Download File - Portfolio Aardrijkskunde Nele Mertens

LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Nele Mertens
Campus Heverlee
Hertogstraat 178
3001 Heverlee
Tel. 016 375600
www.khleuven.be
Vakkencombinatie: Aardrijkskunde / Biologie
Stagebegeleider DLO: Mevrouw H. Verstappen
School: Sint-Ursula Instituut
Les gegeven door: Nele Mertens
Onderwijsvorm: T-stroom
Vak: Aardrijkskunde
Richting: Handel
Onderwerp: Landbouw in Sub-Sahara Afrika
Klas: 3BCO/BEC
Vakmentor: Mr. Wim Jacobs
Lokaal: 2106
Datum/Data: vr 14/03/2014
Aantal leerlingen: 16lln
Lesuur/-uren: 2e lesuur: 9u30-10u20
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks
a) Eerste graad
Reliëf waarnemen en beschrijven dmv kenmerken en 3H’s.
Klimaat en vegetatie beïnvloeden de activiteit van mensen.
Temperatuur- en neerslagverschillen afleiden uit cijfers, kaarten en klimatogrammen.
Toeristische landschappen indelen in vormen van toerisme.
Vanuit satellietbeelden, landschapsfoto’s landbouwtypes kunnen afleiden
b) Tweede graad
Binnen het thema van ‘verschillen tussen agrarische regio’s’, bespreekt men als eerste de landbouw in SubSahara-Afrika.
De volgende regio’s zijn nog rijstteelt in Moesson-Azië en de commerciële graanteelt in Noord-Amerika.
De ecologische problemen van Sub-Sahara Afrika worden vooral in het 4e jaar besproken.
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is)
Gegevens in een atlas en verschillende thematische kaarten lezen.
Verschillende klimaat- en vegetatievormen onderscheiden adhv foto’s en klimatogrammen.
Grafieken ontleden en er de juiste informatie uit afleiden.
Op de wereldkaart de grote reliëfgebieden en rivieren, grote klimaat- en vegetatiezones van de wereld herkennen
en benoemen.
- Informatie halen uit satelietbeelden en landschapsfoto’s.
- De verschillende landbouwtypes adhv landschapselementen (akkerbouw, veeteelt, gemengde landbouw,
tuinbouw) omschrijven en herkennen op landschapsfoto’s.
- Kennen de verschillende landbouwtypes : akkerbouw, veeteelt, gemengde landbouw, tuinbouw,enz
-
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit
- Ze kennen de fair-trade producten of hebben toch zeker al gehoord van de oxfam-winkels.
- In de actualiteit rond de klimaatsverandering, wordt vaak aangehaald dat de mensen in Sub-Sahara Afrika het
nog moeilijker gaan krijgen om aan landbouw te doen.
- Er worden vele acties ondernomen om de 3e wereldlanden op economisch vlak te steunen. Sub-Sahara Afrika
wordt gerekend bij deze groep. (organisaties: Broederlijk delen, vredeseilanden, oxfam, sos-kinderdorpen,...)
- Tv-programma’s in dit gebied kunnen de leerlingen een beeld gegeven hebben: Vlaanderen Vakantieland, Dr.
Livingstone, National Geografic documentaires, Discovery Channel documentaires.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, …
- Er wordt een thema besproken dat het tegenovergestelde weergeeft dan wat zij in hun dagelijks leven gewoon
zijn. De welvaart, massaconsumptie wordt omgezet naar zelfvoorzienende landbouw en armoede.
- Leerlingen uit het 3e middelbaar kunnen zonder uitleg kaarten opzoeken in de atlas.
- Het is de 2e keer dat ik als stagaire voor deze klas sta en ik verwacht dat ze nog wat meer zullen doordrijven met
het testen van de leerkracht.
1
- De meeste leerlingen zijn redelijk geïnteresseerd in de lessen aardrijkskunde of werken toch zeker goed mee.
Anderen hebben wat meer motivatie en aansporing nodig om te participeren. De klas babbelt zeer graag en is
snel afgeleid. Ze springen vaak op feiten of stellen vragen die eigenlijk bijzaak zijn aan het hoofdonderwerp van
de les. Goed bewaken dat we niet te veel uitwijken.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING
- Voor dit thema heb ik gekozen voor een prezi in plaats van een klassieke powerpointpresentatie. Aan de ene kant
wil ik eens iets anders doen dan wat de leerlingen gewoon zijn, maar langs de andere kant geeft het een betere
structuur aan de lessen. Ik vertrek van een wereldkaart waarbij ik de 3 agrarische regio’s kan tonen en bij elk
nieuw hoofdstuk als het ware kan inzoemen. Heel het thema zal bevat worden in 1 presentatie waardoor je zelf
eens terug kan gaan naar een bepaalde figuur of oefening. Ook de leerlingen hebben alles bij elkaar wat
makkelijker zal leren. (Structureringsprincipe en aanschouwelijkheidsprincipe)
- De verschillende fysische factoren die bepalend zijn voor landbouwmogelijkheden worden in groepjes verwerkt.
Dit doe ik om tijd te sparen aangezien het een zeer uitgebreid hoofdstuk is, maar ook omdat het anders saai gaat
worden. Wanneer ik zelf of in een OLG de verschillende factoren één voor één zou overlopen ga ik de leerlingen
niet kunnen blijven motiveren. Nu moeten ze zelf volledig aan de slag en vertellen ze hun bevindingen aan de
rest. Enkel een korte bespreking en besluitvorming gebeurd achteraf klassikaal om duidelijk vast te zetten.
(Herhalingsprincipe, motivatieprincipe en activiteitsprincipe)
- Niet alle delen die in het werkboek beschreven staan moeten volgens het leerplan gezien worden. Deze
uitbreiding zie ik ook niet, of heb ik toch niet voorzien naar de lessenreeks toe. Ik beperk me tot de belangrijkste
en meest voorkomende landbouwtypes in Sub-Sahara-Afrika. Aan de andere kant wordt er weinig gezegd over de
economische toestand van de regio in het begin van de werkblaadjes. Hier ga ik wel al een beetje op in bij het
tonen van de beelden over traditionele landbouw en nomadische veeteelt. Het zijn immers niet alleen de fysische
omstandigheden die ervoor zorgen dat mensen in Sub-Sahara-Afrika het moeilijk hebben om rendabel aan
landbouw te doen. (Beperkingsprincipe)
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
Vakoverschrijdende eindtermen
Context 6: socio-economische samenleving
8
Geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen van armoede aan
Context 5: Politiek-juridische samenleving
12
Tonen het belang aan van internationale organisaties en instellingen.
Vakgebonden eindtermen
3
Aan de hand van voorbeelden horizontale en verticale ruimtelijke relaties herkennen.
4
De eigenheid van regio's beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken.
6
Aan de hand van regionale voorbeelden redenen opnoemen die de lokalisatie, de spreiding en de eventuele
wijzigingen verklaren van:
- landbouwactiviteiten;
- industriële activiteiten;
- tertiaire activiteiten.
12
Verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu.
Situering in het leerplan:
VVKSO, leerplan aardrijkskunde 2e graad T-stroom KSO/TSO, Brussel, 2012, D/2012/7841/019.
4.4 Verschillen tussen agrarische regio’s
2.1
De kenmerken van een traditioneel agrarisch landschap uit Sub-Sahara-Afrika (vroeger zwart Afrika
genoemd) beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken, via beelden, kaarten en
andere informatiebronnen.
Wenken:
Verticale relaties zijn in dit geval de relaties tussen het uitzicht van het agrarisch landschap en het reliëf, klimaat,
vegetatie, bevolkingsdichtheid, welvaart, scholingsgraad… Horizontale relaties zijn bijvoorbeeld de ligging van de akkers
ten opzichte van de woonkernen, de ligging van de afzetmarkt tot de velden …
2.2
De verticale en horizontale relaties herkennen in een landbouwlandschap. De landbouwactiviteiten verklaren
vanuit de kenmerken van het natuurlijk milieu en de menselijke omstandigheden (zoals bevolkingsdichtheid,
levenswijze …).
Wenken:
Als beeldmateriaal kan gedacht worden aan Google Earth of Virtual Earth (in combinatie met landschapsfoto’s) –
videofragmenten
–
You
Tube
–
de
Teleac
beeldbank
–
fragmenten
uit
een
realityprogramma.
Het gaat voornamelijk om beeldmateriaal dat volgende aspecten van de landbouw in Sub-Sahara-Afrika (vroeger zwart
Afrika genoemd) illustreert: zelfvoorzienend – traditioneel – arbeidsintensief – (eventueel plantagelandbouw).
2
Om leerlingen gericht te leren kijken naar beeldmateriaal kunnen waarnemingslijstjes gemaakt worden waarbij ze de
kenmerken van een aantal elementen kunnen aanstippen.
Volgende zaken kunnen hierin opgenomen worden:
 plantengroei;
 grootte van de akkers;
 uitzicht van de akkers;
 landbouwmethodes;
 soorten gewassen.
Voor het leggen van de relatie tussen de traditionele landbouw en het natuurlijk milieu en de menselijke omstandigheden
dient best vertrokken te worden vanuit de overzichtskaarten die in het eerste thema werden aangebracht. Er wordt nu
verder ingezoomd op bepaalde aspecten zoals klimaat, reliëf, bevolkingsspreiding en ontwikkelingsgraad.
Natuurlijk milieu:
De beelden van de vegetatie worden in verband gebracht met klimatogrammen en kaarten uit de atlas.
Via nieuwe beelden verkennen de leerlingen de natuurlijke plantengroei en het verband met het klimaat in Afrika. Hierbij
kunnen ze foto’s situeren op de juiste plaats op de kaart aan de hand van de atlas. Een toepassing van dit idee zou een
virtuele vlucht kunnen zijn via Google Earth of Virtual Earth van Caïro naar Kaapstad, waarbij via het fotomateriaal de
kenmerken van de plantengroei (en dus het klimaat) kunnen afgeleid worden.
De leerlingen komen tot het besluit dat:
 de klimaten op de beide halfronden in Afrika gespiegeld liggen t.o.v. de evenaar;
 er geen 4 seizoenen zijn in Afrika (op het uiterste noorden en zuiden na) maar wel seizoenen op basis van neerslag,
dus: droog – nat seizoen;
 de mens zich aanpast aan het klimaat bv. landbouwkalender, trek van de nomaden in de loop van een jaar.
Menselijke omstandigheden:
De beelden van de menselijke activiteiten en levensomstandigheden worden in verband gebracht met statistisch materiaal,
grafieken, diagrammen …
Belangrijk hierbij is om naast het cijfermateriaal ook de gegevens van België te geven zodat een vergelijking met onze
situatie mogelijk is.
ALGEMEEN LESDOEL
Sub-Sahara-Afrika situeren in de wereld en de landbouwmogelijkheden ervan uitvoerig verklaren door het klimaat,
vegetatie en neerslaghoeveelheid te onderzoeken.
SCHOOLAGENDA
Landbouw in Sub-Sahara-Afrika p12-23
BRONNEN















ANNEMIEVIDEOBLOG, Youtube, 2014-03-14, (http://www.youtube.com/watch?v=YhtiZ55ZJX8).
COX, K., Werkmap aardrijkskunde handleiding - Hoofstuk 2: Landbouw in Sub-Sahara Afrika, Werkgroep
didactische middelen, 2e graad, 3e jaar, 2010, 75 pagina’s. (bijhorende slides:
http://www.wdm.be/Ondersteuning/3A/Index.html).
DORLING, D., NEWMAN, M., BARFORD, A., Atlas van de dagelijkse wereld, ons bestaan in kaart gebracht,
Kosmos Uitgeverij, Utrecht/Antwerpen, 2008, 400pagina’s.
GOYVAERTS, E., VERSPAGEN, F., HELSEN, B., Horizon 3, Plantyn, Mechelen, 2010, 128 pagina’s.
NEYT, R., e.a., Geogenie 3, De Boeck, Antwerpen, 2010, (p.108-126).
Red., 11.11.11, internet, 2013-06-15, (http://www.11.be/11/visie/tag/list/).
Red., Broederlijk Delen, internet 2013-06-15, (http://www.broederlijkdelen.be/wat-we-doen/2012-09-18-13-5542#.Ub3O5Pm9A4c).
Red., Fair Trade, internet, 2013-06-15, (http://www.fairtrade.nl/ons-verhaal).
Red., KMI-Klimatogrammen, internet, 2013-05-24, (http://kmi.be/meteo/view/nl/6042865Klimaat+in+de+wereld.html).
Red., Oxfam Novib, internet, 2013-06-15, (http://www.oxfamnovib.nl/onze-strategie.html).
Red., Vredeseilanden, internet, 2013-06-15, (http://www.vredeseilanden.be/wat-we-doen).
Red., Wikipedia, internet, 2014-03-12, (http://nl.wikipedia.org/wiki/Slenk_(geologie)).
VAN HECKE, E., VANDERHALLEN, D., CALLEMEYN, J., Plantyn Algemene Wereldatlas, Plantyn, Mechelen, 2012,
191 pagina’s.
VAN HECKE, E., VANDERHALLEN, D., SLEGERS, L., e.a., Zenit 3 – Leerwerkboek aso, Uitgeverij Pelckmans,
Kapellen, 2010, 144 pagina’s.
VAN HECKE, E., VANERHALLEN, D., e.a., Wereldvisie 3 –Leerplan aso, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2008, 104
pagina’s.
LEERMIDDELEN & MEDIA
-
Prezi (handouts in bijlage) Niet alle slides zullen gezien worden maar bevatten beelden wanneer verduidelijking
nodig is.
Pointer
Mapjes per groep voor fysische omstandigheden
Atlas
3
Didactisch lesontwerp
KRACHTIGE LEEROMGEVING
Leerdoelen
Lesfasen
& timing
Instapfase
3’
Onderwijs- en leeractiviteiten
Media
Leerinhoud
Lln zetten naamkaartjes op de bank, nemen hun werkboek
erbij en de atlas.
OLG – probleemstelling opbouwen
 Vorige les hebben we deze kaart ingevuld. Wat hebben Kaart pijlen
we daaruit kunnen besluiten?
voedsel uit de
 Waar komt ons eten vandaan?
wereld
 Kunnen we kiezen wat we eten?
 Moeten we nog zelf alles telen?
Ons eten wordt wereldwijd geproduceert. Maar er zijn
bepaalde voorwaarden verbonden aan het kunnen
produceren van bepaalde landbouwproducten. En daar
gaan we ons de volgende weken mee bezig houden.
Probleemstelling:
Lesfase 1:
Landschapselementen uit een
3’
beeld halen en bij de
vaststellingen een
hypothese vormen.
(C5)
Welke verschillende agrarische regio’s bestaan er en
waarom zijn ze zo verschillend van elkaar?
We starten met de eerste agrarische regio namelijk SubSahara-Afrika
OLG – Traditionele landbouw
 Wat valt je op aan de foto’s voor deze agrarsiche
regio?
 Hoe gaan de mensen te werk?
 Hoe zien de velden of hun landbouwproducten
eruit?
 Is het zware arbeid die ze verrichten?
Foto’s
verschilldende
vormen LB SubSahara-Afrika
WAT?
Traditionele
landbouw
=
Bij
deze
landbouwvorm
wordt
nog
gewerkt
met
eenvoudige hulpmiddelen en technieken. Het
werk is over het algemeen zwaar en levert een
lage productie per hectare op. De kennis is van
vader op zoon overgebracht.
In deze agrarische regio kunnen we zelfs nog 3 types van
landbouw onderscheiden. De meest overkoepelende is de
traditionele landbouw (def!) waaronder ook nomadische
veeteelt
valt.
Daarnaast
hebben
we
nog
de
plantagelandbouw.
Lesfase 2:
3’
Ik heb al een aantal keer over Sub-Sahara-Afrika
gesproken maar wat bedoelen we daar nu juist mee?
OLG – oefening 4 p.12
 Wat is de ‘Sahara’?
 Een land, een stad, een regio,...?
WAAR?
2.1 Situering
Referentiekaart
Afrika
Sahara is een zandwoestijn in het noorden van
het Afrikaanse continent.
4
Sub-Sahara Afrika
situeren op een
wereldkaart ten
opzichte van de
referentielijnen. (C4)







De 3 verschillende
ladbouwgebieden
van Sub-Sahara
Afrika op een kaart
aanduiden. (C2)
Een opgave lezen en
volledig zelfstandig
de opdracht
uitvoeren en
verantwoorden naar
de medeleerlingen
toe. (M2d)
Noorden van Sahara = Arabische wereld
Zuiden van Sahara = Sub-Sahara-Afrika
Welke breedtecirkel loopt er centraal door het
afrikaanse continent?
Welke breedtecirkel loopt ten noorden van de evenaar?
Op de grens tussen Arabische wereld en Sub-SaharaAfrika
Welke breedtecirkel loopt er ten zuiden van de
evenaar?
Breedtecirkels
Centraal = evenaar
Zuidelijk = Steenbokskeerkring = zuidelijke
keerkring
Noordelijk = Kreeftskeerkring = noordelijke
keerkring
Hoe is Afrika gelegen tegenover de evnaar?
Hoe kan je Afrika situeren tegenover de keerkringen?
Afrika ligt centraal tegenover de evenaar.
Afrika ligt ongeveer tussen beide keerkringen.
Zoals je kan zien op het kaartje zijn er vele gebieden met Kaart soorten
een verschillende vorm van landbouw. Ondanks deze landbouw in Afrika
verschillende vormen blijft het wel de belangrijskste bron
vna inkomsten voor de Afrikanen.
Lesfase 3:
In groep
samenwerken om
tot een besluit te
komen rond de
fysishe toestand in
Sub-Sahara-Afrika.
(A3)
In welke kader moet ik dan Sub-Sahara Afrika
schrijven?
Welke regio bevindt zich ten noorden van de Sahara?
10’
Hoe het nu komt dat we in Sub-Sahara-Afrika vooral
traditionele landbouw en plantagelandbouw terugvinden
gaan jullie in groepjes onderzoeken.
GROEPSWERK – fysische omstandigheden
Organisatie
: Leerlingen worden in 4 groepjes van telkens 4lln
samengezet.
: Ze krijgen telkens een bundeltje met de
opdracht vooraan uitgelegd + extra bronnen als
foto’s, grafieken, kaarten,...
: Groep vegetatie, Groep klimaat, Groep
neerslag, Groep teeltkalender
WAAROM DAAR?
2.2 Fysische omstanidgheden
Slide afspraken
Doel: Lln gaan zelf opzoek naar een verklaring
waarom men in Sub-Sahara-Afrika met die
traditionele landbouw kan werken.
-> ‘verbetering’ via OLG maar eigenlijk
besluitvorming en uitwerking op smartschool overschrijven
DOCEREN – termen breukgebied
Aanvulling aspect reliëf – delen van het breukgebied
Lkr brengt begrippen slenk, horst en breuklijn aan.
Figuur breuk p109
+ google earth
vulkanen
5
8’
Met behulp van atlas
belangrijke
reliëfgebieden in
Afrika aanduiden op
een reliëfkaart.
(M2a)
Interpreteren van
klimatogrammen en
ze in verband
brengen met
mogelijkheid tot
landbouw in SubSahara Afrika. (C5)
OLG – klein besluit groepswerk
Reliëf
Slide 3 kaarten bij
 Welke reliëfvorm overheerst in Afrika?
elkaar
 Is deze geschikt om aan landbouw te doen?
 Welke landschapselementen zijn nog gunstig voor de
landbouw?
 Kan men enkel regenwater gebruiken of zijn er
andere mogelijkheden?
Neerslag
 Is de neerslag verdeling overal gelijk in Sub-SaharaAfrika
 In welk deel valt de meeste neerslag?
Vegetatie
 Kan je aan de hand van de reliëfkaart en de
neerslagkaart
verklaren
waarom
we
tropisch
regenwoud terugvinden in het westen van SubSahara-Afrika?
 Waarom hebben we dan in Somalië, ten oosten van Kaart vegetatie
Sub-Sahara-Afrika dit niet terugvinden?
Eerste besluit wordt gevormd.
Economisch
Vanuit de actualiteit kan je wel iets afleiden over de
enomische stand van zaken in de meeste Afrikaanse
landen.
 Hebben ze dus voldoende geld om spullen aan te
kopen?
 Gaan ze snel een tractor of dorser (kunnen) kopen?
Reliëfvorm = plateau -> geschikt voor landbouw
mits voldoende regen en niet te hoog gelegen.
Er zijn vele rivierbekkens die zorgt voor
watervoorraad.
Zeer ongelijke verdeling van de jaarlijkse
neerslag. Vooral westelijk deel van het
evenaarsgebied zeer nat. Meer naar noorden en
zuiden neemt het af. Oosten zeer droog!
Oost-Afrika is hoger gelegen (Oost-Afrikaans
breukgebied) en heeft dus lagere temperaturen
en een bergvegetatie in etages. De top van de
Kilimandjaro is zelfs bedekt met sneeuw.
[Ook zijn er de winden die vooral van W naar E
waaien en dus hun waterdamp reeds verloren
hebben voor ze hier aankomen.]
+ economische omstandigheden! (extra)
Ze zitten in een visieuze cirkel waar ze zeer
moeilijk uit geraken: Hebben klein start kapitaal
-> weinig investeren in machines, nieuwe zaden,
meststoffen -> lage opbrengst -> ...
Besluit aanvullen met economische visie.
Lesfase 4:
3’
De 3 factoren die
bepalen of je aan
landbouw kan doen,
opschrijven en
toelichten met het
voorbeeld van SubSahara-Afrika.
(C2+C4)
Nu we de fysische en econische omstandigheden beter
kennen, kunnen we misschien beter begrijpen waarom er
vooral traditionele landbouw plaatsvindt in Sub-SaharaAfrika.
OLG- Landbouw in de Savanne oef 9 p.16
Dit is een klimatogram van Ouagadougou
 Van welk land is dit de hoofdstad?
 Waar ligt Burkina Faso op het afrikaanse continent?
 Waar ligt Burkina Faso ten opzichte van de evenaar en
keerkringen?
Slide ‘Wat’
WAT? (vervolg)
2.3 Traditionele landbouw
1) Landbouw in de Savanne
Traditionele
landbouw – In de
Savanne met
klimatogram
Ouagadougou – Burkina Faso
Ten westen van contintinent, Ten zuiden van
rivier Niger
Ligt mooit in het midden tussen evenaar en
noordelijke keerkring.
Note: Mensen van het groepje ‘vegetatie’ hebben deze
oefening reeds gemaakt!
6
Welk klimaattype vinden we hier terug?
Als we verder van de evenaar weg gaan, wordt het
regenseizoen dan langer of korter?
 Welke vegetatietypes vinden we terug in Sub-SaharaAfrika?
 Waarom is landbouw zo moeilijk in Burkina Faso?
 Wat moeten de mensen doen om het hele jaar door
toch voedsel te hebben?
We hebben daarstraks een definitie gegeven van wat
traditionele landbouw inhoud maar we kunnen het ook in
een diagram weergeven.
OLG – oef 10 p.20-21 (leven en werken in Burkina
BORD:
Faso)
Iedereen leest in stilte aangeduide stukje tekst.
Ondertussen hangt 1 groepslid de juiste kaartjes in de
teeltkalender op bord.
 Kijk nog eens terug naar het klimatogram van Burkina Teeltdiagram
Faso op p.16 om te zeggen welke maanden de natte
maanden zijn?
 Kan iemand van het groepje dat deze opdracht
gemaakt heeft in eigen woorden uitleggen wat een
teeltkalender juist is?
De lln mag nu kort uitleggen waarom ze voor een bepaalde
volgorde van kaartjes gekozen hebben.
 Is de rest akkoord met deze volgorde?
BORD (kaartjes):
 Zijn er nog aanvullingen in zijn/haar uitleg?


Lesfase 5:
In eigen woordene
en verklaring
opschrijven waarom
een bepaald
landbouwtype
voorkomt een
welbepaalde plaats.
(C3)
5’
Enkele van deze activiteiten staan ook afgebeeld naar de
teeltkalender.
 Wat zijn ze aan het doen in de eerste figuur?
(zo worden de andere figuren overlopen)
Foto’s landbouw
activiteiten
Klimaattype: warm met lang nat seizoen
Verder van evenaar = korter regenseizoen
Vegetatietypes: steppe en savanne
Hoeveelheid neerslag is niet goed gespreid.
Ze moeten voedselreserves aanleggen.
2) Teeltkalender
Natte maanden: mei, juni, juli, augustus en
september
Teeltdiagram = geeft aan wanneer een
bepaald gewas gezaaid, gepoot/geplant en
geoogst kan worden.
Grondbewerking+hakbouw -> zaaien en planten
-> onderhoud en wieden (3x) -> oogsten –>
oogst opslaan in voorraadhutten -> braak (3x)
-> ontginnen van nieuwe akkers door het kappen
van bomen -> afbranden van planten
Brandcultuur – hakbouw – planten –
wieden/oogsten - opslag
Slot:
Volgende les gaan we nog verder met de tradtitionele
landbouw en hebben we het ook over de
plantagelandbouw.
7
BORDSCHEMA
Maand
A
M
J
J
A
S
O
N
D
J
F
Neerslag activiteit
Grondbewerking – hakbouw
////////
Zaaien en planten
////////
Onderhoud - wieden
////////
Onderhoud - wieden
////////
Onderhoud - wieden
////////
Oogsten
Oogst opslaan in voorraadhutten
Braak
Braak
Braak
Ontginnen van nieuwe akkers door
kappen van bomen
M
Afbranden van planten
8