebeurtenis beschrijven vanuit vier verschillende
personen. Waar het precies over gaat, weet ik
nog niet; ik heb veel te veel ideeën. Steeds als
ik wil beginnen, bedenk ik weer iets nieuws...'
Gemma Venhuizen
In Memoriam
Truus Schröder
Eind september 2013 kreeg de redactie een
bericht vanuit Frankrijk met daarin de mededeling dat mevrouw Truus Schröder begin
2012 is overleden.
Mevrouw Schröder deed eindexamen in
1939, kwam tot het jaar 2000 nog regelmatig
naar Nederland voor contacten met oudklasgenoten en was een trouwe lezeres van In
Aeternum Mirabile Lectu. Haar zoon schreef
aan IAML dat hij het betreurde dat 'zijn oude
school geen blad had als het onze'.
19
afscheidsinterview Rick ten Have
“Ach, ik zie het maar als een heel lange
grote vakantie”
A
ls ik op het Prinsenhof arriveer voor het interview
met Rick ten Have, staat hij
me buiten al op te wachten. Met pijp,
uiteraard. Hij gaat me voor naar zijn
kantoor, helemaal op zolder in het
gebouw aan de Jacobijnestraat. “Je
ziet het”, zo merkt hij op als we de
laatste trap betreden, “ze zorgen er
wel voor dat mijn conditie op peil
blijft.” Binnenkort zal Ten Have zelf
aan zijn conditie moeten werken,
want hij heeft inmiddels afscheid genomen van het Stedelijk. Een carrière
waarin onderwijs en politiek de rode
draad vormden.
Maar laten we bij het begin beginnen. Ten
Have: “In 1972 las ik een advertentie in de
krant, waarin een docent Economie werd
gevraagd bij het Stedelijk Gymnasium in
Haarlem. Ik had mijn studie nog niet helemaal
afgerond, maar besloot toch te solliciteren.
Tijdens het sollicitatiegesprek vroeg rector
Van Amerongen naar mijn motivatie. In alle
eerlijkheid antwoordde ik dat ik brood op de
plank nodig had. Mijn ambities lagen namelijk
op dat moment op het vlak van de politiek:
daar lag mijn toekomst. Toch werd ik aangenomen en kort daarna stond ik voor de klas.”
Ten Have had het al vrij snel naar zijn zin op
het Stedelijk. “Economie was in die tijd een
pretvak: leerlingen kozen het graag en waren
20
daardoor gemotiveerd. En ik had niet voor
niets deelgenomen aan de werkgroep van
beginnende economiedocenten van professor Heertje: dat hielp, zowel inhoudelijk als
didactisch. Mijn uitgangspunt is altijd geweest:
het volgen van het vak Economie moet voor
leerlingen leuk zijn. Natuurlijk is het leren
van de belangrijke economiebegrippen het
uitgangspunt, maar de toepasbaarheid vond ik
essentieel. Daarom gaf ik ook nooit repetities,
maar altijd proefwerken met opdrachten. En
ik zorgde ervoor dat ook de zwakkere leerlingen daarvoor slaagden door ze tijdens de
les extra aandacht te geven. De slimmeriken
konden het toch wel, die hadden niet zoveel
aandacht nodig.”
Hoe was de sfeer op het Stedelijk begin jaren
zeventig? “Toen ik in 1972 als docent aan het
Stedelijk begon, was de sfeer echt gymnasiaal.
De sectie Klassieke Talen zette de toon en
stond in de hiërarchie bovenaan. Je keek als
beginnend docent echt tegen deze mensen
op. Gelukkig was ik in die tijd niet de enige
nieuweling: ook Mieke Tillema, Erik Baronner,
Bonno van Dijk, Ronald Riet en Erik de Jong
waren jong en aanstormend. De tijdgeest van
de jaren zeventig hielp ons ook: rector Van
Amerongen stond open voor veranderingen,
het schoolparlement werd in die tijd bijvoorbeeld geïntroduceerd.”
De start als docent op het Stedelijk viel
samen met het begin van Ten Have’s politieke
carrière. “Ik begon als assistent van de D66fractie in de Provinciale Staten van NoordHolland. Al snel werd ik binnen de partij ook
landelijk bestuurlijk actief. Dat kon prima: het
afscheidsinterview Rick ten Have
raadswerk altijd zo veel mogelijk te scheiden.
Dat lukte aardig: de meeste Vossiusleerlingen
wisten niet dat de docent Ten Have dezelfde
was als het raadslid Ten Have!”
Bij de verkiezingen van 1986 was Rick ten
Have lijsttrekker. “We deden het goed en
gingen van twee naar drie zetels. En hoewel
we de voorgaande periode in het college van
B&W hadden gezeten (met als wethouder
Gerrit Jan Wolffensperger), werden we in de
onderhandelingen in eerste instantie aan de
kant gezet. Toen echter de PvdA en GroenLinks ruzie kregen, mochten we toch weer
aanschuiven. Met een mooi persoonlijk succes
als gevolg: ik werd wethouder!”
Rick ten Have
aantal lesuren op het Stedelijk bleef beperkt
tot zo’n zes uur per week. Ik trad als penningmeester toe tot het hoofdbestuur van D66.
Dat was een bijzondere positie: als 24-jarige
mocht ik meepraten over de landelijke partijpolitiek, bijvoorbeeld de opvolging van Van
Mierlo door Terlouw. Na enige tijd merkte ik
dat de landelijke politiek toch iets te beleidsmatig voor me was: ik wilde graag praktisch
bezig zijn. Daarom werd ik in 1976 fractieassistent van D66 in Amsterdam en werd ik
twee jaar later zelf gekozen in de raad.”
Het raadslidmaatschap bracht voor Ten Have
natuurlijk wel meer werk met zich mee, maar
voor hem gold altijd: het lesgeven gaat voor.
“Proefwerken keek ik altijd binnen een week
na, ik vond dat niet meer dan logisch. Ook
toen ik in 1982 het aantal uren als docent
uitbreidde met een baan op het Vossius in
Amsterdam, probeerde ik dit werk en mijn
Van 1986 tot 1994 was Ten Have wethouder
van onder andere Beheer Openbare Ruimte,
Openbare Werken en Verkeer & Vervoer.
“Deze baan was uiteraard niet te combineren
met het lesgeven. Dus ging ik met buitengewoon verlof en nam ik afscheid van de school
en mijn leerlingen. Het wethouderschap was
een geweldige ervaring. Krakersrellen, taxioorlog, metroperikelen: ik heb het allemaal
meegemaakt en het opgelost, voor zover dat
in mijn vermogen lag. En het werd blijkbaar
gewaardeerd: in 1990 ging D66 van drie naar
negen zetels!”
In 1994 stopte Ten Have als wethouder en
werd hij weer ‘gewoon’ raadslid.Vier jaar
later kwam hij ook weer in dienst bij het Stedelijk. “Er was in mijn aanwezigheid natuurlijk
een nieuwe docent Economie aangenomen,
maar er konden gelukkig wat lesuren voor
me worden vrijgemaakt. Al vrij snel merkte
ik echter dat het vak anders was geworden.
Mijn ‘oude’ lesmethoden sloten niet meer aan
bij de tijdgeest. Bovendien kreeg ik een aantal
klassen uit de onderbouw, wat ik niet gewend
was. Ik kon niet gewoon alleen maar lesgeven,
21
afscheidsinterview Rick ten Have
er moesten ook projecten worden gedaan en
dat paste niet bij mij. Kortom: ik vond het niet
leuk, en dan wordt het ook niet leuk.”
Gelukkig had toenmalig rector Ger Smit de
rol van controller voor Ten Have in gedachten. “Dat was op zich geen onlogische keuze.
Ik was actief geweest als penningmeester
bij D66 en ook op het Stedelijk had ik al
meegedacht over de begroting. Maar de rol
van controller was toch wel even wennen in
het begin. Met name het werken met de computer moest ik leren. Tja, als wethouder van
Amsterdam had ik daar mijn mensen voor!”
De rol van controller heeft Ten Have sindsdien met plezier vervuld. “Ik vind het heerlijk
om met cijfers om te gaan en ook Excel heeft
inmiddels geen geheimen meer voor me.
Natuurlijk is deze rol binnen de school heel
anders dan toen ik docent was. Het contact
met leerlingen is minimaal: die kennen me
alleen als die zonderlinge man met die pijp.
Maar het contact met de collega’s is gebleven.
Tijdens de lunchpauzes ben ik te vinden in de
docentenkamer. Ik houd van de intellectuele
sfeer, maar ook van de ‘gewone’ gesprekken
over de leerlingen.”
Wat er na zijn afscheid gaat gebeuren, weet
Ten Have niet. “Ik zal het wat rustiger krijgen,
want ook op politiek gebied heb ik wat meer
afstand genomen. Maar goed, er valt thuis genoeg op te ruimen en wellicht zal ik het zilver
wat vaker poetsen. Ik zie de komende tijd
maar als een lange grote vakantie, ik maak me
daar niet zo druk over. Wat langer uitslapen,
hier en daar wat klusjes in huis doen, mijn
jongste dochter die gaat studeren: genoeg
uitdagingen lijkt me.”
“Je komt er wel uit toch?” vraagt Ten Have
me als we afscheid nemen. Natuurlijk, ik weet
22
Het pijpenkoffertje
de weg nog wel in mijn oude school. Als ik
achterom kijk, zie ik Ten Have een van zijn pijpen uit zijn koffertje pakken. Sommige dingen
veranderen nooit.
Jan Pieter van Lierop
terugblik Lustrum 2010
“Ik ben door die les tijdens het Lustrum weer
Duitse boeken gaan lezen”
Z
aterdag 12 juni 2010, herinnert
u zich het nog? Een zonnige
dag op het Prinsenhof waar u
hopelijk weer even goed hebt kunnen bijpraten met uw oud schoolgenoten. Een jaar voor het aankomende
lustrum blikken wij met twee leden
van het In Aeternum (IA) bestuur,
Quinten de Wijn (examenjaar 1961)
en Milou Le Grand (examenjaar
2002) terug op de viering van het
124e lustrum.
Quinten kijkt nog altijd vol trots terug op
de lustrumviering. “Het was een stralende
dag. Iedereen kwam al blij het Prinsenhof op
lopen. Het enige wat je eigenlijk als In Aeternumbestuur moet doen is op een goede
manier faciliteren dat men elkaar ontmoet.”
Milou is het met Quinten eens. ‘Mensen keren
op zo’n dag met plezier terug naar het Stedelijk, om herinneringen op te halen uit hun
gezamenlijke verleden op school. Iedereen
heeft wel een goede herinnering overgehouden aan zijn of haar schooltijd. Dat is heel
bijzonder. Je merkt dat men zich verbonden
voelt met de school.’
Die verbondenheid met de school werd ook
benadrukt door Job Cohen, die ondanks de
drukte net na de Tweede Kamerverkiezingen
(op 9 juni 2010, red.), ruimschoots aanwezig
was tijdens het Lustrum. Zo was hij leider van
het debat dat op vrijdagavond werd georga-
niseerd voorafgaand aan de wijnproeverij en
ook zaterdag was hij van de partij.
Ook Quinten voelt nog altijd sterk de verbondenheid met zijn oude school en heeft
eigenlijk geen lustrum nodig om te weten
hoe het gaat met zijn oud-klasgenoten. ‘We
zien elkaar nog jaarlijks en dan is ook echt
vrijwel iedereen aanwezig. Onze klas was heel
hecht. Dat komt misschien ook omdat de
school indertijd nog klein was met zo’n 125
leerlingen.’ De vriendschappen die Quinten
heeft overgehouden vormen ook meteen de
mooiste herinnering en aan zijn Stedelijktijd.
Milou heeft een stuk minder contact met
oud-klasgenoten, maar kijkt nog altijd met
veel plezier terug. Haar mooiste herinneringen zijn de feesten en andere activiteiten die
zij organiseerde als lid van leerlingenvereniging Amicitia Iuncti (AI), onder andere met
Laura de Bruijne, ook deel van het huidige
IA-bestuur. Het hoogtepunt was de laatste
activiteit die zij (mede) organiseerde: de Examenstunt. ‘Geweldig was dat. Onze inspiratie
was het televisieprogramma “Waar mag ik
je ‘s nacht voor wakker maken” van Bart de
Graaff (oprichter van BNN, red.).Vooraf hadden we in ons hoofd welke leraar waarschijnlijk boos zou worden en welke leraren juist
leuk zouden reageren. Tot onze verbazing
zaten wij er vaak naast. Dit maakte de filmpjes die wij op de dag van de examenstunt in
de Cinema Palace aan de hele school hebben
vertoond, nog hilarischer. Het mooiste aan
de stunt vond ik de samenhorigheid van de
jaargenoten. Iedereen heeft op zijn manier
een steentje bij gedragen.’
23
terugblik Lustrum 2010
Lustrum 2010
Quinten herinnert zich ook dat de Amicitiafeesten van het Stedelijk destijds legendarisch
waren. ‘Ze waren berucht omdat ze tot drie
uur duurden. Op andere scholen mocht men
maar tot één uur doorgaan.’ Hij heeft ze alleen nooit mogen organiseren. ‘Ik mocht niet
in het Amicitiabestuur van de rector, want die
vond dat ik mijn tijd hard nodig had om mijn
examen te kunnen halen.’
Desalniettemin heeft Quinten zijn creativiteit
en organisatietalent kunnen gebruiken tijdens
zijn schooltijd. ‘Ik maakte de affiches voor de
feesten.’ Ook na zijn schooltijd organiseerde
Quinten graag veel. Toen er een oproepje
kwam in de In Aeternum Mirabile Lectu
(IAML) dat men nieuwe leden zocht voor het
IA-bestuur, twijfelde Quinten geen moment.
‘Als er mensen gevraagd worden om iets te
doen, steek ik al gauw mijn hand op.’ Ook
Milou houdt van organiseren. ‘Ik vind het heel
leuk om naast mijn werk dit soort dingen te
24
doen.’ En dat weten velen, want Milou is via
via bij het IA-bestuur terechtgekomen.
Zowel Milou als Quinten zijn erg blij dat ze
het 124e Lustrum hebben mogen organiseren. Gedurende anderhalf jaar hebben zij met
zes anderen, eerst eens per maand en het
laatste half jaar elke twee weken, vergaderd
en zijn zelfs een weekend samen weggeweest. ‘We hadden een hele diverse en leuke
groep. De taken waren per programmaonderdeel verdeeld’, vertelt Milou, die zelf het
feest in de Lichtfabriek organiseerde en zich
zijdelings bezighield met de website. Quinten
heeft zich naast zijn voorzitterschap vooral
beziggehouden met het lustrumconcert in de
Sint Bavokerk.
Buiten alle organisatie om hebben ze gelukkig ook zelf nog kunnen genieten van de
dag. Quinten heeft onder andere een les
Duits gevolgd van een oud-leraar Duits. Zijn
Lustrum 2015
enthousiasme en nieuwe manier van lesgeven
bleef niet zonder gevolgen. ‘Ik ben door die
les tijdens het Lustrum weer Duitse boeken
gaan lezen. En dat terwijl ik in geen 520 jaar
een Duits boek had aangeraakt!’
Op zaterdag 6 juni 2015 vindt de volgende
Lustrumviering plaats. In principe is er elke
tien jaar een lustrumviering voor de oudleerlingen, maar omdat het 125e lustrum zal
zijn, wordt er een uitzondering gemaakt. Het
huidige IA-bestuur zal het aankomende Lustrum niet organiseren; zij maakt plaats voor
een nieuw IA-bestuur.
Wel hebben ze nog een aantal ideeën en tips
voor hun opvolgers. ‘Het gaat erom dat je als
bestuur faciliteert. Het is belangrijk om een
leuk middagprogramma neer te zetten. Ook
is het raadzaam om goed vooraf te communiceren met onder meer oud-leraren die een
programmaonderdeel verzorgen.Verder was
het een goede constructie om iedereen van
vijf tot acht uur de gelegenheid te geven om
te borrelen en eten met zijn/haar klas. Wellicht is het leuk om een keer een groot diner
te organiseren voor de hele school.’
Milou, Quinten en de andere bestuursleden
zijn uiteraard bereid nog veel meer tips te
geven aan het volgende bestuur en om hun
mogelijke vragen te beantwoorden.
Quinten de Wijn
Milou Le Grand
Maurine van Mourik
Bestuursleden
In Aeternum gezocht!
M
et het bereiken van de
600-jarige leeftijd van onze
school heeft het bestuur
van In Aeternum vanaf 1990 ieder
tien jaar een groots opgezette reünie
voor oud-leerlingen georganiseerd.
Zo vierden we het 620-jarig bestaan in de zomer van 2010 met een
geweldig feest, waar meer dan 800
oud-leerlingen bij aanwezig waren.
Het komende lustrum van de school is het
125-ste, en dat moet natuurlijk worden
gevierd! In overleg met de schoolleiding is de
datum voor het feest inmiddels vastgesteld
op:
zaterdag 6 juni 2015
Om van de komende reünie net zo’n geslaagde dag te maken als vijf jaar geleden, is In
Aeternum op zoek naar nieuwe bestuursleden, die het leuk vinden om dit te organiseren. Een ontzettend leuke en dankbare klus,
want succes is bij voorbaat verzekerd: de vele
honderden oud-leerlingen komen altijd graag
naar het Prinsenhof om elkaar te ontmoeten,
bij te praten en herinneringen op te halen.
Inmiddels hebben zich vier nieuwe bestuursleden aangemeld, maar die groep behoeft
uitbreiding naar zeven of acht, en met name
de eindexamenjaren van 1970 – 1990 zijn
nog niet vertegenwoordigd. Lijkt het je leuk
en interessant, meld je aan of neem voor wat
meer informatie met me op.
Quinten A. de Wijn, Praeses h.t.
[email protected]
25
interview Thierry Baudet
“Mijn leven is alleen maar leuker geworden”
O
p woensdag 5 maart sprak
ik met schrijver, academicus
en journalist Thierry Baudet
(31). In april 2014 publiceerde hij samen met Arie Boomsma de klassieke
muziekgids Van Bach tot Bernstein.
Hij was columnist voor NRC Handelsblad en schreef boeken als ‘De
Aanval op de Natiestaat’ (2012) en,
samen met Geert Mak, ‘Thuis in de
Tijd’. Bijna veertien jaar geleden
behaalde hij zijn diploma aan het
Stedelijk Gymnasium. Een bevrijding,
want op zijn schooltijd kijkt hij helaas
niet vol vreugde terug.
lijke, alles wat ooit bestond of zou bestaan. Ik
blies liefdesverklaringen de wind in, dacht dat
die hun bestemming echt zouden bereiken.
Helaas werd mijn liefde nooit beantwoord.
Het was een beetje zoals het lijden van de
jonge Werther…sentimenteel, narcistisch,
wanhopig.’
Gelukkig waren er ook lichtpuntjes, zoals
onder meer de literatuurles op vrijdagmiddag van Erik Baronner. ‘De nacht voor zo’n
les sliep ik vaak weinig. Dan was ik het boek
aan het lezen dat Baronner de volgende dag
met ons zou bespreken. Die lessen waren het
hoogtepunt van mijn schooltijd, daar keek ik
echt de hele week naar uit.’
‘Mijn schooltijd heb ik echt moeten uitzitten. Het was afzien: wachten tot je de tunnel
uit bent. Tijdens de lessen verveelde ik me
meestal, daarbuiten heerste een sociale terreur waarin mijn eigenheid niet kon bestaan.
Ik voelde me bekeken en beoordeeld en
onderdrukt.’
Buiten school speelde Thierry veel piano,
‘maar bleef ook lang erg kinds, zo was ik tot
in het jaar van mijn eindexamen middagenlang zoet met allerlei computerspelletjes.’
Ook kon hij uren wegdromen en fantaseren
over de liefde voor een meisje. ‘Mijn heftigste
verliefdheden heb ik beleefd tijdens mijn
schooltijd. Ik was indertijd heel erg verliefd
op Caroline Verveld, het nichtje van Friso
Verveld. Of op Suzanne van Dorp. En op Olga
Meijer. Ik zag de wereld in hen – de totaliteit
van het andere geslacht, het eeuwig vrouwe-
26
Thierry Baudet
interview Thierry Baudet
Ook bij Van Dijk, Wiener, Krimp ‘en in zeker
zin ook Steenman’ vond Thierry aansluiting.
‘Vooral wanneer het over kunst of literatuur
ging. De gedichten van Catullus, Heinrich
Heine, het lezen van Marlowe’s Faust. De
lessen daarover hebben mij echt geraakt.’ Het
mooiste moment van zijn schooltijd was het
moment dat Baronner Thierry een boek met
stijloefeningen van Raymond Queneau uitleende. ‘Dit is iemand die mij serieus neemt,
dacht ik.’
Vele gedichten, zowel in de Franse, Duitse,
Engelse als in de Nederlandse taal leerde
Baudet uit zijn hoofd en tot op de dag van
vandaag kan hij ze foutloos opzeggen. Toch is
Thierry geen literatuurwetenschap gaan studeren. ‘Eigenlijk wilde ik filosofie of kunstgeschiedenis doen. Ik wilde romancier worden,
het leven van een artiest.’ Zijn vader raadde
hem af om een studie te doen in die richting.
‘Te slap, te weinig houvast, vond mijn vader. In
elk geval wordt je liefde voor kunst niet per
se groter door het te gaan studeren; daar had
hij gelijk in. Je kunt het gemakkelijk stukdenken.’ Daarom heeft Thierry uiteindelijk voor
Geschiedenis en later Rechten gekozen in
Amsterdam. De keuze voor Amsterdam was
een heel bewuste. ‘Ik wilde studeren in een
grote stad waar ik vrij kon zijn. Mijn doel was
het bereiken van geestelijke onafhankelijkheid.
Een leven waarin werk en privé door elkaar
lopen, waarin je omringd bent door creatieve
mensen en niet gebonden bent aan knellende
sociale controle. In Amsterdam heb ik dat
gevonden.’
heb ik heel hard gewerkt. Opgevallen door
niet bang te zijn mijn mening te geven en
beter voorbereid te zijn dan anderen. Daar
heb ik ook een prijs voor betaald. Ik heb veel
dingen niet gedaan, zoals lekker lummelen en
naar feestjes gaan en avondjes tv-kijken. Ook
heb ik veel vijanden gemaakt, zelfs in mijn
eigen familie. Ik kom veel jaloezie tegen.’
Thierry vindt schrijven zijn grootste talent. ‘Er
zijn weinig mensen die zo’n sterke taalintuïtie
hebben als ik. Ik word bij tijd en wijle ook zelf
opgezweept door mijn eigen schrijfsels. In
een gesprek kan ik soms door twijfel worden
overvallen – als ik mijn werk teruglees denk
ik: “Jezus, wat is dit goed. Zo zit het”.’
Thierry heeft een imposante lijst publicaties
en boeken op zijn naam staan, waaronder
‘De Aanval op de Natiestaat’, ‘Oikofobie’, en
de essaybundels ‘Conservatieve Vooruitgang’,
‘Revolutionair Verval’, en ‘Thuis in de tijd’. Zijn
nieuwste boek is de klassieke muziekgids ‘Van
Bach tot Bernstein’.Verder zullen er binnenkort nog reisverhalen, columns en opiniestukken van hem verschijnen en, in september, zijn
eerste roman:Voorwaardelijke Liefde. Baudet
wordt uitgegeven door Prometheus/Bert
Bakker in Amsterdam.
Maurine van Mourik
Thierry Baudet heeft altijd veel ambitie gehad.
Hij wilde mensen beïnvloeden en een publiek
bereiken. ‘In Amsterdam heb ik een groot netwerk opgebouwd, gewoon door op mensen
af te stappen, door dingen te organiseren of
mee te doen met projecten.Voor mijn succes
27
brieven uit het buitenland: Arthur van Benthem
“Ik heb in mijn zes jaar op het Stedelijk industriële
hoeveelheden Brink dubbelkoekjes weggewerkt”
A
rthur van Benthem was
tijdens zijn schooltijd op het
Stedelijk al gefascineerd door
de Verenigde Staten. Het was dan
ook niet vreemd dat hij na zijn studie
Econometrie via Shell terecht kwam
bij Stanford University in Californië,
waar hij promoveerde. Sinds 2012
werkt hij als ‘assistant professor’ aan
de Wharton business school van de
University of Pennsylvania. In deze
‘brief uit het buitenland’ vertelt hij
erover en kijkt terug op zijn schooltijd.
“De herinneringen aan het Stedelijk liggen
nog vers in mijn geheugen. Ik voelde me erg
thuis op school, en was vijf jaar lang zeer
actief bij de schoolkrantredactie. Dat was
vooral een excuus om op kosten van de
school veel te veel taart bij de HEMA in te
slaan, want de ‘budgetwaarschuwingen’ van juf
Sol sloeg ik wekelijks in de wind. Er volgden
toch nooit consequenties. De redactie was
vooral heel gezellig, en een goede gelegenheid om wat mensen op stang te jagen. Zo
herinner ik me dat we een nep-versie van de
Mededelingen Prinsenhof in de schoolkrant
hadden geplaatst, uiteraard vol met speldenprikken naar de nodige leraren en leerlingen.
De reacties na afloop waren om van te
smullen, zoals van één van de leraren die
bepaald niet blij was met onze parodie op zijn
sponsorloop voor Bangladesh…
Een dierbare herinnering is het binnenlopen
van het ‘oude gebouw’ met het bord met
28
vrije uren. Elke ochtend was er weer de
hoop op lesuitval, wat mijn klasgenoten en
ik efficiënt benutten met bezoeken aan de
McDonalds en grand café Doria aan de Grote
Markt en niet te vergeten de Dekamarkt. Ik
heb in mijn zes jaar op het Stedelijk industriële hoeveelheden dubbelkoekjes (Brink,
89 (gulden)cent per pak, en twee voor de
prijs van één!) weggewerkt. Ik weet zelfs de
namen van de kassières nog en ben opeens
benieuwd hoe het met Riet en Nancy gaat!
Ik was al van jongs af aan gefascineerd door
de Verenigde Staten. Aan het einde van de 4e
klas vertrok ik voor een paar maanden naar
Palo Alto high school, middenin Silicon Valley
ten zuiden van San Francisco. Een geweldige
ervaring. De lessen waren er vrij eenvoudig
ten opzichte van een Nederlands gymnasium,
maar ik was mooi wel in mijn doel geslaagd
om op mijn 16e een rijbewijs te hebben.
Ik was, denk ik zelf, een drukke maar verder
behoorlijk brave leerling. Behalve bij scheikunde, waar teveel verleidingen waren:
de gaskraan open zetten, gasbrander erbij
houden, willekeurige stoffen bij elkaar in een
maatbeker mikken. Meneer Riet stond dan op
het punt om mij naar de conrector te sturen,
maar veranderde dan tot groot ontzet van
andere leerlingen toch zijn mening omdat ik
“tenminste hoge cijfers voor proefwerken
haalde”. Deze klassenjustitie zit mijn oudklasgenoten nog steeds dwars, zo bleek vorig
jaar tijdens een borrel in Amsterdam…
Ik denk vol goede herinneringen terug aan
de middelbare school. Behalve “Marcus et
Cornelia in horto ambulant” zou ik weinig
meer in het Latijn kunnen zeggen, maar zelfs
brieven uit het buitenland: Arthur van Benthem
liggen in de energie- en milieuproblematiek. Ik ging stage lopen bij Shell
bij de afdeling die zich richt op een
waterstofinfrastructuur voor auto’s.
Na mijn afstuderen ben ik bij Shell’s
‘corporate strategy’ afdeling gaan werken als energie-econoom. Shell maakt
al sinds de jaren zeventig lange-termijn
scenario’s om voorbereid te zijn op
onvoorziene gebeurtenissen in de
energiesector. Ik kreeg de kans om te
praten met allerlei energie-experts en
Shell managers en was actief betrokken bij een nieuwe serie energiescenario’s.
Arthur van Benthem met zijn zoon
na zeven jaar in het buitenland zijn mijn beste
vrienden nog steeds van het Stedelijk, en
eens in de zoveel tijd drink ik zelfs wel eens
een biertje met juffen Sol, Sliggers en van
Walraven.
Na het Stedelijk besloot ik econometrie
te gaan studeren. Ik kan me werkelijk niet
meer herinneren waarom precies. Maar het
was een mooie tijd aan de Universiteit van
Amsterdam.Voorzitter van een zeer actieve
studievereniging, eindeloze hoeveelheden
sociale evenementen, en mijn vriendin van
toen is nu mijn vrouw (en moeder van ons
tweejarige zoontje).
Tijdens mijn studie werkte ik als part-time
aandelenhandelaar bij IMC Trading. Een spannende ervaring, maar mijn echte interesses
Na enkele jaren kreeg ik plotseling toch die drang om academisch
onderzoek te doen en ook om terug
te gaan naar Californië. Ik ben toen
gaan promoveren in de economie aan
Stanford University, op een steenworp
afstand van de middelbare school
waar ik in 1996 een paar maanden had
rondgekeken.
Stanford is een eigen wereld in een eigen
stadje. Het is een vreemde mix van een ontspannen omgeving (het ziet eruit als een luxe
vakantiepark) en een militaire drill (sommige
examens zijn een slagveld, en de publicatiedruk is hoog). Maar ik raakte steeds meer
gehecht aan deze universiteit. Het enthousiasme en de kwaliteit van de professoren is
indrukwekkend. En alle topeconomen uit de
hele wereld komen continu langs.
Amerikaanse universiteiten zoals Stanford zijn
mysterieuze instanties. Ze draaien bijna geheel op giften. Het collegegeld is hoog, maar
slechts weinig studenten betalen de volledige
som (alleen als de familie rijk is). Het is een
private instelling zonder overheidssubsidie.
Het zijn voornamelijk de rijke ondernemers
29
in Silicon Valley, zelf ooit student, die de boel
draaiende houden. Gebouwen heten naar
Hewlett, Packard en Gates. Het gebeurt
geregeld dat een donor een paar honderd
miljoen dollar geeft.
Waarom toch, dacht ik als nuchtere Nederlander? Dat werd me pas duidelijk in de
loop van de tijd. Er is een sterk gevoel dat
je succes te danken is aan de universiteit die
je de kansen op een goede opleiding bood.
En er is een element van trots: Stanford laat
maar weinig van de middelbare scholieren die
solliciteren toe. Daarnaast schept vier jaar op
een campus wonen een gigantische band met
studievrienden en de universiteit.
Het waren vijf mooie jaren in Californië.
Prachtige natuur, wijnstreken, stranden, plus
geregeld zon en 20-25 graden in januari.Voor
het gemak laat ik de enorme stress van het
schrijven van een proefschift even achterwege, want in een alumniblad kun je natuurlijk
niet openlijk toegeven dat er ook dagen zijn
die tegenzitten… Uiteindelijk kwam dat gevreesde moment: ik kreeg een bul uitgereikt
en het werd tijd om Californië te verlaten.
Onthulling plaquette
Bob van Amerongen
Op vrijdag 15 november 2013 is onder
grote belangstelling van met name oudleerlingen de plaquette onthuld voor Bob van
Amerongen, oud-rector van de school. Op
initiatief van eindexamenjaar 1965/1966 is
geld bijeengebracht voor de film ‘Fatsoenlijk
Land’ over de verzetsgroep waar Bob van
Amerongen deel van uitmaakte en die zich
bezighield met steun aan en overbrenging van
onderduikers naar veiliger adressen.Van het
geld dat overbleef is de plaquette gemaakt;
tevens is een bordje met toelichting opgehangen. De plaquette (zie hieronder) heeft een
plaats gekregen boven de deur van de huidige
docentenkamer.
Bij de onthulling kon Bob van Amerongen zelf
helaas niet aanwezig zijn, wel zijn vrouw en
dochter.
Lex Weiler
Het werd Philadelphia. Sinds 2012 werk ik als
‘assistant professor’ aan de Wharton business
school van de University of Pennsylvania. Ik
doe onderzoek in energie- en milieueconomie en geef college aan de bachelor- (‘undergrads’) en masterstudenten ( ‘MBAs’). Ik
weet sinds kort weer wat sneeuw is en dacht
laatst “dat valt mee!” toen het min 8 was ‘s
morgens. Maar verder is ook Wharton weer
een mooie ervaring.
Net zoals Californië blijft ook Nederland, en
Haarlem in het bijzonder, kriebelen. Ik loop
altijd even langs het Stedelijk als ik terug ben.
Misschien woon ik hier weer over een aantal
jaren, denk ik dan…
30
Helaas bereikte ons het bericht dat Bob
12 mei 2014 is overleden.
Colofon
Redactie
Jan Pieter van Lierop (eindexamen 1986)
Annemieke de Groot (eindexamen 1993)
Sebastiaan Capel (eindexamen 1993)
Maurine van Mourik (eindexamen 2001)
Simon Nak (eindexamen 2003)
Gemma Venhuizen (eindexamen 2003)
Lex Weiler (docent klassieke talen)
Vormgeving
Inger Loopstra
Druk
Ferry Lammers
IAML verschijnt ook digitaal op
www.stedelijkgymnasiumhaarlem.nl
We willen overstappen op een digitale versie.
Stuur alstublieft uw email-adres door aan de administratie van de school.
Stedelijk Gymnasium
Prinsenhof 3, 2011 TR Haarlem
Telefoon 023-5125353 (receptie) fax 023-5315503
E-mail: [email protected]
www.stedelijkgymnasiumhaarlem.nl/pages/5leerlingen/inAeternum.html
Bank: NL87 ABNA 0845 5165 66
Giro: NL46 INGB 0002 3046 88