Paneldebat tref- en debatdag GAS-beleid in Gent In zijn uiteenzetting hamerde Mathias Vander Hoogerstraete, woordvoerder van GASvrij Gent, op de aanpak van de sociale problemen in de stad. Het systeem van GAS bestrijdt enkel de symptomen en negeert de structurele oorzaken van gedragingen die in de verordeningen en reglementen als ongewenst worden omschreven, beweert hij. Aanvullend stelt hij de vraag of er cijfers beschikbaar zijn die het verband leggen tussen die structurele problemen en de GAS-vaststellingen in Gent. Burgemeester Daniël Termont weerlegt de bewering dat alle GAS’en te herleiden vallen tot de problematiek van de socio-economische ongelijkheid. Het zijn niet louter de sociaal zwakkeren die getroffen worden door het systeem. Hij neemt wildplassen als voorbeeld, het fenomeen dat het meest beGASt wordt in Gent. Het overgrote deel van die vaststellingen wordt gedaan in de Overpoort, waarbij de overtreders hoofdzakelijk studenten zijn. Het is dus onterecht om te beweren dat enkel achtergestelde groepen geviseerd worden door het GAS-systeem. Bovendien wordt het wildplassen niet enkel repressief aangepakt, vervolgt de Burgemeester: er is een aanbod van publiek sanitair, er wordt gesensibiliseerd. Meer publiek sanitair leidt niet noodzakelijk tot een daling van het aantal wildplassers, er is dus een mentaliteitsprobleem en daarom zien we ons genoodzaakt ook repressief op te treden. Hierop antwoordt mijnheer Vander Hoogerstraete dat er een studie werd gevoerd in Antwerpen waaruit blijkt dat er meer GAS’en werden uitgeschreven in sociaal achtergestelde wijken. Op die manier worden maatschappelijke problemen geïndividualiseerd en dat kunnen we niet tolereren. Hij stipt ook nog aan dat jongeren niet per definitie minderjarig zijn, de waarborgen in de nieuwe wet om een alternatief traject te voorzien voor minderjarigen gaan dus niet voor alle jongeren op. De Burgemeester verzekert de jongerenvertegenwoordigers dat de jongerenorganisaties zullen geconsulteerd worden, dat is trouwens een wettelijke verplichting. Hij waarschuwt wel dat wie meerderjarig is, zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Wat die verantwoordelijkheid inhoudt als het op GAS aankomt zal het voorwerp uitmaken van een duidelijke communicatie. Er wordt nu al gewerkt aan een toegankelijke website, en daar zal de GAS-communicatie niet tot beperkt blijven. Zo zal op termijn de haalbaar- en wenselijkheid van een GAS-App onderzocht worden. De brief waarin een overtreder van zijn GAS-inbreuk op de hoogte wordt gebracht is onduidelijk, werpt Nicolas Willekens, voorzitter van de Jeugdraad, op. Rebecca Boi, directeur van de Juridische Dienst, erkent de moeilijkheidsgraad die inherent is aan juridische taal, maar verwijst naar de wet die de sanctionerende ambtenaar verplicht bepaalde omschrijvingen te gebruiken in de brieven die naar de overtreders worden opgestuurd. Alle modaliteiten van de procedure (verweer, beroep bij de Jeugd-of Politierechtbank) staan expliciet in de brief vermeld. Bovendien bevat de brief ook de contactgegevens van de sanctionerend ambtenaar zodat het mogelijk is om telefonisch of schriftelijk verduidelijking te vragen. In de mate van het mogelijke wordt ingegaan op vragen tot mondeling verweer. Wat de zogenaamde GAS4 betreft, namelijk inbreuken op stilstaan en parkeren, maakt Peter Vansintjan, kabinetschef minister van Binnenlandse Zaken Milquet, bekend dat de bepalingen uitvoerbaar zullen zijn op 1 juli 2014. Een bekommernis die weerklonk in het discours van Nicolas Willekens, Mathias Vander Hoogerstraete en Bruno Vanobbergen, kinderrechtencommissaris, is dat enkele fundamentele rechtsbeginselen in het gedrang komen als de GAS worden toegepast. Procureur Johan Sabbe weerlegt die kritiek: in het geval van GAS2, GAS3 en GAS4 is geen willekeur mogelijk, omdat de feiten limitatief zijn opgelijst. Verder moet een stad conflicten in de publieke ruimte kunnen aanpakken, anders werken die verzuring in de hand. De plaatselijke context is verschillend en dus ook de politieverordeningen die de openbare rust definiëren. Die verordeningen hebben altijd bestaan, ook vóór de invoering van GAS eind de jaren negentig, en zijn altijd het resultaat geweest van keuzes op gemeentelijk niveau. De GAS-reglementen hebben daar niets aan gewijzigd. Er zijn bovendien wel degelijk rechtswaarborgen, vult Johan Sabbe nog aan. Er kan beroep worden aangetekend bij de Jeugd- of Politierechtbank, een waarborg bovendien dat de scheiding der machten gegarandeerd wordt. Moderator Koen Van Heddeghem, coördinator lokale veiligheid bij het VVSG, stelt Bruno Vanobbergen de vraag of de vernieuwde procedure voor minderjarigen niet voldoende alternatieven biedt vooraleer een effectieve geldboete wordt opgelegd. Mijnheer Vannobbergen is vooral bevreesd voor wat er in de marge van het GAS-systeem wordt opgestart, zoals het project First Offenders. In het bijzonder merkt hij op dat de rechtspositie van de minderjarigen onvoldoende is uitgeklaard en dat er een derde circuit wordt gecreëerd. Johan Sabbe verduidelijkt dat het om een beslissing van het parket gaat, en dat de jeugdinspecteurs van politie de concrete opvolging van de jongeren voor hun rekening nemen in opdracht van het parket. Het parket vormt dus de spil van dit project en ziet toe op een correcte invulling, dat wil zeggen met naleving van de rechten van de minderjarige. Dat spelende kinderen geen overlast meer kunnen veroorzaken, is recent gecommuniceerd door het stadsbestuur, maar bepaalde recreatiereglementen laten wel nog steeds GAS’en toe op bepaalde locaties die het de facto mogelijk maken om speelgedrag te beteugelen, zo voert Mathias Vander Hoogerstraete aan. De burgemeester weerlegt zijn commentaar dat de deur naar willekeur op die manier wijd open staat. Maatwerk moet mogelijk zijn, en dat kun je niet gelijkschakelen met willekeur. De regels zijn duidelijk, zijn er in het algemeen belang en wil de stad dus nageleefd zien. Hij haalt het glasverbod in de Blaarmeersen aan, dat er gekomen is om verwondingen bij kinderen en tieners te vermijden. De website zal hoe dan ook duidelijker worden, zodat vlug gezocht kan worden welke inbreuken er beGASt kunnen worden, en hoeveel het bedrag van de GAS bedraagt. Peter Vansintjan vult de burgemeester aan en duidt het verschil tussen willekeur (een beleid à la tête du client) en het doen naleven van reglementen. Een stad of gemeente heeft het recht om de naleving van reglementen die na een democratisch proces tot stand zijn gekomen af te dwingen. Met willekeur heeft dat niets te maken, omdat die regels voor iedereen gelden. De nieuwe wet maakt het steden en gemeenten mogelijk om bijkomende vaststellende ambtenaren aan te stellen. De vraag wordt gesteld of er voorzien zal worden in een gedegen opleiding. Rebecca Boi verzekert dat er in het verleden al werd bijgestuurd zodat de ambtenaren voldoende gekwalificeerd zijn om hun taken uit te oefenen. De burgemeester beklemtoont dat het vooral processen-verbaal zijn, opgesteld door politie, die leiden tot een GAS. De Gemeenschapswachtenvaststellers kunnen uiteraard ook bestuurlijke verslagen opstellen die een GAS tot gevolg hebben, maar deze dienst heeft vooral een preventieve rol. Tenslotte konden vanuit het publiek vragen gesteld worden, en daar ging Baharak Bashar van de vzw Plasactie op in. Ze wilde weten hoe de verhouding tussen mannen en vrouwen eruitziet wat betreft GAS’en uitgeschreven voor wildplassen. Het aantal dames dat een GAS krijgt opgestuurd voor dat fenomeen is verwaarloosbaar, verzekerde Rebecca Boi haar. Paul Pataer van de Liga voor Mensenrechten ziet in een beleid op maat van steden en gemeenten een contradictie met het streven om meer uniforme regels uit te werken. Dat kan wrijvingen veroorzaken tussen het lokale en bovenlokale niveau. Peter Vansintjan benadrukt dat de lokale context verschilt en dus dat een bestuur moet kunnen inspelen op die verschillen, wat niet wegneemt dat een consensus is uitgesloten. De wet laat een stedelijk beleid toe, en dat kan beide richtingen uitgaan. Ook de definitie van overlast is problematisch, aldus Paul Pataer. Het debat daarover wordt gevoerd, repliceert Peter Vansintjan, wat niet wegneemt dat er ruimte moet zijn voor een beleid dat de lokale context weerspiegelt. Paul Pataer wilde tenslotte ook weten of jongeren in het kader van het First Offender-project wel over de nodige bekwaamheid beschikken om een contract af te sluiten. Johan Sabbe merkt op dat het vooral om een gesprek gaat, met als voornaamste onderwerp de vraag aan de minderjarige om niet te recidiveren. Bovendien zijn de meeste jongeren die meestappen in het project, dat volledig steunt op vrijwilligheid, 16 jaar en dat is een leeftijd waarop ze toch zouden moeten weten wat van hen verwacht wordt. We mogen ons trouwens niet te veel vastpinnen op de leeftijd, vult de procureur nog aan, het is veel beter dossier per dossier te bekijken, want je kunt ze onmogelijk over dezelfde kam scheren. Michaël Bouchez van vzw HCA-Oost-Vlaanderen, vroeg tenslotte naar de rol van het slachtoffer, in het bijzonder bij GAS-bemiddeling en in het First Offfender-project en waarom die herleid wordt tot de schadevraag. Rebecca Boi licht toe dat de Juridische Dienst steeds zoekt naar een oplossing die voor alle partijen aanvaardbaar is. Bovendien is het zo dat slachtoffers niet altijd ingaan op de vraag om deel te nemen aan een proces van bemiddeling of betrokkenheid.
© Copyright 2024 ExpyDoc