Lentiz Dalton Mavo

Lentiz
Dalton Mavo
Naaldwijk
van
klas
Inhoudsopgave Daltonplanner 2014-2015
1. Belangrijke informatie
pagina 3
2. Planningen
pagina 24
3. Werkschema
pagina 36
4. Hulpkaarten
pagina 38
Niets uit deze planner mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door
middel van druk, fotokopie, microfilm, CD of DVD of op welke wijze dan ook,
zonder voorafgaande toestemming van de makers
(Dopgroep Daltonplanner - Lentiz Dalton Mavo Naaldwijk).
2
BELANGRIJKE INFORMATIE
Persoonlijke gegevens
Naam
Adres
Postcode
Plaats
Telefoon
Mobiel
Email
School
Lentiz Dalton Mavo
Adres
Prof. Holwerdalaan 60
Postcode
2672 LD
Plaats
Telefoon
0174 - 62 47 10
Klas
Mentor
Naaldwijk
Kluisnr.
Inlognaam
(computer)
In geval van nood waarschuwen:
Naam
Relatie
Adres
Plaats
Telefoon
Mobiel
Huisarts
Telefoon
Med. bijz.
Codicil
Ik draag wel/geen codicil bij mij.
3
Jaarrooster 2014-2015
maandag vak
docent
lokaal
docent
lokaal
docent
lokaal
1
2
3
4
5
6
7
8
dinsdag vak
1
2
3
4
5
6
7
8
woensdag vak
1
2
3
4
5
6
7
8
4
donderdag vak
docent
lokaal
docent
lokaal
1
2
3
4
5
6
7
8
vrijdag vak
1
2
3
4
5
6
7
8
5
Aangepast jaarrooster 2014-2015
maandag vak
docent
lokaal
docent
lokaal
docent
lokaal
1
2
3
4
5
6
7
8
dinsdag vak
1
2
3
4
5
6
7
8
woensdag vak
1
2
3
4
5
6
7
8
6
donderdag vak
docent
lokaal
docent
lokaal
1
2
3
4
5
6
7
8
vrijdag vak
1
2
3
4
5
6
7
8
7
Belangrijke data
Toetsweek 1 ob. van
Toetsweek 1 bb. van
do. 6 november
wo. 5 november
herkansing toetsweek 1 is op
Toetsweek 2 ob. van
Toetsweek 2 bb. van
vr. 6 februari
vr. 6 februari
herkansing toetsweek 2 is op
Toetsweek 3 ob. van
Toetsweek 3 bb. van
do. 4 juni
do. 4 juni
herkansing toetsweek 3 is op
Herfstvakantie van 20 oktober 2014
Kerstvakantie van 22 december 2014
Voorjaarsvakantie van 23 februari 2015
Paasweekeinde van 3 april 2015
di. 11 november
di. 11 november
do. 27 nov. (leerjaar 2 en 4)
vr. 28 nov. (leerjaar 1 en 3)
t/m
t/m
do. 12 februari
do. 12 februari
do. 12 mrt. (leerjaar 1 en 3)
vr. 13 mrt. (leerjaar 2 en 4)
t/m
t/m
wo. 10 juni
wo. 10 juni
do. 25 juni
t/m 24 oktober 2014
t/m 2 januari 2015
t/m 27 februari 2015
t/m 6 april 2015
Meivakantie van 28 april 2015
t/m 8 mei 2015
Pinksteren van 24 mei 2015
t/m 25 mei 2015
Zomervakantie van 13 juli 2015
Overige belangrijke data:
verjaardag:
8
t/m
t/m
t/m 21 augustus 2015
Lestijden
Onderbouw
Bovenbouw
1e uur
08.15 – 09.15
Les
1e uur
08.15 - 09.15
Les
Pauze
09.15 – 09.30
2e uur
09.15 – 10.15
Les
2e uur
09.30 – 10.30
Les
Pauze
10.15 – 10.30
3e uur
10.30 – 11.30
Dalton
3e uur
10.30 – 11.30
Dalton
Pauze
11.30 – 12.00
4e uur
11.30 – 12.30
Les
4e uur
12.00 – 13.00
Les
Pauze
12.30 – 13.00
5e uur
13.00 – 14.00
Les
5e uur
13.00 – 14.00
Les
Pauze
14.00 – 14.15
6e uur
14.00 – 15.00
Les
6e uur
14.15 – 15.15
Les
7e uur
15.00 – 16.00
Les
7e uur
15.15 – 16.15
Les
Lestijden 50 minuten rooster
Onderbouw
1e uur
08.15 – 09.05
Pauze
09.05 – 09.20
2e uur
09.20 – 10.10
3e uur
Bovenbouw
Les
1e uur
08.15 - 09.05
Les
2e uur
09.05 – 09.55
Les
Les
Pauze
09.55 – 10.10
10.10 – 11.00
Dalton
3e uur
10.10 – 11.00
Dalton
4e uur
11.00 – 11.50
Les
4e uur
11.00 – 11.50
Les
Pauze
11.50 – 12.20
5e uur
11.50 – 12.40
Les
5e uur
12.20 – 13.10
Les
Pauze
12.40 – 13.10
6e uur
13.10 – 14.00
Les
6e uur
13.10 – 14.00
Les
7e uur
14.00 – 14.50
Les
7e uur
14.00 – 14.50
Les
9
Vak
Ne.
Eng.
10
cijfer
(so, po,..)
Wat
Datum
Vak
cijfer
(so, po,..)
Wat
Datum
Cijfers
Vak
cijfer
(so, po,..)
Wat
Datum
Vak
cijfer
(so, po,..)
Wat
Datum
vervolg
11
Wachtwoorden en inloggegevens
Schrijf hier niet je privéwachtwoorden, maar inlogcodes van bv. methodesites.
Vak
Site
Inlognaam
Inlogcode
-
-
Teletop
Nederlands http://www.opniveau-online.nl
http://www.dedaltonklas.tk
12
Opmerkingen van docenten of mentor(en)
Je docent of mentor kan hier kort aangeven welke afspraken er bijvoorbeeld gemaakt zijn.
Datum
Vak
Door wie
(mentor/docent/...)
Opmerking
13
vervolg
Datum
14
Vak
Door wie
(mentor/docent/...)
Opmerking
Paraaf
docent
Vak
Weeknr
Paraaf
docent
Vak
Weeknr
Aftekenlijst schoolwerk
15
16
Paraaf
docent
Vak
Weeknr
Paraaf
docent
Vak
Weeknr
vervolg
Namen, telefoonnummers, mailadressen
Volgens de telefooncirkel moet ik de volgende leerlingen bellen:
Naam
Telefoon
Mail
Overige namen, telefoonnummers en mailadressen:
17
vervolg
Naam
18
Telefoon
Mail
vervolg
Naam
Telefoon
Mail
19
Daltonuren
~ Vrijheid in gebondenheid
~ Zelfstandigheid
~ Samenwerking
Zorg voor een goede voorbereiding voordat je de Daltonzone in gaat.
Je hebt nagedacht over:
 Je planning
 Je lokaalkeuze
 Je hebt je Daltonplanner bij je
 Je hebt je (Dalton)agenda bij je
 Je hebt je werkschema bij je
 Je hebt de juiste boeken en schriften bij je
20
Overzicht maatschappelijke stage (onderbouw)
Gebruik dit overzicht om te laten zien wat je
aan maatschappelijke stages hebt gedaan.
Paraaf
Uren
mentor
klas 1
Wat heb ik
waar gedaan?
Wat heb ik van deze stage geleerd?
Wat vond ik van de stage?
21
Gebruik dit overzicht om te laten zien wat je
aan maatschappelijke stages hebt gedaan.
klas 2
Wat heb ik
waar gedaan?
Wat heb ik van deze stage geleerd?
Wat vond ik van de stage?
22
Paraaf
Uren
mentor
PLANNINGEN
Datum
toets?
Wat leren?
Hoe ga ik het leren?
Makkelijk?
Vak
Moeilijk?
Leren voor toetsweek 1
Verwacht
cijfer?
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
23
Datum
toets?
Wat leren?
Hoe ga ik het leren?
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
Wat moet ik op de volgende pagina’s inplannen?
Wanneer ..
- ga ik aftekenen van werk bij de docent
- ga ik samenvattingen maken
- ga ik zaken die ik niet begrijp navragen bij een docent
- ga ik voor de eerste keer leren
- ga ik de toetsstof herhalen
- doe ik de laatste check van het geleerde
- kan ik NIET leren omdat ik bv. moet sporten
24
Makkelijk?
Vak
Moeilijk?
vervolg
Verwacht
cijfer?
TWEE weken voor toetsweek 1 begint
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
EEN week voor toetsweek 1 begint
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
25
toetsweek 1
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
(toetsweek 1, als deze na het weekend doorloopt)
Weeknr:
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
26
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Datum
toets?
Wat leren?
Hoe ga ik het leren?
Makkelijk?
Vak
Moeilijk?
Leren voor toetsweek 2
Verwacht
cijfer?
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
27
Datum
toets?
Wat leren?
Hoe ga ik het leren?
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
Wat moet ik op de volgende pagina’s inplannen?
Wanneer ..
- ga ik aftekenen van werk bij de docent
- ga ik samenvattingen maken
- ga ik zaken die ik niet begrijp navragen bij een docent
- ga ik voor de eerste keer leren
- ga ik de toetsstof herhalen
- doe ik de laatste check van het geleerde
- kan ik NIET leren omdat ik bv. moet sporten
28
Makkelijk?
Vak
Moeilijk?
vervolg
Verwacht
cijfer?
TWEE weken voor toetsweek 2 begint
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
EEN week voor toetsweek 2 begint
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
29
toetsweek 2
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
(toetsweek 2, als deze na het weekend doorloopt)
Weeknr:
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
30
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Datum
toets?
Wat leren?
Hoe ga ik het leren?
Makkelijk?
Vak
Moeilijk?
Leren voor toetsweek 3
Verwacht
cijfer?
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
31
Datum
toets?
Wat leren?
Hoe ga ik het leren?
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
(aan wie vraag ik hulp)
Wat moet ik op de volgende pagina’s inplannen?
Wanneer ..
- ga ik aftekenen van werk bij de docent
- ga ik samenvattingen maken
- ga ik zaken die ik niet begrijp navragen bij een docent
- ga ik voor de eerste keer leren
- ga ik de toetsstof herhalen
- doe ik de laatste check van het geleerde
- kan ik NIET leren omdat ik bv. moet sporten
32
Makkelijk?
Vak
Moeilijk?
vervolg
Verwacht
cijfer?
TWEE weken voor toetsweek 3 begint
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
EEN week voor toetsweek 3 begint
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
33
toetsweek 3
Weeknr:
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
(toetsweek 3, als deze na het weekend doorloopt)
Weeknr:
Datum >
Ochtend /
D-uren
Middag
Avond
34
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
WERKSCHEMA
Doe achter dit blad
het meest recente werkschema
35
HULPKAARTEN
Stappenplan voor het maken van een samenvatting
Bij een samenvatting van een tekst moet je de hoofdzaken uit een tekst
in je eigen woorden weergeven. Een tekst bevat hoofd- en bijzaken.
Hoe ga je te werk?
Stap 1
Oriënteren: Wat moet je doen?
 Lees wat de opdracht precies is.
 Lees de tekst globaal.
Stap 2
Voorbereiden: Informatie selecteren
 Lees nu de tekst grondig door.
 Maak een overzicht van de hoofdzaken.
Stap 3
Uitvoeren: Informatie op volgorde zetten
 De samenvatting moet een inleiding, middenstuk/kern en slot hebben.
Stap 4
Uitvoeren: Samenvatting maken
 Maak nu je samenvatting.
Stap 5
Uitvoeren: Samenvatting controleren
 Controleer de samenvatting en zet er een titel boven.
Stap 6
Reflecteren: Terugkijken op het proces
 Ben je tevreden met het resultaat?
36
Stappenplan bij het maken van een affiche
Belangrijkste eisen waaraan een afficheontwerp moet voldoen:
 Het moet de aandacht trekken
 De belangrijkste informatie moet erop staan
 Het moet leesbaar zijn
Hoe ga je te werk?
Stap 1
Oriënteren: Wat moet je doen?
 Denk na over wat je al van het onderwerp weet.
 Wat is het doel van je affiche: informeren of overtuigen?
 Wat is je doelgroep?
Stap 2
Voorbereiden: Informatie verzamelen
 Informatie verzamelen en een planning maken
 Zet al je informatie op een rijtje.
Stap 3
Uitvoeren: Informatie uitwerken
 Het affiche moet de aandacht trekken
 De belangrijkste informatie moet op het affiche staan
 Het affiche moet leesbaar zijn
Stap 4
Uitvoeren: Affiche in het net maken
 Maak nu je affiche in het net.
Stap 5
Reflecteren: Terugkijken op het proces
 Ben je tevreden met het resultaat?
37
Stappenplan bij het maken van een presentatie
Hoe ga je te werk?
Stap 1
Oriënteren: Keuze onderwerp
 Kies bij voorkeur een onderwerp waar je iets van af weet.
 Houd ook rekening met wat je publiek interessant vindt.
Stap 2
Oriënteren: Onderwerp verkennen
 Denk na over wat je al van het onderwerp weet.
 Wat is het doel van je presentatie: wil je informeren of overtuigen?
Stap 3
Voorbereiden: Informatie verzamelen en selecteren
Stap 4
Uitvoeren: Informatie uitwerken
 Bedenk wat je precies per (deel)onderwerp gaat vertellen.
Stap 5
Uitvoeren: Presentatie opbouwen
 Is de volgorde logisch met een inleiding, middenstuk en slot?
 Voldoet je hele presentatie aan de eisen van de docent?
Stap 6
Uitvoeren: Illustraties verzamelen
Stap 7
Uitvoeren: Oefenen
Stap 8
Uitvoeren: Spreekruimte in orde brengen
 Controleer of alle hulpmiddelen werken (computer, usb-stick, video etc.).
Stap 9
Reflecteren: Terugkijken op het proces
 Ben je tevreden met het resultaat?
38
Hulpkaart grammatica ontleden
klas
zinsdeel
voorbeeld
1-2-3-4
1. PV = persoonsvorm = werkwoordsvorm die
verandert als je de zin in een andere tijd zet
Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een
cadeau.
Op 1 januari gaf ik aan mijn zusje een
cadeau.
1-2-3-4
Bepaal aantal zinsdelen (groepje woorden dat je voor
de PV kunt zetten)
Op 1 januari / geef / ik / aan mijn zusje / een
cadeau.
1-2-3-4
2. WWG = werkwoordelijk gezegde =
alle werkwoorden in de zin
Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een
cadeau.
geef
3. NWG = naamwoordelijk gezegde = als de PV een
vorm van “zijn”, “worden” of “blijven” is (en je kunt
deze door deze werkwoorden vervangen), zit er geen
WWG maar een NWG in de zin.
Het NWG bestaat uit de PV en nog een deel.
Mijn broer is een voetbalfan.
Cruijff blijft voor mij de beste voetballer.
4. OND = onderwerp =
wie of wat + gezegde
Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een
cadeau.
Wie geeft? > ik
2-3-4
5. LV = lijdend voorwerp =
“wie of wat + gezegde + OND?”
[Let op: begint nooit met voorzetsel!]
Op 1 januari geef ik aan mijn zusje een
cadeau.
Wat geef ik? > een cadeau
2-3-4
6. MV = meewerkend voorwerp = “aan wie/voor wie
+ gezegde + OND + LV?”
[Let op: je kunt ‘aan/voor’ er bij denken of weglaten]
Op 1 januari geef ik mijn zusje een cadeau.
Aan wie geef ik een cadeau? > mijn zusje
Ik het bloemetje aan jou.
Aan wie geef ik een bloemetje? > aan jou
2-3-4
7. BWB = bijwoordelijke bepaling = antwoord op
waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee,
waarnaar, waaruit, wanneer, hoe, hoeveel
Op 1 januari geef ik mijn zusje een cadeau.
Wanneer geef ik aan mijn zusje een cadeau?
> Op 1 januari
8. BIJST. = bijstelling = de bijstelling staat tussen
komma’s. De bijstelling noemt dezelfde zaak of
persoon nogmaals, maar dan met andere woorden.
Meneer Jansen, onze meester van groep 8,
geeft nog steeds les.
Westland, de Glazen Stad, staat vol kassen.
3-4
1-2-3-4
3-4
39
Hulpkaart grammatica woordsoorten
klas
woordsoort
voorbeeld
1-2-3-4
1. LW = lidwoorden = Er zijn 3 lidwoorden.
Lidwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord.
De hond, het konijn, een olifant
1-2-3-4
2. ZNW = zelfstandig naamwoord = Namen van
mensen, dieren, dingen en planten
Nederlander, paard, tafel, tulp
[Let op: ook je eigen naam is een znw.]
3. BNW = bijvoeglijk naamwoord = Geeft een
kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan. Staat
meestal direct voor een zelfstandig naamwoord.
De vreemde Nederlander, wilde paarden,
een houten tafel, rode tulpen
4. VZ = voorzetsel = Vul in: …. de vogelkooi
Op, aan, na, tussen, …
2-3-4
5. ZWW = zelfstandig werkwoord = Geeft een
handeling aan.
Lopen, lezen, schrijven, …
2-3-4
6. HWW = hulpwerkwoord = Geeft geen handeling
aan. Staat alleen in een zin als er ook een zelfstandig
werkwoord in staat. Het hulpwerkwoord kun je
weglaten.
Hij heeft een boek gelezen.
3-4
7. KWW = koppelwerkwoord = De belangrijkste
KWW zijn: “zijn”, “worden”, “blijven”. Je kunt ze door
elkaar vervangen. Het KWW koppelt het onderwerp
aan een BNW of ZNW en komt alleen voor bij een
NWG.
Er kan maar één KWW in een zin staan.
Mijn broer is een voetbalfan.
(Mijn broer wordt een voetbalfan, Mijn broer
blijft een voetbalfan.)
Hij blijft de beste.
(Hij is de beste, Hij wordt de beste.)
2-3-4
8. PERS.VNW = persoonlijk voornaamwoord =
Verwijst naar een persoon, groep, voorwerp of
onzichtbare zaken.
Hij is weggegaan.
Het regent buiten.
Jullie zijn aan het werk.
2-3-4
9. BEZ.VNW = bezittelijk voornaamwoord =Geeft aan
dat het van iemand is (bezit).
Mijn fiets is gestolen.
Jullie auto is rood.
Zijn haar is geverfd.
2-3-4
10. WEDERKEREND VNW = wederkerend
voornaamwoord = Verwijst naar de persoon die het
onderwerp is (komt terug bij het onderwerp).
Hij scheert zich iedere dag.
Wij wassen ons iedere dag.
Ik schaam mij niet.
2-3-4
11. WEDERKERIG VNW =
wederkerig voornaamwoord =
Er zijn drie wederkerige voornaamwoorden.
Elkaar, mekaar, elkander
2-3-4
1-2-3-4
40
vervolg
3-4
12. VR. VNW = vragend voornaamwoord =
wie, wat, welke, wat voor (een).
Welke film vind jij leuk?
Sanne wil weten wie haar tas verstopt heeft.
3-4
13. AANW.VNW = aanwijzend voornaamwoord =
Kan in plaats van een lidwoord of alleen in een zin
staan. Je wijst daar de dingen mee aan. Er zijn er 4.
Het AANW.VNW. verwijst naar een woord of een
woordgroep dat er vlak na staat.
Die, deze, dit, dat
3-4
14. BETR.VNW = betrekkelijk voornaamwoord =
verwijst naar (heeft betrekking op) een woord of een
woordgroep dat er vlak voor staat (het antecedent).
De belangrijkste BETR.VNW zijn “die” en “dat”.
Het boek dat ik gelezen heb was spannend.
(antecedent = het boek)
De jongen die op de bank lag was moe.
(antecedent = de jongen)
3-4
15. ONBEP. VNW = onbepaald voornaamwoord =
verwijst naar iets vaags. Dit kunnen personen of
dingen zijn. Onbep. vnw zijn o.a.: iets, niets, iemand,
niemand, alles, men, wat, elk(e), ieder(een)
Men zegt dat zij alles kwijt is.
Kan dan niemand mij iets vertellen?
3-4
16. TELW. = Telwoord
a- Bepaald hoofdtelwoord = een getal/hoeveelheid,
je weet precies hoeveel
b- Onbepaald hoofdtelwoord = een hoeveelheid, je
weet niet precies hoeveel
c- Bepaald rangtelwoord = welke plek/volgorde, je
weet precies op welke plaats
d- Onbepaald rangtelwoord = welke plek/volgorde, je
weet niet precies op welke plaats
3-4
17. BIJW. = bijwoord = Woorden die je na stap 16
nog over hebt, zijn meestal bijwoorden
Die fiets is van mij.
Op die moeilijke vraag weet ik geen
antwoord.
a- Er zitten twee mensen op het bankje.
b- Er zitten wat mensen op het bankje.
c- Bij die wedstrijd is hij tweede geworden.
d- Bij die wedstrijd is hij laatste geworden.
Wij zijn ook welkom.
Wanneer kom je langs?
Hij weet niet hoeveel dat kost.
41
Omnummertabel Grote Bosatlas 52ste editie naar 53ste editie
GB52 > GB53
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
28
30
29
30
31
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
45
46
44
47
48
49
50
51
44
45
42
46
52
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
GB52 > GB53
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
58
59
60
61
62
63
68
64
66
67
69
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
86
87
90
91
88
89
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
GB52 > GB53
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
105
106
107
108
109
112
113
110
111
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
GB52 > GB53
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
187
184
185
186
188
189
190
191
192
193
221
222
194
195
196
217
197
198
GB52 > B53
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
199
200
201
208
209
203
206
207
204
205
212
213
216
197
198
199
214
215
216
217
218
219
216
214
215
223
238
239
240
241
242
243