Lentiz Dalton Mavo Naaldwijk van klas Inhoudsopgave Daltonplanner 2014-2015 1. Belangrijke informatie pagina 3 2. Planningen pagina 24 3. Werkschema pagina 36 4. Hulpkaarten pagina 38 Niets uit deze planner mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, CD of DVD of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de makers (Dopgroep Daltonplanner - Lentiz Dalton Mavo Naaldwijk). 2 BELANGRIJKE INFORMATIE Persoonlijke gegevens Naam Adres Postcode Plaats Telefoon Mobiel Email School Lentiz Dalton Mavo Adres Prof. Holwerdalaan 60 Postcode 2672 LD Plaats Telefoon 0174 - 62 47 10 Klas Mentor Naaldwijk Kluisnr. Inlognaam (computer) In geval van nood waarschuwen: Naam Relatie Adres Plaats Telefoon Mobiel Huisarts Telefoon Med. bijz. Codicil Ik draag wel/geen codicil bij mij. 3 Jaarrooster 2014-2015 maandag vak docent lokaal docent lokaal docent lokaal 1 2 3 4 5 6 7 8 dinsdag vak 1 2 3 4 5 6 7 8 woensdag vak 1 2 3 4 5 6 7 8 4 donderdag vak docent lokaal docent lokaal 1 2 3 4 5 6 7 8 vrijdag vak 1 2 3 4 5 6 7 8 5 Aangepast jaarrooster 2014-2015 maandag vak docent lokaal docent lokaal docent lokaal 1 2 3 4 5 6 7 8 dinsdag vak 1 2 3 4 5 6 7 8 woensdag vak 1 2 3 4 5 6 7 8 6 donderdag vak docent lokaal docent lokaal 1 2 3 4 5 6 7 8 vrijdag vak 1 2 3 4 5 6 7 8 7 Belangrijke data Toetsweek 1 ob. van Toetsweek 1 bb. van do. 6 november wo. 5 november herkansing toetsweek 1 is op Toetsweek 2 ob. van Toetsweek 2 bb. van vr. 6 februari vr. 6 februari herkansing toetsweek 2 is op Toetsweek 3 ob. van Toetsweek 3 bb. van do. 4 juni do. 4 juni herkansing toetsweek 3 is op Herfstvakantie van 20 oktober 2014 Kerstvakantie van 22 december 2014 Voorjaarsvakantie van 23 februari 2015 Paasweekeinde van 3 april 2015 di. 11 november di. 11 november do. 27 nov. (leerjaar 2 en 4) vr. 28 nov. (leerjaar 1 en 3) t/m t/m do. 12 februari do. 12 februari do. 12 mrt. (leerjaar 1 en 3) vr. 13 mrt. (leerjaar 2 en 4) t/m t/m wo. 10 juni wo. 10 juni do. 25 juni t/m 24 oktober 2014 t/m 2 januari 2015 t/m 27 februari 2015 t/m 6 april 2015 Meivakantie van 28 april 2015 t/m 8 mei 2015 Pinksteren van 24 mei 2015 t/m 25 mei 2015 Zomervakantie van 13 juli 2015 Overige belangrijke data: verjaardag: 8 t/m t/m t/m 21 augustus 2015 Lestijden Onderbouw Bovenbouw 1e uur 08.15 – 09.15 Les 1e uur 08.15 - 09.15 Les Pauze 09.15 – 09.30 2e uur 09.15 – 10.15 Les 2e uur 09.30 – 10.30 Les Pauze 10.15 – 10.30 3e uur 10.30 – 11.30 Dalton 3e uur 10.30 – 11.30 Dalton Pauze 11.30 – 12.00 4e uur 11.30 – 12.30 Les 4e uur 12.00 – 13.00 Les Pauze 12.30 – 13.00 5e uur 13.00 – 14.00 Les 5e uur 13.00 – 14.00 Les Pauze 14.00 – 14.15 6e uur 14.00 – 15.00 Les 6e uur 14.15 – 15.15 Les 7e uur 15.00 – 16.00 Les 7e uur 15.15 – 16.15 Les Lestijden 50 minuten rooster Onderbouw 1e uur 08.15 – 09.05 Pauze 09.05 – 09.20 2e uur 09.20 – 10.10 3e uur Bovenbouw Les 1e uur 08.15 - 09.05 Les 2e uur 09.05 – 09.55 Les Les Pauze 09.55 – 10.10 10.10 – 11.00 Dalton 3e uur 10.10 – 11.00 Dalton 4e uur 11.00 – 11.50 Les 4e uur 11.00 – 11.50 Les Pauze 11.50 – 12.20 5e uur 11.50 – 12.40 Les 5e uur 12.20 – 13.10 Les Pauze 12.40 – 13.10 6e uur 13.10 – 14.00 Les 6e uur 13.10 – 14.00 Les 7e uur 14.00 – 14.50 Les 7e uur 14.00 – 14.50 Les 9 Vak Ne. Eng. 10 cijfer (so, po,..) Wat Datum Vak cijfer (so, po,..) Wat Datum Cijfers Vak cijfer (so, po,..) Wat Datum Vak cijfer (so, po,..) Wat Datum vervolg 11 Wachtwoorden en inloggegevens Schrijf hier niet je privéwachtwoorden, maar inlogcodes van bv. methodesites. Vak Site Inlognaam Inlogcode - - Teletop Nederlands http://www.opniveau-online.nl http://www.dedaltonklas.tk 12 Opmerkingen van docenten of mentor(en) Je docent of mentor kan hier kort aangeven welke afspraken er bijvoorbeeld gemaakt zijn. Datum Vak Door wie (mentor/docent/...) Opmerking 13 vervolg Datum 14 Vak Door wie (mentor/docent/...) Opmerking Paraaf docent Vak Weeknr Paraaf docent Vak Weeknr Aftekenlijst schoolwerk 15 16 Paraaf docent Vak Weeknr Paraaf docent Vak Weeknr vervolg Namen, telefoonnummers, mailadressen Volgens de telefooncirkel moet ik de volgende leerlingen bellen: Naam Telefoon Mail Overige namen, telefoonnummers en mailadressen: 17 vervolg Naam 18 Telefoon Mail vervolg Naam Telefoon Mail 19 Daltonuren ~ Vrijheid in gebondenheid ~ Zelfstandigheid ~ Samenwerking Zorg voor een goede voorbereiding voordat je de Daltonzone in gaat. Je hebt nagedacht over: Je planning Je lokaalkeuze Je hebt je Daltonplanner bij je Je hebt je (Dalton)agenda bij je Je hebt je werkschema bij je Je hebt de juiste boeken en schriften bij je 20 Overzicht maatschappelijke stage (onderbouw) Gebruik dit overzicht om te laten zien wat je aan maatschappelijke stages hebt gedaan. Paraaf Uren mentor klas 1 Wat heb ik waar gedaan? Wat heb ik van deze stage geleerd? Wat vond ik van de stage? 21 Gebruik dit overzicht om te laten zien wat je aan maatschappelijke stages hebt gedaan. klas 2 Wat heb ik waar gedaan? Wat heb ik van deze stage geleerd? Wat vond ik van de stage? 22 Paraaf Uren mentor PLANNINGEN Datum toets? Wat leren? Hoe ga ik het leren? Makkelijk? Vak Moeilijk? Leren voor toetsweek 1 Verwacht cijfer? (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) 23 Datum toets? Wat leren? Hoe ga ik het leren? (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) Wat moet ik op de volgende pagina’s inplannen? Wanneer .. - ga ik aftekenen van werk bij de docent - ga ik samenvattingen maken - ga ik zaken die ik niet begrijp navragen bij een docent - ga ik voor de eerste keer leren - ga ik de toetsstof herhalen - doe ik de laatste check van het geleerde - kan ik NIET leren omdat ik bv. moet sporten 24 Makkelijk? Vak Moeilijk? vervolg Verwacht cijfer? TWEE weken voor toetsweek 1 begint Weeknr: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond EEN week voor toetsweek 1 begint Weeknr: Maandag Dinsdag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond 25 toetsweek 1 Weeknr: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Vrijdag Zaterdag Zondag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond (toetsweek 1, als deze na het weekend doorloopt) Weeknr: Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond 26 Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Datum toets? Wat leren? Hoe ga ik het leren? Makkelijk? Vak Moeilijk? Leren voor toetsweek 2 Verwacht cijfer? (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) 27 Datum toets? Wat leren? Hoe ga ik het leren? (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) Wat moet ik op de volgende pagina’s inplannen? Wanneer .. - ga ik aftekenen van werk bij de docent - ga ik samenvattingen maken - ga ik zaken die ik niet begrijp navragen bij een docent - ga ik voor de eerste keer leren - ga ik de toetsstof herhalen - doe ik de laatste check van het geleerde - kan ik NIET leren omdat ik bv. moet sporten 28 Makkelijk? Vak Moeilijk? vervolg Verwacht cijfer? TWEE weken voor toetsweek 2 begint Weeknr: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond EEN week voor toetsweek 2 begint Weeknr: Maandag Dinsdag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond 29 toetsweek 2 Weeknr: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Vrijdag Zaterdag Zondag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond (toetsweek 2, als deze na het weekend doorloopt) Weeknr: Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond 30 Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Datum toets? Wat leren? Hoe ga ik het leren? Makkelijk? Vak Moeilijk? Leren voor toetsweek 3 Verwacht cijfer? (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) 31 Datum toets? Wat leren? Hoe ga ik het leren? (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) (aan wie vraag ik hulp) Wat moet ik op de volgende pagina’s inplannen? Wanneer .. - ga ik aftekenen van werk bij de docent - ga ik samenvattingen maken - ga ik zaken die ik niet begrijp navragen bij een docent - ga ik voor de eerste keer leren - ga ik de toetsstof herhalen - doe ik de laatste check van het geleerde - kan ik NIET leren omdat ik bv. moet sporten 32 Makkelijk? Vak Moeilijk? vervolg Verwacht cijfer? TWEE weken voor toetsweek 3 begint Weeknr: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond EEN week voor toetsweek 3 begint Weeknr: Maandag Dinsdag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond 33 toetsweek 3 Weeknr: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Vrijdag Zaterdag Zondag Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond (toetsweek 3, als deze na het weekend doorloopt) Weeknr: Datum > Ochtend / D-uren Middag Avond 34 Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag WERKSCHEMA Doe achter dit blad het meest recente werkschema 35 HULPKAARTEN Stappenplan voor het maken van een samenvatting Bij een samenvatting van een tekst moet je de hoofdzaken uit een tekst in je eigen woorden weergeven. Een tekst bevat hoofd- en bijzaken. Hoe ga je te werk? Stap 1 Oriënteren: Wat moet je doen? Lees wat de opdracht precies is. Lees de tekst globaal. Stap 2 Voorbereiden: Informatie selecteren Lees nu de tekst grondig door. Maak een overzicht van de hoofdzaken. Stap 3 Uitvoeren: Informatie op volgorde zetten De samenvatting moet een inleiding, middenstuk/kern en slot hebben. Stap 4 Uitvoeren: Samenvatting maken Maak nu je samenvatting. Stap 5 Uitvoeren: Samenvatting controleren Controleer de samenvatting en zet er een titel boven. Stap 6 Reflecteren: Terugkijken op het proces Ben je tevreden met het resultaat? 36 Stappenplan bij het maken van een affiche Belangrijkste eisen waaraan een afficheontwerp moet voldoen: Het moet de aandacht trekken De belangrijkste informatie moet erop staan Het moet leesbaar zijn Hoe ga je te werk? Stap 1 Oriënteren: Wat moet je doen? Denk na over wat je al van het onderwerp weet. Wat is het doel van je affiche: informeren of overtuigen? Wat is je doelgroep? Stap 2 Voorbereiden: Informatie verzamelen Informatie verzamelen en een planning maken Zet al je informatie op een rijtje. Stap 3 Uitvoeren: Informatie uitwerken Het affiche moet de aandacht trekken De belangrijkste informatie moet op het affiche staan Het affiche moet leesbaar zijn Stap 4 Uitvoeren: Affiche in het net maken Maak nu je affiche in het net. Stap 5 Reflecteren: Terugkijken op het proces Ben je tevreden met het resultaat? 37 Stappenplan bij het maken van een presentatie Hoe ga je te werk? Stap 1 Oriënteren: Keuze onderwerp Kies bij voorkeur een onderwerp waar je iets van af weet. Houd ook rekening met wat je publiek interessant vindt. Stap 2 Oriënteren: Onderwerp verkennen Denk na over wat je al van het onderwerp weet. Wat is het doel van je presentatie: wil je informeren of overtuigen? Stap 3 Voorbereiden: Informatie verzamelen en selecteren Stap 4 Uitvoeren: Informatie uitwerken Bedenk wat je precies per (deel)onderwerp gaat vertellen. Stap 5 Uitvoeren: Presentatie opbouwen Is de volgorde logisch met een inleiding, middenstuk en slot? Voldoet je hele presentatie aan de eisen van de docent? Stap 6 Uitvoeren: Illustraties verzamelen Stap 7 Uitvoeren: Oefenen Stap 8 Uitvoeren: Spreekruimte in orde brengen Controleer of alle hulpmiddelen werken (computer, usb-stick, video etc.). Stap 9 Reflecteren: Terugkijken op het proces Ben je tevreden met het resultaat? 38 Hulpkaart grammatica ontleden klas zinsdeel voorbeeld 1-2-3-4 1. PV = persoonsvorm = werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een cadeau. Op 1 januari gaf ik aan mijn zusje een cadeau. 1-2-3-4 Bepaal aantal zinsdelen (groepje woorden dat je voor de PV kunt zetten) Op 1 januari / geef / ik / aan mijn zusje / een cadeau. 1-2-3-4 2. WWG = werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een cadeau. geef 3. NWG = naamwoordelijk gezegde = als de PV een vorm van “zijn”, “worden” of “blijven” is (en je kunt deze door deze werkwoorden vervangen), zit er geen WWG maar een NWG in de zin. Het NWG bestaat uit de PV en nog een deel. Mijn broer is een voetbalfan. Cruijff blijft voor mij de beste voetballer. 4. OND = onderwerp = wie of wat + gezegde Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een cadeau. Wie geeft? > ik 2-3-4 5. LV = lijdend voorwerp = “wie of wat + gezegde + OND?” [Let op: begint nooit met voorzetsel!] Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een cadeau. Wat geef ik? > een cadeau 2-3-4 6. MV = meewerkend voorwerp = “aan wie/voor wie + gezegde + OND + LV?” [Let op: je kunt ‘aan/voor’ er bij denken of weglaten] Op 1 januari geef ik mijn zusje een cadeau. Aan wie geef ik een cadeau? > mijn zusje Ik het bloemetje aan jou. Aan wie geef ik een bloemetje? > aan jou 2-3-4 7. BWB = bijwoordelijke bepaling = antwoord op waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, waarnaar, waaruit, wanneer, hoe, hoeveel Op 1 januari geef ik mijn zusje een cadeau. Wanneer geef ik aan mijn zusje een cadeau? > Op 1 januari 8. BIJST. = bijstelling = de bijstelling staat tussen komma’s. De bijstelling noemt dezelfde zaak of persoon nogmaals, maar dan met andere woorden. Meneer Jansen, onze meester van groep 8, geeft nog steeds les. Westland, de Glazen Stad, staat vol kassen. 3-4 1-2-3-4 3-4 39 Hulpkaart grammatica woordsoorten klas woordsoort voorbeeld 1-2-3-4 1. LW = lidwoorden = Er zijn 3 lidwoorden. Lidwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord. De hond, het konijn, een olifant 1-2-3-4 2. ZNW = zelfstandig naamwoord = Namen van mensen, dieren, dingen en planten Nederlander, paard, tafel, tulp [Let op: ook je eigen naam is een znw.] 3. BNW = bijvoeglijk naamwoord = Geeft een kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan. Staat meestal direct voor een zelfstandig naamwoord. De vreemde Nederlander, wilde paarden, een houten tafel, rode tulpen 4. VZ = voorzetsel = Vul in: …. de vogelkooi Op, aan, na, tussen, … 2-3-4 5. ZWW = zelfstandig werkwoord = Geeft een handeling aan. Lopen, lezen, schrijven, … 2-3-4 6. HWW = hulpwerkwoord = Geeft geen handeling aan. Staat alleen in een zin als er ook een zelfstandig werkwoord in staat. Het hulpwerkwoord kun je weglaten. Hij heeft een boek gelezen. 3-4 7. KWW = koppelwerkwoord = De belangrijkste KWW zijn: “zijn”, “worden”, “blijven”. Je kunt ze door elkaar vervangen. Het KWW koppelt het onderwerp aan een BNW of ZNW en komt alleen voor bij een NWG. Er kan maar één KWW in een zin staan. Mijn broer is een voetbalfan. (Mijn broer wordt een voetbalfan, Mijn broer blijft een voetbalfan.) Hij blijft de beste. (Hij is de beste, Hij wordt de beste.) 2-3-4 8. PERS.VNW = persoonlijk voornaamwoord = Verwijst naar een persoon, groep, voorwerp of onzichtbare zaken. Hij is weggegaan. Het regent buiten. Jullie zijn aan het werk. 2-3-4 9. BEZ.VNW = bezittelijk voornaamwoord =Geeft aan dat het van iemand is (bezit). Mijn fiets is gestolen. Jullie auto is rood. Zijn haar is geverfd. 2-3-4 10. WEDERKEREND VNW = wederkerend voornaamwoord = Verwijst naar de persoon die het onderwerp is (komt terug bij het onderwerp). Hij scheert zich iedere dag. Wij wassen ons iedere dag. Ik schaam mij niet. 2-3-4 11. WEDERKERIG VNW = wederkerig voornaamwoord = Er zijn drie wederkerige voornaamwoorden. Elkaar, mekaar, elkander 2-3-4 1-2-3-4 40 vervolg 3-4 12. VR. VNW = vragend voornaamwoord = wie, wat, welke, wat voor (een). Welke film vind jij leuk? Sanne wil weten wie haar tas verstopt heeft. 3-4 13. AANW.VNW = aanwijzend voornaamwoord = Kan in plaats van een lidwoord of alleen in een zin staan. Je wijst daar de dingen mee aan. Er zijn er 4. Het AANW.VNW. verwijst naar een woord of een woordgroep dat er vlak na staat. Die, deze, dit, dat 3-4 14. BETR.VNW = betrekkelijk voornaamwoord = verwijst naar (heeft betrekking op) een woord of een woordgroep dat er vlak voor staat (het antecedent). De belangrijkste BETR.VNW zijn “die” en “dat”. Het boek dat ik gelezen heb was spannend. (antecedent = het boek) De jongen die op de bank lag was moe. (antecedent = de jongen) 3-4 15. ONBEP. VNW = onbepaald voornaamwoord = verwijst naar iets vaags. Dit kunnen personen of dingen zijn. Onbep. vnw zijn o.a.: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat, elk(e), ieder(een) Men zegt dat zij alles kwijt is. Kan dan niemand mij iets vertellen? 3-4 16. TELW. = Telwoord a- Bepaald hoofdtelwoord = een getal/hoeveelheid, je weet precies hoeveel b- Onbepaald hoofdtelwoord = een hoeveelheid, je weet niet precies hoeveel c- Bepaald rangtelwoord = welke plek/volgorde, je weet precies op welke plaats d- Onbepaald rangtelwoord = welke plek/volgorde, je weet niet precies op welke plaats 3-4 17. BIJW. = bijwoord = Woorden die je na stap 16 nog over hebt, zijn meestal bijwoorden Die fiets is van mij. Op die moeilijke vraag weet ik geen antwoord. a- Er zitten twee mensen op het bankje. b- Er zitten wat mensen op het bankje. c- Bij die wedstrijd is hij tweede geworden. d- Bij die wedstrijd is hij laatste geworden. Wij zijn ook welkom. Wanneer kom je langs? Hij weet niet hoeveel dat kost. 41 Omnummertabel Grote Bosatlas 52ste editie naar 53ste editie GB52 > GB53 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 28 30 29 30 31 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 45 46 44 47 48 49 50 51 44 45 42 46 52 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 GB52 > GB53 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 58 59 60 61 62 63 68 64 66 67 69 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 86 87 90 91 88 89 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 GB52 > GB53 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 105 106 107 108 109 112 113 110 111 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 GB52 > GB53 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 187 184 185 186 188 189 190 191 192 193 221 222 194 195 196 217 197 198 GB52 > B53 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 199 200 201 208 209 203 206 207 204 205 212 213 216 197 198 199 214 215 216 217 218 219 216 214 215 223 238 239 240 241 242 243
© Copyright 2024 ExpyDoc